Identificatie
Door William Marrion Branham1 ... terwijl we het Woord lezen. Eraan denkend dat u waarschijnlijk na deze middagdienst voor de avonddienst naar uw kerken zult teruggaan, zal ik proberen u vroeg uit te laten gaan om dat te kunnen doen.
2 Luister. Als ik in deze stad of omgeving vertoefde, zou ik deze kerken hier bezoeken. Dat zou ik echt doen. Ik zeg het niet... het werd me niet opgedragen om dit te zeggen. Daar zijn enkele fijne mannen, echte broeders. En dan, ieder van u die Christus aangenomen heeft, als ze uw naam niet hebben gekregen, waarom zoekt u hen niet op voor de christelijke doop en opdat zij u verder leiden naar de doop van de Heilige Geest?
3 Als u geen kerk hebt, moet u dat doen; u zult geestelijk sterven, ziet u, u zult gewoon wegkwijnen. En als u geen kerk hebt, waarom gaat u niet met hen praten? Met genoegen zouden zij u willen helpen. Zij zijn... zij zijn broeders in Christus en zouden u graag willen helpen. Is dat niet zo, broeders? [De predikers antwoorden: "Jazeker." – Vert] Gewoon heel blij u te helpen en u verder te helpen en alles voor u te doen wat zij kunnen. Goede, getrouwe mannen, iemand die over uw ziel wil waken en zorg voor u wil dragen. Doe dat.
4 En als u Christus hebt aangenomen en zij uw naam niet hebben gekregen, u gewoon ergens op uw stoel Hem hebt aangenomen, waarom spreekt u dan niet nu met hen over de doop en over de doop met de Heilige Geest? Doe dat nu. God zegene u.
5 We willen vanmiddag uit het boek Filippensen lezen, het tweede hoofdstuk van Filippensen. En ik wil beginnen bij het vijfde vers.
Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was;
Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn;
Maar heeft Zichzelf vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden;
En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises.
Daarom heeft God Hem ook uitermate verhoogd, en heeft Hem een Naam gegeven, welke boven alle naam is;
Opdat in de Naam van Jezus zich zou buigen alle knie van hen, die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn.
En alle tong zou belijden, dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.
Laten we voor een ogenblik onze hoofden buigen.
6 Onze Heer, wij naderen U nu in de heilige Naam, die de hemelse Naam heeft verkregen en waarin heel de familie op de aarde wordt vernoemd. En Hij vertelde ons hier: "Wanneer u de Vader iets vraagt in Mijn Naam, Ik zal het u schenken." We zijn maar gewone mensen, Heer, maar wij geloven dat dit de waarheid is. Wij geloven dat wij ontvangen zullen waarvoor we vragen, omdat als onze ziel ons niet veroordeelt, als wij geen enkel slecht gevoel hebben over wat we gedaan hebben wat verkeerd is, dan hebben we deze verzekering dat God ons wil horen. Zo vragen wij dus vanmiddag om genade voor ons allemaal.
7 En nu vraag ik dat U aan dit wachtend gehoor de genezing van elke persoon, die zich nu in Goddelijke tegenwoordigheid bevindt, wilt schenken. Moge dit een van de grootste genezingsdiensten zijn die we ooit hebben gehad. Moge er iets plaatsvinden, Heer. Wij weten niet hoe het zou mogen gebeuren of wat er anders zou kunnen worden gedaan, maar wij bidden dat de Heilige Geest vanmiddag de voorrang zal hebben om door te breken in elk hart en in elk verstand. Zoals wij net gelezen hebben: "Laat de gezindheid die in Christus was in u zijn." Ik bid, God, daar wij zien dat het verstand de controletoren van het gehele wezen is, dat het ons dirigeert, en laat de gezindheid die in Christus was vanmiddag in ons zijn. En Hij geloofde altijd het Woord. Moge er nu een grote uitstorting van Zijn aanwezigheid op ons zijn.
8 En ik bid voor deze predikers, Heer, die in deze samenkomst hebben samengewerkt, dat elk van hun kerken ondersteund zal worden met zulke grote, geestelijke en materiële weldaden, vanwege hun standpunt in het trachten het Evangelie tot hun mensen te brengen op elke ware wijze waarin zij weten dat het gepredikt is. En ik bid, Vader, dat U hen wilt zegenen. En mogen de mensen hen waarderen, wetend dat zij het doen voor hun bestwil en omwille van het Evangelie; mogen zij op hun beurt helpen en hun schouders eronder zetten om krachtig te duwen voor het doel dat wij proberen op de aarde naar voren te brengen, de Here Jezus.
9 Vader, wij bidden nu dat U de Woorden wilt nemen zoals wij die gelezen hebben en U bent Uw eigen Uitlegger, dus bidden wij dat U het vandaag aan ons hart wilt verklaren. En wanneer we vandaag vertrekken, mogen we dan, zoals degenen die uit Emmaüs kwamen, zeggen: "Was ons hart niet brandend in ons toen Hij onderweg tot ons sprak?"
10 Al deze nieuwgeboren baby's die pas tot U gekomen zijn, zegen hen, God. Ik bid dat op hun prille, verse weg zij gevoed zullen worden met de zuivere melk van het Evangelie; dat zij zullen opgroeien tot prachtige gestalten van Christus; dat zij Zijn mondstukken en dienaren zouden mogen zijn, om Hem te dienen in dit overschaduwde tijdperk waarin we nu leven, in de avondlichten. Sta het toe, Vader. Wij vragen dit in Jezus' Naam. Amen.
U kunt gaan zitten.
11 [Een zuster spreekt in een andere taal – Leeg gedeelte op de band – Een broeder geeft een vertolking. – Vert] Amen. Amen. Ik denk dat de boodschap was om de heiligen te bemoedigen en de jonge bekeerlingen te verheffen... aan te sporen dichter tot God te komen en in het geloof door te gaan. God zij gedankt.
12 Nu wil ik voor een poosje dit onderwerp nemen. We zullen maar een kort moment in staat zijn te spreken, omdat we omtrent vijfhonderd gebedskaarten hebben uitgegeven en er moet voor allen gebeden worden.
13 Dit doe ik dus nu, zodat het zou mogen helpen. Ik vraag me af of mijn stem geen echo heeft. Kunt u mij daarginds achteraan goed horen? Het klinkt voor mij alsof het hier weer terugkaatst. En gisteravond bij het geven van de altaaroproep dacht ik dat dat misschien de reden is dat de mensen het niet konden verstaan; dat het een echo gaf.
14 Nu wil ik vanmiddag dit onderwerp nemen: Identificatie.
15 Nu, het geldt voor iedereen, we leven in een tijd dat identificatie wordt vereist. Je kunt niet – tenzij je bij de bank bekendstaat – je kunt je cheque niet innen, tenzij je iets hebt om jezelf te legitimeren.
16 Ik weet dat mijn vrouw geen cheque kan innen. Wanneer wij onze cheque ontvangen, zetten wij het op de bank. Maar zij neemt het niet op, omdat zij geen auto rijdt, ze heeft geen fiscaal nummer of iets om zich te legitimeren, dus is het voor haar een moeilijke zaak om een cheque te innen. Je moet een bepaald officieel identificatiebewijs hebben en ik geloof dat het gewoon die tijd is waarin we leven.
17 Hebt u opgemerkt, als u naar een denominationele kerk, zoals een Methodisten, Presbyteriaanse, Lutheraanse of een andere gaat, dat u iets moet hebben om u te identificeren als u gaat spreken? U moet een geloofsbrief, of een kaart, of gemeenschapskaart, of iets hebben om u te identificeren, zodat ze weten waar u vandaan komt en wat u op dat podium gaat zeggen. U moet geïdentificeerd worden. En het is een tijdperk van identificeren.
18 Dit alles wat nu gebeurt in het natuurlijke is slechts een type van wat in het geestelijke gebeurt. Ook wij, de christelijke gemeente zelf, die van geen denominatie is, maar van een natuur. Het is het mystieke lichaam van Christus en het wordt ook geïdentificeerd. Het draagt identificaties. Jezus identificeerde Zich.
19 En nu gaan we vanmiddag spreken over identificaties in het karakter van de Bijbel. Wij gaan onze huidige toestand identificeren en wel met karakters uit de Bijbel van de andere tijdperken.
20 Welnu, soms vragen we ons af hoe wij eruit zouden zien als wij proberen in de spiegel te kijken om te zien hoe we eruit zien. Het doet me denken aan een klein verhaal dat ik eens hoorde over een familie die helemaal ginds in Kentucky woonde, waar ik vandaan kom, ver in het bergland, waar er...
21 Welnu, mijn grootmoeder is honderdtien jaar oud geworden en zij heeft nog nooit een auto gezien, behalve één! En om die te brengen vanaf een oud pad naar waar ik de mijne heenbracht, duurde het bijna acht uur om vier mijl af te leggen; ik legde houtblokken in de kreek, en dergelijke, om hem eroverheen te krijgen. Zij had nog nooit een trein, of iets dat zo oud was, gezien. Toen zij stierf, jaren geleden, herinnerde zij zich de sluipmoord op President Lincoln en leefde honderdtien jaar.
22 En ik denk dat ze in heel haar leven nog geen drie of vier paar schoenen heeft gehad. En ik kan nu nog de kleine, oude sporen, als van een wasberenspoor zien opklimmen naar de bron tijdens een ochtend voor het aanbreken van de dag; met een grote, oude, cederhouten emmer met beugels, beslagen met koperen ringen, om water te halen, ermee terug te komen en eten te gaan koken. Ze zat daar, haar kleine voeten, met diepe barsten die bloedden, uitgestrekt voor een oude, open haard.
23 Maar toen zij stierf, sloeg ze haar armen om mij heen, ik hield haar in mijn armen en huilde, terwijl ik zo voor haar bad. De laatste woorden die ik haar hoorde zeggen, waren: "God zegene jouw kleine ziel nu en voor eeuwig." Ik was toen nog maar een jongen. Maar zij kende Christus als haar Redder, maar zij hadden niet zoveel van de wereldse goederen.
24 Dus laat dit verhaal zien, dat deze mensen zich nooit een spiegel konden veroorloven. Zij hadden er geen en de vader had maar een stukje van een spiegel op de boom bevestigd om zich buiten te scheren. Zij hadden een kleine jongen en hij had... wel, hij was nooit in staat geweest om zo hoog bij dit kleine stukje spiegel te komen om zichzelf te zien. Zo kwam hij in de stad op bezoek bij een van zijn moeders zusters, die een man had getrouwd die naar Indiana gekomen was, en sindsdien woonden zij daar. Dus hadden zij een huis met allemaal...
25 Het was gebruikelijk dat het ouderwetse huis soms een levensgrote spiegel op de deur had, wanneer men de slaapkamer betrad. Ik weet niet of iemand van jullie zich die oude deuren herinnert, die een spiegel hadden die de hele deur bedekte.
26 De kleine jongen kwam dus in zijn tantes huis en hij rende rond zoals iedere kleine jongen zou doen en zij hielden hem in de gaten. En hij... hij begon de trap op te lopen. En zodoende, aan het einde van de trap toen hij de laatste trede bereikte, zag hij een ander jongetje verschijnen. Hij stopte en keek naar het jongetje. Natuurlijk was het... Hij zwaaide naar hem en hij zwaaide naar hem terug. Hij bleef steeds dichterbij komen en hield het jongetje in het oog. Toen stak hij zijn hand uit. Hij keek om zich heen. Zijn ouders sloegen hem gade, daar hij nooit eerder een spiegel had gezien. "O, dat ben ik!", zei hij.
27 Dus vraag ik me vandaag af, of wij niet in de Bijbel zouden kunnen kijken en zeggen: "Dat ben ik!", als wij benieuwd zijn wie het is, op welk karakter in de Bijbel wij lijken.
Laten we dat nu als een kleine tekst nemen en er even bij stilstaan. En terwijl we in Gods Woord kijken, laten we ons dan identificeren, want daarin geeft Hij anderen tot voorbeeld van wat wij zijn. Bedenk nu, dat God Zijn Geest neemt... of Zijn man wegneemt, maar nooit Zijn Geest; Satan neemt zijn man weg, maar nooit zijn geest. Laat ons dus zien of wij onze huidige staat nu kunnen identificeren met karakters uit de Bijbel. Nu, dezen, de Bijbel heeft gezegd: "Al deze dingen gebeurden ginds in die dagen tot voorbeelden voor ons." Het zijn onze voorbeelden.
28 Ons karakter vormt ons tot het beeld van wat wij zijn, ons karakter van leven dat in ons is.
29 Neem nu een kleine kiem van leven. Als het een kiem van een vogel is, zal het een vogel voortbrengen. Is het een kiem van een... van tarwe, dan zal het tarwe voortbrengen. Een kiem van maïs brengt maïs voort. Ziet u, het leven dat erin zit, vormt het karakter ervan.
30 Dan zien we hetzelfde als bij een leven van kanker. Ziet u, een kiem, een kankerkiem vormt een kanker. Het is een kwaadaardig leven. Een leven van een tumor zou een tumor vormen en zo verder.
