Eén groter dan Salomo is hier
Door William Marrion Branham1 Laten wij gewoon even blijven staan terwijl wij het Woord des Heren lezen. U, die de Schriftlezing zou willen opslaan vanavond, sla Mattheüs 12 op, beginnend bij vers 38.
Toen antwoordden Hem enigen der Schriftgeleerden en Farizeeën en zeiden: Meester, wij zouden wel een teken van u willen zien.
Maar Hij antwoordde hun en zeide: Een boos en overspelig geslacht verlangt een teken, maar het zal geen teken ontvangen dan het teken van Jona, de profeet.
Want gelijk Jona drie dagen en drie nachten in de buik van het zeemonster was, zo zal de Zoon des mensen in het hart der aarde zijn, drie dagen en drie nachten.
De mannen van Ninevé zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en het veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona en zie, meer dan Jona is hier.
De koningin van het Zuiden zal in het oordeel optreden met dit geslacht en het veroordelen, want zij is gekomen van de einden der aarde om de wijsheid van Salomo te horen, en zie, meer dan Salomo is hier.
2 Laten wij onze hoofden buigen. Met onze hoofden en harten gebogen in Zijn Tegenwoordigheid: Is er hier binnen een verzoek vanavond, zodat u zou willen dat er aan u gedacht werd in gebed? Indien dit zo is, steek gewoon uw hand op en geef daardoor te kennen: "God, hoor mijn verzoek." Nu, bid stil terwijl wij in gebed gaan.
3 Onze Hemelse Vader, wij achten dit één van de grootste privileges die wij aan deze kant van de Heerlijkheid hebben: elkaar te ontmoeten in de samenkomst van de mensen, die in U geloven, daar waar wij Uw Tegenwoordigheid kunnen verwachten, omdat het in overeenstemming met Uw belofte is. U zei: "Waar er twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn, daar ben Ik in het midden. En als zij in enig bepaald ding samen kunnen stemmen, en vragen, zullen zij het ontvangen." Heer, het grootste waarover wij het vanavond eens zouden kunnen zijn is, dat U een ontmoeting met ons zou willen hebben, dat wij Uw Tegenwoordigheid mogen zien, haar voelen in onze geest en weten dat U hier bent. En in Uw Tegenwoordigheid voelen wij dat wij onze harten kunnen uitstorten in smeekbede. Terwijl wij over U mediteren, mogen wij dit grote gevoel ervaren van de beantwoording van onze gebeden terwijl wij het nu vragen in Jezus Christus' Naam. Amen. U kunt gaan zitten.
4 Zo de Here wil, wil ik het onderwerp nemen met enige Schriftplaatsen, die ik hier heb uitgeschreven, gedurende enkele minuten voor wij gaan bidden voor de zieken, over het onderwerp van: Eén Groter Dan Salomo Is Hier Nu.
5 Wij vinden in het begin van het Schriftgedeelte vanavond, waar onze tekst gevonden wordt, dat Jezus twistte met de Farizeeërs. Hij berispte hen omdat zij Hem niet begrepen hadden. Een Man, waarvan de theologen die getraind waren, uitkeken naar de tijd van Zijn verschijnen, en toen Hij dan arriveerde, begrepen zij Hem verkeerd en noemden Hem een duivel. Zij zeiden dat de bediening die Hij had van de duivel was, omdat Hij de gedachten kon onderscheiden die in hun harten waren. En daardoor dachten zij dat Hij een soort tovenaar was of iets als een waarzegger, en iedereen weet dat dit boze geesten zijn. En dan was het godslasterlijk om het werk van God een "boze geest" te noemen.
6 En Hij had hun verteld dat Hij het hen zou vergeven, omdat de Heilige Geest nog niet gekomen was om hun harten te verzachten en hen in een toestand te brengen dat zij God zouden begrijpen. Hun harten waren ver van God. Alles wat zij wisten was de koude theologie van de wet en zij hadden de Heilige Geest nog niet ontvangen. Maar Hij zei: "Wanneer de Heilige Geest gekomen is en hetzelfde doet, om Dat tegen te spreken wordt nimmer vergeven in deze wereld, noch in de wereld die komt."
7 En ik dacht na terwijl ik dit las deze namiddag en mediteerde erover, aan hoe dat zij, een van hen hier, naar Hem kwam op een indirecte wijze en Hem vroeg: "Meester, wij zouden een teken van U willen zien." Met andere woorden, de Joden werd altijd geleerd in tekenen te geloven. De Joden zoeken altijd tekenen, en de Grieken wijsheid. En wij ontdekken dat deze Joden op een teken vertrouwden.
8 Nu, wat een getuigenis tegen deze Farizeeër, betreffende het teken van de Messias dat Jezus reeds had volvoerd, dat de ogen van hem, die verondersteld werd de Schriften te kennen, zo verduisterd waren, dat hij het niet herkende. Jezus had hem het ware Schriftuurlijke Messias-teken gegeven, dat in de Schrift beloofd was. Maar hij keek uit naar een ander soort teken.
9 En hoe waar komt dat overeen met de leraars van vandaag en de mensen van vandaag. Zij kunnen iets zien dat solide is en in de Schrift, door God beloofd voor de tijd. En dan kunnen zij Dat zien, maar toch kijken zij uit naar iets; zij willen iets anders zien en nemen niet het teken van de tijd.
10 Hij vertelde hun eens: "U kunt de luchten onderscheiden wanneer de zon daalt, rood. U zult zeggen wanneer de zon daalt en de lucht rood is: Morgen zal het slecht weer zijn," enzovoort. "U kunt de tekenen in de lucht onderscheiden, maar de tekenen van de tijd begrijpt u niet." Want de Schrift had waarlijk gezegd dat deze Messias een profeet zou zijn.
11 Wij weten dat Gods manier om de dingen te doen altijd het zenden van een profeet was om Zijn boodschap te betuigen. Het heeft nooit gefaald, het zal nooit falen. God kan Zijn wijze niet veranderen. Wat zijn eerste beslissing is, moet altijd op die wijze blijven. Wat Hij zegt is waar.
12 God handelde nooit met grote groepen. Hij handelt altijd met een individu. Zo heeft Hij een volk uit de heidenen voor Zijn Naam genomen; gewoon hier en daar een individu, voor Zijn Naam. Hij handelt met een individu, niet met groepen.
13 En wij ontdekken dat de reden dat zij dit geloofden is, dat een profeet een bekendgemaakte getuige van God moest zijn. Want wanneer hij iets zei en het kwam te geschieden en hij sprak opnieuw en het gebeurde; en wat hij ook zei, God betuigde dat het waar was, dan zei Hij: "Hoort hem, want Ik ben met hem."
14 Nu zien wij dat Mozes, waarin zij beweerden te geloven, hun gezegd had, dat "De Here God een Profeet zal opwekken gelijk mij en naar Hem moet het volk horen. En al wie deze Profeet niet geloofde, zou afgesneden worden van het volk."
15 Wij bemerken dat dit waar is. "Hij kwam tot de Zijnen; de Zijnen ontvingen Hem niet. Maar zovelen Hem ontvingen, gaf Hij de kracht, gaf hun de macht zonen van God te worden."
16 Hoe bemerken wij dat deze Farizeeën en Sadduceeën juist precies keken naar wat de belofte van God zei dat Hij zou doen. En toch zochten zij nog steeds een teken, niet wetend dat dit het ware Messiaanse teken was dat Hij zou geven.
17 Filippus begreep het toen Hij zei waar hij de dag daarvoor was. Hij begreep dat dit de Messias was en zei: "Gij zijt de Christus en U bent de Koning van Israël." En zo herkende hij dat omdat het hem gegeven was. Hij was het.
18 Jezus zei: "Niemand kan tot Mij komen, tenzij Mijn Vader hem trekt. En alles wat de Vader Mij gegeven heeft, zal tot Mij komen." Ongeacht hoezeer wij proberen op een andere wijze binnen te komen, het moet God zijn. "Het is niet hij die wil of hij die loopt, het is God die genade betoont." God is Degene die de keuze doet. "Gij hebt Mij niet gekozen", zei Jezus, "Ik koos u."
19 En nu bemerken wij dat de antichrist, in de laatste dagen, "allen zal verleiden die op aarde wonen, wier namen niet geschreven waren in het Boek des Levens van het Lam van de grondlegging der wereld." Uw naam werd in Gods Boek gezet vóór het Lam geslacht was. Toen Zijn programma uitgelegd was, de hele zaak, werd u erkend in dat programma omdat u Eeuwig Leven hebt. Het woord 'eeuwig' begon nooit en evenmin kan het eindigen; u bent een attribuut van Gods denken vóór de wereld ooit geschapen werd. Dat is de enige wijze waarop u Eeuwig Leven kunt hebben. En dat Leven, dat Hij u toebedacht, is nu in u. Er is geen manier om het af te scheiden. Hij is daarin om er te blijven.
20 Merk nu op dat deze Farizeeërs, die toch religieuze leraars waren, grote theologische geleerden die het Boek dag en nacht bestudeerden, faalden om dat Messiaanse teken te zien en Hem hier probeerden een teken te vragen.
21 Opdat ik deze zaak zou mogen duidelijk maken, laat ik u weten dat God altijd tekenen geeft. Omdat Hij bovennatuurlijk is, handelt Hij altijd met mensen door tekenen, Schriftuurlijke tekenen.
22 In het Oude Testament, wanneer men een vraag had, als iemand een droom droomde en er was geen profeet daar, dan nam men hem mee naar de tempel waar men had wat men de Urim Thummim noemde. U, Bijbelleraars, begrijpt wat ik bedoel. Het was de borstplaat die Aäron droeg, met de twaalf stenen die de twaalf stammen van Israël vertegenwoordigden. Men hing deze op aan een pilaar; en wanneer dan deze profeet of deze dromer of wat het ook was zijn visioen of zijn droom vertelde, ongeacht hoe echt het leek, als die bovennatuurlijke lichten niet verschenen om de Urim Thummim op die borstplaat te vormen, werd het afgewezen. God weigerde het.
23 Zij moesten een bovennatuurlijk teken van God zijn om te betuigen. Ongeacht hoe reëel, hoe diep theologisch het was, hoe groots het klonk, het was dat niet voor de Jood, als Gods bovennatuurlijk teken het niet betuigde.
24 Nu, het Oude Testament; de plaat van Aäron werd weggedaan met het Oude Verbond.
25 Maar in het Nieuwe Verbond blijft God nog steeds bij de Urim Thummim. Dat houdt in dat als een profeet, dromer, theoloog, of wat het ook is, iets zegt wat in tegenspraak is met het Woord en God het niet terug doet klinken door het Woord, ik het zal laten varen, want Het is Gods Urim Thummim. En ik geloof met heel mijn hart dat het Gods Woord is.
26 En God is Zijn Eigen Woord. "In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Hij is het nog steeds. God heeft geen enkele uitlegger nodig.
27 Wij leggen uit, wij zeggen: "Dit, dit is dat en dit is dat", enzovoort.
28 God heeft geen uitlegger nodig. Hij is Zijn Eigen Uitlegger. God heeft ons niet nodig om Zijn Woord uit te leggen. De Bijbel is geschreven en zegt dat Hij geen eigenmachtige uitlegging toelaat. God zei in het begin: "Er zij licht" en er was licht. Dat is de uitleg ervan. God zei: "Een maagd zal zwanger worden" en zij werd het. Dat is de uitleg ervan. Het heeft niemand nodig om Het uit te leggen.
29 God zei dat in deze dag deze dingen zouden gebeuren en zij gebeuren. Het behoeft geen enkele uitleg. Het is God die Zijn Eigen uitleg doet. Het gebeurt. Ongeacht hoezeer wij proberen Het te draaien en te zeggen: "Het betekent dit niet en betekent dat niet", Het betekent het gewoon precies, en God is Zijn Eigen Uitlegger. Hij betuigt Zijn Woord, en dat is Zijn uitleg ervan, omdat het geschied is.
30 Nu, wij vinden deze mensen daar in Mattheüs, het 12e hoofdstuk, het 38e tot het 40e vers, en zij vroegen Hem: "Meester, wij zouden graag een teken van U willen zien."
