Invloed
Door William Marrion Branham1 Dat is waar. Ik denk dat we moeten gaan staan wanneer wij Zijn Woord lezen. Vindt u ook niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Laten we dus even gaan staan terwijl we Zijn Woord lezen. Ik lees vanavond een onderwijzing uit de Schrift, die gevonden wordt in het boek Jesaja, het zesde hoofdstuk. Luister aandachtig.
In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik de Heere, zittende op een hoge en verheven troon, en Zijn zomen vervullende de tempel.
De serafs stonden boven Hem; een ieder had zes vleugels; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.
En de een riep tot de ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heerscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!
Zodat de posten van de dorpels zich bewogen van de stem van de roepende; en het huis werd vervuld met rook.
Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! daar ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de HEERE der heerscharen gezien.
Maar een van de serafs vloog tot mij, en had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had.
En hij roerde mijn mond daarmee aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad van u geweken, en uw zonde is verzoend.
Daarna hoorde ik de stem des Heeren, die zeide: Wie zal Ik zenden, en wie zal voor Ons heengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij heen.
2 Laten we ons hoofd nu buigen.
3 Vader, "wee", wij voelen ons net als Jesaja. Wee ons, want onze ogen hebben de Koning gezien, de Heer der heerlijkheid. Wij danken U, Heer, dat er vanavond een reiniging aan de gang is, die niet alleen onze lippen maar ook ons hart en onze ziel kan aanraken en die ons reinigt van al onze onreinheid. Want wij leven inderdaad tussen mensen met onreine lippen en ook ònze lippen zijn onrein. Wij bidden dat de grote Heilige Geest wil komen om onze lippen en harten aan te roeren met een zalving, het vuur van de Heilige Geest van Gods altaar, en ons te reinigen van al ons ongeloof en onze twijfel, opdat Hij binnen moge komen en bij ons verblijven. Want wij hebben Hem lief en beminnen en aanbidden Hem. Wij bidden vanavond, Vader, als hier iemand is die deze reinigende aanraking van de grote Heilige Geest, het vuur van God, nog niet heeft gekregen, dat dit werk in hen gewrocht zal worden ter wille van Gods Koninkrijk. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
U kunt gaan zitten.
4 Nu, ik zal proberen u vroeg uit te laten gaan. Ik wil niet dat u de zondagsdienst mist. Om een werkdag te missen is oké; u zult dat niet al te erg missen. Maar op de andere avonden hield ik u tot ongeveer half tien. Maar wat u ook doet, mis geen zondagsdienst.
Welnu, mijn onderwerp is vanavond: Invloed.
5 We willen deze geschiedenis lezen. We zouden 2 Kronieken, het zesentwintigste hoofdstuk moeten opslaan en u zou het kunnen lezen. Deze Uzzia was een herdersjongen en hij... 2 Kronieken 26 vertelt ons dat hij op zestienjarige leeftijd tot koning werd gezalfd. En Uzzia's vader was een godvrezend man. En deze man was een goede man, uit godvrezende ouders. Hij deed wat goed was in de ogen des Heren. Nu, we zien gewoonlijk...
6 Ik denk dat tegenwoordig ons grote probleem, wat wij geloven dat jeugdmisdaad is, misdaad van de ouders is, een huiselijke misdaad. Ons volk keerde zich af van de dingen waar men bij had moeten blijven. De kerk werd lauw of koud, en de kinderen gingen de wereld in.
7 Nu, Hollywood zendt een heleboel films en televisie, enzovoort, uit, die zelfs niet gecensureerd zijn, waar zij vloeken en Gods Naam ijdel gebruiken. En vroeger was het voor de kinderen in de Heiligheidskerken verkeerd naar bioscopen of filmvoorstellingen te gaan. En nu deed Satan een sprong verder door het rechtstreeks in de vorm van televisie in huis te brengen, en nog wel ongecensureerd, enzovoort. En dat is Satans manier om geleidelijk binnen te dringen.
8 Zoals de oude bobslee vroeger naar beneden gleed. Velen van u herinneren het zich niet, omdat u te jong bent. Het was toen een vermaak voor de kinderen. Je ging op je bobslee zitten en bewoog je steeds rond. Er was een kuil, een helling, en ieder daagde de ander uit, wie er het dichtste bij kon komen. En na een poosje, voor je het wist, [Broeder Branham knipt met z'n vingers – Vert] daar ging je naar beneden.
9 Zo gaat het met de zonde. Speel er niet mee. Kijk niet hoe dicht je erbij kunt komen; kijk hoever je erbij vandaan kunt blijven, begrijpt u. Waag het er niet op. Als u het gaat riskeren... Ik wil het niet wagen.
10 Van een oude Schot werd eens verteld dat hij een berg over zou gaan. En de rijtuigen stonden klaar, elke man wilde hem eroverheen brengen. Hij zei: "Ik wil de beste voerman om mij mee te nemen."
11 Een van hen zei: "Ja, ik kan met mijn zes stel paarden in volle galop, op vijfentwintig centimeter afstand van de rand, om die berg heen rijden." Eraf vallen betekent de dood. Hij zei: "Ik ben een voerman, bekwaam genoeg om mijn paarden daar veilig omheen te laten rijden, op een wielafstand van vijfentwintig centimeter, zonder eraf te vallen."
12 De andere zei: "Ik kan dat overtreffen. Ik kan op vijftien centimeter of tien centimeter rijden en val er nooit af."
Hij zei: "En u, meneer?"
13 Hij zei: "Wel, ik weet niet. Daar houd ik niet van. Ik blijf gewoon dicht tegen de bergzijde rijden."
Hij zei: "U brengt mij." Zo is het. Die is het.
14 Het gaat er niet om hoe dichtbij u kunt komen en hoe sterk u denkt te staan. Blijf zover mogelijk weg van de zonde. U zegt: "Ik kan dit doen. Er steekt geen kwaad in om dit te doen." Wel, als er twijfel in uw gedachten is, doe het helemaal niet. Is er ergens twijfel over, blijf erbij vandaan. Dan, ziet u, dan leeft u absoluut door geloof, als er geen twijfel is. Als er een vraag is, laat het dan gaan. Ga er dan helemaal niet omheen.
15 Ik denk dat het vaak de ouders zijn die afdwalen. Ik weet dat er soms scholen en dergelijke zijn, die zondagsschool hebben op zondagmorgen van ongeveer een half uur of een uur en de wereld heeft de kinderen de rest van de week en pompt er bij hen meer in dan een onderwijzer. En vaak (te vaak) heeft de onderwijzeres een klein kwartaal-tijdschrift waaruit zij les geeft, terwijl ze haar lippen verft en haar haar doet en de kinderen hun best laat doen.
16 En dan krijgen ze thuis totaal geen Christelijke training. Moeder is ergens naar een kaartavondje en papa is naar de bowlingzaal en zusje is uitgegaan met een of andere heethoofd. En hier bent u, ziet u. Wat... waar, waar gaan we heen? U... het is gewoon... het is vreselijk. En dan zien we dat al deze dingen bij elkaar... Junior die met zijn brommer de straat op en neer crost, en o, er zijn sommigen die golf of biljart spelen, en het is gewoon om een of ander vermaak te hebben. En de kerk wordt losjes.
17 Vaak hebben ze dan een bestuur daar; als die voorganger toevallig een gevoelige snaar raakt, die even wat afwijkend is, of er iets over zegt, zou dat bestuur hem op het matje roepen. Zijn naam zou dan worden bekendgemaakt bij het hoofdbestuur en hij zou dan worden geëxcommuniceerd. Ziet u, in plaats van gezalfde dienstknechten, die het Evangelie prediken, zijn er dus broodpredikers gekomen. Zie? Dat is waar. Het wordt een zaak dat zij willen... Het wordt een 'maaltijdbon'. Zij moeten daar blijven, ze krijgen een goed salaris. Luister, broeder, moge God genade hebben voor een man die daarvoor zijn geboorterecht verkoopt. Luister!
18 Wij hebben mannen nodig die het Evangelie met blote handen willen hanteren, niet met een soort van denominatie-handschoen aan. Breng het daar gewoon naar voren zoals het geschreven staat en laat de spaanders maar vallen. "Wie de schoen past, trekke hem aan", zei mijn moeder altijd. "Niet je eksteroog afsnijden." Wij hebben dus die dingen waarnaar wij behoorden te luisteren.
19 Welnu, deze koning Uzzia, die zo'n wonderbaar kind was... Hij had een godvruchtige vader. Zijn moeder kwam uit Jeruzalem, en een godvruchtige vader die vóór hem koning was. En dat soort onderwijs ging ongemerkt over in die jongen.
20 Ik ben noch democraat noch republikein. Ik bracht slechts één stem uit en dat was voor Christus. En Hij is... Daarop ga ik zegevieren.
21 Ik denk evenwel dat de grootste president die we ooit hebben gehad, Abraham Lincoln was. Niet omdat hij ook een Kentuckiër was, maar omdat de man vanuit het niets was opgekomen. En alle boeken die deze man ooit bezat, vanaf de tijd dat hij een jongetje was tot bijna zijn meerderjarige leeftijd, waren de Bijbel en 'De Christenreis' van Bunyan. Ziet u, dat heeft hem gevormd tot (wat?) die 'oprechte Abe', hij... Wat u leest, wat u doet, dat vormt uw karakter. Het vertelt wat u bent. En nu, ziet u, hij las, dat als je verkeerd deed, je ervoor betaalde; deed je het goede, dan zou God het belonen. En dat vormde hem tot wat hij was. En ook zijn moeder was een godvruchtige vrouw. Hij zei: "Als iemand enige verdienste toekomt, dan is het een godvruchtige moeder", die hem goed had opgevoed. Welnu, dat heeft, denk ik, ik zou zeggen tenminste één, zo al niet de grootste president die wij hebben gehad, voortgebracht. Hij was van nederige afkomst en God maakte hem tot president, omdat hij een oprechte en goede man was.
