Een getuigenis op zee
Door William Marrion Branham1 Voor wij onze hoofden buigen voor gebed, zou ik wat uit Gods Woord willen lezen. Ik houd er altijd van Zijn Woord te lezen, omdat mijn woorden zullen falen, ze zijn van een mens, maar Zijn Woord kan niet falen. En u die de tekst volgt, enzovoort, laten wij vanavond uit Mattheüs lezen, het veertiende hoofdstuk, te beginnen met het tweeëntwintigste vers.
En terstond dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan, en voor Hem af te varen naar de andere zijde, terwijl Hij de scharen van Zich zou laten.
En toen Hij nu de scharen van Zich gelaten had, klom Hij op de berg alleen, om te bidden. En toen het nu avond was geworden, zo was Hij daar alleen.
En het schip was nu midden in de zee, zijnde in nood van de baren; want de wind was hun tegen.
Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus af tot hen, wandelende op de zee.
En de discipelen, ziende Hem op de zee wandelen, werden ontroerd, zeggende: Het is een spooksel! En zij schreeuwden van vrees.
Maar terstond sprak Jezus hen aan, zeggende: Weest goedsmoeds, Ik ben het, vreest niet.
2 Laten wij onze hoofden nu buigen voor gebed. Terwijl onze hoofden en harten voor God gebogen zijn: is er een nood in het gebouw vanavond, die u aan God bekend zou willen maken door uw handen op te steken, en waarvoor u in het gebed gedacht zou willen worden? Moge de Here u aanzien en ons genadig zijn.
3 Onze hemelse Vader, wij komen nu in Uw tegenwoordigheid door de weg en de Naam van de Here Jezus. Wetend, met de gezegende zekerheid, dat Hij ons beloofde, dat, als wij iets zouden vragen in Zijn Naam, U het ons zou toestaan. Wij zijn hiervoor zeer dankbaar. Woorden kunnen niet uitdrukken hoe wij ons hierover voelen, met de zekerheid die wij hebben dat U precies nu naar ons luistert.
4 U zag deze handen, Heer. U weet wat zij nodig hadden. U bent de alwetende, almachtige, oneindige God, en wij weten dat U de harten van de mensen kent. U kende onze gedachten. Zelfs voor wij ooit geschapen werden, kende U elke gedachte die wij ooit zouden hebben, want U bent oneindig.
5 En wij bidden in dit uur, Heer, terwijl onze verlangens naar U uitgaan; zie neer vanuit de hemelen, Heer, en neem onze verzoeken in Uw eigen hart, Heer, en antwoord ons in overeenstemming met Uw rijkdommen in de heerlijkheid. Geef ons het verlangen van ons hart, vertrouwend dat het Uw Goddelijke wil is. En wij weten dat het Uw welbehagen is om Uw wil te doen.
6 Geef ons vanavond opnieuw een grote uitstorting van Uw tegenwoordigheid, Heer. Genees de zieken. Red de verlorenen, wek degenen op die dood zijn in zonde en overtredingen en breng hen tot een nieuw leven vanavond. Mogen wij Jezus zien. Wij vragen het in Zijn Naam. Amen.
7 U mag gaan zitten. Het spijt ons dat wij niet in staat zijn de mensen te herbergen, voor voldoende zitplaatsen. Maar sinds de eerste avond heeft men gezegd dat men grote menigten mensen moest terugwijzen; dus dat spijt ons. En broeder Grant kwam er gewoon niet helemaal toe een andere zaal te bouwen, of... Ik geloof dat hij dit deel naar de linkerkant zal verhuizen. De dierbare, dierbare broeder vroeg mij vandaag of ik dit tot een jaarlijks gebruik zou willen maken om naar Dallas, naar zijn gemeente, terug te keren. Zo'n geweldige uitnodiging als deze, in dit uur wanneer deuren zo snel sluiten, en dan wil de man dat ik terugkom en er een jaarlijkse gebeurtenis van maak. Ik waardeer dat.
8 Ik had vanmorgen een tijd van gemeenschap met hen, met broeder Gordon Lindsay en velen van hen. Broeder Pearry Green, die de sponsor is van de komende samenkomst ginds te Beaumont, zit hier achter mij vanavond. En velen, onze vrienden, broeder Don en zijn vrouw. Wij zijn zo gelukkig om hen hier te hebben. De Here zegene hen.
9 Nu, vanavond... Ik heb geprobeerd mijn boodschappen zo eenvoudig mogelijk te maken, zodat zelfs een kind ze zou kunnen begrijpen.
10 Morgenmiddag is er een evangelische dienst en ik wilde dat u er allemaal heen zou kunnen gaan.
11 Als u nu diensten in uw eigen gemeente hebt, wel, blijft u waar u uw plaats hebt. Wij willen niet dat iemand zijn eigen gemeente verlaat om... En als u dan ziek bent en wilt komen om voor u te laten bidden en uw gemeente heeft een dienst morgenmiddag, spreekt er met uw voorganger over, zodat hij er niet slecht over zal denken, weet u. Laat hem weten dat wij hier in samenwerking zijn om het hele lichaam van Jezus Christus te helpen dat hier in Dallas en omgeving verblijft.
12 Dus morgenmiddag, om half drie, denk ik, ga ik een evangelische boodschap brengen. En dan zullen wij voor al de zieke mensen bidden, al de gebedskaarten en dergelijke verzamelen, die gedurende deze week zijn overgebleven, en voor hen allen bidden morgen.
13 Nu, mijn onderwerp vanavond lijkt meer op een klein drama, slechts gedurende enkele ogenblikken. En ik zal vanavond, zoveel als ik kan, proberen in te gaan op het bidden voor de zieken. Mijn tekst is: "Weest goedsmoeds, Ik ben het", sprak Jezus. Mijn onderwerp is: "Een getuigenis op zee."
14 Het moet al wat laat in de middag geweest zijn, de zon moet onder gegaan zijn toen dit plaatsvond en nu moet het een hete dag zijn geweest, ongeveer zoiets als hier binnen.
15 De airconditioner is uit en men werkt er aan. Dat is de reden dat ik mijn onderwerp van daaruit veranderde waarover ik zou spreken, zodat ik ermee kon voortmaken om u niet in deze hitte te laten zitten.
16 Deze grote visser, na wat hij de hele dag door gezien had, had op Jezus gelet in Zijn grote bediening.
17 Ik zou graag in die dag geleefd hebben om Hem te volgen, maar, weet u, ik ben blij dat ik nog steeds het voorrecht heb hetzelfde te doen, er op lettend hoe Hij dingen doet. En het is geweldiger Hem vandaag in het oog te houden dan het toen was. Ik heb meer geloof in Hem nu en kan nu meer geloof hebben dan ik toen gehad zou kunnen hebben, omdat wij tweeduizend jaar gehad hebben om te bewijzen dat het Evangelie waar is. En na tweeduizend jaar leeft Hij nog steeds, en doet net als destijds, zodat wij nu een grotere verzekerdheid hebben en een beter fundament voor geloof dan men toen had.
18 Omdat Hij gewoon een Man was Die rondging met een bewering dat Hij van God gezonden was en de Zoon van God was en dat God Zijn beloofde Woord van die dag door Hem betuigde en men had ergens enige reden om het te betwijfelen. De theologen, zij waren... En merk op dat het een deerniswekkende zaak was; het was echt aandoenlijk, omdat die theologen dat geloofd zouden hebben, indien God hun ogen niet had verblind. De Bijbel zegt het.
19 En wist u dat Hij beloofde dat Hij vandaag opnieuw hun ogen zou verblinden, zodat zij het niet zouden zien? Zij zouden "roekeloos zijn, opgeblazen, meer liefhebbers der wellusten dan liefhebbers van God, onverzoenlijk, kwaadsprekers, onmatig, zonder liefde tot de goeden, hebbende een gedaante van godzaligheid, maar die de kracht daarvan verloochend hebben." Gewoon precies weer een belofte. En u kunt nauwelijks anders dan medelijden hebben met de mensen, wier ogen voor deze dag verblind zijn. Met de Schriftplaatsen die God heeft beloofd, die precies in deze dag, in dit uur, zouden plaatsvinden, en wij kijken er precies naar en letten erop. En dan kijken mensen en schudden hun hoofd, wandelen weg, en zeggen: "Ik zie het niet." Het is een meelijwekkende zaak, maar toch moeten de Schriftplaatsen vervuld worden. Het moet zo zijn.
20 Deze discipelen waren dus gekozen door God. Merkte u op, Jezus vertelde hun dat Hij hen "voor de grondlegging der wereld" koos, en dat zij een verordineerd zaad van God waren. Daarom, toen de moeilijkheden opkwamen en het leek alsof de mensen Jezus met een vraag in de hoek hadden gedreven, bestond er voor hen geen vraag. Zij konden het niet begrijpen, maar zij waren vastbesloten niets anders te kennen dan Hem. "Gij alleen hebt het Woord des levens." En zij waren vastbesloten erbij te blijven, omdat zij tot die dienst verordineerd waren.
21 En zo is het vandaag, dat mannen en vrouwen, die verordineerd zijn tot eeuwig leven, tot eeuwig leven zullen komen. "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal tot Mij komen." Dat is Zijn Woord en dat kan niet falen. Het is... Het is Gods Woord.
22 En wij zien deze discipelen nu, die die dag een grote samenkomst hadden gehad, buiten in een groot veld langs een berghelling. En Jezus had hun gezegd: "Ga nu alvast voor Mij uit de zee over." En Hij ging een berg op, alleen, voor gebed. En deze discipelen, na vrienden ontmoet te hebben... Ik kan mij gewoon indenken hoe zij zich voelden.
23 Omdat... Om vrienden te ontmoeten en dan van vrienden te moeten scheiden... Net tegen de tijd dat u elkaar hebt leren kennen, moet u afscheid nemen. En dat is altijd een soort hartzeer voor mij geweest, dwars door het land, rondom de wereld. Vrienden ontmoet te hebben en hen dan verlaten, wetend dat er velen zijn die u niet meer zult zien, totdat u hen ontmoet bij het oordeel. Het is een wat droevige zaak.
24 Ik kan mij de boot voorstellen, met de boeg ervan in de oever geduwd. En het moet Simon Petrus geweest zijn, met de grote gespierde armen en schouders, die het schip rondduwde en het met de boeg de zee invoer. En zij allen zwaaiden gedag naar degenen aan de oever. En zij schreeuwden: "Kom weer terug en breng de Meester mee om ons te bezoeken! En kom nog een opwekking houden, wij zijn zo gezegend geweest vandaag!" En nieuwe vrienden wuifden. En hij klom over de rest van de discipelen en ging waarschijnlijk naast zijn broer, Andreas, zitten en nam de roeiriemen op.
25 De schepen werden toen voortbewogen door, ofwel de wind, of door de riemen waarmee zij roeiden. En dan zouden zij misschien met twee in een boot zitten, twee aan een kant, en zij zouden... of twee op een zitplaats, liever, misschien zes of acht roeidollen. Zij trokken dan op tijd en op die manier konden zij de boot in zijn kiel houden wanneer de stormen opstaken. Wanneer dan de wind normaal waaide, konden zij een zeil hijsen en zeilen.
26 Vanuit de Schrift gezien, moet het net voor deze gebeurtenis een hete middag geweest zijn, en dus moet het een echt kalme, zonnige, hete middag geweest zijn. De zon ging onder. En terwijl zij roeiden, kwamen zij los en zwaaiden gedag naar de mensen: "Wij hopen u op een keer weer te ontmoeten", terwijl zij uitvoeren naar de zee. En de zonsondergang, en het avondschemerlicht, en toen zette na een poosje de duisternis in.