31 En Hij verweet hun omdat zij Hem niet geloofd hadden en de Geest die op Hem was "een boze geest" genoemd hadden in hun ongeloof, omdat zij Hem niet konden vereenzelvigen onder hun geestelijken. Zij konden niet uitmaken waar Hij vandaan kwam. Zij wisten niet van welke school Hij kwam, of Hij een Farizeeër of een Sadduceeër was. En Hij probeerde constant hun theologische instituten neer te halen en noemde hen adderengebroed. En wel, zij konden Hem nergens thuisbrengen. En dus: "Waar kwam deze Man vandaan? Wij weten niet vanwaar Hij is." En zij beseften niet dat het teken zelf daar was, dat Hij de Messias was.
32 Nu, zoals die kleine vrouw bij de bron, waarvan wij eergisteravond spraken. Zij herkende het en het deed iets voor haar. En dezen, die het herkenden, zij waren het zaad van God, dat moest worden geroepen in die dag.
33 En altijd in alle tijden heeft God geestelijke gaven gegeven aan Zijn mensen. Daaraan is Hij geïdentificeerd en gekend, door geestelijke gaven. En wanneer God een geestelijke gave aan Zijn volk zendt en die geestelijke gave wordt afgewezen, dan gaat dat volk de duisternis van een chaos in. Telkens door de tijdperken heen, wanneer God iets zendt tot het volk, een gave, en men het afwijst, wordt dat volk door God afgewezen, omdat het Gods genade heeft afgewezen.
34 O, wat een veiligheid zou het zijn vanavond, hoeveel groter zou het zijn dan alle schuilkelders en al de plaatsen waaraan wij zouden kunnen denken, als deze natie, die een Christelijke natie genoemd wordt, de gave van God, die het gegeven is, zou kunnen aanvaarden, de grote Heilige Geest, uitgestort in deze laatste dagen. Als deze natie Dat zou accepteren, zou men meer in veiligheid zijn dan wat anders ook, waar men kon binnengaan. Maar men heeft Het afgewezen, dus is er niets overgebleven dan chaos en oordeel.
35 Alle tijdperken gaf Hij deze grote geestelijke gaven. En merk op, altijd bij de komst van een geestelijke gave, een ware gave... Ik wil op een avond spreken over 'De Stem Van De Gave', zo de Here wil. Maar altijd worden deze gaven gewoonlijk aangekondigd door profeten. En wanneer u dan een profeet ziet opstaan op het toneel, toont dat aan dat oordeel nabij is. Nu, dat is een teken, wanneer u een geïdentificeerde profeet van God op het toneel ziet opstaan. Het was zo in de dagen van Jeremia, in de dagen van Daniël, in de dagen van Johannes de Doper, in de dagen van de Here Jezus en heel de tijd door. Wanneer een profeet opstaat op het toneel is het tijd dat God Zijn Woord gaat spreken. De naties verwerpen het en dan zet chaos in.
36 Zo was het bij het wisselen van de gemeentetijdperken, elke keer, wanneer de boodschap was verworpen. God geeft deze gaven en boodschappen aan de mensen, maar zij wijzen ze af; dan is er niets over dan oordeel.
37 God is rechtvaardig. Hij zal het oordeel niet zenden vóór Hij genade aanbiedt. En genade is voorzegd en hoe het zal komen, maar de mensen zijn gewoonlijk zo geheel verward en hebben zoveel verschillende mensengemaakte schema's in hun hoofd, dat zij het niet herkennen. En zo gaat het altijd.
38 Nu, wij bemerken dat Hij hun zei: "Een goddeloze en overspelige generatie zoekt naar tekenen." Hoe vaak heeft de ongelovige hier voordeel van genomen, over Schriftuurlijke tekenen en gelooft het niet.
39 God spreekt altijd met tekenen. Hij heeft het voor eeuwig gedaan, en zolang als er een wereld is zal Hij steeds door geestelijke tekenen spreken. Hij heeft voorzegd dat zij zouden komen.
40 Nu, velen van de ongelovigen nemen dat, toen Hij zei: "Een goddeloos en, of zwak en overspelig geslacht zoekt naar tekenen."
41 Let op; Hij sprak hier in een samengestelde profetie. Hij zei hun ook dat zij een zwak en overspelig geslacht waren en vertelde hun ook dat elke zwakke en overspelige generatie die komen zou, een teken zou ontvangen. Merk op dat Hij zei: "Een zwak en overspelig geslacht zoekt naar een teken en hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona. Want zoals Jona in de buik van de walvis was gedurende drie dagen en nachten, zo moet de Zoon des mensen in het hart van de aarde zijn gedurende drie dagen en nachten."
42 Wat zei Hij hier? Hij zei dat "een boos en overspelig geslacht het teken van de opstanding zou ontvangen." En in welk ander tijdperk zijn wij daar ooit meer toe gekomen dan zoals het nu is, tot een Christus verwerpend, goddeloos, verdraaid, overspelig geslacht? En zij zullen een teken ontvangen, het teken van de opstanding, dat Jezus Christus vanavond gewoon evenzeer levend is als Hij ooit was. Hij werd opgewekt uit de doden, Hem "Dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer" makend. Een boos en overspelig geslacht zoekt naar een teken en men zal het krijgen en het teken zal het teken van de opstanding zijn." Nu, natuurlijk sprak Hij tot hen dat Hij uit de doden zou opstaan.
43 Vele keren heeft een Schriftplaats zijn gewone of zijn samengestelde betekenis. Zoals in Mattheüs 3. Er staat: "Opdat vervuld zou worden wat gesproken was van de Here door de profeet, zeggende: "Uit Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen." Nu, als u dat terugvoert, komt u bij Hosea en hij profeteerde dat: "Uit Egypte heeft Hij Gods Zoon geroepen, welke Israël was." Jakob was Gods Zoon en Hij riep hem uit Egypte. Daar brengt de verwijzing u naar toe. Maar ook was Christus Zijn grotere Zoon, en Hij riep Hem er uit; Israël was een type.
44 En dus is dat een type van het verwerpen van Christus in die generatie; dit is een groter type, want die generatie die de opstanding verwierp kreeg vergeving, maar dit geslacht dat spot met de Heilige Geest is onvergeeflijk. Wij zijn... Slechter is hij die de Heilige Geest afwijst, dan hij die Jezus Christus verwierp in de dagen van Zijn vlees op aarde. Jezus zei aldus: "U spreekt tegen de Zoon des mensen," toen zij zeiden dat Hij een waarzegger was of een boze geest. Hij zei: "U spreekt tegen de Zoon des mensen, maar het zal u vergeven worden. Maar wie echter een woord tegen de Heilige Geest spreekt, het zal hen in deze wereld nimmer vergeven worden", dat is de werking van de Heilige Geest een boos onrein ding noemen, wanneer zij het werk van God gedaan zien worden.
45 Ja, Jona was een getuige van de opstanding, zoals hij in de buik van de walvis was gedurende drie dagen en nachten. Veel mensen proberen Jona te veroordelen en iedereen zegt: "O hij, hij was een Jona." Jona was de profeet. Hij wandelde precies in de wil van God. Toen hij dat verkeerde schip nam en daarmee wegging, moest dat gebeuren; het moest op die wijze zijn om de opstanding van Jezus Christus naar voren te doen komen. Hij moest dat spelen, precies zoals Hagar weg werd gezonden, opdat de vrije vrouw geen erfgenaam zou zijn met de slavin. Deze dingen moesten gebeuren; zij waren schaduwen en typen van de komende dingen.
46 Nu, wij ontdekken dat Hij dan naar beneden komt, na van Jona te hebben gesproken en Hij komt tot Salomo's tijdperk. Nu, wij weten allemaal dat Salomo's tijdperk bijna het millennium was van het Oude Testament. Het was de grootste tijd aller tijden die Israël ooit had. Dat was onder de regering van Salomo; er waren hoegenaamd geen oorlogen en men had een geweldige tijd. God gaf Salomo, die een zoon van David was, een gave van onderscheiding en nu kon hij de gedachten onderscheiden in de harten van de mensen.
47 Nu, hoe hadden die Hebreeërs, die daar stonden, dat erkend moeten hebben! Salomo had een gave van onderscheiding en hij kon de gedachten onderscheiden in hun hart en zij zwermden allemaal rondom Salomo, en toch stond hier Eén groter dan Salomo. En Salomo was de zoon van David, maar hij was de mindere zoon van David, door het vlees. En Jezus was de Zoon van David, door het Zaad der belofte, het Koninklijke Zaad. En hier was Eén groter dan Salomo die daar stond, die hetzelfde deed als wat Salomo had gedaan, alleen Eén groter dan Salomo zijnde, en zíj noemden het "Beëlzebub!"
48 Ziet u de uitleg van de Schrift? Geen wonder dat Hij dit zei: "Een boos en overspelig geslacht zal naar een teken zoeken en zal het krijgen: het teken van de opstanding."
49 En in Salomo's tijdperk was er een grote opwekking bezig. Ik zal zo'n beetje een beeld geven zodat de jongeren het kunnen begrijpen. Er was een grote opwekking aan de gang in de dagen van Salomo. God gaf een gave en de hele natie ging er in mee. Iedereen kwam er naartoe. Zij geloofden erin met heel hun hart.
50 Zou het geen wonderbare zaak zijn als dit vanavond gebeurde onder de mensen, als heel Amerika, alle mensen die zichzelf Christenen noemen, bijeen zouden komen rond Gods gave in deze laatste dagen, het uitstorten van de Heilige Geest op de mensen! Dat is Gods gave in deze laatste dag, de Heilige Geest. Christus, in de vorm van de Heilige Geest, is hier nu bij ons. Zou het niet wondervol zijn als al de kerken die beweren Christenen te zijn bijeen zouden komen rond deze grote gave die God ons gegeven heeft?
51 Waarom is het? Zij zijn verloren in allerlei soorten ismen en geloofsbelijdenissen en u kunt niet zeggen wat wat is. Het is precies zoals men het altijd heeft gedaan. Maar God beloofde hoe dan ook om het in orde te brengen voor het Zaad, in de eindtijd.
52 Merk hierbij nu op, dat wij ontdekken dat zij allen rond deze grote gaven bijeen kwamen en dat Israël bloeide zoals nooit tevoren. Alle naties vreesden Israël; zij waren bang om daar te komen, omdat zij wisten dat God met hen was.
53 En ik zeg u, u spreekt over het de mond snoeren van het communisme en alles; laat Amerika slechts terugkomen tot God, terug tot haar gave, terug naar de Heilige Geest, en de mensen zullen moeten stoppen met dit geschreeuw over het communisme. Het is zo rot, dat zelfs de communisten anti-communistische structuren hebben om te ontdekken wie zij zijn. De zaak moet op die wijze zijn. Maar laat hen terugkomen!
54 Niet lang geleden hier in Finland. Broeder Lindsay, die hier geloof ik gisteravond was, was bij mij toen het gebeurde. Een kleine jongen, die ik hier in een visioen gezien had, werd daarginds uit de dood opgewekt. Velen van u, denk ik, hebben het nog in uw Bijbel geschreven, terwijl ik het land doorkruiste, zeggend hoe hij er uit zou zien, waar hij zou zijn, enzovoort. En hij werd opgewekt uit de dood in overeenstemming met het Woord van de Here. Hij werd gedood door een auto-ongeluk. Velen van u herinneren zich het geval en stonden daar toen hij uit de dood werd opgewekt.
55 Die avond gingen wij naar de Messuhalli. Broeder Lindsay en ik en broeder Moore en velen van de mensen, probeerden naar de Messuhalli te komen, waar men zoveel duizenden binnenliet om mij tot hen te laten spreken, hen dan uit liet gaan om mij weer tot anderen te laten spreken. Op weg erheen waren er vier of vijf stadsblokken geheel afgesloten. Mensen waren in de straten om ons binnenkomen en uitgaan in het oog te houden. En daar binnen was een klein meisje op krukken, het ene been korter dan het andere, dat genezen was. En vele andere dingen waren er gedaan.