22 Nu ontdekken we dat deze jongen eender was. Daar hij deze godvruchtige ouders had, deed hij wat goed was. Toen hij op zestienjarige leeftijd tot koning werd uitgeroepen, negeerde hij alle politiek en de populaire opinies van zijn dag en diende God met eerbied. Dat maakte hem een ware koning. Om de politiek en de moderne opinies te negeren, en God met eerbied te dienen, was heel goed. Zijn koninkrijk – God zegene het – was zo voornaam dat het bijna dat van Salomo evenaarde. Salomo had het grootste dat er was, maar deze jongen was na Salomo de grootste in zijn koninkrijk.
23 Het was een grote hulp voor de jonge profeet Jesaja. Hij was in die tijd nog maar een jonge knaap, die net op het toneel verscheen. Daar hij als een profeet geboren was, lette hij op de invloed die deze man op de bevolking had en zag hij waar zijn invloed vandaan kwam, omdat hij God uitermate vertrouwde. En Jesaja merkte opnieuw op hoe God degenen die trouw aan Gods Woord willen zijn, zal zegenen.
24 Nu beseffen wij dat deze jonge kerel bij de principes, van wat God heeft gezegd, wilde blijven. Hij hield Zijn wetten. Uzzia week niet af naar links of rechts. Hij bleef precies bij wat het Woord zei en God beloonde hem en zegende hem in alles wat hij deed en maakte hem voorspoedig. Zo ging hij voorwaarts. Wat is dat een voorbeeld voor elk jong persoon.
25 Ik denk, als wij vandaag mensen hadden, onze kerken die beweren Christenen te zijn, als zij van de dingen van de wereld zouden afzien en dat soort van leven zouden leiden, dat het de jongere Christenen zou beïnvloeden om zo te doen. Maar vandaag, wanneer zij toegeven en drinken en roken en tekeergaan en nog steeds hun belijdenis als Christelijkheid proberen te behouden, werpt dat een schadelijk struikelblok op de weg van andere mensen. En het maakt het heel moeilijk.
26 Vergeet niet dat de Bijbel zei: "U bent levende, geschreven brieven, die door alle mensen gelezen worden." Nu zullen veel mensen de Bijbel niet lezen. Maar God heeft u een levende afgevaardigde gemaakt. U bent een wandelende brief, zou een wandelende Bijbel moeten zijn, Christus in u! U behoort het wandelende Woord van God te zijn. En als u belijdt een Christen te zijn en dat niet toont, dan zal uw invloed, waarmee u gaat beïnvloeden, veroorzaken dat u verantwoording zult moeten afleggen voor vele zielen die u hebt doen afkeren van Christus, op die oordeelsdag.
27 Ik denk dat het ons betaamt er vanavond over na te denken. Want elke man, vrouw, jongen en meisje, weet dat u naar het oordeel zult gaan. U mag misschien aan dit, dat of wat anders ontsnappen. U kunt misschien de inkomstenbelasting ontduiken en u kunt misschien aan de fiscus ontsnappen. U zou het een en ander kunnen doen. U hebt misschien de toegestane snelheid overschreden en de politie heeft u nooit gesnapt, maar op een dag zal oordeel u treffen. Dat is zeker.
28 En wij weten dat een mens moet sterven en daarna het oordeel. De dood is niet zo erg. Het oordeel na de dood, dat is het erge gedeelte. En daar... Wat u in het leven hebt gedaan en hoe u anderen hebt beïnvloed, daar zult u zich op die dag voor moeten verantwoorden.
29 Hoeveel temeer behoorden wij alle last en de zonde die ons lichtelijk omringt af te leggen, opdat wij met lijdzaamheid deze loopbaan lopen die ons is voorgesteld, en niet ziende op de geloofsbelijdenis, op de denominatie, op een of andere persoon, maar op Jezus Christus, Die de Schepper en Voleinder van ons geloof is.
30 Hoe zouden we ernstig en met eerbied deze dingen moeten bedenken naarmate wij deze dag zien naderen, wetend dat elk moment uw levensbladzijden van het boek vanavond kunnen worden afgesloten, en morgen zal het dan te laat voor u zijn om het te doen. Stel niet uit tot morgen wat u vandaag kunt doen, want morgen kan wellicht nooit komen. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes, die vanavond hier wel kunnen zitten, zullen misschien morgen voor het aanbreken van de dag in het mortuarium liggen. Dat is zo. Dan is uw boek gesloten en zult u nooit meer een kans hebben. Dit kan wel de laatste kans zijn die u ooit zult krijgen. Denk er ernstig over na. U zegt: "Wel, dat is het waarschijnlijk niet." Waarschijnlijk niet, maar het zou wel kunnen. Maar bedenk dat op een dag het boek zal worden gesloten; en wat u nu doet...
31 En speciaal u mensen die beweert Christenen te zijn, scheid u af van de dingen van de wereld. Heb niets met de wereld te maken. Vermijd het. Want iemand slaat u gade. Iemand let op u. En u zult niet alleen uzelf daarheen zenden, maar u gaat hen naar de slechte plaats brengen, en u zult verantwoording moeten afleggen voor uw invloed.
32 Hoe deze profeet deze man gadesloeg en zag dat God hem zegende en wat een invloed was dat! Hoe die man voorspoedig was, wat God voor hem deed! Hij leefde een leven dat wonderbaar was, gezegend door God. En hij keerde zich niet naar links of rechts.
33 Nu zien we hier nog een voorbeeld in deze man hier, deze man Uzzia, een groot koning die eens met God wandelde. De Bijbel zei, dat toen de koning zich verzekerd voelde, voelde dat hij in orde was, toen werd zijn hart trots van hoogmoed.
34 Laat me hier stoppen om dit plechtig te zeggen, mijn broeder, zuster. Vanavond heeft God u tot mijn toehoorders gesteld. Ik moet doodernstig zijn in wat ik zeg en u moet met dodelijke ernst luisteren.
35 Dat is vandaag bij veel mensen het probleem. Zij denken... Wij hebben enigen van onze broeder-predikers; sommigen van hen bereiken misschien een punt, en grote bedieningen, dat zij zich zeker voelen. Wij hebben dit gehad, weten dat het waar is, dat tegenwoordig veel predikers in dit land beginnen te drinken. Sommigen denken: "Wel, ik heb mijn koninkrijkje om mij heen gebouwd. Er is geen reden voor mij... Die mensen hebben mij zo lief dat zij er geen enkele aandacht aan willen schenken als ik dit of dat doe." Laat me u zeggen, broeder, er is er Eén Die kijkt en dat is God. Geen mens is veilig buiten God.
36 Soms bereiken we een plaats waar wij denken dat God ons zegent. "Hij geeft me een Cadillac, Hij geef me een betere baan, Hij geeft mij dit." Dat is geen teken dat u Zijn zegeningen niet van u af kunt keren.
37 Wanneer u hoogmoedig wordt en denkt: "Wel, eens lag ik nachtenlang te bidden. Ik deed eens dit en ik deed dat, maar ik heb het niet meer gedaan." U bent op gevaarlijk terrein.
38 Dat is het probleem met onze Pinkstermensen. Wel, in het begin, lang geleden toen we kleine zendingsposten hadden ergens op de hoek, waar de vrouwen zonder kousen aan op de tamboerijn speelden, de hele nacht moesten bidden en zo verder. Politieagenten sloten je op en je werd in de gevangenis gezet, enzovoort. Je bad. De kerken, alle denominaties, lachten je uit en maakten gekheid over je. Maar nu heeft God u verhoogd totdat u enige van de beste kerken in het land hebt gekregen, een voorname, krachtige denominatie. U begint zich verzekerd te voelen. Wees voorzichtig. Dat is wanneer u hoogmoedig wordt. Wanneer God dan iets zendt, kunt u het niet meer aannemen, omdat u reeds voor deze zaak getuigenis hebt afgelegd. Dan begint u zich veilig te voelen. Dat is de tijd dat u op weg bent naar uw ondergang. Dat geldt voor denominaties; dat geldt voor landen.
39 Kijk naar ons land. Eens een van de grote, morele landen van de wereld; kijk er heden naar. Het is het mikpunt van de spot van de wereld, vuiler dan alles waar ik van weet.
40 Toen ik uit het vliegtuig stapte en Rome binnenkwam en naar St. Angelo ging om de catacomben te betreden, bracht het mij in verlegenheid toen ik op een bord aan de St. Angelo catacombe zag staan: "Een woord tot alle Amerikaanse vrouwen. Doe alstublieft kleding aan alvorens de catacomben te betreden om de doden te eren." Binnenkomen met shorts aan en lange broeken, in een plaats als Rome. En dan tot de Amerikaanse vrouwen te moeten zeggen: "Om de doden te eren, doe kleding aan." O, het is een stank in de neusgaten geworden. En al ons geld voor overzee en hulpverleningen, en dergelijke, zal nooit vriendschap kopen.
41 Wat wij in dit land nodig hebben (en we zullen het nooit hebben), maar wat wij nodig hebben is een groteschoonmaaktijd; geen politieke schoonmaak, maar een Heilige Geest gezonden opwekking wat haar van top tot teen zal schoonvegen. Dat hebben onze kerken nodig. Dat hebben onze mensen nodig. Dat hebben wij persoonlijk nodig, zodat onze invloed... Wanneer wij hogerop komen en zeggen: "Ik ben van Pinksteren, ik sprak in tongen, ik juichte, ik danste in de Geest..." U zou dat gedaan mogen hebben, maar laat me u iets zeggen, broeder, dat is geen zekerheid voor u, geen greintje.
42 Wij zien dat, toen Uzzia in zijn hart hoogmoedig werd, ontdekken we dat God hem sloeg. Wat had hij gedaan? Hij probeerde zozeer de plaats van een prediker in te nemen. Hij dacht, omdat hij verhoogd werd en God hem gezegend had, hem tot een voornaam man had gemaakt, dat hij alles kon doen wat hij maar wilde.
43 Niet lang geleden hoorde ik een jongeman mij vertellen, hij zei: "Weet u, broeder Branham, God heeft me zo lief, dat Hij me gewoon alles laat doen wat ik verlang. Hij geeft er niet om."
