Investeringen
Door William Marrion Branham1 Dank u zeer. Ik acht dit beslist één van de hoogtepunten van mijn leven om hier in deze grote stad New York te zijn om tot deze afdeling, of afdelingen liever gezegd, te spreken; om deze tijd te hebben om met mijn bedienende broeders op het podium te zitten en om te spreken tot de zakenmannen en -vrouwen van deze stad, over onze Here Jezus Christus. Ongetwijfeld kennen velen van u Hem, gezien uw reacties deze morgen en hoe u zich verheugt en Hem prijst voor Zijn goedheid en genade.
2 Ik voel me hier behoorlijk klein om hier te staan bij deze welbekende sprekers, en hier te moeten staan om tot dit gehoor te spreken; want ik ben niet bepaald zo'n echte spreker, zoals ik altijd zei dat ik een reserveband ben. U weet dat je een reserveband gebruikt als je een lekke band hebt; maar we hebben in het geheel geen lekke band, maar ze laten de reserveband een paar minuten rijden, naar ik aanneem.
3 Ik merkte een paar ogenblikken geleden in mijn ziel en gedachten iets op over de... over het dragen van de vruchten van de Geest, zoals een van de broeders die opmerking maakte over "vrucht dragen". Weet u, wij kunnen geen vruchten produceren. Wij moeten vruchten dragen. Kijk, een schaap produceert geen wol, maar omdat hij wol heeft en wol draagt is hij een schaap. Daarom draagt hij wol. Dat is de enige manier waarop wij ooit Christenen kunnen zijn, niet omdat we de naam hebben of proberen iets op te werken, het produceren. Als schaap draag je eenvoudig wol. Als Christen draagt u eenvoudig de vruchten. Ja.
4 En terwijl we hier zitten, weet ik dat onze tijd beperkt is in deze samenkomsten.
5 Er is nog een reden waarom we deze keer in New York zijn en het speet mij dat ik niet in staat was naar die conferenties te komen. Een zeer dierbare vriend van mij begreep mij verkeerd toen hij zei: "Zou u willen spreken op de conferentie in New York?" Meneer Williams. Ik woon in Tucson, Arizona; hij woont in Phoenix, Arizona, ongeveer tweehonderd kilometer bij elkaar vandaan. En ik zei: "Ja, ik zal daar in november zijn, ik vind het fijn om dat te doen"; om broeder Nelson, broeder Sweet en mijn vrienden hier te ontmoeten. Toen kwam ik erachter dat het oktober was. En in oktober zou ik in Alaska zijn, dus was ik tamelijk ver uit de buurt van New York op dat ogenblik.
6 Maar nu heb ik dan het voorrecht om hier te komen met broeder Vick van de Rotskerk en de predikers en we bevinden ons hier in het Marc Auditorium waar we een geweldige tijd hebben gehad deze week, om het Koninkrijk van God onder ons te zien. Daar zijn wij zo blij over. En dan komen we nu vanmorgen tot deze tijd waar wellicht mannen, zakenmannen en -vrouwen bijeen zitten uit allerlei soorten levensrichting: Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, Katholieken en wat nog meer.
7 Het doet me denken aan vele jaren geleden, toen ik werkte op een veehouderij in Colorado. Ik was... we zouden het vee wegbrengen. De Hereford Association begraast de vallei en het wordt de Troublesome River Hereford Association genoemd. Onze kleine boerderij lag aan het begin van de rivier. En we hadden de Oost en West Fork en wij begraasden de Oost Fork. En als het dan voorjaar werd, haalden we het vee uit de weide en brachten het naar het Arapaho Forest, waar de Association graast.
8 Nu, het is een Hereford Association. Er horen daar veel mensen bij in de Association die Hereford-vee fokken. En als uw boerderij twee ton hooi kan opbrengen, dan is het u toegestaan door het brandmerk om een koe gedurende de zomer op de weide te laten grazen, zodat uw hooi kan groeien terwijl zij het land irrigeren, om ze gedurende de winter van voer te voorzien.
9 Terwijl wij dan in het voorjaar het vee verzamelden en het op het weidegebied bijeen dreven [Engels: "round-up" – Vert], dan was daar een omheining. De omheining is er om te zorgen dat het vee niet terug kan dwalen naar privé bezit, het is op het gebied van de staat. En de veehouder ["ranger" – Vert], staat altijd bij de omheining en hij let op het vee terwijl het voorbij komt. Wel, er zijn vele brandmerken die door die opening of dat hekje gaan.
10 Daar had je, wel, meneer Grimes is een van de grote veeboeren, hij had wat wij de Diamantstaaf noemen. Hij had een paar duizend stuks vee. En de Kalkoenpoot en de Luie K en daar nog veel meer van. Die gingen er doorheen.
11 Dikwijls stond ik, of zat ik liever gezegd, op het zadel, met mijn been over de knop van het zadel en lette op die ranger terwijl hij naar dat vee keek dat voorbij kwam. En het verbazingwekkende was dat hij nimmer lette op de brandmerken op het vee. Dat deed hij niet. Ze moesten allemaal Herefords zijn, anders kwamen ze er niet in. En het enige waarin hij was geïnteresseerd was of het een Hereford was of niet; niet welk soort brandmerk zij droegen. Er was een bloedmerk in het oor dat aantoonde dat zij Herefords waren.
12 En ik dacht daar zo aan, dat het op die manier zal zijn bij de grote "round-up" van die geweldige binnenkomst in Gods Koninkrijk. Hij zal niet op het brandmerk letten, of we Methodisten, Baptisten of Presbyterianen zijn. Maar Hij zal op het Bloedmerk letten. Dat is het, we moeten allemaal het Bloedmerk hebben: "Want als Ik het Bloed zie, zal Ik aan u voorbij gaan." Mensen hebben geprobeerd door onderricht de mensen in Jezus Christus te brengen; wij hebben geprobeerd ze door onderwijs er in te brengen. Maar God heeft één manier, dat is onder het Bloed, daar hebben we dingen gemeenschappelijk.
13 Enige tijd geleden zou een echtpaar gaan scheiden. En de rechter vertelde hun dat ze beter maar konden gaan om hun bezittingen te verdelen voordat de scheiding werd toegestaan, omdat er niets van over zou blijven als de advocaten er beslag op zouden leggen. Hij was toevallig een persoonlijk vriend van hen. En ze gingen een kamer binnen, de huiskamer, de man en zijn vrouw en ze verdeelden de spullen en ruzieden over wat daarin was. En in de volgende kamer ruzieden ze weer. Tenslotte kwamen ze boven op zolder, een oud vlierinkje, waar ze een koffer vonden en ze verdeelden de spullen die er in zaten; de één strekte zich uit en greep: "En dat is van mij! En dit is van mij!"
14 Tenslotte tilden ze een ding omhoog en ze graaiden er beiden naar. En terwijl ze ernaar grepen, raakten ze elkaars handen. En onder die handen bevonden zich een paar babyschoentjes die het resultaat waren geweest van hun huwelijk, maar God had de kleine naar huis gehaald. Niet één kon het opeisen want het behoorde hun beiden toe. Ze hadden iets gevonden dat ze samen bezaten. En daar, terwijl ze elkaar aankeken, duurde het niet lang of ze lagen in elkaars armen. En de scheiding werd niet doorgezet, ze konden het annuleren, omdat ze iets vonden dat ze gemeenschappelijk bezaten.
15 Ik denk dat dit het is wat wij zouden moeten vinden. Er is één ding. We mogen niet allemaal overeenstemmen als Methodist of Baptist of Pinksteren of zo, maar er is één ding dat we gemeenschappelijk hebben en dat is Jezus Christus; Hem hebben wij gemeenschappelijk.
16 Iemand vroeg mij enige tijd geleden iets, en zei: "Waarom hangt u rond bij deze Volle Evangelie Zakenlieden? Men verwacht dat u een prediker bent."
Ik zei: "Wel, ik ben een zakenman."
Hij zei: "Een zakenman?"
Ik zei: "Ja zeker, ik ben – ik ben een zakenman."
Hij vroeg: "In welke zaken doet u?"
Ik zei: "Eeuwig leven zekerheid." Dat is juist. [De zaal klapt – Vert]
17 Ik zei niet verzekering, ik zei "zekerheid". Als iemand van u geïnteresseerd is in de polis, ik ben beslist verheugd om het er direct na de dienst met u over te hebben.
18 Het doet me denken aan iemand – ik zat nog als jongen op school – die we kenden en een zeer fijne vriend was, en hij was een verzekeringsagent. Hoe dan ook, niets tegen verzekeringen nu, maar ik heb geen enkele aardse verzekering. Maar enige tijd geleden zei deze jongeman... Zijn broer is ook een Baptistenprediker en hij schrijft artikelen in de Boven... voor de Bovenzaal. En hij kwam naar mijn huis en hij zei: "Wel Billy, ik vind het echt fijn om je weer eens te zien."
Ik zei: "Ga zitten, Wilmer."
19 We begonnen te praten en ik wist waarvoor hij kwam. Ik heb een broer die verzekeringen verkoopt, maar toch nam ik er nooit een. Dus nadat we een poosje hadden gepraat, zei hij: "Ik begrijp, Billy, dat je geen enkele verzekering hebt", zei hij, "en ik dacht dat ik misschien met jou over een polis zou kunnen praten. En..."
20 "O", zei ik, "dank je, Wilmer, maar ik heb een afbetaalde polis."
21 En hij zei: "O, neem me niet kwalijk." Hij zei: "Welk soort polis heb je, Billy?"
En ik zei: "Eeuwig leven."
22 En geloof het of niet, de jongen zei: "Ik geloof niet dat ik die maatschappij ken." Hij zei: "Waar is het hoofdkantoor?"
Ik zei: "In Glorie."
"O", zei hij.
Ik zei: "Het is:
Gezegende zekerheid, Jezus is mijn!
O, wat een voorsmaak van Goddelijke heerlijkheid!
Ik ben een erfgenaam van verlossing, vrijgekocht door God,
Geboren uit Zijn Geest en gewassen in Zijn Bloed."
23 "O", zei hij, "dat is erg fijn, Billy, maar dat brengt je niet hier op het kerkhof."
24 "Maar", zei ik, "het zal me eruit halen." Ik ben niet bezorgd om er in te komen. Ja, amen. Ik ben niet bezorgd om er in te komen. De zaak is om er uit te komen.
25 Dus ik ben blij om deze verzekering te hebben dat ik er uit zal komen. Want Hij die de polis opmaakte – dat wij er allen uit kunnen komen – deze verzekering heb ik in mijn hart ontvangen, dat ik ben overgegaan van dood in leven. En ik weet dat Hij mij er op een dag uit zal brengen.
26 Voordat wij nu het Woord benaderen, zou ik graag willen dat wij onze hoofden buigen en een ogenblik tot de Auteur spreken, als u wilt.
27 En terwijl wij onze hoofden hebben gebogen en uw ogen gesloten, vertrouw ik erop dat onze harten ook gebogen zijn in Zijn tegenwoordigheid. Ik vraag mij op dit moment af, of er hier binnen iemand is die zo'n verzekering over de opstanding nog niet echt bezit deze morgen, verborgen in de kluis van uw hart, die in gebed gedacht zou willen worden? Wilt u nu, zonder dat iemand kijkt, even uw handen opsteken en zeggen: "Sluit mij erbij in, broeder." Dank u, dank u. De Here zegene u. Tientallen handen, terwijl wij bidden.
28 Allergenadigste God, eeuwige Vader van onze Here Jezus Christus, die Hem op de derde dag na Zijn kruisiging opwekte voor onze rechtvaardiging, Hem aan ons heeft voorgesteld in de vorm van de Heilige Geest, die nu komt om onze harten te zegenen en aan ons de dingen te bedienen waar we in deze levensreis behoefte aan hebben.
29 Wij zien deze handen die omhoog gingen, Here, en beseffen dat er deze morgen een grote nood onder ons is. En ik bid, God, dat U niet één van deze mensen hier uit laat gaan zonder deze verzekering dat hun zonden onder het Bloed zijn en dat zij wederom geboren en in Gods Koninkrijk verzegeld zijn door de Heilige Geest. Sta het toe, Vader.