56 Toen deze kleine jongen werd opgewekt, ging het nieuws rond. Zij hebben geen rock-en-roll en zo in Finland of zij hadden het toen niet. Er was alleen nieuws en dingen die de moeite waard waren op de radio. En dat was helemaal tot in Rusland bekend geworden. Als u in Rusland woont en veertig mijl van uw huis, uw geboorteplaats, wilt reizen moet u een visum hebben om uw zaken aan te tonen. En een IJzeren Gordijn was gewoon... wij wandelden er recht naartoe, waar de machinegeweren in de straten stonden, net buiten Kuopio. Dit nieuws was bekend geworden en die avond waren de straten vol met duizenden maal duizenden Russen.
57 Hier waren die communistische soldaten, Russische soldaten met die omgeslagen kleine, ronde mutsen op; en zes kleine Finse jongens, net na die oorlog; zij waren nog niet oud genoeg om zich al te scheren, zij waren jongens met gladde gezichten en hadden grote, oude laarzen aan, grote lange jassen en zij liepen op straat met deze sabels en zo, erop toeziend dat ik door de menigte heen kon komen om binnen te komen. Hier stonden die Russen. Toen ik langs kwam sprongen zij in de houding, hielden zich zo, en de tranen liepen langs hun wangen naar beneden. En wanneer ik voorbij kwam, grepen zij die Finse soldaten en klopten hen op de rug en omhelsden hen. Wat zal bewerken dat een Rus een Fin schouderklopjes geeft, zal oorlogen ten einde brengen. Zij zeiden: "Dit zullen wij ontvangen, een God die de doden kan opwekken."
58 Dat is er vanavond aan de hand, vriend; precies. Wat hen communistisch heeft gemaakt is, omdat de geestelijkheid het Woord van God heeft laten vallen. Zij hebben al het geld genomen en hebben daarvoor niets in de plaats terug gegeven; het is net zoals een orde of iets anders. Dat is wat er verkeerd is met de wereld.
59 Dan vinden wij dat, in de dagen van Salomo, zij allen rond deze grote gave, die Salomo van de Here had, verzameld waren. En de mensen kwamen en gingen. Al de naties vreesden Israël. In plaats van te proberen oorlog met hen te maken, brachten zij vredeoffers. Zij waren niet zozeer bevreesd voor hun mensen, zij waren bang voor die God waarmee zij allen in eenheid waren.
60 O, wat zou dat zijn voor deze natie vanavond, als wij allemaal in vreze voor God zouden zijn, als wij allen God zouden respecteren en Zijn gave van de Heilige Geest zouden ontvangen en ons er rondom verzamelen; als elke kerk haar geloofsbelijdenissen zou afbreken en ze de deur uitwerpen en naar het altaar zou komen en daar blijven tot de Heilige Geest komt om Zijn Woord in de laatste dag bekend te maken!
61 Sommigen van hen proberen te zeggen: "Wel, het is slechts voor de Joden om Het te krijgen. Dat is alles wat er voor was."
62 Petrus zei op de dag van Pinksteren: "Bekeert u, ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen, want de belofte is voor u en voor uw kinderen, en voor hen die ver af zijn, zelfs zovelen als de Here onze God zal roepen." Zolang daar een Zaad wacht in de aarde om geroepen te worden, is er een Heilige Geest om het Ernaar toe te roepen. Dat is juist. Het is gewoon nog steeds hetzelfde.
63 Maar wij ontdekken dat Het wordt afgewezen wanneer Het komt. Dat is de reden dat de natie onder veroordeling komt. Dat is de reden dat de zaken gaan zoals zij vanavond zijn.
64 En wij bemerken in Salomo's tijd dat het niet zo was. Zij allen kwamen bijeen rondom die gave van onderscheiding die Salomo had. En al de naties vreesden God. En het nieuws verspreidde zich overal. "O, u zou naar Israël moeten gaan; hun God heeft een gave onder hen doen opstaan en zij hebben hem koning gemaakt. En zijn wijsheid, zijn onderscheiding is bovenmenselijke herkenning. Het gaat daar bovenuit. Het is in de sferen van de goden daar binnen", zou de heiden zeggen. "En wij begrijpen niet hoe het is, maar God, hun God, heeft Zichzelf vertegenwoordigd in een van hun gelovigen. En zij hebben hem op een troon gezet en zij luisteren allen naar hem." U weet dat het nieuws zich toen niet verspreidde via televisie, telefoon, enzovoort, het was van lip tot oor.
65 Tenslotte kwam het nieuws, dwars door de Sahara-woestijn, tot ver weg in een klein land, Scheba genaamd. Men had... Het was een heidens land. Zij hadden daar een kleine koningin, die zonder twijfel een leuke, kleine dame was. En het nieuws kwam tot haar dat God een grote opwekking had gegeven, daarginds in het land van Israël en dat er grote dingen gebeurden. Men had daarginds een man gezalfd met de Geest van hun God, zodat zelfs zijn wijsheid alles te boven ging waaraan een mens kon denken.
66 U weet: "Geloof komt door het horen, het horen van het Woord van God."
67 Dat verkwikte haar hartje. Zij begon erover na te denken. En nu, telkens als een karavaan langs kwam, zou de kleine koningin zonder twijfel haar soldaten uitzenden en zeggen: "Ik zou privé met de persoon willen spreken, als zij van Israël zijn gekomen."
68 "Ja koningin, wij zijn ginds in Israël geweest en o, het is prachtig. U zou het moeten zien. Er is niets zoals dat. Het is voorbij het menselijk begrip. Weet u, zij zijn allen eenstemmig, elk van hen staat direct rond die gave, die hun God hun gegeven heeft en zij geloven het allen eenstemmig. O, het is de geweldigste zaak en er is niets van achtergehouden. God openbaart gewoon alles. Als een natie daarginds tegen hen zou willen beginnen, wel, hun God zou openbaren waar zij kwamen en een hinderlaag voor hen leggen voor zij daar kwamen. O, er was daar gewoon een grote opwekking aan de gang."
69 Weet u, toen begon de kleine koningin ernaar te hunkeren om het zelf te zien.
70 U weet dat er iets mee is; de mens weet dat hij ergens vandaan komt. En hij is hier, hij weet niet waarom hij hier is. En hij gaat ergens heen en hij weet niet waar hij heengaat. En er is slechts één Boek in de wereld dat ons vertelt wie u bent, waar u vandaan komt, wat u bent en waar u heengaat, en dat is de Bijbel. Het is het enige dat het u vertelt en het is Gods Boek. Het is God Zelf, gemanifesteerd in Woord-vorm, een Zaad genaamd. Dat Zaad in de juiste soort grond zal elke belofte voortbrengen die Hij maakte, omdat het God Zelf is. Maar het moet bewaterd worden door geloof om het te doen gebeuren, zoals bij welk ander zaad ook. De kiem is er in. Weet het! Let nu op.
71 Wij vinden dat in dit handelen de kleine koningin begon te hongeren en dorsten naar God. O, als de gaven van God slechts een dorst zouden kunnen scheppen in de harten van de mensen, naar Hem, zoals het bij haar deed!
72 Nu, wij ontdekken het, zodat de kinderen, kleine makkers... Er zit hier een hele rij van hen op verschillende plaatsen. Opdat zij het zouden mogen begrijpen zullen wij het in een soort drama voor hen weergeven, zodat zij het zullen verstaan.
73 Nu bedenk dat zij een heiden was. Teneinde dit dus te doen en daar zij een koningin was, zou zij toestemming moeten hebben van haar heidense priester om te kunnen gaan. En ik kan mij voorstellen, haar naar hem te zien toegaan om haar beloften te doen en te zeggen: "Grote heilige vader zus-en-zo, wij weten dat de Israëlieten daarginds een opwekking hebben en dat hun God Zichzelf gerepresenteerd heeft in de vorm van een man, door een grote gave, zodat hij de geheimen van de harten weet. En men zegt mij dat Hij het Woord is en het Woord is een onderscheider van de gedachten van het hart en men zegt dat het werkzaam is in een man. Ik zou uw toestemming willen hebben allerheiligste vader, om ernaar toe te gaan en het te bezoeken en voor mijzelf te zien."
74 Wel, ik kan mij voorstellen dat zijn antwoord luidde: "Wij hebben geen enkele samenwerking in die opwekking" of dat is de '1964'-versie ervan. Maar hoe dan ook, zij zeiden: "Zij behoren niet tot onze denominatie. Zij zijn niet van ons volk. Wij hebben er helemaal niets mee te maken. U zult niet gaan. En zij zijn niets dan een stelletje krukken. Men hoort allerlei geruchten over hen, dat zij door de Rode Zee kwamen en al dat soort spul, maar er is niets mee. Hier is onze grote god; ziet u hem daar aan de muurkant? Zij waren zo-en-zo, en zovele keren hebben zij zo-en-zo gedaan." De kleine koningin ging met afkeer weg.
75 Maar weet u, er is iets mee als God honger begint te brengen in een menselijk hart; er is gewoon niets dat het kan weerhouden. Of er samenwerking is of niet; of er iets is, zij moet Dat vinden! Zoals ik zei over de kleine vrouw gisteravond, die aandrong en volhardde. Ziet u, Iets krijgt een houvast op u en u krijgt een houvast op Iets. Zoals Jakob, de zoon van God; Jakob, Gods zoon, kreeg op een nacht houvast aan Iets en Het kreeg houvast op hem; en hij liet Het nooit gaan tot hij zijn doel bereikte, er door gezegend werd. Dat, dat is het echte. En wanneer de mens iets imiteert werkt het nooit juist uit. Maar als u een houvast aan Datgene kunt krijgen en dat Iets krijgt een houvast op u, zal het gaan gebeuren.
76 Als u hier vanavond komt om genezing en de Heilige Geest toelaat een houvast op u te krijgen en u krijgt een houvast Daarop, zult u krijgen waarom u vraagt. Er is geen manier om Het bij u vandaan te houden.
77 U komt, gelovend dat Jezus Christus redt, en daar is een reddende kracht die een houvast op u krijgt en u krijgt een houvast Daarop, u zult gered worden.
78 Als u gelooft in de doop van de Heilige Geest en de Heilige Geest krijgt een houvast op u en Hij zal u dopen en u krijgt een houvast op Hem; u zult niet van uw zitplaats hoeven opstaan; Hij zal u met Zijn Tegenwoordigheid vullen, precies daar waar u bent. Net zoals Hij het deed. "Terwijl Petrus nog deze woorden sprak, viel de Heilige Geest op hen die het hoorden." Iets kreeg een houvast!
79 Iets kreeg een houvast op die kleine Syro-Fenicische vrouw waarover wij gisteravond spraken. Het deed er niet toe hoeveel hindernissen zij had, zij ging hoe dan ook steeds door. Iets kreeg een houvast op deze kleine koningin waarover wij vanavond spreken, een heidense. Zo was het met deze kleine Syro-Fenicische, een Griekse, een heidense, afgodaanbidster. Maar Iets kreeg houvast op hen en zij kregen een houvast op Iets.
80 Er staan altijd moeilijkheden in de weg. Satan werpt alles in de weg wat hij kan, wanneer hij ziet dat een echte beweging van God op gang komt. Hij zal het bij u doen. Hij zal van alles, alle hindernissen die hij kan, op uw weg plaatsen.
81 Bedenk, de vrouw had heel wat hindernissen te nemen, maar haar geloof had er geen enkele. Geloof heeft geen hindernis. Er is niets wat het zal stoppen, ongeacht wat iemand zegt. Als u die juiste houvast op God hebt gekregen, dan heeft God de juiste houvast op u; er kunnen veertig dokters zijn die u hier staan te vertellen dat u stervende was en u zou er geen woord van geloven. Neen meneer. Beslist niet. Er zouden hier veertig geestelijken kunnen staan, zoals Achab's vierhonderd, die tegenstaan; als u een Micha bent en een houvast op God hebt gekregen, dan heeft God een houvast op u en u ziet het betuigd in het Woord, dan is er niets wat u zal stoppen. Daar zult u staan, hoe dan ook, omdat Iets een houvast op u heeft gekregen.
