Toen hun ogen werden geopend, kenden zij Hem
Door William Marrion Branham1 Laten we onze hoofden buigen voor een moment van gebed. Terwijl deze muziek Geloven alleen zachtjes door deze microfonen klinkt, vraag ik me af of wij vanavond verzoeken hebben die wij aan God bekend zouden willen maken. En met onze hand omhoog beloven we dat wij zullen geloven, terwijl we onze hand opsteken. De Here zegene u.
2 Onze hemelse Vader, wij naderen U in de Naam van de Here Jezus, omdat U beloofd hebt dat U ons zou horen, als wij het op deze manier deden. En wij bidden dat U in Uw gedachte wilt ontvangen, wat wij van node hebben, Heer, en ons naar ons geloof wilt belonen. Wij weten dat U het zult doen, omdat U het beloofde. Er zijn vele verzoeken. Vele handen waren omhoog, de mijne ook, Heer. Ik bid dat U ons vanavond wilt ontmoeten en ons de wijze zult tonen waarop wij moeten leven en wat we moeten doen om geloof in U te hebben. Verkrijg glorie uit de dienst, Heer, terwijl we ons aan U toevertrouwen, in Jezus' Naam. Amen.
U kunt gaan zitten.
3 Don, hoe gaat het met je? Ik ben werkelijk verrast vele van mijn vrienden hier vanavond met mij op het podium te zien zitten. Broeder Lee Vayle was een van de managers. Broeder... In orde. Ik kan die Duitse naam niet uitspreken, Gerholzer. [Een broeder zegt: "Gerholtzer." – Vert] Ik keer het steeds om. Broeder Don Ruddell en al de broeders hier, iedereen, ze zijn me allemaal bekend. Dus ben ik erg blij ze vanavond hier te hebben om met ons te bidden terwijl we het Woord prediken en voor de zieken bidden.
4 Nu, ik denk morgenavond en dan zondagmiddag daarginds, dan zal het zaterdagavond ergens anders zijn. Bent u vandaag in gebed geweest? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Fijn.
5 Neem me niet kwalijk dat ik u gisteravond zo lang heb gehouden. Maar het was een nieuwe plaats, alles nieuw, en het neemt een beetje tijd, weet u, om aan elkaar gewend te raken. Zoals ik altijd zeg, vergeef me de uitdrukking: "Krijg alle spoken uit de weg, totdat we elkaar gaan kennen, zodat we... al de vreemde gevoelens."
6 Soms kom je in plaatsen samen... O, zonder geringschatting voor dit auditorium, maar ziet u, ik veronderstel dat het niet altijd religieuze diensten zijn die hier worden gehouden. Het zijn allerlei diensten. En daarin, zo vreemd als het mag lijken, maar daar zijn allerlei geesten. Als u geen geest in u hebt, bent u dood. En mensen met verschillende geesten komen bijeen.
7 Jezus kon niet genezen onder zo'n menigte. Hij kwam in Zijn eigen land en zij geloofden Hem niet. Hij kon daar geen machtige werken doen. Op een dag moest Hij een man die blind was helemaal buiten de stad leiden voordat Hij hem zijn gezicht kon schenken en hem dat te laten ontvangen. En één met zijn gehoor.
8 Kijk, soms moet u wel samenkomen waar gelovigen zich hebben vergaderd en geloven. En deze plaats is nu gewijd aan de dienst van de Here Jezus Christus. En het is nu een kerk, evenveel kerk als... Waar ook de mensen samenkomen, dat is de kerk. Dus nu zijn wij vanavond zeer, inderdaad zeer bevoorrechte mensen. Wij vinden het fijn om vanavond hier te zijn, om met u allen te vergaderen, te bidden en Jezus Christus onder ons te herkennen.
9 Welnu, u weet dat de Presbyterianen, of ik geloof dat het leden van de Episcopaalse kerk zijn, een heleboel op-en-neer, en op-en-neer hebben; staan op om iets te zeggen en gaan weer zitten; staan op en zeggen iets en gaan zitten. En ik ga u vragen weer te gaan staan, terwijl ik het Woord lees.
