Invloed

Door William Marrion Branham

1 Ik ben blij om deze morgen hier te zijn, vanwege deze fijne samenkomst van mensen, en in het bijzonder voor de jonge mensen, aan wie, zoals ik begrijp deze dienst vanmorgen is gewijd, aan de jonge mensen van Shreveport. En dat is een zeer fijne tijd in mijn leven en een hoogtepunt, of ik zou het heel bijzonder willen noemen, om mij te kunnen richten tot de jongens en meisjes die er morgen zullen zijn, als er een morgen is. Wij zijn daar blij om.

2 Hoeveel verschillende denominaties zijn hier deze morgen vertegenwoordigd in deze kleine groep mensen? Ik zou zeggen Methodisten, steek uw handen omhoog. Ik hoorde het hem zeggen: "Van denominatie..." In orde. Baptisten, steek uw handen omhoog. Fijn. Presbyterianen? Kijk eens aan. Lutheranen? Pinkstermensen? En o, Nazareners? Pelgrim Heiligheidsmensen? Een andere denominatie, die ik niet heb vermeld, steek uw handen omhoog. Ik vraag mij af of hier binnen Katholieken zijn, wilt u uw handen opsteken? Ja, ziet u.

3 Is er toevallig een orthodoxe Jood? Laat ons uw hand zien. In orde, meneer. Soms, ik geloof niet lang geleden hier, de laatste samenkomst hier, hadden wij een van de rabbijnen hier in de samenkomst, van de Joodse orthodoxen, welke eigenlijk de moeder van al deze is. Ziet u, zij bracht het kind voort, de Orthodoxe kerk bracht de Christelijke kerk voort. Uit het Jodendom kwam het Christendom.

4 En zo zijn wij zeer gelukkig om u hier vanmorgen vertegenwoordigd te zien, van uw kerk en uw plaats. En ik geloof zeker dat God, als Hij vandaag zou komen, Hij deze vraag niet zou stellen. Als wij vanmorgen allemaal zouden gaan, zou Hij gewoon degenen nemen die gereed zijn om te gaan.

5 Jaren geleden werkte ik op een veehouderij. En ik was daar enkele maanden geleden opnieuw, stond vlakbij de poort met enigen van de broeders, die ik hier vanmorgen zie zitten, broeder Welch Evans, broeder Banks Wood van mijn gemeente te Jeffersonville, en wij passeerden deze kloof waarover ik zoveel gesproken heb. En ik zat daar menige morgen, wanneer men het vee opdreef van de... De vereniging van veehouders dreef haar vee het woud in, het Arapaho Forest. De "Troublesome River Hereford Association" begraast het woud aan deze zijde van de Troublesome River, welke de "East Fork" genoemd wordt. En dan is er een West Fork Troublesome, en de Upper Troubelsome River begraast die zijde.

6 En nu, als uw ranch twee balen hooi kan voortbrengen per jaar, kunt u geloof ik één koe houden voor elke twee balen hooi. En natuurlijk heeft de Kamer van Koophandel uw brandmerk en uit hoeveel vee het brandmerk van uw ranch bestaat.

7 En de opzichter moest daar blijven staan om dat vee te tellen wanneer het binnengaat. En dan wordt hij verondersteld hen opnieuw te controleren, welk brandmerk erin gaat. En niets kan daar binnengaan dan een echte volbloed Hereford, omdat het de Hereford Association is. Niets dan een Hereford, een geregistreerde Hereford, vanwege de stieren, zoveel stieren voor zoveel koeien enzovoort. Het moet zo zijn om de raszuiverheid van het vee goed te bewaren. En het moet een geregistreerde Hereford zijn om daar binnen te gaan.

8 En weet u, ik hield de opzichter in het oog als hij het vee telde bij het binnengaan, zo controlerend. Zolang ik hem ooit zag, keek hij nooit eenmaal naar een brandmerk of onderzocht hij een brandmerk. Er gingen veel brandmerken naar binnen, zoals de 'Grimes' daar, de 'Diamond Bar', de onze was de 'Turkey Track' en dan de 'Tripod' en vele verschillende brandmerken gingen daar dat woud in. Hij lette er nooit op welk brandmerk zij hadden, maar hij onderzocht elk oor om zeker te zijn dat het bloedmerk daar was. Niets dan een volbloed Hereford kon daar binnen gaan.

9 En ik heb daar vele malen gezeten; ik dacht: "Dat is de wijze waarop het zal gaan bij het oordeel." Hij zal nooit kijken naar ons brandmerk of wij Presbyteriaan, Methodist, Baptist zijn of wat wij ook zijn, of Pinksterman; maar Hij zal letten op het bloedmerk, het teken. Dát zal ons binnen brengen, omdat niets in de heerlijkheid kan komen dat niet onder het bloed is. Een bloedmerk, dat wij aanvaard hebben, wat God voor ons deed, in Christus. Ziet u, er is niets dat wij voor onszelf kunnen doen, wij zijn een totale mislukking. Totaal niets. Toen de mens zondigde, stak hij de kloof over tussen hem en God, en ging heen. Er is totaal geen weg terug. Maar God, rijk aan barmhartigheid, aanvaardde een Plaatsvervanger. En die Plaatsvervanger is vandaag voor ons Jezus Christus. Dat alleen zal God erkennen, het bloed van Zijn Zoon, wanneer die tijd komt.

10 Nu, wij hebben een geweldige tijd bij de Life Tabernacle. Wij hadden een heerlijke tijd gisteravond, om de Heilige Geest onder ons te zien bewegen. En wij kijken daar allen naar uit.

11 Ieder mens kijkt om te zien waar hij vandaan komt, en wat hij hier doet, en waar hij hierna heengaat. En er zijn voor ons vele fijne boeken geschreven. Ik heb enkele fijne boeken gelezen in mijn leven over de filosofie van de mens en zo. Maar hoe goed die boeken ook mogen zijn, er is slechts één Boek dat u kan zeggen waar u vandaan komt, wat u bent en waarheen u gaat en dat is dit Boek, de Bijbel. En het Woord is God. Nu, wij geloven in dat Boek, en daarvoor willen wij staan in deze dag. En het belooft daarin dat ons zou worden bekendgemaakt wie wij zijn, waar wij vandaan komen en waarheen wij gaan.

12 Niet lang geleden las ik een artikel, in de Anderson beweging van de Kerk van God, een historisch geschrift. Ik geloof dat het was in... Ik herinner mij nu niet precies welk tijdperk het was. Het was verscheidene honderden jaren na de dood van Christus; een zendeling kwam naar Engeland, dat toen Engel-land genoemd werd. En hij probeerde de koning van Engeland te bekeren tot het Christendom. En zij zaten bij een groot haardvuur, het licht van het vuur verlichtte de binnenplaats, zoals wij het vandaag zouden noemen. En de heilige probeerde de koning tot het Christendom te bekeren. En een klein musje vloog in het licht, cirkelde rond door het licht en ging weer naar buiten de duisternis in.

13 Ik geloof dat alle gebeurtenissen tot eer van God zijn. Ik geloof dat Hij ons beloofde dat Hij alles ten goede zou laten meewerken voor hen die Hem liefhebben.

14 En de heilige stelde de vraag: "Waar kwam hij vandaan en waar ging hij heen?" Hij kwam uit het onbekende en keerde weer op dezelfde wijze. En de heilige zei: "Deze Bijbel houdt de vraag op die wijze voor ons, zoals wij komen uit het onbekende en teruggaan naar het onbekende." En de volgende morgen, na het heel de nacht bestudeerd te hebben dat de man gelijk had, werden de koning en zijn huisgezin gedoopt in de Naam van Jezus Christus ter vergeving van hun zonden; de volgende ochtend. Wat ongeveer drie- of vierhonderd jaar of meer na de dood van de laatste apostel was.

15 Nu, ik denk dat deze gebeurtenis vanmorgen, van ons samenkomen, niet louter een hier komen is om het ontbijt te nemen, hoewel wij dat waarderen. Ik kwam niet omdat... Ik was vermoeid, en ik stond niet op tijd op. Ik was te laat. Maar ik denk dat deze gebeurtenis ter ere van God is en voor het Koninkrijk van God.

16 Nu, laten wij nu de tekst voor vanmorgen lezen, of de Schriftplaats lezen uit de Bijbel, die de Here mij op mijn hart schijnt te leggen voor zowel jong als oud, speciaal voor de jonge mensen van Shreveport aan wie deze samenkomst gewijd is. Laten wij lezen uit Jesaja, het zesde hoofdstuk, als u wilt, te beginnen bij het eerste vers.

     In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik de Heere, zittende op een hoge en verheven troon, en Zijn zomen vervullende de tempel.
     De serafs stonden boven Hem; een ieder had zes vleugels; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.
     En de een riep tot de ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heerscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!
     Zodat de posten van de dorpels zich bewogen van de stem van de roepende; en het huis werd vervuld met rook.
     Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! daar ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de HEERE der heerscharen gezien.
     Maar een van de serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had.
     En hij roerde mijn mond daarmee aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad van u geweken, en uw zonde is verzoend.
     Daarna hoorde ik de stem des Heeren, die zeide: Wie zal Ik zenden, en wie zal voor Ons heengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij heen.

17 Ik wil daar een onderwerp uit nemen deze morgen, genaamd: Invloed. Weet u, u zou dit misschien niet willen geloven, maar in alles wat wij doen, beïnvloeden wij iemand anders.

18 Ik predik vele malen op begrafenissen. En ik probeer nooit al teveel te zeggen over de persoon die is heengegaan, omdat het niet nodig is om het te zeggen. De mensen... het leven dat de man of vrouw, wat het ook moge zijn, geleefd heeft, zal luider spreken tot de samenkomst dan wat ik ook over hen zou kunnen zeggen. Ik zou hun mening nooit veranderen. Hun leven vertelde wat zij waren.

19 En dan weten wij gewoon nooit bij wat wij doen, welke invloed onze handelswijze op anderen heeft. De Bijbel zegt: "Wij zijn geschreven brieven, gelezen door alle mensen." Dat betekent dat uw leven zo luid spreekt tot het publiek, dat uw getuigenis, als het in tegenspraak is met uw leven, zonder enig effect is. Het is wat u aan de binnenkant bent, wat de mensen lezen; niet zozeer wat u zegt, maar wat u bent, ziet u. U kunt iemand iets opprikken en zeggen: "Dit is dat, enzovoort", maar uw leven, dat verschillend is van wat zij zeggen, uw getuigenis van uw leven is luider dan het getuigenis dat iemand over u zou kunnen geven. Ja, houd dat dus in gedachten, dat wij elke dag beïnvloeden, en het leven dat u leeft bewijst wat aan de binnenkant van u is. U kunt dat niet veranderen. Het reflecteert. Iedereen reflecteert naar buiten wat hij van binnen is.

20 En als wij het getuigenis hebben Christenen te zijn, denk ik dat dat een van de plechtigste dingen is die een man of vrouw, jongen of meisje, zou kunnen doen, zou willen; wanneer hij de Naam van Christus aanneemt, dat hij een vertegenwoordiger van Christus zal zijn, zou u elke beweging die u maakt in het oog moeten houden, omdat iemand u in het oog houdt. En daarin wordt weerspiegeld wat God voor u gedaan heeft, binnenin u.

21 Hier niet lang geleden moest er een brug gebouwd worden ginds in Australië, en men liet mensen halen uit de Verenigde Staten, architecten, geen architecten, maar bouwers, enzovoort, bruggenbouwers, om te komen kijken of zij een brug konden bouwen om die zeestraat te overspannen. En men kon niemand vinden in Amerika die dat kon aannemen. Neen. Zij zeiden: "De zandgronden, enzovoort, zouden het niet houden." Toen deed men een algemene oproep voor bruggenbouwers, maar geen van hen wilde het aannemen.