31 Ziet u, wij, onze karakters worden gevormd door wat bij ons aan de binnenkant zit, en onze buitenkant drukt alleen uit wat er aan de binnenkant zit. Wat wij zijn, hoe wij wandelen, het geeft niet wat we zeggen, ons leven spreekt luider dan onze woorden.
Als wij zouden zeggen: "Ik ben een gelovige in God."
En ik zou zeggen: "Goed, gelooft u heel de Bijbel?"
32 "Tja, dat weet ik niet." Dan spreken uw... uw lippen, ziet u, uw leven spreekt dan luider dan wat uw woorden konden zijn.
33 Als u zegt: "Ik ben een Christen. Ik geloof niet in het doen van... en ik geloof dat al wat God gezegd heeft de Waarheid is", en daarna dan elk soort van leven leeft? Uw leven, ziet u, spreekt dan luider dan uw getuigenis.
34 En weet u, dat is één van de grootste hindernissen die de gemeente van God heeft. De dranksmokkelaar, de gokker, die mensen zijn... wij allen weten welke weg er vóór hen staat en zij weten het zelf ook. Maar de kerel die belijdt een Christen te zijn, de vrouw die belijdt een Christin te zijn en dan iets anders leeft, dat is het grootste struikelblok voor de buitenwereld, dat er waar ook ter wereld is. Een persoon die wordt verondersteld een Christen te zijn en dan iets anders leeft dan dát, is erger dan wat de wereld ook maar kan produceren. Liegen, stelen, bedriegen en dingen doen die hij niet behoorde te doen; het is een schande op zijn getuigenis wanneer u mensen neemt die daar deze dingen doen. En ons karakter wordt erin gevormd door het leven dat in ons is.
35 Welnu, wij zeggen altijd: "Jezus kwam om te redden wat verloren was." Dat is wat Hij deed. En nu moest er iets zijn om dat verlorene te redden. Dus moest het een ander karakter zijn dan hetgeen verloren was. Zo zien wij dan, toen God neerkeek op deze schepping van Hem, die Hij gemaakt had, op de... Zijn... de karakters van deze aarde; dat Zijn liefdevolle karakter, Hijzelf, in de Persoon van Jezus Christus werd gevormd om de Redder van de wereld te zijn. Hij... Dit werd gedaan opdat Hij de doodstraf voor ons betalen kon en ons kon verlossen. Zeker vervulde het Johannes 3:16, ziet u, dat 'God', geen andere persoon, het kon doen. Jezus kon niemand anders zijn. Er zou nergens een ander karakter zijn die zo'n Persoon als Jezus Christus had kunnen voortbrengen dan God Zelf.
36 Welnu, er was niets in de hemel dat het gedaan zou kunnen hebben. Weet u, Johannes keek daar in het Boek, de Bijbel. We zien dat hij zag dat daar niemand op aarde waardig was het Boek te nemen, het Boek van verlossing; en er was niemand in de hemel waardig. Niemand die beneden de aarde was, of nergens, was in staat of waardig het Boek te nemen, de zegels te verbreken of er zelfs naar te kijken. En hij weende, want in dit Boek was het Boek van verlossing, zijn eigen naam was daarin en niemand was waardig.
37 Toen zei één van de oudsten: "Vrees niet, want de Leeuw van de stam van Juda heeft gezegevierd en Hij is waardig."
38 Toen keek Johannes om een Leeuw te zien en hij zag een Lam en het moet een geslacht Lam zijn geweest. Het was een bloedig Lam. Hij zei dat het vol bloed zat, want: "Het was een Lam dat was geslacht." En een geslacht lam is natuurlijk bloedig. "En was geslacht sinds de grondlegging der wereld. Hij kwam en nam het Boek." Er was niemand anders die het kon doen.
39 Omdat, als u iets dergelijks als een dolikzaad in de grond plant... Elk van u, Arkansassers, weet wat een dolik is. Als u dat in de grond stopt, kunt u er geen maïsoogst van verwachten. Nee, dat kunt u niet. Dus als u een dolikzaad nam en het kruiste met doornappel, zou u nog steeds niets hebben. Begrijpt u? En daarin zit geen karakter dan wat hetzelfde karakter zou voortbrengen, ziet u. Kwaad met kwaad.
40 Dus was er iets nodig wat niet kwaad was, wat een karakter kon voortbrengen zoals Jezus Christus. En het was God Die neerkeek op Zijn schepping, op Zijn eigen liefdevol karakter en dat verloren te zien, nochtans geschapen in Zijn beeltenis voor Zijn glorie! Toen Hij dat verloren zag, projecteerde Zijn eigen liefde Jezus Christus. "Alzo lief had God de wereld, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf." Dat was God Die Zichzelf manifesteerde, geen andere persoon, maar Zichzelf in een lichaamsvorm om te verlossen wat verloren was. Geen wonder, wat droevig moet dat zijn geweest, toen God naar de aarde keek en het Hem bedroefde dat Hij ooit de mens had geschapen.
41 Op een keer was ik met mijn kleine meid aan de hand in de dierentuin in Cincinnati. En we liepen zo rond naar de dieren te kijken toen ik een groot lawaai hoorde beneden bij de kooien waar de dieren zoals wolven, tijgers, enzovoort waren. Ik liep erheen en daar was een reusachtige, grote kooi, o, misschien wel zo hoog als dit plafond. En zij hadden pas een arend gekregen, o, enige weken daarvoor uit een... en hem in gevangenschap gezet. Ik heb nog nooit zo met die arme knaap te doen gehad. En hij wilde terug... Het is een grote vogel en hier was hij helemaal ingekooid door een zeker iets wat de mens had gewrocht, hem met iets in de val gelokt en in een kooi gestopt.
42 Deze grote knaap bloedde aan zijn kop, deze grote, kale arend met zijn reusachtige, witte kop en zijn vleugels, alle veren waren eraf geslagen en zo. En de arme, oude kerel lag op zijn rug; zijn ogen keken vermoeid om zich heen. Hij was opgestaan, liep naar de andere kant van de kooi terug en keek omhoog naar de hemel. Daar kwam hij vandaan.
43 Hij is een hemelse vogel. Niets kan hem volgen. Een havik zou uiteen vallen als hij zou proberen hem te volgen. Niets kan die arend volgen. En hij gaat zo hoog, zijn ogen zijn net zo geweldig als zijn hoogte; hij kan zien wat hij doet wanneer hij daarboven is. Wat voor nut heeft het om daar naar boven te gaan als je niet weet wat je aan het doen bent?
44 Dus God vergelijkt Zijn profeten met arenden, die dingen voorzien vóórdat ze gebeuren.
45 En ik bemerkte dat hij bloedde en hij lag op zijn rug en keek zo omhoog. Daar behoorde hij. Maar de mens had hem gekooid. Ik dacht: "Wat een jammerlijke aanblik!" Hij zou teruggaan en opvliegen, die grote vlerken uitklappen en maar weer zijn kop tegen die tralies stoten om weer op de grond terug te vallen. Lag daar, vermoeid en keek zo om zich heen; keek in de hemelen waar hij daarboven eens vrij was, en nu in een kooi.
46 Ik stond daar en huilde. Ik wenste dat ze de zaak aan mij verkocht hadden. Ik zou hem hebben losgelaten. Om iets in een kooi opgesloten te zien! Als dat een man laat huilen, die houdt van de buitenlucht zoals ik ervan houd; als dat een man laat huilen bij het kijken daarnaar! En het was een meelijwekkend gezicht.
47 Maar, o, laat me u een meelijwekkender aanblik tonen: mannen en vrouwen te zien die in het beeld van God geschapen waren om Zijn karakter te dragen, nochtans verwikkeld in zaken en omsloten door de strikken van de wereld. Een prachtige jongedame door de straat te zien gaan, zo'n knappe vrouw, haar mooie haar helemaal afgeknipt; haar gezicht te zien met, met... Een mooi gevormd gezicht, bedekt met zoveel verf, dat je gewoon niet kunt vertellen hoe ze eruit ziet. Het ziet eruit of ze kanker heeft, met blauw onder haar ogen, en... en ogen als een hagedis of een wolf, of iets dergelijks. Om haar te zien met kleding aan waarin zij zichzelf niet eens in haar slaapkamer, met gesloten deuren, zou moeten bevinden; met dit aan, zich buiten op straat zo tentoon te stellen! En zonen van God, die behoorden in te zien dat dit hun zuster is, buiten op straat te zien fluiten om te proberen haar op te pikken en haar uit te nemen, met slechte bedoelingen. Dat is een bedroevend gezicht om te zien dat Satan het menselijke ras heeft gekooid.
48 Niets kon het redden dan een karakter dat boven dit alles uit kon stijgen. Dat dat... het had zelf niets, en dat moest komen vanuit die zuivere fontein van de almachtige God.
49 Deze aardige, kleine dame, die een echte, kleine koningin zou kunnen zijn voor een kleine, vermoeide prediker. Die, als hij thuiskomt, hem op haar schoot neemt, haar armen om hem heen slaat en hem tot rust kan brengen; er is niets wat die plaats zal innemen. Dat is een deel van een man. Er is geen hand die u kan aanraken wanneer u vermoeid en uitgeput bent, behalve die van een werkelijk liefhebbende, tedere vrouw, die begrijpt. Een man weet dat.
50 En haar zo buiten te zien! Zij zit in een kooi waarin Hollywood haar geplaatst heeft. En menigmaal beweren die vrouwen Christenen te zijn, ze zingen in koren, maar helemaal met een geest bevangen, zodat zij niet kunnen zien. Het helpt niet om te proberen hen erop te wijzen, het schijnt of het alleen maar steeds erger wordt. Ziet u? Daar zijn ze, een moderne Izebel, die daar op straat loopt. En ze zeggen: "Ik geef u te verstaan dat ik tot dit behoor en ik..." Ziet u, nog steeds heeft dat ding waartoe zij behoort haar afgesneden van de bron des levens. Wanneer zij geboren werd om een kleine koningin voor een zekere man te zijn, of een man die geboren werd om een... een zoon van God te zijn en dan te bedenken wat er met hen gebeurd is, o, het is iets vreselijks!
51 Toen kwam God neer, ziet u, en het karakter van God was Christus. Hij, Hij was de weerkaatsing. Hij was God, zichtbaar gemaakt. Merk op, God zichtbaar gemaakt.
52 "In den beginne was God." Hij was toen zelfs geen God. Nee. God is een 'voorwerp van aanbidding'. 'De Eeuwige' was het enige wat Hij was. En in Hem waren attributen en die attributen waren gedachten. En die gedachten werden uitgedrukt in woorden en Woord werd gemanifesteerd.
53 Wat is het? Het is allemaal God, Die tastbaar wordt, en u bent een deel van God. En Jezus kwam om diegenen te verlossen die gezet waren op het levensboek van het Lam, vóór de grondlegging der wereld. Het was in Gods gedachten en dát kwam Hij verlossen. En diegenen, zodra het hen treft, zien het, omdat het leven daarin is.
54 Maar als het leven er niet in zit, wat kunnen zij dan doen? Zie? Zij zien het niet. Zij zullen het nooit zien. Zie?
55 En de hele zaak, zoals Jezus zei: "In die dag zult u weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij; Ik in u en u in Mij." De hele zaak is God, Die lichamelijk wordt. Zoals een echtgenoot en vrouw één worden, samen, worden God en Zijn gemeente één.
56 Welnu, er was iets voor nodig om deze gevallen vrouw te verlossen, welke in Eva was getypeerd toen zij viel. "Adam was niet verleid maar de vrouw die misleid werd, was in overtreding." Adam wist dat hij verkeerd deed; zij niet. Daarom...
57 Ik ben niet bezig uw gevoelens te kwetsen, maar u weet dat ik altijd mijn standpunt heb ingenomen. Ik ben het niet eens met vrouwenpredikers, omdat het zo niet wordt verondersteld te zijn. Zij is het zwakkere vat, ziet u. Wij zien nu dat deze vrouw verleid werd door een zeker iemand die het Woord voor haar citeerde en het net een klein beetje miste en dat veroorzaakte heel de last. Daarom zei Paulus: "Laat haar in de gemeente zwijgen, sta haar niet toe om te spreken", enzovoort. Let op.
58 Toch, ziet u, is dit alles om het door een type te demonstreren, zoals de hele Bijbel doet. God Die Zich verenigen gaat met een verloste vrouw, een bruid, die God in Zijn gedachten had, nog voor de grondlegging der wereld. Dat waren de attributen van God die tentoon worden gespreid. En om nu een karakter te scheppen dat deze vrouw kon verlossen, moest het iets zijn wat groter was dan zij om haar te verlossen. En hebt u ooit bemerkt... Ik... ik... dit is misschien...
59 Nu, zoals sommige van mijn Arminiaanse broeders zijn – een leerstelling die wetgevend is – niet zouden instemmen; excuseer mij echter even voor een ogenblik. Ik zou dit wel mogen projecteren. Als Hij de Verlosser is... Ik zeg dit nu niet om te kwetsen, of verschillend te zijn; ik predik geen leerstelling, maar laat me u iets vragen.