10 In Lukas, het vierentwintigste hoofdstuk, als u nu aandachtig wilt luisteren. Het is een tamelijk lang Schriftgedeelte. Ik wil beginnen bij het dertiende vers van Lukas 24.
En zie, twee van hen gingen op diezelfde dag naar een vlek, dat zestig stadiën van Jeruzalem was, welks naam was Emmaüs;
En zij spraken samen onder elkander over al deze dingen, die er gebeurd waren.
En het geschiedde, terwijl zij samen spraken, en elkander ondervroegen, dat Jezus Zelf bij hen kwam, en met hen ging.
En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden.
En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig?
En de een, wiens naam was Kléopas, antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die dezer dagen geschied zijn?
En Hij zeide tot hen: Welke? En zij zeiden tot Hem: De dingen aangaande Jezus de Nazaréner, Die een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk.
En hoe onze overpriesters en oversten Hem overgeleverd hebben tot het oordeel des doods, en Hem gekruisigd hebben.
En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn.
Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in de morgenstond aan het graf geweest zijn;
En Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft.
En sommigen van hen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet.
En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!
Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?
En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.
En zij kwamen nabij het vlek, waar zij naar toegingen; en Hij hield Zich, alsof Hij verder gaan zou.
En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij de avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven.
En het geschiedde, toen Hij met hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en toen Hij het gebroken had, gaf Hij het hun.
En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht.
En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij tot ons sprak op de weg, en toen Hij ons de Schriften opende?
11 Laat ons bidden. Here Jezus, we zijn ons bewust dat dit waar is. Er is niets in de wereld méér waar dan Uw Woord. Er is niets in de wereld nog gewichtiger dan Uw Woord. En wij bidden dat U deze geschiedenis vanavond in onze harten aan ons wilt openbaren en dit deel van de Schrift opnieuw vanavond wilt doen herleven, opdat wij de Here Jezus zouden mogen herkennen zoals zij destijds. Alleen, zij herkenden Hem een dag na Zijn opstanding en mogen wij Hem nu herkennen na tweeduizend jaar. Wij vragen in Jezus' Naam en voor Zijn glorie. Amen.
U mag gaan zitten.
12 Bedankt voor het kleine welkomsteken achter in het kerkauditorium.
13 Mijn onderwerp vanavond was: Toen hun ogen werden geopend, kenden zij Hem.
14 Onze achtergrond vanavond is het eerste Pasen. De grote, sombere dag van kruisiging was voorbij. Onze Here Jezus was naar de wereld gekomen en had Zich duidelijk bekendgemaakt als de Zoon van God. Alle Schriftgedeelten die op Hem betrekking hadden, had Hij volbracht. Zelfs de laatste uren aan het kruis waren vervuld. Nu was de opstanding, die ook beloofd was, gekomen. Maar de mensen in die dag waren zo'n beetje zoals wij vandaag zijn. Zij hadden in het enthousiasme over wat zij gezien hadden – het bovennatuurlijke, enzovoort – zij hadden gemist te herkennen al de Schriften die op Hem betrekking hadden. Zij hadden er iets van herkend en geloofd, en een deel ervan hadden zij niet herkend.
15 Ik denk dat het heel veel op vandaag lijkt. Menigmaal nemen we sommige dingen aan die Jezus gezegd heeft, maar niet alle dingen die Hij zei. Mensen komen soms en zeggen: "Wel, wij geloven dit, maar dat geloven we niet." Wel, je kunt niet dit geloven zonder dat te geloven. U moet het allemaal geloven, ziet u. Of het is allemaal God, of niets is God. En zo moet het allemaal precies passend op zijn plaats zijn gezet.
16 En zoals ik gisteravond zei, God heeft dat, Zijn Schrift, vanaf den beginne beschikt, voor er enige tijd was, daar Hij eeuwig was. Hij is de Eeuwige en deze dingen die nu gebeuren, zijn slechts attributen van Gods gedachten. Eerst moet het een gedachte en dan een woord zijn. En een woord... wanneer een gedachte wordt uitgedrukt, is het een woord. En wordt het gesproken, dan moet het geschieden. En de hele zaak is God, Die Zich ontvouwt in Zijn attributen en dan God Die gematerialiseerd en tastbaar wordt gemaakt, waartegen wij kunnen praten, mee kunnen spreken, in Zijn gehele gemeentelichaam en alles.