27 En zij moeten bij het roeien een behoorlijk flinke vaart gehaald hebben en dat is een zware taak wanneer die grote, zware riemen de zee ingaan. En de meesten van hen waren vissers en grote, sterke mannen, gewend aan de zee. En zij verwachtten dus dat Jezus in de boot zou stappen en hen zeer spoedig zou volgen. Welnu, zij kwamen daar buiten en moeten gewoon wat langs de kust gevaren hebben; zo'n beetje om het schip vaart te geven en dan wat te minderen.
28 Misschien zal de jonge Johannes de eerste geweest zijn die zijn mond niet meer kon houden, omdat hij de jongste van de groep was. En hij moet het zijn geweest die zei: "Ik word een beetje moe. Laten we wat langs de kust varen. Wacht even, we hoeven ons niet te haasten. Hij is nog niet langs gekomen, dus wij zouden evengoed een poosje kunnen wachten en eens goed op adem kunnen komen."
29 En toen hij daar zat met zijn hoofd wat naar beneden gebogen, moet hij een getuigenissamenkomst begonnen zijn. En daarover wil ik spreken. Hij moet het geweest zijn die het eerst opstond en zei: "Broeders, ongeacht wat de mensen zeggen en hoezeer wie dan ook het niet wil geloven, ik weet na vandaag nu vast en zeker dat wij geen bedrieger volgen. Wij volgen niemand minder dan God, want geen mens zou kunnen doen wat Hij vandaag gedaan heeft, tenzij het God was. Weet u, toen Hij die broodjes nam en ze brak en die vijfduizend daar voedde; dat was voor mij het meest verbazingwekkende. Tot vandaag zou er een vraag geweest kunnen zijn," ( ik herhaal nu gewoon zijn getuigenis zoals het was) "maar dit maakt het vast."
30 Hij zei: "Ik kan mij jaren geleden herinneren. Ik woonde vroeger dichtbij de Jordaan. En ik kan me als kleine jongen herinneren hoe mijn lieve Joodse moeder mij 's middags opnam en op haar schoot zette en mij wiegde, buiten op de veranda wanneer de klaprozen bloeiden langs de kant van de Jordaanoevers. En zij keek in de richting van de woestijn, vanwaar ons volk door deze woestijn gebracht werd. Zij vertelde mij dan Bijbelverhalen. Een van de geweldige verhalen, die ik mij herinner, was dat van de Sunamitische vrouw, toen haar kleine jongen dood was en de profeet deze kleine jongen weer uit de dood opwekte. Dat was vroeger een spannend verhaal."
31 "Maar een van de spannendste verhalen, die moeder mij vroeger vertelde, was als zij zou zeggen: 'Nu Johannes, je bent nog maar een kleine jongen, maar ik wil dat je je herinnert, als je ouder wordt, dat de grote Jehova ons volk uit Egypte heeft gebracht en dat wij door die woestijn zijn gekomen, over de rivier daar. En gedurende veertig jaren, reisden zij in die woestijn, geen plaatsen om kleding te verkrijgen en geen plaats om te eten. En God liet elke nacht brood uit de hemel regenen en voedde ons volk in die woestijn, omdat zij in de lijn van plicht waren, door de grote Jehova te volgen. En nu zal Jehova op een dag vlees gemaakt worden hier op aarde, in de vorm van een Man. Hij zal de Gezalfde genoemd worden, de Messias.'"
32 "En ik herinner mij," zou hij zeggen, "als kleine jongen, hoe mijn kleine jongensverstand bezig was zich voor te stellen, probeerde te bedenken: Hoe voedde God al die tweeëneenhalf miljoen mensen in die woestijn? Hoe kwam Hij aan al het brood? En dan vroeg ik mama: 'Mama, had Hij... heeft Jehova een heleboel grote ovens daarboven in de lucht en zou Hij al het brood bakken en 's nachts naar beneden komen en het voor de mensen op de grond leggen, en zijn Jehova's grote hemelen vol ovens?' Zij zou zeggen: 'Nee, zoon, je bent te jong om het te begrijpen. Zie je, Jehova is een Schepper. Hij heeft geen ovens nodig. Hij spreekt slechts en Zijn Woord wordt gemanifesteerd wanneer Hij spreekt. Hij is de grote Jehova en Hij sprak het gewoon. En de engelen deelden het voor de mensen op de grond uit.'"
33 "En toen ik Hem vandaag daar zag staan, merkten jullie die blik op Zijn gelaat op? Er was geen twijfel in Zijn gedachten. Ik klom van achter de rots naderbij en hield Hem in het oog toen Hij dat brood nam en het brak en het aan Zijn dienstknechten, aan ons overhandigde, om het onder de mensen te verdelen. En toen Hij opnieuw wilde gaan breken, was dat brood weer heel. En Hij heeft dat honderden keren gedaan, totdat iedereen genoeg had en er werden manden vol opgenomen. Ik weet dat dit niemand anders dan Jehova zou kunnen zijn geweest, omdat Hij zoals Jehova handelde. Alleen Jehova kan scheppen. En ik weet dat die Man geen bedrieger is. Er is slechts één Schepper en dat is Jehova. En nu, van alle dingen die ik gezien heb, is dat wat mij overtuigde."
34 "Ik wil dat jullie nu weten dat mijn hart totaal is overgeven en ik geloof volledig dat Hij niet enkel een profeet is. Hij is een profeet, maar Hij is meer dan een profeet. Hij is niets minder dan Jehova God, Die onder ons woont, omdat Hij brood schiep en de gewoonten van Jehova had. Geen wonder dat Hij kan zeggen: 'Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet; maar als Ik de werken van Mijn Vader doe, en u kunt Mij niet geloven, geloof dan de werken, want zij getuigen van Mij en vertellen Wie Ik ben.' Het zag er naar uit dat de mensen dat gemakkelijk hadden kunnen zien."
35 En Johannes was overtuigd dat Hij de Messias was, Degene waarvan Jesaja zei: "Een Zoon is ons geboren en Zijn Naam zal genoemd worden: Raadsman, Vredevorst, Machtige God, Eeuwige Vader." En Johannes was overtuigd door wat hij gezien had. De jonge knaap gaf zijn getuigenis.
36 Omstreeks die tijd zei Simon Petrus: "Welnu, wacht even. Als wij een getuigenissamenkomst gaan hebben, zou ik graag iets naar voren willen brengen. Jullie weten dat ik zeer sceptisch over de hele zaak was toen Andreas, mijn broer, die de opwekking had bijgewoond van Johannes de profeet, die getuigd had dat de Messias zou komen en dat hij Hem zou introduceren. En ik was wat sceptisch over wat Andreas mij vertelde, omdat ik allerlei 'Messias-verhalen' en van alles heb gehoord."
37 "Maar jullie allen, broeders, herinneren je mijn oude vader. Zijn naam was Jonas. En jullie herinneren je hem, hoe dat hij een heel trouwe gelovige was. Wat kan ik mij moeder en vader herinneren en ons allemaal, toen wij visten voor een levensonderhoud en wij geen vis gevangen hadden. Wij hadden brood nodig en hoe wij dan op de vloer neerknielden en baden tot God: 'Geef ons een vangst vandaag, God, opdat wij in staat mogen zijn onze vis te verkopen en onze schulden af te betalen en dat wij voedsel hebben om te eten.' En hoe wij in de storm de zee opgingen en het waagden die stormen onder ogen te zien."
38 "En vader, ik kan zijn grijze haar op zijn rug zien neerhangen, toen hij op een dag op het getouw van de boot zat en tegen mij sprak, en zei: 'Simon, je bent mijn oudste zoon. Je weet dat ik altijd geloofd heb, Simon, dat ik de Messias zou zien. Ons volk heeft sedert Eden naar Hem uitgekeken. En wij zijn er zeker van dat Hij komt, ongeacht hoe lang nog. Dat is vierduizend jaar geleden geweest, zeg je, maar ik geloof dat die Messias zal komen. En elke Jood heeft geloofd dat hij de Messias in zijn generatie zou zien. Ik hoop Hem in mijn generatie te zien. Maar het ziet er naar uit... Ik word oud nu, ik moet stoppen met de zee en ik krijg mijn kwalen en pijnen. Ik zal Hem waarschijnlijk niet in mijn tijd zien. Maar misschien zal jij Hem zien, mijn zoon.'"
39 "'En ik wil je trainen in de Schriften. Zoon, voordat de Messias het toneel opkomt, zullen er allerlei dingen gaande zijn, allerlei onechte dingen, omdat Satan dit zal doen om de invloed van de echte Messias te vernietigen wanneer Hij komt.'" Het is altijd op die manier geweest en het is nog steeds op die wijze.
40 En dan ontdekken wij dat hij zei: "Ik herinner me dat hij zijn arm om mij heen sloeg en zei: 'Zoon, er is slechts één manier waarop je in staat zult zijn om die Messias te identificeren. Wij zijn nu honderden jaren zonder enige profeet geweest. Maleachi was onze laatste profeet. Dat is nu al vierhonderd jaar, dat wij geen profeet hebben gehad. Maar herinner je dat Mozes ons in de Schriften heeft gezegd, dat wanneer de Messias komt Hij een profeet zou zijn wanneer Hij het toneel opkomt. Wij, Joden, zijn onderwezen om de profeet te geloven. En de rondwandeling van de Messias op aarde is het gesproken Woord van God, dat Hij ons beloofd heeft. En het Woord komt altijd tot een profeet en een profeet betuigt dat Woord. Vergeet dat nooit, zoon! Er kunnen geweldige dingen oprijzen, er mogen grote enthousiasmen zijn en grote dingen. Maar herinner je dat de Messias een profeet zal zijn, omdat wij weten dat God nooit Zijn manier verandert en dat Hij zei dat de Messias een profeet zou zijn. Herinner je dus, zoon, dat profeten degenen zijn die het Woord des Heren hebben. En wanneer de Messias komt, zal Hij een profeet zijn.'"
41 "Ik kan gewoon nog steeds zijn arm voelen," zei Simon, "zoals hij die om mij heen sloeg. En Andreas stond op dat tijdstip daar het net uit te wassen. Herinner je het je, Andreas?"
"Ja, Simon, ik herinner het me."
42 "En Andreas probeerde mij te vertellen dat deze Johannes een profeet was. Ik had andere dingen te doen, ik moest vis verkopen en zo. Vader was toen al jaren dood, maar ik heb altijd in gedachten gehouden dat vader zei: 'De Messias zou een Schriftuurlijk geïdentificeerde profeet zijn, en vergeet het niet, omdat het een gesproken Woord van God is. En dat Woord is voortdurend altijd tot de profeten gekomen; dat identificeerde het, of manifesteerde wat voor het tijdperk beloofd was.'"
43 En nu zei Simon: "Op een dag, weet je, vroeg Andreas mij om naar een samenkomst te gaan. En ik ging daarheen naar de samenkomst waar deze Kerel, Jezus, was. En ik had allerlei geruchten gehoord. Er was vóór Hem een Jezus opgestaan die iets groots beloofde te zijn en er vierhonderd uitleidde en zij kwamen allemaal om, enzovoort. Ik dacht dat het gewoon nog één van dat soort was, met een of ander groot enthousiasme van een opwekking of een grote denominatie die men zou gaan vormen. Maar op een dag dacht ik dat ik mee zou gaan met Andreas hier, mijn broer."
44 En ik kan mij voorstellen dat omstreeks die tijd de boot begon te schudden. Iemand begon te roepen en hij zei: "Ga zitten! Schud de boot niet. Wacht even. Zit stil."