60 Als Hij een Verlosser is, en verlossing betekent 'oppakken wat gevallen is', komt Hij om terug te verlossen tot een plaats waar het in den beginne was, dus niemand zal opgepakt worden dan degenen die in den beginne in Zijn gedachten waren. Hij kwam niet om dit kanonnenvoer te redden, dat wij om ons heen zien en dat beweert Christenen te zijn. Maar wat Hij kwam verlossen, dat was in den beginne in Gods gedachten. Dat andere is alleen iets wat eromheen wordt gezet om het standbeeld te tonen. Ziet u? Het is alleen... het is een... het is een tuin, een bloementuin, wat zijn deel speelt. Maar het beeld is wat u wilt zien, het beeld van Christus, dat God was Die naar de aarde werd geprojecteerd in de vorm van een Man. Amen! Dat is het beeld dat u wilt zien. Dat is Degene. Dat andere zijn alleen maar opmaakdelen, ziet u.
61 Welnu, dit reflecteerde Zijn liefhebbend, edel karakter; God gereflecteerd in een Man, Christus genaamd. Hij was de Enige Die dit kon doen. Geen ander karakter in de hemel kon dit doen dan God, ziet u. Hij was de zondeloze natuur. Hij was het Woord, zondeloze natuur van God. Hij was het Woord uitgedrukt. En dat Woord was het begin.
62 En als u in het levensboek van het Lam staat, was u Gods uitdrukking van Zijn gedachte. Hij heeft u en uw verlangen gezien vóórdat er zelfs een atoom of iets anders was en u bent Zijn gedachte die Woord is gemaakt en is uitgedrukt in wat u nu bent. Amen! Dat is God in u, die Christus vandaag weerkaatst. Begrijpt u wat ik bedoel?
63 Nu hoop ik dat het met niets botst, ziet u, en ik zou niets tegenstrijdigs willen zeggen met wat u onderwezen is.
64 Maar alleen zodat u zou begrijpen wat ik probeer hier naar voren te brengen, een weerkaatsing, u moet geïdentificeerd worden. En als u dat bent, en u in Gods gedachten was in den beginne, ziet u, en Zijn weerkaatsing hier op aarde, dan zult u ook getuigenis afleggen van het hemelse; zoals Hij ook getuigenis gaf van het hemelse. En toen Hij uit het graf opstond en Hem een lichaam werd gegeven, zullen wij, wanneer wij opstaan, een lichaam hebben zoals Zijn eigen verheerlijkt lichaam.
65 De opstanding is zeker. Het is een garantie en wij hebben nu het onderpand ervan, als de Heilige Geest binnenkomt en ons identificeert als Gods verloste persoon. Amen! Wanneer u de Heilige Geest ontvangt, bent u verzegeld tot de reis voorbij is. Dat is uw teken dat u vasthoudt, dat toont dat uw prijs is betaald. U bent een verlost karakter. Satan heeft niets met u te maken, maar dan ook niets! Neem uw teken en toon hem: "Mijn genezing is betaald. Ook mijn reis naar de heerlijkheid!"
66 Een teken is wat u gebruikt om met een bus te reizen of met een vliegtuig. Uw kaartje is uw teken. Ziet u?
67 Neem uw teken; u bent verlost; de zegening, de Heilige Geest. En als Satan probeert iets op u te duwen, laat Dit maar zien. Dat is uw identificatie. Amen. U bent geïdentificeerd in de opstanding van Christus. U bent geïdentificeerd in Zijn dood wanneer u sterft; u bent geïdentificeerd in Zijn opstanding. En daardoor maakt het u bekend, dat u bij Hem was vóór de grondlegging der wereld, daar u verlost bent, wat 'teruggebracht' betekent. "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal komen en niemand kan komen tenzij Hij, de Vader, het gegeven heeft", ziet u, "in den beginne."
68 Let nu op. Hij was zondig... zondeloos, om een plaats van de zonde in te nemen, het tegengif. Hij was zonder zonde opdat Hij zondaren zou mogen verlossen. God werd uitgedrukt in Hem en identificeerde Zich totaal in Hem. Merk nu op.
69 U zegt: "Broeder Branham, zei u: 'God identificeerde Zich'?" Dat deed Hij.
70 In het Evangelie van Johannes 1:1 staat: "In den beginne was het Woord en het Woord was met God." Een woord moet eerst een gedachte zijn voordat het een woord is, daar het woord een uitgedrukte gedachte is. "In den beginne was het Woord en het Woord was met God en het Woord was God", ziet u, "was God. En het Woord, het Woord, werd vleesgemaakt en woonde onder ons."
71 Hoe geïdentificeerd? Kijk naar Hebreeën 4: "Het Woord van God is scherper, krachtiger dan een tweesnijdend zwaard, snijdt vaneen", snijdt in twee richtingen, "snijdt vaneen, en is een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart." En wanneer Hij dat deed, werden de profeten op die manier geïdentificeerd, omdat God dan sprak en hun vertelde wat er verkeerd was en wat er aan de hand was. Begrijpt u? Dat is de identificatie van het Woord van het uur, dat gemanifesteerd wordt.
72 Hij was de volheid van Gods Woord, want Hij was de volheid van de Godheid lichamelijk. Hij was God in menselijke vorm en er was God voor nodig om zo'n karakter als dit uit te drukken. En toen moest dat lieflijke leven van Hem worden weggenomen zodat Hij diegenen kon redden, die Gods voorkennis in den beginne zag, wat Zijn gedachten waren van u en mij. Jezus kwam om dat te doen; Zijn perfect leven moest geofferd worden om die persoon te verlossen. Dan, als dat gebeurt, en u was in den beginne met God in Zijn gedachten, hoe kunt u dan ontkennen dat Zijn Woord de Waarheid is, wanneer u een deel van Zijn Woord bent? Amen. Zeker. Volkomen betuigd, daar zou geen vergissing over kunnen zijn. Hij zei: "Ik ben het niet Die de werken doet, het is Mijn Vader Die in Mij woont."
73 Nu ontdekken wij dat in de grote verwarring van de dag mensen een begrip van God hebben, "God in drie personen?" God, het zijn drie attributen van God, als drie ambten. God boven ons, daarboven in de Heilige Geest, in een Vuurkolom; God Die vlees werd gemaakt en onder ons woonde als een Man, Die wij konden aanraken en met Wie wij konden omgaan; nu God in de gemeente. God boven u; God met u; God in u. Dezelfde God, ziet u, in drie verschillende manifestaties, maar steeds dezelfde God.
74 Let op, om niet verkeerd begrepen te worden. Zijn zondeloze natuur drukte Gods Woord uit. En de enige manier waarop u ooit in staat bent Gods Woord uit te drukken, is dat u het gelooft en erop toeziet dat het pal achter u werkt; u zult die zondeloze natuur die van God komt moeten hebben. Nog vóór de grondlegging van de wereld werd u bij Hem erkend. Voordat het Woord Zich ooit door u kan uitdrukken, vereist het een zondeloze natuur om dat te doen.
75 Zozeer, totdat Hij het Woord ten volle was. Het Woord van God vloeide zo onbelemmerd door Hem heen dat Hij zelfs een Woord kon spreken en het zou scheppen. Ziet u, dat toonde Wie Hij was. Wie kan scheppen, dan God? God is de enige Schepper Die er is. En Hij was in zo'n perfecte harmonie; Hij en het Woord waren zo volmaakt samen, dat Hij schiep, Hij heeft het zelfs gedaan, daar Hij en het Woord één waren.
76 Geen andere natuur kon dit doen. Geen andere natuur kon het. Geen karakter, niets in de hemelen, niets anders kon dat doen dan Hij, want Hij was het begin van dat karakter, Redder! De engel was niet als een redder geboren; hij werd geschapen tot een wezen om God te aanbidden, niet een redder. Maar in God was een Redder. Een gewone man, geboren uit een gewone vrouw, kon geen redder zijn, omdat zijn natuur vleselijk is. Maar God Zelf was daarvoor nodig! Amen. Ik hoop dat u het ziet. Kijk, dat was de uitdrukking, om zo'n karakter te manifesteren. Want anderen waren gevallen karakters, niets kon redden. Engelen waren voor zoiets niet geschapen. De mens was een gevallen karakter. Kijk, hoe kon deze man...
77 Kijk, om te tonen dat het degenen waren waaraan Hij dacht; Zijn gedachten zijn de Christenen van vandaag, de gedachten van vóór de grondlegging der wereld. Bedenk nu; "De mens, toen hij in zonde geboren werd, in ongerechtigheid geschapen, komt leugensprekend in de wereld." Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Er zit helemaal niets in hem. Dus, ziet u, als hij in Gods gedachten was, wanneer hij naar de aarde komt, is hij gekomen (in Gods gedachten in den beginne) om Zijn attribuut tentoon te spreiden. Volgt u mij? ["Amen."] Toen kwam Jezus om de wolken weg te breken, zodat dat attribuut zich kon vertonen. Amen. Zo is het. Hij is Gods uitgedrukte Woord. Welnu, niets anders kon worden gemanifesteerd; andere karakters waren allen gevallen. Dan, ziet u, waarvoor kwam Jezus; om die karakters terug te brengen? Nee, nee, zij waren in zonde geboren, geschapen in ongerechtigheid.
78 Hij kwam als een Verlosser. En iets verlossen betekent 'het terugbrengen'. Amen. [Broeder Branham tikt twee keer op de preekstoel. – Vert] Het terugbrengen! Het was Gods gedachte, u! Denk eens in! Kleine u, kleine mij; niemand in de wereld kon mijn plaats innemen, niemand kan die van u innemen. U, die een Christen bent, gevuld met de Geest, God zag u nog voor de grondlegging der wereld en kende elk kenmerk dat u hebt, ziet u, en Jezus kwam om u terug te brengen. Daarvoor was Jezus hier, de Verlosser, het menselijk lichaam, om u terug te brengen. Dat moest komen om een mens te zijn als Verlosser, om Zijn attributen als Redder tentoon te spreiden; kwam om u te verlossen en u terug te brengen vanwaar u gekomen bent. U was...
79 Wanneer u eeuwig leven ontvangt, is er slechts één vorm van eeuwig leven. Dat is het Griekse woord Zoë. Is dat juist, broeder? [De broeder zegt: "Ja." – Vert]Zoë, 'Gods eigen leven'. Dus u, die een zoon bent, wordt een deel van dat leven. Dus het leven dat in u is, begon nooit en het kan nooit eindigen. Denk eens in. Het kan niet eindigen, omdat alles wat eeuwig is nooit begon. Het leven in u is nooit begonnen als u eeuwig leven hebt. En dat is God, want u was in Zijn gedachten vanaf de eeuwigheid, en nu wordt het hier uitgedrukt in een menselijk wezen voor Zijn glorie. Jezus kwam om dat te verlossen; Hij, Die de Zoon was, de volheid van God, moest komen en dat worden. Het zondeloze karakter van God deed dat, zodat Hij deze andere gedachten, die tot Hem zouden komen om een vrouw te vormen, mocht verlossen. Ziet u wat ik bedoel? O, het is een glorieus verhaal! We zijn niet... behoorden er toch eigenlijk niet op door te gaan. Laten we verder gaan. In orde.
80 Let op, 'geschapen'. God, God vloeide door Hem zoals de wind door een gebouw waait, of het water door een beek stroomt, zo waren Hij en het Woord één. Geen ander karakter kon het doen, want Hij was de Enige Die geboren werd zonder vleselijkheid. Heel de rest met seksueel verlangen, vleselijk. Hij werd zonder seksueel verlangen geboren. Hij was de maagdelijk Geborene.
81 God identificeerde Zich zoals wij zijn. Hij nam Zijn aard, wat Hij was, Zijn karaktertrek als God en spreidde Zijn tent hier beneden uit en werd mens. Hij schiep Zich een tent, een lichaam om in te wonen en dat lichaam is bekend als Jezus. God woonde in Christus. Begrijpt u? Hij werd menselijk om ons te redden; en Hij nam de onze op Zich, onze vorm, zodat Hij Zijn karakter in ons zou kunnen vormen.
82 En Zijn karakter was dat Hij alles deed wat God behaagde en Hij bleef bij het Woord. Dat verlangde Hij voor ons, dat wij staan zouden met Gods Woord, onze plaats vinden en dan weten waar wij waren. Blijven bij Zijn Woord! En denk eraan dat wij worden uitgenodigd om ons karakter naar het Zijne te vormen. Nu gaan we uitvinden wat we gedaan hebben. Ons karakter vormen naar het Zijne door Zijn eigen Geest. Dan zijn wij door Hem zonen van God, precies wat ik heb uitgedrukt met het hebben van Zijn gedachten in ons, om ons karakter naar het Zijne, naar Zijn gedachten, te vormen. "Laat de gezindheid die in Christus was in u zijn." Als die gezindheid in u is, dan, ziet u...
83 Hij deed alleen wat God behaagde. Hij wist Wie Hij was. Hij kwam, de Zoon van God. Hij wist dat Hij die plaats moest innemen. Zijn karakter moest op die manier zijn. En dan, toen Hij deze plaats had ingenomen wist Hij wat van de Messias vereist werd en steeds zocht Hij God om die dingen te doen en deed niets tenzij de Vader het Hem toonde.