44 Vandaag hoor ik er zoveel over dat God een goede God is. Dat is Hij. Dat betwist ik niet. Hij is een goede God, maar Hij is ook een God van toorn. Zijn heiligheid vereist rechtvaardigheid. Zijn wet vereist oordeel. Als er geen vonnis volgt op de wet dan is de wet zonder effect. Wat voor goed zou het doen om te zeggen: "Het is tegen de wet om door dit rode licht te rijden", zonder dat er een boete op volgt? Zie, dat zou geen wet zijn, men zou er niets aan kunnen doen; er is geen straf. Er is een straf voor het schenden van Gods wetten. U zult tot op de laatste penning moeten betalen om er onderuit te komen.
45 Veel mannen maken tegenwoordig deze betreurenswaardige fout die deze knaap maakte. Toen hij aanzienlijk werd, invloed kreeg, dacht dat hij alles in eigen handen had, voelde hij zich zeker. "God heeft mij zo lief dat niets mij nu kan hinderen." Toen hij dat deed, wierp hij zich in dezelfde toestand als Nebukadnezar eens deed, zoals u Bijbellezers weet. Dan bemerken wij dat hij met melaatsheid werd geslagen, omdat hij de plaats van een prediker probeerde in te nemen.
46 Niet lang geleden... Ik spreek internationaal voor de Volle Evangelie Zakenlieden. Enige tijd geleden zat ik in een zaal in Jamaica. We hielden een bijeenkomst.
47 Ik houd van hen, omdat het mensen zijn uit alle kerken. Het geeft me een gelegenheid om te spreken. Soms willen de kerken niet samenwerken, maar hun zakenlieden werken samen. Zij... zij moeten enigszins hun gezicht bewaren ter wille van de zakenlieden.
48 Welnu, we ontdekten, dat... Ik had daar een samenkomst. Die avond toen ze terugkeerden naar het Flamingo Motel, zei ik: "Ik schaam mij over u mannen." Ik zei: "Het is een schande. Het enige waarover u sprak voor al die politieke leiders, enzovoort, en zakenlieden die hier overal waren, ging over: 'Ik deed hier ergens wat zaken en verkreeg zestien Cadillacs', of wat ook meer." Ik zei: "Die mannen, u kunt zich niet met hen vergelijken."
49 Dat is het probleem met de kerk van tegenwoordig. U probeert zich met Hollywood te vergelijken. U probeert het te laten zijn als Hollywood. Onthoud, Hollywood schittert; het Evangelie gloeit. U kunt niet overstappen naar hun grond. U moet hen op onze grond brengen. Daar moeten we hen krijgen. U moet zorgen hen hier te krijgen; niet wij daarheen. We kunnen nooit de vergelijking met hen doorstaan. Wij willen dat niet. Zij blinken uit en schitteren; het Evangelie gloeit in zachtmoedigheid en nederigheid. Dat is precies het verschil tussen een gloeien en een schittering.
50 Welnu, we ontdekken... Ik zei tegen deze mannen, ik zei: "De zaak is, dat u mannen die alleen zakenlieden bent, het Evangelie probeert te prediken. Het is helemaal niet uw zaak om dat te doen. Wij predikers hebben het al moeilijk genoeg om het in lijn te houden. En u mannen behoorde daar niet mee bezig te zijn. U probeert de verkeerde plaats in te nemen. U bent zakenlieden. Maar probeer niet de Evangelie-plaats in te nemen."
51 Ik zei: "Nu is het geval dat u probeert te vertellen hoeveel u bezit. Wat een verschil met de eerste Pinkstermensen. De eerste Pinkstermensen deden weg wat zij hadden."
52 Een zekere kleine zanger daar was een fijne, kleine man. Ik houd van hem, een aardige man. Maar hij zei: "Broeder Branham, ik wil uw woord nooit betwisten, of iets ertegenin zeggen."
53 Ik zei: "Dat is goed. Als het niet het Woord van de Heer is, dan hebt u er het recht toe, broeder."
Hij zei: "Dit is één keer dat u verkeerd bent."
54 Ik zei: "O nee. Nee, nee." Ik zei: "De eerste Pinkstermensen verkochten al wat zij hadden, gaven het aan het zendingswerk en trokken eropuit."
55 En een prediker daar; hij zei: "Dat is het slechtste wat zij ooit deden."
Ik zei: "Wat? Maakte de Heilige Geest een fout?"
56 Hij zei: "Dat zeg ik niet. Maar het was de kwalijkste zaak die zij ooit deden." Hij zei: "Toen er twist kwam in de gemeente hadden zij geen huizen om naartoe te gaan."
57 Ik zei: "Dat is juist de reden waarom God hen hun huizen liet verkopen. Toen gingen ze overal heen en verspreidden de boodschap door het hele land. Zij hadden geen andere plaats om heen te gaan. God weet wat Hij doet! Laat Hem de zaak maar behartigen."
58 Wij zien dat deze man een wierookvat nam, begon te wuiven met een wierookvat, brandde wierook. Dat was zijn taak niet. Hij was koning, niet om priester te zijn. En de priester rende achter hem aan en zei tegen hem: "Dit had u niet mogen doen. Alleen een Leviet mag dit doen en u bent geen Leviet. Een ingezegende man is daarvoor nodig en u bent niet toegewijd aan de Here. U bent een koning. God zegent u. Dat is goed. Maar u bent niet geheiligd om dit te doen."
59 Zo vaak hebben wij gezien dat men gaven probeerde na te bootsen, terwijl zij niet voor de zaak waren toegewijd. En wij hebben dit allemaal gezien. Wij zien het vandaag net zoals het toen was. U ziet iemand die probeert een persoon na te doen die de Heilige Geest heeft, die juicht zoals zij, in tongen spreekt zoals zij en toch niet meer over God weet dan een Hottentot over een Egyptische nacht. Dat is juist, alleen een nabootsing, doen alsof, iets voorwenden.
60 Maar laat me u iets vertellen, u die daarnaar kijkt. Bedenk, dat waar u iemand het ziet nabootsen, er ergens een echt origineel is. Als ik een dollar vond en het was een valse, is het slechts een teken dat het nagemaakt is van een echte.
61 Maar wij zien dat deze man Uzzia de plaats van deze priester probeert in te nemen. En toen zij hem achterna liepen om het te zeggen, werd hij boos. Hij draaide zich om en liet hun weten: "Ik doe wat ik wil. Wie zijn jullie wel om mij te vertellen wat ik moet doen? Vertellen jullie mij wat ik zou moeten doen? Ik ben koning. Ik doe zoals ik wil." En God sloeg hem daar direct met melaatsheid en hij stierf als een melaatse. In zijn toorn, toen zijn toorn was ontstoken, werd hij met melaatsheid geslagen.
62 Dat was toen een les voor de jonge profeet, heel zeker. Nadat hij had gadegeslagen hoe deze man hogerop was gekomen, zijn 'doctor in de wijsbegeerte' en 'meester in de rechten' titel had gekregen, enzovoort, en toen probeerde een plaats in te nemen die hem niet toekwam, ontdekte hij dat en hij werd er boos over. Wanneer iemand hem probeerde te vertellen wat "ZO SPREEKT DE HERE" was, faalde hij het in te zien. En God sloeg hem met melaatsheid, wat een type van zonde is. In orde. Hierdoor leerde Jesaja dat God Zijn man beschikt voor zijn plaats. God beschikt dat. We kunnen niet even een man nemen en hem dit laten doen.
63 Niet lang geleden vertelde een jongedame mij dat zij een kleine jongen had en ze zei dat hij voelde dat hij een roeping had. Zij was ongeveer vijfendertig jaar, denk ik. Ze zei: "Mijn zoon, ongeveer veertien jaar oud, voelt dat hij een roeping heeft. Broeder Branham, zou u hem wegzenden om zijn doctorsgraad of iets dergelijks te halen, hem naar een Bijbelschool sturen? Wat zou u aanraden?"
64 Ik zei: "De beste die ik ken is de Knieologie-school, op zijn knieën gaan." Ik zei: "Hij zou daaronder verzeild kunnen raken en voor u het weet is het... Zij beginnen daar wiskunde te leren, en alles over dit en over dat, en geven hem een psychologische test en een IQ, en dergelijke, en dan hebben zij alles van God wat ooit in hem was, eruit gekregen." Ik zei... Niet dat ik die dingen naar beneden haal, maar ik laat u gewoon zien hoe ver zij uit de richting geraken.
65 Kijk en zie wat er gebeurde. Welnu, God gelast Zijn man naar zijn plaats.
66 Kort geleden las ik een verhaaltje, waarin een vrouw in St. Louis, Missouri, een ziekte had, een longontsteking. Ze was erg, erg ziek. En men zei dat ze ging sterven. Zij had een zoon op de Bijbelschool. Dus lieten ze de dokter komen om uit te vinden hoeveel langer hij dacht dat ze nog te leven had. Hij zei: "Ze zal hier waarschijnlijk over een dag of twee niet meer zijn."
67 Dus stuurden zij de jonge zoon een telegram om maar liever naar huis te komen, daar zijn moeder ernstig ziek was. Dus maakte de jonge zoon die het telegram ontvangen had zich klaar om te gaan. En hij kreeg nog een telegram: "Uw moeder is nu beter. Alles goed. Kom niet."
68 Toen, ongeveer een jaar later maakte de jongen zijn jaarlijkse reis om zijn ouderlijk huis te bezoeken. Thuisgekomen zei hij: "Moeder!" Na haar te hebben begroet, zei hij: "Weet u, ik vraag me gewoon af, toen u zo ziek lag, hebt u me nooit verteld wat er eigenlijk is gebeurd."
69 Ze zei: "O zoon, ik moet je iets vertellen." Ze zei: "Ken je die kleine zendingspost hier verderop in de straat, daar waar die mensen zo juichen en roepen en zo?"
Hij zei: "Ja."