17 Dus was uw naam in Zijn gedachten. Zo hebt u eeuwig leven. U kunt het op geen andere manier hebben. Als u eeuwig leven hebt, was u altijd al eeuwig. Begrijpt u? U, indien anders, u kunt niet gewoon zeggen: "Wel, ik behoor tot de kerk, ik doe dit." Nee, nee. Eeuwig leven had nooit een begin. Alles wat eeuwig was, is nooit begonnen en kan niet eindigen. Dus was u slechts in Zijn gedachten, uw naam, wie u bent en wat u bent. Dat is de enige manier waarop u ooit eeuwig leven kon hebben, omdat u er altijd al was.
18 En die anderen, het maakt niet uit wat ze zijn, die zijn eeuwig dood, zij waren vanaf den beginne dood. De Bijbel zei: "De vrouw die in wellust leeft, is dood terwijl ze leeft." Zo is het. Begrijpt u? Ze was altijd al dood. Zij is dood in zonde en overtredingen.
19 En als u al in dat opwekkingsleven was toen Hij begon, kwam Hij dat verlossen. En uw naam werd in het levensboek van het Lam gezet in Zijn gedachten, in den beginne. En Hij kwam om alle namen die in dat boek stonden, te verlossen; niet meer, niet één meer; alleen wat daarin was. Wanneer de laatste naam verlost is, neemt Hij Zijn boek en eist op wat Hij verlost heeft.
20 Nu, en wat een vreemde zaak zou het zijn als wij niet alles, wat in de Schriften staat geschreven, konden geloven, want het is allemaal Gods Woord. Het is allemaal geïnspireerd, elk stukje ervan, en wij geloven elk stukje.
21 Welnu, dit glorieuze tafereel dat we vanavond voor ons hebben is: Jezus opgestaan uit de dood, in een lentetijd, rondwandelend. In het voorjaar opgekomen, de opstanding, de eerste Bloem om uit de dood op te staan, onze Here Jezus! Hij was de Eersteling van degenen die sliepen – de Paasbloem die opkwam, de eerste die Zijn hoofd opstak na een koude middernacht van duisternis en zonde. Hij had de zondeprijs betaald en God liet Hem op de derde dag opstaan. Wij geloven dit met heel ons hart, dat God Hem op de derde dag overeenkomstig Zijn belofte liet opstaan. En wij geloven het volgens de Schrift, dat Hij Hem op de derde dag deed opstaan. Hij was de eerste die uit de dood opstond, de Eersteling van degenen die sliepen.
22 En dan te bedenken, die grote ellende gedurende de vierduizend jaar waarin de wereld in zonde had rondgetast en geen uitweg kende, dat Hij hier terug is uit de dood! Wat een tijd, een lentetijd! De kerk behoorde de glorieuze halleluja's te zingen. Maar in plaats daarvan liepen ze neerslachtig rond, bedroefd, enzovoort, omdat zij tekortschoten alles te geloven wat Hij zei.
23 En dit geldt hetzelfde voor vanavond, omdat men tekortschiet om alles te geloven wat Hij gezegd en beloofd heeft. Daarom is de gemeente in zo'n toestand waarin zij vanavond verkeert, omdat wij gefaald hebben alles te geloven van wat Hij zei dat Hij zou doen. Alle Schriftgedeelten die op Hem betrekking hebben; wij hebben gefaald het allemaal te geloven. Wij slaan ermee rond, gooien het door elkaar en voegen er iets anders aan toe.
24 Als we de hele zaak geloven, zou er een bron van vreugde in onze ziel zijn, omdat wij met Hem zijn opgestaan in de gelijkenis van Zijn opstanding en nu zitten in hemelse gewesten in Christus Jezus, met alle overheden en krachten en duisternis onder onze voeten. We hebben het recht, met het bloed van Jezus Christus, ons teken, dat wij vrijgekochten van God zijn. Dat God, door Jezus Christus, onze verlossing betaald heeft en wij het recht hebben dat teken te houden over alles wat wij vragen, en het te ontvangen. God zei het! Dat maakt het vast. Als we maar al de Schriften konden geloven!