45 En hij zei: "Weet je, toen ik daarginds heenging en naar Hem toe wandelde, de eerste keer, keek Hij mij recht in de ogen en zei mij wat mijn naam was. Hij had mij nooit eerder gezien. Niet alleen kende Hij mij, maar Hij kende die godvruchtige, oude vader van mij, die mij in de Schriften onderricht had. En ik wist dat Dat de Messias was. Dat maakte het daar direct voor mij vast. Dat was het. Dat maakte het waar voor mij."
46 Het moet Filippus geweest zijn, die zei: "Kan ik hier een woord zeggen?" Nu, hij zei: "Broeder Nathanaël, laat dit je niet kwetsen; weet je, omdat wij de rollen gedurende jaren en jaren bestudeerden, wat de Messias zou zijn. Maar toen ik Hem dat had zien doen, ging ik er vandoor en haalde mijn vriend Nathanaël hier. En toen hij mee kwam..."
Nathanaël zei: "Laat mij het vertellen. Laat mij het vertellen."
47 O, weet u, er is iets mee wanneer Jezus iets voor u gedaan heeft, u kunt het gewoon nauwelijks stilhouden, u moet het zelf vertellen. Is dat niet waar? Als het iets echts is, moet u het gewoon zeggen. Toen Hij mij vulde met de Heilige Geest, wilde ik erover vertellen. Ik wil dat iemand erover weet. Niet dat iemand anders het vertelt. Ik wil het zelf zeggen.
48 En ik kan mij gewoon voorstellen dat Nathanaël helemaal enthousiast werd en zei: "Weet je, ik zou dit willen zeggen. Ik was wat sceptisch over je, Filippus, toen je het mij vertelde. Ik vroeg je: 'Zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?' En jij gaf mij het beste antwoord dat iemand ooit gaf: 'Kom en zie.'" Dat werkt goed vandaag. Dat is juist. Blijf niet thuis en bekritiseer. Kom, ontdek het voor uzelf, ziet u. "Ik zei: 'Zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?' Hij zei: 'Kom en zie voor jezelf.' En je weet wat je me vertelde."
49 "En toen ik in Zijn tegenwoordigheid wandelde en Hij mij vertelde dat ik 'een Hebreeër, een Israëliet en een eerlijk man' was, wist ik dat."
50 "Maar ik vroeg mij af: Hoe kon het zijn? Hij zag er uit als een gewone man. Ik verwachtte dat de Messias uit de hemel naar beneden zou komen langs een gouden galerij, regelrecht naar het hoofd van de denominatie hier, naar Jeruzalem, dan naar voren zou treden en zeggen: 'Kajafas, Ik ben aangekomen.' Maar zij ontdekten dat Hij uit Nazareth kwam, uit een arm gezin en feitelijk met een slechte naam achter Hem, als 'een onwettig kind'. Hier stond Hij, gekleed in gewone klederen, niet zoals een priester of zo iemand, slechts een gewone man. En ik dacht toen ik daar naartoe wandelde: Hoe kan dat een Messias zijn? Eén oud kleed aan dat Hij gedragen had sedert Hij een jonge kerel was, en hier dit zelfde gewaad aan, Zijn haar neerhangend op Zijn rug. En zoals een gewone man van de straat."
51 "En Hij keek me aan en zei: 'Eer Filippus u riep toen u onder de boom zat, zag Ik u.' Dat maakte het vast voor mij. Ik wist, uit het Woord, dat dit de Messias was. Dat was Hem."
52 En de boot moet geschud hebben en de getuigenissamenkomst ging voort. O, wat een wonderbare tijd hadden zij daar op de zee, zij hadden gewoon een geweldige tijd.
53 Andreas zei: "Ik zou iets willen zeggen wat mij een poosje verwarde. Herinneren jullie je, toen wij naar Jericho gingen, dat Hij zei: 'We moeten opstappen. Ik moet langs Samaria gaan?' Hij ging dus naar Samaria toe, en daar naar de stad Sichar, toen Hij ons allemaal wegzond om levensmiddelen te kopen, daar in de stad."
54 "O ja, ik herinner mij dat goed!" Zij allen zeiden: "Ja, ja!" De boot schudde gewoon; iedereen had een wonderbaar getuigenis nadat de opwekking voorbij was. Zij hadden dus deze getuigenissamenkomst.
55 En hij zei: "Ja, en je herinnert je dat wij naderbij kwamen en dat wij tot onze verrassing zagen dat onze Meester tegen een getekende prostituée sprak. 'Hm, hm,' dachten wij, 'dat is erg. Kijk Hem eens daar buiten spreken tegen deze jonge vrouw. En zond ons weg en hier is Hij buiten met deze slecht bekendstaande vrouw die hier zit.' Herinner dat wij net achter de struiken stonden en naar hun conversatie luisterden."
56 "En wij hoorden Hem tegen haar zeggen: 'Vrouw, ga uw man halen en kom hier.'"
57 "En wij zeiden: 'Wel, wij kunnen ons misschien vergist hebben; misschien was de vrouw wettig gehuwd.'"
58 "En zij keek Hem weer in het gelaat en zei: 'Meneer, ik heb geen man.'"
59 "Herinneren jullie je hoe ons hart stilstond? Onze grote Messias waarin wij vertrouwen hadden, werd hier in een leugen gevangen, een kruisverhoor, omdat Hij zei: 'Ga uw man halen' en zij getuigde tegen Hem dat zij geen man had. Nu werd de bal naar Hem teruggekaatst. Herinneren jullie je hoe wij allen verrast keken en onze adem inhielden?"
"Ja, ik herinner het me."
60 "En herinneren jullie je dan de volgende woorden? Hij zei: 'Gij hebt de waarheid gezegd, omdat u er vijf gehad hebt, en degene waarmee u nu leeft is de uwe niet.' O, herinneren jullie je de getuigenissamenkomst achter het struikgewas? My!" Zie je, je kan Hem niet in het nauw drijven. Hij is God. "O," zei Simon, "dat is gewoon..." Andreas zei: "Dat maakte het vast voor mij."
61 Bartholomeüs zei: "Wacht, ik zou graag een getuigenis willen inbrengen. Kan ik het doen, broeders?"
62 "O wel, ik veronderstel dat je het kunt, wij hebben een zee van tijd. Hij is nog niet gekomen; wij zullen dus enkele peddelslagen maken. Ga je gang, Bartholomeüs, getuig."
63 "Wel, een van de geweldigste dingen voor mij. Herinneren jullie je onze zuster ginds in Jericho, Rebecca genaamd?"
"Ja."
"En haar man dreef een restaurant daarginds."
"Uh-huh."
64 "En hij was een zakenman en zijn naam was Zacheüs."
"Ja, ja, ik herinner mij hem goed."
65 "Je herinnert je dat zij een van onze zusters was. Zij had geloofd in de Here en zij was zo bevreesd dat Zacheüs het allemaal zou laten voorbijgaan zonder Jezus te accepteren. En, o, Zacheüs was een zeer goede vriend van de priester daar. En zij bad dus dat er iets zou gebeuren, zodat zijn ogen zouden open gaan en dat hij zou herkennen dat dit de Meester was, het betuigde Woord van God, vlees gemaakt onder ons. En wij probeerden haar te vertellen... hem te vertellen, hoe dat Jezus van Nazareth de geheimen van het hart wist, aantonend dat Hij het Woord was, omdat het Woord de gedachten in het hart onderscheidt."
66 "'Onzin,' zei hij, 'ik geloof de priester. Wat de priester zegt is goed genoeg voor mij.' Omdat hij tot de betere stand van de stad behoorde, de Kiwanis en al het andere, weet je; het was dus wat moeilijk voor hem om het te laten vallen. Rebecca had ons dus allemaal gevraagd om te bidden; om te bidden. En telkens wanneer wij op het onderwerp kwamen dat Hij een profeet was, zei hij: 'Onzin! De priester zegt: "Hij is Beëlzebul. Hij is een duivel. Hij doet dat door de kracht van de duivel. En Hij is slechts een telepaat. Dat is alles. Het is niets." Er is dus heden ten dage niet zoiets. Wij hebben al honderden jaren geen profeten gehad. En hoe zou die Kerel, Die zelfs geen lidmaatschapskaart heeft, hoe zou Hij ooit een profeet kunnen zijn? O, op geen manier was Hij zoiets!'"
67 "Maar, weet je, Rebecca, zijn vrouw, bleef volhouden en bidden. En op een morgen toen Jezus de stad inkwam, wel, toen ontdekten wij dat Rebecca ons vertelde dat Zacheüs de straat op was gegaan om Hem te zien. Hij geloofde dus niet dat Hij een profeet was, dus zei hij: 'Ik zal eens goed naar Hem gaan kijken', zoals hij onlangs tegen ons getuigde in het restaurant toen wij aten. Hij klom dus in een wilde vijgenboom en zei: 'Weet je wat, ik zal me hier verbergen, zodat Hij niet in staat zal zijn om mij te zien. Ik ben hoe dan ook een kleine kerel, zeer kort. En ik kan Hem daar beneden in een menigte niet zien. Ik zal dus gewoon hier in de boom klimmen.' En hij klom tot waar twee dikke takken samenkwamen en daar ging hij zitten, bij deze dikke takken."
68 Dat is gewoon een goede plaats om te zitten en het te bestuderen. Dat is waar twee wegen samenkomen: de uwe en die van God; uw ideeën. Dat is een goede zaak, om het te overdenken.
69 "Hij zei dus: 'Weet je wat, Hij moet een profeet geweest zijn. Hij zou het geweest kunnen zijn. Het zou mogelijk kunnen zijn dat ik verkeerd zou kunnen zijn. Dus, weet je wat: Ik zal Hem eens goed bekijken en Hij zal mij niet kennen. Ik zal dus gewoon al de bladeren nemen en ze op deze manier naar mij toetrekken, om mij heen, en ik zal mij zo verbergen dat Hij me zelfs helemaal niet zal zien. En ik zal op Hem letten wanneer Hij langs komt. En als Hij er niet uitziet als de juiste soort persoon, zal ik Hem eens flink de waarheid zeggen, hier boven vanuit deze boom.' Hij lette dus op en had een blad, zodat hij kon opstaan en Hem zien wanneer Hij de hoek omkwam."
70 "En toen Hij de hoek om kwam en door de staat ging, weet je, van de ene kant naar de andere kijkend, zeiden de discipelen: 'Ga aan de kant. Neem mij niet kwalijk.' En mensen met zieke kinderen en zo. 'Neem mij niet kwalijk, de Meester is vreselijk vermoeid; die geweldige dienst, gisteravond. En zoudt u alstublieft zo beleefd willen zijn om aan de kant te gaan staan en Hem door te laten. Wel, Hij baant Zijn weg naar de stad en zou u alstublieft aan de kant willen gaan staan?' En Zacheüs, die hier boven in de boom zat, keek op Hem neer."
71 "En Jezus kwam regelrecht onder de boom, stopte, keek naar boven en zei: 'Zacheüs, kom van daar naar beneden. Ik ga vandaag met u naar huis voor het avondeten'. Dat maakte het vast voor mij. Hij wist dat hij daar boven was en kende zijn naam, wie hij was. Dat maakte het vast. Dat is de Messias voor mij. Ja zeker, omdat wij weten dat de Messias dat zou doen. Zeker. Dus moest Hij die dag met hem naar huis gaan voor het avondeten. Wat een geweldige tijd was dat! Wij herinneren het ons."
72 Weet u, het moet omstreeks die tijd geweest zijn, terwijl de getuigenissamenkomst voortging. Weet u, deze discipelen daar op zee getuigend, het moet ergens in het donkerst van de nacht geweest zijn, boven in de noordelijke streken daar, dat Satan over de heuvel moet zijn gegaan en naar beneden keek. Hij keek in die getuigenissamenkomst en hij ontdekte dat zij zonder Hem vertrokken waren. Daar was zijn kans.
