Wij hebben Zijn ster gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden
Door William Marrion Branham1 Ik acht dit een groot voorrecht om hier vanavond te zijn bij deze fijne vergadering van Christenen, om deze gelegenheid te hebben om tot u te spreken over onze gezegende Here Jezus, tot Wiens eer wij hier allen zijn, om Hem te eren.
2 Het is fijn om bij broeder Tony en broeder Williams te zijn, de twee voorzitters van de afdeling hier in Tucson en ook in Phoenix. Wij hadden de dienst daar afgelopen zaterdagmorgen en hadden zeker een geweldige tijd ginds in die Ramada Inn daar. En wij verwachten opnieuw een geweldige tijd daar te hebben, te beginnen op de negentiende van deze maand, omdat het mijn voorrecht is terug te gaan voor een uitgebreide dienst. Wij hebben er, geloof ik, vier avonden, te beginnen op de negentiende. En ik geloof dat de Internationale Conventie van Zakenlieden begint op de tweeëntwintigste of drieëntwintigste. Ik ben daar tot en met de tweeëntwintigste, en dan heb ik een avond of twee, denk ik, in hun conventie. Dit is dus een groot voorrecht voor mij om de gelegenheid te hebben met de Christenen vanuit verschillende delen van het land te vergaderen, om met hen mijn gevoel en liefde jegens Christus uit te drukken, om samen de geweldige tijd van gemeenschap te hebben. En nu spijt het me dat ik hier niet kwam om te genieten van deze fijne maaltijd waarvan ik weet dat u die had. Maar ik denk...
3 Ik ben hier buiten bezig geweest met persoonlijke gesprekken, bidden voor de zieken, en proberen iemand te helpen langs de weg. Dit is een zieke, oude wereld waarin wij leven, zoveel ziekte en moeite. Maar is het niet wonderbaar dat wij temidden van dit alles Iemand hebben naar Wie wij kunnen opkijken, boven deze dingen uit, om hier bovenuit te stijgen?
4 Wat als er geen echte kerst was? Als er geen echte kerst was geweest, wel, dan zouden de dingen niet zo zijn als vanavond. Als er geen kerstfeest was, zou er geen redding zijn geweest. En nu het kerstfeest er opnieuw aankomt, is het erg jammer dat wij de echte betekenis ervan, zijnde de geboorte van Jezus, veranderd hebben totdat het, wel, het lijkt erop dat de kerstman met kerst de plaats van Christus heeft ingenomen, met een of ander verzinsel van een Sinterklaas die door een schoorsteen naar beneden komt met een zak speelgoed op zijn rug, die de hele wereld in één nacht bezoekt. En ik weet niet hoe u erover denkt, het is in orde als u dat uw kinderen wilt vertellen; maar mij werd geleerd, ik dacht dat de Schrift zei: "Gij zult niet liegen." En dan zullen ze u op een dag vragen: "Is deze Jezus hetzelfde als de kerstman?", wanneer zij ontdekken dat er geen kerstman bestaat. Dus ik denk zelf dat dit het beste is. Misschien denkt u er anders over. Ik zeg u niet hoe u uw kinderen moet opvoeden. Maar ik... Als zij doorhebben dat u daarover liegt, dan zullen zij op een dag zeggen dat dit andere misschien ook een leugen is. Vertel hun dus gewoon de waarheid, rechtuit de waarheid, en dan zullen zij weten hoe of wat u bedoelt. Dus ongeacht hoe slecht de buitenkant er uitziet, en wat men daarginds doet, dat zou ons niet moeten verhinderen om van kerst datgene te maken wat het behoorde te zijn. Zie?
5 Ik denk dat het licht het beste schijnt in de duisternis. Hoe donkerder het is, hoe beter het licht schijnt, al is het soms maar een klein licht. Waar veel licht is, wordt het niet opgemerkt. Maar hoe donkerder het wordt, des te sterker zal dat kleine licht schijnen. En bedenk dat er geen duisternis kan bestaan in de tegenwoordigheid van licht. Licht is zoveel krachtiger dan duisternis dat het niet kan standhouden in zijn tegenwoordigheid. Duisternis kan niet standhouden wanneer de zon begint te schijnen, omdat de zon zoveel groter is, het zonlicht, dat het gewoon de duisternis wegdrukt en deze er niet meer is.
6 En deze duistere wereld zal op een dag geheel tot licht veranderen. Wanneer Jezus Christus, de Zon der gerechtigheid, zal wederkomen, zullen wij geen duisternis meer hebben. Tot die tijd, precies zoals wij 's nachts naar buiten kijken en de maan zien schijnen...
7 De maan en de zon zijn om zo te zeggen man en vrouw. En in de afwezigheid van de zon weerkaatst de maan het licht van de zon naar de aarde, haar een kleiner licht gevend, zodat wij kunnen zien waar we moeten lopen bij het maanlicht totdat de zon opkomt. En dan worden de zon en de maan één, hetzelfde, zonlicht en maanlicht worden precies gelijk.
8 Dat zou de gemeente van de Here Jezus Christus moeten zijn, het licht van Hem reflecterend, terwijl Hij op aarde afwezig is in een fysiek lichaam. De gemeente zou in deze donkere uren de weerkaatsing van Jezus Christus moeten zijn. Wanneer de kerstman en het klatergoud overal op straat zijn, zouden wij moeten uitroepen: "Het is de geboorte van Jezus Christus, en niet het bezoek van Sinterklaas." Wij leven in een verschrikkelijk duistere tijd, waarin ons licht echt zou moeten schijnen.
9 Nu, voor wij Gods Woord lezen, vraag ik mij af of wij Zijn Woord zouden willen eren. Hoe eren wij Zijn Woord? Wij eren Zijn Woord door het te lezen en het dan te geloven. Nu, wij behoorden het te lezen: "Geloof komt door het horen." En als wij het dan eren door het te lezen, eren wij Hem vervolgens door te geloven wat wij hebben gelezen.
10 Dus nu, om de eerste eer te bewijzen, laten wij opstaan terwijl wij Zijn Woord lezen, terwijl ik een gedeelte van de Schrift lees. Wij staan ter ere van het lezen van Zijn Woord. Ik zal lezen waar ik vanavond slechts enkele ogenblikken over wil spreken. Het zal uit Mattheüs zijn, het kerstverhaal. In het tweede hoofdstuk van Mattheüs lezen wij dit:
Toen nu Jezus geboren was te Bethlehem, gelegen in Judéa, in de dagen van de koning Heródes, ziet, enige wijzen van het Oosten zijn te Jeruzalem aangekomen.
Zeggende: Waar is de geboren Koning der Joden? want wij hebben Zijn ster gezien in het Oosten, en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
De koning Heródes nu, dit gehoord hebbende, werd ontroerd, en geheel Jeruzalem met hem.
En bijeenvergaderd hebbende al de overpriesters en Schriftgeleerden van het volk, vroeg van hen, waar de Christus zou geboren worden.
En zij zeiden tot hem: Te Bethlehem, in Judéa gelegen; want alzo is geschreven door de profeet:
En gij Bethlehem, gij land Juda! zijt geenszins de minste onder de vorsten van Juda; want uit u zal de Leidsman voortkomen, Die Mijn volk Israël weiden zal.
Toen heeft Heródes de wijzen heimelijk geroepen, en vernam naarstig van hen de tijd, wanneer de ster verschenen was;
11 Nu, laten wij even onze hoofden buigen, terwijl wij spreken tot de Auteur van dit Woord.
12 Almachtige God, wij danken U vanavond vanuit het allerdiepste van ons hart voor de liefde van Christus die in onze harten is uitgestort in deze laatste dagen door de Heilige Geest. Wij danken U, omdat wij het voorrecht hebben onszelf te vergaderen om U te aanbidden en deze gezegende verzekerdheid te hebben dat U op een dag voor Uw gemeente komt. Wij danken U dat wij de lichtdragers mogen zijn van dit tijdperk, om hier gereed te zijn om het beloofde Woord voor het tijdperk waarin wij nu leven te manifesteren, wetend dat U in het begin Uw Woord toebedeelde. Het einde vanaf het begin kennend, ieder tijdperk, heeft U Uw Woord voor dat tijdperk toebedeeld. Op een of andere wijze – wij weten niet hoe het ooit gebeurde – maar in elk van die tijdperken, terwijl wij terugkijken op Uw Woord, zien wij dat er een zalving was die in dat tijdperk kwam, die dat Woord vervulde. En in de dagen waarin wij nu leven, is er een toebedeeld Woord, een belofte voor dit tijdperk. Wij geloven dat de Heilige Geest hier nu op aarde is, Die probeert harten te vinden om het te manifesteren en te doen plaatsvinden, door het Woord te betuigen dat nu geprofeteerd is voor deze dag en dit uur.
13 Als wij terugkijken naar zo'n negentienhonderd jaar geleden: er was een woord geprofeteerd sinds de hof van Eden dat er een Verlosser zou komen, en er kwam er Een en Hij vervulde ieder woord dat was geprofeteerd. Zijn leven betuigde Gods Woord, omdat Hij het Woord was. De volheid van God woonde in Hem. Hij was het Antwoord en de Volheid van alles wat de profeten hadden gezegd. En nu zijn wij vanavond hier en benaderen opnieuw de viering van Zijn geboortedag.
14 En, Here, het spijt ons te weten dat zelfs onze natie zich heeft verwikkeld in een of ander fictief verhaal van iemand die verondersteld werd een mythische mythe te zijn geweest. Maar, Here, wij weten dat de ware gelovige weet dat dit verkeerd is, en dat het slechts door de vijand gedaan wordt om de geest van de mensen af te leiden van de ware en levende God.
15 God, wij bidden dat Zijn tegenwoordigheid vanavond met ons zal zijn, terwijl wij op het kerstverhaal ingaan. En sta toe, Here Jezus, als er hier vanavond een zakenman of -vrouw in het gebouw zou zijn, die Hem nog niet als zijn of haar Redder heeft aanvaard, moge dit dan de avond zijn dat hun eigen hart een kribbe zal worden, die vanavond – evenals toen – de verworpen en verachte Jezus zal wiegen, de Messias van God. Mogen zij hier vandaan gaan vanavond met de Morgenster boven hen hangend, hun weg verlichtend, totdat zij op een dag de Jordaan kunnen oversteken bij het licht van deze Ene. Sta het toe, Vader, want wij vragen het in Zijn Naam en voor Zijn glorie. Amen.
U kunt gaan zitten.
16 Gewoonlijk ben ik wat langdradig in het spreken; ik zou vanavond niet willen proberen te prediken, omdat ik hees ben. Maar ik zou een klein toneel willen schetsen van dit kerstverhaal. En ongetwijfeld zult u het vele keren horen, waarbij dezelfde Schriftplaats gelezen wordt; het zal op uw radio's komen, op uw televisies en in uw kerken; uw fijne, trouwe voorgangers van u zakenmensen, enzovoort, zullen het kerstverhaal horen, zullen het kerstverhaal vertellen, liever gezegd.
17 En nu zou ik het een beetje anders willen benaderen dan ik verleden zaterdag deed op de afdeling van de Zakenlieden in Phoenix, toen ik sprak over waarom Jezus in Bethlehem geboren werd. Er kon geen enkele andere plaats zijn waar Hij geboren had kunnen worden, zie, omdat het van Zijn Naam sprak en wat Hij was. En wij ontdekten door de Schrift, dat Hij, Bethlehem, het Huis van Gods Brood is, en Hij was Gods Brood des levens. En er was geen manier... En het geeft ons dan te kennen, dat wij, alle wedergeboren Christenen, geboren zijn te Bethlehem. Christus is Gods Bethlehem, Zijn Huis van Brood van eeuwig leven.
18 Nu, vanavond zullen wij het op een andere wijze benaderen. Zo de Here wil, zal ik als mijn tekst vanavond nemen: Wij hebben Zijn ster gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden.
19 Deze wijze mannen. Wij hebben hier een idee – en het werd ons door de traditie verteld – dat er drie wijze mannen waren; toch weten wij niet of dat waar is. De Bijbel zegt niet dat het er drie waren. Ik heb echter het voorrecht gehad om in India te prediken, waar zij vandaan komen, en ze reizen met zijn drieën. Dat is het; wij zien hen nog steeds. Niet lang geleden was ik in India. En je ziet hen hier overdag zo'n beetje neergehurkt op straat zitten met hun hoofden tegen elkaar, met hun tulbanden, en ze zitten daar zo'n beetje te dagdromen. Zij gaan nooit gewoon zitten, zij hurken eenvoudig. En dat is, denk ik, de reden dat wij geloven dat er drie wijzen waren, omdat zij met zijn drieën reizen.
20 En zij zeiden: "Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden." Met andere woorden: "Wij hebben Zijn teken gezien voor dit tijdperk", waarin zij leefden. Het was aldus geprofeteerd.
21 Kijk, ik geloof dat het Woord van God eeuwig is, want: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond." Het Woord kan dus nooit veranderd worden, het is eeuwig. Het is God Zelf in drukvorm, de Bijbel, Gods Woord.