22 Uiteindelijk kwam er een fijne firma uit Engeland, die het contract aannam, nadat hij heel de grond getest had. Hij zei dat hij het contract zou aannemen en de brug zou bouwen. Waarom? Bedenk, zijn reputatie nu, als wereldwijde bruggenbouwer, rustte op hoe zijn werk zou zijn van die brug. Ongeacht wat hij in het verleden had gedaan, deze taak, waarvan hij zei dat hij het kon doen, zou werkelijk weerkaatsen wat hij was. Men zei dat hij elke bout testte en elk stuk metaal dat in de brug ging; de bagger, enzovoort, beneden, en de druk van het water op de bagger. En toen stonden al de andere bouwers er omheen en zeiden: "Hij zal geen standhouden. Hij moet wel instorten." Maar op de dag van de inwijding reed de man zelf aan het hoofd van de parade, omdat hij wist dat zijn werk grondig getest was, en stand zou houden.

23 En ik denk dat dat een geweldige zaak is waarnaar wij zouden kunnen kijken in het christelijk leven. Er moest een brug komen om de weg te overspannen voor het menselijk ras om deze wereld op de een of andere dag te verlaten, en er was niemand die het zou kunnen doen; een engel, aartsengel, seraf of cherub: niets kon het doen. God Zelf kwam naar beneden, in de vorm van een Man, en overbrugde de weg en maakte de weg en stak de brug als eerste over, van het graf naar de heerlijkheid. En het toonde zeker de weerkaatsing. Elke zenuw in Zijn lichaam, elke gedachte in Zijn geest, elke kracht die in Hem was, werd door de vijand getest. Maar Hij doorstond de test, zelfs tot de dood zelf toe, toen Hij deze overwon.

24 Deze jongeman, Uzzia, waarvan wij deze morgen spreken, was Jesaja's held. Jesaja, de jonge profeet in de dagen van Uzzia, lette op deze jonge kerel omdat Uzzia een groot man was. Hij had een fijne achtergrond. Zijn vader en moeder waren beiden strenge, trouwe gelovigen in God. En zij hadden hun jongen opgevoed om God te dienen en te eren.

25 Een van de belangrijkste dingen waaraan het ons tegenwoordig ontbreekt in Amerika en de rest van de wereld, is godvruchtige ouders, om een invloed op hun kinderen te brengen. De ouders van deze dag zijn bij de principes van de Schrift weggegaan. Zij gingen meer de kant uit van de modes van de wereld. En de kerken deden hetzelfde. Daardoor lieten wij dat los en brachten de wereld in de kerk. En dat is de reden dat wij deze grote dag hebben van... als ik het zeg, zeg ik het vol respect hier voor deze jonge mensen. De reden dat wij zoveel hooligans hebben, enzovoort, zoals men het noemt, en slechte karakters, is maar al te vaak het gezinsleven, waardoor zij werden beïnvloed in hun jeugdjaren. Ik ben er nog steeds een gelovige van: "Voed een kind op in de weg die het behoorde te gaan en wanneer het oud wordt, zal het daar niet van afwijken."

26 Nu, Uzzia was een jongen die onder zulk ouderschap was grootgebracht, zodat het hem beïnvloed had.

27 Kijk naar een van onze grootste Amerikanen die ik kan bedenken, Abraham Lincoln. Hem komt zeker alle verdienste toe die hem gegeven is, en meer. Hij had een slechte start; geboren in een arm thuis, had geen mogelijkheid om een opleiding te hebben, schreef in het zand. Wij begrijpen dat de enige twee boeken die hij ooit in zijn leven bezat, tot hij ongeveer 21 jaar oud was, de Bijbel was, en "De Christenreis" of het kan ook het "Boek der Martelaren" van Foxe geweest zijn, het was een van die boeken. Maar, ziet u, wat die man las beïnvloedde zijn leven.

28 En dat is vandaag precies zo. Onze markten zijn vol met vulgariteit en vuiligheid, om de gedachten van onze jonge kinderen te vergiftigen, en dan geven wij hun de schuld. Terwijl ik geloof dat het vele keren aan ons ligt, aan ons, Christelijke mensen, die niet willen staan voor de juiste zaak, en die dingen niet van onze boekenplanken afgezuiverd hebben, enzovoort. En dat wij ook in onze huizen al deze dingen vrij laten, en toestaan dat al deze vulgariteiten en dingen in ons huis komen om de kinderen te beïnvloeden.

29 Maar Uzzia was juist grootgebracht. En hij werd, begrijpen wij – in 2 Kronieken 26 kunt u de geschiedenis lezen – op de leeftijd van 16 jaar koning gemaakt, na de dood van zijn vader. En hij werd koning op de leeftijd van 16 jaar. Nadat hij deze godvruchtige ouders had gehad, startte hij met zijn koninkrijk, met te doen wat recht was. Hij gaf nooit gehoor aan populaire meningen of de politiek van die dag. Hij diende God.

30 Nu, dat is een goed man om door beïnvloed te worden, een man die zal staan voor wat juist is, in een tijd waarin de publieke opinie tegengesteld is, en de politiek tegengesteld is; een man echter, die recht op de weg blijft.

31 Deze nieuwe president die het zojuist heeft overgenomen, president Johnson, sedert de moord op president Kennedy... Toen hij onlangs om gebed om hulp voor hem vroeg aan heel de geestelijkheid van het land, bewonderde ik dat in de man. Ziet u, hij roept God aan om hem te helpen. Ik begrijp eruit dat hij een gelovige is en op God vertrouwt. Wij hebben dergelijke mannen nodig.

32 En wij ontdekken dat Uzzia, in zijn tijd, zijn koninkrijk helemaal uitbreidde tot in Egypte en al de omringende landen tot zijn... Het was zo groot dat zijn koninkrijk volgde op Salomo's koninkrijk. De heerlijkheid des Heren was met hem.

33 Dit was een grote hulp voor de jonge profeet Jesaja, die lette op deze man, deze jonge koning, omdat hij naar het paleis gebracht was tijdens de tijd van de regering van deze jonge koning. En Jesaja die een jong profeet was in die tijd, zag hoe God hem zegende en hem beïnvloedde en hem het juiste gaf. En wij weten dat al de naties rondom aan hem schatting moesten betalen; er waren geen oorlogen en het was iets geweldigs, een les voor Jesaja.

34 En Jesaja bevond iets anders hierin: hoe God hen zal zegenen die trouw zijn aan Zijn Woord en Zijn geboden. Uzzia stelde het voorbeeld voor Jesaja. En wat een glorierijk koninkrijk was het!

35 En nu vinden wij hierin, dat waar een christelijk getuigenis is, ongeacht hoe groot het geweest is in het verleden, het altijd op die wijze verder moet gaan.

36 Uzzia, toen hij tot de plaats kwam waar hij dacht dat hij zeker was, verhief zich in zijn hart. Hij kwam tot een plaats waar niemand hem meer iets kon zeggen.

37 Als dat niet het soort voorbeeld is van maar al tevelen vandaag! Wij vinden het zelfs onder onze christelijke leiders. Zij werken bijna heel hun leven om bisschop of een groot invloedrijk man te worden, en zodra zij op die plaats komen, verheffen zij zich. Wij vinden evangelisten in het veld, wier bediening God zegende, en weldra verheffen zij zich, totdat ze tot een plaats komen dat zij zich zo verzekerd voelen te midden van hun eigen mensen dat ze gewoon... Zij hebben die plaats bereikt dat zij alles kunnen doen wat zij maar willen, en maar ongestraft kunnen doorgaan.

38 Hoevelen, vraag ik mij af, wij denken er nu juist aan, aan grote mannen, grote dienstknechten die God heeft gebruikt, die uiteindelijk tot een plaats komen dat zij voelen dat zij zoveel over het Woord van God weten, dat zij zelfs de tijd niet meer nemen om te bidden. Het zijn altijd sociale bezoeken, iemand bezoeken, uit dineren gaan. En de tijd dat zij zouden moeten doorbrengen met God, alleen, alleen om zich voor te bereiden om voor de samenkomst te komen in de lieflijkheid van de Geest, zijn zij ergens buiten met een of andere ontspanning. U kunt God en de mens niet tegelijkertijd dienen. Gods dienstknecht zou een geïsoleerd persoon moeten zijn, voor Hem alleen. Als wij de mensen dit slechts konden laten inzien.

39 En dan komen zij tot een plaats dat zij zichzelf onder verplichting stellen, wanneer zij de mensen ontmoeten. Zij ontmoeten de mensen en dan is er stellig een verlangen naar dit en een verlangen naar dat. En de geest van de man van God raakt helemaal in onrust, en hij is zo in tweestrijd wanneer hij naar zijn kamer gaat. Hij begint te studeren: "Nu, als ik dit niet doe, zal deze man er zich boos over voelen. En dit, als ik dit niet doe, zal die man zich er slecht over voelen." En wanneer hij dan naar het podium gaat, weet hij nauwelijks waar hij staat; zijn geest is helemaal verscheurd, terwijl hij die tijd met God behoorde te hebben doorgebracht. Zij zijn geen sociale leiders. Een man van God zou geheel toegewijd moeten zijn aan de dienst van God. En wij vinden dat dat maar al te erg is, dat wij het hebben.

40 En een andere belangrijke zaak die wij vinden, want ik besef dat ik vanmorgen tot predikers spreek. En wij willen... ik... wanneer wij voor een samenkomst komen en we dit weten, dat wij elkaar wellicht nooit meer zullen ontmoeten zoals wij deze morgen bij elkaar zijn. En dan wat de dingen betreft die u zegt, God houdt u er verantwoordelijk voor. U moet dus biddend komen, God vragend wat u moet zeggen en dan op Hem vertrouwen wanneer u op het podium komt, voor iets dat de mensen zal helpen.

41 Wij weten allen van mannen; in het veld vandaag zijn grote mannen. Sommigen komen tot een plaats, nadat zij hun samenkomst helemaal achter zich gekregen hebben, dat zij zich zo zeker voelen dat zij denken dat zij zelfs kunnen zondigen en er ongestraft vanaf komen. Wij hebben van predikers geweten, die de verkeerde weg namen. En vele malen komt dat omdat zij zichzelf verzekerd voelen, zo van: "O, de mensen zullen mij in alles ongestraft laten doorgaan." De mensen zouden het misschien doen, mijn broeder, maar God niet. Ziet u, u zult voor God rekenschap afleggen. U moet als prediker nooit proberen de oren van uw samenkomst te verleiden, ongeacht hoezeer zij zouden kunnen schreeuwen of jubelen, of tekeer gaan, of u op de rug kloppen en zeggen: "De boodschap is wonderbaar."

42 U moet een dienstknecht zijn voor Christus, eerbaar bij dat Woord blijven, omdat dat Woord zich zal weerspiegelen door u heen en u zult iemand beïnvloeden die uw leven in het oog houdt. Jonge mensen, gelijkerwijs. Zakenlui, evenzo.

43 De koning raakte opgeblazen van trots. Hij dacht dat hij gewoon zo verzekerd was dat God hem met alles zou laten begaan.

44 Een jonge tienerknaap zei niet lang geleden, een Christen, hij deed iets: hij bewonderde een bepaalde rock-and-roll knaap die tot zijn kerk behoorde. En ik sprak op een Youth for Christ samenkomst. En deze jonge kerel zei: "Weet u, ik bewonder Zus-en-zo; ik geloof dat hij één van de meest trouwe Christenen is." En deze jongen is een rock-and-roll-koning.