73 Ziet u, ik denk dat dit toneel net ongeveer opnieuw is teruggekeerd, zichzelf heeft herhaald. Zij waren in het enthousiasme van de opwekking zonder Hem vertrokken. En ik geloof dat dit menigmaal met ons gebeurd is vandaag, in dit uur van verwarring en na deze grote opwekking waarvan wij getuige zijn geweest. Het heeft de wereld doorkruist. In elke natie zijn opwekkingsvuren gebouwd, en branden ze; grote genezingsdiensten; mensen die de Heilige Geest ontvingen bij tienduizenden maal duizenden. En in het enthousiasme erover, zoals die discipelen, die getuigden over wat Hij had gedaan – "en, o, wij hebben Hem dit zien doen, en wij hebben Hem dat zien doen" – geloof ik dat wij zoals zij weggegaan zijn, zonder Hem.
74 Wij zijn afgegaan op grote gelegenheden die de opwekking heeft aangeboden. Wij zijn afgegaan op gelegenheden om er veel geld uit te slaan, wij, de kerken, om grotere gebouwen te bouwen, enorme plaatsen van miljoenen dollars, grote scholen, opleidingssystemen, en verzorgden onze denominatiegroei. En hebben dan onze communistische programma's, anticommunistische, dat is alles waarover wij vandaag kunnen spreken. En het eerste is, weet u, dat Satan ons gezien heeft met onze anticommunistische programma's, met onze grote denominationele programma's en met ons 'een miljoen meer' enzovoort, zoals zij die hebben gehad.
75 En wij zijn heengegaan zonder de ouderwetse gebedssamenkomsten en de doop van de Heilige Geest die terugkwam, totdat het vuur op een laag pitje is gaan branden. U kunt het uitschreeuwen en proberen de mensen naar het altaar te krijgen en zij wandelen er net heen alsof zij bijna dood zijn, doodsbang om te komen. En om dan predikers te vragen om met hen te komen bidden: "O, waarom vroeg hij mij?" En zij komen daar beneden, en u kunt hen nauwelijks bereiken. En zij zullen daar gedurende net enkele minuten staan, naar u opkijken en teruggaan en op hun stoel plaatsnemen. Voor zover ik kan zien, is het vuur uitgegaan! Er is iets gebeurd. Luister! Wat wij nodig hebben is een opwekking, zodat zondaars, die op Christus zien, zich bekeren, met hun handen omhoog naar het altaar rennen, schreeuwend om barmhartigheid, en de hele gemeente een vuurvlam is, met de glorie van God.
76 Ons enthousiasme voor de gelegenheid om onze denominatie te doen groeien, liet ons grotere scholen bouwen om onze predikers op te leiden en hen verder van God te brengen dan zij in het begin waren. God wordt niet gekend door opleiding. Hij wordt niet gekend door theologie. God wordt gekend door geloof. U kunt God niet uitleggen. Hij is niet te verklaren.
77 Kijk wat het heeft gedaan. Wij, Pinkstermensen, die vroeger in Pinksteren waren, onze vrouwen hebben hun haar afgeknipt en make-up aangebracht. Onze mannen staan het toe. Onze predikers staan het toe. Ze zijn bang om er iets over te zeggen. De gemeente zal hen er uit gooien als zij het doen. O, als wij geen grote schoonmaak nodig hebben van de kansel loodrecht naar het souterrain! Het is een schandaal. Het is een schande.
78 Een man kwam niet lang geleden naar mij toe en zei: "Broeder Branham, de mensen houden van u. Maar", zei hij, "u kaffert hen altijd uit, u foetert die vrouwen uit over het hebben van kort haar en dergelijke dingen."
Ik zei: "De Bijbel zegt dat het voor haar een schande was om het te hebben."
79 Zij onteert haar man wanneer zij het doet. En het is absoluut een teken dat u van God bent afgeweken. Bedenk dat in Simsons geval lang haar een Nazireeër-teken was, dat hij van de wereld was weggegaan naar het Woord van God. En wanneer u, vrouwen, uw haar afknipt, ontkent u dat u het Nazireeër-teken hebt. U bent naar Hollywood gegaan in plaats van terug naar de Bijbel. De Bijbel zegt: "Laat hen ongeknipt zijn." Zie, het is een schande en de predikers zeggen er niets over.
80 Deze man zei tegen mij: "Waarom laat u die vrouwen niet met rust." Zei: "Zij beschouwen u als een profeet."
Ik zei: "Ik zei nooit dat ik een profeet was."
81 Hij zei: "Zij beschouwen u als zodanig. Leer hun hoe ze geestelijke gaven kunnen ontvangen en iets kunnen doen. U behoort hun geweldige dingen, grote dingen te leren."
82 Ik zei: "Hoe kan ik hun algebra onderwijzen wanneer zij zelfs hun ABC's niet willen leren, hoe ze waardig moeten leven? Hoe zult u het doen? Ja, begin bij het begin."
83 Jaar na jaar doorkruis ik het land en het wordt steeds maar erger. Er is ergens iets verkeerd en het is niet met het Woord. Geen wonder dat wij de opwekkingsvuren niet brandend kunnen houden. Wij hebben een tijd van grote schoonmaak nodig. God zal dat nooit doen, tenzij wij weer terugkeren. Wij hebben een grote schoonmaaktijd nodig.
84 En u, mannen, u wilt uw vrouw zoiets laten doen: korte broeken dragen! Dat zijn geen Methodisten, geen Baptisten. Dat zijn Pinkstermensen, dat is juist, "vorm van godsvrucht, Laodicéa gemeentetijdperk, lauw"; Pinksteren van naam, dat is alles. Pinksteren is geen naam, het is een ervaring van de doop van de Heilige Geest, die de mensen reinigt. Geen wonder dat wij geen grote genezingsdiensten en dergelijke kunnen hebben; er is ergens iets verkeerd gegaan. Het is Satan, die ons buiten zag proberen om te...
85 "Wel, als wij er iets over zeggen, zullen zij hun lidmaatschap veranderen."
86 Onthoud, u vertroetelt Christenen niet. Christenen zijn krachtig. Zij zijn mannen en vrouwen van God, die voor God staan, ongeacht wat iemand anders te zeggen heeft. U hoeft hen niet te smeken en te overtuigen en hen te parfumeren en als baby te koesteren. Dat zijn broeikas- en bastaardplanten; het is helemaal niet goed. Zij zullen nooit iets produceren.
87 Het doet me denken, net als een... Het is weldra nesttijd. Ik bemerkte kleine vogels hier vandaag, kleine mussen die stro in hun nest verzamelen. Het zal niet lang duren tot zij zich nestelen, hun kleine eieren uitbroeden. Weet u, een kleine vogel kan een nest eieren hebben en zij kan op dat nest met eieren zitten en zij draait ze om de paar minuten om; met haar kleine poot keert zij ze om en zit daar. Nu, als zij die eieren koud laat worden nadat zij eenmaal opgewarmd zijn, zullen zij niet uitbroeden. En zij vliegt gewoon weg en haalt een mond vol voedsel en vliegt direct weer naar ze terug.
88 En weet u, die oude moedervogel, ze zou daar op die eieren kunnen zitten en ze om de twee minuten omdraaien, en niet... zich zelfs opofferen en vasten tot zij zo vermagerd is dat zij niet van het nest kan afkomen. Maar dan, tenzij die moedervogel in contact is geweest met de mannelijke vogel, zullen die eieren niet uitbroeden. Ongeacht wat, hoezeer u ze koestert, zij zullen niet uitbroeden. Zij zullen gewoon in het nest liggen rotten.
89 En als er ooit een tijd was dat Pinksteren bij de Man, Jezus Christus, behoorde te komen! Want wij krijgen niets dan een nest vol rotte eieren, die het geloof verloochenen, in de oecumenische raad gaan en het groots noemen, om bij de paus te zitten en te zeggen dat het geestelijk is. Wat ter wereld is er met u, Pinkstermensen, aan de hand? Weet u niet dat de Bijbel erover sprak, dat deze dingen zouden gebeuren? En wij schreeuwen, omdat de Methodisten en de Baptisten binnenkomen en dan al die andere dergelijke dingen. Beseft u niet dat toen de slapende maagd kwam om olie te kopen, dit precies het uur was dat de Bruidegom kwam? En zij kregen de olie niet! Weet u, de opname zal zo verborgen komen, en het weggaan, één dezer tijden, dat u zelfs niet zult weten dat het gebeurt. Het zal voorbij zijn en u zult zich afvragen wat er gebeurde.
90 Zoals Johannes op aarde kwam. En men zei tegen Hem: "Wel, de Bijbel zegt dat Elia eerst moet komen." Hij zei: "Hij is reeds gekomen en u wist het niet."
91 Zo zal het op een dag zijn, dat men zal zeggen: "Ik dacht dat dìt moest gebeuren voor de verdrukkingsperiode. Ik dacht dat de opname moest plaatsvinden." De woorden: "Het is reeds gebeurd en u wist het niet", zouden terug kunnen komen. Uh-huh. Het kan later zijn dan u denkt. O, ontwaak, gemeente! Ik stop daar maar liever mee; ik kwam hier niet voor doctrine. Ik dacht gewoon dat ik dat er tussen zou lassen, opdat u dit gewoon terzijde zou kunnen hebben.
92 Bedenk broeder, Satan heeft deze grote programma's gezien; de ene gemeente die probeert de andere te overtreffen, de ene denominatie die probeert de andere te overtreffen, al de ongeletterdheid eruit wiedend, en men moet hun een psychologische test geven, een psycholoog gebruiken om een man te testen, voordat hij de zendingsvelden intrekt! Pinksteren! Nee, dat zijn niet de Presbyterianen, dat is Pinksteren. Voor een bepaalde groep Pinkstermensen, een grote groep, wordt een psychische test vereist, voordat de zendelingen het veld kunnen opgaan.
93 Wat als zij een dergelijke test hadden? Zij kregen een test. Het was een Pinkstertest in het begin, toen zij in de opperkamer wachtten, totdat er vuur kwam van omhoog en de kracht van God. Dat was de test.
94 Niet de een of andere wereldse, halfdronken psycholoog die probeert een mening te vormen, en die, als u een beetje opgewonden bent of zoiets, zegt: "U bent allemaal van streek." Wel, het bewijst absoluut dat een man die uiterst geestelijk is; nerveus is, hij moet in die toestand zijn om daar in te komen. Daar hebt u het dus, zie, en ze verknoeien gewoon wat God gedurende jaren heeft geprobeerd te doen, en komen er dan direct weer achter aan met hun programma's en hun grote...
95 Zij zijn enthousiast wanneer zij heel wat mensen samen vergaderd zien. Zij zeggen: "Als ik hen allemaal Assembly-leden zou kunnen maken! Als ik hen allemaal Eenheidsmensen zou kunnen maken! Als ik hen allemaal Methodist zou kunnen maken!" De Methodist probeert hen allemaal Methodist te maken, de Baptist probeert hen allemaal Baptist te maken, de Pinkstermensen allemaal Pinkstermensen! O, u kunt er niets aan doen. God heeft diegenen verordineerd van de grondlegging der wereld. Wij moeten het Evangelie prediken. Dat is alles. Maar met onze grote programma's zijn wij zonder dat vuur heengegaan. Wij zijn weggegaan en hebben onszelf een zelfgemaakt vuur gemaakt, als het ware.
96 En ons communisme; wij zijn nu zo bevreesd dat het communisme is ingetreden. "Wat zal er gebeuren?" Maar, weet u, de grote zaak is niet het communisme. Laat mij u dit vertellen, dat ik niet bang ben voor het communisme.