30 Zegen ons dan als wij naar Uw Woord luisteren. Wij weten dat Uw Woord waarheid is en buiten dat bestaat er geen waarheid. En wij bidden, Vader, dat Uw Woord vandaag een werkelijkheid zal worden. Want er staat geschreven: "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden en woonde onder ons. Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer!"
31 En Hij heeft ons verteld dat wij de werken die Hij deed eveneens zouden doen, omdat Zijn leven in ons is. En wij bidden, Vader, dat dit vanmorgen voor ons allen een duidelijk begrip zal worden. Als wij vanmorgen zouden belijden dat Shakespeare in ons leeft, dan weten wij dat wij zijn werken zouden doen, namelijk gedichten schrijven. Als de werken, of het leven liever gezegd, van Beethoven in ons leefde, dan zouden we een Beethoven zijn, we zouden liederen componeren. Maar als wij belijden dat het leven van Jezus Christus in ons is, eeuwig leven, dan zal het leven zelf getuigen wat we zijn. En zoals de broeder ervan sprak, van het "dragen van de vruchten", zo weten wij dat Christus' leven in ons het bewijs zal leveren dat Hij daar is. Dus wij bidden deze morgen dat U die ervaring aan ieder van ons wilt toestaan, terwijl wij wachten.
32 Om het Woord te openen, wij kunnen het niet openen. Wij kunnen de bladzijden omslaan en lezen, maar slechts de Heilige Geest kan het Woord nemen en het aan onze harten toebedelen naarmate wij dat nodig hebben. En wij prijzen U in nederigheid, want wij vragen het in Jezus' Naam, Uw geliefde Zoon. Amen.
33 Ik zou het fijn vinden als u uw Bijbel had; meestal houden mensen ervan de samenkomst te bezoeken om dan te luisteren naar wat de prediker leest. Want uiteindelijk is het Woord van God de waarheid. Er bestaat geen andere waarheid die die plaats kan innemen. Het is allemaal waarheid. Het Woord is God, het is God in lettervorm.
34 Op een dag zal God de wereld gaan oordelen door Jezus Christus. Wij weten dat.
35 Hij kan haar niet oordelen door een kerk. Als dat zo zou zijn, zou de Rooms-katholieke zeggen: "Hij zal haar door onze kerk oordelen", wat dan met de Grieks-katholiek? De Methodist zegt: "Hij oordeelt haar door onze kerk", hoe zit het dan met de Baptist? Dus u ziet dat er teveel verschillen zijn.
36 Er moet één standaard zijn. En als Jezus Christus het Woord is, dan zal Hij haar oordelen door het Woord. Dus wat God ook heeft gezegd in Zijn Woord, daar leven wij bij. "De mens zal niet leven van brood alleen, maar van ieder Woord dat uit de mond van God voortkomt."
37 Laten we Markus opslaan, het tiende hoofdstuk, en een gedeelte van de Schrift lezen.
38 En terwijl u het opzoekt zou ik u willen uitnodigen naar de gehoorzaal te komen. Maar gisteravond heb ik een treurige zaak gezien, juist toen ik van de taxi kwam, of uit de taxi stapte, liever gezegd, om naar de preekstoel te gaan. Er liepen letterlijk honderden mensen over straat waarvan velen huilden omdat ze bij de gehoorzaal waren weggestuurd. Er was geen plaats. Het spijt ons dat we geen grotere plaats konden vinden. Maar we hopen op een dag dat we allemaal kunnen komen om elkeen te zien... als we dat niet kunnen, dan zullen we elkaar over de grens ontmoeten, precies aan de andere kant.
39 Nu, (het zeventiende of) het tiende hoofdstuk, te beginnen met het zeventiende vers, slechts voor een kleine tekst om van daaruit een conclusie te trekken of een samenhang, waarvan wij vertrouwen dat God ons die zal geven.
En toen Hij op weg ging, liep iemand op Hem toe, viel op de knieën en vroeg Hem: Goede Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?
En Jezus zeide tot hem: Waarom noemt gij Mij goed? Niemand is goed dan God alleen.
Gij kent de geboden: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, gij zult niets ontvreemden, eer uw vader en moeder.
Hij zeide tot Hem: Meester, dat alles heb ik in acht genomen van mijn jeugd af.
En Jezus, hem aanziende, kreeg hem lief en zeide tot hem: Eén ding ontbreekt u, ga heen, verkoop al wat gij hebt en geef het aan de armen, en gij zult een schat in de hemel hebben, en kom hier, neem het kruis op, en volg Mij.
Maar zijn gelaat betrok bij dat woord en hij ging bedroefd heen, want hij bezat vele goederen.
40 Ik wil dat u van deze jongeman opmerkt dat hij geen atheïst was. Er wordt verondersteld dat hij een gelovige was en een kerklid. En vanmorgen zou ik gedurende de volgende paar ogenblikken – ik weet niet hoeveel tijd mij wordt toegestaan – maar ik zou tot u over een paar Schriftplaatsen willen spreken die ik hier heb opgeschreven over het onderwerp Investeringen.
41 Ik geloof dat iedere zakenman geïnteresseerd behoort te zijn in enige goede investeringen. En ik neem aan dat wij tot enige zakenlieden spreken van deze geweldige, beroemde stad New York. En een ieder die een investering kan doen die hem zal helpen, zou daarin geïnteresseerd moeten zijn. Welnu, we hebben allerlei soorten investeringen, maar de investering waar ik vanmorgen naar vraag... U zou er heel wat goede hebben kunnen doen, maar deze is de beste die u zou kunnen maken. Ik – zoals ik juist heb aangehaald – ik ben een agent voor eeuwig leven.
42 Het is geen goede zaak om te gokken en het erop te wagen. Onze broeder hier sprak er zojuist over hoe hij naar die gelegenheden ging en gokte. Dat is het er op wagen. Een goede, verstandige zakenman zou dat niet doen. Hij behoorde het hoe dan ook niet te doen. Het is een gok. U zou opeens failliet kunnen zijn met zoiets dergelijks.
43 Vervolgens zou een goede, verstandige zakenman, of een goede, verstandig denkende zakenman nimmer investeren in "in één klap" rijk worden; de een of andere ongevestigde firma, om in te investeren. Dat zou hij, een goede, verstandige, nadenkende zakenman, en vrouwen, naar ik aanneem die u bent, nooit doen.
44 Dit "in één klap" rijk worden. Ik had eens een vriend die zijn spaargeld op een bank had staan waar hij een beetje rente van kreeg en iemand kwam langs met een voorstel om het handiger te doen. Weet u, we horen daar vandaag zoveel over, om de zaak handiger aan te pakken. De wereld is er vol mee; reclame op de televisie, radio en in kranten. En hoe vallen de Amerikaanse mensen daar voor!
45 Hier lang geleden luisterde ik naar een aanbeveling van een vrouw, of, ze sprak op de radio. Ik zat in mijn auto, ging ergens naartoe en er werd gezegd: "Gebruik dit fijne vaatwaspoeder", een bepaald soort. "U hoeft de borden zelfs niet af te wassen. U doet ze er in, schenkt er wat in, beweegt ze op en neer; en het is niet meer wassen, wringen, drogen; niets meer." En het was een van de geweldigste dingen die de wetenschap ooit aan ons had geschonken.
46 En meteen erna, ongeveer de volgende reclame was: "Gebruik deze nieuwe zeepmiddelen niet. Kijk naar moeders handen, hoe mooi die zijn. Deze verbranden je handen. Wees... heb mooie handen zoals moeder en gebruik het nieuwe zeepmiddel niet."
47 Toentertijd woonde ik in Jeffersonville waar de grote Colgate Palmolive Peet fabriek staat en dezelfde firma maakte beide producten! Zie? Zie? Het is een truc. En daar is zoveel van in de wereld vandaag!
48 En ik zeg dit met eerbied en respect en ik hoop dat het niet heiligschennend klinkt, maar hetzelfde is de kerkbeweging binnen gekomen. God heeft geen "kortere weggetjes". U betaalt gewoon de prijs. U komt en neemt de weg die God voor ons heeft toebereid.
49 Een "in één klap" rijk worden, als u daarin investeert – het eerste weet u wat er gebeurde, is dat deze knaap alles verloor wat hij had. Het is een onverstandige zaak om iets dergelijks te doen. Het is geen bewijs van goede intelligentie of goed zakelijk inzicht, als je je met duistere zaken inlaat.
50 Vervolgens is het geen goede zaak om wat u hebt in uw portemonnee te laten zitten, omdat u er beter iets mee kunt doen. Herinnert u zich onze Here toen Hij over de talenten sprak?
51 Ik zal geen tijd nemen om dit helemaal uit te leggen, maar ik hoop dat u begrijpt waarover ik spreek, met het geven van een vergelijking hier, om tot het punt te komen waar ik met u op wil komen.
52 We ontdekken nu, dat, als u uw geld in uw portemonnee laat zitten, dieven het kunnen pakken. En dat willen we niet doen, want dat is geen goede polis, om uw geld in uw portemonnee te houden. U kunt het verliezen, iemand zou het van u kunnen afpakken.
53 En stop het niet in een dwaze investering, maar investeer het in een goede, betrouwbare firma die bewezen heeft en volkomen betuigd is, dat ze rendabel is. Nu, dat is waar u mensen aan denkt, u zakenmannen en -vrouwen. Als het niet genoeg opbrengt, dan bent u er bang voor. Maar als het bewezen is dat het loont en betrouwbaar is, dan investeert u daarin. U kunt alles wat u hebt er in stoppen, omdat het bewezen is, door en door bewezen is dat het loont.
54 En nu, deze jonge leider, jonge zakenman, zoals ik hem ga noemen. Deze jonge zakenman van de stad had een gelegenheid om een investering te doen in een van de grootste bewezen zaken ter wereld. Hij had een gelegenheid een polis af te sluiten, als we dat zo kunnen noemen, op eeuwig leven. Maar hij was niet geïnteresseerd in zo'n polis omdat de prijs ervan iets scheen weg te nemen van de dingen die hij wilde doen. Dat is waar het op aankomt!
55 Welnu, de jongeman wist dat er iets was wat hij tekort kwam. Hoewel wij... hij er terdege van doordrongen was dat hij een goede vader, een goede moeder, had gehad en een kerkervaring dat hij bij de kerk hoorde, want Jezus vroeg hem: "Houd de geboden. Eer uw vader en moeder. Dood niet, pleeg geen overspel", en al deze moralen die de kerk leert. Maar toch vertelde Jezus hem: "Eén ding ontbreekt u."
56 Hij was niet... vroeg Jezus niet: "Wat kan ik doen om bij Uw kerk te horen? Wat zou ik kunnen doen om lid te worden?" Maar hij zei: "Wat kan ik doen om eeuwig leven te hebben?" Hoewel hij tot nog toe lid was van een godsdienstig lichaam, was de jongeman toch verstandig genoeg om te weten dat hij eeuwig leven miste.
57 En er bestaat slechts één vorm van eeuwig leven. Daar vechten we voor. En hem werd de gelegenheid gegeven dat te ontvangen toen hij het vroeg, want er staat geschreven: "Vraag en u zult ontvangen."
58 En het werd hem aangeboden, maar dom genoeg verwierp hij het omdat de prijs te hoog was. En daar ik een Christen ben en over de wereld reis vind ik datzelfde verlangen vandaag in zovele harten van qde mensen. Zoals mijn vrouw altijd zei: "Je wil je koek opeten en tegelijk bewaren!" Dat kun je niet.
59 Je kunt niet vasthouden aan de liefde voor de wereld en tegelijkertijd aan God. "Want je kunt niet God liefhebben èn mammon", wat de wereld betekent. "En als je de wereld liefhebt of de dingen van de wereld, dan is de liefde van de Vader niet in u."
60 Maar zoveel mensen houden ervan te zeggen: "Ik hoor daarbij." Maar dat is de vraag niet. Dat is niet de polis waar ik vanmorgen over spreek.
61 Het is eeuwig leven; eeuwig leven! En alles wat eeuwig is begon nimmer, daarom kan het niet eindigen. Eeuwigheid begon nimmer. Dan is de enige manier voor u om eeuwig te zijn, eeuwig leven te ontvangen. En er bestaat slechts één eeuwige en dat is God. Niet door het u voegen bij een kerk, of met leerstellingen of met Nieuwjaar een nieuwe bladzijde omslaan of wat ook meer, maar het is door het ontvangen van God, de Persoon van God, in de vorm van de Heilige Geest in uw leven. En u wordt een deel van God en precies zo eeuwig als Hij is, omdat u een deel van Hem bent. Alles wat een begin heeft, heeft een eind. De wereld begon, ze eindigt; de hemel begon, ze eindigt. Jezus zei: "Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar Mijn Woorden zullen dat nimmer", omdat Hij het Woord is. Hij is het Woord en dat is eeuwig.