84 Nu, als u uw plaats vindt, zuster, laat me u niet kwetsen, of broeder, maar u zult uw plaats vinden in het Woord, als een Christen. Niet wat de geloofsbelijdenis zei; dat zit hier beneden in dat gevallen kanonnenvoer, dat vernietigd gaat worden. Kijk, u vindt uw plaats als Christen, omdat uw karakter wordt gekneed, zoals dat van Christus. U bent Zoë, evenals Hij Zoë was. Als dan de Bijbel zei: "Een vrouw moet haar haar niet knippen", hoe kunt u het dan doen? Het zegt: "Een man is de regeerder van het huis", hoe kunt u, vrouwen, dit zijn? Wat is er met u, mannen, aan de hand, die zonen van God bent? Zie? Kijk, u vindt uw plaats niet. Begrijpt u? Let nu op. U wordt uitgenodigd te komen en Zijn karakter te nemen. Door Zijn karakter in u te hebben, kneedt het u tot dezelfde gezindheid die Hij had en Zijn gezindheid was altijd te doen wat de Vader Hem had verordineerd te doen.
85 Hij zei: "Doorzoek de Schriften. Zij getuigen van Mij." Met andere woorden: "Als Ik niet precies doe wat de Schrift zei dat Ik moet doen, toon Mij dan waar."
86 Wat als God vandaag op het podium stond en zei: "Wat wordt er van een Christen vereist?" Waar zouden we dan allen zijn? Het karakter drukt zich niet uit, ziet u.
87 Zijn gezindheid was met het Woord van de Vader te blijven staan. Hun gezindheid was om... Dezelfde gezindheid die in hen was, zou in ons zijn. En als Zijn gedachte in ons is, zullen wij doen zoals Hij deed. Als Zijn karakter in ons is, zullen wij zijn zoals Hij. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] We weten dat alle profeten dat hadden. Wij behandelden en namen Noach, hoe hij deed in zijn dag; Mozes, hoe hij deed in zijn dag; Daniël in zijn dag; de Hebreeuwse kinderen, enzovoort.
88 Het Woord vormt Gods karakter in ons, en alles wat men geprobeerd heeft te mengen met dat karakter, verbreekt de pasvorm. Je kunt geloofsbelijdenis niet met Woord mengen. Je kunt de wereld niet met het Woord vermengen. Jezus zei: "Je kunt niet God dienen en de Mammon." Mammon betekent 'de wereld'. Je kunt zo niet zijn; het een of het ander. "Als u de wereld liefhebt, of de dingen van de wereld, dan is de liefde van God zelfs niet in u." Is dat waar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dan ziet u dat u het niet kunt vermengen.
89 Je kunt olie en water niet vermengen. Het zal gewoon niet mengen. Je kunt het door elkaar schudden, doen wat je wilt, het zal niet mengen.
90 Zo zal uw karakter zich niet mengen met de wereld, als u gekneed bent in de vorm van God, door de gezindheid die in Christus was in u te laten zijn. Dat is de controletoren, de besturing.
91 Laten we nu in Gods spiegel, Zijn Woord, kijken; en ons huidige karakter identificeren met een Bijbels karakter. En we zullen nu binnen enkele minuten gaan sluiten. Onszelf identificeren. Dit is nu de spiegel, waar u wilt doen zoals het jongetje deed: erin kijken. Laten we hierin kijken en zien of wij onszelf weerkaatst kunnen zien in een Bijbels karakter. Zien wat zij in bepaalde omstandigheden deden en wat wij nu doen. Volg me nu nauwkeurig en kijk wat uw huidige karakter als Christen is.
92 Nu kunt u oordelen. Dat zal niet maken dat iemand u oordeelt; u oordeelt uzelf, ziet u. Niemand oordeelt u. Ik geef geen oordeel door. Maar laat ons gewoon weerkaatsen, zien hoe het reflecteert van enkele karakters uit de Bijbel, wanneer wij hen aanhalen en zien wat uw karakter is op dit huidige moment. Let nu op, het Woord schept een karakter, dat weten we. Nu kijken we in Zijn spiegel en identificeren ons door een persoon uit de Bijbel.
93 Als u in de dagen van Noach leefde en in uw huidige karakter was... Als u mij begrijpt, zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Als u leefde in de dagen van Noach en in uw huidige karakter, aan welke kant zou u dan staan? Wees voorzichtig, zie. In uw huidige karakter; denk nu aan wat u bent. Wanneer de groepen... Met welke groep zou u vereenzelvigd worden, als uw huidige karakter in de dagen van Noach zou hebben geleefd? Zou u met de profeet en Gods betuigde Woord zijn geweest, gestaan hebben in de minderheid, de kleine groep, of met de populaire mening van het volk van die dag? Welk karakter?
94 Zou u tot de kerken, en dergelijke, behoord hebben, die gekheid maakten over die profeet daar? Zou u met een groep meegelopen zijn die daarheen ging en zei: "Wel, ik heb niets tegen die oude man; misschien heeft hij gelijk", of zou u daar met hem erop los gepekt hebben? Denk nu aan uw karakter. Wat zou u hebben gedaan wanneer alles ertegen was?
95 Bedenk dat de wereld de profeet en zijn boodschap bekritiseerde, en dat alles door de wereld werd bekritiseerd. Alle kerken bekritiseerden hem. Heel de wetenschap zei: "De man is gek." Zoals men van Jezus zei, omtrent het vlees eten en Zijn bloed drinken, ze zeiden: "De Man is een kannibaal. Hij is een vampier." Zie? Dus ziet u waar de verstandige – wat wij noemen de verstandige mensen in de wereld, de wetenschapsmensen – staan?
96 Wist u, wanneer u meer opleiding en meer cultuur krijgt, wist u dat het u aan die zijde brengt? Het plaatst u aan de kant van de duivel. Dat zei de Bijbel: "De kinderen der duisternis zijn wijzer dan die van het licht."
97 Kijk naar de zonen van Kaïn, zij allen werden geleerden, handelaren in gebouwen en maakten grote vooruitgang. Maar de zonen van Seth waren allen nederig, boer, schaapherder. Is dat waar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Van ouds, roemrijke mannen, zoals het was in de dagen van Noach, hoe zij bouwden en fabriceerden en de piramides bouwden, enzovoort, geleerden. Let nu heel goed op, zie. Deze mensen bekritiseerden de boodschap van deze man, hoewel hij het bewijs van God bij zich droeg.
98 Of wat als u in de dagen van Elia had geleefd; Elia, die toen in die dag de voorganger was? En Izebel had vijfentwintighonderd jaar geleden, toen Hollywood was gestart, met al haar verf en modes, alle dochters van Israël zover gekregen dat zij hetzelfde deden. Daar verhief zich één oude man en die beukte ertegen! En alle priesters zeiden: "O, ach, die ouwe kerel, laat hem maar, hij komt wel gauw een keer aan zijn eind. Het heeft niets te betekenen. En hij, onze fijne koning, die net zo gekleed gaat als wij en de mooiste kleding heeft en het best gevoede volk, en alles, wat maakt het nu uit of u dit, dat of wat anders doet? Wat voor verschil maakt het?" Het waren de voorgangers die dit zeiden.
99 Maar daar stond één man, alleen, met ZO SPREEKT DE HEER.
100 Nu, in uw huidige karakter, waar zou u toen worden geplaatst? Kijk nu in de Spiegel, dan zult u, wanneer u naar huis gaat, gaan zien waar u staat. Zie? Ziet u? In welke stand zou uw huidige toestand nu, u op die dag plaatsen? Zou u meegegaan zijn met de moderne gedachte, de denominatie, het teken, de kerel, "O wel, we zijn allemaal met elkaar getrouwd?" O zeker, iedere nieuwe maan aanbaden zij allemaal Jehova en zij schreeuwden en zij dronken het water uit de bron en prezen de God des hemels Die hen uitleidde en al dergelijke dingen, maar zij zijn miljoenen mijlen van de weg geraakt. Waar zou uw huidige, christelijke ervaring u plaatsen in Elia's tijd? Waar zou u worden geïdentificeerd? Welke kant zou u dan gekozen hebben?
101 Of, toen Mozes Israël uitleidde; erheen ging als een betuigd profeet, met het Woord dat God aan Abraham de profeet had beloofd dat zou geschieden; en Mozes ging erheen en deed alle tekenen die God hem vertelde te doen. Luister nu aandachtig, we gaan zo meteen sluiten. Leidde die kinderen uit en kwam in de woestijn, de boodschap, zoals u, Pinkstermensen, vijftig jaar geleden de denominatie verliet, en zij staken daar de grens over en daar stond een man op, die zei: "Een ogenblikje, laten we hier een organisatie uit vormen", een man, Dathan genaamd. "Mozes, u denkt dat u de enige bent, u denkt dat u onder ons de enige heilige man bent. We hebben nog andere heilige mannen die er wat over te vertellen hebben. We vormen ons een kleine groep en we geloven het op deze wijze en we geloven het op die wijze en we geloven het op die manier."
102 Met welke groep zou uw huidige karakter zich identificeren? Zou u in de dagen van Elia, daarin meegegaan zijn, waar Izebel zogezegd haar haar knipte, haar gezicht verfde en een moderne vrouw was? Bedenk waar u nu geïdentificeerd bent. U zegt: "Ik ben Pinkster..." Ik zeg niet wat u bent. Ik vraag naar uw karakter. We gaan verder dan deze kleine dingen waar u naar kijkt. We gaan naar de binnenkant van u.
103 Hebt u gisteravond die Heilige Geest gehoord, hoe Hij het daar tenslotte uitschreeuwde? Dat is de reden waarom ik zeg wat ik vandaag zeg. Begrijpt u? Open uw geestelijk begrip, mensen. Het is later dan u denkt. Ziet u? Zie? Begrijpt u? U kunt... Er is een manier waarop een persoon zou mogen denken dat je gelijk hebt. Maar ik dacht, misschien, als de Here mij dit zou laten spreken, dat zij het mij niet kwalijk zouden nemen, de vereniging of de broeders; en ik weet dat zij dat niet doen, zij zijn het hierover helemaal met mij eens.
104 Merk op. Maar, dit, als u vandaag naar uzelf kunt zien in het licht; als uw geest die in u was, leefde in een karakter van toen. Kijk nu waar u vandaag bent, dan zult u zien waar u toen zou zijn geweest. Waar zou u in die tijd geweest zijn? Zou u partij gekozen hebben voor de organisatie die Dathan wilde organiseren? Of zou uw tegenwoordige karakter zich daarvan hebben afgescheiden en bij het Woord zijn gebleven, zie, wanneer het scheen dat allen ertegen waren?
105 Mozes was volledig betuigd, dat hij de boodschap van de Here had. God had het op allerlei wijze bewezen, dat precies wat hij had gezegd, was geschied; vertelde Israël, helemaal terug in Deuteronomium, daar ver terug: "Wat deze tekenen ook zullen zijn, gij zult die volgen en ernaar luisteren en horen wat het Woord heeft beloofd." Hij werd duidelijk bewezen.
106 En toch rees Dathan op, een knappe leider daar in Egypte, en zei daar: "U probeert uzelf de enige te maken die iets heeft."
107 Dat was niet Mozes' gedachte. Hij deed alleen wat God voor hem bestemd had om te doen. Zij hoefden niet allemaal Mozessen te zijn. De mensen moesten alleen volgen wat hij zei. Niet iedereen hoefde te scheppen en wonderen en dingen te doen. Dat is het probleem met de mensen vandaag.
108 Een dame vroeg mij onlangs, hier vandaan de weg op komend... Ze zei... Het is Florence Shakarian, broeder Demos' zuster; en zuster Williams en de anderen zaten in de wagen. Ze zei: "Broeder Branham, ik vast en vast en vast en nog steeds kan ik geen duivels uitwerpen."
109 Ik zei: "U was daar niet voor geboren. Uw taak is vasten. De Heilige Geest werkt daarvoor ergens aan iemand anders. U weet de plaats niet."
110 Als we tijd hadden, zouden we deze dingen in lange samenkomsten onderwijzen. Hoe iemand een last draagt, zoals dit, voor iets ergens anders. U weet het niet, nee, en het is niet aan u om het te weten. Hij is het, Die het doet. U bent alleen onderworpen aan uw roeping, en laat het altijd overeenkomen met de Schrift, kijk of het juist is of niet.
111 Nu ontdekken we, beiden... Dit was Mozes die werd bekritiseerd en hij werd bekritiseerd door deze groep, maar God zei tegen Mozes: "Scheid je van hem af, want Ik ga hem verzwelgen in de aarde", en het gebeurde. Nu kijk, u moet het uur weten waarin u leeft en beoordeel nu uw karakter met wat zij waren.
112 Of, in de dagen van Christus. Ik wil u nu vragen. Toen zij de fijnste seminaries hadden, de beste predikers, de hoogste geleerden, de meest heilige rituelen en alles wat zij ooit hadden; en toen Jezus verscheen, was Hij eigenlijk een 'afvallige' voor hen. Maar ziet u, God identificeerde Zijn eigen karakter in Hem, door te manifesteren dat Hij God was. En Hij zei: "Als u niet weet Wie Ik ben, onderzoek dan de Schriften."