22 Hij moet de gemeente oordelen door een standaard. En Hij kan haar niet oordelen door de standaard van enig systeem dat wij gemaakt hebben, omdat elk van onze systemen door mensen gemaakt is. En het moet geoordeeld worden. Als u het dan oneens zou willen zijn en zeggen: "Nee, ik geloof dat u daar verkeerd bent, broeder Branham. Ik geloof die van ons." Of de volgende knaap zou zeggen: "Wel, het is die van ons." Welke is dan juist, wanneer er negenhonderd zoveel verschillende systemen zijn? Dus God zou de gemeente niet kunnen oordelen door negenhonderd en nog wat verschillende verschillen in systemen.
23 Maar er zal er Eén zijn. Hij zei dat Hij "de wereld zou oordelen door Christus, Jezus Christus." En Christus is het Woord, daarom zullen wij geoordeeld worden door het Woord van God.
24 Nu, God doet nooit iets zonder eerst een teken te tonen. Hij is er niet schuldig aan ooit iets te doen zonder het eerst... eerst door Zijn teken aan te kondigen.
25 En deze wijzen zeiden: "Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien", zij waren in het oosten toen zij het zagen, wat in Babylon was, wat ten oosten van Jeruzalem was. En zij waren twee jaar later in het westen en zeiden: "En wij zijn gekomen om Hem te aanbidden."
26 De christelijke traditie laat ons naar een kleine Baby komen, Die in een kribbe ligt, de wijzen. Dat is niet zo. De Schrift is daarmee in tegenspraak. De Schrift zegt dat zij bij een jong kind kwamen, geen zuigeling. Herodes doodde al de kinderen van twee jaar oud en daaronder. Zie, en bemerk dat zij moesten reizen per kameel om daar te komen; zij hadden er twee jaar voor nodig om de reis te maken, om er te komen, via de rivier de Tigris en daar overheen. "Wij hebben Zijn ster gezien", toen zij in het oosten waren, "en zijn naar het westen gekomen om Hem te aanbidden."
27 Merk nu op dat kerst nu veranderd is. Nu, de echte kerstdag, we... dit zou betwist kunnen worden, omdat wij het niet weten. De manier waarop wij kerstfeest vieren is, als u het ooit bestudeerde, via de opvatting van de Rooms-katholieke kerk omtrent het tijdstip van kerst. Christus zou eigenlijk niet geboren kunnen zijn op 25 december én in overeenstemming zijn met de Schrift, omdat er negen meter sneeuw ligt in Judéa op die tijd, zie, dus zij... er konden geen herders buiten op de heuvels zijn geweest, enzovoort, want dat zou dan in tegenspraak zijn met heel de natuur. Hij kwam zoals de natuur komt.
28 Want God heeft een wet en die wetten kunnen niet veranderd worden. De zon gaat onder en u kunt niet zeggen: "Wel, zij zal niet opgaan." Zij gaat wel op. Zomer, winter, enzovoort, het zijn Gods wetten die Hij in orde heeft gezet. En zij werken allemaal perfect.
29 Nu dan, Hij werd wellicht geboren in april of mei. Want Hij was een Lam, en ieder ander ding bewees dat Hij een Lam zou zijn. Daarom werd Hij in een kribbe geboren, in een schuur en niet in een huis, omdat lammeren buiten worden geboren, in de schuren, in stro en zo, en niet in het huis. Toen Hij ter kruisiging werd meegenomen, werd Hij weggeleid. Vergeet niet dat je de schapen leidt. Als je hier naar het slachthuis gaat, dan heeft men een geit of zoiets die de schapen leidt; het schaap zal niet uit zichzelf gaan, het moet geleid worden. Op elke wijze was Hij het, dus moest Hij ook volgens de natuur geboren worden, wanneer de lammeren geboren worden. En dat is in april, zie, rond die tijd werd Hij geboren.
30 Maar toen het christendom in het Romanisme werd gebracht en te Nicéa werd vermengd, toen had men daar de zonnegod, Jupiter, de zonnegod van Rome, en zijn geboortedag was op... tussen de... ongeveer op 25 december, omdat het Romeinse circus begon op de eenentwintigste en voortduurde tot de vijfentwintigste, wat ter viering was van de geboortedag van de zonnegod. Dus toen men het Romeinse heidendom vermengde met het christendom, zei men: "Laten wij het de geboortedag van de Zoon van God maken, dan kunnen wij het er allemaal over eens zijn." Kijk, het is altijd gebaseerd geweest op systemen van compromissen sluiten met de Waarheid; elke keer is dat zo geweest.
31 Vandaag ontdekken wij dus dat men er van alles heeft ingebracht, al onze feestdagen zijn ontheiligd. Ons Paasfeest is niet meer de opstanding van Christus, het gaat om een soort van paashaas of een nieuwe hoed of zoiets, of een kleine roze eend. Het heeft niets te maken met de opstanding van Christus, niet meer dan dat de kerstman iets te maken heeft met de geboorte van Jezus Christus. Maar het is de wereld! En de commerciële wereld heeft alles tot zo'n verwarring en knoeiboel gemaakt dat het geen wonder is dat God gerechtvaardigd is om de zaak te verbranden. En Hij zal het doen; Hij beloofde dat Hij het zou doen. En het moet tot deze knoeiboel komen teneinde... Er is geen hoop meer voor, het is afgelopen.
32 Maar nu, in het uur van deze duisternis, zoals ik zei, waarin wij leven, zouden Christenen nog steeds dat licht moeten blijven vasthouden, dat er een waarheid is betreffende kerst, dat het de geboorte is van Jezus Christus, de Zoon van God. De zigzag gevorkte bliksem in een donkere, bewolkte, boze lucht, toont aan dat er licht kan zijn in de duisternis. Het bewijst dat er licht kan zijn in de tijd van duisternis.
33 Dit, waarover ik vanavond spreek, moge enigszins ongewoon lijken, en in het bijzonder deze notities en Schriftplaatsen die ik hier heb opgeschreven waarnaar ik zal verwijzen, omdat velen de Schriftplaatsen opschrijven, enzovoort. Nu, het is wat ongewoon. Maar ik wil dat u dit altijd in gedachten houdt: God is ongewoon; God doet ongewone dingen. Dat is de moeilijkheid met ons vandaag; wij raken zo vastgeroest in de gewone dingen, dat wanneer er iets ongewoons gebeurt, wij... wij er dan helemaal buiten staan, wij niet weten wat er is gebeurd. God doet het ongewone. En elk mens, die ooit de Bijbel las, weet dat God altijd het ongewone doet.
34 En bedenk dat dit alles vooraf door God Zelf geregeld is, deze geboorte van Zijn Zoon. En wanneer het moest gebeuren, en hoe het was, en wanneer het was, het was allemaal door God Zelf vooraf geregeld.
35 Hebt u opgemerkt dat het gewoon op dit tijdstip moest zijn, toen deze moorddadige koning Herodes, niets dan een moordenaar, al die kleine kinderen doodde, opdat vervuld mocht worden wat vanwege de Here werd gesproken door de profeet, die zei: "In Rama oogst... weent Rachel over haar kinderen, omdat zij niet meer zijn." Zie, er moest een moorddadige koning zijn om die profetie te vervullen die honderden jaren daarvoor werd uitgesproken. Maar wanneer God een woord spreekt door Zijn profeet, moet het gebeuren, als het Gods Woord is. Het doet er niet toe hoe lang het uitblijft, het zal toch gebeuren, omdat het een zaad is. Jezus zei dat het Woord van God een zaad is dat een zaaier zaaide. Het moet dus zijn vrucht in zijn seizoenen dragen. En nu moest deze moorddadige koning er op dat tijdstip zijn om die kinderen te doden.
36 Een ander ding dat wij willen opmerken, is, dat gewoon precies op dat tijdstip hij van het volk belastingen moest innen. En door dat te doen, werden Jozef en zijn vrouw (zijn ondertrouwde vrouw, Maria) gedwongen terug te gaan naar Bethlehem.
37 God weet hoe Hij dingen moet doen. Hij zal zelfs bewerken dat de werken van de vijand Hem eren. Terwijl wij soms denken dat het allemaal "wij moeten dit doen en dat doen" is om de klok juist te laten tikken. Gods uurwerk tikt volmaakt en Jezus zal hier precies op tijd zijn. Hij zal geen seconde te laat zijn. Alles zal precies gebeuren op de wijze waarop God zei dat het zou gebeuren. Dus of wij het doen of het niet doen, het zal hier hoe dan ook zijn, omdat God het heeft gesproken, en zo zal het zijn.
38 Wij ontdekken nu dat vanwege de belastingen deze Herodes zei dat alle mensen die uit hun geboorteplaats waren weggetrokken, moesten terugkeren. Hij dacht dat hij daarmee iets groots deed, toen hij dit deed, niet wetende dat hij precies in harmonie werkte met Jehova. Hoeveel priesters vervloekten Herodes wellicht op dat tijdstip in de Naam des Heren! Hoeveel stonden, waarschijnlijk in het geheim, op en zeiden: "O, deze Romein, wat een... Als wij hem konden grijpen, dan zouden wij zus-en-zo en zo doen", niet wetende dat het exact werkte volgens Gods plan.
39 Vandaag vervloeken wij soms het communisme en al deze dingen. Wat het, denk ik, ook verdient. Maar indien u slechts de waarheid zou weten; het werkt precies in Gods hand, om exact te doen wat Hij zei dat het zou doen. Hij moet iets doen opstaan om Babylon van de aarde weg te vagen en Hij heeft het instrument in Zijn handen. Leest u gewoon de Schrift, daarin staat precies geschreven wat Hij zei dat Hij zou doen.
40 En als die predikers van die dag gewoon dat Woord hadden gelezen en bestudeerd, dan hadden zij geweten dat dit moest gebeuren.
41 Nu, dan merken wij op, dat in verband met deze geweldige belastinginning de koning zijn regel uitvaardigde, of zijn bevel, dat alle mensen naar hun geboorteplaats zouden terugkeren, hoe dan ook. Nu, het lijkt een verschrikkelijke zaak dat die arme, kleine vrouw in die toestand waarin zij was, hoogzwanger, die lange reis zou moeten ondernemen. Vandaag zouden wij er nauwelijks over denken haar mee te nemen in een ambulance. Maar zij moest. Als u ooit in Palestina bent geweest en zag waar zij doorheen moest reizen, over die ruwe granieten keien daarginds, op de rug van een klein muildier. Ongeacht hoe erg het was en hoe wreed het scheen, dat waren de bevelen van de koning; iedereen moest het doen, jong of oud, toebereid of niet toebereid, zij moesten het hoe dan ook doen.
42 En soms denken wij dat van onze lasten. Ik zou dit hier even kunnen invoegen. Soms denken we dat onze lasten zo zwaar zijn dat er niets dergelijks in de wereld bestaat. Weet u dat al die dingen goed voor u zijn? Ze zijn er allemaal om u te kneden, u te vormen. Profeten en wijzen werden gevormd achter in de woestijn, in de hete, blakende zon, door verdrukkingen en beproevingen en vervolgingen. En deze dingen die wij vandaag hebben, er is niets met ons gebeurd wat voordien niet met andere Christenen is gebeurd. Andere Christenen hebben moeten staan in het uur van duisternis zoals dit, en werden zelfs aan de leeuwen gevoerd om hun getuigenis.
43 En dan krabbelen we terug vanwege wat aanzien, of omdat we denken dat we iemand zijn. "Wel! Wel, ik behoor tot Zus-en-zo, deze bepaalde kerk, weet u. Ik ben bang dat ik smaad zal brengen als ik..."
44 Wees niet bevreesd voor uw getuigenis over Jezus Christus! Verspreid uw licht! Sta voor uw overtuiging dat "Hij de Zoon van God is; en dat dit geen bezoekavond van Sinterklaas is, maar dat het de geboorte van Jezus Christus is die wij vieren." Zie? Nu, wij zien dat die dingen worden gedaan.
45 Hebt u ze wel eens bezig gezien als ze begonnen met het maken van een klok, een befaamde klok voor een klokkenspel of zoiets, die een bepaalde klank moest geven? Ziet u, als u een melodie laat klinken, is er een bepaalde grootte voor elke klok nodig. En er zijn bepaalde materialen nodig die daarin gaan, zoveel brons, zoveel staal, en zoveel andere metalen die in deze klok moeten gaan. Als het slechts zuiver brons is, zal hij niet juist klinken. Er moeten allerlei soorten materialen in worden geworpen om het de juiste soort toon voort te laten brengen. En de man die de gietvorm heeft gemaakt en de vorm heeft bepaald, weet precies wat ervoor nodig is om in die gietvorm [Engels: "Cupola", wat een klokvormige mal is – Vert] te gaan, wat er nodig is om bij dat metaal te doen om die klok die toon te laten produceren.
46 God is onze grote Gietvorm. God is de... Hij is de grote Oven van de zuiveraar, Hij weet welke dingen Hij op ons moet plaatsen, en beproevingen en dergelijke, om het tot een geheel te vormen, om ons getuigenis te doen klinken voor een bepaalde tijd, met een bepaalde toon die Hij in een bepaalde dag wil laten klinken.