97 Maar waar ik bevreesd voor ben, u Pinkstermensen, is dat deze oecumenische raad u zal pakken. Dat is de kwestie. Het zal het merkteken van het beest vormen en u zult erin moeten gaan. Omdat u een organisatie bent, moet u erin of eruit gaan. Dat is de zaak; en elk goed verstandig, geestelijk persoon weet dat. Wij hebben weer een getuigenis op de zee nodig; wij bemerken het nu. En onze Pinkstermensen slikken het gewoon in met huid en haar: "Wat een geweldige zaak zal het zijn." Welnu, Methodist, Presbyteriaan, Lutheraan, Church of Christ en Pinkstermensen, u zult uw grote apostolische leer moeten verloochenen om daarin te zijn. Zij zullen hetzelfde moeten doen. U moet er niets mee te maken willen hebben. Het sluit zich allemaal aaneen met Rome, gewoon precies wat bewezen is. De Schrift zegt het.
98 Wat is er aan de hand met de predikers die deze dingen in deze toestand laten komen, zonder de mensen te waarschuwen? God zal van hun handen afeisen. Precies in deze tijd van moeite, waren zij in moeite; zij waren het. Het communisme begint niet; het is de oecumenische raad die de hele troep zal opslokken. En bedenk, wanneer u zegt: "Zou het niet..." Het gebeurt, dan is het te laat; u hebt het merkteken van het beest genomen. U behoort er dan toe.
99 U zou er maar beter vanaf kunnen komen, terwijl u er nu nog vanaf kunt, jazeker, wees verzegeld in het Koninkrijk van God. Het lichaam van Christus is het mystieke lichaam van Christus dat er door de Heilige Geest in gedoopt is; niet erin samengevoegd, erin gehaald, erin gepraat, erin door spreken in tongen, erin gejubeld. U wordt erin geboren door de Heilige Geest. Dat is juist. Zeker.
100 Nu, wij bemerken deze dingen, plotseling komt moeite op. O, de duivel kwam onderzoeken en zei: "Uh-huh, zij kregen een driftige bui; zij springen daar ginds alleen maar op en neer, jubelen en hebben een grote tijd. Weet u wat, nu is het mijn tijd om ze te laten zinken. Ik zal hen nu wel krijgen."
101 Dus hij verhief zich over de heuvel en begon zijn giftige adem te blazen, ffft [Broeder Branham blaast – Vert]: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Per slot van rekening geloof ik dat deze mensen gewoon nerveus zijn. Ik geloof dat zij een geestelijke test behoorden te hebben voor zij naar de zendingsgebieden gaan." Pinksteren! Uh-huh. Zie zijn giftige adem die het Woord doodt. "O, ik denk dat het iets anders is, ik geloof dat het..." Ziet u, gaan regelrecht terug, zoals heel de rest van de denominaties deden, dat is gewoon precies de weg die zij bewandelen. Zij zullen het; het doodt het. Precies het uur dat u het organiseert, dat doodt het. Het heeft het altijd gedaan. Het zal het altijd doen. Het zal nooit meer opstaan. Het is nooit in de geschiedenis voorgekomen. In dit Laodicéa gemeentetijdperk was Christus aan de buitenkant van de kerk, kloppend, proberend om binnen te komen. En zij kunnen het gewoon niet verdragen. Zij kunnen er niet naar luisteren. Nu bemerken we, dat, in het uur waarin wij leven, moeite is ingetreden.
102 En dan beginnen wij te ontdekken dat wonderen niet meer gebeuren zoals vroeger. De zieken gaan ziek naar huis. Het komt niet door God. Het is vanwege het gebrek van de opwekking onder de mensen. Er is geen opwekking. Zij zitten en luisteren, gaan naar huis en zeggen: "Wel, ik denk dat dat aardig goed was." Uh-huh, ziet u, er is niet zo'n ijver. Datgene is er niet in de mensen dat daar zou moeten zijn.
103 Ik herinner mij vijftien jaar geleden, hier in Arkansas, toen ik een kleine samenkomst daar boven had te Jonesboro, toen ongeveer veertigduizend mensen die dit probeerden bij te wonen, naar de samenkomst kwamen in een stad van ongeveer vijftienduizend mensen. En zij lagen onder katoentrucks en al het andere en hielden kranten over hun zieke kinderen, alleen maar om binnen te komen. Zij zaten op hun zitplaatsen, en zouden die niet willen verlaten, dag en nacht, lieten hun geliefden een hamburger halen en een fles priklimonade; en zij bleven daar, dag in en dag uit, dag in en dag uit. Hun harten waren brandend, in vuur. Slechts het minste geringste dat God deed, zette hen in vuur. En honderden van hen kwamen binnen.
104 Hij is vanavond nog steeds dezelfde God, Die Hij vijftien jaar geleden was. Hij is vanávond nog steeds dezelfde God, Die Hij was toen Hij hemelen en aarde schiep.
105 Maar wat is het? Wij raakten helemaal enthousiast en wilden onze organisaties opbouwen, wilden dit opbouwen en dat opbouwen en iets groots en schitterends maken, ons vergelijken met de Jansens, met de Methodisten, met de Baptisten, met de Presbyterianen. U bent niet van hen. Nee, u bent het niet. Zij zijn denominatiemensen, wat in orde is, niets tegen hen. Er zijn genoeg fijne Christenen onder hen, maar u behoorde uzelf niet te verbinden met die ongelovige groepen. "Mensen die de kracht daarvan ontkennen." U moet hun zijde niet kiezen.
106 Weet u, het probleem ervan is dat u probeert Hollywood in de kerk te krijgen. Wat u zou moeten proberen, is Hollywood úít de kerk te krijgen. Zie? U probeert uw gebouw zo mooi te maken, u probeert uw denominatie zo groot te maken, dat het de aandacht van de mensen zal trekken. Wij kunnen niet overstappen naar hun kant. Wij moeten hen aan onze kant krijgen. Alles blinkend; bedenk dat Hollywood schittert van wereldsgezindheid, terwijl het Evangelie gloeit in nederigheid. Er is nogal een verschil tussen schitteren en gloeien. Het Evangelie gloeit in nederigheid en zachtmoedigheid en bescheidenheid en kracht. Terwijl Hollywood schijnt, en iedereen 'hoera' roept en schreeuwt en ernaar toe gaat. Ziet u? Wij hebben dat niet nodig.
107 Wij willen als zo'n licht leven. Hij zei: "Gij zijt het zout der aarde." "Indien het zout zijn smaak verloren heeft", dat is de kracht in het Evangelie. Wij zouden een beweging in onze gemeenten moeten hebben die Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, en allen van hen, zou doen verlangen om te komen. Wij zouden zo zoutend moeten zijn! Zout maakt dorstig, schept een dorst. Zout is de smaak, als het je raakt. Het heeft een aanraking nodig.
108 En wij ontdekken dat we in onze geweldige geestdrift proberen te wedijveren met de Methodist en de Baptist, met grote gebouwen en grote plaatsen en fijne ontwikkelde mensen en grotere scholen en grotere seminaria en dergelijke. Wij zijn gegaan in een geestdrift en hier is de narigheid mee begonnen.
109 En de geestelijk gezinde kijkt rond en zegt: "Hé, wacht eens even hier, moeten wij allen de oecumenische raad gaan aannemen? Zal onze hele groep daarin gaan?" Zeker gaat u erin. Dat klopt precies. Let op en kijk of u het niet doet. De Bijbel zegt dat u het zou doen, precies, en Christus zou aan de buitenkant staan. Onlangs op een avond verduisterde de maan zich voor de paus (de eerste die ooit naar Rome [Broeder Branham bedoelt Jeruzalem – Vert] ging), een teken tonend in de hemel. Onvoorspeld deed zij dat. Hoe de Heer dingen in deze dag doet, wonderlijk!
110 Dan, in dit grote uur van duisternis, toen zij daar waren, stak de wind op. Alle hoop op overleven was verdwenen. Nu, wat zult u doen als uw denominatie de oecumenische raad ingaat? Wat zal er dan gebeuren met al onze grote dingen die wij hier op aarde gebouwd hebben, als de laatste hoop verdwenen is?
111 Maar weet u, terwijl zij op het punt stonden te schreeuwen en alle hoop vervlogen was, en zij niet gered konden worden, zagen zij Hem plotseling komen, wandelend op het water. In het uur van duisternis kwam Hij binnenwandelen.
112 Weet u wat? Toen Hij hen verliet, wist Hij dat dit zou gebeuren, dus beklom Hij de hoogste heuvel die er in het land was. Hoe hoger u gaat, hoe verder u kunt zien. En Hij klom omhoog, zodat Hij hen in het oog kon houden. Begrijpt u.
113 En Hij wist dat dit ging komen. Hij voorspelde dat deze dag hier zou zijn. "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen, wanneer de Zoon des mensen wordt geopenbaard." Dan moet de Zoon geopenbaard worden. Dit goddeloos en overspelig geslacht zal naar een teken zoeken. Het zal een teken hebben. Het zal het verwerpen zoals men toen deed, maar het zal het teken van de opstanding zijn. Hij leeft nog steeds en doet zoals Hij deed.
114 Wij ontdekken dat in dit grote uur, die discipelen allen in nood, Hij naar boven klom, zodat Hij hen in het oog kon houden. Hij zat daar boven op een heuvel op hen te letten.
115 En nu, deze keer beklom Hij geen berg, maar Hij klom op uit het graf, steeg op in de lucht, voorbij de maan en sterren, tot Hij zo hoog ging dat Hij naar beneden moest kijken om de hemel te zien. En daar zit Hij, in de hoge. Zijn oog is nu op de mus en ik weet dat Hij op ons let. Hij houdt ons in het oog.
116 En precies hier in dit uur van duisternis wanneer de kerken allemaal deelgenomen hebben aan grote programma's en zij dit programma en dat programma hebben, zijn ze helemaal uitgeprogrammeerd zoals de rest van de kerken, de denominaties. En wat is er gebeurd? In het uur van duisternis, wanneer de werkelijk met de Geest vervulde mensen zich afvragen: "Wat gaat er gebeuren? Kijk naar mijn kinderen!" De man zegt: "Kijk naar mijn vrouw! Kijk hiernaar!"
117 En zij laten de gebedssamenkomst van zondag of woensdagavond vroeg uitgaan, zodat zij "We love Suzy" of iets dergelijks kunnen zien op de televisie. "Liefhebbers van de wereld, meer dan liefhebbers van God." Handelen zoals zij.
118 Ik vertelde onlangs een dame dat zij zo strak gekleed was in haar jurk. Ik zei: "Zuster, die jurk is te strak. Het mag niet goed klinken dat ik u dat vertel, maar het is zo. U bent een Christen en u zou daardoor een struikelblok zijn."
119 Ze zei: "Wel, broeder Branham, weet u wat het is?" Ze zei: "Dit is het enige soort dat men maakt."
120 Ik zei: "Men verkoopt nog steeds stoffen en men heeft naaimachines. Er is geen excuus." Ja.
121 Luister, laat mij u iets vertellen, mijn dierbare vriend. Niet om op u te hakken. Beslist niet. Ik probeer u uit de kwelling te houden. Zolang die geest in u is, zult u het doen. Dat is juist. U moet eruit geboren worden. Nu, u kunt met die opmerking doen wat u wilt, maar laat mij u iets vertellen, zie: "Waar uw hart is, daar is ook uw schat."