Ze zeiden: "Wij kennen Mozes. Niet..."
113 Hij zei: "Als u Mozes zou hebben gekend, zou u Mij kennen. Hij schreef over Mij."
114 Als u in die dag leefde en lid was van een fijne kerk van de Sanhedrin Raad, aardige voorganger, welke zijde zou u dan hebben gekozen? Aan welke zijde zou uw huidige karakter u geplaatst hebben? Denk na. Het is aan u. Welke zijde zou uw karakter, zoals u nu bent, waarmee zou u zich in de dagen van Jezus identificeren, wanneer uw voorganger zei: "O, die dingen zijn onzinnig"?
115 En toch komt Jezus hier weer en zegt: "De Schrift zei dat Ik dit zou doen", en Hij deed het. "De Schrift zei dat Ik dat moest doen, en 'maagdelijk geboren' zou worden. De Schrift zei dat Ik dit moest doen", en Hij deed het. Hij zei: "Onderzoek de Schrift en kijk waar Ik heb gefaald."
116 Maar zij zeiden: "Schenk geen aandacht aan die Kerel; Hij is uitzinnig." Ziet u?
117 Welk karakter hebt u momenteel? Waar zou u daar destijds, in die dagen toen Jezus op aarde was, zijn geplaatst, toen de grote denominaties en theologen allemaal tegen Hem waren en alle leraars en theologen van die dag tegen Hem waren, alle Bijbelleraars tegen Hem? Tegen wat? Tegen het scherp omlijnde Woord van God voor dat tijdperk gemanifesteerd zijnde, geïdentificeerd, God Zelf geïdentificeerd.
118 Zijn Naam zal worden genoemd: Raadsman, Vredevorst, Machtige God, de Eeuwige Vader. Een maagd zal zwanger worden en deze Zoon voortbrengen. De heerschappij zal op Zijn schouders zijn, ziet u, er komt geen eind aan Zijn Koninkrijk. Wie is deze Persoon? Een Baby, God; en dan wordt God een Man. Zou u zich Jehova kunnen indenken, huilend als een baby? Zou u Zich Jehova kunnen voorstellen, geboren in een schuur? Zou u zich Jehova kunnen voorstellen Die speelt als een jongen? Zou u zich een kerk kunnen voorstellen die beweerde Hem te aanbidden en Hem dan kruisigt?
119 Nu, aan welke zijde zou u geïdentificeerd zijn? Wat het zuiver gesneden, scherp omlijnd Woord Zelf zei, of zou u voor uw geloofsbelijdenis hebben gekozen? Met uw huidige karakter, waar zou u zich bevinden? Nu, dat is precies waar u zou zijn geweest. Wat u ook op dit moment bent, is precies wat u vroeger zou zijn geweest, gewoon precies, duidelijk omlijnd. O my!
120 Toen Zijn Messiaans teken... Nu, let op, Zijn Messiaans teken identificeerde Zijn karakter, want het was God in een man, het Woord. Ziet u wat ik bedoel? Het onderscheidde de gedachten en vertelde hun al deze dingen.
121 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... het Woord haar in vond. Maar zodra het Woord flitste, ontving zij het. Zij was één van die gedachten van God, die gemanifesteerd werden. Begrijpt u?
122 Maar degenen die daar stonden in geestelijke gewaden, met allerlei waardigheden en het Woord op allerlei manieren verdraaiden tot iets anders en het zonder enige oprechtheid deden, zij behoorden alleen tot de kerk, zij waren degenen die beweerden licht te hebben en het licht verduisterde het licht dat zij hadden.
123 Alsof u een zaklantaarn in de zon probeert te houden om de zon uit te doven. Zie? Waarom zal een zaklantaarn de zon niet verduisteren, waarom geen enkel ander licht? Er bestaat geen licht dat de zon kan verduisteren. Waarom? Het is het gemanifesteerde Woord van God. God zei: "Er zij licht", en dat is Gods licht. Het is Gods Woord gemanifesteerd; hier komt het!
124 Geen geloofsbelijdenis, denominatie, geen paus, priester of wat het ook is, of doctor in de godgeleerdheid, geen organisatie, geen land, nee niets zal ooit het gemanifesteerde licht van God uitdoven. Wanneer het Woord is gesproken en het komt tot licht, zal het gaan doen wat het zei dat het zou doen. Geen geloofsbelijdenis kan erbij standhouden, nee niets kan erbij standhouden, dan licht zelf en degenen die erin willen wandelen. Dat is Jezus Christus opgestaan uit de dood, Zich hier onder ons manifesterend en wij wandelen in Hem. Er is niets wat het kan stoppen. "Hemelen en aarde", zei Jezus, "zullen voorbijgaan, maar dat niet." Let op, alle Bijbelleraars, enzovoort...
125 Toch, dat Woord gemanifesteerd ziende, Zijn Messiaans teken dat die kleine prostituée liet zien Wie Hij was, anderen waarvan er zulke gedachten waren in Gods gedachten, zoals Petrus en Nathanaël, en al degenen die in Gods gedachten waren... Zodra dat licht flitste, herkenden zij het. Men hoefde hen niet naar het altaar te trekken, hen op te roepen en te smeken en hun te vertellen dat u nog iets anders voor hen zou doen als zij zouden komen; dat u ze een beter bestaan zou geven en kijken of u tot de baas kon spreken voor een baan en hen in een betere omgeving zou plaatsen. Daar gaven zij niet om. Zij moesten vechten om hun standplaats te behouden. "Maar niets zal ons gaan scheiden", zei de Bijbel, "van de liefde van God die in Christus is." Vervolging, gevaar, zelfs de dood, kunnen ons niet scheiden, omdat wij allen waren... altijd in Zijn gedachten waren. Goed, we gaan verder.
126 Zou uw huidige toestand u identificeren met de Farizeeën van die dag? Uw huidige toestand? Als u zou zeggen: "Nee, het zou me niet identificeren met die Farizeeën van toen", hoe staat het er dan nu voor? In Hebreeën 13:8 staat dat Hij Dezelfde is, gisteren, heden en voor eeuwig. Met welke toestand identificeert uw huidige karakter u nu? "Ik zou niets met die Farizeeën te maken willen hebben. Absoluut niet." Welnu, dat is voor u slechts een naam. Maar wat omtrent de staat waarin u nu verkeert, wanneer u Hem vandaag in Zijn gemeente ziet zoals Hij toen was, waar zou u nu verkeren? Geschiedenis is zich aan het herhalen.
127 Farizeeën uit die dag weerstonden Hem vanwege vooroordeel. En dat is de kwestie vandaag, de denominationele wereld staat de waarheid van het Woord tegen, door vooroordeel.
128 Niet lang geleden werd ik door een Katholieke priester geïnterviewd. Hij zei tegen mij: "U probeert een Bijbel te onderwijzen."
Ik zei: "Daar geloof ik in."
Hij zei: "God is in Zijn kerk."
Ik zei: "God is in Zijn Woord."
129 Hij zei: "Dat wás zo, al die vroegere mensen waren Katholieken," zei ik, "Petrus, Jakobus en Johannes waren allemaal Katholiek."
130 Ik zei: "Als zij dat waren..." En hij zei... Ik zei: "Hoe denkt u nu over de kerk vandaag?"
Hij zei: "Die is er veel beter aan toe dan toen."
131 Ik zei: "Doe de dingen die u toen deed." Ziet u, het karakter toont precies wat het is.
132 Farizeeën van die dag, door vooroordelen! Onthoud, het was vooroordeel. Feitelijk hebben zij het gezien! Nicodemus, een van hun priesters, betuigde het door te zeggen: "Rabbi, wij weten dat U een Leraar bent Die van God komt. Geen mens zou kunnen doen wat U doet, tenzij God met hem is." Ziet u, vanwege vooroordeel, omdat Hij niet met hun groep meeging!
133 Als Hij zou komen zeggen: "Jullie Farizeeën zijn verkeerd; Ik ben een Sadduceeër", of: "Jullie, Sadduceeën, zijn fout; Ik ben een Farizeeër." De Farizeeër zou zeggen: "Zie je wel, ik heb jullie verteld dat wij gelijk hadden." Maar Hij kwam naar geen van hen, doch stond tussen hen.
134 Als u Hem gevolgd zou hebben om Zijn wonderen toen te zien en dan... En u zegt: "O, ik zou zo graag Zijn wonderen willen zien." En u volgde Hem om Zijn wonderen te zien.
135 En toen Hij tot deze plaats was gekomen, staat er dat Hij stopte met Zijn wonderen te tonen, en Hij begon hen te onderwijzen. En de zeventig predikers, door Christus aangesteld, stonden op en liepen van Hem weg, omdat Hij iets verkondigde waarmee de wetenschap het niet eens kon zijn, of waar de rest van de menigte niet mee samen kon gaan. Zij konden niet begrijpen hoe die Man, Die een mens is, toch Zichzelf God maakt, Die uit de hemel komt. De Zoon des mensen stijgt op naar vanwaar Hij gekomen is. Hij was God. Jazeker was Hij dat. Ze zeiden: "O, wij, dit is te moeilijk, wij kunnen dat niet volgen."
136 Waarmee zou u in die tijd worden geïdentificeerd, met uw tegenwoordige karakter dat in u gevormd is? Iets heeft uw karakter gevormd. U bent een of ander karakter. U gaat uzelf hier ergens terugvinden. Wat zou u gedaan hebben? Wat is uw huidige staat, wat, waar zou u in die tijd zijn geweest? Zie?
137 Leraars, allen tegen Hem, en alles, en Zijn wonderen identificeerden Hem. En toen de zeventig opstonden, en de voorgangers en de predikers, opstonden en zeiden: "Dát kunnen wij niet begrijpen", zou u zoals die gemeente weggelopen zijn? Of zou u net als die discipelen zijn geweest: "Het kan me niet schelen wat men zegt"? Kijk, daar is het.
138 Toen draaide Jezus Zich om en gaf hun een test met te zeggen: "Willen jullie ook allemaal gaan?"
139 Ziet u, zij hadden Hem in een val gelokt. "Wat, deze Man is een vampier." En zeiden: "We moeten Zijn vlees en bloed eten." Zij wandelden weg, de gemeente.
140 "Wel," zeiden de predikers, "wel, we zullen wat langer blijven en zien wat het te betekenen heeft."
141 En Hij zei: "Wanneer u de Zoon des mensen Zich nu ziet identificeren als God, zie, wanneer u de Zoon des mensen ziet opgenomen worden naar de hemel, waar Hij vandaan komt."
"O," zeiden ze, "dit gaat ons te ver", en daar vertrokken ze.
Toen keerde Hij Zich naar de discipelen en zei: "Willen jullie ook gaan?"
142 En Petrus zei: "Heer, naar wie zouden wij gaan? Waarheen zouden we gaan? We weten dat U en U alleen de Woorden van leven hebt." [Broeder Branham klopt vijf keer op de preekstoel. – Vert]
143 En hetzelfde geldt vandaag. Hij, niet uw organisatie, niet uw groep, Christus en Hij alleen heeft het Woord van leven. Waar identificeert u zich mee, met een of andere valse fabel van iets wat de mens heeft verzonnen, of met het volbrachte werk van God? Zoals ik vorige zondag sprak over de Aftelling, wat God in staat is geweest te volbrengen om nu Zijn gemeente in een astronautentijdperk te krijgen. Ziet u? Of, waar zou u, of kunt u nu uw eigen identificatie zien?
144 Merk op, bij de populaire, geliefde leraar. Ik wil een ogenblikje met u, jongeren, spreken. Jongedame, waarmee identificeert u zich op school? O, u kunt granen splitsen, u kunt dit alles laten zien en u bent een leraar in de wetenschap, en zo meer. Maar weet u? Zij kunnen u geen leven geven.
145 Leven komt alleen door Christus. "Hem te kennen", niet Zijn Woord kennen, niet Zijn kerk kennen, niet Zijn dit kennen. "Hem kennen", dat is het enige wat u leven kan geven.
146 En wanneer dit nu voor een moderne tiener komt; zoiets als uw moderne Pinksterjongen, Elvis Presley, die zijn geboorterecht verkocht voor een vloot Cadillacs en miljoenen dollars, verkregen door gouden bandopnamen, en zo meer. Dat is wat de wereld verlangt. Zij willen een Pinksteren dat de mensen kan...
147 Vandaag willen de vrouwen een Pinksteren, dat hun toestaat hun haar te knippen en korte broeken te dragen, of maar alles te doen wat ze willen en evengoed hun getuigenis van Pinksteren te zijn, handhaven. Zij willen dat evengoed. Ziet u? "Nee, ik zou niet naar die groep willen gaan. Nee, zij hebben... Dat is ouderwets." Zie? Ziet u, dat verlangen zij. Het is gewoon de natuur. En heel wat van de mannen die door de vrouwen geleid worden, geven het aan hen.