47 Wij zijn verschillend gemaakt. Wij zijn allen verschillend gemaakt. Wij zien verschillend. Maar wij zien allen één ding, dat is Jezus Christus. Laten wij naar Hem kijken. En de enige manier waarop u Hem kunt zien... Als Hij er uitziet in tegenspraak met dit Woord, dan kijkt u niet naar Hem, want dat is Hij. Als u dus een geloofsbelijdenis ziet, of u ziet een bepaalde denominatie waarvan u simpel denkt: "Ik behoor daartoe en dat is genoeg." Als het er niet uitziet als dat Woord, kijk er dan niet naar. Kijk naar dat Woord! En daar kijken wij naar uit: Christus, de manifestatie van Gods Woord. Hij is de betuiging van Gods Woord.
48 Nu, al deze grote dingen die daarginds met dit kleine paar gebeurden, lijken vreemd. Maar het mag hun vreemd geleken hebben, het werkte echter allemaal samen ten goede.
49 Nu, Jozefs droom, ik zou daar even over willen spreken. Ik heb de Schriftplaats ervoor hier opgeschreven. God heeft te allen tijde in alle tijdperken tot Zijn volk gesproken en Zichzelf door dromen geopenbaard.
50 Nu, dromen zijn geen verzekering. Niet elke droom is van God. Nu, er zijn veel mensen die dromen hebben, en ze hebben allerlei dromen. Als u 's avonds naar bed gaat na een uitgebreide avondmaaltijd, en gaat slapen, zou u van alles kunnen dromen. U zou koorts kunnen hebben en u zou allerlei nachtmerries kunnen hebben, enzovoort, maar dat is God niet. Maar toch handelt God met mensen door dromen.
51 Wij zien Jozef vroeger, Jakobs zoon, hoe hij een profeet was. En een profeet verstond dromen. Nu, als een droom wordt uitgelegd, dan wordt het een visioen, het is een profetie.
52 Nu, wij zien het zelfs daarvoor, bij koning Nebukadnézar, en ginds bij Daniël, en heel de tijd terug, dat God met de mensen handelde door middel van dromen, geestelijke dromen. Ik geloof daarin. Wij hebben ze nu. Hoe dikwijls zou ik kunnen getuigen van honderden mensen die dromen hadden, en legde het correct uit, en het gebeurde gewoon precies!
53 Maar een droom is een soort denkbeeldig iets. Nu, eens tijdens een onderzoek vroeg men mij over dromen. En nu, ons wordt verteld dat u in uw onderbewustzijn bent wanneer u een droom hebt. Nu, een persoon heeft een eerste bewustzijn, en in dit eerste bewustzijn zijn uw vijf zintuigen actief: zien, proeven, voelen, ruiken en horen. Maar wanneer u gaat slapen, zijn deze vijf zintuigen niet actief, en dan bent u hier in een onderbewustzijn, wat zich ver bij u vandaan bevindt, en dan bent u daarginds aan het dromen. Maar wanneer u terugkeert en ontwaakt... Ongetwijfeld is er geen persoon, zelfs geen persoon hier, of u hebt in uw leven wel eens een droom gehad die u zich nog steeds herinnert. Dan was er een gedeelte van u ergens, en toen u weer bij uw zintuigen terugkwam, herinnerde u het zich nog. Misschien was het jaren geleden. Ik herinner mij dromen die ik had toen ik een kleine jongen was; ik kan ze mij nog steeds herinneren; dan moet het wel zo zijn dat er iets, een deel van mij, ergens was. Nu, dat zijn dromen, dus u ziet dat het buiten uw zintuigen om gaat. Wanneer het dan terugkomt, en u vertelt uw droom, als het dan van God is...
54 Er zou een uitlegger van dromen kunnen zijn. De Bijbel zei: "Als er iemand onder u is die geestelijk is, een profeet, dan zal Ik, de Here, Mij aan hem bekend maken in dromen, en zal tot hem spreken door visioenen."
55 Nu, wij ontdekken dat Jozef, de zoon van Jakob, dat soort man was. Men zou dromen dromen en dan zou hij het uitleggen. Hij kon dromen uitleggen en hij zag visioenen. Het zijn allemaal handelingen van de Geest.
56 Nu, wij zien hierbij ook, dat wanneer een man geboren wordt als ziener, of als hij visioenen ziet, dat u... u bent... u daartoe geroepen moet zijn door God.
57 Merk op, hier is uw onderbewustzijn, in natuurlijke zin, en hier is uw eerste bewustzijn. Nu, u moet uit uw zintuigen weggaan, vijf zintuigen, in slaap, om het onderbewustzijn binnen te gaan, om er dan weer in terug te komen. Dat is een droom.
58 Maar bij een ziener liggen beide bewustzijnen precies bij elkaar. Je gaat niet uit deze vijf zintuigen, je bent nog steeds in de vijf zintuigen, staat gewoon rechtop en kijkt naar wat er gebeurt. Kijk, je verlaat je zintuigen helemaal niet. Je bent daar precies, weet waar je bent en wat je doet, je woorden sprekend. Nu, dat is een voorbestemde gave. "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." Kijk, God doet dat. Je gaat niet slapen; je staat met beide ogen open, kijkt er regelrecht naar en ziet waar je naar kijkt. Zie? Wat een visioen is, wat van God is, natuurlijk.
59 Wij slapen vandaag. Dat is de moeilijkheid met de wereld vandaag, zij slaapt. En zoveel mensen houden er gewoon van om te slapen. Maar ik, ik zal dit zeggen: er zijn geen bedden in de hemel. Wij zullen niet slapen wanneer wij in de hemel komen, omdat daar geen nacht is. Er is geen nacht, dus u zult niet hoeven te slapen wanneer u in de hemel komt, omdat daar geen bedden zijn.
60 Maar merk op, wanneer ons bewustzijn... God kan elk deel van ons gebruiken, als het tot Hem bekeerd is. Wanneer alles wat wij zijn volledig in Gods handen gegeven is, en bekeerd tot Zijn dienst, dan kan Hij ons gebruiken in dromen, kan Hij ons gebruiken in spreken, kan Hij ons in alle zintuigen gebruiken. En als alles wat wij zijn tot God bekeerd is, dan kan God het gebruiken. Gelooft u dat? Kijk, wanneer wij, alles tot Hem bekeerd is, kan Hij het gebruiken. Wanneer ons hele wezen bekeerd is, dan kunnen Christenen in deze dag geestelijke dromen hebben die iets kunnen betekenen, die hun dingen kunnen voorzeggen. Wij weten dat dit de waarheid is.
61 Een geestelijke droom die wordt uitgelegd, juist uitgelegd, is hetzelfde als een visioen. En wat is een visioen? Een visioen is de voorspelling van toekomstige gebeurtenissen; het voorzegt de zaak alvorens het gebeurt. En dat is de wijze waarop God altijd heeft betuigd of het waar was of niet, of dat de man (dat was in het Oude Testament) werd verondersteld een profeet te zijn, het was wanneer hetgeen hij zei ook gebeurde. Dan wist men het, als deze man dit zei en het bleef voortdurend gebeuren. Nu, men kan niet gewoon handen opleggen bij die man, of hem door elkaar schudden en een gave geven; hij is met die gave geboren, geboren in hem toen hij geboren werd, voordat hij geboren werd.
62 Kijk naar de profeet Jesaja die over Johannes profeteerde, zevenhonderdtwaalf jaar voordat hij werd geboren; hij zei dat hij "de stem was van iemand die roept in de woestijn".
63 Kijk naar Jeremia, voor hij zelfs ontvangen werd in de schoot van zijn moeder, terwijl hij daar nog was, zei God: "Ik heb u gekend, en u geheiligd, en u de volken tot een profeet gesteld." Zie? "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk."
64 En u kunt het slechts zijn, dat kan alleen werken wanneer er iets voor is om mee te werken. Zoals wanneer er een rechterhand is om mee te werken, en u hebt een rechterhand, laat die dan werken voor het Koninkrijk van God. Als u ogen hebt om te zien, zie dan de juiste dingen; lippen, een stem om te spreken, spreek de juiste dingen. Wat het ook is, doe de juiste dingen. En bekeer al wat u hebt tot God, tot Zijn heerlijkheid.
65 Nu, wij ontdekken dat de voorspelling toekomstige gebeurtenissen voorzegt voordat zij gebeuren. Hoe vreemd het ook lijkt, de almachtige God voorzegde en zorgde voor het welzijn van de Baby, Jezus, en openbaarde het door een droom wat er gedaan moest worden. Die God nu openbaarde het op deze secundaire manier voor Zijn eigen Zoon aan Jozef door een droom. De Bijbel zei dat Hij het deed. Jazeker. Nu, Jozef was een goede man, hij was de zoon van David en hij was ondertrouwd met Maria.
66 Nu, ik wil dit graag doorgeven voordat wij verdergaan. "Ondertrouwd" was in het oosten hetzelfde als huwelijk; het is verloofd zijn. Zodra zij... zij ondertrouwd waren, waren zij gehuwd. Toen die heilige gelofte tussen hen was afgelegd – lees Deuteronomium 22:23 – dan zult u ontdekken dat wanneer deze vrouw en man erin toestemden om te gaan trouwen (toch legden zij de huwelijkseed niet eerder af dan maanden later), als zij ooit die gelofte braken, dat zij schuldig waren aan echtbreuk. Dat is juist. Wanneer zij ondertrouwd waren, stond dat gelijk aan getrouwd zijn. De wet had hun nog geen rechten gegeven om samen te leven als man en vrouw, maar voor God – toen zij het aan elkaar beloofden – waren hun woorden in Gods Koninkrijk verzegeld. En om dat te breken, was gewoon echtbreuk plegen. En nu was Jozef ondertrouwd met Maria. Predikerbroeders, als u dat goed zou bestuderen, zou deze huwelijk- en echtscheidingszaak, die zo moeilijk en verschillend is onder de mensen vandaag, opgehelderd worden. Merk nu Jozef op, haar man, die een rechtvaardig man was, zie, nu, wij ontdekken dat dit niet gebroken kon worden.
67 Zij moet het hem verteld hebben. Deze jonge maagd, een knap, jong Joods meisje, werd... Wij zijn allemaal volwassenen hier, voor zover ik kan zien. Zij zou moeder gaan worden. En Jozef ging met haar, bemerkte het zonder twijfel nadat hij met haar ondertrouwd was, hij ontdekte dat zij moeder zou worden. Nu, hij was een rechtvaardig man; de Bijbel zegt dat hij dat was. Zij moet hem van haar onschuld verteld hebben. De lieflijke vrouw, ik kan haar als het ware horen zeggen: "Jozef, mijn geliefde vriend, mijn geliefde man, ik ben hieraan onschuldig." En zij moet hem verteld hebben van het bezoek bij haar van de grote aartsengel, dat de aartsengel Gabriël tot haar was gekomen, en haar bezocht had met deze grote tekenen waarover hij haar had verteld, wat er zou gebeuren.
68 En dan merken wij ook op dat zij na dit bezoek zo opgetogen was door de boodschap van de engel, dat zij op weg ging naar het heuvelachtig landschap van Judéa, vanuit Nazareth waar zij een ingezetene was, van de stad Nazareth, een erg laag, klein stadje.
69 En toen zij daar aankwam, was haar nicht Elizabet ook in verwachting (reeds zes maanden), die onvruchtbaar heette te zijn.
70 Haar man, Zacharias, was priester in de tempel. En op een dag terwijl hij de offers bewoog, het verbranden van de wierook liever, over de gebeden van het volk die buiten werden opgezegd, kwam Gabriël, de engel des Heren. Nu, hij was al sinds jaren niet gezien, evenmin was er iets bovennatuurlijks gezien sedert jaren en jaren, en honderden jaren. Maar hier stond die engel aan de rechterzijde van het altaar en zei hem dat zijn vrouw zwanger zou worden en een kind zou baren en dat hij zijn naam "Johannes" moest noemen. En wij kennen allemaal het verhaal.
71 En toen Gabriël ook, zes maanden later, Maria in Nazareth bezocht, en haar vertelde over de gebeurtenis van haar nicht Elizabet, haastte Maria zich snel, met dit grote geheim in haar hart van wat er zou gebeuren, de heuvels in om haar nicht te bezoeken.
72 En Elizabet hield zichzelf verborgen, omdat zij niet buiten voor de mensen wilde verschijnen in de toestand waarin zij was en zij hield zich gedurende zes maanden verborgen. Nu, volgens mijn begrip van de Schrift was zij bezorgd omdat de baby tot dat tijdstip geen leven had. En het was zeer abnormaal dat een baby niet binnen tenminste, o, drie maanden of vier, bewoog. Maar nu was het zes maanden en de baby had nog nooit bewogen. Toen dus Elizabet en Maria elkaar ontmoetten, omhelsden zij elkaar ongetwijfeld, omarmden zij elkaar, nichten zijnde, en zij waren erg blij elkaar te zien. En laten we er even aan denken wat zij zeiden. Ik kan Elizabet tot Maria horen zeggen: "O schat, je ziet er zo goed uit."