62 En dat Woord in u produceert het leven van Christus. Als ik het leven uit een perenboom kon nemen en het in een perzik doen, dan zou hij geen perziken meer dragen, hij zou er peren aan krijgen, omdat het leven in de boom zou produceren wat er in zit. Het leven dat in u is, laat zien wat u bent. Uw leven in u getuigt zo luid dat uw getuigenis niet wordt gehoord. Ze weten wat u bent door het leven dat u leeft en de dingen die u doet. Als het leven van Christus in u is, dan zult u daarom de werken en het leven van Christus leven, omdat het Zijn leven is dat door u heen werkt. U bent slechts een vat om het werk van God voort te zetten.
63 Wat een dom iets deed deze jongeman toen hij niet geïnteresseerd was in zo'n investering. Hij bezat grote rijkdommen, wordt ons verteld. Maar de rijkdommen van de wereld zullen vergaan. Hoe zou de toestand van de jongeman vandaag zijn; ik vraag me af waar hij zich bevindt? Hij verwierp de gelegenheid die hem geboden werd. Toch was hij een gelovig Christen, of een gelovige, zouden we moeten zeggen om fundamenteler te zijn. Hij was een gelovige, hij wandelde in al het licht dat de wet had en was waarschijnlijk een oprecht lidmaat van een grote geloofsgemeenschap, maar wist toch dat hij geen eeuwig leven bezat.
64 Nu had hij iets in Jezus gezien dat hij in geen enkel ander mens had gezien. Hij had zijn priester gezien, zijn familie gezien, hij had goede mannen gezien, maar er was iets speciaals aan Jezus Christus. Ze zagen het, zelfs de Schriftgeleerden en de soldaten die waren gestuurd namens de tempel om Hem te arresteren, zeiden: "Nimmer sprak een man als deze man." Hij sprak niet alleen als een priester of als een leek, maar Hij had... God bevestigde wat Hij zei. Hij was...
65 Hij schreef nimmer boeken. We hebben niets van wat Jezus ooit in Zijn leven heeft geschreven. Het enige wat we weten is dat Hij eens in het zand schreef toen een kleine dame van slechte zeden tot Hem werd gebracht, daarna veegde Hij dat weer uit. Waarom schreef Hij niet? Hij was het Woord. Hij was het levende bewijs dat er een levende God is, dat leven van Hem binnenin Hem.
66 Hij zei: "Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet. Maar al kunt u Mij niet geloven," omdat Hij een man was, "geloof nochtans de werken. Onderzoek de Schriften want daarin meent u eeuwig leven te hebben en die zijn het die van Mij getuigen. Die vertellen u Wie Ik ben." Dat was een vreemde taal voor velen van die geestelijken van die dag.
67 Het is erg, maar het lijkt erop dat het zich herhaalt. Maar het is zo dat de wereld hetzelfde blijft. Geesten veranderen niet, ze gaan van de ene groep naar de andere, van de ene man naar de andere; boze geesten en de goede Geest van God. De Heilige Geest blijft precies hetzelfde als Hij was toen Hij fris viel op de Pinksterdag, toen God in die grote Vuurkolom Zich onder Zijn volk verdeelde.
68 Maar in deze Jezus zag hij iets wat niemand anders had, hij zag qGod leven in een menselijk wezen.
69 En dan, als intelligente denkers deze morgen, als datzelfde leven dat in Christus was in u is, hoe kan het dan uitblijven dat dezelfde zaak leeft en het dezelfde zaak is? Het moet zo zijn. We zouden wel emotioneel opgewerkt kunnen zijn, we zouden zo onderwezen kunnen zijn met een bepaalde leerstelling dat we konden denken dat dat het was. Maar als we lezen wat Hij was, dan is dat wat Hij vandaag is. Wat God was in Christus, uw Broeder, Verlosser, dat is Hij in u als een verlost kind.
70 Jezus zag deze jongeman en Hij hield van hem. Nu, daar is iets waar wij vandaag heel wat aan tekort schijnen te komen, omdat wij de mensen die niet van ons houden, blijkbaar niet willen liefhebben. Sinds ik onder de mensen van het Volle Evangelie verkeer, heb ik daar één ding gevonden – totdat ik deze groep van Zakenlieden ontmoette – en dat is dat de organisaties van Pinkstergeloven zichzelf schijnen te isoleren. Dat is niet het leven van Jezus Christus uitdrukken. Hij had allen lief en Hij had deze jonge zakenman lief. Ofschoon hij Hem verwierp, toch hield Hij van hem.
71 En de jongeman vond iets in Jezus wat hij nergens anders vond, en werd uitgenodigd dit wat Hij had te ontvangen, maar de prijs was te hoog. Hij had ingezien dat de investering die van hem werd gevraagd om in te investeren hem al zijn wereldse bezittingen kostte, want Jezus zei tegen hem: "Ga en verkoop wat u hebt."
72 Nu, mannen en vrouwen, begrijp mij niet verkeerd. Ik bedoel niet dat we geen geld moeten hebben. Maar als u daar uw god van maakt, als dat het is waar u van afhankelijk bent, dat zal vergaan. En vandaag gebeurt het te vaak dat zakenmannen en -vrouwen proberen erop toe te zien hoeveel ze in bezit kunnen krijgen, terwijl we zouden moeten nagaan hoeveel we ervan kwijt kunnen raken. Wat een verschil is het vandaag bij hen allemaal in de Christelijke leefwereld en in de denominatie-kerken, enzovoort. Het lijkt vandaag zo totaal anders dan bij de vroegere Pinksterkerk. Vandaag lijkt het erop of ze opscheppen, zoals met: "Ik heb een rij Cadillacs en ik ben geestelijk omdat ik zoveel goederen van de wereld bezit." En we zien dat teveel benadrukt worden, zelfs onder onze broeders. De Pinkstermensen van de begintijd verkochten wat zij hadden en qverdeelden het onder de armen en onder elkaar.
73 Niet lang geleden was er op Jamaica een jongeman, waar we bijeen kwamen op de renbaan, ik was bij de Volle Evangelie Zakenlieden. Op een avond maakte ik een dergelijke opmerking tot een groep zakenlieden die van de andere eilanden bij elkaar waren gekomen, ginds van alle eilanden. En deze jonge zanger kwam naar me toe en hij zei: "Broeder Branham, het was niet zo'n geweldige opmerking die u maakte over de Pinkstermensen die alles verkochten wat ze hadden."
74 Ik had gesproken over kritiek op Pinksteren en gezegd dat ze over dat ene ding een recht hadden om te kritiseren. Ik zei: "U zakenlieden hebt het er altijd over hoe je rijk kunt worden. Deze mannen wisten hoe zij rijk moesten worden. Zij zijn al rijk. Die zaak die u hun wilt verkopen is Jezus Christus, iets wat ze niet hebben."
75 U kunt het Evangelie niet naar de wereld toe brengen. We moeten de wereld hierheen krijgen. Hollywood strekt zich uit naar schitterende dingen, een aap doet hetzelfde. Hollywood schittert, maar het Evangelie gloeit. Er is nogal een verschil tussen schitteren en gloeien. We proberen grote dingen op te zetten en iets geweldigs te zijn. Dat is niet de manier om de buitenstaander te trekken. Leef het leven en laat Christus in u leven, dat maakt dat hij hongert en dorst om als u te zijn. Als u zoutend wordt, zal hij dorstig worden. De enige manier waarop u zoutend kunt zijn is om het leven van Christus in u te laten verblijven, want Hij is dat. Zout bewaart pas als het contact maakt.
76 We ontdekken nu dat deze jongeman wist dat deze Man meer was dan slechts een gewone man. Hij wist dat Hij God moest zijn omdat het leven van God door Hem weerkaatste; en Hij was door en door betuigd door het Woord dat Hij God was.
77 Nu wil ik ook even spreken tot mijn predikerbroeders. We zijn hier een vergadering van zowel predikers als zakenlui. Ik ben enigszins bevreesd dat ons grote systeem van onze hedendaagse kerken tot diezelfde plaats is gekomen, want de Bijbel beweert dat wij in de laatste dagen tot het Laodicéa-tijdperk zullen komen "dat rijk is, overvloed aan goederen heeft en niets nodig heeft. En weet gij niet dat gij ellendig zijt, arm, miserabel, blind en dat niet weet?" Dat is het droevige gedeelte: "Weten het niet! Verblind!"
78 Hoe kon het dat deze Farizeeën en geleerden van de seminaries Jezus Christus niet kenden, terwijl Hij door en door betuigd was door de Bijbel toen Hij bewees dat Hij de profeet was, waarvan de profeet Mozes had gesproken dat deze op zou staan? En ze hadden sedert honderden jaren geen profeten gehad. En hier stond Hij temidden van hen met precies dat Woord van God, maar de Bijbel zei dat ze "blinde Farizeeërs" waren. En de Bijbel vertelt ons dat zij blind moesten zijn. Wat een treurige zaak!
79 En dezelfde Bijbel die zei dat zij verblind zouden zijn, zei: "Het Laodicéa-tijdperk zou blind zijn, ellendig, miserabel, arm, naakt en blind en het niet weten."
80 Als we een man op straat zouden vinden of een persoon die in zo'n toestand was, zou dat een meelijwekkende zaak zijn; als u dan naar hem toe zou kunnen gaan en tot hem of haar spreken. En als u kijkt naar de kleding van sommigen van onze moderne vrouwen, dan ontdekt u daarbuiten dat ze in het natuurlijke ongeveer zo zijn. Maar als u naar ze toegaat en hun vertelt dat ze fout zijn en ze zouden luisteren en begrijpen dat ze naakt zijn, dan zouden ze proberen zichzelf te helpen. Maar: "Naakt en weten het niet."
81 Nu heeft God in deze dag de Heilige Geest teruggezonden die, als Jezus Christus dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, nog steeds dezelfde Messias is. En het leven van Christus is in Zijn gemeente, Zijn Woord betuigend. Zo was God op aarde in de vorm van Jezus Christus, zijnde het Woord om het Woord levend te maken. En de Heilige Geest is vandaag in vlees en maakt Gods Woord levend voor iedere belofte en ieder wonder. En elk ding wat Hij beloofde is daar.
82 En de kerken werden in de gelegenheid gesteld deze polis van eeuwig leven te ontvangen, maar zij maakten de grove fout die de rijke jongeling maakte. Ze zijn kerkenraden achterna gegaan, hebben zich verenigd, zijn allen gekomen onder een vorm van een kerkelijk hoofd, hetgeen door de Bijbel is voorspeld. We zien dat in onze georganiseerde systemen. En ze bevinden zich nu in Rome, enzovoort. Welnu, we hebben geen zelfzuchtige bijbedoelingen of iets om je op voor te laten staan, maar laten we eenvoudig de waarheid vertellen. Zo staat het geschreven. God bevestigt Zijn waarheid altijd. En de gemeente in die toestand wordt aangeboden de polis te nemen.
83 En het is hier vanmorgen op dezelfde basis voor velen van u zakenmensen, die tot deze kerken behoren. Ik zeg niet: "Verlaat ze." Beslist niet. Ga daarheen en wees een licht, maar neem licht met u mee. Ziet u? Merk op.
84 Op dezelfde basis dat de rijke jongeling de gelegenheid afwees, op diezelfde basis is het dat de kerk vandaag de gelegenheid afwijst voor eeuwig leven. Want de kerk zou zelf haar erfenis van haar vaderen bederven, de geweldige tradities waar de vaderen voor stonden. En dan, als de Heilige Geest in een groot kerkelijk systeem zou vallen, wel, ik ben bang dat de leidinggevenden daar niet mee zouden instemmen. Het zou maken dat ze uit die organisatie gezet zouden worden. Ziet u? En dat kunnen ze zich nauwelijks veroorloven, want hij zou geen "doctor, heilige vader" of wat het ook was, meer zijn; hij zou slechts een gewone man onder ons zijn.