45 En ik zei: "Ik geloof dat er slechts één verschil is tussen deze jonge man en Judas Iskariot. Dat is dat Judas dertig zilverlingen kreeg en deze man heeft een serie Cadillacs en miljoenen dollars, voor het verraden van Christus."

46 Hij zei: "Hoe kunt u zoiets zeggen, meneer Branham. Hoe kunt u dat doen?"

     Ik zei: "Omdat het de waarheid is."

47 Die invloed van het zingen van die christelijke liederen en dergelijke op de jonge mensen, en dan zo de wereld in te gaan, brengt het grootste struikelblok, meer dan alle verenigde dranksmokkelaars en al het andere dat er in het land is. Het is een schande dat dat er is, dat het zelfs toegelaten wordt. De kerk behoorde op te staan en zelfs niet toe te laten dat die lofliederen door dergelijke mensen gezongen worden. Ze nemen het talent dat God hun gaf en beïnvloeden met hun levens, die luider spreken dan hun woorden. Hoe kunnen mensen zulke films maken zoals deze mannen doen en dan weer lofliederen staan zingen en dergelijke dingen? Het is het ware toppunt van schijnheiligheid. En wij ontdekken dat dat gebeurt onder Christenen, gelovigen.

48 En deze jonge man zei: "Wel, ik zeg u wat ik ervan denk. Ik denk dat God mij zo liefheeft dat Hij mij met alles zal laten begaan."

49 Ik zei: "Hij heeft dat nooit gedaan. Hij zou het nooit doen. Zelfs Israël, Zijn natie; zelfs David, een man naar zijn eigen hart, oogstte elke graankorrel die hij zaaide. En u zult het ook doen." Elk van ons zal dat doen. Wij weten dat.

50 Maar hij verhief zich zozeer in zijn hart! Nu, ik wil dit woord spreken tot de Volle Evangelie Zakenlieden. Hij verhief zich zo in zijn hart dat hij dacht dat hij de plaats van een prediker kon innemen. Hij probeerde een prediker te worden, waartoe hij niet geroepen was. En ik geloof dat het vaak zo is dat er soms mannen in deze gelederen, en in de groepen van zakenlieden, tot een plek komen dat God hen zegent in hun zaken en hen welvarend maakt enzovoort, tot zij tot een plaats komen dat zij denken dat zij ook het Evangelie behoorden te prediken. En dat is verkeerd. Dat is fout. U zou altijd een prediker moeten laten prediken, want, zoals Oral Roberts eens zei: "Het is moeilijk genoeg voor predikers om de zaak zuiver te houden, laat staan voor mensen die niet tot dat ambt geroepen zijn." Ziet u, u behoorde daar mannen te hebben die het weten, en die verordineerd zijn voor het werk.

51 Dit bewijst dat hij... Wij ontdekken dat deze man, die een groot man, een goed man, een eerbaar man was, maar hij nam de offerande, het wierookvat, en ging in tot het altaar des Heren om wierook te branden voor de Here, wat alleen een gewijde priester mocht doen. Maar hij dacht, omdat God hem zozeer liefhad en omdat Hij zo goed voor hem geweest was, dat hij dat toch kon gaan doen. En de priester liep achter hem aan en zei: "U bent niet verordineerd tot dat ambt. God verbiedt dat iemand daar binnenkomt, dan alleen een Leviet die voor die dienst gewijd is." U behoorde dat nooit te doen.

52 En op die wijze gebeurt het vele keren en dat is wat naar ik denk de wereld vandaag in zo'n verwarring heeft gebracht: dat mannen uitgaan en proberen die plaatsen in te nemen waartoe zij niet verordineerd zijn. Het komt tot een plaats waar zij trachten dit ambt te vervullen terwijl zij niet voor die plaats geroepen zijn.

53 Nu, wij ontdekken, alhoewel een goed man, gezegend door God... Maar, als God u zegent, blijf bij de categorie waarin God u geroepen heeft. Als dat een huisvrouw is, blijf een huisvrouw. Als het in zaken is, blijf in die zaken, en weerspiegel God. En waartoe God u ook geroepen heeft, laat het daarbij blijven. Want Hij wil dat u een echte huisvrouw bent, om uw invloed te weerspiegelen op een ander persoon die een goede huisvrouw zou willen zijn. Als u een goed zakenman bent, laat uw leven zo zijn dat het Jezus Christus zal weerspiegelen in uw zaken, met eerlijkheid en integriteit en met dingen die werkelijk iets betekenen. Want iemand houdt uw leven in het oog. U beïnvloedt iemand. God moet een werkelijke huisvrouw hebben. God moet een echte tiener op school hebben. God moet een echte prediker hebben, een echte zakenman, iemand die Hem zal reflecteren. Omdat zij daarin, in u, Christus zien. Ongeacht wat de rest van de wereld moet doen, dat heeft met u of mij niets te maken. Wij zijn verantwoordelijk aan God voor ons leven en voor onze ervaring met Christus.

54 Nu, wij ontdekken, bij zijn pogen om de plaats van de prediker te nemen, en toen iemand hem zei dat hij niet op zijn plaats was, en hem zei dat hij dat niet behoorde te doen, dat hij "niet op zijn plaats stond", dat hij toornig werd. Vertoornd, hij werd zo vertoornd dat zijn gelaat rood werd.

55 Ziet u, wij moeten in staat zijn correctie te doorstaan en aan te nemen. Sommigen willen dat niet. U kunt niet... Ik ben naar samenkomsten gegaan en ik heb in gehoorzalen gezeten, en u staat op. En sommige mensen komen binnen en zitten er slechts enkele minuten en als u één woord zegt waarmee zij het niet eens zijn [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert], ze zijn verdwenen, ziet u, ze vliegen op.

56 Wel nu, u weet wat er gebeurde met Hizkia, die dat deed, of met Uzzia, liever gezegd. God sloeg hem met melaatsheid. De man stierf in zijn melaatsheid, wat een type is van zonde. Hij kon het niet verdragen gecorrigeerd te worden door het Woord.

57 En vele keren gebeurt er vandaag hetzelfde. Men zegt: "Wel, mijn denominatie gelooft dit, en mij maakt het niet uit!" Ziet u? Neem tijd om het Woord te onderzoeken. God zal de wereld nooit oordelen door een denominatie, Hij zal haar oordelen door Zijn Woord. En Zijn Woord is Christus, en Christus is het Woord. Zij zijn hetzelfde "gisteren, vandaag en voor immer", Hebreeën 13:8. Maar, in plaats van te proberen de correctie aan te nemen, vliegen zij op. Zij kunnen het niet verdragen.

58 Nu, dat is precies wat Uzzia gedaan heeft, een goed man. U zegt: "Wel, die persoon was een..." Uzzia was ook een goed persoon, een fijn persoon, een door God gezegend man. Maar ongeacht wat het was, hij had altijd op zijn plaats moeten blijven. Want God gaf hem de gelegenheid anderen te beïnvloeden door een rechtvaardig koning te zijn; geen priester. En het Woord verbood hem dat te doen. Maar hij ging binnen en ging offeren. En toen hij ter verantwoording werd geroepen, hem het Woord werd gegeven dat hij niet verondersteld werd die zaak te doen; dat God hem had gezegend in zijn zaken of wat het ook was, maar niet om te proberen de plaats van de priester in te nemen... Hij was buiten het Woord. Wel, hij ging het hoe dan ook doen, ongeacht wat iemand zei.

59 Nu, is dat niet de houding van maar al te veel mensen vandaag? Zij willen de correctie van het Woord niet aannemen. En dat is de reden dat wij onszelf verwikkeld vinden in een grote Raad van kerken hier, niet wetend waar wij uitkomen, de wereld ingaand. Tienduizenden leden komen er elk jaar bij en wij zien de hand Gods nergens bewegen. Dood, formeel, gewoon precies zoals de Bijbel zei dat men zou zijn: "Een Laodicéa gemeentetijdperk, lauw, uit de mond van God gespuwd." Christus aan de buitenkant, proberend binnen te komen, en de kerk van binnen wil Hem niet binnen laten komen; dat is precies het beeld van vandaag. Omdat de mensen niet begrijpen dat hun positie uit het Woord komt, het Woord van God.

60 En Uzzia had daar aandacht aan behoren te schenken. Nu, bedenk dat wij hem vandaag een Christen noemen die God had gezegend. Hij was niet zomaar een of andere gewone man. Hij was een man die gezegend was door God, maar hij wilde geen correctie aannemen. Ongeacht hoezeer het Woord zei dat het zo was, hij wilde dat niet begrijpen; omdat hij zichzelf verzekerd genoeg voelde dat God hem met iets anders ook zou laten begaan.

61 En dat is er aan de hand met onze mensen vandaag over de hele wereld, dat zij denken dat God hen verder zal laten gaan met iets wat in tegenspraak met dit Woord is. Hij zal het nooit doen. Wij moeten terugkomen tot de correctie en de correctie door het Woord verdragen. En wegens zijn arrogante wijze waarop hij handelde, schonk hij geen aandacht aan wat deze prediker te zeggen had. Hij zou en moest doen wat hij wilde doen. Overdenk dit gewoon, nu, houdt dat even in uw gedachten.

62 Hoe kan een kind tegenover een vader en moeder staan, die godvruchtig zijn; hoe zou een tiener in het gezicht van een godvruchtige, oude moeder met haar haar dat grijs wordt, kunnen kijken; en die tot deze tiener zegt: "Lieveling, moeder heeft je anders opgevoed"? En u ziet terug door haar leven, wat dat voor moeder gedaan heeft. Doe dan niet zo dat je arrogant bent en zegt: "Neem uw godsdienst en ga, maar ik doe wat ik wil." Wat is de afloop van die tiener, wat gebeurt er met hen? Het is voorbij. Zij zijn verloren, geestelijk, moreel, vaak ook lichamelijk en geestelijk. Zij zijn volledig van de genade afgesneden. Wel, dan, dat zou een verschrikkelijke zaak zijn voor een tienerjongen of -meisje.

63 Denk dan na over een man of vrouw, ginds in de bediening, of een Christen die zichzelf een kind van God noemt, en kijkt in de geboden van God, zich omdraait en zegt: "Mijn denominatie gelooft het niet op die wijze."

64 Wij hebben invloedrijke Christenen nodig, beïnvloed door het Woord van God. Geroepen mannen of vrouwen, voor een invloed op de uitverkoren gemeente voor de laatste dagen; dat is wat wij nodig hebben. God, geef het ons! En ze zullen er zijn. Ze zullen er gaan zijn.

65 Wij ontdekken dat Uzzia wegens zijn arrogantie geslagen werd met melaatsheid. Hij herstelde nooit. Hij herstelde nooit. Hij moest zichzelf afscheiden van de tegenwoordigheid van God, en stierf in een leprozenhuis.

66 O, die grenslijn, die lijn waar mannen en vrouwen zo gemakkelijk overheen kunnen gaan! Die lijn tussen genade en oordeel, die een tienerjongen of -meisje kan oversteken. Wij allemaal! De lijn die de zakenlieden kunnen oversteken! Ieder van ons kan deze oversteken, tussen goed en kwaad. En bedenk, Gods Woord is altijd de zaak die juist is. "Laat elk mensenwoord een leugen zijn, maar het Mijne is de Waarheid", zei God.