148 Maar "God is in staat om van deze stenen..." Iemand moet het licht verspreiden en ook vandaag hebben we mannen die niet bevreesd zijn het te verspreiden. Laat het zijn, wat het ook zijn moet.
149 Waarmee bent u vereenzelvigd? Bij welke groep bent u? Zie? Waar staat u? Merk op.
150 Deze jongeman identificeerde zich met zijn eigen kerk; de prijs was te hoog. Dus als u zich zijn laatste identificatie herinnert, waar wij deze jonge overste identificeerden, die de gelegenheid had gehad om te komen en Jezus te volgen. Hij ging zijn gang en koos voor zijn kerk en vervolgde zijn weg. Hij was een goede jongen en zei dat hij de geboden onderhield en al deze dingen had gedaan. En hij wist het net zo goed als wie dan ook, dus had hij gewoon die gedachte opgevat. Hij weigerde Jezus te volgen en zijn laatste identificatie was, dat wij hem in de hel aantreffen, roepend om Lazarus, om hem wat water te komen brengen.
151 Of uw identificatie; zou u kunnen worden geïdentificeerd met de groep waar Judas in was? Hij ving aan met Jezus te wandelen. Hij begon goed, zoals de Pinkstermensen jaren geleden. Maar dezelfde zaak, de organisatie waar zij – uw vaders en moeders – uitkwamen, daar is deze jonge groep regelrecht naar teruggekeerd en zij hebben zich weer één gevormd, net eender als die waaruit zij gekomen zijn. Begrijpt u? Bij wat voor een soort groep behoort u?
152 De Bijbel zei nu, dat dit Laodicéa gemeentetijdperk... Judas, weet u, droeg de... Hij zag de mogelijkheden om iets geweldigs te krijgen met wat hij had. Hij was geïdentificeerd met Jezus. Dus dacht hij daarmee... Hij droeg de beurs en hij kon wat extra geld maken door Hem voor dertig zilverlingen te verkopen.
153 Dat is precies wat het gemeentetijdperk van Laodicéa heeft gedaan. Dit zei de Bijbel: "U bent rijk en u zegt: 'Ik ben verrijkt en heb overvloed aan goederen en ik heb aan geen ding gebrek' en u weet niet dat u ellendig, jammerlijk, blind en naakt bent en weet het niet!" Dat is Pinksteren, het laatste gemeentetijdperk; niet Luther noch Wesley, maar Pinkstermensen, dat is het gemeentetijdperk.
154 Waarmee wordt u nu vereenzelvigd? U zegt: "Ik ben van Pinksteren." Ziet u waar het geïdentificeerd wordt? Met Hem buiten te zetten. Jazeker, daar zij rijk zijn, hebben niets nodig.
155 "O," zegt u, "rijk?" Nou, u stond hier gewoonlijk buiten en betaalde drie dollar per week voor een kleine, oude keet op de hoek. Daarmee probeer ik me niet te identificeren; maar als dat ervoor nodig is om het volle Woord te prediken, neem dan dát. Jazeker. Nu moeten we vijftig miljoen dollar betalen voor seminaries en groepen en geweldig grote zaken en op andere plaatsen stoppen ze miljarden en miljoenen dollars in enorm grote gebouwen om ruimte te maken en te prediken dat Jezus spoedig komt. En ik ken zendelingen op het veld zonder schoenen aan hun voeten. Amen. Halen een geldoffer bijeen, nog meer zendelingen; en een oude broeder met niets aan zijn voeten dan een paar sandalen – dat is alles wat hij had – hij pakte ze op en legde ze daar neer als een offer voor een andere zendeling. O my! Waar wordt u mee geïdentificeerd?
156 Pinkstermensen! Ik wil daar niet te lang bij stil blijven staan, maar u weet wat ik bedoel. O my! Verkwanseld! Wat verkwanseld? Onze geboorterechten verkwanseld voor populariteit. Wij wilden zoals de Methodisten zijn. U wilde als de Baptisten en Presbyterianen zijn. Dit soort van gebouwen hebt u gekregen. U bouwt een seminarie; en als in een couveuse broedt u enkele predikers daarin uit, die u alles zullen laten doen wat u wenst en u noemt uzelf nog steeds 'Pinksteren'. Dat is een leugen! Ja! Bedenk, vergeet niet dat dit nu net was wat Judas naar het hoofd steeg om populair te zijn onder de rest van de predikers, hij verkocht Hem voor dertig zilverlingen.
157 Wat deed hem omkeren? Hij twijfelde feitelijk aan de beweringen van Christus, het Woord. Hij kon die Man zien, met Hem eten, daarginds met Hem vissen en al het andere; en dat Hij het Woord was, dat kon hij niet geloven. Hij kon niet geloven dat Hij God was; maar toch was Hij het. Judas' karakter liet hem dit doen. Heeft uw karakter hetzelfde gedaan? Bedenk dat Judas zeer religieus was.
158 Ik ging naar Afrika en ze zeiden: "Wel, van Elvis Presley hebben wij zijn liederen hier overal, hij zingt."
159 Pat Boone en diegenen, zij moesten niet worden toegestaan de Naam uit te spreken. Vuiligheid en drek! Het is huichelachtig. "Degene die de Naam van Christus noemt, laat hem zich afscheiden van zonde!" Ziet u? Maar dat is het. Ziet u waar we aan toe zijn? Zonde is zo verraderlijk, het komt zo listig binnen, dat u niet weet dat het er is tot u er helemaal in verwikkeld bent, zie, en dan heeft het u in zijn greep. Ziet u wat Judas' uiteindelijke identificatie was?
160 En, mijn broeder, omdat de kerk waar u heengaat groter is dan die naast u om de hoek, toch prediken ze de Waarheid, en de uwe niet, ziet u waar dit u heenbrengt? Dat is die Judas-geest. En kent u zijn laatste identificatie? Hing aan een wilde vijgenboom.
161 Of ziet u zich geïdentificeerd met de echte discipelen van Christus? We zullen gaan sluiten, heel zeker nu. Getrouw aan Hem en Zijn Woord, ondanks alle kritiek! Kunt u zich met Petrus op de dag van Pinksteren identificeren?
162 Toen zij het allen zagen en zeiden: "Kijk eens naar die groep gekke mensen. Zij zijn allemaal dronken."
163 Petrus stond op en zei: "Gij mannen van Jeruzalem en u die in Judea woont, laat dit u bekend zijn en mijn woorden tot uw oren ingaan. Dezen zijn niet dronken gelijk u vermoedt; dit is pas het derde uur van de dag. Maar dit is dát, de Schrift, waar door de profeet Joël over gesproken is." Wat was het? Het Woord van God werd gemanifesteerd. Hij zei: "Bekeert u, eenieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. De belofte is voor u en uw kinderen en degenen die daar verre zijn." Hoevelen? "Net zoveel als de Heere, onze God, ertoe roepen zal." Hij riep nooit allen, weet u. Maar degenen die geroepen waren, weten wat te doen. Goed. In orde.
164 Of, met Paulus, of wanneer u met Paulus was toen de... de van populariteit houdende Demas hem in de steek had gelaten voor de dingen van de wereld, zijn helper; als u alle mensen om Paulus had zien lachen en Paulus te horen zeggen: "Breng een jas." Een man met een bediening zoals hij en die slechts één mantel had.
165 Wel, Demas dacht: "Hij behoorde een grote, voorname bijbelschool te hebben, en dit alles overal georganiseerd in een groot genootschap. O, hij kon de zieken genezen. Hij was een profeet. Ach, hij behoorde een overvloed aan geld te hebben, miljoenen aan erfenissen en hier had de man slechts één jas."
166 Hij had gezegd: "Het is hier koud aan het worden. Vertel hem mijn mantel mee te nemen wanneer hij komt."
167 En toen Demas dit zag, ging hij met de wereld mee en verliet hij zijn arme, kleine broeder en liet hem alleen strijden. Zou u daar durven staan, en Jezus het koud zien hebben en Hem nooddruftig zien, en dan van Hem weglopen?
168 Herinnert u zich Martinus? Velen van u, broeders, herinneren zich hem, de geschriften van Martinus. Hij was in Toras, Frankrijk, en was geen Christen. Zijn moeder was een Christin. Hij was een neef van Irenaeüs. En dat was dan honderden jaren na de dood van de apostelen, toen men nog steeds probeerde het Woord bijeen te houden; en de Katholieke kerk was bezig het weg te doen met dogma's en zij stonden daar niet achter.
169 En Martinus liep op een koude middag door een poort en daar lag een arme, oude bedelaar, hij lag daar dood te vriezen. Niemand gaf hem een jas. Martinus deed zijn eigen mantel uit, sneed hem in tweeën en wikkelde de bedelaar erin en liep verder. Ze lachten hem uit. "Wat een dwaze soldaat is dat. Hij breekt zelfs de regels van ons leger. Hij doet dit allemaal. Een man met een halve mantel om zich heen geslagen en dat voor die zwerver."
170 Die nacht, terwijl hij in zijn bed lag, werd hij door een geluid wakker gemaakt. En toen hij opkeek, stond Jezus daar, gehuld in die halve mantel. Hij wist toen, wat hij voor die bedelaar had gedaan, had hij aan Christus gedaan. Dat was zijn bekering.
171 Zou u het vandaag verdragen, het Evangelie beschadigd te zien worden? Of zou u met de populariteit liefhebbende menigte meegaan, zoals Demas deed? Bent u van plan Hem trouw te blijven, in leven of sterven? Zoals Petrus deed: "Ik ben bereid naar de gevangenis met U te gaan of waar dan ook." Ja.
172 Wanneer de kwestie in de kerk omhoog komt of vrouwen hun haar zouden moeten knippen of wat zij zouden moeten doen, zoals zij in Korinthe deden, welke kant kiest u dan? Wat zou uw huidige toestand in die tijd gedaan hebben? Denk eens na, zuster. Terwijl Paulus zei: "Ik sta niet toe dat een vrouw onderwijst of zich enige autoriteit toe-eigent, doch dat zij onder gehoorzaamheid zij."
173 Zij schreven en vertelden hem: "Wel, de kerk hier, de Heilige Geest vertelde het ons."
174 Hij zei: "Wat? Kwam het Woord van God uit u? En kwam het alleen tot mij. Als iemand denkt een profeet te zijn, laat hem erkennen dat wat ik zeg de geboden van God zijn." Hij zei in Galaten 1:8: "Indien een engel uit de hemel komt en iets anders zegt, die zij vervloekt."
175 Welke zijde zou u kiezen in dat geschilpunt als het in uw kerk kwam? Huh? Ontdek nu uw huidige staat. Ik probeer alleen te vragen waar u staat. O, broeder, laten we voortmaken. Paulus vernederde zich vanuit een voorname positie; dat herinnert u zich. U zegt: "Maar broeder, ik ben een districtsman. Ik ben een... Ik ben een..." Het maakt me niet uit wat u bent. Ik vraag naar uw huidige toestand, uw huidige karakter. Wat doet het voor u? Waarmee zou u geïdentificeerd zijn?
176 Bedenk dat Paulus vanuit een geweldige opleiding onder Gamaliël kwam. Gamaliël was zijn beroemde leraar en hij was iets geweldigs, moet een knap, geleerd man zijn geweest. Maar hij boog zich om te zorgen dat het Woord van God voortdurend kon groeien en gaf er zijn leven voor.
177 Mozes, die een Farao zou worden, daalde van een troon af om het Woord van God door de woestijn te dragen.
178 Jezus kwam van de hemel om u leven te geven. Met welk gezelschap wordt u geïdentificeerd? O, om een weg te banen om Zichzelf te reflecteren als een flitsend licht! Waarvoor zou Hij dat doen?
179 Nu goed, zit nog even een minuut langer stil, een paar minuten langer, als u wilt dat er voor u gebeden wordt. Ik weet dat ik u hier lang houd. Het is nu precies twintig minuten voor vijf. We zullen, zo de Here wil, tegen vijf uur weg zijn. Luister. Met welk gezelschap zou u geïdentificeerd worden? Ik wil u iets vragen.
180 Jezus kwam opdat Hij het licht kon aandoen. Het flitslicht neemt een foto. Ziet u, zodat Hij kon... u kon gereflecteerd worden, of liever, Hij in u gereflecteerd zou kunnen worden; dat wanneer uw foto wordt genomen, het op Hem zou lijken; wanneer mensen naar u kijken, zij Gods Woord opnieuw zien leven. Daarvoor kwam Hij, om die camera te brengen, door Zijn heiligmakend bloed, om het Woord vlakbij u te brengen. Om die reden zei Hij in Johannes 14:12: "De werken die Ik doe, zult u ook doen." "En indien iemand Mij wil volgen, laat hem zijn geloofsbelijdenis, zichzelf en de wereld verloochenen, zijn kruis opnemen en Mij volgen."
181 Of bent u geïdentificeerd bevonden in enkele Schriftgedeelten waar... in enige Schriftgedeelten waar de... degenen die geen standhielden? Waar bent u hoe dan ook geïdentificeerd? De camera heeft al geflitst. U bent ergens geïdentificeerd. U zit hier vanmiddag, ieder van ons; nu luister, u bent ergens geïdentificeerd. De camera heeft reeds geflitst. U weet wat u bent. Het heeft ergens uw foto genomen. Waar staat u nu? U bent de rechter.