85 Er bestaan geen belangrijke mensen in het Christendom. Het is de wereld die dat doet. We hebben allemaal dezelfde grootte, zonen en dochters van God, en niet een "ik ben heiliger dan jij". Wij zijn kinderen van God door de genade van God.
86 We lezen in de Bijbel dat God Johannes op het eiland Patmos vertelde dat Hij "de daden der Nikolaïeten" haatte. Nikao, "overwinnen", Laos, "om de leken te overwinnen", en al de heiligheid in enige bepaalde mannen te plaatsen. Heiligheid is voor allen. De Heilige Geest viel op de hele groep. Er bestaat hoe dan ook geen heilige man, het is een heilig God. We zeggen niet "heilige kerk, heilige mensen". Het is "heilige God". Wij zijn niet heilig, maar Hij is heilig. Geen heilige prediker; het is de Heilige Geest, Hij bedient door de prediker. Het is geen heilige man; niet een van ons is heilig. Maar zij verwerpen te vaak, naar het schijnt, dezelfde gelegenheid.
87 In Openbaring 3 lezen we dit over de Laodicéa-gemeente; we zien daar een van de droevigste beelden van de hele Bijbel, Openbaring 3, bij de Laodicéa-gemeente. Over de rest van de gemeenten, vanaf het Lutherse tijdperk en elk van de zeven gemeentetijdperken, werd gezegd dat Jezus in de gemeente was: "Hij die in de gemeente is." Maar in dat van Laodicéa stond Hij buiten, kloppend en proberend weer binnen te komen. Wat een treurige zaak om te bedenken dat de Zoon van God op Zijn eigen kerk staat te kloppen om te proberen weer binnen te komen.
88 Maar de rijkdommen dezer wereld hebben hun ogen verblind. Niet alleen rijk in geld, maar rijk in populariteit, rijk in de dingen van de wereld, de zorgen van het leven; u hebt contact met de wereld, en intellectuele mannen zijn binnen gekomen en hebben die Graankorrel weggenomen, deze Parel van grote waarde. Maar God bestemde een volk voor om daar te zijn; iemand zal daar gaan zijn. Maar zij verwerpen het. Niet iedereen zal dat doen, sommigen van hen zullen het ontvangen. Nu, zij hebben Hem uit hun liefde gezet, hun liefde voor Zijn Woord. De... Ze horen van een leerstelling en nemen de leerstelling aan; enige zaak die je voor iets in de plaats neemt.
89 Bijvoorbeeld, u was getrouwd met een lieve vrouw. Zij hield van u en u hield van haar, zei u. Na een poosje neemt u een andere vrouw of u neemt een andere man, maar u moet eerst uw eerste liefde verlaten.
90 En dat is de enige manier waarop wij een leerstelling kunnen adopteren, als wij onze eerste liefde verlaten, het Woord. Je kunt geen dwaling geloven, voordat je eerst over de waarheid heen stapt. Maar we zijn tot een plaats gekomen dat we handen schudden en ze in de kerk zetten. Ze roken nog steeds, drinken, gaan naar feestjes.
91 Ik sprak gisteravond met mensen toen ik met de lift naar beneden ging. Er stond een dame in de lift die erover sprak dat ze naar een kerkpartijtje ging; ze zei: "Het is in de benedenverdieping van de kerk. We gaan bingo spelen en er zijn kalkoenen die ze zullen weggeven en dit is om de voorganger en de zending te helpen betalen." Kijk, u adopteert iets. Dat is Gods programma niet. Als het ooit zover komt dat ik het Evangelie niet kan prediken, omdat het is afgezakt tot dergelijke zaken, dan sluit ik de Bijbel en ga naar huis. Het is te erg. Maar we hebben het, waarom? Omdat men de polis van eeuwig leven heeft afgewezen. Dat is er de oorzaak van; verloren hun liefde.
92 Eergisteravond ging ik naar een kleine plaats in het restaurant van het hotel om een sandwich te eten en ik zei tegen de dame: "Breng een sandwich en een glas karnemelk voor mij."
93 En ik ben er niet zeker van of ik dit goed zeg of niet, maar de kleine dame zag eruit of ze verkankerd was, met al dat blauw onder haar ogen, en dergelijke; en met zo weinig kleding aan dat je het in een aspirinedoosje zou kunnen stoppen. Ze zei: "Wilt u bourbon met ijsklontjes?"
Ik zei: "Pardon?"
Ze zei: "Bourbon met wat?"
Ik zei: "Ik zei, karnemelk." Ziet u?
Ze zei: "Wel, wat wilt u drinken?"
Ik zei: "Karnemelk."
Ze zei: "Wel, we hebben hier een paar lekkere gemixte drankjes."
Ik zei: "Dame, ik ben een prediker van het Evangelie."
94 Ze zei: "Onze... Ik ben Katholiek." En ze zei: "Onze priesters komen hier binnen en drinken."
95 Ik zei: "Ik, ik ben geen Katholieke priester. Ik ben een prediker van het Evangelie."
Ze zei: "Wilt u geen gemixed drankje hebben?"
96 Ik zei: "Mix er niets doorheen, breng me gewone karnemelk." Ja. En ze kende het niet. Maar zo is het, zie, alstublieft.
97 Religie is hetzelfde als de wereld. Religie betekent "een bedekking". Als u door de wereld kunt worden bedekt, zult u als de wereld handelen.
98 Maar als u bedekt bent door het bloed van Jezus Christus, met Hem verbonden bent, maakt u zich niet meer druk over deze dingen. U ziet niets anders dan het bloed. En God erkent slechts het bloed. "Als Ik het bloed zie, zal Ik aan u voorbij gaan." Amen. Wij zijn God dankbaar voor deze dingen.
Welnu, we spraken over deze polis van eeuwig leven.
99 Dikwijls als ik onder deze Pinkstermensen ben, dan, ze kunnen zo snel prediken, en ik ben zo langzaam. Ik ben – ik ben een rebel om mee te beginnen, een Zuiderling; ik heb gewoon tijd nodig. Zoals hier buiten op straat, ze lopen me bijna omver en ik ga in een hoekje staan wachten tot de hele menigte voorbij is. En dan lijkt het er op of er hier geen eind aan komt; dus ik ben een beetje traag, men moet een beetje geduld met mij hebben.
100 Laten we eens denken aan enige bezitters van deze polis. Laten we invest-... nagaan, liever gezegd, deze morgen enige mensen bezien die eerder deze polis hebben genomen, zodat we kunnen zien of de polis betrouwbaar is of niet. Ik spreek over Gods Woord, hetgeen Christus is in vlees. Iemand die deze polis bezat, en we zullen teruggaan naar het begin en snel een paar bezitters doornemen.
101 Er was eens een man aan wie deze polis werd aangeboden. Hij was een boer. En de Here God kwam naar hem toe met Zijn Woord en zei: "Er zal een overstroming komen die de hele wereld zal vernietigen. U zult nu wel heel eigenaardig gaan handelen als u deze polis wilt ontvangen, maar het zal uw leven redden. Ik wil dat u een ark bouwt." Het was Noach. Hoewel de rest van de religieuze wereld van die dag dacht dat de oude man gek was – het stond namelijk lijnrecht tegenover de wetenschappelijke opvattingen van die tijd.
102 Want Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach," een dergelijke wereld, "zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen", want in de polis staan een bepaald aantal namen geschreven en Hij is daarboven om deze morgen al degenen te verlossen die hun naam daar in dat boek hebben staan. Nu, na een poosje zal de laatste naam aan de beurt komen en dat zal het beëindigen. Kom nu binnen, mijn broeders. Wacht niet. Na een poosje kan het te laat zijn. Kom nu terwijl u de gelegenheid hebt, terwijl u... terwijl het u wordt aangeboden.
103 We ontdekken dat toen Noach deze investering deed, hij een bijzonder populaire boer was die waarschijnlijk veel mensen kende en grote dingen bezat. Maar hij verkocht misschien zijn boerderij om aan materiaal te komen om de ark te bouwen. De mensen lachten hem uit; Satan veroorzaakte dat. Misschien werd hij wel een "heilige roller" genoemd.
104 Hij werd, zoals iemand vanmorgen aanhaalde, een heilige roller op het toneel toen hij het had gevonden en hij zijn naam in het Bloed van de Here Jezus plaatste, omdat hij zijn polis wilde krijgen.
105 En hij, Noach, deed hetzelfde. Hij deed alles weg wat hij had en hij bouwde een ark. Uitgelachen en getest door Satan, maar we ontdekken dat de uitkering van zijn polis was dat zijn leven werd gered; niet alleen zijn leven, maar ook dat van zijn huis.
106 En ik geloof dat dit waar is. Niet alleen u; misschien de vrouw, een zakenvrouw, de man, een zakenman.
U zegt: "Wat heeft dat met mijn familie te maken?"
107 Het werd eens aan Paulus en Silas gevraagd door de gevangenbewaarder in Filippi, hij zei: "Wat moet ik doen om eeuwig leven te krijgen?"
108 Hij zei: "Geloof in de Here Jezus Christus, gij en uw huis!" Waarom? Als hij maar waarachtig (geen schijngeloof ) zou geloven. Jezus zei: "Deze tekenen", in Markus 16, "zullen volgen", niet misschien, "zullen degenen volgen die geloven." En als u genoeg geloof hebt voor uw eigen redding, dan kunt u ook uw familie claimen door geloof. Als u dat soort geloof hebt, kan uw geloof uw familie helpen, "gij en uw huis."
109 En toen Noachs familie de vader – een goede man – er op los zag timmeren, begonnen zijn zonen en zijn schoondochters , enzovoort, met hem mee te timmeren, verdroegen de smaad voor het Woord. Dat moet u altijd doen. Het Koninkrijk Gods komt niet zonder beproevingen. De mensen dringen zich er in, in het Koninkrijk van God, niet door het gade te slaan. Maar het loonde omdat het zijn leven redde. We zouden uren kunnen stilstaan bij Noach.
110 Maar laten we naar een ander gaan, genaamd Daniël. Omdat hij een profeet was deed de gelegenheid Gods profeet eer aan. En het Woord van God komt alleen tot een profeet. Geen andere manier. Het komt altijd tot een profeet.
111 Sst, even een moment. [Een broeder spreekt in een andere taal. Een broeder geeft een uitleg – Vert] Amen. Dank de Here. We begrijpen het. Misschien voor degenen die het niet zouden begrijpen, een zakenman, ik zou daar niets kritisch over willen zeggen. Kijk, het moet iets belangrijks zijn, als de Heilige Geest de boodschap op zo'n manier in de rede valt, om zoiets te doen, een waarschuwing te geven.
112 Welnu, wij geloven in onbekende tongen als een gave. Vroeger dacht ik dat het verkeerd was. Toen ik pas onder de mensen kwam, dacht ik dat deze mensen die in tongen spraken waarschijnlijk verkeerd waren, het was waarschijnlijk namaak. Maar ik zou er niets over zeggen, want onthoud dat we de Heilige Geest kunnen lasteren, wat betekent dat we slecht spreken over een zaak. Dus ik ontdekte, toen ik naar Afrika ging en de wereld over reisde, dat er geen klank bestaat zonder betekenis. Elk klikgeluidje van enig soort betekent iets.
113 Dus houden we ons rustig totdat de Heilige Geest Zijn Woord terug spreekt. En misschien was het daarom dat Hij de boodschap verbrak om te zeggen – als ik het goed heb verstaan, ik hoop dat ik dat deed – dat: "Hoor de woorden van de Heer en gehoorzaam de woorden van de Heer." Onthoud nu dat ik dat niet was. Dat waren mannen; mannen, begiftigd met het spreken in andere talen. En ik geloof dat de mannen dat zelf niet zouden doen. Ze zouden dat niet spreken als een boodschap uitgaat, tenzij het iets was wat de Heilige Geest dringend tot misschien één ziel hier wilde brengen. Kijk, ik weet daar niets over, dat is Gods zaak. Ziet u? Maar we willen respect en eerbied geven aan enige zaak die God wil doen.
114 We gaan nu terug naar de gedachte over de polishouders, van dezelfde polis als waar deze mannen mee zijn vervuld om nu deze werken te doen, om middenin een boodschap, daar iets in te injecteren en te zeggen: "Dit is de Heilige Geest", met andere woorden, "Die tot u spreekt."