67 Nu, hij werd geslagen. En wat een les was het voor hem toen de jonge Jesaja dit zag! Om te zien dat een man niet bij zijn positie blééf! Jong of oud, wie zijn positie te buiten gaat, moet de gevolgen ervan ondervinden. Ongeacht hoezeer God hem gezegend had, toch moest hij de gevolgen ervan dragen.

68 Nu, Jesaja leerde hierdoor een grote les. Wat? Dat God Zijn man op zijn plaats verordent.

69 De mens kan voor zichzelf geen positie verordenen. God moet uw positie verordenen. Vergeet dat niet. God stelt u op uw plaats en u moet nooit proberen iemand anders' plaats in te nemen. Probeer niet iets te zijn wat u niet bent.

70 Zoals Congreslid Upshaw eens zei; degene die in een samenkomst genezen werd, en de Here liet mij een visioen over hem zien daar in Californië. Hij was kreupel geweest gedurende 66 jaar en hij werd onmiddellijk genezen, door de barmhartigheden Gods. Wierp zijn krukken weg en zijn oude stoel en zo. Hij was hier in Shreveport, geloof ik, en getuigde. Hij had vroeger dit gezegde.

71 Hij was de senator, geloof ik, of zoiets, gedurende vele jaren, en congreslid uit Georgia. En hij was een vertegenwoordiger van de Baptistenkerk van de "Zuidelijke Baptistenraad." En toen deed hij mee in de strijd voor het presidentschap, in verband met de nominatie, maar hij werd verslagen wegens zijn standpunt. En die nacht... ik had zelfs nooit van de man gehoord, nooit. Doctor Roy Davis, degene die mij de handen oplegde bij mijn inwijding voor de Zendings-Baptistenkerk, zond hem naar mij toe. En toen hij de samenkomst binnenkwam, riep de Heilige Geest hem daar bij naam, terwijl er duizenden mensen zaten, en zei hem wat hij was en zei hem dat de Here hem had genezen. En hij kwam naar het podium zonder krukken, zonder beugels, zonder iets, bukte zich voorover op de leeftijd van ergens in de zeventig en raakte zijn tenen aan heen en terug, volledig bevrijd. En een spreker dat hij was en een groot man. Wat deed hij...

72 Hier was zijn uitdrukking: "U kunt niet iets zijn dat u niet bent." Dat klinkt alsof ik dat zeg, niet een lid van het congres. Maar dat was gewoon... Hij was een Zuiderling en hij gebruikte zo'n beetje zijn uitdrukking omdat hij een man was, die onderzocht. En hij had een grote invloed op de mensen en was een godvruchtig man. En stierf vele jaren later op dezelfde wijze. Toen hij op de trappen van het Witte Huis stond, bij Billy Grahams' samenkomst en zong: "Leaning on the Everlasting Arm" ["Leunend op de eeuwige arm" – Vert], voor mensen van over heel de wereld. Nu, zie de...

73 God verordent Zijn man en u kunt de plaats van een ander niet innemen. Als u het doet, brengt u alleen een vleselijke nabootsing voort, en uiteindelijk zal het geslagen worden. Ziet u, u kunt het niet doen. God verordent u tot úw plaats. Jesaja zag dit in, dat hij zijn vertrouwen niet in enig mens kon stellen. Daar was de grootste man die er op aarde was in die tijd, een koning waaraan de rest van de wereld schatting moest betalen; maar omdat hij zijn positie te buiten ging, zag Jesaja toen dat hij niet kon vertrouwen op een vleselijke arm, en het dreef de profeet naar de tempel om te bidden.

74 O God! Als de kerk, als de mensen die zichzelf Christenen noemen, dit slechts konden zien vandaag, zodat het hen ergens naar het altaar zou drijven om te bidden. U kunt niet iets zijn dat u niet bent.

75 Dan vinden wij hem in de tempel, toen hij in gebed was. Daar hij een profeet was, was zijn gesteldheid zo, dat hij visioen zag. Hij werd op die wijze geboren, natuurlijk, omdat hij profeet was. En hij had een aanraking van God nodig. En God had hem verordineerd een profeet te zijn. In het visioen in de tempel zag hij een echte Koning, in het visioen. Hij zag God verheven, hoog boven alle hemelen en zijn grote gevolg vervulde de aarde en de hemelen en het uitspansel. Hij zag een echt Voorbeeld. Met andere woorden, God zei: "Kijk deze kant op, Ik ben jouw Voorbeeld."

76 En als wij dat slechts konden doen in onze eigen bediening! Ik richt mij tot de predikers en zakenlieden, tieners. Predikers, als wij dat slechts konden doen! Ik zou als Billy Graham willen zijn, ik wenste dat ik de opleiding en de kennis had om de zaak samen te brengen zoals Billy Graham. Ik kan Billy Graham echter niet zijn, maar evenmin kan Billy Graham mij zijn. Ziet u? Wij hebben elk onze plaats in Christus. En te proberen Billy Graham na te bootsen zou alleen hetzelfde zijn als wat Uzzia deed; het zou slechts op dezelfde wijze in een ramp resulteren. Wees gewoon wat u bent, wat God u maakte.

77 Nu, Jesaja was een profeet; hij ging dus naar de tempel en hij zag het ware Voorbeeld, God. Merk de hemelse serafs op, zoals zij door de tempel vlogen. Nu, een seraf is een machtig woord. En het is geen engel, maar het is een... Wat het is, het is één die het offer brandt. Hij heeft iets te maken met de verzoening, omdat hij het offer offert, om een weg te maken naar de troon der genade voor de bekeerde zondaar. Wat een positie, hoger dan een engel, groter dan een engel! Want de engelen staan achteraan. Maar de serafs gaan naar voren met de offerande tot helemaal in de tegenwoordigheid van God; een verbrander van de... degene die het gebed offert dat is opgegaan, de verbrander van het offer. En hier waren zij, door de tempel gaande, roepend: "Heilig, heilig, heilig, is de Here God almachtig." Denk eraan, in de tempel, voor deze jonge profeet!

78 Zijn hart was gebroken. Zijn koning had gepoogd zijn plaats te vullen door te proberen de plaats van een prediker in te nemen en was totaal door God geslagen en getroffen met melaatsheid, zijn voorbeeld waarnaar hij had opgezien, op een mens.

79 Vertrouw nooit op een of ander mens. Het maakt me niet uit wie hij is. Of hij een heilig man is, of hij een goed man is... Er bestaat zoiets niet. Laat mij dat corrigeren. Er is geen heilig mens, er is geen heilige kerk. Er is zoiets niet. Het is een heilig God, geen heilig man. Het is de Heilige Geest. Petrus verwees eens naar "de heilige berg", op de Berg der Verheerlijking. Het was de berg niet die heilig was, het was de Heilige God Die hen op deze berg ontmoette. Het is niet de heilige gemeente; het is de Heilige God in die gemeente. Niet de heilige man, maar de Heilige Geest Die werkt in die man. De man zal falen. Hij is een mislukking om mee te beginnen, wie dan ook. De grootste mannen vallen. Stel uw vertrouwen er niet op en maak een mens niet tot uw voorbeeld. Kijk naar God. Christus is uw Voorbeeld.

80 En wij ontdekken nu dat hij zijn gedachten over Uzzia had verlaten, de koning die hij zozeer liefhad. En hij keek op en zag wat hij moest begrijpen om een profeet te zijn: dat God en God alleen heerst in de levens van de mensen en in Zijn gemeente. En wij letten nu op hem, op wat er gebeurde.

81 Wij zien dat deze serafs zes vleugels hadden; twee over hun gelaat, twee over hun voeten en twee waarmee zij vlogen; zij gingen door de tempel, roepend: "Heilig, heilig, heilig, is de Here God almachtig. Heilig, heilig, heilig, is de Here God almachtig." Zij riepen dag en nacht, omdat zij in de tegenwoordigheid van God waren.

82 Ziet u wat God zei dat Jesaja moest verstaan? De Heiligheid, de reinheid van God, en de eerbied die wij behoorden te betuigen in Zijn tegenwoordigheid.

83 Laten wij dit visioen gewoon even onderzoeken, voor wij sluiten. Wij merken op dat elk van deze schepselen zes vleugels heeft. Wij zullen eerst deze vleugels nemen. "Met twee bedekte hij zijn gelaat." Waarom deed Hij dat? Denk eraan! Zelfs heilige serafs moeten in de tegenwoordigheid van God hun heilige gezichten bedekken, om in Zijn tegenwoordigheid te staan. Zij, die nooit zonde kenden, nooit zondigden, nimmer – zij kunnen onmogelijk zondigen – maar toch, in de tegenwoordigheid van God bedekten zij hun heilige gezichten.

84 En wij dan, sterfelijke, zondige, verdorven mensen, zullen proberen iets in te voegen, en toe te voegen aan Zijn Woord en aan Zijn voornemen, en oordeel uitspreken over sommigen die proberen op te volgen wat de Here hen zei te doen; zonder acht te slaan op Zijn Woord: "Ik weet dat het Woord zegt 'gij moet wederom geboren worden', maar ik zeg u wat ik denk!" U moet helemaal geen gedachte laten opkomen. Gód heeft gesproken en dat maakt het vast.

85 Petrus zei op de Pinksterdag: "Want voor u is de belofte, en voor uw kinderen, en voor allen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, er toe roepen zal." Wat was de belofte, van wat? De Heilige Geest Die was uitgestort. Wat ontzette de mensen? Omdat zij hen in talen hoorden spreken die zij niet kenden, en zij waggelden als dronkenmannen onder de invloed van de Heilige Geest. En zij spotten, maakten er gekheid over. En Petrus zei: "De belofte is voor u", als zij zich wilden bekeren, "en voor allen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal."

86 Hoevelen? "Zovelen als de Here, onze God, er ooit toe roepen zal." Nu, de kerk mag u roepen, uw geweten mag u roepen. Maar wanneer Gód u roept, weet Hij hoe Zijn dienstknecht te kleden.

87 En zondige mannen, geleerd, opgeleid, invloedrijk in hun denominaties; blijft u in uw denominatiekleed staan, en probeert u iets in dat zuivere, ongerepte Woord te injecteren? Bedenk, het Woord is God. Als een seraf, die geen zonde kende, zijn gelaat moest bedekken om in de tegenwoordigheid van God te staan, hoe zullen wij dan op die dag verschijnen, wanneer wij staan in de tegenwoordigheid van Zijn woord, gepredikt en volkomen bevestigd door de Heilige Geest, en dan nog steeds wegwandelen en zeggen: "Het is telepathie of iets dergelijks"?

88 Wat gebeurde er met deze koning, een groot man, een gelovige, een door God gezegend man? Hij werd met melaatsheid geslagen, wat een type is van zonde, ongeloof. Er is geen genezing voor, alleen Christus. En hij stierf in diezelfde toestand.

89 Nu, de mensen hebben geen eerbied voor Hem. Waarom is het dat mensen God niet eerbiedigen? Eerbied had alleen betrekking op God; tweemaal wordt er in de gehele Bijbel van gesproken, beide keren betrekking hebbend op God. Merk op, de reden waarom zij het niet doen [Broeder Branham klopt driemaal op de kansel – Vert] is, omdat zij niet ten volle overtuigd zijn dat het God is. Zij zijn niet ten volle overtuigd.

90 Evenmin was Uzzia het; hij was niet volledig overtuigd dat God elk Woord hield. Omdat God hem had gezegend, dacht hij: "Dat voldoet mij. Als ik een zegen van God krijg, kan ik doen wat ik wil."