70 Ze zei: "Hun voorganger gelooft in bidden voor de zieken." Ze zei: "Een van de dames kwam hier en vertelde het mij. Ik zei: 'De dokter vertelde me dat ik nog maar een paar dagen zou hebben te leven.' Toen kwamen zij en lieten... wilden deze voorganger laten komen om voor mij te bidden. Dat deed die dame en ik zei: 'Welzeker, laat hem komen.' Dus deed de dame het. En weet je, hij kwam en hij las daar een Schriftgedeelte uit die Bijbel." En ze vertelde: "Hij kwam mij de handen opleggen en bad voor mij. En weet je, de koorts verliet me en ik werd gezond." En ze zei: "O, prijs God!"
Hij zei: "Moeder, moeder, u weet nu wel beter dan dat."
71 Ze zei: "O, o nee, nee, lieveling. Het gebeurde werkelijk." Ze zei: "Glorie aan God. Dat kan ik je wel vertellen", zei ze.
72 Hij zei: "Nu gedraagt u zich werkelijk net als die mensen. U moet dat niet doen, moeder."
73 Ze zei: "Maar lieverd, hij las het regelrecht uit de Bijbel. Hij las daar uit Markus, het zestiende hoofdstuk: 'Deze tekenen zullen degenen die geloven volgen.' Hier staat het, hier." Ze zei: "Wij, we... Dit is het precies, hier."
74 Hij zei: "O, moeder, dat is het ongeletterde type daarginds. Die mensen daar hebben geen opleiding. Het zijn maar arme mensen, rommel van de straat en zo, en die lopen daar naar binnen." Hij zei: "Die dominee..." Hij zei: "Wij hebben op de Bijbelschool geleerd dat Markus 16 vanaf het negende vers niet geïnspireerd is."
Ze zei: "Glorie aan God!"
Hij zei: "Moeder, wat is er met u aan de hand?"
75 Ze zei: "Ik dacht er net aan, zoon, als God mij kon genezen met het niet geïnspireerde Woord, wat zou Hij dan wel niet doen met wat wèl geïnspireerd is!" Ik denk dat dit het ongeveer beslist! Nietwaar? Als het ongeïnspireerde geneest, wat zal het geïnspireerde doen? Dat is het, mijn vrienden. Jazeker!
76 Welnu, proberen andermans plaats in te nemen... God beschikt Zijn man. God zet Zijn man op de plaats. Hij moet niet proberen de plaats van iemand anders in te nemen. Dat moet u niet doen.
77 Nu, het visioen bij de tempel; in de tempel, waar hij heenging, ontdekte hij... Jesaja zag die Hizkia en wat met hem gebeurd was. En toen was hij gestorven en daar was... (ik bedoel Uzzia) ... en hij werd naar het melaatsenkamp gebracht en zijn zoon moest in zijn plaats regeren. En Jesaja had er als het ware genoeg van gekregen. Dus ging hij op een dag naar de tempel om de zaak wat van zijn hart af te krijgen.
78 Ik denk dat dit voor ons allen een goede zaak is om te doen, naar het huis van God gaan om uw ziel te bevrijden, de zaak uit uw gedachten te krijgen.
79 Dus ging Jesaja daarheen om te bidden, weet u. Het mag misschien ergens in de middag zijn geweest of vroeg in de morgen. Ik weet het niet. Hij ging dus naar het altaar en begon te bidden. En hij bad tot hij doodernstig werd. Nu, dat is de manier. Hij had gezien dat waar hij op aarde naar gekeken had, gefaald had. Die koning die God gezegend had, deze grote, machtige koning, de machtigste in het land, had tòch gefaald. En toen wist hij niet wat te doen en hij begon te bidden.
80 Toen hief hij plotseling zijn hoofd op en toen zag hij een echte Koning. Hij zag God hoog verheven en Zijn zomen vervulden de hemelen. Hij zag... hij zag iets om naar te kijken, een echt voorbeeld. Wanneer u kijkt en probeert een mens tot uw voorbeeld te stellen, zult u zeker verkeerd gaan, omdat hij zal falen. Doch Hij probeerde tegen de profeet te zeggen: "Kijk niet naar de mens of wat een mens zegt. Wend je ogen naar Mij, naar wat Ik heb gezegd. Kijk hier omhoog; geen aardse troon, maar een hemelse troon, hoog verheven in de hemelen." En Zijn zomen vulden de lucht. En hij keek op en toen keek hij in de tempel. In de tempel zag hij God verheven en bemerkte hij de hemelse serafs.
81 De serafs daar zijn geen engelen. Zij worden verondersteld de offer-verbranders te zijn, die de weg bepleiten voor de schuldigen. En zij waren offer-verbranders.
82 Een speciale bedekking was over deze wezens, tonend dat God volkomen heilig is. God is totaal heilig. En zij riepen luidkeels: "Heilig, heilig, heilig is de Here God almachtig. Heilig, heilig, heilig", midden in de tegenwoordigheid van God.
83 Bedenk dat het de serafs en cherubs waren die de heilige plaats bewaakten. Zij zijn degenen die het offer nemen en het offeren. En hier verkeren zij in de tegenwoordigheid van God, roepend: "Heilig, heilig, heilig is de Here God almachtig."
84 Laat ons even kijken naar hun uiterlijk. We zien dat deze wezens ieder zes vleugels hadden. Twee vleugels bedekten hun gezicht, twee vleugels bedekten hun voeten en met twee vleugels vlogen zij.
85 Denk eens in. Eerst twee vleugels over hun gezicht, wat zou het allereerst moeten zijn? Laat ons zien wat de twee vleugels over hun gezicht betekenden. Wanneer God zo heilig is dat zelfs de heilige engelen en cherubs hun gezicht in Zijn tegenwoordigheid moeten bedekken, hoe zullen wij dan gaan staan wanneer wij (wij allen moeten) in de tegenwoordigheid van God komen te staan? Hij is de opperste Rechter. En wij zullen allen in Zijn tegenwoordigheid staan. En heilige engelen hebben nooit geweten wat zonde was. Zij werden als speciale wezens geschapen en om in Zijn tegenwoordigheid te staan en te verblijven, moesten zij hun heilige gezicht bedekken. Als engelen hun heilige gezicht moeten bedekken om daar te verblijven, wat zullen wij doen om in de tegenwoordigheid van de almachtige God te leven, als wij in Zijn tegenwoordigheid zijn? En toch hebben wij een bedekking gekregen: het bloed van Jezus Christus. Zo is het. Tegenwoordig...
86 Dat is eerbied. Dat betekende eerbied in de tegenwoordigheid van God.
87 Vandaag is er geen eerbied. O, wat is er weinig, maar heel weinig. Wat? U ziet dat mensen lachen om wat Christendom genoemd wordt. Wat zal er met die man gebeuren? Wanneer God iets naar de aarde zendt en zij zien iets in werking wat precies overeenkomstig het Woord is, en men spreekt er dan over en steekt er de draak mee. Weet u wat de Bijbel zei? Jezus heeft gezegd: "Het is lasteren tegen de Heilige Geest en zal nooit worden vergeven."
"O," zeggen zij, "dat is van de duivel."
88 Wees voorzichtig met wat u zegt, broeder, zuster. Wees voorzichtig met wat u zegt, zondaar. Daarvoor is geen vergeving. Jezus zei: "Eén woord ertegen te spreken zou nooit vergeven worden in deze wereld of de toekomende wereld."
89 Kijk wat Hij zojuist gedaan had, onderscheidend, vertelde hun de gedachten die in hun hart waren. En zij zeiden: "Hij is Beëlzebul", noemden de Geest van God een onreine geest, een duivel die het werk van God deed.
90 En hij zei: "Ik zal u vergeven." De verzoening was op dat moment nog niet gebracht, Jezus was nog niet gestorven. "Maar", zei Hij, "wanneer de Heilige Geest is gekomen, om daartegenin te spreken, zal u nooit worden vergeven." Wanneer de Heilige Geest hetzelfde werk komt doen, dat Hij toen deed, zal nooit vergeven worden. Oneerbiedige mensen! Wat kunnen we anders verwachten dan oordeel? Deze natie, die God heeft verworpen...
91 Deze natie heeft vele Billy Grahams en Oral Robertsen, die het over het hele land hebben uitgebazuind; en andere grote soldaten van het kruis zijn door dit land getrokken om het Evangelie te prediken. En het gedraagt zich elk jaar uitzinniger. Zonde blijft zich vermenigvuldigen.
92 Deze grote evangelist, Billy Graham, zei onlangs in een van zijn samenkomsten, toen hij naar New York ging, dat hij geloofde dat New York vele procenten in zonde was toegenomen, sinds zijn opwekking hier. Toen hij hier in Californië, Los Angeles, was, zei hij: "Over tien of vijftien jaar zal iedere burger een pistool of iets moeten dragen om zich te beschermen. Zij kunnen niet genoeg wetshandhaving krijgen, zonde is zo uitzinnig geworden."
93 O, wat is het? Het is oneerbiedigheid ten opzichte van de Bijbel. Zij hebben hun kans verworpen, zij hebben gelasterd en er gekheid over gemaakt. Jazeker.
94 Laten we het nu een beetje dichter bij huis brengen. Kijk naar de kerken, wat zij gedaan hebben. Velen die het land doorkruisen... Wanneer u een man krijgt met genoeg echte kracht van God bij zich om de mensen over hun zondige wegen te vertellen, iemand die hun vertelt dat zij wedergeboren moeten worden, geen handen schudden of een beslissing komen maken. Zij moeten wedergeboren worden; niet uw naam in een boek zetten, of lid worden van een kerk, of de hand schudden, of enige besprenkeling, of een of andere doop, maar wedergeboren worden uit de Geest van God, afgescheiden. Gods leven dat in u leeft, zich erdoorheen toont, niet alleen vandaag of morgen, maar de rest van uw dagen. Met blijdschap in uw beproevingen en verdrukkingen verdergaan, wetend dat de weg naar de heerlijkheid voor u openligt. Dat is het soort Evangelie. Wanneer u hen aantreft, u het predikt en volgend jaar terugkomt, zijn zij daar nog net eender. Hetzelfde, alleen erger, en meer en meer. Hoe meer u ertegen predikt, hoe erger het wordt. Wat is het? Het is oneerbiedigheid!