En Maria zei: "Weet je, ik weet dat je moeder gaat worden."
73 "Ja, ik maak mij een beetje zorgen, het is zes maanden en mijn baby heeft nog niet bewogen."
74 "O, maar ik moet je iets vertellen, ik kan het gewoon niet langer inhouden!"
75 Weet u, er is iets mee wanneer u met God in contact komt; u kunt het niet verzwijgen. U moet er gewoon iets over zeggen, dat is indien u een echte, ware bekering hebt gekregen. Het maakt mij niet uit waar u bent, u moet het ergens uiten.
76 En ik kan haar horen zeggen: "Weet je, ik heb je iets te vertellen. Ik zal ook een baby krijgen!"
77 "O," zei Elizabet, "dan neem ik aan dat... Waarom heb je ons niet uitgenodigd voor de bruiloft, jij en Jozef, toen je eindelijk trouwde? Ik weet dat jullie ondertrouwd zijn, maar waarom nodigden jullie mij niet uit voor de bruiloft?"
"O, wij zijn nog niet getrouwd."
"En je krijgt een baby?"
"Ja!"
"Wel, Maria, ik... ik begrijp het niet helemaal."
78 "Weet je, de engel des Heren verscheen aan mij; Gabriël. Hij was degene die mij vertelde dat jij zou bevallen. Hij was degene die het mij zei. En hij zei dat de Heilige Geest mij zou overschaduwen; en dat Heilige dat uit mij geboren zou worden, zou de Zoon van God zijn. En ik zal Zijn Naam 'JEZUS' noemen, want Hij zal Zijn volk redden van hun zonden."
79 En bij de eerste keer dat die wondervolle Naam ooit door menselijke lippen werd uitgesproken, sprong de kleine Johannes, die dood was in de schoot van zijn moeder, op van vreugde en hij ontving de Heilige Geest; dood in de schoot van zijn moeder. Als de kracht van het uitspreken van de Naam van Jezus Christus een dode baby tot leven zal brengen in een moederschoot, wat behoorde het dan te doen aan een gemeente die beweert Zijn dienstknecht te zijn, geboren uit Zijn Geest? Terwijl Elizabet zo geschrokken was, terwijl ze naar Maria keek, zei ze: "Hoe overkomt mij dit, dat de moeder mijns Heren tot mij komt? Want zodra de stem van uw groetenis in mijn oren klonk, sprong mijn baby van vreugde op in mijn buik." Johannes werd geboren, vanaf zijn moeders schoot, vol van de Heilige Geest, door de Naam van Jezus Christus! Welk soort baby zou dit zijn?
Zonder twijfel vertelde zij dit weer aan Jozef.
80 Nu, kijk, Jozef, die een rechtvaardig man was, vroeg zich een beetje af: "Weet je, ik weet dat als zij betrapt wordt op overspel, dat het eerste wat er met haar gebeurt, is dat zij gestenigd zal worden. Zij kan niet..."
81 Zo konden ze niet leven. De Bijbel zei: "Als een meisje, dat ondertrouwd is, in de stad is en verkracht wordt door een man... en als zij niet om hulp roept, dan zullen zij beiden gestenigd worden; zij worden gedood. Maar als zij op het land is, en in het veld, en ze roept het uit en niemand kan haar horen, dan moet de man gedood worden, zij zal leven." Nu dan, de straf daarvoor staat in Deuteronomium 22, wat ik u even geleden vroeg te lezen.
82 Merk nu hierin op dat wij ontdekken dat zij moeder ging worden zonder gehuwd te zijn. Voor Jozef leek het dus alsof Maria hem als haar schild probeerde te krijgen voor de spotters en verachters. Kijk, Jozef moest haar schild zijn, haar toch trouwen en haar bescherming zijn, evenwel zonder echtgenoot te zijn in de gezinsrelatie, maar het was om... hij moest een schild voor haar zijn.
83 Hij wilde haar wel geloven; ik geloof dat echt. Hij wilde haar wel geloven, maar haar verhaal was zo ongewoon. Het was moeilijk voor die gelovige om te geloven.
84 En vergeeft u mij, mensen, zo is het vandaag! Het verhaal van de kracht van de Heilige Geest op aarde vandaag, in de gemeente, is zo ongewoon voor de organisatie en het denominatieverstand, dat zij het wel willen geloven, maar het is te ongewoon, het is te fantastisch. Maar het is de waarheid! De Bijbel zei dat het op deze wijze zou zijn, en hier is het. Veel mensen zijn verstrikt in een geloofsbelijdenis, willen dat echt geloven, maar het is zo ongewoon dat hij het nauwelijks kan opbrengen. Hij... hij weet niet wat te doen. Hij bevindt zich gewoon in een netelige positie, net als Jozef.
85 De Bijbel zei: "Terwijl hij over deze dingen nadacht", zie, hij was een goede man, en hij wilde zijn eigen naam niet bederven; en toch wist hij dat hij haar niet kon huwen, als die vrouw op die wijze was; zij was zwanger door een andere man. "En toch," zei hij, "die onschuldige, kleine vrouw, haar leven is zo zuiver geweest als een lelie, en ik wil haar geloven, maar ik... ik weet niet wat ik moet doen."
86 Terwijl hij over deze dingen nadacht, kreeg hij toen in gedachten om haar stilletjes weg te zenden. Hij zei: "Ik zal er geen grote drukte over maken." Nu bedenk, hij had nog nooit de eed afgelegd, maar hij was ondertrouwd. Maar hij zou haar heimelijk wegzenden. En terwijl hij over deze dingen nadacht – om haar heimelijk weg te zenden – kijk, dat was het beste wat in hem opkwam. Zie, hij was een rechtvaardig man en een goede man.
87 Broeder, zuster, laat mij dit zeggen. Als u rechtvaardig bent, als u eerlijk bent in uw hart, dan is God verplicht de zaak aan u te openbaren.
88 Jozef, haar man, die een rechtvaardig man was, overlegde de dingen. Het was zo ongewoon, zoals ik zei, hij kon dat nauwelijks bevatten. "Hoe zouden die dingen waar kunnen zijn?" Maar ongetwijfeld ging hij zitten, bad erover, bestudeerde het in de Schriften. "Hoe zouden deze dingen waar kunnen zijn?" Terwijl hij studeerde, verscheen de engel des Heren aan hem in een droom. Hij was geen profeet. En er was geen profeet op aarde in die dagen, niemand die tot hem kon komen met ZO SPREEKT DE HERE, dus nam de Here de secundaire manier. Daarom droeg God het welzijn van Zijn eigen Zoon op aan een man door middel van een droom, en bracht Hem naar Egypte, en bracht Hem er weer uit terug, en verborg Hem voor de wijzen, of de wijzen gingen een andere weg. Er was geen profeet in het land, dus nam Hij de secundaire manier, de droom. Maar er waren mensen die niet als ziener geboren waren, maar zij waren goede mensen en wanneer zij baden, bezocht God hen in hun onderbewustzijn en openbaarde Zichzelf.
89 Als u zich slechts aan God zult overgeven, heeft God vele manieren om Zichzelf aan u te openbaren. Zie? U zou misschien geen profeet kunnen zijn, u zou misschien geen leraar kunnen zijn, u zou misschien geen zondagsschoolonderwijzer kunnen zijn, u zou misschien geen prediker kunnen zijn, maar er zijn manieren waarop God Zichzelf aan u kan openbaren, ziet u. Het zou door dromen kunnen zijn, het kan op een andere wijze zijn, als u zich slechts onderwerpt zoals Jozef deed.
90 Ongetwijfeld zei hij: "O grote Jehova, God, ik kom uit de lijn van David. En ik... ik ben een rechtvaardig man; ik hoop dat ik het ben; ik vertrouw op wat U hebt gezegd de Waarheid te zijn. En mijn geliefde, kleine lieveling hier, die ik heb, die ik ondertrouwd heb. Als ik haar om een andere reden wegzend, ben ik schuldig aan het plegen van echtbreuk. En zij is zwanger en ik ken haar niet als mijn vrouw. Hoe zit het hiermee, Here?"
91 Kijk, hij was geen profeet, zodat Hij niet op die wijze tot hem kon spreken. Dus deed Hij hem in slaap vallen en zond de engel des Heren tot hem in een droom. Amen. De engel des Heren kwam tot hem in een droom en raakte hem aan, en zei: "Jozef, gij zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want hetgeen in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest." Dat is het. "Hetgeen in haar is, is niet van een man, de Heilige Geest heeft dit gedaan. De vrouw heeft de waarheid gezegd. Dit ongewone verhaal, deze ongewone zaak die is gebeurd, Jozef, die u helemaal heeft verscheurd, is van de Heilige Geest."
92 O, diezelfde God leeft vanavond nog steeds! U hebt nog steeds een onderbewustzijn. En u hebt... U, Christenen, als de zaak u ongewoon schijnt als u dit ziet, hoewel het toch precies overeenkomstig het Woord is, dan kan God de ongewone dingen op vele manieren openbaren.
93 Dus Hij zei tegen Jozef: "Gij zoon van David, wees niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen." Bedenk, reeds zijn vrouw. "Neem tot u Maria, uw vrouw, want hetgeen in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest."
94 Nu, toen zond God Zijn engel en openbaarde het, zijn openbaring van de droom kwam tot Jozef; hij wist dat er geen geheimenis in was. De engel kwam tot hem in een droom. Hij zag de engel in zijn droom.
95 Nu, een profeet of ziener gaat niet slapen, hij ziet de engel hier staan. De andere persoon gaat gewoon slapen en hij ziet de engel.
96 En de engel zei: "Nu, Jozef, er moet geen vraag zijn, er is daar niemand die het voor u kan uitleggen. Dus zal ik u erover vertellen. Ik zal het u verduidelijken, omdat er niemand is die het u duidelijk kan maken. Nu, wees niet bevreesd om Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want hetgeen in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest."
97 Toen Jozef dan uit zijn slaap opstond, o, wat moet zijn hart vol zijn geweest van pasgeboren geloof. Dat geheimenis dat hem gekweld had, die zaak die hij wilde geloven; die zaak echter die hij trachtte te geloven was zo ongewoon, maar werd toch door een droom aan hem bekendgemaakt. Nieuw geloof sprong op in zijn leven. O my! Hij had geloof in God. Hij had toen geloof in zijn vrouw; zowel geloof in God als liefde voor zijn vrouw, en liefde voor degene die hij liefhad. Er is geen vraag meer, geen twijfelen meer aan. Hij wist dat dit de engel des Heren was. Hij wist dat God hem gewoon precies de vraag die in zijn gedachten was, had geopenbaard, dus alle vragen waren weg.
98 En wanneer God, op welke wijze Hij het ook verlangt te doen, u de vraag openbaart die in uw gedachten is, dan is er geen twijfel meer, er is geen vraag meer over. Het is een openbaring.
99 Wanneer u hier iets in de Schrift ziet, zegt u: "Welnu, ik geloof dat dit slechts voor de apostelen was. Ik geloof dat Jezus dat deed in de voorbije dagen."
100 Maar de Bijbel zei: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en tot in alle eeuwigheid, gewoon dezelfde Jezus." Als dat dan een vraag voor u blijkt te zijn, en u denkt erover na, en kunt er niet uitkomen, en u ziet de zaak gebeuren en u vraagt zich erover af; dan zal de Engel des Heren, als u oprecht zult zijn, het op een of andere wijze aan u openbaren. En dan is het geen vraag meer, dan is het de waarheid. O! En dan kunt u het uitroepen en jubelen: "O, ik ben zo dankbaar!"
101 Ik kan mij indenken hoe Jozef zich voelde toen dat was gebeurd, het was allemaal... toen was het helemaal geen geheimenis meer. En toen dit gebeurde, vond men hem zich verheugend, omdat hij gelukkig was. Nu ontdekken wij dat hij haar onmiddellijk huwde. O, er was toen geen twijfel meer. Hij nam Maria, de vrouw, tot zich en bekende haar niet als vrouw, tot het Kind kwam. Hij was er gelukkig mee! Hij was blij om Maria's schild te zijn. Hij was blij haar smaad te dragen.
102 Wanneer een mens geopenbaard kan worden dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag en in eeuwigheid – ongeacht hoeveel geloofsbelijdenissen proberen het terug te draaien – dan bent u graag een schild. U bent blij om een schild te zijn. Laat hen wat dan ook zeggen, u hebt een groot schild boven u om de vurige pijlen af te weren.
103 Ik hoop dat ik niet te luid spreek voor hen daarbuiten. Laten zij het ook horen, zij behoren het te horen. Merk op. Jazeker.
104 U bent blij om een schild te zijn. U bent een deurmat, wat men ook wil dat u bent, het doet er niet toe; het is aan u geopenbaard door de Here. De Here heeft het u getoond door Zijn Woord dat het de waarheid is; en heeft het daarna aan u bevestigd om het opnieuw levend te maken. U zegt: "Dat is het! My, niets zal..."