122 Laat mij u vertellen. U mag gewoon zo zuiver als een lelie voor uw man zijn, en jij mag gewoon zo zuiver als een lelie voor je vriendje zijn, jong meisje, maar op een dag zal God u verantwoordelijk houden voor het plegen van overspel. U bent schuldig wanneer u zich zo kleedt. Jezus zei: "Wie ook maar naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart." En wanneer die man zich moet verantwoorden, die zondaar, voor het kijken naar u, voor het plegen van overspel, wie bood het hem aan? Denk eraan. U Pinkstervrouwen, schaam u! Ziet u? Schaam u!
123 Ik heb u lief, dat is de reden dat ik dit zeg. Liefde is corrigerend.
124 Wij zijn in een grote uitbarsting, een geweldige uitspatting van kleding. Het is gewoon hetzelfde en met dezelfde mode, als de wereld. Hij zei: "Heb de wereld niet lief, noch de dingen van de wereld; als u het doet is de liefde van God zelfs niet in u." Ik geef er niet om hoeveel u in tongen spreekt, op en neer springt, danst. Haar knippen, dergelijke jurken dragen, u, mannen, staat het toe. Uw eigen vruchten vertellen u waar u aan toe bent. Dat is precies juist. Geen wonder dat wij in zo'n chaos zijn als waarin wij zijn en de winden van communisme, de winden van kerkelijkheid, de winden van oecumenische organisatie hebben!
125 Het is een tijd van aansluiten, een tijd van verenigen. De vakbonden verenigen de arbeid, twisten erover. De naties hebben de Verenigde Naties, zij verenigen zich. De kerken verenigen zich. Wat toont het allemaal? Het toont dat Christus en de bruid op het punt staan zich te verenigen. Dat is waarover het spreekt. Al deze schaduwen van dingen tonen de zekere komst. Let nu op terwijl wij sluiten, omdat ik het te laat maak.
126 En merk nu op dat in dat grote uur toen alle hoop op overleving was verdwenen, zij Iemand aan zagen komen lopen, Die op het water wandelde. En het treurige deel van de zaak, luister aandachtig, was, dat zij bang waren voor het enige dat hen kon helpen. Zij zeiden: "Het lijkt op een geest. Het kan een geest zijn, weet je."
127 Als dat niet opnieuw gebeurd is! Men is er bang voor. Zij zijn bang voor waarzeggerij, zij zijn bang voor een soort duivelse macht, terwijl Jezus zei dat het in deze dag zou gebeuren. Het enige dat hen kan helpen is Jezus Christus. Niet een andere denominatie, niet het samengaan van hen allemaal; dat zal het gewoon erger dan ooit maken. Het enige dat u kan helpen is Jezus Christus.
128 En wanneer Hij beloofde terug te keren in de laatste dagen, in deze vorm, en dit te doen, beloofde Hij (net zoals voordat de beloofde zoon tot Abraham terugkeerde, het eerste zaad), dat het koninklijke zaad van Abraham, zei Jezus, hetzelfde zou zien. Voordat de beloofde Zoon zou komen, zou God Zichzelf in vlees manifesteren en precies doen zoals Jezus deed, zoals Hij zei dat Hij zou doen; gewoon zoals er gezegd is wat er in de laatste dagen gedaan zou worden. En al die beloften hier, wij zouden ze met dozijnen voor u kunnen uitstallen, dat dit verondersteld wordt te gebeuren.
129 En de kerken, die met hun armen uitgestrekt behoorden te zijn om het te ontvangen, zeggen: "Ik ben daar een beetje bang voor. Het behoort niet tot onze groep, ziet u." En zij zijn er bevreesd voor. Het enige dat hen naar Christus kan brengen, is Christus Zelf, en zij zijn bang dat het schrikaanjagend is. "O, ik weet het niet. Dat kan wel onder invloed van geesten zijn, ziet u. En ik weet er niets over." Bevreesd voor het enige dat hen kan helpen.
130 En in dat donkere uur van nood wilde die uitverkoren gemeente, die groep die daar buiten zat, bevreesd dat het spookachtig zou kunnen zijn, ze wilden er niets mee te maken hebben. Toen kwam die lieflijke stem, "Weest niet bevreesd. Ik ben het."
131 Hij is het Woord, nietwaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij verandert nooit om het Woord te zijn. Kunt u nu niet het Woord horen zeggen vanavond: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Weest niet bevreesd; Ik ben het"? ["Amen."]
Laten wij onze hoofden buigen.
132 Hemelse Vader, de avond is heet. De uren zijn donker, hoe het vuur van het altaar is weggegaan. U leest na door het veld. U zei: "Het Koninkrijk is gelijk aan een man die een net nam en naar zee ging, het erin wierp en dan haalde hij het er uit. Het Koninkrijk was zoals dat." Here God, op een dag die laatste vis die in dat water is! U zei: "Men nam alle soorten." Dat Evangelie-net vangt alle soorten; het ving schildpadden, rivierkreeft, spinnen, slangen, aasetende vis. Wij weten niet wat het vangt, maar er was wat vis daar waar U naar zocht. U bent Degene Die de Rechter is. Maar wij beseffen dat de schildpad, de rivierkreeft en allen snel weer naar de modderpoel zullen teruggaan, terug naar de wateren. Maar op een dag zal die laatste vis die verordineerd is, voorbestemd om te komen, dat laatste deel van het lichaam, uit dat meer getrokken worden.
133 U wierp een net uit in de dagen van Luther en Wesley, Alexander Campbell, John Smith, Calvijn, Knox, Finney, Sankey, enzovoort; in het Pinkstertijdperk; de dagen van F.F. Bosworth en Frockman, die grote mannen. U wierp netten uit in de dagen van Billy Sunday en zo verder door het tijdperk heen.
134 En U bent nu nog steeds de zee aan het doorzoeken. Is er een van hen die hier vanavond zit, Heer? Als het zo is, mogen zij zijn als die kleine vrouw bij de bron. Zelfs in haar prostitutiestaat herkende zij nog steeds dat U de Messias was. Zij zag dat teken. Dat was het. Ze zei: "Ik bemerk dat U een profeet bent." Zij had geen idee dat het de Messias kon zijn. Ze zei: "Wij kijken uit naar een Messias," met andere woorden: "Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen." En U zei: "Ik ben Hem." Dat was het.
135 Laat hun dit nu vanavond zien, Heer: "Ik ben het, weest niet bevreesd. Het is Mijn belofte." Genees de zieken, Heer, red de verlorenen, vul degenen die leeg zijn.
136 Mogen wij vanavond weggaan en in onze harten zeggen, terwijl wij heengaan, zoals diegenen die van Emmaüs kwamen: "Brandden onze harten niet in ons, terwijl Hij vanavond tot ons predikte in het gebouw, Zijn Goddelijke tegenwoordigheid!" Hoe zij wisten dat U het was; zij nodigden U binnen en hun ogen gingen open. Moge ieder van ons U vanavond uitnodigen. Als wij het niet begrijpen, mogen wij U hoe dan ook uitnodigen om binnen te komen. Dat is de enige wijze waarop U Uzelf kunt openbaren.
137 En wij bemerken de manier waarop U Uzelf openbaarde na Uw opstanding, U deed iets op dezelfde manier als hoe U deed voor Uw kruisiging. Kom nu vanavond, Heer. U zei dat U "Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer" was. Doe voor ons opnieuw zoals U deed in de dagen toen U hier in vlees stond op de aarde. Wij zullen, zoals zij, met een verlicht hart naar huis gaan. In Jezus' Naam bidden wij. Amen.
138 Nu, in de dienst vanavond weet ik dat het verschrikkelijk warm is en wij hebben twintig minuten om op tijd buiten te komen. [Leeg gedeelte op de band – Vert] Ik ben...
139 Ik kan de dingen die ik doe niet stoppen of hinderen. Ik word door Iets gedreven, ik ben het altijd geweest, heel mijn leven, en het is altijd juist geweest. Het heeft mij nooit iets verteld dan wat er in de Bijbel stond. Ik kan het niet stoppen. Ik kan er niets aan doen. Het doet het hoe dan ook. En ik ben er zeker van, dat, als ik gehoorzaam ben, er iemand is die het nodig heeft. En ik zal getrouw zijn. En op die dag wil ik, zoals de grote Paulus zei: "Geen bloed van een mens is aan mijn handen." Ik wil u de Waarheid zeggen. Niet zoals ik... Ik heb u lief.
140 En als u een kleine jongen had... Nu, denk er aan, dame, u die ik een tijdje geleden een standje gaf, u zusters met kort geknipt haar en dergelijke. Als ik... Als u een kleine jongen had die buiten op straat zat en u zei: "Kleintje, schat, je kunt beter binnen komen, lieveling. Het zou kunnen zijn, ik weet het niet, dat ze waarschijnlijk om je heen zullen rijden." U hebt dat kind niet lief. Dat is juist. U zult daarheen gaan en hem een flink pak rammel geven of zorgen dat hij binnenkomt. Dat is juist. U hebt hem lief.
141 Dat is de wijze waarop het Evangelie is. God heeft u lief. "En degenen die Hij lief heeft, kastijdt Hij en Hij berispt ieder kind dat tot Hem komt." Als u kastijding niet kunt doorstaan, en u gaat weg en wordt er boos over, dan bent u onwettige kinderen; u bent niet de kinderen van God. Bedenk dus slechts dat het gewoon de Schrift is.
142 Een woord van Hem nu, één woord, zal meer betekenen dan ik zou kunnen zeggen in een miljoen mensenlevens. Hij is het. Wij kennen Zijn belofte. Wij weten wat Hij beloofde te doen. Nu, ik weet niet of... wij zullen van de...
143 Gaf hij opnieuw kaarten uit? Gaf u vandaag kaarten uit? Wat was het? J, in orde. Goed, laten wij, om tijd te besparen, gewoon beginnen vanaf nummer 1. Nu, ze zijn waarschijnlijk over heel het gebouw. J, nummer 1.
144 En nu hebben we ze wat verspreid genomen. Wij begonnen eens van deze kant, dan eens wat heen en weer en hier en daar in het rond, maar we kregen ze hier verspreid. Maar ieder mens die binnen komt, heeft elke dag een kans om in de rij te komen. Dat betekent niet omdat u hier bent dat...
145 Hoevelen weten in deze samenkomst dat er bijna tweemaal zoveel genezen zijn buiten in het gehoor, als dat er hier boven genezen werden? Zeker. U weet het. Zie, een gebedskaart is eenvoudig om de mensen hier boven te krijgen, de Heilige Geest onder hen te krijgen, zoals u gewend bent om het te doen. Wij hebben het nu zelfs niet nodig op het moment. Wij kunnen de gebedskaarten weglaten.
146 Net zoals wij gisteravond deden. Gisteravond hadden wij helemaal geen gebedskaarten. De Heilige Geest ging uit onder hen, die geen gebedskaarten hadden. En ik zag vele dingen waarover ik niets zei, omdat ik niet wist of het zo was of niet. Het bleef nog steeds duister over hen en ik liet het gewoon gaan. Ik wist het niet. Het zou geen goed doen om hen te roepen. Wat Hij ook zegt is juist; luister dus naar wat Hij zegt.
147 Nu, zei u dat dat J was? J, nummer 1. J, nummer 1, wie heeft de gebedskaart, steek uw hand op. Je moet je vergissen, zoon; het moet iets... O, neem mij niet kwalijk. O, het is helemaal achteraan tegen de muur. Kom hier naar boven, dame. Ze brengen deze kaarten nu gewoon naar beneden, de jongens, broeder Borders of Billy; één, soms zij beiden, schudden deze kaarten voor uw ogen door elkaar en geven u dan uw kaart, wat u ook wilt. Wij weten het niet; zij zijn gewoon... De een kan misschien nummer 5 krijgen en de ander nummer 7, deze nummer 15 en die nummer 95, en we weten het niet. En dan opnieuw wanneer ik kom, waar het ook op mijn hart ligt, ongeacht waar het mee begint, roep ik hen gewoon van daar af. Ik... Als ik zeg... Soms tel ik hoevelen er in een rij zijn en deel het door degenen op deze rij en krijg een antwoord. Ziet u? En dan, als ik het niet doe, wel, dan noem ik gewoon wat er het eerste in mijn gedachte komt.