95 En dan gaat vijfennegentig procent van deze mensen naar de kerk; ze hebben hun naam in het boek en beweren Christenen te zijn. Mannen die roken en drinken en gokken en vuile moppen tappen, beweren Christenen te zijn. Veel diakenen in het bestuur met één, twee, drie en vier vrouwen. Dat is waar. Wat een schande! Vrouwen zingen in het koor met kortgeknipt haar. De Bijbel zegt dat zij een oneerbaar persoon is. Verf op haar gezicht! Er was slechts één vrouw in de Bijbel die ooit haar gezicht verfde. Dat was Izebel. God voedde haar aan de honden. Dus u ziet hoe Hij erover denkt. En dan komt u het hun vertellen. Volgend jaar komt u terug, dan zijn ze slechter geworden dan voorheen. Oneerbiedig, zij hebben geen respect, geen enkele gedachte van fatsoen.
96 Laat me u iets vertellen, vrouwen, jonge vrouwen en ook oudere. Hier uitgaan met deze jurken en die kleine, oude, nauwsluitende kleding aan en shorts... U zegt: "U behoorde zo niet te spreken, broeder Branham." Dat moet ik wel. Dat is mijn plicht. Dit is een preekstoel.
97 Er was een man die mij niet lang geleden binnenriep; een van de grootste Pinksterevangelisten in het land. Hij zei: "U moet die mensen met rust laten."
Ik zei: "Wie bent u om mij te vertellen hen met rust te laten?"
98 Hij zei: "Ik heb u lief." En hij zei: "Uw bediening is voor de zieken te bidden."
Ik zei: "Het is om het Evangelie te prediken, broeder."
99 En hij zei: "Kijk, broeder Branham." Hij zei: "Wel, die mensen geloven dat u een profeet bent."
Ik zei: "Ik heb nooit gezegd dat ik dat was, is het wel?"
100 Hij zei: "Maar zij geloven dat u het bent. Waarom onderwijst u die vrouwen niet hoe de Heilige Geest te ontvangen en hoe gaven te ontvangen en iets te doen, in plaats van ze altijd uit te schelden over de wijze waarop zij gekleed gaan en wat zij doen? Waarom leert u hun die soort dingen niet om hen te helpen?"
101 Ik zei: "Hoe kan ik hun algebra leren wanneer zij zelfs hun ABC's niet willen leren?" Weet u wat ABC is? Always Believe Christ [Altijd Christus Geloven]. Jazeker.
102 Nou, hoe kun je dat nu doen? Hoe kun je het doen? Het lijkt wel of er een druk op hen ligt. Iets wil het hen niet laten doen. Dat maakt het een modern Sodom. Dat is het uur waarin wij leven; die afschuwelijke dingen die vandaag in het land gebeuren.
En hij zei: "Wel, kijk..."
103 Ik zei: "Nee, ik heb geen programma's die moeten worden gefinancierd. Ik heb geen kerk om eruit gezet te worden. Zeker niet." Ik zei...
Hij zei: "Het is het werk van de voorganger om dat te doen."
Ik zei: "Maar zij doen het niet."
104 Dan zal het iemands plicht zijn; er moet ergens een stem zijn die het ertegen uitroept, omdat het verkeerd is. Zeker is het verkeerd. Eerbied, respecteer het.
105 Een jongedame zei me op een keer: "Meneer Branham, er wordt geen andere kleding dan deze gemaakt."
106 Ik zei: "Men verkoopt nog steeds lappen stof en ze hebben naaimachines." Dat is juist.
107 Laat me u iets zeggen, dame. U zou misschien zo rein en deugdzaam kunnen zijn als maar mogelijk is. U zou zo eerbaar kunnen zijn voor uw man of uw vriend als maar zijn kan. Maar een dezer dagen zult u verantwoording gaan afleggen bij de oordeelstroon voor het plegen van overspel.
"Als ik niet schuldig ben?"
108 U bent schuldig! Jezus heeft gezegd: "Wie een vrouw aanziet om haar te begeren, heeft reeds in zijn hart overspel met haar gepleegd." En wanneer die zondaar op die wijze naar u keek en die gedachten over u had, zal hij zich er op de oordeelsdag voor moeten gaan verantwoorden. En waarom deed hij het? U vertoonde zich aan hem, gewrongen in een of ander soort kleding en dat soort van dingen. Jazeker! Het is een schande. U zult het moeten gaan doen, dame.
109 En u mannen, die zich Christenen noemt, die uw huis behoort te regeren en toelaat dat uw vrouw dat doet, bekeer u of uw hele huis zal vergaan!
110 U zult mij hierna misschien niet graag mogen, maar ik zal u de waarheid vertellen zodat mijn handen vrij zullen zijn van het bloed wanneer ik bij de oordeelstroon kom. Dat is één ding dat zeker is. Ja. Luister broeders. Het teken gaat altijd gepaard met een stem, weet u, en daar kunt u maar beter naar luisteren. Niet de mijne, maar dit is wat de Bijbel zegt. Dat is waar. O, ik weet dat het ouderwets klinkt, maar dat is precies wat de Bijbel zegt. En dat worden wij verondersteld te zijn.
Engelen moeten hun aangezichten bedekken om in de tegenwoordigheid van God te staan.
111 En vrouwen, terwijl de Bijbel zegt dat het ongebruikelijk is, of een ongepaste zaak voor een vrouw om zelfs te bidden met afgeknipt haar; zij heeft geen recht om te bidden. En u plaatst haar in het koor en maakt haar zelfs een prediker. Jazeker.
112 Ik weet dat dit u een beetje misselijk maakt, maar... Weet u, zoals mama me altijd vertelde over het innemen van wonderolie: "Als het je niet misselijk maakt, doet het je geen enkel goed." Zo gaat het met het Evangelie. Het moet je aan het denken zetten. Het is de waarheid. Zowel mannen als vrouwen, beiden schuldig, van beide kanten; de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet.
113 Dat is precies waar wij staan. Oneerbiedig, ongeacht wat het Woord zegt. "Wel, het is in orde. Ik geloof dat het goed is." U veronderstèlt dat het goed is. De Bijbel zegt dat het verkeerd is! En veronderstellen is 'wagen zonder autoriteit'. U hebt niet de autoriteit van God om het te doen.
114 Deze seminaries en scholen, enzovoort, die aan zulke dingen voorbijgaan; het is een schande! Het zet jonge mannen, jonge predikers, op het verkeerde spoor, buigt hen om naar een of andere door mensen gemaakte theologie, in plaats van naar het Woord van God. Geen wonder dat zij een echte, ware boodschap niet kunnen geloven. Geen wonder dat ze deze dingen niet in de kerk kunnen hebben. Geen wonder dat zij in de laatste dagen Hem erbuiten plaatsen. Geen eerbied in Zijn tegenwoordigheid. Zijn tegenwoordigheid kan neerkomen; men zal lachen en met kauwgom bellen blazen, heen en weer lopen, zich gedragen als ik weet niet wat. Niets geen eerbied meer in Zijn tegenwoordigheid. Welnu. Nee, totaal geen eerbied voor God of Zijn mensen...
115 Waarom? Waarom doen zij zo? Luister nu aandachtig. Waarom doen zij het? Zij zijn zich niet bewust van Zijn tegenwoordigheid. Zij denken niet dat het God is.
116 Denkt u dat die vrouw eigenlijk zou hebben... of die soldaat Hem in het gezicht zou hebben geslagen en een doek voor Zijn gelaat zou hebben gebonden om Hem op het hoofd te slaan en te zeggen: "Welnu, als U een profeet bent, vertel ons dan wie U raakte", als die man had geweten dat dat God was Die hij sloeg, denkt u dat hij het zou hebben gedaan? Denkt u dat die dronken soldaat plukken haar uit Zijn baard zou hebben getrokken en in Zijn gezicht zou hebben gespuugd, in dat gelaat gekrabd en gespuugd zou hebben, wanneer hij geweten had dat dit de Zoon van God was? Hij was zich er niet van bewust.
117 En wat mensen vandaag een stel fanatiekelingen noemen; daarvan is men zich niet bewust dat dit de Heilige Geest is Die in deze mensen werkt. En ze gaan overal aan voorbij, zich er niet van bewust, niet bewust van Zijn tegenwoordigheid. U weet, zoals het oude gezegde is... Iemand zegt: "Ik ga naar de samenkomst om te lachen, ga naar de samenkomst om een fout te vinden." Er is gezegd dat dwazen met spijkerzolen zullen lopen waar engelen bevreesd zijn te treden, zich niet bewust van God, dat is de reden.
118 Waarom bent u niet zoals David? David zei: "Ik stel Hem mij voortdurend voor ogen." Daarom zei hij: "Ik zal niet bewogen worden", omdat hij God altijd voor ogen heeft. Jazeker.
119 Nu, ten tweede bedekten zij hun voeten. Wat betekent "zij bedekten hun voeten"? Nederigheid. Hun gezicht bedekken betekent eerbied in Gods tegenwoordigheid; hun voeten bedekken betekent nederigheid in Zijn tegenwoordigheid.
120 Zoals Mozes in Zijn tegenwoordigheid zijn schoenen uitdeed, de bedekking van zijn voeten afnam.
121 Paulus, toen hij Jezus, de Vuurkolom zag, viel op de grond neer, van zijn voeten. Waar zijn voeten moesten zijn, daar was zijn gezicht. Nederigheid.
122 Johannes de Doper, die voorname profeet, was de eerste geweest in het land na vierhonderd jaar. Maar hij zei: "Ik ben niet waardig Zijn voeten aan te raken, om de riempjes van Zijn sandalen los te maken."
123 Begrijpt u? Die over zijn voeten, ze bedekkend, betekende nederigheid. Sla deze dienaar voor Gods aangezicht nu gade; zijn gezicht bedekt met eerbied, zijn voeten bedekt in nederigheid. Ja, zeer bewust van... Wees zeer bewust van uw nietigheid.