105 Geen mens heeft zelfs het recht het Evangelie te prediken totdat hij God van aangezicht tot aangezicht gezien heeft. Dat is juist. Geen mens zou achter de kansel moeten staan zonder dat hij de doop van de Heilige Geest heeft ontvangen. Jezus droeg Zijn discipelen op: "Predik niet meer, maar wacht in de stad Jeruzalem totdat gij zult aangedaan zijn met kracht uit de hoge." Let op wat de Heilige Geest deed toen Hij kwam. En de Heilige Geest is God.
106 De Heilige Geest is de Vader van Jezus Christus. Mattheüs 2:20 [1:18 – Vert] zegt: "Toen Maria, Zijn moeder, met Jozef ondertrouwd was, werd zij zwanger bevonden uit de Heilige Geest." De Heilige Geest is de Vader van Jezus Christus.
107 En wanneer de Heilige Geest komt en het Woord openbaart, en het gewoon precies tot leven brengt, dan is het een openbaring aan u, u ziet het, het is ontvouwd, het is beloofd voor het uur.
108 Jozef zag dat, dat dit Jesaja's profetie was die vervuld werd. Jesaja 9: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven. Men noemt Zijn naam Raad, Vredevorst, Sterke God, Vader der eeuwigheid. En aan Zijn Koninkrijk zal geen einde zijn!" Hij wist Wie dat zou zijn, omdat hij de hele zaak zag toen de engel des Heren hem dit vertelde: "Hetgeen in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest." "Een maagd zal zwanger worden en zal een Zoon baren." Nu, dat was een groot geheimenis, het superteken dat God aan heel de wereld gaf, een superteken dat dit Zijn Zoon was.
109 Nu, merk op terwijl wij verdergaan. Ik wil het niet te lang maken, proberen het niet te doen. Merk op wanneer wij verdergaan, we zien, toen Jezus... Nu, ik denk als... De kleine kinderen hier zullen het niet begrijpen, maar ik moet hier iets zeggen zodat de volwassenen zullen...
110 Toen Christus Jezus gevormd werd in Maria, zette de vervolging in. Dat is juist. Dat is juist. Toen begon haar vervolging.
111 En het is hetzelfde in u. Galaten 1, of Galaten 4:19 zegt: "Als Christus (de Hoop der heerlijkheid) gestalte in u krijgt." Christus wordt in u gevormd wanneer u sterft en Christus tot leven komt. Let op de vervolging die inzet, let op de moeite die aan alle kanten begint, let op de duivel die tekeergaat, zeker, wanneer Christus in u gevormd wordt.
112 En toen Christus werd gevormd in Maria, kwam snel het bevel van de koning: "U, mensen, iedereen!" Precies toen zij was... De Christus was een volgroeide Baby geworden, stond op het punt geboren te worden, en precies toen zette de grote vervolging in.
113 Nu, de baby is al gedurende een lange tijd in de moederschoot gevormd. Maar dit komt in de laatste dagen, wanneer de volledigheid, wanneer de volheid van de Godheid, wanneer de volheid van Christus onder Zijn volk gemanifesteerd moet worden. Hij zei het, Hij beloofde het in Zijn Woord. En wanneer u die volheid ziet, beginnen er ongewone dingen te gebeuren, die Hij beloofde. Daarom kunnen onze grote, sociale instellingen en dergelijke dat niet begrijpen. Het is dwaasheid voor hen. Let nu op, zij vormen een Raad van kerken, zie. Precies op de tijd wanneer de gemeente is begonnen op haar voeten te gaan staan, waar het bovennatuurlijke is begonnen te werken, zijn ze nu allemaal in een groep bij elkaar gegaan, en nu zullen zij proberen deze zaak te stoppen. Precies zoals het toen was.
114 Zoals ik verleden zaterdag in Phoenix zei, dat de Filistijnen rondom Bethlehem zijn gelegerd zodat de mensen niet in staat zullen zijn te komen, tenzij zij komen door die Raad van kerken. O, zij zullen hen meenemen naar een verstopte waterbak; niet naar de frisse wateren van Bethlehem, natuurlijk niet. Nu, wij merken dat op.
115 Toen dan de koning zijn bevel gaf, precies toen de Christus was gevormd. Nu, laten wij hen gewoon even nemen, laten wij op hen letten, ons even met hen bezig houden voordat wij sluiten.
Ik kan Jozef zien, die zegt: "Maria, schat, die wrede koning!"
116 Maar zij zou zeggen: "Luister, lieverd. Bedenk dat de Heilige Geest mij zei dat 'Zijn Naam JEZUS genoemd zal worden, en dat Hij Zijn volk zal redden van hun zonden.' Zijn volk van hun zonden. Nu, Jozef, lieverd, ongeacht wat er gebeurt en wat de koning zegt, ik ben ertoe in staat. Ik kan op het kleine muildier zitten. Het is verscheidene mijlen naar boven, rond deze rotsachtige bergen, enzovoort. En mochten wij toevallig wat hulp nodig hebben, er zullen velen op reis zijn, want wij zijn niet het enige gezin. Er zijn anderen die hetzelfde als wij ondergaan, dus er zijn anderen op weg. En wij kunnen een beetje meegaan met de rest van de menigte als zij de heuvel opgaan om naar Bethlehem te gaan." Want vanaf Nazareth moet men de berg oversteken.
117 Nu, wij zien dat hij de kleine ezel moet hebben gehaald en hem die dag extra hooi en wat haver voerde, omdat de kleine dame tamelijk zwaar was. Hij zet haar dus op het kleine muildier en neemt een zak water en een paar kleine koeken mee, en haalt de kleine ezel en pakt zijn stok vast.
118 En ze gaan op weg; en het muilezeltje wankelt en valt. O, kijk eens hoe zwaar die kleine makker is bepakt! Kijk naar zijn last, wat het is! Hij draagt de Christus naar Zijn geboorteplaats. En hier zit deze kleine vrouw er bovenop, in pijn om te bevallen, zich vasthoudend aan de manen van het kleine muildier en spreekt tot hem terwijl zij de weg afrijdt.
119 Ik kan hen zien gedurende de dag. Zij zouden stoppen en hij zou haar laten rusten en vragen: "Lieverd, ben je erg vermoeid?"
120 "Nee, schat, ik ben in orde. Ik ben in orde. Wel, zou jij een poosje willen rijden?"
"Nee, lieverd, blijf jij maar zitten."
121 En hij zou haar van de kleine ezel afzetten en haar een poosje laten rusten, haar dan wat water geven en een boterhammetje. Om haar daarna weer op het muildier te zetten.
122 Tenslotte begint het donker te worden. Reizigers langs de weg die beter in staat zijn om snel te reizen, komen langs. En zij moest het stof inademen van anderen die op paarden en wagens reizen, enzovoort, die hen konden passeren. Want zij moest heel langzaam reizen vanwege haar toestand. Wat een wrede zaak om die moeder in die toestand daar naartoe te sturen! Maar ik kan het mij nu voorstellen, in het kleine drama, dat zij bij de top van de heuvel komen. Bethlehem ligt in een soort vallei, en aan de westzijde van de berg, van Bethlehem, is de berg waar het kleine pad langskomt.
123 Ik kan hen nu gewoon zien, laat ik zeggen zoals in een toneelstuk. Het wordt donker. En Jozef gaat op de tast met zijn staf, terwijl hij elke kortere weg neemt die hij kan. Waar het pad zo deze kant op boog, waar de wagens moesten gaan, sneed hij waarschijnlijk af om te proberen tijd te sparen, uit het stof te geraken, met zijn kleine vrouw. De sterren begonnen op te lichten.
124 En na een poosje komt hij bovenop de heuvel. En opnieuw keken zij uit over de stad waar zij beiden geboren werden, ginds in Bethlehem, naar de lichten van de stad. Er waren er velen, de plaatsen waren overvol, mensen sliepen buiten op de grond, buiten in de velden. Toen kwam wellicht voor de eerste keer de vraag in Jozefs gedachten op: "Wat zal ik doen als ik geen plaats kan vinden, want die Baby kan misschien vannacht geboren worden. Zij heeft de hele dag al pijn gehad. Dus wat nu, als die Baby vannacht geboren wordt?"
125 Terwijl hij daar naar beneden stond te kijken over de vallei, en het zich afvroeg, keken zijn ogen toevallig terzijde en hij zag iets vreemds. Weet u, het is gewoonlijk in een tijd van moeite dat er bovennatuurlijke dingen gebeuren. Hij keek die kant op en hij zag een ster. Hij kon zich niet herinneren ooit zo'n grote ster gezien te hebben. Hij leek zo laag te staan en hij hing precies boven Bethlehem. Hij keek op en draaide zich om, nadat hij Maria had geholpen om even te rusten op een rots. Hij draaide zich om, om tegen haar te zeggen: "Schat, heb je ooit gezien..." En hij kon zelfs de weerspiegeling ervan in haar mooie, donkere ogen zien, terwijl zij zat en glimlachend opkeek. Hij zei: "Schat, is dat niet vreemd?"
126 Ze zei: "Jozef, lieveling, ik heb daar op gelet sinds de zon onderging. Ik heb die ster in het oog gehouden. Op de een of andere manier voel ik me heel vreemd vanavond, alsof er iets op het punt staat te gebeuren." Wel, het is gewoonlijk op die wijze, weet u, dat u dat vreemde gevoel hebt.
127 En zij begint met Jozef naar de ster te kijken; het kleine muildier rust uit, komt op adem. En zij keken naar de ster. Hij maakte vreemde bewegingen. Hij bewoog niet zoals de overige sterren. Hij leek rusteloos te zijn, bewegend. Hij was op iets aan het wachten, wachtend op iets wat zou gebeuren. Laten we nu ons kleine paar hier bij deze rots voor een ogenblik verlaten.
128 Laten wij in onze gedachten honderden mijlen ver weg gaan, ginds in het oosten, naar de wijzen, ginds in het oosten, in India. Die avond gingen zij allemaal, zoals het hun gewoonte was wanneer een ster... de zon onderging en de sterren opkwamen, een berg op, een toren binnen, zoiets als een observatietoren. En ze gingen daar naar boven om te aanbidden en te studeren. En zij hielden de tijd bij door de sterren. En zij bestudeerden gebeurtenissen en zij gingen daar naar boven en bestudeerden de val van machten en van naties, en de ineenstorting van naties, enzovoort, van koninkrijken. En hoe dat zou gebeuren, en ze dachten erover na en spraken erover. En zij kenden die sterren, elk ervan. Zij kenden ze zoals wij de Bijbel kennen. Elke beweging die zij maakten, betekende iets.
129 En u weet dat God hoe dan ook altijd Zijn handelen verklaart in de hemelen voordat Hij het op aarde doet. Predikers weten dat.
130 Daar zaten zij op de sterren te letten, en omdat zij elke verandering kenden, doorzochten zij onmiddellijk de Schriften om uit te vinden wat het inhield. U zegt: "Schriften?" Ja, Schriften. Zij waren wijzen. Maar zij waren Mohammedanen, degenen die later Mohammedanen werden. Zij stamden eigenlijk van de oude Meden en Perzen af. Daar komen de Mohammedanen vandaan. Wij weten dat allen.
131 En luister, zij hadden daarginds een meester. En als u het wilt lezen, het is Daniël 2:43. Daniël, de profeet, was hun meester toen zij daar in Babylon waren. Zo is het precies. Daniël was hun meesterprofeet. En hij had hun al de dingen van God onderwezen, omdat hij een meester over hen was. En hij vertelde hun dat er op een dag een steen uit de berg gehakt zou worden – u herinnert zich dat hij het vertelde – zonder handen. En hij zou de heidense koninkrijken vermorzelen, zie, al de koninkrijken, en hij zou zelf uitgroeien en de aarde bedekken.
132 En nu, deze wijzen waren geen ongelovigen. Beslist niet. Zij waren gelovigen. Zij geloofden in één ware God. Wij weten dat dit de waarheid is; de Bijbel zegt het. En als u het wilt lezen, lees in Handelingen 10:35 waar gezegd wordt: "God is geen aannemer van naties; maar Hij eert degenen die Hem vrezen en gerechtigheid doen." Nu, al stonden ze niet op één lijn met de Waarheid, toch geloofden zij dezelfde God Die wij geloven. De Mohammedanen geloven dezelfde God Die wij geloven.
133 Ik heb er menigmaal bij gestaan en gezien dat die Mohammedaanse priester daar dat grote ding nam en die geweldig grote gong daar buiten sloeg en zei: "Er is één ware en levende God en Mohammed is Zijn profeet." Wij geloven dat er één ware en levende God is en dat Jezus Zijn Zoon is. Zie? Hij zegt: "Verre zij het dat God een Zoon heeft." Hij denkt dat het een geest moest zijn, ziet u, dus hij zegt: "Er is één ware en levende God en Mohammed is Zijn profeet." Zij geloven nog steeds in die ene ware God. Het zijn Ismaëls kinderen.