182 God helpe ons om zo geïdentificeerd te zijn in Hem, dat wij Zijn leven in ons eigen leven zullen reflecteren. Luister, gewoonlijk nam de goudsmid het goud en sloeg erop en hij bleef doorgaan met erop te kloppen en te kloppen en het al kloppend rond te draaien tot hij zijn eigen weerkaatsing erin zag. Dan was het zuiver goud; alle drab was eruit geslagen. Moge de Heilige Geest vandaag en in deze samenkomst in de komende uren, moge Hij dit Woord nemen en het beslaan in ons hart, totdat alle twijfels, alle geloofsbelijdenissen en alles wat tegengesteld is aan God, verdwenen is, zodat wij kunnen (luister nu)... zodat wij, de gemeente, Zijn opstanding kunnen weerkaatsen.
183 Luister nog naar dit kleine verhaal en leg dan uw gebedskaarten gereed.
184 Velen van u hebben van die grote grot daar diep onder de grond in Carlsbad, New Mexico gehoord. U gaat op een ding ongeveer een mijl naar beneden. Het gaat helemaal diep naar beneden, een mijl onder de grond. Het is zo donker dat, als u uw hand uitgestrekt houdt, u niets kunt zien, zo donker is het. Op een keer ging een klein gezin naar beneden en de kleine jongen liep naast de gids; en de gids liep plotseling naar de overkant en draaide snel het licht uit, en het meisje begon te gillen. Zij was bang.
185 Dat is ongeveer zoals de kleine bruid nu, die haar standpunt moet innemen. Het ziet er donker uit. De Raad van kerken gaat u in die zaak werpen of u moet uw standpunt innemen en eruit komen. U moet uw karakter weerkaatsen. Wat gaat zij in die tijd doen?
186 Wat gaat er gebeuren wanneer u niet kunt kopen of verkopen, wanneer zij een vereniging van kerken hebben? U zegt: "Wanneer dat gebeurt?" Nee, nee, de flits heeft dan al uw foto genomen. Uw karakter heeft het u reeds verteld. U bent er al in. Zie? U weet wat de Bijbel daarover heeft gezegd. "Zij zouden komen zeggen: 'Ja Heer, wij komen nu binnen', maar het is te laat, de deur is gesloten." Begrijpt u?
Wat gaat er met de kleine bruid gebeuren?
187 Ik denk eraan, in dit korte verhaal. Weet u, toen dat kleine meisje aan het gillen was, op en neer sprong, helemaal hysterisch, scheen zij dodelijk geschrokken te zijn, toen zij zag wat er gebeurde. En in die middernachtelijke duisternis werd zij plotseling afgesneden. De kleine jongen schreeuwde uit alle macht: "Wees niet bang, zusje, we hebben hier een man die de lichten kan aandoen."
188 Wees maar niet bang, kleine zuster, wij hebben hier een Man Die het licht kan aandoen, zie, Die het Woord van God kan laten doen wat het verondersteld wordt te doen. Die Man is Jezus Christus. Laat uw karakter het Zijne weerkaatsen.
Laten we bidden.
189 Vrees niet kleine zuster, wij hebben een Man hier Die de lichten kan aandoen. Waar u ook bent, op welke plaats u ook hebt gezien dat u bent vanmiddag, ik laat dit over aan u. Uw huidige karakter zal zorgen dat u zichzelf ergens langs de lijn ziet. Waar wij uren en uren over door zouden kunnen gaan. Wat is uw huidige karakter? Laat ons nu bidden en bidt u ook. Bedenk nu dat ik u misschien nooit meer zal zien, u ziet me misschien nooit meer, tot wij elkaar ginds ontmoeten. Nu, in uw tegenwoordige staat; het maakt mij niet uit wie u bent. In uw tegenwoordige staat – ik plaats mezelf er ook in – wat weerkaatst mijn karakter vanmiddag? Waar ben ik geïdentificeerd?
190 Hemelse Vader, doorzoek onze harten op dit ogenblik. Er is slechts een moment voor nodig, een verandering. Laat de gezindheid van Christus in ons komen. De Bijbel zei: "Laat de gezindheid die in Christus was in u zijn." Dat verandert ons karakter. En in deze breeduit geschetste prediking, als ik het vanmiddag zo zou mogen noemen, gewoon mijn nederige manier om de mensen te tonen wat ik geloof dat U ons had willen laten weten. God, laat de gezindheid die in Christus was, in mij zijn. En als ik ergens gefaald heb Uw Woord met een "Amen" te bekrachtigen en het dan uit te voeren, verander mij dan, Heer, vorm mij opnieuw. Ik ben Uw dienstknecht; dat wil ik zijn, Heer. Helpt U mij. Help eenieder hier, Heer.
191 Ik vertrouw hen nu aan U toe. Als er hier zijn, Heer, die voor de grondlegging der wereld in Uw gedachten waren, zal dit hen stellig wakker schudden. Ik vertrouw dat elk van hen het was. En daar, Vader, zullen wij, wanneer U komt en het grote Boek geopend wordt, weten, dan zullen wij begrijpen. En als er enigen zijn die zijn afgedwaald, van het pad af zijn geraakt, bid ik, God, dat U hen vandaag wilt terugbrengen, hen wilt terugbrengen naar dat pad van gerechtigheid en leven. Wij zijn in Uw handen, Heer, doe met ons naar Uw goeddunken. Ik geef deze toehoorders aan U als trofeeën van de samenkomst, in Jezus Christus' Naam. Amen.
192 Wij hebben nu geen tijd voor de altaaroproep, maar ik wil dat de altaaroproep in uw hart plaatsvindt. Waar bent u geïdentificeerd in uw tegenwoordige staat?
193 Na op deze wijze gepredikt te hebben, ga ik de Heilige Geest vragen mij, zo Hij wil, mij nu een ogenblik te helpen tot ik de zalving kan krijgen om voor de zieken te bidden. Deze dingen die ik gezegd heb, laat het waar zijn, God. En ze zijn ook waar.
194 Als iedereen nu wil blijven zitten en werkelijk voor een ogenblik eerbiedig wil zijn, alstublieft, en zich met Hem in verbinding stelt. Je bent hier vlakbij iets, en iets beweegt, het schakelt je uit. Het is een zeer moeilijke zaak. Het lijkt of die ene vrouw daar in Sichar... Het werd één keer gedaan. Jezus herhaalde het niet steeds.
195 Maar de Amerikaanse mensen moeten aangenaam beziggehouden worden, weet u, dat is gewoon onze natuur. We zouden liever thuis blijven en televisie kijken, meer amusement dan er in de kerk is. Zie? Dat is, begrijpt u, dat is entertainment. Dat is wat wij willen. Dat is in de kerk gekomen. God amuseert u niet. Hij brengt U gewoon Zijn Woord. Begrijpt u?
196 Hij zei dat tegen die vrouw en zij moesten dat woord van die prostituée ervoor geloven. Maar de hele stad was gereed, zie, zij waren in Gods gedachten nog vóór de grondlegging van de wereld.
197 Moge God het nu vanmiddag opnieuw herhalen, is mijn nederig gebed. Moge Hij dit bij u achterlaten, wanneer ik vertrek. Bid.
198 Hoevelen daar... Ik zie daar geen persoon die ik ken. Allen die in deze menigte zijn, en ik... misschien, waarschijnlijk zijn er overal gebedskaarten. Maar u die daar zit en ziek bent, of een nood hebt, of zoiets en u weet dat ik niets over u weet, steek uw hand op, waar u ook bent. Ziet u? Het is gewoonweg iedereen.
199 Moge de Here ons nu hierin helpen. Laat niemand nu bewegen. Doe het niet, alstublieft, laat niemand bewegen. Dit is een, een... iets groots.
200 Het is voor mij niet nodig te zeggen, te proberen het te verklaren, er bestaat geen manier om het te doen. Nu, de Bijbel, welke het Woord is, zei: "Hij is de Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het meevoelen met onze zwakheden." Is dat zo?
201 Soms is geloof onbekend voor u; u hebt het en u weet het niet. Als u probeert uzelf in iets te duwen, mist u het, u waagt het erop. Het is zo nederig en eenvoudig, ziet u, "En Hij is een Hogepriester Die kan worden aangeraakt door onze zwakheden." Dan, als u Hem aanraakte, zou Hij handelen zoals Hij eerder heeft gedaan. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Let nu op.
202 Ziet u deze vrouw hier precies beneden zitten? Ik ken de kleine ziel niet. Zij zit hier gewoon, maar op een of andere manier is zij in contact met God. Want in de dimensie waarin ik nu kijk, zie ik de vrouw en zij is zich bewust dat er iets gaande is. Zij bidt voor haar kinderen die hier niet zijn. Dat is waar. Ik ken haar niet, ik heb de vrouw nooit gezien, maar zij was zeer bekommerd over enkele kinderen.
203 Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Gelooft u dat, dat Jezus Christus hier is, de Heilige Geest, Die... Ziet u, als wij onszelf uit de weg kunnen krijgen! Zie? U genezen kan ik niet. Ziet u? Of u uw verlangen geven, kan ik niet. Zie? Dat moet komen door God, tenzij Hij mij zou zeggen om iets aan u te vertellen. Maar als Hij mij kan openbaren wat er met dat kind aan de hand is, of wat het ook is, wilt u dan geloven dat ik Zijn dienstknecht ben? U wilt het.
204 Het hele gehoor, als u zou willen, de dame zit hier. Zou u willen opstaan? Nu, de Bijbel ligt hier voor mij, ik ken de vrouw niet. Ik heb haar nog nooit gezien. Hier komt het nu regelrecht terug tot Sichar.
205 Alstublieft, laat ieder eerbiedig zijn. Zie? Wanneer je iets ziet... Het is een geest, begrijpt u, het beweegt, het schakelt me weer uit.
206 Ja, de dame heeft drie kinderen waarvoor zij bidt en alle drie worden ze overschaduwd. Dat betekent: ze zijn geen Christenen. Ze zijn ongered. Dat is juist. Een van hen is een meisje en zij heeft een zweer hoog op haar bovenbeen. Dat is waar, is het niet? Eén heeft iets verkeerd met de ogen, één van de jongens. Nog een heeft hartproblemen en is een alcoholist. Dat is waar. Is dat uw wens? Is dat wat u van God verlangt? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] Dan vraag ik in Jezus' Naam, dat Hij u geeft wat uw verlangen is. U hebt... hebt iets... nog iets nodig?
207 Hier is een dame, zodra ik dat zei, bracht het haar in beroering. Ze zit hier precies achter. Zij lijdt aan artritis. Haar naam is mejuffrouw Thomason; ze zal niet... Ja, ik ben een onbekende voor u. Ik heb u nooit in mijn leven gezien, maar dat is wie u bent. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben, dame? Gelooft u dat wat ik heb gezegd waar is en van God komt? U lijdt aan artritis.
208 Dat is uw man die daar bij u zit. Hij lijdt ook. Hij heeft iets verkeerds in zijn... zijn aderen, het wordt aderverkalking genoemd. Dat is juist. Hij heeft ook iets verkeerds met zijn voeten. Dat is waar. En dan, u probeert te stoppen met drinken. Dat wilt u. U bent een alcoholist, maar u probeert van het drinken af te komen. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Wilt u mij accepteren als Gods dienstknecht? Dan verlos ik u ervan in de Naam van Jezus Christus. Gelooft u, meneer? Geef uw hart aan Christus, spreek met de voorgangers over de doop en de zaak zal voor u voorbij zijn. Geloof gewoon.
209 Geloof je? "Indien gij kunt geloven!" Iets verkeerd met je zij, is het niet, lieverd? Als je met je hele hart wil geloven, zal God je genezen.
210 Die ernaast zit; u hebt suikerziekte. Gelooft u dat God de suikerziekte voor u wil genezen en u gezond zal maken?
211 Hartkwaal; gelooft u dat God de hartkwaal zal genezen? Goed, meneer.
212 Ook hartkwaal, daarnaast. Gelooft u dat God de hartkwaal wil genezen, die daarnaast? Dat is juist. Gelooft u dat Hij dat zal doen? Uh-huh.
213 Deze grote dame die hier zit. Een paar minuten geleden toen ik aan het prediken was en kwam tot uzelf identificeren, keek zij me rechtstreeks aan. U werd toen genezen. U had een nierkwaal. Als dat waar is, ga op uw voeten staan. Zie? Wel, u... Was het niet een vreemd gevoel dat over u kwam toen ik dat zei over uzelf identificeren? En u had een echt vreemd gevoel terwijl u me recht aankeek. Toen gebeurde het. Ga nu naar huis, u bent gezond. Geloof God, dat is alles.
Ziet u, het Woord is gemanifesteerd.