91 Dat kunt u niet. U kunt het niet. Jij, tiener, kunt het niet doen, ongeacht hoe populair je bent, wat een fijn meisje, fijne jongen, knappe danser je bent. Hoezeer de hele school jou ook waardeert, je won je beurs, dat is allemaal fijn. Daar is niets tegen. Dat is fijn, maar denk niet dat je Gods Woord ongestraft met de voeten kunt treden en ermee doorgaan. U predikers, denk niet dat u dat kunt doen en er ongestraft vanaf komt. Niemand van ons zal het doen. U huisvrouwen, of u zakenlieden, wij zullen allemaal voor God rekenschap afleggen, door Zijn Woord. Jesaja leerde dit. Zij zijn zich niet bewust van Zijn tegenwoordigheid.

92 Wat zou het ons vandaag lonen te luisteren naar wat David zei. Hij zei: "De Here is altijd voor mij." Hij bond Zijn geboden op de deurposten en op zijn bedsponde en hij zette ze overal op. Hij bond ze zelfs in zijn hart, nam zich in zijn hart voor dat hij niet tegen God zou zondigen. Hij bleef bestendig met het Woord voor hem. Daarom zei hij: "Ik zal niet bewogen worden", want in alles wat hij deed had hij het Woord voor zich. En dat zouden wij altijd moeten doen, het bevel van God.

93 Nu, hij bedekte zijn gelaat omdat God helemaal heilig is en hij riep: "Heilig, heilig, heilig."

94 Laten wij dat nu als tweede nemen: Hij had twee vleugels ter bedekking van zijn voeten. Wat betekent dat? Nederigheid in Zijn tegenwoordigheid.

95 Dat is een moeilijk iets voor een man die een positie heeft. Dat is een moeilijke zaak voor een tienermeisje dat knap is. Dat is een moeilijke zaak voor de tienerjongen die populair op school is, een ster in basketbal.

96 O, jonge kerel, hoe zou God je kunnen gebruiken, als je Hem het slechts zou laten doen! Jong meisje, jij met je fijn knap uiterlijk als een kleine koningin, wat God je gaf, waarom gebruik je die invloed niet voor het Koninkrijk van God, waarvoor God het je gaf, die deugd van vrouwelijkheid. Gebruik het op die wijze, dan ben je er zeker van juist uit te komen. Maar op elke andere weg moet je wel falen, zie je, je zult een totale mislukking zijn. God maakte je en niemand anders kan jouw plaats innemen, niemand kan die plaats vullen. Je moet op die wijze zijn.

97 Nu, verootmoedigd in Zijn tegenwoordigheid, deze serafs, nederig in Zijn tegenwoordigheid.

98 Zoals Mozes, toen Mozes een groot, intellectueel man was; wij begrijpen dat hij de Egyptenaren wijsheid kon onderwijzen, wetenschap en de geweldige wijsheid van Egypte.

99 Wij hebben het nog nooit geëvenaard in onze wetenschap. Wij bouwen tegenwoordig geen piramiden, weet u. Wij zouden er geen kunnen plaatsen zoals die, in het centrum der aarde, waar er ongeacht waar de zon staat geen schaduw rondom is. En wij zouden de sfinxen of vele van die dingen niet kunnen bouwen. En evenmin zouden wij een mummie kunnen maken vandaag, die hem er na duizenden jaren nog natuurlijk zou doen uitzien. Slechts enkele uren is alles wat wij kunnen om een dood lichaam goed te houden. Men had toen een vloeistof waarmee men kon balsemen, waar wij niets van afweten. Een kleur die zelfs nooit zijn kleur verliest, vele van de kunsten die zij hadden, en wetenschap, die wij niet hebben.

100 Luister, jonge mensen, jullie wonen in een collegestad hier of een stad waar... en ik woon in een universiteitsstad. En wetenschap is in orde, zolang het niet buiten het Woord van God komt. Maar ik wil dat u weet dat wetenschap u geen leven kan geven. Wetenschap kan u zeggen hoe...

101 En nog iets is dat de wetenschap gewoonlijk altijd moet terugnemen wat men zegt dat wetenschappelijk bewezen is. Weet u, ik zag onlangs een professor der wetenschap erover spreken dat men had bewezen dat deze beenderen, die zij hebben opgegraven, en waarvan men zei dat zij een honderd miljoen jaren oud zijn, zij twee jaar geleden ontdekten dat het door het zoute water kwam waarin de beenderen lagen. Er is niets, nergens in de wetenschap of iets, dat kan zeggen dat de wereld meer dan zes duizend jaar oud is. De chloride en spul in het water heeft het been op een dergelijke wijze afgebroken, dat het zich doet aanzien alsof het een miljoen jaar oud was. Maar het is het niet. Maar denkt u dat zij dat zullen adverteren? Zeker niet. Zij zullen niet terugnemen wat zij gezegd hebben.

102 Maar hier is de Bijbel, mijn broeder, zuster, en mijn jonge tienerbroeder of -zuster; God hoeft nooit terug te nemen wat Hij zei, omdat het de Waarheid is, altijd de Waarheid. Het is altijd juist. Wanneer God iets zei, betekent het dat.

103 Ik sprak onlangs op een samenkomst en een knaap die mij buiten ontmoette, zei: "U bent aan het verkeerde adres, makker. U zei dat de wereld hier zes duizend jaar oud is."

     Ik zei: "De ordening van de wereld, dat is juist, zes duizend jaar."

104 Hij zei: "Kijk, de Bijbel zegt dat God de hemelen en aarde in zes dagen schiep."

     Ik zei: "Hij deed dat niet."

105 Genesis 1; Hij zei: "In den beginne schiep God hemelen en aarde." Punt! Hoelang Hij erover deed, weet ik niet; niemand anders weet het. God deed dat. Dat is een punt. Dat is het einde van de zin. "En" toen Hij haar begon te gebruiken, "de aarde nu was woest en ledig, en duisternis lag op de vloed, en de Geest Gods zweefde over de wateren." Maar in Genesis 1 staat: "In den beginne schiep God de hemelen en de aarde." Dat is alles. Twist er niet over. Ik geloof het gewoon. Dat is alles. God schiep haar. Het is niet mijn zaak om te weten. Ik ben blij dat Hij het deed en mij hier een poosje laat leven. Hij heeft een nieuwe verkregen, waarin gerechtigheid woont.

Mijn hoop is gebouwd op niets minder
Dan Jezus' bloed met gerechtigheid.

106 Geen geloofsbelijdenis, denominaties, geen mensenvoorbeeld; ik wil Christus en Hem alleen. Dat is wat wij moeten hebben.

107 Nederig. Mozes, een intellectueel mens; maar in de tegenwoordigheid van die brandende struik deed hij zijn schoenen uit. Hij was op heilige grond. Vernederde zichzelf! Nederigheid. Dat is wat de bedekking van de voeten betekende, nederigheid.

108 Kijk naar Paulus, de grote intellectuele geleerde; onderwezen onder Gamaliël, één van de grootste Hebreeuwse leraars van zijn dag. Knap, intellectueel, collegegraad, en hij dacht dat hij het allemaal wist. "En dat stel mensen die tekeer gingen, waren niets dan krankzinnige mensen, gekken", en hij had orders van zijn hogepriester om ginds naar Damaskus te gaan en hen allen te arresteren. En op een dag, op weg daarheen, kwam hij in de tegenwoordigheid van Dezelfde Die tot Mozes sprak in de brandende struik, een Vuurkolom. Wat deed Paulus, of Saulus liever? Hij viel op zijn aangezicht uit nederigheid, van zijn voeten af, op zijn gezicht, in nederigheid.

109 Wat deed Johannes de Doper, de man waarvan Jezus zei: "Er was nooit een man geboren uit een vrouw zoals hij, of die zich met hem zou kunnen vergelijken tot die tijd"? Die grote profeet, verordineerd door God van voor de grondlegging van de wereld; waarvan gesproken werd 1207 jaar voor hij ooit kwam, of 712 jaar liever gezegd, voor hij op aarde kwam, door de profeet Jesaja hier. Wat deed hij toen hij een Man uit het gehoor naar zich toe zag komen lopen, en hij opkeek naar boven en dat Vuur zag neerkomen vanuit de hemel in de vorm van een duif? Hij riep het uit: "Ik heb nodig door U gedoopt te worden."

110 "Ik moet minder worden; Hij moet toenemen." God kan er geen twee terzelfdertijd op aarde hebben. Slechts één heeft de boodschap, weet u. "Ik moet minder worden; Hij is de Boodschapper. Ik ben het geweest tot op deze tijd, nu neemt Hij mijn plaats in." Zoals Elisa, toen Elia omhoog voer en zijn mantel terugwierp naar Elisa; zijn bediening was geëindigd; Elisa moest het opnemen waar hij het achterliet. "Hij moet toenemen, ik moet afnemen"; Johannes de Doper.

111 Weest u bewust van uw kleinheid. U bent niets. U bent niets. Wat zou ik daarover graag enkele minuten uitweiden! Maar u bent niets. Laat mij... Dit klinkt heiligschennend en het klinkt grof.

112 En ik vind niet dat de kansel een plaats is voor welke prediker ook om grappen te maken. Het is nu een grappenmakerij, een zich aanstellen, Hollywoodbetovering, geworden. Dat is er aan de hand. Hollywood heeft door de televisie de kansel overgenomen. Onze vrouwen hebben zich allang gebogen voor de godin der mode van Hollywood. En daarmee is de kansel in Hollywood gekomen, door zangers enzovoort, mannen met talent. O, wat een gewiekste man is de duivel. U kunt olie en water niet mengen. Het zal niet mengen. Bemerk de grote invloed die mensen aan anderen kunnen geven. En wat údoet heeft invloed.

113 Als u wilt ontdekken hoe groot u bent, steek dan uw vinger in een plas water of in een emmer water, trek dan uw vinger eruit en probeer te vinden waar u uw vinger erin stak. U bent niets.

114 God kan het zonder u stellen. Hij kan het zonder mij stellen, maar wij kunnen het niet zonder Hem stellen. Wij moeten Hem hebben, want Hij is Leven en Hij alleen. Niet Zijn Boek te kennen, niet dit of dat te weten of de geloofsbelijdenis te kennen. "Maar Hem te kennen is leven", Hem kennen als de Persoon, Christus in u, het Woord vleesgemaakt in u. Dat is Hem kennen. Wanneer Hij, u en Hij één worden, zoals ik gisteravond zei in "Het Superteken". Hij moet in u komen. U! God en mens moeten één worden. U bent zich bewust van uw nietigheid.

115 Nu, tot slot zou ik ten derde de twee andere vleugels kunnen nemen. Hij kon vliegen met deze andere twee vleugels. Let op! Het gelaat bedekt door de heiligheid van God en in eerbied; Zijn voeten bedekt in nederigheid; en met twee vleugels kon hij zichzelf in actie brengen, om te bewegen. God toonde Zijn profeet hoe een toebereide dienstknecht behoorde te zijn. "Houd op met naar Uzzia te kijken! Hier is je voorbeeld dat Ik voor je gezonden heb: bedek je gelaat in eerbied, bedek je voeten in nederigheid, en ga tot actie over!" O, wat een voorbeeld! Hij had zo lang naar Uzzia gekeken en had het zien falen; nu zegt God hem wat te doen, hem een toebereide dienstknecht tonend. Hij ging tot actie over.

116 Zoals de vrouw bij de bron tot actie overging zodra Jezus haar gezegd had dat zij vijf echtgenoten had. Die vrouw had er naar uitgekeken dat zoiets dergelijks zou gebeuren; vierhonderd jaar geen profeet. En plotseling op een morgen gaat zij heen om water te halen, onverwacht, en daar ontmoette zij iets echts.