134 Nu, wij merken op zoals zij waren, dat deze Mohammedanen deze dingen bestudeerden, en deze Mohammedanen werden eenvoudig wijzen genoemd, en zij hielden die sterren in het oog. 's Nachts brandden zij een vuur; het was een heilig vuur. En zij naderden tot hun God bij deze heilige vuren terwijl deze 's nachts brandden. En zij waakten en zij aanbaden. En elke avond klommen zij hier naar boven zodra de zon onderging en bestudeerden deze dingen. Net zoals wij samenkomen bij conferenties en de Bijbel woord voor woord bestuderen. En zij kenden elke beweging van die sterren.
135 En op een avond, terwijl zij daarboven aan het studeren waren... En het was geen wonder dat het grote verontrusting gaf toen een bezoeker daartussen verscheen, een vreemdeling; zij hadden die ster voordien nooit gezien. Zij wisten hier niets over; geen wonder dat zij verontrust waren. Ik kan mij indenken dat zij er de hele nacht naar keken. Zij wisten niet wat ze ermee aan moesten. My, het was een vreemde. In die grote constellatie daar hadden ze precies hier een ster ontdekt, en het was een vreemde, een fenomeen. Zij hadden nooit iets dergelijks gezien. Dus snel begonnen zij de Schriften te doorzoeken om te zien wat dit allemaal te betekenen had. Natuurlijk konden zij niets vinden in hun eigen geschriften. Maar zij gingen terug naar Daniël en ontdekten: "Er komt een Steen. De Ster van Jakob zal opgaan", waardoor zij wisten dat er iets plaatsvond. Zij moeten allen in gebed zijn gegaan en gingen toen slapen, na het samen besproken te hebben. En zij moeten die nacht gedroomd hebben dat de Koning der koningen op aarde geboren was.
136 Want ons werd in een recent krantenknipsel verteld van de wijzen daar, toen die drie sterren zich op één lijn stelden en één ster vormden, dat de Messias toen op aarde was. En zij waren eigenlijk Joden daarginds, om te studeren, om hun opleiding in de astronomie te krijgen. Dus toen zij dat zagen, wisten zij dat Jezus ergens geboren was. Omdat ze niet wisten waar het was, moeten ze geloot hebben hoe ze het moesten aanpakken, hoe, en wie er zou gaan. Iedereen wilde gaan, iedereen. Maar zij nemen er altijd, zoals ik een poosje geleden zei, drie als een getuigenis, om te getuigen, om terug te komen om hun te vertellen of het de waarheid is. Wat deden zij dus? Zij laadden hun rijkdommen op, ze laadden hun gaven op, en alles, om naar Hem toe te brengen.
137 Ik vraag mij vanavond gewoon af, broeder, zuster, of we soms... we proberen altijd te zien hoeveel we zelf kunnen krijgen, terwijl wij aan Christus behoren te geven wat wij hebben. Kijk, niet om te leren hoe knap wij kunnen zijn, en hoe wij de andere knaap te slim af kunnen zijn, maar hoe wij alles wat wij hebben aan Hem kunnen overgeven.
138 "Ik zou het zelfs niet geloven als God mij een droom zou geven", hoorde ik sommige mensen zeggen.
139 "Ik geloof niet in Goddelijke genezing." Ik toonde er een man onlangs iets over. Hij zei: "Het maakt mij niet uit hoeveel dokters met hun namen zouden ondertekenen. Het maakt me niet uit hoeveel u zegt, en wat er zou zijn, of wat ook meer," zei: "ik geloof het niet! Ik geloof het niet!"
Ik zei: "Zeker niet. Het was niet voor u."
140 Goddelijke genezing werd niet tot ongelovigen gezonden. Het werd tot gelovigen gezonden. Christus is voor gelovigen. De Heilige Geest is voor hen die geloven; niet voor ongelovigen; het was niet voor hen bedoeld. Het is een verborgen struikelblok voor hen, het zal het altijd zijn, het is het altijd geweest. Het is niet voor ongelovigen. Het is voor hen die geloven! Dat is het.
141 Nu, wij ontdekken dat deze mannen gelovigen waren; zij wilden het uitvinden. Zij laadden alles wat zij hadden op om op weg te gaan. Zij wilden ontdekken wat dit was, of het echt was. Nu, zij hadden een lange reis voor de boeg, zij brachten dus al hun rijkdommen bijeen en alles, maakten zich klaar, met goud, wierook en mirre, en wat zij ook maar hadden om mee te nemen, om deze Koning te ontdekken. Zij begonnen hun reis met hun gaven.
142 En, merk op, om deze Koning te vinden, gingen zij via een hemels, door God gegeven teken, niet door de theologie van een mens. Zij hadden het gezien in het Woord. Het werd verondersteld daar te zijn en zij volgden het hemelse teken.
143 Als men slechts de moed zou kunnen hebben die zij hadden! Als men slechts het begrip zou kunnen hebben dat zij hadden! Wanneer God ons iets geeft, en het is de Schrift, houd er dan aan vast!
144 Mensen zeggen: "Er is niet zoiets als de doop van de Heilige Geest!" Er is een doop van de Heilige Geest! We zijn precies zoals het was op de Pinksterdag, het komt vandaag net eender: Goddelijke genezing, de kracht van God! Niemand kan met de Bijbel uitleggen dat het weggenomen is. Ik kan u tonen waar God het aan de gemeente gaf! Toont u mij de Schriftplaats waar Hij het wegnam. Die is er niet!
145 Want Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid. Want de belofte is... En Petrus zei op de dag van Pinksteren: "Bekeert u, een ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en u zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zoveel als er de Here, onze God, toe roepen zal." Zoveel als er ooit geroepen worden! Dezelfde Heilige Geest is vanavond gewoon Dezelfde als Hij toen was voor het eerlijke hart. Als het niet... Is het te ongewoon voor u om God te geloven?
146 Zoals Paulus tot Agrippa zei: "O Agrippa, zou u, zou u willen loochenen wat de profeten hebben gezegd?"
147 Zou u willen loochenen wat Jezus Zelf zei, wat de Bijbel zelf uitspreekt (welke Christus is, het gezalfde Woord)? En als het Woord in u blijft, dan bent u een gezalfd persoon met het Woord. "Indien gij in Mij blijft, en Mijn Woord in u, vraag dan wat u wilt, en het zal voor u worden gedaan." Dat is Christus in u, Die het Woord zalft voor dit tijdperk, welk tijdperk ook waarin men leefde. God verdeelde Zijn Woord over tijdperken. En elke keer wanneer het tot die tijd komt, zijn de kerken helemaal verward, en God zalft iemand, zendt het naar beneden en laat dat Woord gewoon precies zo handelen als Hij zei dat het dat zou doen. Precies. En er is een Woord geprofeteerd voor deze dag. God wacht om iemand te vinden voor wie het niet te ongewoon is, zodat zij gezalfd kunnen worden met de Heilige Geest om te bewijzen dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag en in eeuwigheid, om een schijnend licht te zijn, om de ogen van de ongelovige te verblinden. En als men het zou lasteren, zou men oordeel over zich brengen; want Gods wet is rechtvaardig, en oordeel kan alleen door Zijn rechtvaardigheid komen. En dan kan Hij de wereld veroordelen en haar wegzenden in een vuurvlam, zoals Hij met de Sodomieten deed. Nu, let op.
148 Wij ontdekken nu dat zij onderweg het door God gegeven teken volgden. Zij hielden het in het oog. Zij namen nooit het woord van iemand anders. Zij gingen geen bisschop of iets anders raadplegen. God gaf hun een teken. Ze hadden het hier gezien, het was de waarheid, en ze gingen er achteraan. Het wees de weg. Het was datgene wat de Schrift voorspelde. Zij wisten dat dit moest komen en zij volgden het. En wat was het? Ik kan hen zien vertrekken, ten afscheid wuivend: "Wij zullen op een dag terugkomen, broeders, en u de boodschap brengen, want wij weten dat het waar is." En zij volgden het, over de bergen, over de rivier de Tigris, door de vlakten, dag in dag uit, maand in maand uit, zo snel als zij konden gaan, die ster in het oog houdend.
149 Overdag zouden zij waarschijnlijk neerliggen en rusten en slapen, zich omkeren, tot elkaar spreken: "O, het moet wonderbaar zijn wanneer wij daar komen; deze hemelse lichtbundel, dit hemelse licht, dit licht dat wij zien, dit bovennatuurlijke!"
150 Amen! Denkt u dat ik buiten mijzelf ben? Dat ben ik niet. Let op deze hemelse lichtbundel, dit licht dat wij in het oog houden!
151 Vergeet niet dat niemand anders het zag, het ging sterrenwacht na sterrenwacht voorbij, voorbij wijzen na wijzen. Maar het werd voor hen gezonden. Ik geloof dat zij het zagen, omdat de Bijbel zei dat zij het zagen. Niemand anders zag het.
152 Niemand zag het licht dat Paulus zag, dezelfde zaak. Het sloeg hem neer op de weg naar Damaskus. Maar het werd aan Paulus gegeven.
153 Niemand zag de Heilige Geest als een licht uit de hemel komen, een duif, behalve Johannes. Hij zag het, hij legde getuigenis af. Hij zag het, de rest van hen niet. Hij wel, want hij zag ernaar uit.
De wijzen keken ernaar uit!
154 En wanneer u ernaar uitkijkt, wanneer u gereed bent om het ware Kerstgeschenk te ontvangen, de ware Kerstgave, Gods Kerstgave, de Heilige Geest – als u daar naar uitkijkt, zult u het zien. Het is een hemels licht van God, uit de hemel gezonden om te getuigen van Jezus Christus.
155 Nu, zij namen niet het woord van iemand anders aan. Overdag was hij rusteloos. Zij zeiden: "O, ik kan gewoon niet wachten. Ik weet niet hoeveel langer we nog moeten gaan. Misschien zullen we naar Jeruzalem gaan, of ginds naar het heilige land, Palestina, omdat de profetie zei dat Deze daar geboren moet worden. Wij zullen Hem dus vroeger of later vinden." De avondtijd kwam en de duisternis begon te vallen.
156 Bedenk dat licht slechts schijnt in duisternis. Dat is de enige wijze waarop het wordt herkend. Als wij ooit geleefd hebben in een donkere tijd waarin mensen en geloofsbelijdenissen de mensen van Gods Woord hebben weggetrokken, dan is het wel vandaag, want deze denominaties hebben hen vastgebonden in allerlei rommel behalve het Woord van God. In zoverre zijn zij blind genoeg om een Raad van kerken binnen te gaan, dergelijke dingen, ze verbinden zichzelf met allerlei soorten ongelovigen. Terwijl de Bijbel zegt: "Hoe kunnen twee tezamen wandelen tenzij zij het eens zijn?" En onze kerken gaan mee in een dergelijke opeenhoping! Zeker, zij zijn blind. Maar het is in dat donkere uur wanneer het licht tevoorschijn komt. Dan schijnt het licht.
157 En zij hielden hem in het oog. En toen de avond kwam, verheugden zij zich en zeiden: "Blijf gewoon de weg wijzen, westwaarts aanhoudend, steeds voortgaande, leid ons naar dat volmaakte Licht." Voort door de rivieren gingen zij, door de zandbarrières en overal waar zij gingen, enkel om de echte waarheid te willen ontdekken.
158 En kijk, Bethlehem was precies in lijn met Judéa vanwaar zij... En Jeruzalem was in lijn met Bethlehem vanaf waar zij stonden. Let op. O, wat een symbool als u het kunt vatten. Hier is Bethlehem, en Jeruzalem is hierboven. En vanwaar de wijzen kwamen, moesten zij eerst naar Jeruzalem komen, alvorens in Bethlehem te komen. Snapt u het? Dat grote, voorname, verwaande denominatiehoofdkwartier (jazeker), Jeruzalem, waar al de denominaties bijeen kwamen. De grote Raad kwam daar bijeen, weet u. Toen deze mannen dus in deze stad kwamen, dachten zij: "Daar is het! Als iemand er iets over zal weten, dit grote geheimzinnige licht voor ons kan uitleggen, dan zijn daar al de hogepriesters. Daar zijn de doctors in de godgeleerdheid, daar zijn de doctors in de wijsbegeerte, de meesters in de rechten, en dit alles is daarginds; zij zullen er alles over weten. O broeders, Jeruzalem is in zicht! Hier gaan wij, nu krijgen we het!" Zij stormden gewoon de straten binnen!
"Waar gaat u naartoe?"
"Wij hebben een belangrijke boodschap."
"Wat is het?"
159 "Waar is Hij, Die de geboren Koning der Joden is? Wat is er met dit geheimzinnige licht hierboven? Wie, waar is Hij?" Deze rijke mannen met fijn beklede kamelen en goud en wierook gingen de straten op en af, door elke straat en steeg en schreeuwden: "Waar is Hij? Waar is Hij? Waar is Hij?" Maar hij ontdekte dat men het antwoord niet had.