214 Het benam u uw adem, meneer. Gelooft u dat God u kan genezen van die hartkwaal, u gezond maken? De man met grijs haar, aardig uitziende man die daar zit, gelooft u dat God de hartkwaal zal genezen? U gelooft het. Uw vrouw zit nu daar. Gelooft u dat ik u met Gods hulp kan vertellen wat er met uw vrouw verkeerd is? Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er verkeerd met haar is? Het is anemie, een bloedkwaal. Dat is waar. Gelooft u dat God u nu beiden gezond wil maken? Ja? U accepteert het?
215 Nu, de dame die naast haar zit. Zie dat daar naar beneden gaan? Die dame heeft iets verkeerd met haar rug. Gelooft u dat God de rugkwaal zal genezen, dame, en u gezond zal maken?
216 De man naast u heeft artritis. Gelooft u dat God u zal genezen van die artritis, meneer? Neemt u het aan? U doet het? Hield uw hand op. In orde.
217 Wat met die kleine dame die daar zit en mij recht aankijkt, vlak naast u? Ja, zij bidt voor haar moeder. Moeder in het ziekenhuis, met infectie. Dat is juist.
218 U stak uw hand op, precies naast haar, zuster. Het was niet uw moeder waarvoor u bad. Deze dame bidt voor haar moeder in het ziekenhuis. Maar u, uw vader, hij heeft kanker en u bidt voor hem. Dat is waar. Zie?
219 De volgende dame heeft een longkwaal. Gelooft u dat God de longkwaal zal genezen?
220 Nu, ziet u, het maakt me zo dat ik bijna verblind ben, ik zie ongeveer twintig of dertig mensen daar.
221 Wat, waar bent u nu geïdentificeerd? Bent u geïdentificeerd met te zeggen: "Ik ben een gelovige. Ik geloof God", of: "Ik geloof dat Hij dit is"? Of bent u geïdentificeerd met dat Woord en zegt u: "God beloofde het. Wat Jezus toen deed, deed Hij vandaag opnieuw. En ik geloof dat wij leven in de dagen van Sodom, en net voor de vernietiging van de wereld. En Jezus beloofde dat Hij Zich opnieuw zou manifesteren, net zoals Hij in Sodom deed, zoals Hij daar deed en zoals Hij nu doet." Gelooft u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
222 Dan, allen die gebedskaarten hebben in deze ene rij hier, deze flank hier, ga langs de muur aan die kant staan. Kom direct van uw plaats, ga tegen de muur staan, allemaal aan deze kant.
223 Laat nu dezen die gebedskaarten hebben in dit gedeelte, het middenvak, in dit gangpad, deze kant gaan staan. Verplaats u niet naar de overkant, zie, ga precies in het gangpad staan. Zie, ga meteen...
224 Nu wacht. Ik wil deze, die groep daar aan deze zijde, aan deze kant hebben, kijk, draai deze kant uit. Ik wil deze groep rond laten gaan naar die kant; ga terug door het gangpad, terug naar die kant, kom zo rond en voeg u hierbij.
225 Nu allen die in dat andere vak zijn, die gebedskaarten hebben, ga in dat gangpad staan, die kant uit. Dat is goed. Kom hieruit en ga terug naar achteren en voeg u achter de anderen.
226 U gaat nu óf een complete flop óf de glorie van God zien. Waar bent u nu vandaag mee geïdentificeerd, met gelovigen, of moet u aangenaam worden beziggehouden, of gaat u God geloven? Enigen van hen in de tijd van de Bijbel, terwijl zelfs de schaduw van Petrus – een visser die zijn naam niet schrijven kon – als de schaduw van die man, die hetzelfde teken toonde als dat u hier hebt gezien, over de mensen heenging, werden zij gezond. Hoevelen weten dat dat waar is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
227 Nu, broeders, u wordt er niet buiten gehouden. Terwijl dezen hier, op die manier... zie, het zal dat laten komen. En sta gewoon hier [Broeder Branham draait zich om en spreekt met de voorgangers. – Leeg gedeelte op de band – Vert]
228 Als hier een voorganger is die gelooft in het bidden voor de zieken, ik wil u mensen niet achterlaten met te denken – ik die hier sta als een evangelist en met een gave van onderscheiding, enzovoort, zoals dat, en het profetische uur waarin wij leven – u te laten denken dat uw voorganger niet net zo goed is als een ander. Hij is een dienstknecht van Christus, met dezelfde autoriteit die ik heb, of enig ander heeft. Onze autoriteit is Jezus Christus. En ik ga hen hier naar voren laten komen om met mij te bidden, terwijl we bidden.
229 Nu, elke voorganger hierbinnen die in Goddelijke genezing gelooft en hier bij ons wil staan, wilt u komen en uw standpunt hier met mij innemen, terwijl ik voor de zieken bid? Elk van u voorgangers die komen wil. Deze groep voorgangers, predikers, die dit sponsoren, ik vroeg hun daar en zei: "Het maakt geen verschil wat de voorganger is, tot welke kerk hij behoort." Als u Presbyteriaan, Lutheraan of een Katholieke priester bent, kom hier bij ons staan als u de Boodschap van Christus gelooft, dat u gelooft in Goddelijke genezing. Kom hier en leg uw handen op hen. Zeker zou u zich niet willen afscheiden; als een dienstknecht van Christus zou u zich niet willen afscheiden van uw... van de menselijke wezens, het maakt niet uit of zij tot uw pastorie of uw parochie behoren of niet. U zou zich niet van hen willen afscheiden. U zult geloven. U bent nu welkom om hier te komen en mij te helpen met handen op deze zieken te leggen, opdat zij gezond mogen worden.
230 In orde, ik denk dat de rijen nu ongeveer gereed staan om te beginnen. Ik wil nu dat de zaalwachters hun plaats innemen, zodat zij de mensen kunnen helpen.
231 Zodat we niet... Iedereen zal het begrijpen, luister nu aandachtig. Kunt u het horen? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeg het opnieuw. ["Amen."] Kijk, ik geef u...
232 Nu, ik kan niet met elk persoon die daar staat, bidden en onderscheiding hebben. Ik zou er ongeveer vijf of zes gehad hebben en zij zouden mij dan uit het gebouw moeten wegnemen. Dat weet u.
233 Bij Jezus raakte een vrouw Hem aan en Hij keerde Zich om en vertelde haar wat haar kwaal was en alles erover. En Hij zei: "Kracht is uit Mij gegaan", sterkte; door één persoon. En dat was God gemanifesteerd in vlees.
234 Dit is maar een kleine gave, zie, om Hem te manifesteren, een beloofde gave voor de dag. Merk op, vriend.
235 Petrus werd een keer op het toneel geroepen, waar een vrouw gestorven was die Dorkas heette. Allen die het zich herinneren, zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En hij ging erheen, knielde neer en bad. Na... U mensen in de gebedsrij, luister nu. Nadat hij gebeden had, ging hij naar haar toe en legde handen op Dorkas en zij kwam tot leven. Is dat juist? ["Amen."]
236 Welnu, broeders, ik wil dat u en deze vergadering met mij instemt. Kijk, die hier staan, zijn ongeveer vijfhonderd mensen, of misschien meer, die hier vanmiddag staan om voor gebeden te worden. Laat ons nu een gebed van geloof bidden, ieder van ons. En wanneer dan de mensen voorbijkomen, wanneer u dan uw handen op hen legt, leg die met geloof op hen dat het zal gaan gebeuren. Ik ga geloven. Ik zal, ik, met heel mijn hart, ik zal geloven.
237 Onze hemelse Vader, nu zal de grote mars hierlangs beginnen. Honderden mensen zullen voorbijgaan onder deze predikershanden. Laat hen beseffen, Heer, dat zij passeren onder het kruis. Zij passeren onder het... waar het bloed werd gestort om dit, wat wij doen, werkelijkheid te maken. Want Hij, Die aan het kruis hing, zei: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." En laat de mensen het aannemen.
238 U beloofde dat U eenieder die 'wil', zou redden. U kunt de wereld niet redden, want wie ook 'wil'... zij willen u niet geloven. U ging een stad in, u kon vele machtige werken niet doen vanwege ongeloof.
239 Ook zult U niet in staat zijn ook maar één persoon die door deze rij komt te helpen, tenzij zij uit de bodem van hun hart gewillig zijn zich met de gelovigen en het Woord van God te identificeren, dat de zaak voorbij is. Moge deze grote identificatie nu komen, zodat wanneer elk van deze mensen onder de handen van deze predikers doorkomt, de Heilige Geest in hun hart moge plaatsen, dat zij de oproep van God hebben gehoorzaamd en mogen zij, zich verheugende, hier vandaan gaan, genezen, terwille van Gods Koninkrijk. Wij gehoorzamen U, Heer, in deze daad, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
240 Ik wil iemand... Roy, kom hier als je wil en zing Geloven Alleen. Ik wil de rest van u, met uw hoofden gebogen en iedereen in gebed.
241 Nu, dit zijn moeders, vaders en kinderen, kleine zieke baby's, mensen stervend aan kanker. Als u dat was, zou u iemand willen hebben die oprecht was. En wij verlangen dat oprecht.
242 Laten we nu allen onze hoofden buigen. Ik ga nu naar beneden om tussen mijn broeders voor de zieken te bidden. [Broeder Branham en de predikers leggen de zieken de handen op en bidden voor degenen in de gebedsrij. – Leeg gedeelte op de band – Vert]
243 Weet u, het is in deze gemeenschap een heel wonderbare tijd geweest. En ik heb vanmiddag iets opgemerkt; ik weet niet of u het wel of niet gewaar bent geworden. Negentig procent van deze mensen die genezen werden, werden zelfs genezen voordat zij kwamen tot waar ik stond. Zij waren aan het schreeuwen en juichen en gaven God eer nog voor zij daar aankwamen.
We gaan nu bidden voor deze zakdoeken.
244 Here Jezus, wij weten dat in de Bijbel wordt gezegd: "Zij namen van het lichaam van Paulus." Niet omdat hij Paulus was, maar omdat hij Uw dienstknecht was, Heer. Hij was Uw afgezant en we weten dat zij zeggen dat ziekte en kwalen verdwenen. Veel mensen konden de samenkomst niet bijwonen en zij zonden een zakdoek om zich te vertegenwoordigen. God, laat de Engel des Heren; Hij was Degene Die neerkeek op de Rode Zee en deze liet schrikken en Israël trok verder naar hun belofte. Schenk het, Heer, dat dit hetzelfde zal zijn. Mogen deze zakdoeken die op de zieken worden gelegd, de zieken genezen, terwille van Gods Koninkrijk, in Jezus' Naam vraag ik het. Amen.
245 Even wil ik nog een woord of twee tot u spreken, omdat ik u werkelijk waardeer. Ik waardeer deze fijne predikers, langs de hele rij; zij hebben hun tijd ingezet om te helpen, enzovoort. En misschien hebt u gedacht, broeders, terwijl de onderscheiding bezig was, enzovoort, hier beneden, ik niet wist waarover u aan het bidden was, maar de Here Jezus herinnerde mij eraan. Ik weet wat...
246 Maak u geen zorgen over uw moeder. Zij zal in orde zijn.
247 En u die daar zit met die voorhoofdsholteontsteking en vrouwenkwaal. Ik heb het al die tijd geweten. U zult er overheen komen. Maak u geen zorgen.
248 Ziet u, het was achter ons, evenzeer als dat Hij hier vooraan was en Hij weet er alles over. Zie? U bent door de gebedsrij gekomen en dezelfde God Die mij voor de dienst zalft, doet hier nu hetzelfde. Begrijpt u? Het is... En Hij is precies Dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig.
249 Gelooft u Hem? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] O, is Hij niet wonderbaar? ["Amen."] Is dit niet iets? Ja.
250 Hoevelen kennen dit lied: Gezegend zij de band, die onze harten in Christelijke liefde bindt? Zuster, zou u ons daarvan de toon willen geven? Ik, ik wil het zingen. Ik weet niet waarom, maar laten we het gewoon zingen. Sta nu werkelijk eerbiedig voor Hem en zing het nu gezamenlijk.
Gezegend zij de band,
Die onze harten in Christelijke liefde verbindt;
De gemeenschap van geestelijke verwantschap,
Lijkt op dat hierboven.
Dat is een ouderwetse.
Wanneer wij uit elkander moeten gaan (Laten we onze handen opheffen),
Geeft het ons een innerlijke pijn;
Maar we zullen nog steeds verenigd zijn in het hart,
En hopen elkaar weer te zien.
251 Houdt u daar niet van? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Tot, tot we elkaar ontmoeten, nu allemaal tezamen, "Tot we elkaar weer ontmoeten", allemaal samen nu.
Tot we elkaar ontmoeten! Tot we elkaar ontmoeten!
Tot we elkaar ontmoeten aan Jezus' voeten;
Tot we elkaar ontmoeten! Tot we elkaar ontmoeten!
God zij met u tot we elkaar weer ontmoeten!
252 Laten we nu onze hoofden buigen in gebed. Ik ga de voorganger hier vragen, broeder, of hij wil komen; en als u iets te zeggen hebt, broeder, of wat u ook zou willen zeggen, of de samenkomst afsluiten. Tot ik u weer zal zien, God zij met u! Bid voor mij. Ik heb Hem lief. Amen.