115 We spraken over Daniël, hij was een polishouder. Hij was een man gevuld met Gods Geest. Omdat het Woord in Daniël was, was Daniël een profeet.
116 En de Bijbel sprak in Hebreeën, het eerste hoofdstuk: "Eertijds sprak God op velerlei wijzen op vele plaatsen tot de vaderen door de profeten." Nu is profeet een samengesteld woord, hetgeen "een openbaarder van de Schriften" en "een voorzegger van dingen die gaan gebeuren" betekent, om aan te tonen dat God Zijn boodschap niet verandert. In ieder tijdperk heeft God noch een organisatie, noch een groep of een systeem gebruikt, maar een man.
117 En de onveranderlijke God maakte in de hof van Eden één weg hoe die mens zou worden gered en dat is door het Bloed. We kunnen opleidingssystemen hebben en denominatiesystemen, maar God verwerpt het. Het blijft altijd Bloed. Dat is de enige weg.
118 God gebruikt een individu. Twee mensen zullen de zaak nimmer op dezelfde manier zien, daarom kan God slechts één persoon in Zijn hand houden; dan komt het daar doorheen, zoals bij Mozes en Daniël en door de verschillende profeten. En luister.
119 U zegt: "Wel, hoe zit het dan met de Heilige Geest?" De Heilige Geest verandert dat niet.
120 Kijk, het Woord des Heren komt tot de profeet. Johannes was de profeet van het uur. Hij stond in het water en verkondigde dat de Messias reeds ergens onder hen was. Hij zou het weten door middel van een teken. En toen kwam de Messias, die het Woord was, tot hem in het water naar de profeet; het Woord kwam naar de profeet!
121 Jezus zei in die dagen: "Hij", wat een persoonlijk voornaamwoord is, "Hij de Heilige Geest, als Hij op u gekomen is, tot u gekomen, dan zal Hij u deze dingen tonen die Ik u heb geleerd en zal u toekomende dingen laten zien." Dat blijft dezelfde zaak, de Heilige Geest is vandaag de Profeet onder ons. De Heilige Geest is de Profeet.
122 Daniël was een profeet. De woorden van God, de Bijbel, werden aan Daniël toebedeeld om aan de mensen te manifesteren dat God nog steeds leeft. En Daniël had zich in zijn hart voorgenomen dat hij zijn investering niet wilde bederven.
123 O, als de gemeente slechts dàt kon doen, als de gemeente zich slechts in haar hart kon voornemen uw investering niet te bederven door u vast te leggen op dingen die u in een systeem zullen brengen, die u bij Hem vandaan zullen brengen!
124 Daniël nam zich voor in zijn hart. En wat deed dat? Het redde zijn leven van de leeuwen.
125 De Hebreeënkinderen deden een investering in God dat zij Zijn geboden niet zouden overtreden, ongeacht of zij een beeld maakten van hun heilige broeder Daniël. Ik geloof namelijk dat het het beeld van Daniël was omdat hij de god van Beltsazar was en we ontdekken dat hij een beeld maakte voor deze heilige man. Ongeacht hoe heilig de man was, ze waren niet van plan te buigen voor enig heilig beeld, ongeacht wat voor beeld. De heidenwereld begon met de aanbidding van een heilig beeld, het gaat er op dezelfde manier uit en u ziet vandaag hoe het systeem wordt opgebouwd. De Hebreeënkinderen wilden dus niet buigen voor enig beeld en u ziet dat hun investeringen loonden toen het hun leven redde.
126 Nog een paar ogenblikken, we vinden een andere man, genaamd... hij is een beroepszakenman, een zakenman die een zakelijk beroep uitoefende. Hij was visser. Hij werd Simon genoemd. En zijn broer was Andreas. Zijn vader werd Jonas genoemd. Nee, neem me niet kwalijk; ja, het was wel zo. Ik geloof dat dat goed is.
127 We ontdekken dus dat de broer van deze visser een opwekking bij de Baptisten had bezocht, bij Johannes de Doper. En deze Doper had gezegd: "Ik heb het niet, maar het is komende."
128 Het zou een goede zaak voor onze organisatie zijn, en voor mij die een poosje een Baptist was, als we hetzelfde zouden doen. Ja, het is komende. Als u... Het zal van boven moeten komen. Het is een belofte.
129 En op een dag kondigde deze Baptist of Doper aan: "Daar is het, recht onder u."
130 Het maakte Andreas zo opgetogen dat hij zijn broer ging halen, de visser.
131 Hij was zeer druk bezig met zijn zaken totdat hij op een morgen misschien een ontbijt bezocht. Ik weet niet wat hij bezocht maar hij was bij de kust. En terwijl hij dat deed, liep hij tot in de tegenwoordigheid van de Spreker en de Spreker zei: "Uw naam is Simon en u bent de vader... Jonas is uw vader."
132 Heel snel – dat lid van het Sanhedrin, dat lid van een groot kerkelijk lichaam, die zijn Bijbel had gelezen en wist dat deze man Mozes, die ze hadden gevolgd, hun had verteld dat: "Als de Messias komt, zal Hij een profeet zijn", luisterde hij naar wat het Woord had te zeggen, ongeacht welk kerkelijk systeem het was waartoe hij behoorde.
133 Zouden wij vandaag niet kunnen luisteren naar dezelfde Man, Jezus Christus, die ons vertelde wat hier in de laatste dagen zou gebeuren?
134 En zodra hij bij deze Man kwam die hem vertelde wie hij was en niet alleen hij, maar ook zijn godzalige oude vader die was heengegaan, toen investeerde hij snel in deze polis van eeuwig leven en werd de bisschop van Rome, in de kerk. Nathanaël, nadat...
135 Er was daar een man genaamd Filippus, die dat had gezien en het maakte hem zo opgewonden! Hij wist dat dit de Messias was, omdat Hij een profeet was. Ze hadden allerlei profeten gehad, maar het was niet de juiste soort profeet. Totdat ze deze Profeet zagen komen, volledig geïdentificeerd door het Woord!
136 Op die manier is vandaag de gemeente een profeet, ze behoort volledig betuigd te worden door het Woord van God, wat de Profeet is. En als wij onszelf organiseren en groepjes vormen en uiteen gaan, "blijkbaar het geloof niet hebbende", hoe zullen we het Woord dan gaan nemen? Kijk, dat kunnen wij niet. Kom terug tot het Woord, dat is eeuwig leven, "Mijn woorden zijn leven."
137 Let nu op wat er gebeurde. We zien dat Filippus zo enthousiast raakt, dat hij om de berg heen rent. Als u het opmeet, als u daar eens bent, het is ongeveer vijfentwintig kilometer. Waarschijnlijk kwam hij de volgende dag terug en bracht een man, Nathanaël, mee; hij had zijn vriend gevonden waarmee hij de Bijbel had bestudeerd. En hij zat onder een olijf te bidden, misschien bezat hij een grot. En heel snel – er was geen tijd te verliezen – was hij ook een bezitter van de polis en wilde dit aan anderen meedelen. Als u deze polis krijgt is er iets mee, u wordt heel snel een koopman. En hij wachtte nimmer, of vroeg hoe het er met zijn grot voorstond, hij zei: "Kom, zie Wie wij gevonden hebben, Jezus, de zoon van Jozef, Jezus van Nazareth!"
138 Snel antwoordde deze trotse Hebreeër van de hoven van het Sanhedrin, van de synagoge: "Welnu, zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?"
139 Ziet u hoe God de mens vernedert, ze vernedert? Terwijl zij zich tot iets hebben opgewerkt, doet God iets heel gerings opstaan die zelfs zijn ABC niet kent en vernedert daarmee de zaak. Kijk, dat is de manier waarop God het doet. Want God is nog steeds God, Hij neemt niets om er iets uit te maken. Wat als Hij naar Kajafas was gekomen en de hogepriesters en de geestelijkheid die er op waren getraind de bediening van die dag te nemen als de Messias zou komen? Dan zouden ze iets hebben gehad om over op te scheppen.
140 En mag ik dit zeggen, niet om ruw te zijn; ik hoop dat het niet op die manier wordt opgevat. Zou het niet opnieuw kunnen zijn gebeurd? Dus wat wij denken: "Wij Methodisten
hebben het", "wij Baptisten hebben het"; God zou een man kunnen doen opstaan die van geen enkele soort school afkomt, of een groep mensen die Hij met Zijn Geest zou kunnen zalven, die zelfs hun ABC niet kennen. De Bijbel zei dat "Petrus een ongeletterde en ongeschoolde man was." Maar zij namen notitie van wat hij had, omdat het God was die door hem heen leefde. "Dat wat ik heb, geef ik u", ziet u, zei hij tot de lamme man.
141 We ontdekken dan gedurende deze geweldige tijd, dat deze man zei: "Welnu, wacht eens even, zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?"
142 Nu gaf hij de man echt een goed antwoord, hij zei: "Kom, zie."
143 Zit niet thuis te kritiseren, kom het zelf ontdekken. Vertel of zeg niet iets wat iemand anders heeft gezegd. Kom, zie het voor uzelf.
144 Onderweg om de berg hebben ze mogelijk gesproken over de keer dat ze op weg waren gegaan om wat vis te kopen. Hij zei: "Herinner je je de oude visser die zijn naam niet onder de rekening kon zetten, die oude visser?"
"Ja, ik herinner me hem; Simon."
145 "Wel, toen hij precies in de tegenwoordigheid van deze... [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... houder van eeuwig leven, wel, zei Hij tegen hem terwijl Hij om Zich heen keek: 'Uw naam is Simon en u bent de zoon van Jonas.'" Ziet u? En hij zei: "Je weet dat wij van onze leider hebben geleerd, die dit woord heeft achtergelaten, dat er in de deze laatste dagen voor ons een profeet zou komen, die de Here onder ons zal doen opstaan."
"O", zei hij, "dat kan ik nauwelijks geloven. Dat moet ik eerst zien."
146 En zodra hij bij het gehoor aankwam, niet als criticus – nu hoop ik dat u vanmorgen op dezelfde manier komt, niet als criticus maar eenvoudig komen en zien of het waar is of niet – liep naar het gehoor toe en stond daar slechts. En zodra hij dat deed, let op deze Bron van eeuwig leven en de enige Bron; Hij keerde Zich om en keek naar hem, en Hij zei: "Zie, daar is een Israëliet in wie geen bedrog is."
147 Hij zei: "Rabbi," met zoveel woorden, "vanwaar kent U mij? Ik heb U nog nooit gezien en U hebt mij nog nooit gezien. Hoe weet U iets over mij?"
148 "Wel," zei Hij, "voordat Filippus u riep, toen u onder de boom zat, zag Ik u." De dag ervoor was hij vijfentwintig kilometer ver om de bergen heen.
149 Wat? Hij investeerde onmiddellijk in een polis. Hij viel aan Zijn voeten neer, deze trotse man, een lid van de kerk. Wat een verschil tussen deze en de rijke jonge zakenman! "Rabbi, U bent de Zoon van God! U bent de Koning van Israël!" Snel sloot hij een polis af.
150 Hoe zat het met de kleine vrouw bij de bron? Dit waren Joden; laten we naar de Samaritanen gaan.
151 En nu zijn wij bij de heidenen. De Joden en Samaritanen zagen uit naar een Messias; de heidenen niet. Wij aanbaden afgoden. De Romeinen en de Grieken, of wat we waren, we aanbaden afgoden. Maar de Joden zagen uit naar een Messias evenals de Samaritanen, en we ontdekken dat de Messias Zichzelf alleen openbaart aan degenen die naar Hem uitzien. Als u hier vanmorgen bent en naar Hem uitziet, zal Hij Zichzelf openbaren. Als u dat niet doet, zal Hij het niet doen. "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."
152 De Samaritanen zagen er dus naar uit. En Hij was op weg naar Jericho maar Hij werd gedrongen langs Samaria te gaan. En terwijl Hij bij de poort van de stad zat, Sichar, lezen we dat Zijn discipelen er in gingen om levensmiddelen te kopen en Hij werd alleen achtergelaten.
153 En een kleine dame, een kleine vrouw, een vrouw van slechte zeden – zij had totaal geen geld. Zij was niet zoals de rijke jongeling. Dus daar kwam zij, het enige wat wij weten dat ze had was een oude waterkruik, en ze zette die neer en was bezig met de lier om hem in de bron neer te laten om water te krijgen.