148 Nummer 1. J, nummer 2, nummer 2, nummer 3, nummer 4, nummer 5, nummer 6, 7, 8, 9, 10. Laat hen komen, ziet u. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10. Dat is goed. Dat is de manier, kom precies... Wacht, één ging de andere kant op. Ik was... Eén, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen. Dat is juist. Nu, hier is het, tien. In orde.
149 11, 12, 13, 14, 15. Dat zijn er vijf meer. Een, twee, drie, vier, vijf. Goed, dat is goed.
150 16, 17, 18, 19, 20. Een, twee, drie, vier. Ik zie er maar vier. 20, antwoordde 20? In orde. Nu, wij willen er niet teveel tegelijk laten staan. Als wij nu met dezen klaar gekomen zijn en het is vroeg genoeg, zullen wij er nog wat meer laten komen. We roepen niet... Misschien dat we...
151 Laten wij enkelen meer proberen. Laten wij er vijf meer proberen. 21 tot en met 25, in de J's, laat hen staan als u wilt. 21 tot 25. Een, twee, drie, helemaal achteraan, vier. Een, twee, drie, vier, dat is vijf. Oké, nu, laten we daar gewoon stoppen. Er zijn er vijfentwintig in de rij en zij vormen de rij hier beneden.
152 Nu ga ik u een gunst vragen. Wilt u mij uw onverdeelde... Geef God uw onverdeelde aandacht voor de volgende vijftien, zestien minuten. Wilt u dat doen? En wilt u dit doen, uw hart openen? Herinner u nu wat ik gezegd heb. Laat het niet over uw hoofd heengaan, zoals water valt op de rug van een eend, zoals het oude gezegde is. Doe dat niet. Overweeg dit.
153 Als ik u iets vertel dat niet in de Schrift staat en een belofte voor dit uur, dan bent u verplicht om naar de manager hier te gaan en mij erover te komen vertellen. Dat is juist. Ik onderwijs niets dan wat in het Woord staat. En als ik precies bij dat Woord blijf en als ik zeg dat het op die manier is en God... Het is in de Bijbel. Als de Engel des Heren mij iets vertelde dat niet in de Bijbel stond, zou het de Engel des Heren niet zijn. Dat is juist. Hij heeft mij nooit één keer iets verteld dan wat in dat Woord staat en u getuigt er mij van. Hij heeft nooit één ding gezegd; uit de honderden van duizenden en duizenden en de talen van de wereld, heeft Hij ooit één keer iets gezegd dat fout was, of iets gezegd dat niet gebeurde.
154 Luister. Vraag de manager en diegenen daar. Dit, wat u allemaal hier ziet, is de amateurkant daarvan. Is dat juist, broeders? [De broeders zeggen: "Juist." – Vert] Wel, daarbuiten en buiten in het privé-leven, waar Hij zegt: "Ga naar deze plaats toe en bezoek dit. En dit zal gebeuren. En zeg dat hier, hier ter plaatse." Het gebeurt gewoon gedurig, heel de tijd, ziet u, jaar in, jaar uit. De mensen in het gehoor zien slechts de kleine dingen. Maar nu, als u eerbiedig zult zijn.
155 Nu, is iedereen in deze gebedsrij, die hier staat, een vreemdeling voor mij? Steek uw hand op als u het bent. In orde. Hoevelen die daar zijn, weten dat ik niets over u weet? Steek uw hand op. Terwijl nu... Dank u. Het maakt mij niet uit waar u bent, of u boven op het balkon zit, ginds tegen de muur, tot hier vooraan, waar u ook bent. Ik ga...
156 Nu, dit is voor uw bestwil. Dit is tot uw voordeel. Ziet u, dit is tot uw voordeel.
157 Ik dacht dat het mijn kleinzoontje was die toen tot mij sprak, maar dat was het niet. Ik heb een kleinzoontje hier ergens binnen, vanavond. Hij is ongeveer zó groot en ik dacht dat het kleine Paul was. Hij zei altijd dat hij op het podium zou komen staan, voor mij zou prediken, en hij is gewoon nog geen volle twee jaar oud. Ik denk dat die kleine jongen naar zijn mama zoekt.
158 Herinner u dus dat ik u probeer te helpen. Ik... God weet dat. Ik probeer u te helpen, ziet u. Nu kijk, ik wil dat u uw voordeel ermee doet als Hij onder ons komt.
159 Denk er nu aan, de Persoon van Jezus Christus Die werkt in vlees zoals Hij beloofde dat Hij zou doen in de laatste dag. Hoevelen weten dat Hij dat beloofde? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Net zoals het daarginds gebeurde te Sodom, toen die Engel met Zijn rug omgedraaid stond en de... dat was God. Gelooft u dat dat God was? Hoevelen geloven dat dat God was? ["Amen."] Zeker was het dat. De Bijbel zei het. En Hij, Jezus, verwees ernaar. Merk nu op.
160 Nu, u daar zonder gebedskaart, ik wil dat u iets voor mij doet, waar u ook bent. Bedenk nu, deze dingen, let op wanneer Het u vertelt dat u genezen bent of wat Het u zegt te doen. Let op wat Het zegt. Indien Het u gewoon iets vertelt, dat is om uw geloof op te bouwen. En wanneer dan uw geloof tot een punt komt, strek u dan gewoon uit en accepteer God. Ik ben het niet, omdat de hemelse Vader weet...
161 Ik kijk hier deze rij langs. Ik zie niet één persoon die ik ken. Ik kan niet meer dan twee of drie mensen in het gehele gehoor zien die ik ken. En ik weet niet of ik nu precies kan zeggen of ik er een kan tonen. Ik weet dat Edmund Way hier enkele minuten geleden was. Ik dacht dat ik hem zag en ik miste...
162 Als ik mij niet vergis, zie ik iemand die ik ken. Het zijn een man en zijn vrouw en een klein meisje, Fritzinger genaamd, van ginds uit Ohio. Is dat zo, bent u broeder Fritzinger? U zit een beetje in een kleine bocht waar... Dat zijn broeder en zuster Fritzinger, van Ohio, vrienden van mij.
163 En aan de buitenkant daar achteraan zit, is een... zie ik aan deze kant, is een oude man, die tegen de leeftijd van tweeënnegentig jaar loopt; hij heet William Dauch. Hij en zijn vrouw. Zij is een verpleegster. William Dauch uit Ohio, een zeer persoonlijke vriend van mij. Niet lang geleden had hij, eenennegentig jaar oud, een totale hartverlamming, hartaanval, en zijn vrouw belde mij op om onmiddellijk te komen, hij was precies toen stervende. En op...
164 Hij is zo'n boezemvriend voor mij geweest. Toen ik onderweg naar hem toe was om hem op te zoeken, was ik bezorgd. En ik stopte en een van mijn wielen raakte uit balans en het sneed mijn band gewoon aan stukken. En ik ging een Texaco station binnen, nam wat benzine en zij kwamen naar buiten en keken ernaar. En ik keek op en ik zag broeder Dauch door mijn kerk wandelen en mijn hand schudden. Ik zei: "Prijs de Heer." En ik keek weer, deze kant op, en hier kwam hij de straat af en schudde mij de hand. Ik ging naar hem toe.
165 Ik ontmoette zijn dokter, een jonge Jood of een man van middelbare leeftijd, een Joodse man. En zei: "Hoe is het met hem, dokter?"
166 Hij zei: "Hij heeft zelfs geen kans gekregen om te strijden. Hij ligt onder een zuurstoftent. Hij zal daar regelrecht sterven." Hij zei: "Bedenk dat hij eenennegentig jaar oud is."
Ik zei: "Ja, meneer."
167 Hij zei: "Het is een totale hartverlamming. Er kan niets gedaan worden." Hij zei: "Het is tijd om te gaan."
168 En ik zei: "Ja meneer. Maar, nee, hij zal niet gaan. Dat is alles."
169 Ik ging binnen, legde mijn hand onder de tent. Ik zei: "Broeder Dauch, kunt u mij horen?" Hij keek naar mij op. Nu werkelijk, van naam is hij een Duitser, D-a-u-c-h, en ik spreek het gewoon als Dauch uit, ziet u. En ik legde mijn hand onder de tent en ik zei: "Hoort u mij, broeder Dauch?"
Hij zei: "Ja."
Ik zei: "U gaat niet heen. Ik heb gezien dat u niet heengaat."
170 Een week later stond ik in mijn gemeente en wie kwam er door de kerk aanwandelen? Niemand minder dan broeder Dauch! Ik verliet de samenkomst en stak de rivier over naar een cafetaria om te eten. En toen ik uit de wagen kwam en de straat opwandelde, hier kwam broeder Dauch aan met uitgestoken hand. Die visioenen falen niet.
171 En die man van eenennegentig jaar oud, die elke samenkomst volgt, was in Californië. Zou u gewoon uw hand willen opsteken, broeder Dauch, die daar zit, zodat de mensen zullen zien wat nu een echte soldaat is. Hier, hij zit hier precies, zie, eenennegentig jaar oud, en volgt elke samenkomst. Wanneer ik in de Tabernakel ben, rijdt hij elke dag honderden mijlen om mij een kleine preek te horen prediken en gaat terug. God, "het zal licht zijn in de avondtijd."
172 Ik zei, onlangs toen ik tot hem sprak: "Wat kan ik voor u doen, broeder Dauch?"
173 "Slechts één verzoek, broeder Branham. Wanneer Hij komt, wil ik met Hem meegaan."
174 Ik zei: "Maak u geen zorgen. Dat staat vast. Zeker." Nu, de man kwam binnen, werd gedoopt, o, kwam binnen en ontving de doop van de Heilige Geest en alles, gewoon een wonderbare dienstknecht van Christus.
175 Nu ga ik iedereen vragen, echt eerbiedig, om deze kant op te kijken en te bidden.
176 Nu, hoeveel leraars hier weten dat Hij de Hogepriester is, nu op dit moment, die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel, als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, en dezelfde Hogepriester, dan zou Hij op dezelfde wijze handelen. Alleen, Hij, Zijn lichaam, is op de troon van God. Hoevelen weten dat? ["Amen."] Het lichaam van Jezus is op de troon van God. Maar Hij gebruikt ons lichaam om Zichzelf er doorheen te manifesteren, precies zoals Hij beloofde te doen. "De werken die Ik doe, zult gij ook doen."
Ik ga u vragen om stil te zitten, eerbiedig te zijn, op te letten, te bidden.
177 Nu, hemelse Vader, ik heb geprobeerd om er gewoon zo eerbiedig over te zijn als ik maar weet. Nu, gewoon een Woord van U nu, Here, en moge dan de stille, zachte stem door dit gehoor neerkomen en zeggen: "Ik ben het; weest niet bevreesd." Sta het toe, Vader. En ik draag mijzelf op aan U, met de boodschap die vanavond is gepredikt, met Uw Woord om bevestigd te worden. U hoeft het niet doen. Maar U zult het doen of U doet het echt, omdat U het beloofde. Ik bid dat U dit zult toestaan, in Jezus' Naam. Amen.