25 Maar de kwestie was, het droevige gedeelte, dat vele mensen die Hem kenden en Hem liefhadden, niet inzagen dat Hij van de dood was opgestaan.
26 Zo is het vandaag! Veel mensen, die geloven en zelfs onderwijzen dat Hij opstond uit de dood, herkennen het nog steeds niet. Zeker kunnen zij het niet begrijpen. Het is een te wonderlijk iets. Het is te ongebruikelijk. Het zijn de ongewone dingen waar God in is, als het overeenkomstig Zijn belofte is.
27 Velen hadden Hem lief en wisten het niet. Het was absoluut te ongewoon voor hen om te geloven wat die getuigen, die van de graftombe kwamen, zeiden: "Wij zagen een gezelschap van engelen die zeiden dat Hij is opgestaan uit de dood." "O, wel, wij..." Kijk, als ze maar in de Schriften hadden gekeken; Hij beloofde het, dat Hij het zou doen.
28 Evenals met de Farizeeën en religieuze leraren van Zijn dag; als zij slechts in de Schriften hadden gekeken, zoals Hij zei te doen. "Onderzoek de Schriften, want daarin denkt u eeuwig leven te hebben en deze zijn het die van Mij getuigen", die vertellen Wie Hij is.
29 En als deze discipelen die dag maar even in de Schrift hadden gekeken, zouden zij in de Schrift hebben gevonden dat Hij beloofd had weer op te staan. En God beloofde Hem te doen herrijzen en Hij deed het. Nochtans werd Zijn beloofde Woord geschreven dat Hij het voor hen zou doen. Het Woord zei dat Hij zou opstaan.
30 Hij had het beloofd, maar toch waren zij bedroefd en geheel uit het veld geslagen, enzovoort. Zij dachten dat zij alles wat zij hadden, waren kwijtgeraakt en dat alles gefaald had. En ik denk dat het het donkerste uur is geweest, dat zij ooit hebben meegemaakt. Zij hadden verwachtingen van Hem gekoesterd en in Hem geloofd en Zijn grote manifestaties van mirakelen en tekenen en wonderen gezien en alle bewijzen van de Messias. En dan Hem daar te zien staan en te zien sterven. Bespuugd in Zijn gelaat, terwijl Hij de gedachten die in de harten van de mensen waren, kon onderscheiden.
31 Maar als ik dit met een wereldse uitdrukking zeg, neem het niet kwalijk, doch wanneer het menens wordt, dan gelooft u het nog steeds.
32 Toen zij een doek om Zijn gelaat bonden, die dronken soldaten, een doek voor Zijn gelaat deden, een stok namen en Hem op het hoofd sloegen en zeiden: "Wij vernemen dat U een profeet bent. Als U een profeet bent," en zij gaven die stok aan elkaar door en zeiden: "vertel ons dan wie U heeft geslagen, dan zullen wij het geloven."
33 Het zag eruit of Hij in een val was gelokt. En men heeft gedacht: "Wel, als zij ooit iets tegen Hem zouden zeggen, dan zou Hij hen gewoon met blindheid slaan. Hij zou hen doden, als zij iets zouden zeggen." Kijk, dat is niet altijd Gods opzet om dingen te doen. Begrijpt u?
34 Toen Hij aan het kruis hing en Kajafas en de priesters allen zeiden: "Als Gij de Christus zijt, zeg het ons ronduit. Kom af van het kruis, dan zullen we U geloven." Ziet u, zij konden niet begrijpen hoe God ooit naar het kruis kon gaan en sterven. Maar dat was de reden waarom God vlees werd gemaakt, zodat Hij kon sterven.
35 De Farizeeën gaven Hem het grootste compliment dat Hij ooit kreeg, toen ze zeiden: "Anderen heeft Hij wel gered, Zichzelf kan Hij niet redden." Zeker was dat een compliment. Als Hij Zichzelf redde, kon Hij anderen niet redden. Hij moest Zichzelf geven.