82 Het was aan die kleine vrouw geopenbaard, dat er ergens een God was. Ik kan zien dat zij die Hebreeuwse rollen opnieuw gaat lezen, ze oprollen en ze neerleggen in de kruik en teruggaan naar die heiden-priester en zeggen: "Ik wil u iets vertellen, heilige vader. Het mag misschien zo zijn, de dingen die u zegt. Maar kijk, mijn grootmoeder aanbad die afgod, zij las die catechismus die u hebt. Mijn overgrootmoeder las het, mijn moeder las het, heel mijn familie las het, het is allemaal over iets wat gebeurde. Ik heb er nog nooit een beweging van gezien. Maar men zegt mij dat men daarginds iets heeft dat werkelijk is, dat nu precies aan de gang is; niet een of andere historie, maar iets dat nu bezig is."
83 "Nu, kijk hier naar", zou hij zeggen, "mijn kind. Als u gaat, zal ik u excommuniceren. Het gaat niet aan dat u als koningin, met zulk volk als dat omgaat." Diezelfde oude duivel leeft nog steeds.
84 Er is geen betere menigte ter wereld om in te komen, dan een wedergeboren gemeente, vervuld met de Heilige Geest. Ik geef er niet om waar het is, of het in de steeg is of waar het ook is, het is de beste menigte. Het is een Hemelse groep, merk het op, gelovigen die in God geloven.
85 Haar hart bonsde hevig van verwachting. Zij wilde het zien. Zij had erover gehoord. En ik kan haar horen zeggen: "Wel, u kunt gewoon mijn naam uit het boek schrappen als u wilt. Wat u ook zegt en die afgoden en die boeken en zo, ik zie dat u over iets blijft vertellen, over iets spreekt. Het heeft nooit bewogen. Ik heb er nog nooit een beweging van gezien. Ik wil iets dat echt is." En zij maakte zich gereed om te gaan. Het is maar al te jammer dat wij vandaag niet meer van die kleine koninginnen hebben! Juist.
86 Vervolgens ontdekken wij dat zij om te gaan een zeer goede tactiek gebruikte. Ik zou graag willen dat iedereen hier aan denkt. Nu, zij zei dat zij het niet wist. Zij had al de rollen gelezen om te ontdekken wie Jehova was, om de wijze te zien waarop Hij gewerkt had in voorbije dagen. "Als dat zo is, dan zou Hij Zichzelf met deze man identificeren zoals men zei dat hij was, dan was dat Jehova. En als het Jehova was en Hij was de ware God, de God der levenden, niet één of ander beeld of monument van één of ander schepsel dat leefde of niet leefde, dan was dit een levende, tegenwoordige God juist nu." Zij wilde zich dus gereed maken om te gaan. Zij zei nu...
87 Zij nam een hoop geld op. Zij nam goud en mirre en o, wierook, veronderstel ik, en zilver. En zij had er kamelen mee beladen. Nu, zij zei dit: "Ik zal er naartoe gaan, ik zal er zelf gaan kijken. En als het dan zo is, zal ik het ondersteunen, als het niet zo is, wil ik er niets mee te maken hebben."
88 Weet u, zij zou pinkstermensen iets kunnen leren. Velen van hen ondersteunen een programma dat u uitlacht en grappen over u maakt. En u ondersteunt een programma in de lucht, dat de gek steekt met de dingen waarin u gelooft. Dat is juist. Jazeker. Omdat het goed klinkt: "Er is een weg die juist schijnt voor een mens", zei Jezus.
89 Maar merk haar op, zij zei: "Als het niet zo is, dan kan ik mijn gaven mee terugnemen." Maar zij ging voor zichzelf kijken om overtuigd te worden. Zij had de rollen gelezen, zij wist wat Jehova was en zij wilde het zien. Als Hij was, is Hij, dan is Hij nog steeds Jehova.
90 Dat is goed vandaag. Jezus Christus is wat Hij was en altijd zal zijn. Hij verandert nooit. De Bijbel zegt: "Hij is Dezelfde, gisteren, vandaag, en voor immer."
91 Wij vinden dan dat de kleine vrouw, over hindernissen gesproken, misschien dit gedacht heeft: "Bedenk, ik moet de woestijn doorkruisen en dat is een hele lange reis." Meet het eens na, van Israël, van Palestina naar Scheba, dwars door de Sahara-woestijn. Ik denk dat het per kameel, ik geloof dat de karavanen er negentig dagen, drie maanden, over deden als men constant doorreisde, om van de ene plaats naar de andere plaats te komen. Drie maanden reizen. En bedenk gewoon dat zij door die hete woestijn kwam. Zij had dat in haar gedachten, zij moest het doen, dwars door die hete woestijn, heel de weg hierheen om te ontdekken of dit waarlijk God was.
92 Geen wonder dat Jezus zei: "Zij zal daar met dit geslacht staan en het veroordelen." Zij had geen Cadillac met airconditioning. En sommige mensen hier in Dallas steken de straat niet over om Het te horen. Dat is juist. Geen wonder dat zij in de laatste dagen zal staan! Maar men staat daar ergens en bekritiseert het; zoals men het overal doet. Er staat: "Zij is gekomen van de uiterste delen der aarde om de wijsheid van Salomo te horen en Eén groter dan Salomo is hier." Merk op.
93 Zij moest dit het hoofd bieden. Waarschijnlijk moest zij 's nachts reizen, zo heet is het in de woestijn. De directe stralen van de zon op die Sahara-woestijn, zouden de huid gewoon van u wegnemen en daar moest zij wellicht 's nachts reizen.
94 Bedenk nog iets, zij was beladen met offergaven en zo. De zonen van Ismaël waren ruitergroepen. Zij waren rovers in de woestijn. Hoe gemakkelijk zou het voor Ismaël's kinderen geweest moeten zijn om als een vloed binnen te komen en die twee of drie kleine eunuchen die zij bij zich had, af te maken, haar kleine groep soldaten, eunuchen en haar kleine dienstmaagden, hen neer te steken en hen daar te laten liggen en die juwelen die een waarde hadden van tienduizenden maal duizenden dollars weg te nemen naast de kostbare wierook en mirre en dergelijke die zij als gave bracht.
95 Maar er is iets mee als u uw hart er op zet om God te zien. Als Iets een greep op u heeft gekregen, kent u geen gevaar, kent u geen nederlaag. Er is Iets, u zult het hoe dan ook krijgen, ongeacht wat de moeilijkheid is.
96 Zeker, het zag eruit als een goede situatie voor de rovers. Elk van hen had kunnen komen, maar zij had haar gedachte op geen enkel gevaar.
97 Zij dacht er niet aan of zij wel zou kunnen opstaan en wandelen zoals iemand die bang is om van een bed of draagbaar op te staan of zoiets, of zoiets van: "Ik weet het niet, ziet u, ik ben bang om het te doen." Zij had dat soort vrees niet. Iets had een houvast op haar.
98 En als Iets een houvast op ons kan krijgen op dezelfde manier, zal er iets gebeuren. Nu, u kunt dat niet totdat Dit een houvast op u krijgt. U kunt het beter niet proberen. Maar wanneer Dat een houvast op u krijgt, zal het gebeuren.
99 Merk op dat zij hier is; zij dacht er nooit aan hoeveel rovers er in de woestijn waren.
100 Of, opnieuw, wanneer zij daarginds kwam: Zou zij ontvangen worden of niet? Zij was van een andere denominatie, weet u, dus, zou zij ontvangen worden, zou zij welkom zijn in de samenkomst? Zij was niet gevraagd om te komen. De Heilige Geest werkte aan haar om te komen, zodat Hij Degene was die de leiding had om zo dat gevoel dat zij had tevreden te stellen, daar zij verlangde het te weten.
101 Bedenk, het is uw leven. Het was haar leven. U hebt slechts één keer gekregen om het op orde te zetten en misschien is vanavond uw laatste gelegenheid. Als u Christus afwijst vanavond, kunt u misschien geen andere gelegenheid meer krijgen.
102 En dit kon misschien haar laatste gelegenheid zijn. Zij besefte dat. Was haar koude vormen-godsdienst die zij had in orde of was er waarlijk een levende God? Zij had niets gezien in haar eigen godsdienst, maar zij had gehoord dat er Iets was in de andere en zij had gelezen van wat Hij was. Zij wilde zien. Het was haar leven dat op het spel stond.
103 Het is mijn leven vanavond; ik moet dit onder ogen zien. Ik moet naar het Oordeel komen, zo moet u naar het Oordeel komen. Het betaamt ons om op onze zitplaatsen te zitten, in ons bed te liggen of waar wij ook zijn en dit diep te overdenken. Omdat u niet weet op welk tijdstip uw kaart daar uit Gods rek genomen zal worden en u zich zult moeten verantwoorden bij het Oordeel. Of u een kerklid bent of niet, dat heeft er niets mee te maken. U zult zich hoe dan ook moeten verantwoorden en u kunt er maar beter zeker van zijn. Controleer uw ervaring met God, zie of Iets echts houvast op u heeft, dat u terugbrengt tot dit Woord, weg van geloofsbelijdenissen en vormen, enzovoort. Hij beloofde het in de laatste dagen. "Er zou een weerkeren zijn van de harten van de kinderen naar de vaderen." En wij geloven dat. Merk op dat wij het nu in deze dag vinden.
104 En zij had geen gedachte van vrees of iets wat haar kwelde. Zij dacht daar niet aan. Het idee was, dat zij wilde ontdekken of Het echt was of niet, zo ging zij dus dwars door de woestijn. En niet... Zij had daarin een moeilijke tijd. Alles wat u moet...
105 Dat is de moeilijkheid van ons, Pinkstermensen, wij hebben gewoon alles gekregen op een dienblad, alles wat wij willen. De voorganger komt een keer niet op tijd: "Ik zal de Assemblies verlaten en toetreden tot de 'Church of God'." En u weet, het is gewoon,... wij zijn gewoon als baby's vertroeteld.
106 Het herinnert mij, dat er eens een oude zeerot was, die van de zee terugkwam. En er kwam een dichter die nog nooit de zee had gezien; hij had er over geschreven, maar had haar nooit gezien. De oude zeerot ontmoette hem en hij zei: "Waar ga je heen, mijn beste kerel?"
107 Hij zei: "Ik ga naar de zee. Ik ben een dichter. Ik heb over de zee geschreven. Ik heb er naar verlangd het zilte nat te ruiken en haar grote zoute golven te zien springen rond de zingende meeuwen, en de blauwe hemel zichzelf zien reflecteren in de zee."
108 De oude zeerot trok vier of vijf keer aan zijn pijp, keek naar beneden en spuwde. Hij zei: "Zeventig jaar geleden werd ik erop geboren. Ik zie niets dat er zo aantrekkelijk aan is." Hij had er zo lang op geleefd tot het gewoon was geworden.
109 Dat is wat er vanavond met ons is. Wij hebben zo lang in de Tegenwoordigheid van God geleefd dat Het voor ons gewoon is geworden. Wij behoorden onszelf wakker te maken en te beseffen dat Jezus Christus leeft en opgewekt is uit de dood.
110 Dit moest allemaal een nieuwe ervaring zijn voor deze kleine koningin. Zij was volhardend. Zij wilde het zien. Zeker was zij volhardend. Zij moest volhouden om haar land te verlaten. Heel haar prestige moest zij achterlaten. Wat met heel haar kaartgezelschap en alles waar zij toe behoorde, al de naaikransjes en zo, waar zij toe behoorde als koningin, al de beroemdheden die zij kende? Zij zou een voorwerp van bespotting zijn voor die groep. Maar wat voor verschil maakte het voor haar? Het was háár ziel.
111 Het is úw ziel. Het is míjn ziel. Wat voor verschil maakt het uit voor de Methodist, Baptist, Presbyteriaan, of eenheids-, tweeheids-, drieheidsaanhanger, of wat het ook is? Het betreft mijn ziel. Het betreft uw ziel. Het is Gods Woord dat betuigd wordt.
112 Wij bemerken bij haar dat het voor haar geen enkel verschil maakte wat iemand zei, wat haar beroemdheden, wat haar vrienden zeiden, al moest zij alles achterlaten wat er in de wereld was. Zij was bereid om er naar toe te gaan als Het echt was. Zij wilde haar koninkrijk opgeven, en al het andere. Als Het echt was, wilde zij God vinden. Er was iets in haar hart.
113 Wij ontdekken dat zij dwars door de woestijn kwam. Tenslotte kwam de karavaan aan bij de poort na vele dagen, negentig dagen, drie maanden.