178 En iedereen werkelijk eerbiedig, gewoon echt eerbiedig. Hoe maakt u het? Nu zal ik u de Schrift geven, terwijl wij voortgaan. Of de Here het doet, weet ik niet. Maar... en ik heb op zo'n wijze gepredikt dat, ziet u, dat is één soort zalving. Dit is een andere soort zalving. Dat was gewoon zegening. Dit, slechts één ding, neemt gewoon het leven regelrecht uit u weg.
179 Nu, de dame staat hier. Ik heb haar nooit in mijn leven gezien. Zijn wij vreemden? Ik geloof dat u een poosje geleden zei dat ik u niet kende. God kent u. Hij kent mij. Weet u, dat, waarvoor wij hier nu staan, wij zullen moeten antwoorden op de dag des oordeels? Bent u zich daarvan bewust? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] U weet dat God ons zal laten antwoorden daar boven, voor wat wij nu doen? Ik zei dat gewoon met een bedoeling. Nu, als de Here Jezus mij zal openbaren wat u doet, wat er in uw gedachten is of iets dergelijks, zou u het geloven? U zou dat moeten geloven, nietwaar? [De zuster zegt: "Amen."]
180 Zou u het daar geloven, u toehoorders? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
181 Nu staan wij net eender als de vrouw bij de bron en onze Heer, een man en een vrouw die elkaar voor de eerste keer ontmoeten. Ziet u? Hier zijn wij, elkaar ontmoetend voor... Dat is Johannes, het vierde hoofdstuk. Nu, als de Heilige Geest zal zeggen... Of u hier bent voor iemand anders, of u ziek bent, of het huiselijke problemen zijn, of het financiële problemen zijn, wat het ook is, ik heb geen idee. Maar Hij wel. Maar Hij kan de gedachten onderscheiden die in uw hart zijn. Hij is het Woord. Ik kan het niet. Ik ben een man. U bent gewoon wat nerveus en dat is de reden dat ik dit doe, ziet u?
182 Dat is een van uw problemen, het is nervositeit. Dat is juist. En u hebt ook suikerziekte, dat is een ander ding dat met u verkeerd is. Dat is juist. Complicaties, vele dingen zijn gewoon verkeerd. Is dat juist? Als dat juist is, steek uw hand op. Ziet u! Gelooft u dat Hij u zal genezen? [De zuster zegt: "Ik geloof het." – Vert] U gelooft? Nu, uw nervositeit wordt veroorzaakt door uw leeftijd, ziet u, maar nu zal dat u allemaal verlaten. En ik geloof dat wij door geloof naar Golgotha zullen gaan en een bloedtransfusie krijgen.
183 Nu, dat is gewoon precies wat Hij deed. Hij vertelde de vrouw bij de bron wat haar moeite was. Die van haar was: teveel echtgenoten. De uwe was wat... ik geloof, nervositeit en twee of drie dingen meer die verkeerd met u waren. Dat is juist, nietwaar? Dat is hetzelfde.
184 Nu, toen Hij naar Simon kwam, vertelde Hij hem wie hij was. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw naam is? Zou het u meer doen geloven, zal het dat? Mevrouw Strong... [De zuster zegt: "Stout." – Vert] Stout, zou u geloven? Ga en geloof en u... Het is allemaal voorbij. Amen.
185 Kom. Gelooft u? Ik ben ook een vreemde voor u. Ik ken u niet. God kent u. Gelooft u dat Hij mij kan openbaren wat uw moeite is? En als Hij het doet, dan zij de Here God gezegend. Is dat waar? [De zuster zegt: "Ja, dat is waar." – Vert] Nu, u hoeft niet bezorgd te zijn, ziet u, dat is... dat is Hij, datgene wat u voelt. In orde. U lijdt ook aan een nerveuze conditie, geestelijk nerveus. En u raakt makkelijk verscheurd. En u lijdt aan een blaaskwaal, iets verkeerd met de lever en u hebt bloedarmoede. Dat is juist. U hebt iets...
186 Er blijft een man hier verschijnen. Gelooft u dat God u kan genezen? [De zuster zegt: "Ja, ik geloof." – Vert] Ook uw man kan genezen, hem gezond maken? Denkt u dat de maagkwaal zal verdwijnen en dat hij in orde zal zijn? Daaraan lijdt hij. Ga, leg uw handen op hem, vertel het hem en het zal hem verlaten.
187 Ik ben een vreemde voor u. De Here Jezus kent ons beiden, nietwaar? Gelooft u dat God u gezond kan maken? Als de Here Jezus mij de zaak zal openbaren die er in uw hart is, gelooft u dat Hij u gezond zal maken? U had wat moeite. Als eerste kreeg u een galblaaskwaal. En een ander ding is dat het veroorzaakte dat uw blaas in een verzweerde toestand was, maar dat zei uw arts. Nu, een ander ding is dat men u daarvoor wil opereren. Dat is precies juist. Is dat niet waar? Gelooft u nu dat Hij daar aan voorbij kan gaan? Denkt u dat uw geloof in Hem is? Nu, u weet dat ìk het niet ben die dat doet. Gelooft u? In orde. Ga, en zoals u hebt geloofd, zo wordt het aan u gedaan.
188 Wij zijn vreemden voor elkaar, veronderstel ik. De Here God kent ons beiden. Gelooft u dat Hij in staat is mij de dingen te openbaren die u zouden helpen? [De zuster zegt: "Ja, ik weet het." – Vert] U, u gelooft dat Hij het zal doen. [De zuster zegt: "Zeker."] Ik zeg... "Zeker." Dat is erg goed. Dat is erg fijn. Nu, u hebt vele dingen die er met u verkeerd zijn, zoveel complicaties en dergelijke en de hoest eender en u kunt er niet overheen komen, en u bent echt nerveus. En dat is juist.
189 Dan hebt u een last op uw hart en die last is voor iemand en dat is uw zoon. En hij heeft een probleem, wat gezinsproblemen. Hij en zijn vrouw twisten altijd en gaan daar maar mee door en u bent er bezwaard over. Dat is juist. Nu, geloof met heel uw hart en het zal allemaal opklaren en weg zijn. U gelooft nu. De Here zegene u.
190 Hoe maakt u het, meneer? Ik ben een vreemde voor u. En u bent een vreemde voor mij. Het is begonnen, de visioenen die ik nu zie, het lijkt of het hele huis gewoon licht begint te worden, zoals een soort wervelend iets dat rondgaat. Ziet u? Maar gelooft u dat de Here Jezus mij zou kunnen openbaren waarvoor u hier staat? Gelooft u dat Hij dat zou willen doen? Ik geloof dat ook. Ik spreek gewoon tot u contact te krijgen om met uw geest; dat is precies waarvoor ik het doe. Ziet u, ik ken u niet; dus moet het Iets buiten mij om zijn wat het doet. Ik moet mijzelf gewoon zo volledig uit de weg krijgen, dat Hij het Zelf doet. Begrijpt u?
191 Nu, ten eerste lijdt u aan een verschrikkelijke nerveuze toestand en deze nerveuze toestand is er al gedurende enige tijd. Dat is juist. [De broeder zegt: "Dat is waar." – Vert] En deze nerveuze conditie heeft veroorzaakt dat u ook een hoge bloeddruk hebt. En u hebt een beroerte gehad. ["Dat klopt."] Zo is het. Zeg, u bent of een prediker geweest of u bent een prediker. [De broeder zegt: "Ik ben het."] Nu, u bent een prediker. Ik zag u achter de kansel staan. Heb dan geloof in God en die nervositeit zal u verlaten. Alle predikers hebben dat. U zult in orde komen. Ga terug naar uw kansel en gehoorzaam God en blijf trouw aan dat Woord, Jezus Christus.
192 Gelooft u dat uw rugkwaal u verliet, u, die in de stoel zit? Gelooft u het? [De broeder zegt: "Ja." – Vert] In orde, meneer, blijf dan gewoon voortbewegen en zeg: "Dank u, Here."
193 Kom, dame. Hoe maakt u het? Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? [De zuster zegt: "Zeker doe ik dat." – Vert] In orde. Gelooft u dat die dameskwaal, vrouwenkwaal, u zal verlaten? [De zuster zegt: "Amen."] U gelooft? Ga dan voort en zeg: "Dank U, Heer."
194 Nierkwaal, rugkwaal, in uw rug. Gelooft u dat God u zal genezen en u daarvan gezond zal maken? Gelooft u dat Hij u gezond zal maken? In orde, neem dan uw...?...
195 Kom, dame. Ik ben een vreemde voor u. Als ik helemaal niets tegen u zei, zou u willen geloven dat de tegenwoordigheid van God hier is om de zieken te genezen? [De zuster zegt: "Zeker, ik geloof het." – Vert] Zou u dat willen? Wel, als u gelooft, uw maagkwaal... Ik heb het u gezegd, ziet u. Het is weg. Ik vertelde het u, zie. [De zuster zegt: "Dank God! O, dank U, Jezus."]
196 Hoe maakt u het, meneer? God leeft in het hart. En uw hart werd hier kort tevoren getoond in een slechte toestand. Gelooft u dat Hij het in orde zal maken? Ga uws weegs en geloof het. God zegene u. Geloof; Hij zal het in orde brengen.
197 U bent nerveus en het veroorzaakte dat u een maagkwaal hebt, een maagzweer. Het veroorzaakt u last na het eten. Gelooft u dat het nu allemaal weg is? Ga iets te eten halen voor uzelf.
198 Een beetje moeilijk voor u om op te staan, uw rug heeft u zo erg gekweld. [De persoon zegt: "Ja, meneer." – Vert] Het zal u niet meer lastig vallen als u het zult geloven. Zult u geloven? ["Ja, meneer."] In orde, ga voort en moge de Here Jezus u volledig gezond maken.
199 Waarover bent u zo nerveus? Ga gewoon voort, zeg: "Ik zal niet meer nerveus zijn" en u zult het niet zijn. Ga en geloof. In orde, meneer.
200 Kom, dame. Nu, de Ethiopische vrouw en blanke man, gewoon precies zoiets dergelijks als die ontmoeting in die dag met Jezus. Men had een rassenscheiding zoals men vroeger in het zuiden had, maar wij hebben het niet meer. Jezus liet hun weten dat alle mensen Gods mensen waren. Er was geen verschil, ziet u, of zij Jood of Samaritaan was.
201 Nu, als God u niet helpt, zal die artritis u zeer spoedig kreupel maken. Maar gelooft u dat Hij u zal helpen, u gezond zal maken? Net zoals de vrouw deed, ga uws weegs en vertel uw mensen welke grote dingen God voor u gedaan heeft. In orde. Nu, er is een chirurg, gereed om er met een mes aan te komen.
202 Even een ogenblik, het was deze vrouw niet. Een ogenblikje nu, iedereen eerbiedig nu. Het is Satan die iets probeerde te doen. Hier is het. Tumor, tumor, u beiden. Dat is juist. U had een tumor, zij heeft een tumor en die duivels schreeuwden om hulp van elkaar. Maar de Heilige Geest schreeuwt ook. Wie zult u geloven, Hem? In orde. Sta op van dat veldbed, dame. Sta op van die stretcher. Sta op daarvan en geloof. Ga, geloof Hem nu. Amen.
203 Gelooft u? Alle dingen zijn mogelijk. Gelooft u? Hoe is het met u in de zaal? [De samenkomst en degenen die net genezen zijn verheugen zich – Vert]
204 Laten we nu direct op onze voeten gaan staan. Nú is het de tijd om het te doen. Laat iedereen... God zegene u. Laat iedereen nu direct op zijn voeten gaan staan. Geeft God lofprijs, steek uw handen op.
205 Dank U, Here Jezus! Wij prijzen U voor Uw grootheid en Uw genezing van de zieken. [De samenkomst verheugt zich – Vert]