117 God zal Hem voor ons plaatsen, ergens, op een of andere tijd, onverwacht. Ik hoop dat Hij het deze morgen doet.

118 Hij deed het bij haar toen zij het niet verwachtte. En toen Hij haar zei: "Vrouw, geef Mij te drinken", discussieerde zij met Hem over het water, en dat Hij niets had om mee te putten. En Hij liet haar weten dat Hij water had dat zij daar niet zou komen putten.

119 En toen begonnen zij te praten over waar en wat de religieuze rechten waren. Zij zei: "Onze vaderen aanbaden op deze berg. U zegt te Jeruzalem." En Jezus, na een poosje...

120 Wat was Hij? Hij was het Woord. Johannes 1. "In den beginne was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God." Hebreeën, het vierde hoofdstuk, zegt: "Het Woord Gods is sneller, krachtiger dan enig tweesnijdend zwaard", snijdend. Het liefkoost niet gewoon en aait. Het snijdt, komend en gaande. Ziet u: "Het merg en het been vaneenscheidend, en het is een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart." Dat is het Woord, het Woord vleesgemaakt. En hier was het, wat deed Hij? Hij keek naar hen en kon hun gedachten waarnemen omdat Hij dat Woord was, en het onveranderlijke Woord. En Hij is nog steeds Dezelfde. Hij verandert niet. Nu, merk op, in dit onveranderlijke Woord, Hij keek recht in het gelaat van de vrouw.

121 En hier stond zij zoals wij haar vandaag zouden noemen, een vrouw van slechte faam, een straatprostituee of zoiets, misschien een kind dat was verworpen en verlaten door haar ouders; zo zijn er maar al teveel tegenwoordig. Maar hier was deze lieflijke, knappe, jonge, misschien een tienervrouw, misschien op haar achttiende jaar, zij zou net van de havo af kunnen zijn. En ze had hier de verkeerde weg genomen en de moraal van haar leven was vervallen. En zij had niets waaraan zij zich kon vasthouden, toch was ze een knap meisje.

122 En zij gaat wat water halen en zij ontmoet daar een Man Die tot haar sprak. En zij zei: "Er is een afscheiding hier. U zou niet tot mij moeten spreken. U bent een Hebreeër en ik een vrouw van Samaria. En tenslotte, kijk wie ik ben. Waarom spreekt U tot mij? Wat wilt U?" Ziet u, haar motief was verkeerd.

123 En vele malen, wat als de vrouw de waterkruik zou hebben neergeworpen en weggelopen zou zijn, zoals sommige mensen die opstaan en de samenkomst uitgaan voor zij het weten? Zie, het zou nooit zo gegaan zijn.

124 Maar er was iets met dat voorbestemde zaad, zodat er iets was dat zich in deze Persoon interesseerde, dus sprak zij tot Hem. Wat gebeurde er? Hij vertelde haar de dingen die zij gedaan had. En toen Hij dat deed, haar deze dingen vertelde die zij had gedaan, toen zei zij: "Heer, ik bemerk dat Gij een profeet zijt. U kent mij niet." Waarom wist zij dat Hij een profeet was? Omdat het Woord tot Hem gekomen was.

125 De Bijbel zei: "Als er iemand onder u is, die geestelijk is of een profeet, zal Ik, de Here, Mijzelf aan hem bekendmaken. En als wat hij zegt de waarheid is, hoor hem dan, want hij is Mijn vertegenwoordiger, hij is mijn Woord gemanifesteerd."

126 En zij zei: "Meneer," anders gezegd, "wij hebben geen profeet gehad gedurende vierhonderd jaar. En ik bemerk dat Gij een profeet zijt. Nu, wij hebben geen Schriftplaats die zegt dat wij nu een profeet moeten krijgen, dan over de Messias. Wij weten dat de Messias komt. En dit, wat het teken is van een profeet, wij weten dat Hij komt en dat Hij deze dingen zal doen."

127 En toen kwam Jezus, de grote voldoening; Hij zei: "Ik ben Hem." Amen.

128 Wat? Niet onmiddellijk opspringen en weglopen: "Ik ga er niet naar luisteren." Zij bedekte haar gelaat: "Ik erken dat ik verkeerd ben." Nederig vroeg zij: "Geef mij dit water, Here, opdat ik hier niet kan komen putten." Ziet u haar, de wijze waarop God Zijn mensen kleedt?

129 Wat nu? Zij is gereed. Dan wordt het haar geopenbaard dat dat de Messias is. En onmiddellijk ging zij tot actie over. Haar stoppen? U zou het niet kunnen. Regelrecht ging ze de stad in en zei: "Kom een Man zien Die mij de dingen heeft gezegd die ik gedaan heb. Wij hebben uitgekeken naar de Messias en daar is Hij." En de Bijbel zegt dat de mensen uit die stad geloofden wegens het getuigenis van de vrouw. Zij had zoiets echts dat zij kon tentoonstellen. Haar invloed na het ontmoeten van Jezus Christus en het terugbrengen van de directe resultaten waarvan haar Bijbel, die haar onderwezen was, haar zei dat de Messias die zou doen, was dat zij de mensen overtuigde dat dat de Messias was. Vierhonderd jaar hadden zij nooit iets dergelijks gehad. "En hier is de Man." En haar getuigenis, hoewel van een prostituee, was overtuigend.

130 O, jongedame, u zou misschien niet zo'n soort leven leiden. Maar o, als u slechts Deze zou kunnen ontmoeten waarover ik spreek, wat zal dan uw invloed zijn op uw schoolvrienden!

131 Jongeman, zoals Saulus, opgeleid, knap, wat een invloed was hij voor de hele christelijke wereld. Hij werd als apostel naar de heidenen gezonden, toen hij deze Jezus die dag ontmoette in de Vuurkolom, wetend dat dat dezelfde God was Die Zijn volk Israël had uitgeleid uit Egypte, Israël uit Egypte. Indien u deze zelfde God zou kunnen ontmoeten! Dat is de Bijbel, gemanifesteerd, bewijzend dat Hij God is, de betuiging van Hem rechtstreeks op aarde nu, dat Zijn Woord bekend is gemaakt, want: "Hij is Dezelfde, gisteren, vandaag en tot in eeuwigheid." Wat een invloed zult u zijn voor uw gemeente, voor uw gemeenschap, voor de gehele omgeving waarmee u in contact komt. U zult een veranderd persoon zijn. Ja. Jazeker.

132 Petrus, toen hij zag en overtuigd was dat... Wij ontdekken dat hij de gehele nacht gevist had, en niets had gevangen. Hij was een visser. Hij wist wanneer de maan veranderde, wanneer de vis trok en wanneer niet. Maar hij was vriendelijk genoeg om enkele ogenblikken te gaan zitten en naar Jezus te luisteren. Hij stond niet op en liep naar buiten. Hij bleef staan om het volledig te horen. En nadat de boodschap helemaal voorbij was en alles, omdat hij vriendelijk genoeg was...

133 Hij had de hele nacht gevist en had niets gevangen. Hoevele Simons zijn er hier vanmorgen binnen, hoevelen zullen naar deze band luisteren? Simon, u bent overgegaan van Methodist naar Baptist, naar Pinkstergroep, naar Eenheids-, Tweeheids-, Drieheidsgroep, naar alles, en hebt nog steeds niets. Waarom gaat u niet zitten om gewoon even te luisteren? Geef gewoon enkele minuten van uw tijd aan Christus.

134 Let op dat Woord dat komt: "Simon," nu draagt Hij hem op, "laat het net neer voor de vangst."

135 En toen hij de vissen te pakken kreeg, zei hij: "Here, ik heb de hele nacht gevist. Het gaat boven mijn pet. Ik kan niet uitleggen hoe."

136 Evenmin kan ik uitleggen hoe het werkt. Ik ken de mechaniek niet. Ik ben alleen geïnteresseerd in de dynamiek. Ik weet niet hoe Hij het doet, maar Hij doet het, omdat Hij het beloofd heeft.

137 Hij liet het net neer. Want hij wist als daar geen vissen waren, en God zei dat er daar vissen zouden zijn, hij hoe dan ook dat net zou uitwerpen.

138 U zegt: "Ik ben naar het altaar geweest. Ik heb dit gedaan. Ik heb dat gedaan. Ik heb dat geprobeerd. Ik heb er van alles aan gedaan. Ik..." Laat het net neer. Dat is het bevel.

139 En wat deed hij toen hij de vissen ving? Eerst viel hij op zijn knieën, in eerbied en respect, en hij riep uit: "Ga weg van mij, Here, ik ben een zondig mens." Wat is het? Eerbied, nederigheid.

140 Wat was het Woord dat terugkwam? "Vrees niet, Simon, van nu af aan zult gij een visser van mensen zijn." In actie, en hij stierf in actie. O my!

141 De blinde man die werd genezen, kon het niet verklaren. Hij kon gewoon niet vertellen hoe Hij het deed. En hij wist niet of Hij een zondaar was of niet; hij zei: "Het is een vreemde zaak voor mij, dat u mannen hier, u priesters, mij deze vraag stelt."

142 Zij zeiden: "Wie genas u?" Zij vroegen het zijn vader en moeder, maar zij zeiden...

143 Er was reeds door de priesters verteld: "Áls iemand Jezus' samenkomsten bijwoont! Hij is een krankzinnige. Als u Zijn samenkomsten bijwoont, bent u uitgesloten van deze kerk. Wij zullen u eruit gooien..." Dat zei de Bijbel. "Wij zullen u onmiddellijk uit de kerk zetten, als u die samenkomst bijwoont."

144 Maar de samenkomst kwam naar de blinde man, ziet u, en Jezus genas hem.

145 En toen waren zelfs zijn ouders bang om hun waardigheid te verliezen van een lid te zijn van deze grote kerk van de stad, beschaamd om er iets over te zeggen. Zij wierpen het terug op de jongen en zij zeiden: "Vraag het hem zelf, hij heeft zijn leeftijd. Ga hem zelf vragen hoe het gebeurde. Wij weten dat dat onze zoon is en wij weten dat hij blind geboren werd, maar ik zal er niets over zeggen." O, die lauwe grens-schijngelovige!

146 Maar tegen deze man wiens ogen waren genezen, zeiden zij: "Wie genas u?"

147 Hij zei: "Iemand genaamd Jezus van Nazareth." Jazeker! Hij had daar nederig gezeten. Het werk was gedaan.

148 Zij zeiden: "Die Man is een zondaar. Wij weten het niet, wij hebben geen school waar Hij ooit vandaan kwam. Hij behoort niet tot enige organisatie. Hij heeft geen gemeenschapskaart. Wij hebben niets met Hem te maken. Wij weten dat Hij een zondaar is."

149 "Wel", zei hij, "nu, dat is een vreemde zaak. Een Man Die mijn ogen kon openen, wat nooit is gedaan sinds de wereld begon; een Man, een Prediker opent mijn ogen, wat nooit in de wereld is gedaan; en úgeestelijken, die verondersteld wordt al de punten en komma's over het Woord te weten, en u weet niets over Hem? Dat is een vreemde zaak."

150 Terwijl de Bijbel Zelf zei dat wanneer Hij is gekomen, "de blinden zouden zien, de lammen zouden opspringen als een hert." Zij behoorden gezien te hebben dat het Woord gemanifesteerd was. Ziet u?

151 Maar de jongen wist het; hij was daar geweest. Wat deed hij? Hij was in actie. Hij was bereid, voor zijn baas. Hij was bereid, voor de priesters. Hij was bereid, voor de raad. Hij was bereid, voor om het even wat, omdat hij God herkend had en zichzelf vernederde en tot actie overging met zijn getuigenis. Ziet u, dat is een echte dienstknecht.