154 En ze keek opzij – om een klein panorama te maken – en daar zat een Man, een Jood, die er uitzag alsof Hij, ik vermoed... De Bijbel zei: "U bent een man niet ouder dan vijftig." Ik vermoed dat Hij er uitzag als vijftig, maar Hij was pas dertig en nog wat. En het was ongebruikelijk voor Joden en Samaritanen om enige omgang met elkaar te hebben, omdat er afscheiding was.
Dus Hij zei: "Breng Mij wat te drinken", contact makend met haar geest.
155 Ze zei: "Wel, het is niet gebruikelijk voor u, Joden, om een vrouw van Samaria iets dergelijks te vragen."
156 "Maar", zei Hij, "als u wist Wie tot u sprak!" Toen ving Hij haar geest op en Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb er geen."
157 Hij zei: "Dat hebt u goed gezegd, want u had er vijf en degene met wie u nu leeft is uw man niet."
Dat stopte haar. Wat was het? Ze zei: "Meneer!"
158 Herinnert u zich de Farizeeërs een paar dagen daarvoor? Toen ze Jezus dat Messiaanse teken zagen doen, dat Hij de Profeet was die verwacht werd, zeiden ze: "Hij is een spiritist. Hij is Beëlzebub, de overste van de duivels, een soort waarzegger." Ze moesten de werken die werden gedaan aan hun samenkomst uitleggen. Ze moesten hun eigen gezicht redden voor de samenkomst. De werken werden gedaan, dat konden ze niet ontkennen. Ze zeiden: "Het is een boze geest."
159 Jezus zei: "Ik vergeef u"; het Lam was nog niet geslacht. "Maar wanneer de Heilige Geest is gekomen om datzelfde te doen, dan zal één woord daartegen nimmer worden vergeven", ziet u; dus hier vinden we ze in deze toestand.
160 En deze vrouw had niets. Waarschijnlijk was ze uit de kerk vandaan gebleven, omdat ze daarin zoveel had gezien. Want diep in haar hart was een zaad neergelegd, eeuwig leven; "al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal tot Mij komen." En zodra dat licht over haar flitste, noemde ze dat geen duivel. Kijk naar het verschil tussen die vrouw en de geestelijkheid. Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat Gij een Profeet zijt! Wij weten dat wanneer de Messias komt, het die dingen zijn, die Hij zal doen. Wij zien uit naar een Messias. We hebben gedurende honderden jaren geen profeet gehad. Maar onze leider Mozes vertelde ons dat er een profeet zou opstaan in de laatste dagen en Hij zou de Messias zijn", wat de Gezalfde betekent, gezalfd.
161 Hij was het Woord. God is het Woord en was in Christus. En de Bijbel zei dat "het Woord van God, het Woord, sneller is, krachtiger en scherper dan een tweesnijdend zwaard", Hebreeën 4, "bot en merg vaneen scheidend en een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart." Daarom kon Hij op hen neerzien en opvangen waar ze over dachten, omdat Hij het Woord was. Hij was leven. Hij is nog steeds het Woord en Hij is nog steeds leven. En Hij wist ervan! Hij doet dezelfde zaak. Nu ontdekken we...
162 [Een zuster spreekt een vermaning uit in de samenkomst – Vert] Amen. Gezegend zij de Naam des Heren voor deze boodschap hier over.
163 O, die levensverzekering! Leven! Leven, het belangrijkste wat bestaat is leven. En er bestaat slechts één vorm van eeuwig leven en dat is God.
164 Kijk nu naar de kleine vrouw, zoals de profetie zojuist voortkwam, hoe ze een waterkruik in haar hand had. Maar ze had er ook een in haar hart. Ze zei: "Ik bemerk dat U een profeet bent en wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij deze dingen zal doen. Dat is wat Hij zal doen. Dat zal Zijn betuigde teken zijn. Hij zal het Woord zijn, scherpzinnig zijn. En U las het diepste van wat er in mijn hart omgaat. Wie bent U?"
En Jezus zei: "Ik ben het."
165 Toen werd deze waterkruik stilgezet, maar deze werd vol gemaakt en ze kocht een polis van eeuwig leven. Hij zei: "De wateren die Ik geef zijn eeuwig leven, opborrelend en opspringend in het hart."
166 Daarna kon ze zich niet stilhouden, ze wilde dat haar naaste de polis ook zou krijgen en daar ging ze de stad rond. Eerlijk gezegd had ze geen recht om dat te doen, ze was een vrouw van slechte zeden. U, mannen en zendelingen hier, weet dat dat in het Oosten nog steeds de... Ze wilden niet naar haar luisteren. Maar hoe moesten ze dat negeren? Ze was vol met eeuwig leven. Ze moesten wel naar haar luisteren. Zoals een brandend huis op een droge, winderige dag, kon je het niet tegenhouden. Weg ging ze! En dat niet alleen, als ze niet vol was gemaakt, zouden de mannen niet naar haar hebben geluisterd. Maar ze had iets positiefs waar ze vanaf wist. En we ontdekken dat ze zeiden... "Kom, zie een Man die me de dingen heeft verteld die ik heb gedaan. Is dat niet de Messias?"
167 En ze brachten Hem in de stad. Hij deed dat nimmer meer, maar de mensen geloofden het getuigenis van de vrouw en ze werden allen gelovig in de Here Jezus.
168 Snel nu, want het spijt mij dat ik u op deze manier vasthoudt. Maar als u mij slechts... houd het nog even vol, ik heb hier iets wat ik wil zeggen. Merk op.
169 Nicodemus was een groot man en hij was een religieus man. Hij was een meester, een leider onder zijn volk, een welbekendstaande man.
170 Zoiets als Simeon, de priester, tijdens de geboorte van de Here Jezus. Het was door de Heilige Geest beloofd dat hij de dood niet zou zien voordat hij de redding des Heren had gezien; hoe hij in de zaal door de Geest werd geleid om het Kind te zegenen.
171 Hoe Anna, de blinde profetes, daar in de hoek zat waar ze dag en nacht niet uit wegging; maar op datzelfde moment – niemand vertelde het hun – maar geleid door de Heilige Geest
zocht deze blinde vrouw haar weg door de mensen en stond naast Hem en zegende God voor Hem. Als een vrouw die lichamelijk blind is – ze was in een slechte toestand; maar er zijn vanmorgen mensen in New York die blinder zijn dan die vrouw terwijl ze uit beide ogen kunnen zien. Maar zij werd geleid door de Geest, een Geest des levens leidde haar naar de fontein des levens.
172 Omdat u daarnaar dorst, moet er ergens een fontein zijn. David zei: "De diepte, wanneer het roept naar de diepte, dan moet er een diepte zijn om die roep te beantwoorden." Met andere woorden, voordat er een vin was op een vissenrug, moest er eerst water voor hem zijn om in te zwemmen, anders zou hij die vin nooit hebben gehad. Voordat er een boom op aarde kon groeien moest er eerst een aarde zijn om in te groeien, anders zou er nooit een boom zijn geweest. En u begrijpt wat ik probeer te zeggen, als er een... Omdat u vanmorgen hongerend bent, omdat mensen dorstend zijn, toont dit dat er ergens een fontein des levens geopend is, ziet u, zodat u daaraan gehoor kunt geven. Er moest eerst een diepte zijn om gehoor te geven aan de diepte die roept, ziet u, anders zou die roep er niet zijn.
173 Om die reden voegen mensen zich bij een kerk en zetten slechts hun naam in het boek, in plaats van te worden wedergeboren en de levensverzekering af te sluiten. Dan gaan ze rechtstreeks naar buiten en proberen die heilige roep te stillen met roken, drinken en gokken en immoreel rond te rennen. Ziet u het? Hoe durft u die heilige roep van God, die God daar in legde om naar Hem te dorsten, proberen te bevredigen? U hebt er geen recht toe.
174 Ik leg vanmorgen die zaak voor u, het is leven. Dat is wat u wilt. Het is leven.
175 En dat is bedorven leven. Dat is dood. Daar spreekt de Bijbel over: "Zij die in wellust leeft, is dood terwijl zij leeft." Zie? Dus u kunt niet in wereldse lust leven èn eeuwig leven hebben.
176 De polis is goed, vrienden. Dus Nicodemus kwam om een investering te doen. Hij kwam bij nacht, maar hij ontdekte dat de bank altijd open is. Het mag dus laat zijn maar hij is nog steeds open. Hij is open, Hij, de bank is altijd open om zaken te doen. Dus hij vond eeuwig leven door naar Jezus te komen.
177 Laten we nog een ander persoon onderzoeken, of twee. Laten we Lukas 24:49 nemen. De discipelen hadden geloofd in de Here Jezus. En nu was het de tijd van de belofte, het kwam naderbij. Dus Jezus vertelde Zijn discipelen, polishouders, dat ze er een dividend van zouden ontvangen, maar ze moesten wachten in de stad Jeruzalem totdat Hij naar het hoofdkwartier was gegaan en het aan hen terugstuurde; totdat de cheque werd toegezonden. Hij ging omhoog, Hij had het met Zijn eigen Bloed ondertekend en Hij ging omhoog om hun dividend terug te zenden, maar eerst te "wachten" op hun dividend.
178 Welnu, het is niet: "Wacht vijf minuten en wees ontmoedigd." Als u geloof hebt in Degene die tot u spreekt, God die tot u spreekt – Hij zei: "Blijf totdat"; hoe lang? Een week, tien dagen, vijf dagen, wat het ook was, "totdat u deze vergoeding, dit dividend ontvangt. Want ziet, Ik zend de belofte Mijns Vaders op u. Maar wacht in de stad Jeruzalem totdat u het ontvangt, totdat u bent aangedaan met het dividend van omhoog, voor uw polis dat u in Mij gelooft."
179 O, u Baptisten, u Methodisten, u Presbyterianen! Ik wil niet opgewonden raken, maar dit is voldoende om iemand opgewonden te maken. Waarom wacht u daar niet? U bent een polishouder maar er is dividend bij.
180 Paulus sprak in Handelingen 19 tot deze Baptistenmensen. Ik ben zelf Baptist, ik ben een Pinksterbaptist. Dus er werd gezegd: "Hebt u de Heilige Geest ontvangen sinds u geloofde?" Nu, wij worden geleerd dat we de Heilige Geest ontvangen wanneer wij geloven, maar hij zei: "Hebt u de Heilige Geest ontvangen sinds u geloofde?"
181 Ze zeiden: "We weten niet dat er een Heilige Geest is."
Hij zei: "Waartoe bent u dan gedoopt?"
Ze zeiden: "Wij zijn reeds gedoopt."
182 Hij zei: "Dat geldt nu niet meer." En toen ze dit hoorden... "Ze moesten geloven in Jezus die zou komen." En toen ze dit hoorden, werden ze gedoopt in de Naam van Jezus Christus. Paulus legde zijn handen op hen en de Heilige Geest kwam op hen en zij spraken in tongen en verheerlijkten God.
183 Paulus zei ook in een ander hoofdstuk: "Als een engel uit de hemel enig ander Evangelie predikt dan dit dat u mij hoorde prediken, laat hem vervloekt zijn, of hij nu een bisschop, kardinaal of wat anders is." Ja! "Als een engel uit de hemel", laat staan een kardinaal, of een bisschop of een prediker, "iets anders predikt dan deze polis van eeuwig leven door Jezus Christus, laat hem vervloekt zijn."
U zegt: "Broeder Branham, u raakt buiten..."
184 Ik weet precies waar ik ben, zie. Ik ben niet de weg kwijt. Ik weet precies waar ik ben. Ik mag dan opgewonden zijn, maar zoals ik hier gisteravond zei...
Iemand zei: "U bent bezig gek te worden."
Ik zei: "Wel, laat me met rust, ik voel me op deze manier beter dan ik me op de andere manier voelde, dus heb ik leven."
185 Want het is leven! Voor de wereld is het dwaasheid maar voor mij is het groots. Ik ben gered waar ik eerst niet was gered. Nu heb ik de opstanding van Christus in mij. En er zijn er hier vele anderen, broeders, die deze waarheid kennen; u hebt het in u, de opstanding! Ja.