36 Daarom werd God vleesgemaakt, om te sterven, zodat Hij kon lijden en de straf op Zich nemen. Hij kon het niet doen zolang Hij Jehova, in de geest, was. God de Vader, in geestvorm, kon het niet doen. Maar toen God vlees werd gemaakt en onder ons woonde, een menselijk Wezen, toen kon Hij de dood smaken en de straf nemen die Hij op alle menselijke wezens had gelegd. Hij nam het op Zich en betaalde de prijs.
37 Toch had Zijn beloofde Woord deze opstanding beloofd, maar zij begrepen niet dat het zo zou zijn. Zij konden het absoluut niet bevatten. Het Woord... Hij was het bewijs van Zijn belofte. Jezus, sprekend tegen deze Kleopas en zijn vriend, op de weg naar Emmaüs, was de betuiging van Zijn beloofde Woord en nog begrepen zij het niet.
38 En mag ik het vandaag zeggen. Na tweeduizend jaren van onderwijs, en geloven, is Hij nog stééds levend en mensen kunnen het niet bespeuren. Zij kunnen het niet begrijpen. De hoofdzaak is dat zij zo volgestopt zijn met andere dingen, te veel zorgen en te veel andere onzin. Daarom kunnen zij het niet begrijpen.
Zij waren te bedroefd en te verscheurd om het te begrijpen.
39 Merk nu op dat zij over Hem spraken. Zij waren nu op weg naar Emmaüs, zij waren van plan weer naar hun oude baan terug te keren. En Petrus ging vissen en sommige van de overigen van hen gingen met hem mee. En Kleopas en zijn vriend zeiden: "Wel, wij gaan naar Emmaüs." Misschien woonden zij daar, ongeveer een sabbatsreis, enkele kilometers de heuvel over.
40 En deze prachtige Paasmorgen verrees Jezus uit de dood! Verrezen! Zijn Woord, Gods Woord was vervuld. "Ik zal Mijn Heilige niet achterlaten om verderving te zien, noch... Ik zal Zijn ziel niet in de hel laten, noch zal Ik toelaten dat Mijn Heilige verderving ziet", was het Woord. Merk op, David sprak het.
41 Jezus zei: "Breek deze tempel af en binnen drie dagen zal Ik hem doen herrijzen." Ziet u? "De Zoon des mensen zal opgaan naar Jeruzalem en worden overgegeven in de handen van de heidenen en wrede mannen, worden bespot, gegeseld en gekruisigd, maar op de derde dag zal Hij weer opstaan." Dat zei Hij, daarmee had het vast moeten staan.
42 En deze mannen hier, wie Hij dit verteld had, die het Woord kenden, liepen hier bedroefd over de weg. Kunt u zich zo'n tafereel voorstellen? Maar het heeft zich absoluut weer herhaald. Het wordt weer herhaald.
43 Terwijl zij over de weg gingen, ontdekken we bij hen iets belangrijks; zij spráken over Hem toen Hij verscheen.
44 Dat is vandaag nu de moeilijkheid; de reden waarom ik denk dat Hij aan zo velen van ons niet verschijnt, is omdat wij niet genoeg over Hem spreken. We hebben andere dingen waarover we moeten spreken. Onze denominationele verschillen, daar moeten we ons druk over maken. We moeten spreken over communisme. We hebben allerlei programma's en al het andere, alles houdt ons bezig. We hebben geen tijd om over Hem te praten. Het programma van de kerk, wie gaat de gekozen voorganger worden, wie moet dit en wie moet dat gaan doen. We spreken over van alles, behalve over Hem.
45 Terwijl wij over Hém behoorden te spreken! Altijd! Dat behoorde onze doelstelling te zijn, dat moest ons hele leven zijn, in Hém.
46 Onlangs sprak ik tegen een man. Hij had gezegd: "O, gelooft u die onzin?"
47 Ik zei: "Meneer, ik besteedde er mijn leven aan. Dat is waar. Ik heb mijn leven ervoor gegeven. Ik wou dat ik tienduizend levens had om ervoor te geven. Ik geloof het nog steeds."