114 Nu, zij kwam nooit zoals veel mensen doen in samenkomsten vandaag. Velen van hen komen en zij zullen zeggen: "O, ik hoor dat zij kregen... hm, iemand zei me dat zij hadden... Hm, hm. Wel, ik zal er naar toe gaan." En zij zullen daar slechts een ogenblik zitten. Let op hen. U ziet hen overal. Zij zullen zeggen: "Het eerste woord dat hij zegt dat in tegenspraak is met mijn geloof...", en weg zijn ze, de deur uit, zij zijn verdwenen. "Ik zal er nooit meer heengaan om nog eens te gaan horen." Ziet u, zij zitten gewoon niet lang genoeg. Dat is het.
115 Wat met Jezus, toen Hij daar zat voor Zijn zeventigen en Hij er zeventig had en de gehele menigte had? Hij was een groot Man. "Hij was een Profeet," zeiden ze, "de Galilese Profeet." Op een dag keek Hij neer op die grote menigte die rondom Hem stond en Hij zei: "Tenzij gij het vlees eet van de Zoon des mensen en Zijn Bloed drinkt, hebt gij geen Leven in u."
116 Zou u zich de artsen kunnen indenken die daarbij zaten, wat zij over die Man zeiden? "Wel, Hij wil vampiers uit ons maken. Zijn Bloed drinken en Zijn vlees eten?"
117 Hij legde het nooit uit. Hij hoefde het niet uit te leggen. Hij moest de parasieten die rondom Hem waren, afschudden. In plaats van te proberen hen te koesteren en hun naam in een boek te zetten, schudde Hij hen van Zich af. Hij kon hen niet opnieuw gebruiken. Wij ontdekken dus dat Hij daar was en zei: "Tenzij..." Hij legde het nooit uit.
118 Let op, die discipelen zaten stil, zij zeiden helemaal niets.
119 Ik zie de dokters en de Farizeeërs, die zeiden: "Ziet u, de Man is niet bij Zijn verstand. Hij is krankzinnig, Hij wil dat wij Zijn Lichaam nu opensnijden en het eten en Zijn Bloed drinken? Menselijke vampier! Wel, wij zouden een dergelijk iets niet kunnen doen. O, dat is krankzinnig. De Man is niet bij Zijn verstand." Zij liepen weg.
120 Vervolgens keek Hij rond naar die theologen die rond Hem zaten, die zeventig, en Hij zei: "Wat zult gij zeggen wanneer gij de Zoon des mensen ten Hemel ziet varen vanwaar Hij kwam?" Die doctors in de Godgeleerdheid keken rond en zeiden: "De Zoon des mensen ten hemel zien varen vanwaar Hij kwam? Wel, wij kennen Hem, wij zijn naar de stal geweest waar Hij geboren werd. Wij hebben de wieg gezien waarin Hij gewiegd werd. Wij kennen Zijn moeder. Wij... Hij vist met ons. Hij jaagt met ons. Hij is hier buiten in de heuvels. Hij draagt de kleding die wij dragen, eet het voedsel. En deze Zoon des mensen: waar kwam Hij vandaan? Hij kwam van Nazareth. Dit is teveel voor ons." Weg gingen zij. Hij legde het nog steeds niet uit. Ziet u?
121 Hij keek en Hij keek rond naar de twaalf en zei: "Wilt gij ook gaan?"
122 Nu, zij konden het evenmin uitleggen, maar Iets had een greep op hen. Ziet u, zij wisten het! Toen zei Petrus die gedenkwaardige woorden: "Here, wij hebben de Schriften door U betuigd gezien. Waar zouden wij heengaan? Wij weten dat Gij de Woorden des Levens hebt. Gij zijt de Bron des Levens. Wij zijn Daarmee tevreden gesteld."
123 Jezus zei: "Ik koos u twaalven uit en één van u is een duivel." Ziet u, Hij wond er geen doekjes om, geen vleierij en vertroetelen en Hij klopte hen niet op de rug, doopte hen niet in het geheim of iets anders.
124 Hij was God vleesgemaakt op aarde. Hij was het betuigde Woord van God. En degenen die hongerden, kwamen. Degenen die niet hongerden, konden niet komen. Hij zei: "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal komen." Hoe kunt u dan komen tenzij Hij het heeft gegeven?
125 Merk nu op, wij zien dat deze kleine koningin tenslotte aankwam. Zij wachtte niet zoals die mensen deden. Sommigen van hen volgden met haar.
126 Er zijn altijd drie klassen mensen: gelovigen, schijngelovigen en ongelovigen. De ongelovige zal opstaan en weggaan. De schijngelovige zal er gedurende een lange tijd omheen staan. Daar waren zij alle drie. De ongelovige, de menigte; de schijngelovige, de groep die tenslotte omkeerde. Maar er was een ware gelovige, die het niet uit kon leggen; zij wisten er niets over, maar zij wisten dat Hij het Woord was. Dat maakte het vast!
127 Daar vinden wij de kleine koningin. Zij had veel voedsel meegebracht; vele stukken brood en een hoop spul. Zij bracht haar tenten en dergelijke mee. Zij gooide haar spullen van de kamelen af en al wat meer, buiten op het plein, de voorhoven van de tempel. En zij zette haar tenten op en zij zou daar blijven tot zij overtuigd was of het juist was of verkeerd.
128 Zonder twijfel had zij deze Schriftplaatsen dag aan dag gelezen. Waarschijnlijk moesten zij 's nachts reizen. Overdag zou zij onder die palmbomen zitten, in de oase in de woestijn en lezen wat Jehova was, wat Hij verondersteld werd te zijn. Nu zou zij Jehova kennen. Als Hij in die man was, zou zij Zijn handelen kennen, zij zou weten of het juist was of niet. Zij was dus helemaal op de hoogte gebracht van de Schrift.
129 Zij ging daar niet heen en zei: "Nu, als hij iets anders zegt dan mijn priesters zeggen, zal ik gewoon mijn kamelen oppikken en weggaan." Zij zou blijven tot zij overtuigd was.
130 O, als mannen en vrouwen dat vandaag slechts zouden willen doen! Neem de Schrift, zie of de Heilige Geest voor vandaag is of niet, zie of deze dingen waarover wij spreken, voor dit uur waarin wij leven, voorzegd zijn. Maar zij deed het. Dat is de reden dat Jezus zei dat haar naam onfeilbaar... niet onfeilbaar, maar onsterfelijk is. Zij zal staan op de Dag des Oordeels en Dallas, Texas, veroordelen. Zij zal de Verenigde Staten op de Dag des Oordeels veroordelen. Want zij kwam van de uiterste delen der aarde om de wijsheid van Salomo te horen en zie, Eén groter dan Salomo is hier: een opgestane Jezus Christus is hier in de kracht van Zijn opstanding. Merk nu op.
131 En zij zette haar tenten op. Ik kan mij die morgen voorstellen, omwille van de kinderen nu. De klokken luidden, de trompetten klonken en de kerkdienst was bezig. Zij hadden elke dag kerkdienst. Denk eraan, zij hielden ervan om elke dag naar de kerk te gaan. Dus de kerkdienst begon en ik zou mij kunnen indenken dat de kleine koningin helemaal achterin ging zitten. En na een tijdje klonken al de trompetten, werden de lofzangen gezongen en alles.
132 Na een poosje kwam voorganger Salomo eraan en ging zitten. Hoe achtten de mensen hem, omdat zij hem liefhadden. Hij was Gods dienstknecht. En zij kwamen eraan en er was niemand die zei: "Hm! Als hij dit slechts was, als hij slechts tot mijn groep behoorde!" Neen. Er was slechts één groep en dat waren zij. Dus, daar waren zij.
133 En dan ontdekken wij dat er iemand naar voren kwam. En het eerste was, weet u, dat Salomo het geheim van hun hart openbaarde. Ik zou mij kunnen indenken dat de kleine koningin zei: "Nu, wacht even. Wel, dat klonk echt." De volgende kwam naar voren, vond hetzelfde. O, haar kleine hart begon op te springen. Zij, zij verbaasde zich.
134 Zij moet een gebedskaart hebben gehad en wachtte. Excuseer mij deze uitdrukking, maar weet u, gewoon om de nadruk te leggen, ziet u. Zij kan wellicht een kaart hebben gehad en zij wachtte. Op een dag werd haar kaart afgeroepen en zij kwam voor de Heilige Geest die door Salomo heen werkte. En de Bijbel zegt: "Er was niets verborgen voor Salomo." De Heilige Geest openbaarde alles waaraan zij behoefte had om te horen; Hij openbaarde het.
135 En hier was de Heilige Geest, Zijn volheid in Jezus Christus, die hetzelfde deed en die Farizeeërs zeiden: "Toon ons een teken. Genees deze man hier. Doe dit en zeg dit. En wat zal dit zijn of dat?" Ziet u, zij begrijpen het gewoon niet.
136 Deze kleine koningin stond daar en de Bijbel zei dat 'niets voor Salomo werd achtergehouden'. Hij openbaarde al de dingen die zij nodig had te weten. Hij vertelde haar er alles over.
137 En toen dit gebeurde, hoefde zij niet het woord van iemand anders te nemen; zij had het aanschouwd en zij geloofde het. Toen keerde zij zich naar het gehoor en zij zei: "Al wat ik hoorde, verbaasde mij toen ik het hoorde. Maar al wat ik hoorde is zo, en meer dan ik hoorde is zo." Ziet u, het was haar beurt, zij had het gezien. Zij had het op zich laten inwerken. Zij wist dat het echt was. En zij zei: "Geprezen zei de Here God, die u tot Zijn dienstknecht gemaakt heeft. Geprezen zij de..."
138 Wat was het? De arme, kleine vrouw had daar geleefd, met al die geloofsbelijdenissen en afgoden, en eenmaal in haar hongerig hart... Elke echte gelovige wil God in actie zien. Als Hij ooit God was, is Hij nog steeds God. En zij had iets gezien dat echt was, niet gemaakt; werkelijk echt. Zij diende God de rest van haar dagen, want zij had iets gezien wat echt was.
139 O vriend, wij hebben zoveel gezien van: "Voeg u bij deze geloofsbelijdenis, deze moslim, dit", wat het ook is, "kom hierbij en hier, dit, dat en het andere" en allerlei sensaties en dergelijke. Zeker, de wereld behoorde vanavond hongerig te zijn naar iets echts, om iets te zien wat waarachtig is. Niet een of andere mystieke rommel van vloeiend bloed of schrammen, of olie, of iets dat zelfs niet Schriftuurlijk is; maar een echte Jezus Christus Die beloofde dat Hij zou leven in Zijn volk in deze laatste dagen en de dingen zou doen die Hij deed, iets waarvan de Schriften zeggen, dat het zou gebeuren in deze dagen.
140 Al deze kleine geloofsbelijdenissen: "Wel, als u onze geloofsbelijdenis kent, weet u." Ziet u, u kijkt om naar wat meneer Luther zei, een groot man in zijn dag. Zeker. Niet meer dan sommigen van deze vrouwen hier, vijfenzeventig jaar oud, die proberen om zestien jaar te zijn en omkijken en proberen zich te kleden alsof zij zestien zijn, hun haar afknippen en korte broekjes dragen en... Zoals iemand die rijdt en door de achteruitkijkspiegel kijkt en een ongeval krijgt. En dat is er vandaag met de gemeente aan de hand; zij kijkt door een achteruitkijkspiegel, naar wat zij was. Geen wonder dat zij schipbreuk lijdt... Doe het nooit...
141 Paulus zei: "Strevend naar het doel van de hoge roeping, ga ik voort. Ik ga voorwaarts." Ik weet dat meneer Moody een groot man was, dat meneer Wesley een groot man was, dat de Pinksterbeweging en de Baptistenbeweging groot waren, maar laten wij voortgaan naar het doel van de hoge roeping in Christus. Kijk niet door een achteruitkijkspiegel, veertig jaar geleden. Kijk wat er vanavond gebeurt. Kijk wat de Schrift vanavond belooft. Hij beloofde hun dat in die dag, maar wij leven daar nu boven uit. Wij gaan voort.