160 De grote kreet vandaag: "Het communisme is op ons!" O, elke radio-uitzending bekritiseert voortdurend het communisme. U kunt het communisme onderscheiden, maar het teken van de tijd kunt u niet onderscheiden.
161 Jezus zei: "Het aanschijn van de hemel weet gij wel te onderscheiden, maar de tekenen der tijden kunt gij niet onderscheiden."
162 Altijd sprekend over: "Communisme! Communisme!" U kunt beter ontdekken dat er iets anders mee samengaat.
163 In welke tijd leven wij? Wat is het teken dat God zei dat Hij als laatste zou tonen voor het gebeurt? Wat waren de dingen die Hij zei? Israël is daarginds op haar plaats, de vijgenboom is zich weer aan het herstellen. Kijk naar alles wat precies in lijn komt. En de kerk in de Laodicéa toestand, met Jezus aan de buitenkant, een vluchteling voor Zijn eigen gemeente; net zoals David daar boven Bethlehem, een vluchteling voor zijn eigen volk. Een vluchteling! En de Bijbel zei dat Christus in de laatste dagen een vluchteling was voor Zijn eigen volk. Daar in Openbaring, het derde hoofdstuk, in het tijdperk van Laodicéa waarin wij leven, staat Christus aan de buitenkant, kloppend, proberend om binnen te komen, een vluchteling voor Zijn eigen volk.
164 Het was toen dat die strijders hun zwaarden grepen, want David riep om een frisse dronk water, en zij hakten zich een weg door vijftien mijl van mannen heen om voor hem een dronk water te halen. En David goot het uit op de grond als een offer, een plengoffer.
165 Ja, strijders vandaag, Jezus wil een dronk goed, ouderwets, fris Pinksterwater. Deze denominationele, stilstaande wateren maken Hem ziek. Neem het Woord van God en trek het uit en hak door al deze geloofsbelijdenissen en dingen heen, tot wij die plaats kunnen bereiken waar een frisse dronk voor Hem is; een echte, ware aanbidding, een waarachtig hart, waar Hij het Zijne in kan uitstorten, Zijn Woord in deze dag levend kan maken. Hij zal het krijgen. Hij zei dat Hij het geloof van het volk zou terug herstellen tot de vaderen; het geloof van de kinderen. Maleáchi 4 zegt ons dat het zal komen, en het zal daar zijn. Wees niet bezorgd, het zal daar precies zijn. God heeft het aldus gezegd, dus dat is alles. De klok tikt gewoon door. Jazeker. Maar vandaag zien wij dat deze grote... vandaag zien wij dat...
166 Waarom komt het communisme? Waarom wordt de wereld verzwolgen? Waarom kan één procent van Rusland het? Dat is al wat communistisch is. Negenennegentig procent is nog steeds christelijk. Eén procent van Rusland regeert bijna de rest van de wereld, de oostelijke wereld. Communisme. Waarom? Waarom kon het dat doen? De Bijbel zei dat het zou gebeuren; Hij heeft het antwoord.
167 Maar u ziet nu dat wij proberen dit en dat te bestrijden. En de werkelijke zaak die God ons zond om in het oog te houden, zien wij niet.
168 Zij waren daarginds aan het proberen te ontdekken welke knopen zij op hun kleding moesten dragen, en wie op de volgende conferentie hun hoofdspreker zou zijn, enzovoort, iets van die aard.
169 En hier waren de wijze mannen die hun hemels licht in het oog hielden, die eraan kwamen en zeiden: "Wanneer ik in Jeruzalem kom, zullen zij me vertellen wat dit hemelse, geheimzinnige licht boven ons betekent, dat ons leidt." En zij liepen de straat op en af: "Waar is Hij? Waar is Hij geboren, de Koning der Joden? Wij zagen Zijn ster in het oosten. Wij zijn gekomen om Hem te aanbidden. Wij hebben goud, wierook, wij hebben alles voor Hem. Waar is Hij? Waar is Hij?"
170 Ze zeiden: "Waar is Wie? Wat?" Zo is het vandaag. "O, zoiets dergelijks gebeurt er niet vandaag", zeiden ze.
"O, als de zon ondergaat, zien wij een geheimzinnig licht."
"Ik heb het nooit gezien."
"Roep de man op de toren."
"Zag u een of ander geheimzinnig licht?"
"Wat zei u?"
"Zag u een geheimzinnig...?"
171 "Nee! Wat is er met u aan de hand?" Zie, zij hadden het antwoord niet.
172 Zij hebben het vandaag ook niet! Zij weten niet wat deze dingen betekenen, terwijl zij het behoorden te weten, terwijl de grote hoofden van de kerken zich bewust behoorden te zijn van deze dingen. Maar God werkt altijd in de minderheid en zo nederig dat het recht over hun hoofd heengaat; zij weten het niet. Maar toch vervult Hij zo Zijn Woord. Dat is het. Wij raken verstrikt in deze geweldig grote dingen, en wij kunnen niet in beweging komen. (God, hak ons los van deze dingen, zodat wij kunnen zien in welk uur wij leven.) Als God opnieuw door een droom moet werken, kan Hij het u openbaren. Zeker kan Hij dat! Wij leven in de laatste dagen. Nu, luister. O!
173 Zij hadden het antwoord niet op het geheimzinnige licht, ze hadden het niet op de hoofdkwartieren. Evenmin hebben ze het vandaag. Wat deden ze dus? Ze lieten het Woord van God halen. Dat is een goed idee. Ze zeiden: "Laten wij in Gods Woord kijken en onderzoeken waar deze dingen staan." En toen ze het Woord van God lieten halen, waren de wijzen verstandiger dan een heleboel mensen vandaag. De wijzen zagen – volgens het Woord van God – dat zij het niet hadden, en het niet zouden krijgen. Amen. Zij ontdekten dat dit zelfs niet de stad was, niet eens de plaats. Hij moest geboren worden in Bethlehem, gelegen in Judéa. Amen. Uit de minste, de nederigste onder hen allen, het kleinste, geringste plaatsje, niet de grote zelf aangemeten plaats. De wijzen zagen dat heel snel. Het Woord van God openbaarde dat, dat zij het niet hadden en het niet zouden krijgen, dus verlieten ze die knoeiboel. Als wij slechts hetzelfde konden doen! Gewaarschuwd in een droom gingen ze uit die rommel vandaan. Zij verlieten het dus. Halleluja, voor hen. Zij verlieten het.
174 Nadat zij uit die knoeiboel kwamen, verscheen het bovennatuurlijke opnieuw. Zo is het. Nadat zij losgehakt waren van die dingen. Nadat zij uit heel die opeenhoping daarginds vandaan kwamen, waar men twistte, argumenteerde en van alles, toen ze daar kwamen waar al die grote hoofdkwartieren waren en al de grote hogepriesters en doctors in de godgeleerdheid, die allemaal rondwandelden met hun doctorsgraden en hun enorme, grote, hoge tulband op, konden zij de ster vanwege die zaken niet zien. Ze liepen... Dergelijke dingen verblinden veel mensen; grote namen en belangrijke mensen die rondlopen.
175 Heel wat van hen zeiden: "Wel, iets dergelijks bestaat niet. Gedurende vierhonderd jaar hebben wij nooit zoiets gehoord. Wat is er aan de hand met die krankzinnige mensen? Stuur ze terug naar India waar zij thuishoren."
176 "Wel, wat? Het Woord van God, wat is ermee? Hij zei: 'Gij Bethlehem in Judéa, zijt gij niet de geringste onder al de prinsen van Juda? Maar uit u zal voortkomen...' O, wij zijn in de verkeerde plaats," zeiden zij, "wij willen ons niet voegen bij iets van dit spul."
177 Dus keerden zij hun kamelen en gingen erbij vandaan. God zegene hen. Zij gingen daaruit. En zodra zij erbij weggingen, verscheen het licht opnieuw. Het bovennatuurlijke begint opnieuw in hen te bewegen. O my! Zij begonnen toen het bovennatuurlijke te volgen, toen de wijzen hun systeem verlieten. Nadat zij daar dus uitgingen, verscheen het bovennatuurlijke licht uit de hemel opnieuw aan hen.
178 Zolang u verbonden bent aan een groep ongelovigen die deze dingen niet geloven, zult u nooit in staat zijn, u zult stekeblind zijn. Maak uzelf los van alles; of het moeder is, vader, zuster, broeder, denominatie of wat het ook is. "Wie de zijnen niet zal verzaken en achter Mij komt, is zelfs niet waardig de Mijne genoemd te worden. Wie zijn hand aan de ploeg slaat en begint, en alleen maar achteromkijkt, is niet waardig om te ploegen." Broeder, zuster, laat mij u zeggen dat er vanavond een echt, waar christelijk licht schijnt. Het is Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid. Maak u van alles los! En Hij is het Woord. Hij is altijd het Woord. Gods Woord is volkomen juist. Het is niet van eigen uitlegging.
U zegt: "Het betekent dit."
179 Het betekent precies wat het zegt. De Bijbel zei: "Het is niet van eigen uitlegging." Als het zegt, als er staat: "Zwart is zwart en wit is wit", dan is dat gewoon zo. Het is het uiterste. Het is het absoluut. En elk mens die geboren is uit de Geest van God is daar – hoe dan ook – aan verbonden; niets zal hem ervan scheiden. Hij is aan dat Woord verbonden, omdat het Christus is. Christus is het Woord. En Christus kan niet over Zijn Woord liegen, want Hij is het Woord.
U zegt: "Wel, ik weet dat Hij dat zei, maar...!"
180 Er is geen "maar" of iets daarover. Hij zei slechts dat het op die wijze was, en zo is het. En Hij kan het niet veranderen. Hij kan het niet. Hij is onveranderlijk. Hij zei: "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan, nimmer falen." Het zal daar precies zijn op Zijn tijd. Het zal het; er zal daar iemand zijn die het zal laten schijnen. Dat is juist.
181 En God sprak dat Woord, dat deze Zoon daar zou zijn, en daar was Hij om het te laten schijnen. Daar was die hemelse bezoeker; en zij hielden hem in het oog en kwamen er regelrecht naar toe. Zij verlieten dus de oude geloofsbelijdenis en begonnen opnieuw met het bovennatuurlijke, en weg gingen zij. Wat verheugden zij zich! De Bijbel zei dat zij zich verheugden met onuitsprekelijke vreugde toen zij dat licht opnieuw zagen komen.
182 O, broeder, zuster, hoe mooi zou het zijn als ieder van u, als ieder van ons, ons, ik, als ieder van ons al dit kerstklatergoud hier terzijde kon leggen, zie, zou ophouden met al dit uitwisselen van geschenken, al deze onzin van de wereld en eenvoudig onze trots afdoen en afleggen en die zaak onder de voeten stampen en zeggen: "Here Jezus, leid mij naar dat volmaakte Licht. "Let er op dat er dan iets bovennatuurlijks gebeurt. De Heilige Geest zal op een buitengewone wijze komen. Zie?
183 Voort gingen zij, het bovennatuurlijke volgend. En wat verlieten zij? Zij volgden het hemelse teken van die dag, vergeet het nu niet, het hemelse, door God gegeven teken. Gelooft u allen dat dit waar is? Dat was een hemels, door God gegeven teken. Zij volgden dat teken tot zij het Woord vleesgemaakt vonden. Gelooft u dat Hij het vleesgemaakte Woord was? Het hemelse teken, beloofd voor die dag, leidde hen naar het vleesgemaakte Woord.
184 Broeder, zuster, Hij zal vanavond hetzelfde doen. Dit grote teken van de hemel dat wij hebben, de Heilige Geest Die onder ons leeft, volg het. Iets beweegt in uw hart: "Ik weet dat ik dat behoor te ontvangen. Ik weet dat ik meer behoor te doen dan tot de kerk toetreden."
185 "Ik heb een goede zaak, ik weet dat zij bloeit." Broeder, weet u dat een dezer dagen een hartaanval u zou kunnen wegnemen om vier uur 's morgens en dat u die zaak moet verlaten? Waar zult u daarna heengaan?
186 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... bevestigd in uw eigen vlees, bent u de persoon die geboren is uit de Heilige Geest. Zou u dat niet graag hebben? Zou dat niet het grootste kerstgeschenk zijn dat iemand zou kunnen krijgen? De gave van eeuwig leven. "Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft."
187 "Wij hebben Zijn ster in het oosten gezien en zijn gekomen om Hem te aanbidden."
188 De beschaving is met de zon meegereisd, vanuit het oosten naar het westen komend. Wij zijn nu aan de Westkust. Oost en west hebben elkaar ontmoet; wij kunnen niet verder. De oudste beschaving is China, precies aan de andere kant van de wereld. Bedenk, het is voorbij...
189 En de zonde is meegereisd met de beschaving. En wij zijn... Ik weet dat het hard is om dit te zeggen. Maar broeder, zuster, zelfs de gedachten en bedoelingen van iemands hart... iemand gezalfd door de Geest kan daar staan, en u hebt erop gelet en het op anderen gezien. Je staat er en ziet iemand, laat hen slechts een paar woorden zeggen en je kunt daar precies om hen heen die insecten zien vliegen; zie, ze vangen die zalving bij hen op. Elke gedachte van de mens is aanhoudend boos. Het is precies zoals het was in de dagen van Noach, tot het zelfs God bedroefde dat Hij de mens ooit had gemaakt. Hij zei: "Ik zal de mens van de aardbodem verdelgen." En wij zijn weer tot die tijd teruggekomen. Sla er acht op.