124 Wij proberen allemaal een geweldig iemand te zijn. "Ik ben doctor Die-en-die van de grote Zus-en-zo en Zo-en-zo." U bent niets. Dat is juist. Dat is gewoon... U bent niets. Wilt u weten hoe voornaam u bent, steek dan uw vinger in een bassin met water, trek hem er weer uit en ontdek het gaatje waar u hem instak. Ziet u? Daar is niets. Dat is wat wij zijn. God kan het zonder ons stellen; maar wij kunnen het niet zonder Hem stellen. Wie bent u? Zie?
125 Wees er bewust van hoe nietig u bent. De weg omhoog is naar beneden. Wie zich vernedert, zal verhoogd worden; wie zich verhoogt, zal vernederd worden.
126 Kortgeleden werd ik door een groep heiligen naar Chicago uitgenodigd om te spreken. Er was daar een zekere voorname Pinksterprediker, met ongeveer vier universitaire graden, enzovoort, en hij wilde voor die grote samenkomst die zij hielden mijn gewone manier van spreken daar niet hebben. Dus liet hij een man van een grote Bijbelschool daar naar voren komen, een grote Bijbelschool in Chicago, om de toespraak te houden. En de man vertelde... wat hij ging doen. Hij kwam daar naar boven en kleineerde die mensen met van alles wat hij maar kon bedenken, over hoe verkeerd zij waren om te geloven dat er een Heilige Geest was en al dat soort dingen meer, tegenover Pinkstermensen. Hij liep naar boven met uitgestoken borst, zijn kraag omgekeerd als bij een smoking, stortte al zijn aantekeningen over het podium uit. Hij had het zo meesterlijk in elkaar gezet dat hij de Bijbel kon verklaren en God er niets over wist.
127 En het duurde niet lang, u... Hij zag dat het niet klikte bij de mensen. Hij bleef die dingen maar zeggen en zij zaten elkaar maar aan te kijken. Het paste niet bij dit soort mensen, deze Pinkstermensen. Na een poosje ontdekte hij dat hij verworpen werd, dus nam hij zijn spullen bijeen onder zijn arm en liep het podium af met zijn hoofd gebogen. Een oude heilige die bij de muur tegenover zat, zei: "Als hij naar boven was gegaan zoals hij naar beneden kwam, was hij naar beneden gekomen zoals hij naar boven liep." En dat klopt ook aardig.
128 Verneder u! Kijk hoe klein u kunt zijn. Niet wat u weet; wat u niet weet. Word nederig voor God.
Ten derde zien we nu dat hij met de andere twee vleugels kon vliegen.
129 Let nu op. Ten eerste was hij eerbiedig in de tegenwoordigheid van God, met zijn gezicht bedekt. Ten tweede was hij nederig voor God, met zijn voeten bedekt. Dan met zijn overige twee vleugels kon hij vliegen, het zette hem in actie. O my!
130 Wat was God aan het doen? Hij toonde de profeet hoe Zijn voorbereide dienaar moest zijn. God liet zien: "Dezen zijn Mijn dienaren. Dit zijn de Mijnen. Kijk hoe zij toebereid zijn: eerbiedig, nederig en in actie." Zo zijn Gods dienstknechten. O my!
131 Dat is de wijze waarop wij zouden moeten zijn: eerbiedig ten opzichte van Gods Woord, nederig en in actie voor God.
132 Zoals de vrouw kwam toen zij tot actie geroepen werd, toen ze zei: "Kom een Man zien, Die mij vertelde wat ik gedaan heb."
133 Zijn teken beïnvloedde haar, dat Hij de Messias was. Ze zei: "Meneer, wij weten dat wanneer de Messias komt... Nu, U moet een profeet zijn, wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen."
134 Ziet u? Zij verwachtte dat Hij zeggen zou: "Wel, de Messias zal heel spoedig komen. Ik ben Zijn voorloper." Maar Hij zei: "Ik ben het."
135 Dat bracht haar dadelijk in beweging. Zij kwam in actie. Je zou haar niet kunnen stoppen. Zoals ik onlangs op een avond zei dat het als een brandend huis is bij een hevige wind. Je kon haar niet tegenhouden. Ze rende de stad in. "Kom een Man zien, Die mij de dingen heeft verteld die ik gedaan heb. Is dit niet de Messias?" Zie? Zij was in actie.
Wat deed zij? Zij kwam zich eerst vernederen.
"Breng Mij wat te drinken."
136 Ze zei: "O, onze vaders dronken uit deze bron", enzovoort, en ze...
137 Hij zei: "Wel, Ik zal u water te drinken geven; u komt niet hier..."
Ze zei: "Meneer, Meneer, geef mij dat water."
138 Ziet u. Zij was er nederig mee. En dan, toen zij zich vernederde, toen toonde Jezus haar het teken van de Messias en dat zette haar in beweging. Zij was toen gereed om te gaan. Zij stond klaar om het iedereen te vertellen die ze tegenkwam, ziet u.
139 De tradities van het Oosterse land in ogenschouw genomen, zouden die mannen feitelijk nooit naar die vrouw hebben geluisterd. Naar een zodanige vrouw werd niet geluisterd door het volk. Absoluut niet. Ze heeft daar niets te vertellen. Maar probeert u haar eens te stoppen! Zij was in actie. Zij moest het iemand vertellen. "Kom en kijk zelf. De Man vertelde mij wat ik heb gedaan. Is dàt niet waar wij naar uitgekeken hebben? Is dàt niet wat de Schrift zegt, dat de Messias dit zal doen wanneer Hij komt?" Zij was in actie, omdat zij nederig werd en God in haar kwam.
140 Petrus, toen hij Zijn Woord nam. Hij had daar als visser de hele nacht met een sleepnet gevist en voer ontmoedigd binnen. Geen vis. Elke goede visser weet wat dat betekent, zonder vis. Het eerste wat hij toen deed, was zijn netten spoelen, spreidde ze op de oever uit om ze te laten drogen.
141 En Jezus kwam eraan en vroeg hem zijn boot te lenen. Hij predikte. Daarna zei Hij: "Simon, vaar uit naar het diepe water en laat je net neer voor de vangst. Ga terug naar waar je de hele nacht hebt gevist. Keer terug naar waar je urenlang gezwoegd hebt en laat neer voor een grote visvangst, een geweldige ophaal."
142 Kijk nu. Hij zei: "Heer, we hebben heel de nacht gezwoegd en niets gevangen. Maar op Uw Woord, Heer, zal ik het net neerlaten." Op Uw Woord, dat is het; neem God op Zijn Woord. En toen hij het net liet zakken, omsloot het zo'n geweldige vangst van vissen dat het net begon te scheuren.
143 Dat bracht hem in actie. Jazeker. Jezus' invloed op hem zette hem in actie en hij liet het net vallen. En Jezus zei: "Vrees niet. Voortaan zult gij mensen vangen."
144 De blinde man, toen hij werd genezen, zittend aan de poort en... of zittend in de straat. En de Farizeeën hadden gezegd dat ieder die Hem beleed of iets met Jezus te maken had, uit de tempel zou worden gezet.
145 Zij kwamen de vader en moeder vragen. Die zeiden: "Hij heeft zijn leeftijd. Vraag het hèm."
Hij zei: "Een man, Jezus genaamd, genas mij."
146 Zij zeiden: "Deze man is een zondaar. Hij behoort niet tot onze groepen. Wij weten niet waar Hij vandaan komt. Geef God eer."
147 En hij zei: "Of Hij een zondaar is of niet, weet ik niet. Maar één ding weet ik wel, dat ik, die blind was, nu zien kan." En hij zei: "Het wonderlijke voor mij is dat u verondersteld wordt de geestelijke leiders van dit uur te zijn. En deze Man heeft mijn ogen geopend en toch weet u niet waar Hij vandaan komt?" Wat deed hij? Hij kwam in actie. Zo is het. Het zette hem in actie, omdat hij Zijn roem door heel het land verspreidde.
148 Toen Jezus de mensen op de Pinksterdag vertelde daar te wachten, en zij zouden daar zijn gekomen... En toen de Heilige Geest op de Pinksterdag daar op hen kwam, werden zij beïnvloed door het gemanifesteerde Woord van God. Vergeet nu niet dat Jezus zei: "Wacht in Jeruzalem totdat gij met kracht uit de hoge bekleed wordt." Zij wachtten; niet acht dagen, niet negen dagen; zij hebben tien dagen gewacht tot de belofte werd gemanifesteerd. En de Heilige Geest viel en verdeelde Zich en op ieder van hen kwamen tongen van vuur.
149 En terwijl zij door de Heilige Geest werden beïnvloed, kwamen zij in actie, wankelden als dronkaards, schreeuwden en spraken in tongen. Ze renden de straat op.
Men zei: "Deze mensen zijn vol nieuwe wijn."
150 Petrus ging staan en hij zei: "Dit is wat gesproken werd door de profeet Joël: 'Het zal geschieden in de laatste dagen...'" Wat deed het? Het bracht hem in beweging.
151 Het zal u in beweging brengen. Als u het nog niet hebt, zal het u in beweging brengen, wanneer u het Woord van God vervuld ziet. Wat wij in deze laatste dagen hebben gezien, behoort ons in actie te brengen. Het zou het moeten doen als wij het zouden zien met eerbied en nederigheid. De Vuurkolom voor Paulus bracht hem in beweging. En wanneer wij vandaag diezelfde Vuurkolom zien – door de wetenschap, door haar resultaten, door wat het heeft beloofd, wat maakt dat het Woord in deze laatste dagen precies gebeurt – het zou ons in beweging moeten brengen. Dit is het teken dat gegeven is. "Zoals het was in de dagen van Sodom (net voor Sodom werd verbrand), zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." Hij zal opnieuw worden gemanifesteerd, Dezelfde gisteren, heden en voor eeuwig. Het behoorde elk lid van het lichaam van Christus in beweging te brengen, om alles wat hij kan binnen te krijgen, omdat dit het laatste uur is. Het is de laatste roep. De laatste oproep. Woord voor woord is het vervuld. Het moest ons zeker in beweging brengen.