142 En wat als Wesley omgekeken zou hebben en had gezien naar Luther, ziet u? Maar hij keek niet naar wat Luther zei, hij keek naar wat God zei. Wat als de Pinksterman omkeek naar de Methodist? Ziet u waar u zou zijn geweest? Daar hebt u het, dezelfde zaak. U organiseerde zich en onderdrukte het. U kunt u nergens meer heen bewegen. Nu, de Geest van God beweegt zich er regelrecht uit, brengt Het ergens anders heen.
143 Telkens wanneer men dit doet, een mensengemaakt systeem neemt waarin u helemaal verwikkeld raakt, is het opnieuw zoals de tegenspraak van Korach, hoe Dathan en de rest een grote groep mannen wilden hebben en er een organisatie uit wilden maken. God zei: "Scheid uzelf af van hen Mozes, en Ik zal hen dadelijk in de aarde verzwelgen." En dat was een type van de reis van vandaag en u weet het, op de weg naar het beloofde land. En daar waren zij. Zij konden die gezalfde boodschap van God niet geloven, die gewoon voortbewoog en zij wilden zelf iets starten. Het gebeurt altijd op die wijze.
144 De onbezonnenste zet die Israël ooit deed was toen ze genade verwierpen in Exodus 19 en die wet aannamen. En Dathan maakte zijn verschrikkelijkste fout die hij ooit maakte, toen hij zei: "Er zijn hier meer leiders behalve jij, Mozes."
145 En Mozes was betuigd geworden dat hij Gods gemanifesteerde Woord was. Hij had stof opgenomen en het veranderd in vliegen. En alles wat hij had gezegd, was gebeurd. En God was met hem. Een Vuurkolom, die daar boven hem hing, had het betuigd, en toch wilden zij iets anders beginnen. Dat is slechts mensengemaakt.
146 Dat is de wijze waarop het vandaag is. Daartoe is de gemeente gekomen. Dat is juist. O, gemeente van de Levende God, wilt u niet iets echts zien? [Samenkomst zegt: "Amen"] Iets echts!
147 Een klein verhaal voor wij voor de zieken bidden. Ik houd ervan om te jagen. Mijn moeder, weet u, is...; haar moeder had een pensioen. Zij was een Cherokee Indiaanse. Mijn bekering heeft nooit de liefde voor de bossen weggenomen. Ik houd ervan. Daar ziet u God. Daar zag ik God voor het eerst, daar buiten in de bossen. Daar ontmoet Hij ons. Daar spreekt Hij. Daar ontmoetten die zeven Engelen mij. Hoorde u het op, "Heren, welke tijd is het?"
148 Broeder Borders en ik zaten daar onlangs toen dat (die stand) naar beneden kwam, een wervelwind uit de hemel, die zelfs de rotsen uiteen scheurde, precies boven de plaats waar ik stond, zoals Hij zei, ziet u. En daar, o, vele mannen hier, broeder Sothmann hier ergens binnen, een van de... Terry, geloof ik, daarginds, was tegenwoordig op dat tijdstip. En de dingen die u daar buiten in de wildernis hebt gezien! Ik houd ervan om te jagen. Ik doe dat gewoon om buiten te zijn, niet om het wild te doden, maar gewoon om in de bossen te zijn.
149 Vroeger jaagde ik met een kameraad ginds in New York, ginds in New Hampshire, liever gezegd. Hij was een fijne jager. Zijn naam was Bert. Hij was een Engelsman. En zijn ouders vestigden zich of hakten zich daar, waar men het Jefferson Notch noemt, doorheen en verder naar Carroll Notch en scheidden dat af in de vroegere dagen. Er was ook wat Indiaans om hem heen. Maar hij was één van de beste schutters die ik ooit zag en één van de fijnste jagers. Je hoefde je nooit bezorgd te maken over 'er op uit te gaan' en hem opjagen. Hij wist waar hij aan toe was. Vroeger hield ik ervan daar boven op het witstaarthert te jagen. En men... En ik ging elke herfst naar boven om te jagen.
150 Hij was zo'n fijne jager, maar hij was de wreedste man die ik ooit in mijn leven ontmoette. Hij had ogen als een hagedis en hij... Dat soort, weet u, zoals de vrouwen die tegenwoordig hun ogen proberen te verven, zo'n beetje hagedisachtig. Wel, hij had werkelijk dat soort ogen. En voor mij ziet het er niet menselijk uit. En dus had ik er altijd een soort hekel aan om naar hem te kijken. Hij zag er zo walgelijk uit, weet u, met die ogen zijwaarts kijkend.
151 En hij hield ervan om gemeen te zijn. En hij zou reekalfjes schieten, dat zijn kleine baby-hertjes, gewoon om mij slecht te doen voelen. En hij zou zeggen: "O prediker, je bent net zoals de rest van hen. Je hebt een hazehartje. Je zou een goede jager zijn als je geen prediker was."
152 Ik zei: "Ik jaag op zielen, Bert." En ik zei: "Jij hebt er een die verloren is."
153 En hij zei: "Ah, kom tot jezelf! Billy, je bent in orde, maar zeg zulke dingen niet tegen mij." Hij zou dus die kleine reekalveren schieten en dat maakte gewoon dat ik mij zo slecht voelde.
154 Nu, het is in orde een reekalf te doden als de wet het zo zegt, nu, de grootte of het geslacht, gewoon wat de wet ook zegt. Ik was jachtopziener gedurende vele jaren. Maar kijk, Abraham doodde een kalf en gaf het aan God tot voedsel. Er is dus niets tegen het doden van een reekalf als de wet het zegt. Maar niet om hen gewoon af te schieten, hen daar gewoon te laten liggen om flink te zijn. Dat is verkeerd, dat is fout. Ik zei dat gewoon om mijn jagende broeders hier te rechtvaardigen, ziet u, zodat u zou begrijpen wat ik probeer te zeggen.
155 Merk nu dit op, dat wij deze man vinden. Op een dag ging ik daar naar boven; mijn vrouw en ik waren samen. En hij had zich een fluitje gemaakt dat als hij blies, net klonk als een klein baby-reekalf dat riep, weet u, ze maken een vreemd geblaat. Wel, zo lang...
156 Ik had gewerkt en ik was er niet op tijd doorheen gekomen, in een samenkomst, en ik ging naar boven om met hem te jagen. En er was al heel wat jacht bezig geweest, en bij de eerste keer dat een geweer in die streek wordt afgevuurd, is die witstaart... U dacht dat Houdini een ontsnappingsartiest was; maar hij was een amateur met hen vergeleken. En het eerste, weet u, was, dat zij zich allemaal zouden verbergen. En bij maanlicht zouden zij 's nachts grazen; of onder het kreupelhout kruipen of zoiets en zij zouden zich niet bewegen.
157 Toen wij elkaar die dag zagen, zei ik: "Bert, je gaat dat fluitje toch niet gebruiken?"
158 Hij zei: "Ah prediker, je hebt zo'n hazehart! Kom tot jezelf."
159 En wij trokken erop uit en wij deden wat sandwiches in ons hemd. En wij zouden gaan jagen tot ongeveer de middag, boven rond de randen van de top van de Presidential Range en dan afzonderlijk afdalen. Als wij een hert schoten, wisten wij waar het zou worden gehangen; wij zouden het gaan villen over een dag of twee; hingen het op. Er lag ongeveer een decimeter of anderhalf sneeuw, zo ongeveer; het was een goede tijd om sporen te zoeken. En wij trokken erop uit, gingen rond de berg omhoog; geen spoor, er was niets. De maan scheen 's nachts en herten... [leeg gedeelte]
160 Bert was voor mij, ging voor en ik liep achter hem. En hij ging even zitten, op deze wijze. De sneeuw was droog. En hij reikte naar achteren. Ik dacht dat hij een sandwich ging eten en wij zouden gewoon vandaar uiteen gaan omdat wij toen erg hoog in de bergen waren. En hij reikte naar achteren.
161 En ik begon mijn sandwich te nemen en ik zocht een plaats om mijn geweer neer te zetten. En ik begon mijn sandwich te pakken en ik keek rond.
162 Hij had dit kleine fluitje eruit gehaald. Dat... Ik dacht: "Jongen, dat is een gemene truc om dat te doen." Hij nam dus dit kleine fluitje en keek naar mij met die hagedisogen, en keek op naar mij. Hij bracht dat kleine fluitje zo aan zijn mond. En ik zei: "Bert, zoiets doe je toch niet, nietwaar?"
163 En hij zei: "O", en hij blies zo. En tot mijn verrassing stond er een enorm grote hinde op, ongeveer vijftig yards van mij vandaan, gewoon aan de overzijde. Nu, de hinde is het moederhert. En daar was zij, rondkijkend met haar grote bruine ogen en die oren gespitst. Ziet u, zij hoorde. Nu, zij was een moeder, ziet u, en haar baby riep. Ongeacht of de rest van hen eraan kwam of niet, er was iets in haar. Zij was een moeder.
164 Bert keek dus zo en hij blies opnieuw heel zacht. En dat hert liep gewoon recht naar buiten in het open veld. Nu, dat is ongebruikelijk, zeer ongewoon, zo het open veld in te lopen. En zij keek rond, met het grote hoofd naar boven en haar ogen keken rond.
165 Even later, toen de jager zich uitstrekte en het geweer greep, had zij de jager gezien. Gewoonlijk zullen zij dan wegflitsen en weg zijn, u weet hoe dat gaat, snel. Maar weet u, zij bewoog niet. Zij stond daar gewoon en keek naar hem, met de breedste zijde voor, had haar hoofd gekeerd en keek. My! Ik dacht: "Bert, dat kun je niet doen."
166 Ziet u, zij wendde niet iets voor. Zij was niet schijnheilig. Zij acteerde niet. Zij was een moeder, het was in haar geboren. Zij gaf er niet om of het haar leven kostte, want die baby was in moeilijkheden en zij probeerde die baby te vinden. Het was in moeite. Het instinct in haar was dat van een moeder. En zij zag de jager. Maar haar gedachten waren niet op de jager gericht, maar op die baby in moeilijkheden, dat kleine reekalf.
167 En dus trok hij de veiligheid neer op deze dertig-nul-zes. O, hij was een dodelijke schutter. Hij richtte dat geweer naar beneden. Ik moest gewoon mijn hoofd afwenden. Ik kon hem er niet van afhouden. Ik kon niet naar hem kijken. Dacht: "Over enkele ogenblikken zal hij haar trouwe hart er uitblazen. Zij probeerde haar baby te vinden, die in moeite is, wetend dat die jager daar precies in het struikgewas ligt." En hij zou dat trouwe hart loodrecht doorblazen met die honderd en achtentachtig hagelkorrel daarin. En ik... Hij was zo'n dodelijk schutter. Hij legde aan. Ik dacht: "Ik kan het gewoon niet verdragen ernaar te kijken." Ik draaide mijn hoofd om. En ik zei: "Here, help hem, dat hij dat niet zal doen."
168 Ik voelde mij er zo mee begaan. De arme moeder stond daar, zoekend naar haar baby en ik wist dat zij niet veinsde. Zij was een moeder. Anders zou ze altijd weggerend zijn. Zij zou niet opgestaan zijn terwijl wij voorbij gingen. Maar er was iets in haar.
169 En ik wachtte en ik wachtte en het geweer ging nooit af. Wel, ik vroeg mij af: "Wat is er aan de hand?" En ik wachtte, toen draaide ik mij traag om. En ik zag het hert ginds staan, nog steeds naar hem kijkend. En ik keek naar de geweerloop; hij ging zoals dit. Hij... Hij probeerde op het doel te richten, maar hij kon het niet.
170 Hij gooide het geweer neer op de grond en keek om naar mij en die grote ogen waren veranderd. De tranen liepen langs zijn wangen naar beneden. Hij greep mij bij de broekspijp en zei: "Billy, leid mij naar die Jezus waarover je spreekt."
171 Wat was het? Hij zag iets echts. Ziet u? Die kleine moeder moest haar getrouwheid tentoonstellen, een echte getrouwheid die maakte, dat de wrede jager daar... die het meest goddeloze hart had, dat ik ooit had gezien. Het was geen prediking die ik predikte. Het was wat hij zag, iets wat echt was. Het was niet voorgewend. Het was geen schijnvertoning. Het was een echte moeder die naar haar baby zocht en die hem naar Christus leidde. Hij is nu een diaken in de gemeente daar, een wonderbare Christen, omdat hij iets zag dat niet geveinsd was. Het was geen schijngeloof. Het was echt.