186 Ze gingen naar boven, deze polishouders, om dividend te innen. Oh! Dienende broeders laten we dat vanmorgen doen, laten we nu dividend innen. "De belofte", zei Petrus op de Pinksterdag, "de belofte is voor u en voor uw kinderen en voor hen die veraf zijn," de heidenen, luister goed broeder, "zelfs zo velen als de Here onze God ertoe roepen zal." En Hij is er zeker van iedereen te roepen die zijn naam heeft staan in het levensboek van het Lam. Het dividend, het is voor allen, ja, "Voor u en uw kinderen, voor hen die veraf zijn." En de rente van de polis werd op de Pinksterdag afbetaald.
187 Welnu, de rijke, jonge Paulus ontmoette Dezelfde, want Hij bleef hetzelfde na Zijn dood. Hij is nog steeds hetzelfde.
188 Saulus van Tarsus, een goed geschoold man, geleerd man, neem me niet kwalijk. En hij was een fijne man. Hij was onderwezen door Gamaliël, de bekende Hebreeuwse leraar. Zijn ouders waren rijk. Paulus was een tamelijk welgesteld man. Hij kon in vele talen spreken. Hij kreeg een opleiding. Zijn ambitie was om wetgever te worden, een van de wetgevers, of een priester of iets in de... of een wetgeleerde, liever gezegd, in zijn kerk. Knap; hij kende het Woord. Hij was rijk en hij had ambities.
189 Toen hij hoorde van die groep lawaaimakers, herrie en geschreeuw en spreken in tongen, toen, wel, hij dacht: "Dat is belachelijk voor de gemeenschap in Jeruzalem. Dat moet worden gestopt." Dus kreeg hij brieven mee van de hogepriester. Hij trok rond en ruïneerde de gemeente. Daarna stapte hij binnen bij de kardinaal of de bisschop of hoe u hem noemen wilt, de hogepriester, en kreeg een brief van hem, legde die tussen zijn bezittingen en ging op weg naar Damaskus.
190 Maar kijk, de gemeente schijnt al de autoriteit te hebben, met de sleutels naar het Koninkrijk en van alles, en zij hadden Matthias gekozen om Judas' plaats in te nemen. Maar kijk wat een domme keuze mensen kunnen maken. Er is geen enkel ding wat hij ooit deed. Hij mag een goede man zijn geweest. Ongetwijfeld was hij een goede man. Ongetwijfeld was hij een nederige dienstknecht van Christus. Maar u ziet dat dat niet alles zegt over Gods keuze.
191 God koos een kleine criticus van de gemeente, een kleine Jood, haakneuzig, met genoeg temperament om met een cirkelzaag te gaan vechten; en dat zou hij doen. Daar was hij, onderweg. Hij is onderweg om die heilige rollers te arresteren. Hij zal ze in de boeien slaan. Hij zal ze binden. Hij heeft de autoriteit gekregen van zijn bisschop. Hij gaat het doen.
192 En op een dag, ongeveer om elf uur, werd hij neergeworpen, met een papier in zijn hand. En hij keek omhoog en hij zag een Vuurkolom. Weet u, dat moest hij herkennen. Paulus wist wel beter dan afgoden of boze geesten te aanbidden. Maar omdat hij een Jood was wist hij dat die Vuurkolom dezelfde Vuurkolom was die Zijn volk uit Egypte leidde en hier was het.
193 Toen Jezus op aarde was, zei Hij: "Ik kwam van God, Ik ga naar God." Na Zijn dood, begrafenis, opstanding en hemelvaart was Hij hier weer terug tot God, de Vuurkolom.
194 En Hij zei: "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? U hebt een papier in uw hand. U bent een belangrijk man. U komt van een bepaalde organisatie, de meest trotse organisatie en geëerde organisatie in het land. U hebt een papier in uw hand, maar u bent verkeerd bezig. Waarom vervolgt u Mij?"
195 Let op wat deze Jood zegt: "Here!" Hij wist Wie het was. Alstublieft, dezelfde Vuurkolom die Mozes leidde en sprak! Hij had nimmer de gelegenheid gehad om Jezus eens te zien, daarom zei hij: "Here, Wie bent U, die ik vervolg?"
En Hij zei: "Ik ben Jezus."
196 En daar op zijn rug, weet u, verscheurde hij het papier en hij zei: "Wat kan ik doen?"
197 Hij zei: "Ik heb daar een profeet en zijn naam is Ananias. Ga nu naar de straat genaamd 'de Rechte' en hij zal u vertellen wat u moet doen."
198 Dus de Here sprak tot Ananias. Hij kwam en zei: "Broeder Saul, de Here Jezus die u onderweg is verschenen, wilde dat u deze polis zou afsluiten. Ik kom hem aan u overhandigen door u mijn handen op te leggen." Hij was een veranderd man. Let op het verschil. Wat de... Ziet u?
199 Nadat Paulus de duidelijke betuiging had gezien dat dit geen ander Persoon was maar dezelfde Persoon. God en Christus waren dezelfde Persoon. Het was geen dwaasheid, want hij zag dat het Woord de Vuurkolom was, vlees gemaakt om te verlossen; en hier was het weer opnieuw de Vuurkolom, omdat God en Christus dezelfde Persoon waren. En hier is Hij opnieuw als de Heilige Geest, nu zo genoemd omdat Hij op een man was geweest. Hij zag het duidelijk geïdentificeerd en betuigd worden. "Here, wat wilt U dat ik doen zal? Wat moet ik doen?" Onthoud nu, dat dit een religieuze man en een zakenman was. "Wat wilt U dat ik zal doen?"
200 Wat een verschil was er tussen de jonge zakenman, rijk, en deze andere jonge kerel, Saul. Voor de één was de prijs te groot. "Wel," zegt u, "Paulus hoefde niets op te geven."
201 Hij had zijn kerk, zijn broeders. Daarna was hij een voortvluchtige van de kerk; hij moest vluchten. En tenslotte benam zijn eigen kerk hem het leven; zij doodden hem. En we ontdekken dat hij van stad tot stad werd vervolgd, en werd gestenigd, eenmaal bijna dood, enzovoort; zijn eigen broeders. En hij zei: "Ik zou ter wille van hen vervloekt willen worden." Hij verachtte hen niet. Omdat hij de Heilige Geest had ontvangen, had hij hen lief. Hij wilde ze redden. Isoleer uzelf niet, benader ze vriendelijk. Paulus wilde zelf vervloekt zijn, omdat het de Geest van Christus in hem was die werd vervloekt en aan een kruis hing voor de Zijnen.
202 En we ontdekken hoe verschillend ze waren, deze jongeman, de rijke leider, de zakenman en Paulus.
203 Paulus moest zijn opleiding opgeven, al zijn theologie die hij had geleerd door jaren en jaren van onderzoek en onderricht. Hij moest het allemaal vergeten. Hij vertelde de Korinthiërs: "Ik kwam nimmer tot u met knappe en uitnemende woorden van wijsheid, waardoor uw geloof zou rusten in de wijsheid van een mens. Maar ik kwam tot u door de kracht en de demonstratie van de Heilige Geest."
204 Dat is wat we vandaag nodig hebben, vrienden. Dat is de polis waar ik over spreek. Niet bij een kerk horen, of je hand opleggen; niets daartegen, dat is in orde. Maar dit is een ander uur, dat is alles wat ik u probeer te verkopen. Bij een kerk horen... Ik probeer u te vertellen dat er een polis is en een bron die geopend is voor zonde en onreinheid. Wat is zonde? Ongeloof! Ongeloof in wat? In het Woord! "Wie niet gelooft is reeds veroordeeld." Juist.
205 Merk op wat een dwaze beslissing. Deze jongeman was zoals zoveel mensen van vandaag met een populaire mening; hij ging weg. In plaats dat hij dit serieus nam, verloor hij zijn polis. Nu zullen we gaan sluiten.
206 Begon het ongeluk hem toen te achtervolgen? Nee. Het geluk achtervolgde hem. Op de volgende plaats vinden we hem waar hij zoveel geld had dat hij nieuwe schuren moest bouwen. Hij zei zelfs: "Ziel, neem uw rust."
207 Nu ontdekken we daarin dat hij geen slechte kerel was. Wanneer ze een bazar hadden of een feestje van de kerk of zoiets, dan lagen de armen van geest bij de poort: iemand die een polishouder was, wat hij had afgewezen; hij veegde ze wat kruimels toe en gaf ze wat zendingsgeld, en dergelijke. Hij was geen slechte kerel. Kijk, hij veegde kruimels toe naar hen die werden vervolgd. Hij zei: "O, ik bezoek een van hun samenkomsten, ik denk dat het wel in orde is. Tenslotte kan ik echt niets van deze mensen zeggen." Veegde wat kruimels naar ze toe, maar dat werkte niet. Tenslotte kwam voor hem de afrekening.
208 En onthoud, vriend, de afrekening komt voor mij en voor u. Die komt voor ons allen. Ik wil dat u nu ernstig nadenkt, terwijl we sluiten.
209 Zijn afrekening kwam inderdaad. Hij had een geweldige begrafenisdienst, ongetwijfeld kwam er een goed getrainde geestelijke om te spreken. Ongetwijfeld, vermoed ik, waren er Christen Zakenlieden die de kist droegen. En de hoogwaardigheidsbekleders van het land waren gekomen en misschien een officieel persoon van de regering, die de vlag halfstok liet hangen voor hem. Al de hoge heren waren er. En ongetwijfeld predikte de herder of de man, priester, wie ook op zijn begrafenis predikte, zo'n preek dat het de mensen ontroerde, hoe groot deze man was: "Zelfs gaf hij aan de armen in de straat. O, onze broeder is vandaag in de hemel."
210 Maar Jezus zei: "Hij sloeg zijn ogen op in de hel en zag de polishouder van eeuwig leven ver weg in de boezem van Abraham, die de weg had genomen met de weinige verachten des Heren."
211 Zoals Jezus zei: "Zalig zijt gij wanneer de mensen u zullen vervolgen", in het vijfde hoofdstuk van Mattheüs, "en liegende alle kwaad tegen u spreken terwille van Mijn Naam. Zalig zijn de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk. Zalig zijn de zachtmoedigen want zij zullen het aardrijk beërven." En u bent de polishouder van eeuwig leven.
212 Toch bleef hij een lid van de kerk, zie. Merk nu op. U zegt: "Was hij dat?" Ja. "Hoe kunt u dat bewijzen, prediker?"
213 Hier is het. Hij zei: "Vader Abraham? Vader Abraham, ik smeek u, stuur die polishouder hier naar beneden met een beetje water. Deze vlammen zijn een kwelling."
214 Let op Abraham. "Zoon," een belijdend Christen, belijdend gelovige, zoals wij het zouden noemen, zie, "u had uw gelegenheid. U werd de gelegenheid aangeboden de polis van eeuwig leven aan te nemen, die u de verzekering zou hebben gegeven om hier te komen, maar u hebt die afgewezen. U wilde het niet aannemen. En nu heeft deze man, hoewel arm, het aangenomen. Nu wordt hij vertroost en nu bent u de bedelaar."
215 O, laat u dat niet overkomen, vrienden. Doe dat niet, doe dat niet. Maak niet dezelfde fout... [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... manier waarop de verzekering kan komen is door Christus. De verzekering dat u bent gered, dat u een polishouder bent. Welnu, als u die nog niet hebt, waarom neemt u die dan niet?
216 Wel, u mag erover denken zoals deze jongeman vanmorgen sprak: "Ik bevond me in deze plaatsen en zij allen... Ik was een belangrijk zakenman, ze bogen voor mij, en dergelijke dingen." Kijk daar niet naar.
217 Een jonge musicus maakte onlangs een reis naar Rusland. Hij was een zanger. En hij maakte er beslist een geweldig succes van bij deze Russen. Dus alle mensen klapten in hun handen en gingen zo door toen de jongeman zijn muziek had gespeeld. En ze waren zo verrukt dat ze met hun voeten stampten en klapten, maar de jongeman besteedde geen enkele aandacht aan al hun applaus. Dus men vroeg zich af waarom. Daarom dachten ze weer: "Misschien begrijpt hij het niet", dus klapten ze heel hard in hun handen en gaven hem applaus. Ze... Hij had een geweldig werk gedaan. Maar ze merkten op, dat hij weer geen aandacht schonk aan hun applaus. en ze bemerkten dat hij al die tijd zijn ogen op het balkon gericht hield; toen ontdekten ze de leermeester die hem had getraind. Het maakte hem niet uit wat de mensen er van vonden, hij lette op wat de meester er over te zeggen had.