190 Maar Hij heeft een kleine gemeente die Hij wil wegnemen. Hij heeft vele duizenden die slapend in de aarde liggen; de eerste wake, tweede wake, derde, vierde, vijfde, zesde. En dit is de zevende wake. Onthoud dat Hij komt in de zevende wake. En in die wake vond Hij wijze maagden en maagden die geen olie in hun lamp hadden. Olie is het symbool van de Heilige Geest. Als u dat vanavond niet in uw lamp hebt gevonden, mijn broeder, zuster, waarom neemt u dat niet, Gods grootste Kerstgeschenk.
191 Weet u, tegenwoordig kopen wij een heel groot cadeau; wij pakken het in en besteden drie dollar om het in te pakken en doen er allerlei klatergoud op. En vaak denkt u dat het een groot geschenk is. Twee vrouwen stonden onlangs in een zaak te praten; de een zei dat zij haar vader... Zei: "Wat," tot haar zuster sprekend, "wat ga jij aan papa geven?"
192 Zei: "Ik zal hem een set speelkaarten geven en een slof sigaretten."
193 Ze zei: "Ik geef hem een flesje whisky en ik zal het inpakken." Kijk, het klatergoud aan de buitenkant is het niet, dat verklaart niet wat er binnenin zit. Zie?
194 Maar God heeft een Kerstgeschenk voor u vanavond. Hij verpakte het in een kribbe. De buitenkant was niet veel bijzonders, maar o, de binnenkant is eeuwig leven. Wilt u dit wonder van de Heilige Geest vanavond niet toestaan dat het uw leven treft en u leidt naar het eeuwige Licht?
Laten wij even onze hoofden buigen.
195 In de stilte van dit moment, met deze kleine afgesneden boodschap – als u het een kerstboodschap zou kunnen noemen, één ervan. Als u echt gelooft dat het de waarheid is en u hebt dat eeuwige Licht nog nooit gevonden, u hebt nog nooit de grote Heilige Geest u naar dat Licht laten leiden, zou u nu in uw hart willen spreken, en zeggen: "Here Jezus, ik wil dat Licht vinden. Ik geef er niet om wat een ander zegt, ik ben het, ik ben degene, ik wil dat Licht vinden." Zou u nu uw hand willen opsteken, terwijl u uw hoofd gebogen hebt? Steek uw hand op en zeg: "Bid voor mij, broeder Branham, ik wil dat Licht echt vinden." God zegene u, dame. God zegene u. En God zegene u, dame. God zegene u, meneer. Een ander, steek uw hand op en zeg: "Ik wil, ik wil het, ik wil Gods Kerstgeschenk." God zegene u, meneer. God zegene u, dame. Nog iemand, zeg: "Ik wil Gods Kerstgeschenk. Zend het mij, Here, het maakt mij niet uit wat het is. Of het in een kribbe komt, of het in een schuur komt, het maakt mij niet uit hoe schandelijk het er voor de wereld uitziet, hoe schandelijk ik er voor de wereld moet uitzien." Weet u, Gods grote gaven laten een mens altijd vreemd handelen.
196 Kijk naar Mozes, een groot theoloog, groot geleerde, maar op een dag ontmoette hij een licht achterin de woestijn. Hij deed zijn schoenen uit. Een man van tachtig jaar oud, met bakkebaarden die neerhingen tot zijn middel, zette zijn vrouw en zijn baby op een muildier en ging naar Egypte. Waar hij eens een heel leger had om het voor hem in te nemen, faalde hij; nu gaat hij terug met alleen een kromme stok, gaat op weg naar Egypte om het land in te nemen. Waarom? Hij had dat Licht gevonden, dat bovennatuurlijke.
197 En dat kleine ding dat rond uw hart cirkelt vanavond, dat is het bovennatuurlijke, dat is het licht van de dag. Wilt u niet dat het u naar Jezus Christus leidt, Die u alleen leven kan geven? Is er iemand die zijn hand niet heeft opgestoken, die zou willen zeggen: "Gedenk mij nu in gebed, broeder Branham"? God zegene u. Een ander? God zegene u. Nog iemand anders? God zegene u. God zegene u, jongeman. Een ander? God zegene u, jongeman. Nog iemand?
198 Zeg: "Ik wil volgen; ik wil de Morgenster volgen, Christus. Ik wil volgen en deze dag mijn Jezus vinden. Ik wil weggaan van al dit kerstklatergoud hier en dergelijke, omdat het op een dag zal worden verbrand met onuitblusbaar vuur." En allen die het er niet mee eens zijn, zullen ermee verbrand worden. De wereld, de zondaar, zal gestraft worden, zij zullen omkomen met de wereld. De wereld liefhebbende mensen zullen met de wereld omkomen. En als u desondanks nog steeds de liefde van de wereld in u hebt, en u wilt uzelf vanavond volledig aan Jezus Christus en Zijn Woord uitleveren, steek dan uw hand op. Opnieuw nu, iemand die nog niet zijn hand heeft opgestoken. God zegene u. Zegene u. Ik zeg dat gewoon. God zegene u, dame.
199 U weet het niet; iemand zou een ogenblik zijn hand kunnen opsteken. U zegt: "Wat maakt dat uit, broeder Branham?" Het verschil tussen dood en leven.
200 Als die hand zo omhoog ging en u meende dat werkelijk, dan is er iets bij u. Wat is het? Het is dat Licht waarover ik spreek. Dat is dat Licht dat u zegt: "Ik ben verkeerd. Er is wereld in mij. Ik wil het niet meer. Ik zal mijn handen opsteken." Dat is een getuigenis.
201 Bedenk eens, weet u wat een opgestoken hand is? In elke taal onder de hemel betekent een opgeheven hand overgave, een teken van overgave. Wanneer u uw handen opsteekt – bij welk leger ook – overal waar u uw hand opsteekt, is het een internationaal teken van overgave.
202 Hoevelen vanavond willen, precies bij dit citaat nu, hun hand opsteken en zeggen: "Ik geef alles over, Here. Ik geef mij over. Ik ben er klaar mee. Ik geef mij over." God zegene u. God zegene u. Dat is juist. Dat is fijn. O my.
203 Ik vraag mij af of de pianist naar de piano zou willen gaan terwijl wij bidden.
204 Hemelse Vader, ik besef dat er staat: "Die dan geloofden, werden gedoopt." Dat is al wat er nodig is, Here. Als zij U geloven, moet er iets gebeuren. Zij zijn de Uwen, zij zijn de trofeeën van deze kleine dienst van het Woord van God; de tegenwoordigheid van Jezus Christus bij deze fijne groep mensen hier vanavond, hierbinnen vergaderd bij dit kleine feestmaal. Maar vanavond weten wij dat U hier bent. Misschien konden we het op de een of andere wijze niet met onze ogen zien, maar wij voelden het met ons andere zintuig, ons gevoelszintuig, ons gevoelszintuig in ons hart, ons geweten. Onze ziel sprak tot ons en zei: "Wij bevinden ons in de tegenwoordigheid van Jezus Christus: de grootste Kerstgave, het eerste echte Kerstgeschenk van God aan de mens."
205 En toch, bij al de geschenken die wij hebben ontvangen, hebben velen van ons toch nooit dat grote Geschenk ontvangen. Wij bidden, God, voor hen vanavond, terwijl zij hun handen opheffen, omdat zij dit algenoegzame willen. Ze hellen die kant op, Vader. Mogen...
206 De rabbi's deden het ook, velen van de grote leraars van die dag helden naar die kant over, maar zij waren bevreesd om uit te stappen en die eenmalige overgave te doen om het te geloven, en de boodschap te aanvaarden, en het licht van het uur, het betuigde Woord. Er waren er velen die het deden.
207 Here, er zijn er velen hier vanavond, twintig of dertig in deze kleine groep mensen. Als ik onder- of overschat heb, vergeef mij. Maar, Here God, maar misschien heeft dat aantal – meer of minder – hun hand opgestoken. Zij zijn gereed om zich over te geven. God, geef hun Jezus, geef hun de Heilige Geest in hun leven. Moge dit het grootste uur van hun leven zijn. Mogen zij naar huis gaan vanavond, zoals Jozef, deze dingen in hun hart overleggend. "Waarom stak ik mijn hand op? Wat liet mij dat doen? Hoe kwam ik ertoe dat te doen? Toch heb ik gedurende jaren beweerd een Christen te zijn, maar iets zei mij mijn hand op te steken." Kerkleden, zelfs predikers, staken hun hand op, Heer. Ik bid dat U hun deze zegen wilt toestaan. Sta het toe.
208 En moge de Engel des Heren komen en zeggen: "Vrees niet, dit is het licht van de dag. Dit is het licht van het uur. De avondlichten schijnen." De profeet zei: "Het zal licht zijn in de avondtijd, vlak voordat de zon ondergaat." En Here, wij zien de zonsondergang van de tijd; het zal spoedig overgaan in eeuwigheid. Sta toe, Here, dat elk van hen Jezus zal vinden vanavond, want ik vraag het in Zijn Naam. Amen.
209 Laten wij gewoon onze handen opsteken bij wijze van overgave, zoals dit, terwijl wij opstaan.
210 Ik ga u iets vragen. U die een poosje geleden uw handen opstak; ik bad voor u. Dat is alles wat ik weet te doen: bidden. Ik zal voor u geloven. Ik geloof dat Hij mij geeft wat ik vroeg, omdat Hij dat beloofde. Hij kan niet liegen. Hij kan niet liegen. Het enige wat weerhoudt dat het gebeurt, is mijn... zou mijn ongeloof zijn. Ik geloof dat u dat echt meende. En God zal u de Heilige Geest geven. Hij zal het aan u geven, omdat u erom vroeg; u wilt uzelf overgeven.
211 En als u dat deed, zeg ik u wat ik wil dat u doet. Ik wil dat u een goede gemeente zoekt die gelooft in de doop van de Heilige Geest; ga daarheen. Ga daarheen. En als u in zo'n gemeente bent, ga naar uw voorganger, vertel hem en zeg: "Ik stak onlangs 's avonds mijn handen op in een kleine samenkomst." U hoeft hem zelfs niet te vertellen waar het was. Zeg: "Ik stak mijn handen op; ik wil dat u met mij bidt, voorganger. Ik... ik zoek de doop van de Heilige Geest. Ik wil het. Ik moet het hebben. Ik moet het hebben om te leven. Ik moet het gewoon hebben! Ik heb het licht gezien!" O, God staat het u toe. Wilt u het nu doen?
212 En nu, met iedereen hierbinnen is, laten we zingen: "Ik geef mijzelf, ik geef mijzelf geheel. Volkomen aan Christus, mijn Redder, geef ik alles van mijzelf." Wel, laten wij onze handen nu opheffen en onze ogen sluiten terwijl wij zingen.
'k Geef mijzelf aan U,
'k Geef mijzelf aan U;
Geheel aan U, mijn gezegende Heiland,
'k Geef mijzelf aan U.
'k Geef mijzelf aan U,
'k Geef mijzelf aan U;
Geheel aan U, mijn gezegende Heiland,
'k Geef mijzelf aan U.
213 Meent u het? Zeg: "Amen." [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, ik wil dat u nu iets echt lieflijks doet. Reik iemand die bij u staat de hand en zeg: "Broeder, ik meende dat. Bid voor mij." Laten wij dat doen, iedereen, doe het nu meteen. [Broeder Branham spreekt tot degenen op het podium: "Broeder, ik meende dat. Bid voor mij. God zegene u. God zegene... mij." – Vert] Dat is goed. Dat is fijn. O, maakt dat niet dat u zich goed voelt? Ik meende dat.
214 Nu, als wij het vanuit ons hart echt menen, dat wij alles overgeven, onze eigen wil, onze eigen wegen, al wat wij hebben, wij het aan Christus overgeven, laten wij dan onze handen opheffen en zingen.
'k Geef mijzelf aan U,
'k Geef mijzelf aan U;
Geheel aan U, mijn gezegende Heiland,
'k Geef mijzelf aan U.
215 Laten wij nu onze hoofden buigen en zingen. [Broeder Branham begint te neuriën 'k Geef mijzelf aan U – Vert] Houd nu slechts uw gedachten op Hem. "Ik..." Ik wens u de heerlijkste Kerst, dat God Zijn Ster uit het oosten zal zenden, die negentienhonderd jaar geleden in het oosten verrees en u naar het vleesgemaakte Woord zal leiden. [Broeder Branham gaat door met 'k Geef mijzelf aan U te neuriën – Vert]
'k Geef mijzelf aan U,
'k Geef mijzelf aan U (armen omhoog naar God);
Geheel aan U, mijn gezegende Heiland,
'k Geef mijzelf...
God zegene u, Tony.