152 Wij, zoals de profeet, hebben het resultaat gezien van denominationele leden die door zelfverheffing hun plaats in Christus hebben verloren, hun houvast op Zijn Woord verloren met het accepteren van geloofsbelijdenissen. En we hebben gezien wat met hen gebeurde toen zij dit deden. Zij stierven geestelijk. Wij zagen wat met de Lutheranen gebeurde toen zij Wesleys roep afwezen. Wij zagen wat met de Methodisten gebeurde toen zij de Pinksterroep afwezen. Wat nu met de Pinkstermensen? Begrijpt u?
153 Wij hebben zelfverheven mannen gezien zoals Uzzia, die de plaats van een gezalfde bediening probeerden in te nemen. De bediening van een man in de gemeente is gezalfd. Niet aangesteld; het wordt gezalfd. De gemeente, de... de voorganger, de evangelist, de profeet, de apostel moet de gezalfde bediening van God zijn; niet door de mens gekozen. Men probeerde een keer die bediening uit te kiezen. Zij wierpen het lot erover. Arme Matthias heeft nooit iets gedaan, want God koos Paulus. En hij deed iets, omdat hij was gezalfd. En wij hebben deze bedieningen gezien die proberen te zeggen: "Dit is heilige bisschop Zo-en-zo, deze man heeft zus-en-zo, deze is die-en-die man." Het betekent nooit iets. Maar als God binnenkomt en overneemt, dan zien wij de zalving van de Heilige Geest het Woord van God bevestigen.
154 Nu, de uitwerkingen van het visioen op de profeet. Wat deed het bij deze man die een geboren profeet was? Herinner u, hij schreef de hele Bijbel. Er zijn zesenzestig boeken van Jesaja en zesenzestig boeken in de Bijbel. Het vangt aan zoals in Genesis; in het midden van het boek komt het Nieuwe Testament, Johannes de Doper. En het eindigt helemaal in het duizendjarig rijk. Een groot profeet, een van de voornaamste profeten die we ooit hadden, was Jesaja en hij werd ervoor geboren.
155 Maar wat liet het de profeet doen toen hij in Gods tegenwoordigheid stond? De profeet zei: "Wee mij! want ik ben een man van onreine lippen." Te komen in de tegenwoordigheid van God en een echt gezalfd werktuig van God te zien, bewerkte dat een profeet bekende dat hij een zondaar was. Dit behoorde het bij ons te doen. Het zou het moeten; de gezalfde tegenwoordigheid van God. Toen hij die Ene zag roepen en de dorpelposten zag beven, en die engelen zich heen en weer zag bewegen, bewijzend dat zij voor Gods aangezicht waren, en zij waren de gezalfde dienaren van God, en zij riepen het uit; hij was een zondaar.
156 Wat gebeurde er toen, toen hij gereed was? Luister nu ter afsluiting. Hij was bereid om te bekennen dat hij een zondaar was: "Wee mij! want ik ben een man van onreine lippen en ik woon temidden van een volk van onreine lippen. Wee mij!" Toen nam de engel de tang en pakte een kool van het altaar en hield die in zijn handen en kwam om hem ermee te reinigen. Toen kwam de reiniging, ná zijn bekentenis.
157 Als nu een profeet – geroepen, bewezen een profeet van God te zijn en zijn nietigheid in de tegenwoordigheid van God ziende – gereed was te bekennen dat hij een zondaar was, wat zouden u en ik dan behoren te doen? Maar weet u wat we doen? Draaien ons hoofd om, wandelen weg en lachen. Dat is waar wij staan, totdat de reinigingstijd komt. Kijk, Jesaja...
158 Ik wil dat u nog iets opmerkt. God gebruikte geen boeken en theologie, theologische termen om Zijn dienstknecht te reinigen; Hij gebruikte vuur. Hij gebruikte nooit geloofsbelijdenissen om Zijn dienstknecht te reinigen. Hij nam vuur van het altaar. En als God ooit vandaag een mens reinigt, zal het het Heilige Geest-vuur moeten zijn dat een mens reinigt; niet een boek lezen en dit doen, of een ander boek door zo-en-zo.
159 Een zekere voorname prediker hier in Californië zei onlangs dat hij het boek van het jaar had. Ik verschil met hem. Het boek van het jaar is de Bijbel, altijd geweest. Het boek van het jaar is Gods boek, altijd.
160 En God gebruikte vuur om Zijn dienstknechten te reinigen. Toen volgde, nadat hij nederig bekende dat hij verkeerd was, toen kwam de reiniging. En na de reiniging toen kwam de opdracht, ziet u. Dat is wat er aan de hand is. Sommigen van ons hebben geprobeerd in dienst te worden gesteld voordat we worden gereinigd, zie? We zeggen: "Wel, ik zal dit volgen." Wij moeten God volgen. Die engelen deden één ding: ze leefden in de tegenwoordigheid van God; nederig, eerbiedig en in actie voor God. Toen volgde de opdracht, ná de belijdenis en reiniging. Toen was het dat de reine Jesaja riep: "Hier ben ik; zend mij."
161 O, broeder, zuster, als er ooit een tijd was dat de Jesaja's voor reiniging naar het huis van God behoorden te komen! Als er ooit een tijd was dat het kerklid werkelijk zijn zonde zou moeten komen belijden! Als er ooit een tijd voor de teruggevallene was!
162 Bedenk eens, in de nacht dat Sodom werd verbrand, vraag u af, hoeveel mensen zich afkeerden van de boodschap van die engelen. Vraag u af hoeveel mensen niet genoeg belangstelling toonden om hun stem te horen. En zij kwamen diezelfde nacht om en zullen er nooit meer zijn, slechts hun straf in de hel.
163 "Zoals het was in de dagen van Noach." Hoeveel mensen lachten hem uit en staken de gek met hem; en kwamen daar alleen om hem te horen en te zeggen: "We gaan erheen om die ouwe zonderling weer te horen losbarsten, alleen om wat pret te hebben"? Ze staan op en lopen weg, zouden niet eens naar zijn prediking luisteren. Allerlei dingen; en zij stierven in de oordelen die hij predikte.
164 Amos, die kleine prediker, wetend... uit het niets vandaan, een gezalfde profeet, verscheen en keek in die tijd neer in Samaria. Zijn kale hoofd blonk en zijn oude, grijze baard... Toen hij over de heuvel omhoog was geklommen en naar beneden keek, vernauwden die heilige ogen zich terwijl hij naar die stad keek. Niet zoals toeristen die van over de hele wereld komen, maar vanwege de priesters; zij allen hadden gezondigd. En valse profeten vertelden hun dat het in orde was. Hij wandelde erheen zonder samenwerking voor zijn opwekking. Hij liep erheen zonder enig iets en schreeuwde het uit. En hij zei: "Dezelfde God Die u beweert te dienen, zal u vernietigen."
165 En ik zeg: "ZO SPREEKT DE HEER: de God Die Amerika beweert te dienen, zal haar vernietigen." U doet er maar mee wat u wilt. Wat wij nodig hebben is: buigen bij het altaar, Jesaja... [Leeg gedeelte op de band – Vert]
En God zei: "Wie zal voor Mij heengaan?"
166 Jesaja zei: "Hier ben ik. Zend mij." Ik denk aan dat lied:
Toen de kool van vuur de profeet had aangeraakt,
Hem zo rein makend als rein maar kan zijn;
Toen de stem van God zei: "Wie zal voor Ons heengaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier ben ik, zend mij."
167 Allereerst moest hij zich vernederen en gereinigd worden en zich gereed maken, zoals wij de toebereide dienstknecht zagen. Kijk naar Uzzia, hoe hij was toebereid. Maar hij faalde. Plaats niet...
168 U zegt: "Wel, ik weet dat doctor Zo-en-zo een goede man is. Ik weet dat broeder Die-en-die..." Dat zouden zij kunnen zijn, maar kijk daar niet naar.
169 Kijk hiernaar, begrijpt u? Hier is de weg... God heeft een weg van toebereiding. Hoe deed Hij het? Op de Pinksterdag vertelde Petrus hun wat te doen. Hij schreef een recept voor hen uit en het is altijd eender gebleven. Knoei er niet mee, u zult uw patiënt doden.
Ze zeiden: "Wat kunnen we doen om gered te worden?"
170 Hij zei: "Bekeert u, ieder van u. Wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus, tot vergeving van zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want u komt de belofte toe en uw kinderen en allen die daar verre zijn, zo velen als de Here, onze God ertoe roepen zal."
171 Dat is precies hier vanavond. Als God nog steeds roept, is dit het recept. U kunt nog steeds dezelfde Heilige Geest ontvangen die zij daar ontvingen, gewoon... U kunt vanavond hetzelfde ontvangen. Volg het gewoon op, dat is al wat u doet. Ja. Dan kunt u zeggen:
Toen de kool van vuur de profeet had aangeraakt,
Hem zo rein makend als rein maar kan zijn;
Toen de stem van God zei: "Wie zal voor Ons heengaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier, zend mij."
Laat ons het zingen.
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal snel zijn met U te antwoorden;
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."
172 Luister hier, broeder.
Er zijn nu miljoenen die stervende zijn in zond' en schande;
O, luister naar hun droeve en bittere kreet;
Haast u, broeder, haast u voor hun redding;
Antwoord nu snel: "Meester, hier ben ik."
O, spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal snel zijn met U te antwoorden;
O, spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."
173 Laat we onze hoofden buigen. [Broeder Branham begint Spreek, mijn Heer te neuriën]
Hem zo rein makend als rein maar kan zijn;
Toen de stem van God zei: "Wie zal voor Ons heengaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier, zend mij."
Wilt u niet nederig en gereinigd zijn?
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal U snel antwoorden;
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."
174 Terwijl er nu wordt gespeeld, is er vanavond hier één Jesaja, of honderd, die willen gaan, die reiniging van God in uw leven verlangt? U, die Christus niet als uw Redder kent, u bent uitgenodigd naar het altaar, als Hij tot uw hart spreekt. Ik ben niet zozeer voor overreden. Ik geloof dat de Heilige Geest Zelf de overreding doet. Maar als u hier bent en u bent zonder Christus... Bedenk nu, dat u zich zult verantwoorden op de oordeelsdag voor wat u hier vanavond mee doet. Zie? Welnu, als u wilt komen, ben ik hier om met u te bidden.