172 O broeder, zuster, als deze gemeente, als deze mensen vanavond, als u en ik... Er is iets echts, niet doen alsof. U kunt misschien iets zien wat zo lijkt, maar er is een waarachtig iets. Er is iets in een mens dat hem voor God doet leven. Er is een waarachtige Heilige Geest vanavond, broeder, wat geen veinzerij is. Daar, het is iets echts.
173 Hoevelen hier binnen zouden evenzeer Christen willen zijn en even getrouw aan Christus? Dood, vervolging, wat dan ook, zou u niet graag evenveel Christen willen zijn als dat hert moeder was? Zou u dat graag willen, zou u dat niet graag willen zijn? Ik zou ernaar verlangen zo'n soort Christen te zijn. Zoals die kleine Syro-Fenicische vrouw, die dat soort Christen was. Deze kleine koningin waarover wij vanavond spraken was dat soort Christen. Toen zij iets zag wat echt was, was zij bereid. God helpe ons vanavond om iets echts te ontvangen: Christus.
Laten we gewoon even onze hoofden buigen terwijl wij bidden.
174 Nu, ik vraag mij af in dit gebouw vanavond, of er hier iemand is, terwijl u echt stil bent, of er iemand hier is, die dit zou willen en Christus niet kent als uw persoonlijke Verlosser, en Hem als uw Redder zou willen kennen? Zou u uw hand willen opsteken? Een, twee, drie. God zegene u. God zegene u. God zegene u, God zegene u. God zegene u.
175 Ik vraag mij af of er vanavond iemand hier is, die beweerd heeft een Christen te zijn, misschien een lid van een fijne gemeente of een grote groep mensen, maar toch diep in uw hart weet u dat u geen Christendom in uw hart hebt, erin geboren bent. Net zoals die moeder was, dat hert, geboren was om een moeder te zijn. Zij was door en door moeder. En zou u graag een echte Christen willen worden, zoals dit kleine moederhert een moeder was? Zou u uw hand op willen steken en zeggen: "Bid voor mij, broeder Branham?" God zegene u. God zegene u. Overal rondom, boven in de balkons, zie ik uw hand.
176 Hemelse Vader, weinig vermoedde ik op die koude novemberdag, daar staande, sneeuw overal in mijn nek, nat, dat ik die man daar zou zien liggen... Wat had ik tot hem gesproken, zijn hand vastgehouden, het hem toegeroepen, hem over de Bijbel en alles verteld. En hij zei: "O, je hebt wellicht gelijk." Maar doordat hij zag dat U zoiets echts moest zenden, regelrecht op de wijze van de natuur, zodat hij gewoon wel moest zien dat er iets echts was. En nu is hij Uw dienstknecht, Heer.
177 Nu, er zijn hier velen vanavond. Sommigen van hen staken hun handen op, Vader, dat zij nooit een Christen zijn geweest en dat zij er een willen worden. God, laat hen gewoon niet een van dezen zijn, die heengaan en zich bij een kerk voegen of een vorm aannemen of een geloofsbelijdenis of doop. Maar laat in hun hart Christus geboren worden.
178 En diegenen die zijn toegetreden tot een kerk, die zoeken, Heer, zoals misschien de kleine vrouw, de kleine koningin waarover wij gesproken hebben. Zij hongerde naar iets. En zij ook, Heer. En toen zij iets zag dat echt was, die geïdentificeerde God in menselijke wezens, toen was zij bereid. En zij zei: "Geprezen zij de Here God van Israël!" Zij wilde niets meer te maken hebben met heidense vormen.
179 En Vader, velen hier vanavond zijn ongetwijfeld in dezelfde toestand. Als zij gewoon iets echts kunnen zien! En U vertelde ons toen U in de wereld was, wat er in deze dag zou gebeuren. Ons is verteld, dat U Dezelfde bent, gisteren, vandaag en voor immer. En wij weten hoe U vereenzelvigd werd en hoe de Farizeeën faalden het te zien. Here, vandaag falen dezelfde groepen het te zien, door tot een kerk te behoren, er zich bij te voegen, bepaalde vormen van geloofsbelijdenissen te hebben, enzovoort. Zij falen om de Messias te zien, de grote Heilige Geest, die Zichzelf met de mensen identificeert zoals U beloofde dat U zou doen.
180 Sta vanavond toe, Heer, dat elk van dezen het zal beseffen en Uw Tegenwoordigheid zal zien. En moge de tekst: "Eén Groter Dan Salomo Is Hier Vanavond", in hun hart komen, dat is Jezus Christus, de opgestane Zoon van God, bereid om te komen en te bekeren, om harten nieuw te maken en hen te brengen in een geboren ervaring van God. Net zoals die moederhinde, iets waar zij niets mee te maken had, door de genade van God was zij gekozen om een hert te zijn, was zij gekozen om een moeder te zijn en een getrouwe moeder. En U zei, dat wij gekozen waren voor de grondlegging der wereld.
181 Ik bid, God, dat U een ieder van degenen die dat trekken in hun hart hebben, zult toelaten God te vinden, zoals de kleine dame deed, zodat het zal zijn dat er vanavond iets echts gebeurt, zodat zij zullen zien en Hem zullen dienen. "Want Eén groter dan Salomo is hier." Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
182 Nu eerbiedig, stil, voor wij naar het altaar komen. Alstublieft, laat niemand rondlopen. Wees gewoon een ogenblik heel eerbiedig. Dit is een plechtig uur, een plechtig moment. Beslissingen worden genomen. Velen staken hun handen op. Ik geloof dat u daarin diep oprecht was, toen u dat zei.
183 Nu, u hebt over de Bijbel gehoord, u hebt over Jezus gehoord, u hebt gehoord dat Hij de Zoon van God was. U bent onderwezen dat Hij opnieuw opstond en u bent onderwezen dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer.
184 Nu, is deze Heilige Geest waar wij over spreken, is dat Jezus Christus? Zeker is Hij dat, Hij is God, gekend als God, de Heilige Geest. Hij is geen andere God. Het is Dezelfde God. Vader, Zoon en Heilige Geest zijn niet drie goden, het zijn drie attributen van dezelfde God, ziet u, precies Dezelfde God in drie vormen. Met andere woorden, u ziet dat het aan drie ambten gelijk was, weet u, toen Hij diende als Vader en dan als Zoon. Het is God die afdaalt, komend van de Ene die niet aangeraakt kan worden - zelfs wie de berg aanraakte, moest sterven - tot wij Hem in het vlees konden aanraken.
185 En nu is Hij in u. Hij heiligde u met Zijn Bloed, opdat Hij in u zou mogen leven. "Te dien dage zult gij weten dat Ik in de Vader ben, de Vader in Mij; Ik in u en gij in Mij." Ziet u? Het is God boven ons, God met ons, God in ons. Ziet u?
186 En dat is Christus vanavond, de Heilige Geest, Hij is Dezelfde. En u bent... Hij is de Wijnstok, en u bent de ranken. Heb geloof in Hem. En indien Hij Zichzelf zal identificeren vanavond, door onder ons te zijn!
187 Nu, als Hij hier stond met littekens, zou dat een menselijk wezen zijn, dat is vlees. Iedereen kan dat nabootsen; een menselijk wezen kan zichzelf vervormen. Of misschien, wij weten niet hoe Jezus eruit zag, wij hebben slechts het idee van de kunstenaar, de psychologie erover hoe Hij eruit zag; Hofmann had een type, Sallmann een ander en nog heel wat meer! Maar hoe zou u Hem kennen? Het zou door Zijn Leven zijn.
188 Want als een man hier stond met doornafdrukken in Zijn hand en wat ook meer, zou dat een bedrieger zijn, omdat wanneer Jezus Zelf komt, ieder oog Hem zal zien, elke knie zal buigen en elke tong zal het belijden. Zeker.
189 Maar Zijn Geest is hier, ziet u. Als wij slechts onze eigen gedachten kunnen laten meevoeren in de Zijne. "Laat de gezindheid die in Christus was in u zijn." Hij is het Woord. En de Bijbel zegt: "Het Woord van God." Welnu, hoevelen weten dat Jezus het Woord was? In de Bijbel, Hebreeën 4, zegt de Bijbel dat "Het scherper is dan een tweesnijdend zwaard en een Onderscheider van de gedachten van het hart." Nu, dat was in Salomo, (het Woord, God), de reden dat hij hun gedachten kon onderscheiden. Dat was in Jezus, ziet u. Dat is hier nu, Hetzelfde.
190 Nu, u daar buiten. Ik zal geen gebedsrij roepen omdat Ik een altaaroproep ga doen. Er kan misschien iemand hier zijn die nooit in een van de samenkomsten is geweest. Ik zie geen persoon in het gebouw die ik ken.
191 Iemand vertelde mij dat het er gisteravond ongeveer dertig waren, of beter, waren geroepen. Beseft u dat een vrouw op een keer Zijn kleed aanraakte en dat Hij Zich omkeerde en hetzelfde gebeurde en er kracht van Hem uitging, van Hem, de Zoon van God? Maar Hij zei: "Groter dan dit zult gij doen, want Ik ga tot de Vader."
192 Nu, gelooft u gewoon en heb geloof, ieder van u, hier overal, op deze veldbedden, brancards, waar u ook bent. Geloof! Denk niet dat u hopeloos bent.
193 Nu, als ik u kon genezen, zou ik het doen, maar ik kan u niet genezen. Ik kan u de handen opleggen en ik wil dat doen voor iedereen die die kaarten heeft. En men geeft elke dag kaarten uit. Ik wil dat dus doen, maar dat is om u kenbaar te maken dat ik met u geloof.
194 Maar kijk, waarom raakt u Hem niet gewoon aan? De Bijbel zegt: "Hij is de Hogepriester, precies nu, die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden." Is dat juist? Wel, als Hij de Hogepriester is, dan zou Hij zeker handelen op dezelfde wijze als Hij toen deed. Zou Hij het niet? Hij zou zeker handelen op dezelfde wijze als Hij toen deed. In orde, nu, raak Hem aan door geloof.
195 Nu, Hemelse Vader, de samenkomst is van U. Maar ik heb vanavond over deze kleine vrouw onderwezen die iets echts zag toen zij die geest van onderscheiding op Salomo zag. En wij zijn zeker, Heer, dat Uw Woorden waar zijn. U zei dat dat opnieuw zou terugkeren zoals het was in de dagen van Sodom, net voor de Komst; en U was Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. De werken, die U deed, zouden wij ook doen. En U bent een Hogepriester vanavond, die aangeraakt kan worden door het voelen van onze zwakheden. Wat hebben wij nog meer nodig?
196 Wat hadden die Joden nog meer nodig dan te zien dat Hij een profeet was? Een maagd ontving en al deze dingen, maar hun geloofsbelijdenissen verblindden hen.
197 Here, er zijn sommigen hier die gelijkerwijs zijn gekomen, misschien niet van Scheba, maar zij zijn van vele plaatsen gekomen. Ik bid God, dat U Uzelf vanavond echt wilt vereenzelvigen. En identificeer Uzelf dan in hen, zoals het instinct van die moeder in dat kleine hert deed die dag. Wij zijn de Uwen, Vader. Spreek door ons in Jezus' Naam. Amen.
198 Nu, ik wil dat u geloof hebt en gelooft, ieder van u, overal in de buurt. En bid slechts. Nu... Kijk gewoon en bid nu en geloof slechts. Ziet u, dit kan misschien niet... Het kan de Heilige Geest misschien niet welgevallig zijn als ik dit doe. Als het Hem niet welgevallig is, zal ik een gebedsrij roepen. Maar sta hier gewoon. Iemand daar ginds, zelfs als u... Ik wil niet u met gebedskaarten. Gewoon iemand... bid gewoon. Natuurlijk zou ik het niet weten, maar bid slechts en zie. Zeg gewoon: "Here Jezus, ik weet dat die man mij niet kent. Hij weet niets over mij, maar ik weet dat ik echt geloof."