152 De Vuurkolom behoorde ons in actie te zetten vandaag, daar wij het bevestigd hebben gezien in de Woorden van Zijn belofte voor dit uur, deze laatste dag. Het zou de hele beweging van God in actie moeten brengen.

153 Maar de moeilijkheid ervan is dat onze organisatie zegt: "Nu, wacht even, dat kwam niet via onze groep. Dat is "Jezus' Naam". Dat is een afvallige. Dat is een Baptist. Dat... "Ziet u? Hm, hm. Ziet u? Zij zien het gewoon niet. Dat is juist.

154 Teken, o, het teken van Zijn komst is nabij. En wij weten dat er geen ding op aarde is...

155 De wetenschap zegt ons: "Het is drie minuten voor middernacht", vertelde ons dat verschillende jaren geleden. Dan moeten wij zo ongeveer misschien een ogenblik voor middernacht zijn. Wij weten niet op welke tijd de lont het kruitvat ontsteekt. Kijk naar deze komende verkiezingen hier morgen. Dat is alles wat nodig is, slechts één vonkje. Wanneer dat radarscherm die atoombom oppikt, zal elk er van afgevuurd worden, maar de gemeente zal weg zijn voor die tijd. Als dat dus elk ogenblik zou kunnen gebeuren en de gemeente heen moet gaan voor dat gebeurt, hoe ver is het dan nog weg?

156 En precies de dingen waarvan Hij zei dat zij zouden gebeuren, Zijn bediening en wat er zou plaatsvinden in de laatste dagen, wij zien het avond na avond, en dag na dag en zeggen dat de tijd nabij is. O, wij behoorden onszelf te vernederen en in nederigheid te geraken en in actie te komen. Dat is juist. Het vervulde Woord zou ons allen in actie moeten brengen.

157 Wij, zoals de profeet Jesaja, hebben het resultaat gezien van mensen die zichzelf verheffen, die zeggen: "Welnu, als het ergens zal zijn, zal het in ónze denominatie zijn. Als het komt via de Drieëenheidskerk, in orde. Of als het komt door de Eenheidsmensen, in orde. Of als het komt door de Kerk van God, de Methodisten, de Baptisten, de Katholieken of de Presbyterianen is alles in orde."

158 Ik werd hier geïnterviewd in Mexico. Broeder Jack was bij mij. En de kleine baby werd opgewekt uit de dood, na die morgen om 9 uur gestorven te zijn. En het werd opgewekt uit de dood die avond om 11 uur, op het podium, door een visioen. Broeder Jack was daar bij. Ik zond hem heen om voor de baby te bidden. En de dame hield de baby zo in haar armen. Het stortregende, en hij had de jas van broeder Arment aan. En Billy zei: "Ik heb uitgegeven..." Broeder, deze vriend van broeder Espinoza, ik weet niet wat... Ik noemde hem "manjana", omdat hij zo traag was. En dus zei ik... Hij gaf de gebedskaarten uit en Billy stond er gewoon op toe te zien dat hij er geen verkocht. En hij had ze allemaal uitgegeven. En deze vrouw had de dode baby. En zij zei... Wel, Billy zei: "Ik heb niet genoeg ordebewaarders om haar terug te houden."

159 En ik zei: "Zij zou mij nooit kennen. Zij kent mij niet." De avond daarvoor had die blinde man zijn gezicht ontvangen. En zover als dit podium breed is, lagen gewoon stapels oude jassen en shawls, en dergelijke, arme mensen. En ik zei: "Wel, broeder Jack, ga erheen en bid voor de baby." Ik zei: "Zij zou het verschil tussen mij en u niet kennen." En zij rende gewoon onder die mannenbenen door en sprong over hun ruggen heen en liep met die dode baby. Een klein, knap klein meisje, ongeveer zólang, misschien haar eerste baby. En zij leek in haar twintiger jaren te zijn, een zeer aantrekkelijk meisje. En dus zei ik: "Ga voor haar bidden, broeder Jack, omdat zij nooit zal weten wie wie is." En ik stond daar achter, sprekend via een tolk; zij zou niet weten of ik degene was die voor de zieken bad of dat hij het was.

160 Broeder Jack begon daar heen te gaan. En ik keek voor mij uit en daar was een visioen, en deze kleine baby zat hier. Ik zei: "Het doet er niet toe. Breng het hier." Binnen enkele ogenblikken was de baby levend. De handen opgelegd!

161 Zij ging tot actie over, onmiddellijk naar haar dokter; met een ondertekende verklaring dat de baby die morgen in zijn wachtkamer stierf aan longontsteking. En om 11 uur die avond was hij weer in leven omdat zij volhardde. Zij moest aandringen. Er was iets echts. Als een blinde man zijn gezicht kon ontvangen, kon haar baby uit de dood opgewekt worden. Ik houd daarvan. God, geef ons meer van dergelijke mensen.

162 En zij, een katholieke, kwam naar boven met haar rozenkranskralen in haar handen; ik zei haar: "Dat was niet noodzakelijk", niet zonder achting voor die jongedame. Niet zonder achting daarvoor, maar dat was niet noodzakelijk.

163 Het is Gód waarin wij geloven; niet een vorm, geen Methodistengebed, of een Presbyteriaans gebed, of een Pinksterjubel. Het is God waarin wij geloven; geen Katholieke rozenkrans of wat meer. Wij geloven in God, de levende God, door Zijn Woord. En Zijn Woord is God. En het is bestemd om voort te brengen, omdat het een zaad is.

164 Nu, de profeet zag toen wat zichzelf verheffende denominaties deden. Hij zag dat zij de plaats van het ambt niet konden innemen. Zij verliezen hun houvast met hun geloofsbelijdenissen enzovoort. Zij aanvaarden dat met hun veronderstelde geloofsbelijdenissen en denken dat het dat is. En wij ontdekken dat mannen zoals Uzzia proberen de plaats van het gezalfde ambt in te nemen en zij falen. Velen van hen worden zenuwzieken, dronkaards enzovoort; proberend de plaats van een gezalfd ambt te nemen, trachtend om na te bootsen. In plaats van te hebben waarover zij spreken en door God geroepen te zijn om het te doen en verordineerd door God om het te doen, lopen zij weg met grote mensenmassa's en bouwen grote organisaties en intellectuele mannen, en enorme grote zaken, schitterend als Hollywood; en zij prediken: "De komst des Heren is nabij." Wij hebben mannen hun houvast zien verliezen omdat zij proberen een ambt in te nemen waarvoor zij niet verordineerd zijn, net zoals Uzzia. Wij hebben de kerken bekeerlingen zien maken. Wij hebben in onze Pinkstersamenkomsten gezien, dat elke Eenheids de Drieëenheids probeert over te halen, de Drieëenheids probeert de Eenheids over te halen, degene van de Kerk van God probeert dit over te halen, en al die anderen proberen elkaar erbij te krijgen; maken bekeerlingen en bootsen na en proberen iets te doen waartoe zij niet geroepen zijn.

165 God zei: "Predik het Evangelie. Demonstreer de kracht van de Heilige Geest. Deze tekenen zullen hen volgen die geloven."

166 Niet: "Ga organisaties maken, scholen oprichten, enzovoort." Niets ertegen, maar dat neemt de plaats van dit ambt niet in. En wij zien nu wat er gebeurt met mannen en vrouwen, die proberen dat gezalfde ambt in te nemen, terwijl zij er niet toe verordineerd zijn.

167 Daar is uw voorbeeld. Predikers. Wij zien het in de tienerleeftijd. Wij zien het overal. Dat betekent: zie niet op de mens. Zie op God. Keer uw ogen van de mens af en richt ze op God.

168 Niet, beïnvloed, zeggen: "O, God zij geloofd. De Here zegt mij: ZO SPREEKT DE HERE, doe zus-en-zo", en het gebeurt nooit. Ziet u, u probeert iets na te bootsen waarover u niets weet. Doe dat niet. Het is gevaarlijk. U zult getroffen worden met geestelijke melaatsheid: ongeloof, uw denominaties; trachtend op te bouwen, een pluim te krijgen, om een opziener te zijn. Als...

169 Wees zoals David: "Ik zou liever een deurmat zijn bij het huis van mijn God dan te wonen in de tenten der goddelozen." Ja, een deurmat. "Waar U mij ook roept, Here, laat mij de beste deurmat zijn die U ooit had. Als de mensen hun voeten op mij moeten afvegen, laat mij dan een echte deurmat zijn. Ik zal voeten reinigen, indien er niets anders is."

170 Zo deed Jezus toen Hij naar de aarde kwam; Hij werd Gods deurmat, Zijn eigen Zoon. Wie bent u, bisschop, staatsopziener, terwijl Jezus een voetwassende knecht werd, een deurmat bij het huis des Heren? O my! En dan denken wij dat wij iemand zijn omdat wij een doctorsgraad hebben, omdat wij de universiteit doorliepen! Kijk naar uw Voorbeeld, wat Hij deed. Kijk niet naar wat de bisschop, de opziener, of wie dan ook, voor u is. Hij mag een goede man zijn geweest. Dat doet er niets toe. Het gaat om u, kijk naar God.

171 Toen hij de gevolgen zag en toen hij zag wat er plaatsvond... Nu, ik ga ophouden, nog één ding wil ik zeggen. Zijn voeten en handen... Zijn vleugels bedekten zijn gelaat in eerbied, zijn voeten in nederigheid, en dan brachten zijn twee vleugels hem in actie. Denk gewoon aan het effect van het visioen op de profeet! Wat deed het voor de profeet? Het toonde hem dat geen man, geen mens...

172 Stel uw vertrouwen niet op een man. Wanneer die man het Woord van God verlaat, verlaat dan die man. Ziet u, u verlaat die man. Blijf bij God. God is het Woord.

173 Let op wat de gevolgen waren. Nu, prediker broeders, ik wil dat dit indringt in uw hart, bij u allen. Wat gebeurde er met de profeet? Het veroorzaakte dat die profeet, verordineerd tot een ambt voor de grondlegging van de wereld... Gaven en roepingen zijn onberouwelijk. Het veroorzaakte dat die profeet... Wat dan met een prediker, bisschop, wat niet is als een profeet, leraar, herder of evangelist, wat behoorde het voor hen te doen? Maar toen hij het visioen van de Here zag, deed dat de profeet belijden dat hij een zondaar was.

174 Hij wandelde niet weg en zei: "Ja, glorie aan God! Halleluja, dat is goed genoeg voor mij. Prijs God. Ik ga weg." Of, hij ging er niet heen en zei: "Ik zal daar niet naar luisteren. Ik had een geestelijke illusie. Het is niet in overeenstemming met wat de priester zegt." Nee.

175 Hij trok er een les uit. Hij zag wat God hem probeerde te tonen. Waarom? Het geestelijk zaad was reeds in hem zoals het was in de vrouw bij de bron, zoals het was bij de anderen. Zij waren verordineerd, hiertoe voorbestemd. En hij zag de reden. Hij zag Uzzia in het melaatsenhuis, een groot man die probeerde iets na te bootsen. Hij zag God daar zitten en hij zag hoe God Zijn dienstknechten kleedde en hoe Hij hen uitzond. Het veroorzaakte dat hij zei: "Ik ben een zondaar." Toen kwam de tijd van de reiniging, na de bekentenis: "Ik ben een zondaar."