48 Zeker, we moeten bezig zijn met over Hem te spreken, als we Hem willen zien. Dat is wanneer: altijd.
49 Zij hadden Hem moeten herkennen, maar dat deden ze helemaal niet. Toen Hij naast hen kwam wandelen, hadden zij het moeten weten. Vergeet niet dat zij drie jaar lang met Hem gewandeld hadden. En hier... Zou u zich dat kunnen voorstellen? Zijn discipelen die drie jaar met Hem gewandeld hadden en Hij wandelt hier precies naast hen en gewoon stekeblind. Waarom? Omdat zij de Schrift niet kenden. En toch had Hij hun de Schrift verteld.
50 En hier was Hij, Immanuël, "vleesgemaakt, woonde onder ons", en de Farizeeën herkenden het niet. Zij konden dat niet begrijpen, hoe deze Man... O, zij kruisigden Hem, want hij zei: "Hij brak de sabbat en maakte Zichzelf God." Dat is de reden dat zij Hem kruisigden. Nu vinden wij uit waarom zij misten dat te weten; het is omdat zij de Schrift niet kenden.
51 Welnu, deze discipelen hadden Hem moeten herkennen, maar zij kenden de Schrift niet. Hier ontvouwde Hij toen aan hen, let op, terwijl Hij met hen begint mee te gaan, onthulde Hij aan hen de beloften in de Schrift omtrent Zichzelf voor dat tijdperk. Niet de Schriftbeloften in Noachs tijdperk, niet de Schriftbeloften voor andere tijdperken; de Schriftbeloften betreffende Zichzelf voor dat tijdperk, die precies toonden Wie Hij was. Begrijpt u?
Hij begint hun te vragen: "Waarom zijn jullie zo bedroefd?"
52 "Wel," zeiden ze, "bent U hier een vreemdeling?" Terwijl ze Hem recht in het gelaat keken. "Bent U hier een vreemdeling die niet weet wat er gebeurd is? Wel, Jezus van Nazareth, een door God bevestigde Profeet, waarvan wij hoopten dat Hij Degene zou zijn Die Israël zou verlossen; en dit is de derde dag, en zij hebben Hem gekruisigd, en al deze dingen." En Hij was...
53 En Hij zei: "Welke dingen zijn er gebeurd?" Net of Hij er niets over wist. Zie, Hij handelde alsof Hij er niets over wist.
54 Maar bedenk nu, dat toen Hij begon te spreken, Hij de beloften betreffende Zichzelf aan hen begon te openbaren. Hij zei: "Weet u niet hoe Christus eerst moest lijden en ingaan in Zijn heerlijkheid?" En toen begon Hij met de Schriften van Mozes en al de profeten en openbaarde hun de Schriften aangaande Zichzelf, de Messias. Wat de Messias moest zijn, welke daden Hij moest doen, alles wat Hij moest zijn, dat openbaarde Hij aan hen en zij begrepen Hem nog steeds niet.
55 Als dat vandaag geen herhaling is! Hij doet hetzelfde en nog steeds tast de kerk rond in duisternis! Openbaart hun Wie Hij is en wat Hij is en nog zeggen ze: "Wel, nu, ik geloof dat mijn kerk leert..." Daar heb je het. Ziet u, dat is de reden.
56 Ga terug naar de Schrift! Doorzoek de Schriften! Die hebben de Waarheid. Wij maken het zo verward. "Hoe weten we dat het de Schrift is?" Wanneer het een Schriftgedeelte is dat beloofd is voor dat tijdperk.
57 Nu, Hij ging niet terug om te zeggen: "Herinnert u zich Mozes, wat hij deed?" Ziet u? Hij openbaarde hun de Schrift betreffende Zichzelf voor dat tijdperk. Hij was het Licht voor dat tijdperk.
58 Mozes was het licht van zijn tijdperk. Jeremia was het licht van zijn tijdperk. Het was Gods licht dat scheen door het Woord dat beloofd was voor dat tijdperk. Ieder tijdperk heeft zijn beloofde Woord. God zendt Zijn profeten en openbaart dat Woord; betuigt eerst Zijn profeet, openbaart dan dat Woord en doet het leven!