175 In Christus' Naam bied ik u de gelegenheid om te komen en God te zoeken, zodat u Hem gelukkigerwijs mag vinden. Jonge mensen, oude mensen, van middelbare leeftijd, kerkleden, wie u ook bent; als het vuur van God door de Heilige Geest u niet in uw hart heeft gereinigd, tot de plaats dat u elk Woord van deze Bijbel gelooft en Christus een levende getuige in uw hart is, dat Hij van de dood is opgestaan, dan nodig ik u uit naar het altaar. Kom hier en laat ons met u bidden. Gelooft u dan allemaal op uw eigen handeling dat u gered bent.
176 Is er hier dan een teruggevallene die zou willen komen? Ik vraag u, als een dienstknecht van Christus, of u hiernaartoe wilt lopen en ons met u wilt laten bidden. Ik zeg niet dat Hij u terug zal nemen, ik geloof wel dat Hij het wil. Wilt u het nu niet komen proberen? Als Hij tot u spreekt, kom.
177 Diegenen zonder de doop van de Heilige Geest; ik neem aan dat hier niet één is die zonder is; die niet teruggevallen is. Dan moet iedereen wel doorgebeden zijn, Christenen, en doorgebeden. En dan, als u doorgebeden bent en u hebt de doop niet ontvangen en u zou willen dat God het u geeft, dan is het nu uw gelegenheid.
178 Er is hier één man die het niet heeft. Zegen zijn nederige hart! Ik vertrouw dat het nog een Jesaja is.
Welnu, hef uw hoofd even omhoog.
179 Er is hier één man gebogen bij het altaar, één waarvan ik vertrouw dat hij een Jesaja is.
Nu, Hij is hier. Gelooft u dat Hij hier is?
180 Nu ga ik u vertellen wat u gedaan hebt. U deed het verschrikkelijkste wat u ooit hebt gedaan. Minstens twee- of driehonderd mensen behoorden hier bij het altaar te zijn.
181 Laat me u tonen, in de Naam van de Here, dat ik juist ben met wat ik zeg. Kijk, enigen van u mensen hier zijn aan het bidden.
182 Hier... Hier zit een dame met een witte jas aan, een wit manteltje en ze kijkt naar mij. Ik kan niet... Zij is een Christen, maar zij bidt voor een kwaal. Ze heeft artritis. Gelooft u dat God u gezond kan maken en genezen? Dan kunt u het hebben.
183 De volgende man die daar naast u zit, heeft iets verkeerd met zijn oren. Gelooft u dat God uw oorkwaal kan genezen, meneer, en u gezond maken? Ja. Steek uw hand op als u gelooft.
Wees nu alstublieft een ogenblik eerbiedig.
184 De man precies naast hem lijdt aan een hartkwaal. Gelooft u dat God u van uw hartkwaal kan genezen, meneer? Ik ken u niet. U bent een vreemde voor mij. Is dat waar? U bent een vreemde. Wel, luister. Als God mij zou vertellen wie u bent, zou het u helpen? Kunt u mij goed horen? Uw naam is meneer Blackwood. Gelooft u dat Hij me kan vertellen waar u vandaan komt? U komt uit Riverbank, Californië. Als dat waar is, ga op uw voeten staan. Ik heb hem nog nooit in mijn leven gezien. In orde.
185 God zegene u, meneer. Uw geloof heeft u gezond gemaakt. Die dame die daar vlak naast u zit, heeft een zenuwkwaal. Wilt u genezen worden van uw nerveusheid? Steek uw hand op als u dat wilt. Leg uw hand op haar, meneer, zodat ze gezond zal zijn.
186 De dame die nu naast u zit, heeft suikerziekte; met een rode jurk aan. Zij wil ook dat er voor haar gebeden wordt. Ziet u, zij wil dat er voor haar wordt gebeden. Heb geloof.
187 Hier is een dame die ver achterin zit. Zij is gereed voor een operatie. Als ze maar kan... O, God. Zij heeft een verzakte baarmoeder. Haar naam is mevrouw Maxwell. Geloof, sta op, ontvang uw genezing, mevrouw. U hebt geen gebedskaart, is het wel? U hebt geen gebedskaart? Goed. U hebt er geen nodig. Steek uw hand op, als dat waar is. Ik ken u niet. Als dat juist is, zwaai met uw hand. Wij zijn vreemden voor elkaar, zwaai uw hand op deze manier.
Wat raakte zij aan? Zij raakte mij nooit aan.
188 Meneer Stewart, zou u ook genezen willen worden – nerveusheid – en geloven dat God u in orde zal maken? Ik ben een vreemde voor u, maar dat is wie u bent. En u lijdt aan nerveusheid. U kunt zich nauwelijks bedwingen. Ga op uw voeten staan en ontvang uw genezing in de Naam van Jezus Christus.
189 Hier is een dame die daar achter u zit. Zij heeft ook last van nerveusheid. Er is iets verkeerd met de spieren in haar lichaam. Zij gaat het missen en... Mevrouw Newell, sta op als dat uw naam is en als u dat bent; geloof! [De zuster roept het uit – Vert]
Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
190 Jazeker. Hier is een dame die hier vlakbij zit. Zij heeft een hartkwaal en hoge bloeddruk. Gelooft u dat het waar is, zuster? Sta op, als het zo is.
191 De dame die daarginds naast u zit, zij heeft problemen in haar borst. Als dat zo is, sta op.
192 Vertel de dame naast haar dat zij gezwellen heeft op haar gezicht die op tumoren lijken. Als zij daarvan genezen wil worden, zeg haar dan op te staan en het te accepteren.
193 Nu is er hier binnen een groep van u die bij dit altaar behoorde te zijn om de Heilige Geest te zoeken. Dat is "ZO SPREEKT DE HERE." Begrijpt u wat ik bedoel? Ik ga nog eens deze oproep doen. Dat is het bewijs dat ik u de waarheid aan het vertellen ben. God spreekt hier binnen tot mensen en u bent een beetje in twijfel. Wilt u eerlijk genoeg zijn om uw hand op te steken en te zeggen: "Ja, broeder Branham, ik ben altijd maar een beetje wankel geweest, ik verlang meer van God. Ik weet dat ik van binnen iets mis wat ik had moeten hebben als ik zou belijden de doop van de Heilige Geest te hebben." Steek uw hand op. Wilt u dat doen? Wees gewoon eerlijk met uzelf. De Heilige Geest is nooit verkeerd. Waarom komt u niet en maakt een eind aan die twijfel? Kom! "Ik zal snel zijn..."
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer; (Dat is het)
Spreek en ik zal U snel antwoorden...
194 Ziet u, ik vertel u niets verkeerds, vrienden. Het is de Heilige Geest Die roept. Er zijn hier honderden. Als u zou geloven dat ik een profeet ben... Welnu, onthoud: Ik vertel u in de Naam van de Here dat u misleid bent. Kom op!
Toen de kool van vuur de profeet had aangeraakt,
Hem zo rein makend als rein maar kan zijn;
Toen de stem van God zei: "Wie zal voor Ons heengaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier, zend mij."
195 Wilt u niet hetzelfde zeggen? Ga dan staan, steek uw handen omhoog.
Spreek, mijn Heer; o, spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal snel zijn met U te antwoorden;
Spreek, mijn Heer;...
196 Wat is Hij aan het doen? Antwoord Hem dan als Hij spreekt. Als er ergens enige twijfel bestaat, u hier nu niet zeker van bent, neem dan geen risico.
... Heer, zend mij.
O, spreek, mijn Heer; (Hij spreekt, kom) ... mijn Heer;
Spreek en ik zal snel zijn...
197 Nu mensen, ik ben niet geneigd tot fanatisme, ik ben niet geneigd om dingen verkeerd te zeggen. Ik voel me geleid wanneer ik deze dingen zeg.
... mijn Heer;
Spreek en ik zal antwoorden...
198 U zegt: "Wat zullen de mensen erover zeggen?" Het geldt wat God erover gaat zeggen. Dat is het.
... zend mij.
Spreek, mijn Heer;... (Dat is juist)
Spreek en ik zal snel zijn met U te antwoorden;
... mijn Heer; o, spreek, mijn Heer;
Spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."
Er zijn nu miljoenen die stervende zijn in zond' en schande;
O, luister naar hun droeve en bittere kreet;
Haast u, broeder, haast u voor hun redding;
O, antwoord snel: "Meester, hier, zend mij."
O, spreek, mijn...
199 Nu, elk persoon hier binnen, we willen ook gereed zijn voor een grote genezingsdienst morgen. En ik wil dat elk van u predikers zich rondom deze mensen schaart, die zoeken naar de Heilige Geest. Stop niet na vijf minuten. Blijf daar tot... (hoelang?) tot de Heilige Geest komt.
... mijn Heer;
O, spreek en ik...
200 Laat nu het gehoor hun hand op iemand leggen, leg uw hand gewoon op elkaar, op iemand, u die gaat bidden, die deze mensen vooraan vertegenwoordigen.
... mijn Heer;
201 De gangpaden staan nu volgepakt en het altaar is volgepakt, ongeveer honderdvijftig, tweehonderd mensen.
... mijn Heer;
Spreek en ik zal antwoorden...
202 Begin nu te bidden: "Heer, zend mij! Spreek, mijn Heer! Heer, zend mij!"
203 Genees dezen, Heer, in Jezus Christus' Naam. Heer, schenk het. O God, sta de gebeden van deze mensen toe.
204 Laat niet los, blijf daar tot het gebeurt. Blijf tot u de roep van God hoort. Sta tot de cherubs u schudden, de Heilige Geest de kool van vuur van het altaar van God heeft en die op uw lippen legt.
205 [Broeder Branham roept broeder Roy Borders naar de preekstoel – Vert]
Spreek, mijn Heer;...