218 En ik denk vandaag, vrienden, dat wij beter in plaats van onze borst vooruit te steken en te zeggen "wij behoren tot de kerk", omhoog zouden kunnen kijken om te zien wat de Meester erover te zeggen heeft. Ziet u?
219 Laten we nu onze hoofden even buigen. [Een broeder spreekt in een andere taal. Een zuster geeft een uitlegging – Vert]
220 Nu, met onze hoofden gebogen, onze harten gebogen, neem voor een paar ogenblikken de tijd. Ik vraag me vanmorgen af, nu met alle oprechtheid, zonder enige verstoring, denk een ogenblik na. Hebt u deze grote zegening ontvangen? Houdt u deze levenspolis, het getuigenis van de Heilige Geest dat in uw leven Christus is binnen gekomen en Christus in u is?
221 Zoals ik in de boodschap zei; als Beethoven in u was, zou u de werken van Beethoven doen, zou u het leven van Beethoven leven. U zou niets anders kunnen doen. U zou niets anders kunnen doen dan liederen componeren. En u zou de grote schrijver Beethoven zijn, omdat hij in u is. Dat is wie u zou zijn. U zou een vlees geworden Beethoven zijn.
222 En als Christus in u is, dan zult u het leven van Christus zijn, de liefhebber van het Woord. Niets kan standhouden en de plaats van het Woord innemen, omdat Hij het Woord is. Hij kan niet Zijn eigen Woord ontkennen en God blijven.
223 En u hebt Christus niet in uw hart. U hebt bij de kerk gehoord. Nu heb ik beslist niets tegen de kerk en tegen de grote instituten en organisaties en de systemen, maar ik probeer te zeggen dat dat het antwoord niet is. Het is bewezen dat dat het antwoord niet is. Christus is het antwoord, de Persoon Christus. En als u Hem vanmorgen niet in uw leven hebt ontvangen en u zou het fijn vinden dat wij u in gebed gedenken, dan vraag ik mij af of u heel nederig... We hebben geen plaats voor een altaaroproep. Maar weet u, als u... Ik geloof dat als u even wilde gaan staan, weet u, en zeggen: "Bid voor mij", terwijl u opstaat, dat ik voor u zal bidden. Als u gelooft dat God mijn gebed zal verhoren en u bent daar oprecht in, dan geloof ik dat Hij het zal verhoren.
q224 En u, in de gangen en rondom bij de deuren en dergelijke, ongeacht waar u bent, op de balkons, op de trappen, als u slechts zegt: "Ik wil nu dat Christus aan mij denkt, dat Zijn leven in mij is. Ik weet zeker dat door mijn handelen , ik weet zeker dat de manier waarop ik denk en de dingen die ik doe, dat ik zo wil zijn, maar ik ben nog niet tot die plaats gekomen. Ik wil beslist deze polis, broeder Branham. Echt waar, ik wil het. En vraagt u Hem of ik het kan krijgen. Ik sta klaar om het te ontvangen."
225 Wilt u even op uw voeten gaan staan zodat ik met u kan bidden? Even... God zegene u. God zegene u. Dat is goed. Dat is goed, blijf slechts een ogenblik staan. Blijf even staan. Sta op. U zegt: "Ik ben geïnteresseerd, broeder Branham. Ik heb een ziel en ik zal heen moeten gaan. Misschien ga ik vandaag al heen en wat voor goed zal het mij doen als ik niet met dat leven vervuld ben?" Want onthoud, ieder ander leven moet vergaan; het had een begin.
226 U zegt: "Wel, ik ben gedurende jaren lid geweest van een bepaalde kerk." Dat is heel goed; dat waardeer ik. Maar dat is het niet waar ik op het ogenblik over spreek.
227 Bent u een bezitter van eeuwig leven? Wilt u niet even opstaan, boven op de balkons, hier vooraan en aan de rechter- en linkerkant? God zegene u. Sta op.
228 U, die reeds in de gangen staat, als u even uw hand wilt opsteken als een handeling, iets wat u kunt doen, om uzelf in beweging te zetten: "Ik heb het zelf die morgen aangenomen." God zegene u. In orde.
229 En rondom op de trappen en waar u ook bent, steek gewoon even uw hand op en zeg: "Gedenk mij, broeder Branham. Ik ben... ik wil echt eeuwig leven hebben."
230 Denk nu heel goed na. Dit, dit zou de tijd kunnen zijn dat het allemaal vast wordt gemaakt. Ik zal oprecht zijn, vrienden, dit is leven voor mij. en ik weet dat het juist is. Het is juist.
231 Zouden er nog enkelen meer zijn? Het lijkt of er meer waren die pas geleden hun handen opstaken. Welnu, als u niet zeker bent, wilt u dan slechts zoveel doen als op uw voeten gaan staan en zeggen: "Gedenk mij in uw gebed, broeder Branham, terwijl u bidt." In orde. Hoeveel meer? Ga dan op uw voeten staan, ongeacht wie u bent, sta alleen op en zeg: "Bid voor mij, broeder." God zegene u. Ik zie u, op de balkons en rondom. Bent u nu zeker dat dit alles is? God zegene u. Er stond nog een groep op. Zouden er nu nog meer zijn? Ga even staan. Zeg...
232 Nu weet ik dat we laat zijn en de Heilige Geest onderbrak ons een paar keer. Wel, dat is wonderbaar, we vinden het fijn als de Heilige Geest dat doet, ziet u, zolang Hij Zijn Woord brengt. Dat toont dat het niet alleen mijn woord is, maar het Zijne ook. In orde.
233 Laten we nu opstaan, zie, iedereen die niet gevuld is met de Heilige Geest, als u weet dat er geen bewijs in uw leven is dat u gevuld bent met de Heilige Geest en u wilt dit.
234 U mag een fijn, trouw lid van een kerk zijn. En dat, o, wat waardeer ik dat, beslist. Blijf gewoon doorgaan in uw kerk. Dat is goed. Want de slapende maagden beginnen nu te komen, u ziet dat. En bedenk, Jezus zei, dat als de slapende maagd... degene die probeerde uit zichzelf een goed leven te leven, zij was een maagd, maar zij hadden helemaal geen olie. Olie symboliseert de Geest. Daarom zalven wij met olie, ziet u. De olie symboliseert de Geest. Ze waren goede mensen, fijne mensen, leden van fijne Methodisten-, Baptisten-, Lutherse, allerlei soorten kerken, maar ze hadden geen olie.
235 En ze kwamen in de laatste wake, het zevende gemeentetijdperk, om olie te kopen. En terwijl ze bezig waren olie te kopen, wat gebeurde er toen? De bruidegom kwam. Welnu, dat werd daarnet uit de Schrift gelezen door deze eerwaarde prediker hier. En ziet u het niet, u Pinkstermensen, was er in enig tijdperk zo'n tijd? Gedurende de tijdperken is er nimmer een tijd geweest dat de Methodist, Baptist en Presbyteriaan het heeft uitgeroepen voor de Heilige Geest zoals nu. Ziet u? En als zij dat doen, wat betekent dat? Juist dan komt Hij! Dat was het uur van Zijn komst. En precies wanneer zij, al deze broeders en kerken, aan het hongeren zijn, dan... Deze maagden staan op, weet u, op de jongste dag, in het oordeel, de witte troon; maar niet de bruid.
236 Als u nu geen olie in uw lamp hebt terwijl de deuren der genade, naar ik vertrouw, nog steeds open zijn, wilt u niet opstaan en zeggen: "Gedenk mij, broeder Branham." Met dit te doen zal het een symbool zijn aan God: "Ik zal... Mijn olie is niet in mijn lamp, broeder Branham. Ik geloof in Christus. Dat doe ik beslist. Ik ben gedurende lange tijd lid geweest. Maar om eerlijk te zijn, dat mijn leven vervuld is met die lieflijke Heilige Geest en dat alles anders is en ik een nieuwe schepping ben, zo ben ik niet, broeder Branham. Bidt u voor mij." God zegene u nu. Er zijn er velen, velen die staan op de balkons en overal.
237 Nu wil ik dat hier ieder van u, dienende broeders, mijn dierbare broeders, met mij mee bidt als wij bidden, ieder van u.
238 Hoe kwam u omhoog toen u opstond? Kijk, u bent een leven. Er is iets in u. Als er geen leven was kon u niet opstaan. En volgens de wetenschap, ziet u, zou de zwaartekracht u doen blijven zitten. Maar een geest binnenin u nam een beslissing, door het getuigenis van een andere Geest, een leven dat zegt: "U hebt Mij nodig", en u stond op. U versloeg de natuurwetten door op te staan, als een getuigenis. Jezus zei: "Wie Mij belijdt, met andere woorden, voor de mensen, die zal Ik belijden voor Mijn Vader en de heilige engelen." Welnu, u hebt de Heilige Geest nodig.
239 Als nu enigen van u mensen die vlakbij deze mensen staan die zijn gaan staan, en u hebt de doop met de Heilige Geest, wilt u dan... Ik kan ze niet allemaal bereiken, we hebben de tijd niet. Op de balkons en overal, wilt u dichterbij komen en uw handen op hen leggen, ziet u, als een aandenken.
240 U weet toen Filippus heenging om tot de Samaritanen te prediken, dat zij tot zover de Heilige Geest nog niet hadden ontvangen, zie. Filippus had ze alleen gedoopt in de Naam van Jezus Christus, maar de Heilige Geest was nog niet op hen gekomen. En Petrus en Filippus gingen er heen, of Petrus en Johannes gingen er heen en legden hun de handen op en de Heilige Geest kwam op hen.
241 Nu, u gelovigen die de Heilige Geest hebt ontvangen, kijk wie er om u heen staan, leg dan uw handen op hen als een getuigenis dat u een gelovige bent, raak hun hand aan of iets, terwijl wij bidden. Twijfel niet; geloof nu. Het is geen emotie, het is de lieflijkheid van de Heilige Geest die neerkomt en ieders leven vol maakt. Nu zijn ze in uw handen. U hebt contact met ze gemaakt. Precies zoals u uw handen legt...
242 De Jood legde zijn hand op het offer om zichzelf te verbinden met de offerande. Op een dag legde u uw handen op Jezus en verbond uzelf met het Offer. Het leven van het Offer is op u teruggekomen. Waarover ik vanavond zou willen spreken in de kerk: "Het Teken", en dat is nu op u.
243 En u hebt uzelf verbonden met deze man of vrouw die wil geloven. Sta nu op en leg uw handen op dezen die het willen ontvangen. Dat is juist. God zegene u. Wat een wonderbare tijd! Twijfel nu niet. Heb geen haast. Onthoud slechts: bid voor deze persoon.
244 En bidt u ook en zeg: "Here Jezus, mijn arme hart hongert. Ik wil U in mijn hart. Ik wil U in mijn leven. Vul mij, Here! Ik ben hier gereed."
245 Onze hemelse Vader, terwijl er velen op hun voeten staan, leggen ze er getuigenis van af dat zij leven willen. En leven komt alleen door gehoorzaamheid aan Christus. Hij is leven. Hij heeft de voorwaarde waaraan wij moeten voldoen. En terwijl wij aan deze voorwaarde voldoen... Als we aan Abraham denken, hij geloofde God en het werd hem toegerekend als rechtvaardigheid. En nadat het hem was toegerekend als rechtvaardigheid, gaf God hem het zegel van de besnijdenis, als een bevestiging dat Hij zijn geloof had aangenomen. Velen van deze mensen belijden geloof te hebben, maar ze zijn nog niet verzegeld door de Heilige Geest. En nu staan zij, Here, als een aandenken dat zij geloven. Verzegel hen nu, Here, met de Heilige Geest. Moge het op hen vallen en verzegel ieder hart dat hier nu is. Moge de Heilige Geest vallen in deze balzaal, precies op dit moment.
En, Satan, ga weg uit hun leven, laat ze los.
246 En moge de kracht van de opgestane Jezus Christus precies nu op deze mensen komen, en mogen zij worden vervuld met de kracht en opstanding van Jezus Christus. Amen.