199 Uw geloof is onbewust. Ga nu niet pressen of opspringen. U springt er van weg. Het is precies bij u. Ontspan uzelf gewoon en geloof. Geloof nu slechts en heb geloof. [In de samenkomst geeft een broeder een vermaning] Amen. En wees eerbiedig, heb slechts geloof, geloof gewoon. Soms is uw geloof onbewust. U hebt het en u weet het niet. Die kleine vrouw had het. Zij wist het niet.
200 Hoevelen van u hebben ooit de foto van die Engel des Heren, dat Licht, gezien? Het is precies hier in Texas genomen. Het is nu verspreid over geheel de wereld.
201 Maar wat denkt u, meneer? Gelooft u, die hier precies bij de hoek zit? Het zag er naar uit dat u zo verlangend keek. U heeft veel dingen die verkeerd met u zijn. U heeft complicaties, vele dingen. Nu, toen ik dat zei, kwam een echt vreemd gevoel op u, nietwaar? Als dat juist is, steek uw hand omhoog. Nu, ik ben een totaal vreemde voor u, ik ken u niet. Dat is juist. Weet u wat? Dat Licht zette zich gewoon precies boven u neer. Ziet u? Dàt voelde u, een soort heel lieflijk gevoel. Ik hield Het in het oog, ziet u, Het kwam direct naar beneden.
202 Nu ja, u bent hier, u wilt dat er voor u gebeden wordt vóór u het gebouw verlaat. Als God mij zal openbaren wat uw moeite is terwijl u daar zit en ik hier, zou u geloven dat het God is? Het is een hernia, een van uw grote dingen. Dat is juist. Is dat juist? Als God mij zal vertellen wie u bent, wat uw naam is, u hebt een goed contact met Hem nu, wilt u geloven dat ik Zijn profeet ben of Zijn dienstknecht? Excuseer mij, dat is een struikelblok voor velen, ziet u. Gelooft u het? Uw naam is meneer Sturg. Als dat juist is, steek uw hand op. Geloof het en wees genezen.
203 Hier is een kleine dame die hier precies achteraan zit, donkerharig, direct daar buiten in het gangpad. Ja, u. U was verbaasd toen dat gezegd werd. Precies nu op dit tijdstip begint u zich wat vreemd te voelen, ziet u, Iets heel lieflijks is rond u. Als iemand wil kijken, als u Het kunt zien, een soort van amberkleurig uitziend Licht, dat neerkomt op de kleine dame. Wat nu haar moeite is: zij heeft hoofdpijnen die haar echt kwellen. Dat is juist. Als dat juist is, steek zo uw hand op. En ik heb haar nooit gezien in mijn leven. Dat is waar. Dat is juist. Hoofdpijnen kwellen haar, zoals migraine, maar zij zullen u verlaten. Amen. Nu, de...
204 Er is een man die daar precies naast u zit en hij kijkt precies zo ernstig naar mij en dat Licht beweegt precies naar hem toe. En die man lijdt aan zijn ogen. Maar als hij zal geloven, zal God de ogen genezen en hem gezond maken. U gelooft? In orde. Ik heb u nooit in mijn leven gezien. U bent een vreemde voor mij.
205 Nu dan, die jonge knaap die daar rechts naast u zit, ook, hij lijdt aan een kwaal aan zijn hoofd. Dat is juist. Dat is juist. Ik heb de man nooit in mijn leven gezien. God weet dat, ziet u. In orde, u gelooft.
206 De man die rechts naast u zit, met een bril op, die deze kant opkijkt. Ja, u draagt een bril, maar dat is eigenlijk uw probleem niet. U hebt iets verkeerd met uw rug, waarvoor u wilt dat er gebeden wordt. Als dat juist is, wuif uw hand.
207 Die jonge kerel die daar recht naast u zit, precies naast u. Hij heeft vele moeiten gehad, die jonge man heeft het. Ja, meneer, met de rode das om, u hebt veel moeilijkheden gehad in uw familie en zo. Het is zoiets als... Uw vrouw is nogal een nerveus type en u lijdt ook aan een soort druk in uw hoofd. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Dat is waar. Dat is juist. Gelooft u gewoon. Twijfel niet, maar geloof.
208 Hier is een vrouw die hier precies achteraan zit. Ziet u niet dat Licht dat daar beweegt en zich precies hier neerzet? Zij lijdt aan een oogkwaal en haar galblaas. O, zij gaat Het missen. Here God, help mij. Haar naam is mevrouw Chambers. Geloof met heel uw hart, mevrouw Chambers. Sta op. Sta op zodat de mensen zien wie u bent. Ik ben een vreemde, heb haar nooit in mijn leven gezien. Ja. Het is over nu. Jezus Christus maakt u gezond.
209 Nu, als dat Jezus Christus niet is, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig, waar is Hij? Beloofde Hij niet het te doen? Allen die het geloven, steek uw hand op. In orde.
210 Wilt u een echte Christen zijn, u die uw hand een poosje geleden opstak, zoals dat oude moederhert echt was? Terwijl de Heilige Geest hier is en de zalving helemaal over ons is, waarom komt u niet gewoon hier bij het altaar staan. Als u God zoekt voor redding, wilt u hier niet komen en gewoon hier bij dit altaar komen en hier gewoon even bij mij staan? Sta op. Dat is het. Dat is juist. God zegene u. Wie dan ook in het gebouw, waar u ook bent, wilt u komen? Dat is juist. Kom nu direct, u die Christus wilt vinden.
211 U zult nooit dichter bij Hem zijn tot u Hem ontmoet. Hij is hier. Hij is geïdentificeerd, iets echts. U bent tot een kerk toegetreden, heel wat van u zijn nu kerkleden, u hebt u gevoegd bij een kerk, maar dat is al wat u had. U wilt iets echts zien. Als dat niet exact is wat Jezus Christus Zichzelf identificeerde te zijn!
212 Kijk naar dit kleine kind dat hier komt, huilend, de tranen lopen langs zijn kleine gezicht. Geen wonder, zij zijn zacht. Zij zijn niet door alles heen getrokken. Een ander komt het gangpad af, een ander achteraan komt hierheen, kleine kinderen, wanneer de volwassenen de hunne zijn voorbij gegaan. Wilt u niet komen? Kom gewoon hier naar voren nu rondom het altaar staan. U, kerkleden, u mensen die een ervaring van Christus in uw hart wilt hebben, wilt u niet komen? Als Hij uw hart kent en u weet dat u het niet zou kunnen verbergen, wilt u nu niet direct hier komen staan, voor wij verder gaan. Kom hier, sta hier voor een woord van gebed. Wilt u het doen?
213 Kom, toon u, sta voor Hem. Sta voor Hem. Als u nu voor Hem beschaamd bent, zal Hij daar voor u beschaamd zijn.
214 Bedenk, Hij is hier. De Schrift zegt dat dit zou gebeuren en hier identificeert Hij Zichzelf dat Hij hier is. Als u een kerklid bent en Christus niet als een echte ervaring kent, wilt u niet op dit tijdstip komen? Nu, ik ben niet veel, om mensen te overtuigen. Het enige dat ik kan zeggen is u de Waarheid te zeggen en van Christus' Tegenwoordigheid spreken, plus Zijn Woord dat bekend wordt gemaakt.
215 Boven op het balkon, u die uw handen opstak, zuster, broeder, als u naar beneden wilt komen, zullen wij hier wachten. Kom nu direct naar beneden en verzamel u rond het altaar, gewoon voor een woord van gebed. Laat de wereld weten dat u niet beschaamd bent, dat u een echte Christen wilt worden. Wilt u niet komen terwijl wij nog enkele ogenblikken wachten?
216 Kerklid, lauwwarme, teruggevallene, wilt u nu niet met hen erbij komen staan? Kom hier en sta hier langs, u die niet hebt, als u niet een ervaring met God hebt gekregen dat u geboren bent in het Koninkrijk van God.
217 Wat wilt u meer zien? Bedenk, ik zeg u in de Naam des Heren, als u mij beschouwt als Zijn dienstknecht, dit is het laatste teken dat de gemeente zal zien overeenkomstig de Schrift. Dat was het laatste dat Abraham gedaan zag worden voor de beloofde zoon kwam. En wij zijn het koninklijke Zaad van Abraham en Jezus beloofde dat het Koninklijke Zaad hetzelfde zou zien wat Abraham gezien had, vlak voor de heidenwereld verbrandde. Stel het niet uit voor iets anders. Satan probeert u ertoe te krijgen het voorbij te laten gaan. Kom nu, terwijl...
Er is een Bron gevuld met Bloed
Komend uit Immanuël's aderen,
Waar zondaars ondergedompeld in die vloed,
Al hun schuldvlekken kwijtraken.
De stervende dief verheugde zich erop,
Die Bron in zijn dag te zien,
Daar mag ik, ofschoon vuil als hij,
Al mijn zonden wegwassen.
218 Wilt u niet komen om het nu te accepteren? Ik wacht nog een ogenblik; iemand anders kan misschien komen om hier te staan voor gebed.
219 Nu, ik ga de predikers hier vragen, broeders, kom naar beneden en kom met mij rondom staan, terwijl wij bidden; en predikers daar buiten, die bezorgd zijn en sommigen van deze mensen in uw buurt, die naar uw gemeente zouden komen of zoiets, u, die belang stelt in zielen die tot Christus komen, en u gelooft dat dit Jezus Christus is.
220 Nu, bedenk dat ik niet Jezus Christus ben. Ik ben uw broeder, een zondaar gered door genade. Ik ben zoals u bent. Maar het is Jezus Christus, de Heilige Geest die hier met ons is en Zijn Woord houdt. Hij hoeft dit niet te doen, maar Hij beloofde dat Hij het zou doen. Jezus hoefde de zieken niet te genezen, maar de Bijbel zei: "Hij deed het opdat vervuld mocht worden wat van Hem beloofd was."
221 Nu, wij geven er niet om tot welk soort kerk u behoort; als u gelooft dat Jezus Christus tegenwoordig is, u gelooft dat er een wedergeboren ervaring is van de doop met de Heilige Geest.
222 Predikers, kom direct naar voren, onder deze mensen hier. Kom meteen naar voren onder hen, leg uw handen op hen. Wij gaan voor hen bidden. Ik vraag onze samenkomst gewoon zo eerbiedig te zijn als u kunt, voor een paar ogenblikken. Hoe weten wij wat de Heilige Geest zal doen! Dat is het, ga er direct op in, meng uzelf direct onder de mensen. Kom gewoon om hen heen staan, ieder.
223 Bedenk nu, dat er slechts één ding is dat u kunt doen, dat is aanvaarden wat Hij u beloofd heeft. Hebt u de realiteit gezien van de Opstanding van Christus?
224 Nu, ik ga de samenkomst vragen of zij gewoon even zal opstaan uit eerbied en respect. Ieder van u gelove nu. Belijd al wat u gedaan hebt, dat is alles wat u kunt doen en vraag God dan u te vergeven. En accepteer Het, geloof Het. Nu, laat iedereen bidden op zijn eigen wijze.
225 Onze Hemelse Vader, wij komen tot U met bevlekte zielen. Hoe heeft het kleine verhaal over dat moederhert echt diep getroffen. De mensen wilden iets doen of iets echts zien zoals de koningin van het zuiden, die van de uiterste delen van de aarde kwam om de wijsheid van Salomo aan te horen. En Eén Groter dan Salomo is hier, de Redder van de mensheid, Jezus Christus van Nazareth! Red hen, Vader. Vergeef hun zonden. Was hun zielen in het Bloed van het Lam en geef hun de ervaring van een geboorte als Christen. Geen ander dier, niets anders zou dat kunnen doen, behalve dat moederhert. Zó was zij. Geef ons die ervaring, Heer, nu, van een wedergeboren ervaring in het Koninkrijk van God, terwijl de Heilige Geest daar is. Sta het toe, Heer. Sta het toe, Heer.
226 Sluit nu uw ogen, steek uw handen omhoog en doe uw belijdenis, zeggende: "Jezus, ik geloof nu. Neem mij zoals ik ben. Er is niets meer wat ik kan doen. Genees mijn zieke lichaam. Neem mij, Heer. Ik geloof dat U hier bent, dat de Heilige Geest Zichzelf hier identificeert. Red mij door Uw genade, Heer. Het is alles wat ik weet te doen. Door Jezus Christus' Naam!"
Broeder Grant, wilt u voorgaan in gebed?