176 De profeet, een man, die in het paleis van de koning had verkeerd, bekend als een profeet. Hoort u mij? Het visioen van de Here veroorzaakte dat deze verordineerde profeet uitriep: "Wee mij! Ik ben een man van onreine lippen. Ik leef onder een volk dat onrein van lippen is. En mijn ogen hebben de ordening van de Here gezien." O, prediker broeder, kunt u het zien? "Mijn ogen hebben de ordening des Heren gezien."

177 Toen kwam de reiniging. Hier kwam de cherub met een kool van vuur van het altaar, die hij met zijn tang had genomen, de tang van het altaar, nam het in zijn handen. En nam Jesaja's hoofd terug omdat hij bereid was om te erkennen, en te bekennen dat hij onrein was, omdat hij gekeken had naar een bisschop of iemand anders als zijn voorbeeld, in plaats van naar God te kijken.

178 In plaats van naar het Woord te kijken, kijkt u naar een geloofsbelijdenis, wat u nog steeds plaatst als "een man, onrein van lippen".

179 En de engel kwam met vuur, plaatste het op zijn lippen en zei: "Nu bent u rein."

180 Merk de ordening op. Hij bracht hem nooit een boek, een catechismus. God bereidt Zijn dienstknechten niet door middel van boeken en een catechismus. Hij bereidt Zijn dienstknechten door vuur, reinigend vuur, vuur van het altaar.

181 En hij riep! Toen hij het uitriep en zei: "Wee mij, want ik heb verkeerd gedaan; ik heb mijn voorbeeld, mijn vertrouwen in een man gesteld. En ik zie de orde des Heren." En hij reinigde hem met de kool van vuur.

182 Nu, is het niet wonderbaar hoe de man erkende dat hijzelf een zondaar was? En kijk hoe God deed zodra hij erkende dat hij een zondaar was. Hij beleed een zondaar te zijn, beleed zijn verkeerdheid. En hij zag wat God deed en hoe Hij het deed, hoe Hij hem reinigde door een kool van vuur. Geen verklaring van geloofsbelijdenissen, geen ketting rozenkranskralen, geen historische geschiedenis. Hij reinigde hem met, tegenwoordige tijd, levend vuur.

183 En de Bijbel zei dat: "De belofte is voor u en voor uw kinderen en voor hen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal." Deze zelfde Heilige Geest, diezelfde Jezus Die kwam in de vorm van de Heilige Geest op de Pinksterdag, is het enige reinigingsproces dat God kent betreffende het reinigen van Zijn dienstknecht.

184 Hij zag de orde. Hij zag wat Gods dienstknecht deed, bereid, hoe hij moest handelen. Hij had de wijze gezien waarop God Zijn dienstknecht gereed maakte, hoe Hij het op orde zette.

185 En merk dan het vervolg op, na de reiniging, na de opdracht. Nadat hij dit gedaan had, wat volgde toen? De opdracht. Na belijdenis en reiniging, toen antwoordde de reine Jesaja, toen de Here zei: "Wie zal gaan?" Hij zei: "Hier ben ik, zend mij."

186 Jonge mannen en vrouwen, uw leven voor u, laten wij, u en ik, naar het altaar gaan vanmorgen. Laten wij naar het huis van God gaan, voor enkele ogenblikken. Zakenman, huisvrouw, prediker, laten wij naar het huis van God gaan.

187 Er is ergens iets verkeerd. Ziet u? U hebt teveel meer gehad en zoveel vleselijke nabootsing in de wereld, in het Christendom. Jongelui, ik voel medelijden met jullie. Jullie weten niet welke kant op te gaan. De een zegt dit, de ander zegt dat en één zegt dat het "Wees gegroet, Maria" is en een ander zegt dat het weer iets anders is en iemand zegt tot deze kerk toe te treden en tot dat toe te treden. Het is allemaal verkeerd, want God heeft door en door getoond dat de zaak dood is.

188 Nu, laten wij naar het huis van God gaan, in ons hart, het altaar; laten wij naar omhoog kijken en zien hoe Jezus eruit ziet, wat het Woord is. En dan kunnen wij antwoorden: "Hier ben ik, zend mij, Heer. Zend mij naar huis om een betere vrouw te zijn. Zend mij naar school om een beter tienermeisje te zijn. Zend mij naar school om een betere tienerjongen te zijn. Zend mij naar de kansel als een andere prediker. Zend mij naar mijn zaken als een andere zakenman"; wanneer u uw Voorbeeld ziet: Jezus Christus!

189 Hij zei: "Hier ben ik, zend mij", na zijn nederigheid, nadat hij de orde zag, hoe God Zijn dienstknecht gereed maakt. Hoe Hij hem opdracht geeft; voor Hij hem aanstelt, moet hij nederig zijn, eerbiedig en in actie. En daarom, toen hij dat zag, zei de gereinigde Jesaja: "Hier ben ik; zend mij."

190 Laten wij onze hoofden even buigen. [Een broeder spreekt in een andere taal. Leeg gedeelte op de band. Een zuster geeft de uitleg – Vert]

Toen de kool van vuur de profeet aangeraakt had,
Hem zo zuiver makend als zuiver maar zijn kan,
Toen de stem van God zei: "Wie zal voor Ons gaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier, zend mij."

Spreek, mijn Heer, spreek, mijn Heer,
Spreek, en snel zal ik U antwoorden;
Spreek, mijn Heer, spreek mijn Heer,
Spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."

191 [Broeder Branham begint te neuriën: "Spreek, mijn Heer." – Vert] Denk eraan nu, tiener, terwijl men dat lied neuriet. Denk eraan, prediker, zakenman, huisvrouw. Wij zijn nu bij het huis des Heren. Kijk naar boven en zie uw voorbeeld, de cherubijnen. Bedenk slechts dat u nu bij het einde van de tijd bent. De tijd zal geleidelijk overgaan in de eeuwigheid, misschien vandaag. Wij weten gewoon niet wanneer. Denk eraan.

Er zijn nu miljoenen in zonde en schande, die sterven (kijk op de straten);
Luister naar hun droeve en bittere kreet;
Haast u, broeder, haast u hen ter hulp te komen;
Antwoord vlug: "Meester, hier ben ik."

O, spreek, mijn Heer, o, spreek... (Meen het nu vanuit uw hart. Jesaja, waar bent u?)
... en ik zal U snel antwoorden;
Spreek, mijn Heer... (Methodisten, Baptisten, Pinkstermensen, waar bent u aan toe?) ... Heer,
Spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."

192 Meent u het echt? Als Hij tot uw hart spreekt, zult u het menen?

Spreek, mijn Heer, o, spreek, mijn Heer,

193 Als Hij tot u spreekt terwijl men zingt "zal snel antwoorden", wilt u dan uw hand opsteken en zeggen: "Mij, Heer. Mij, Heer?" God zegene u.

Mijn Here, spreek mijn Heer,
Spreek en ik zal antwoorden...

194 "Laat mij een invloed zijn, Heer, voor anderen. Ik kan het niet doen, tot U mij reinigt. Zend de engel nu, Heer."

Spreek, mijn Heer, o, spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal antwoorden, U antwoorden;
O, spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer,

195 Met uw handen omhoog nu, "En ik zal..." Het toont aan dat Hij spreekt. Moge het vuur nu komen en hen reinigen.

Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer.

196 Here Jezus, zoals het lied gezongen is: "Spreek en ik zal U snel antwoorden", letterlijk dozijnen handen zijn hier binnen omhoog, Heer, onder de tieners en onder de ouderen, predikers, zakenlieden. Zeker, Heer, U spreekt nog steeds! Zend de engel nu met de kool van reinigend vuur. Bereid Uw knechten juist, Heer, voor de taak die voor ons ligt.

197 Jesaja wist, dat, om een profeet te zijn, er meer nodig was dan wat hij had om het antwoord van de dag aan te kunnen. En zo is er meer nodig dan wat wij hebben, Heer, vandaag, om het antwoord het hoofd te bieden. Er is de Persoon van Christus in ons voor nodig. Jezus Zelf is nodig, Hijzelf, om de vraag te beantwoorden. Sta toe, Here, sta toe dat de Heilige Geest, in de Persoon van Christus... of Christus in de Persoon van de Heilige Geest juist nu in elk hart moge komen. Reinig ons, Here, van ons ongeloof. Reinig ons van onze geloofsbelijdenissen en onze dwaasheid van deze wereld. Reinig ons ervan, Heer, en plaats Uw Woord in ons hart; en overpeins het, dag en nacht. Moge het antwoord komen, Heer, zodra de harten gereinigd zijn. Sta het toe, Here. Moge de Engel Gods elk van onze harten nu aanraken met die kool van vuur, terwijl wij op Hem wachten. Sta het toe, Here.

198 Nu, met uw hoofden en uw armen, uw harten, uw alles, naar God gekeerd, regelrecht hier in de tempel van God, waar de Heilige Geest is, en Zijn zomen het gebouw vullen. De tegenwoordigheid van Zijn Wezen is hier. Laten wij het nu gewoon aanvaarden, als u kunt voelen dat God u nu aanraakt, terwijl wij dit lied opnieuw zingen.

Toen de kool van vuur de profeet had aangeraakt,
Hem zo zuiver makend als zuiver maar kan zijn.

199 Laten wij dat opnieuw zingen, terwijl onze hoofden en harten nu voor Hem gebogen zijn. En laat de engel Gods gewoon onze harten reinigen van al de vuiligheid en al de schittering van de wereld. En jullie meisjes en jongens, van het voortgezet onderwijs hier, kleine tieners van Shreveport hier, jullie goede, oude zuiderlingen hier die gewoon waren het ouderwetse Evangelie hier te hebben, u ziet dat er iets is waar de kerk niet voor u in voorziet vandaag, maar God heeft het voor u. Wilt u Hem uw hart nu niet laten reinigen? U woont onder mensen die dansen en al het andere, en zichzelf "kerkleden" noemen en u ziet de vuiligheid en dingen die in onze kerken van overal zijn. Van de Katholieke, de eerste georganiseerde kerk, tot de laatste, dat is Pinksteren, ieder van ons is schuldig. Allen zijn schuldig, zonder enige uitzondering.

200 Ziet u waar wij onszelf gebracht hebben? Onze grote scholen om onze predikers en zo op te leiden en de zaak waarin men ons daar buiten heeft verwikkeld, laten wij die zaak terzijde werpen. Doe zoals Paulus vanouds: "Geen van deze dingen beweegt mij. Ik ben overtuigd dat er niets in het heden, niets in de toekomst, niets ons kan scheiden van de liefde Gods die in Christus is. En die dingen vergetend die in het verleden zijn, jaag ik naar het doel van de hoge roeping in Christus." O my! Geloof het nu, terwijl wij onze ogen sluiten en onze harten voor Hem openen, en zeggen.

Toen de kool van vuur de profeet had aangeraakt,
Hem zo zuiver makend als zuiver maar zijn kan,
Toen de stem van God zei: "Wie zal voor ons gaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier, zend mij."

O, spreek, mijn Heer; spreek.. (Nu, laten wij gewoon onze handen naar Hem opheffen, en het geloven.)
Spreek, spreek, mijn Heer, ik zal U snel antwoorden;
Spreek, mijn Heer, spreek, mijn Heer,
Spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."

Ja, spreek mijn Heer.

201 Bid nu. Ik zal broeder Don gaan vragen hierheen te komen om met ons te bidden.

Spreek en ik zal U snel antwoorden.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
audioE-BookPrint
AudioAudio
mp3 Download mp3mp3 is een populaire audioformaat dat op vrijwel alle mediaspelers te beluisteren is. meer info...
m4b Download m4bM4B is een Audiobook formaat voor Apple apparatuur (iPod, iPhone etc...) Uw plek wordt bewaard e.d. meer info...
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)