59 En Jezus was de Christus. En alles wat op Christus betrekking had, dat had Hij bewezen. Een maagdelijke geboorte, genas de zieken, onderscheidde de gedachten in hun hart, alles wat Hij verondersteld werd te doen om de Messias te zijn, en dan nog opgestaan uit de dood en zij herkenden het nog steeds niet. Zij wisten het nog steeds niet. Nadat de Schriften onthuld waren, herkenden ze Hem nog steeds niet, hoewel Hij dat beloofde Woord was. Bedenk nu hoe prachtig dit is, het Woord dat Hij hun aan het openbaren was, toonde hun... Zij hadden drie jaar met Hem gewandeld en erkenden dat... Ze wisten dat Hij dat Woord vervuld had. Daar gingen zij, wandelend op weg naar Emmaüs: "Is dat zo?" Oei! Begrepen het gewoon niet! Zij konden het niet vatten.
60 Merk op, dat toen het erop aan kwam, nadat Hij hun het Woord opnieuw had geopenbaard en hun toonde hoe Christus deze dingen moest doen, zij het nog steeds niet zagen. Kijk wat een berisping zij kregen, die predikers, voor het niet weten en herkennen van de vervulde Schrift, die voor hun ogen was vervuld! Let op Zijn woorden tot hen: "Dwazen, traag van begrip." Hier was God Zelf, de opgestane Messias Die met hen mee wandelde, hun toonde en zei: "Waarom verstaan jullie niet dat Christus deze dingen moest doen? Weten jullie niet dat het op deze wijze en op die wijze en zus en zo moet zijn?"
61 Had heel de dag de Schriften aan hen uiteengezet en nog: "Is dat zo?" En wisten niet dat Hij het was Die daar stond.
62 Toen keek Hij om zich heen. Nadat Hij het Woord had gepredikt en hun had verteld en getoond de dingen die er verondersteld werden te zijn en zij het nog steeds niet begrepen, zei Hij: "Dwazen en tragen van hart om niet te begrijpen," zie, "te begrijpen de bewezen Schrift van het uur." De Schrift die in die dag op Hem betrekking had. Toch was Hij bij de discipelen, maar zij kenden niet het geschreven Woord toen zij het gemanifesteerd zagen.
63 Ik wil dit een ogenblik laten inzinken. Begrijpt u? Kijk, wisten het niet, toen de... Lezen het uit de Schrift, dat het een belofte voor deze dag is en slaan het dan gade dat God het manifesteert en zeggen nog: "Ik vraag het me af." Hetzelfde, ziet u, precies eender. We hebben nog steeds met menselijke wezens te doen.
64 En we zien dat Hij ze scherp berispte – zij waren discipelen – omdat zij het Woord niet kenden en zij het niet begrepen toen het voor hen gemanifesteerd werd.
65 Wat? Hetzelfde is vandaag gebeurd, maar in de gedachten van de mensen... Het maakt dat je medelijden met hen hebt, omdat de een met zijn groep die kant uitgaat en de ander heeft een groep die deze kant uitgaat. En het enige waaraan zij denken, is die groep groter te laten worden. Daarom kan Christus Zichzelf niet aan de mensen openbaren.
66 Welnu, de kerk behoorde de meest... Wel, zij behoorde nu in haar glorieuze staat te zijn, in de kracht van Zijn opstanding; grote tekenen en wonderen.
67 In plaats daarvan hebben zij hier zozeer mee omgelummeld, dat zij blindelings de Oecumenische Raad binnenwandelen om het merkteken van het beest te nemen en weten het niet. Zo is het precies; wetend dat het Woord zegt dat dat zou gebeuren. En zij denken dat het werkelijk goed is, het is aardig, doet een goed aanbod en dus doen ze het. Hoe kunnen twee samengaan? Wat gaat u, Pinkstermensen doen? U zult uw fundamentele leerstelling van de doop van de Heilige Geest moeten opofferen als u dat doet. Zeker zult u dat moeten. En zo is het. Wat gaat u doen wanneer die tijd aanbreekt? Er gewoon dom intuinen!
68 Enigen van de leiders van de Pinkstermensen, Volle Evangelie-mensen, doen mee in deze concilies en hebben contact met het Vaticaan en in de hiërarchieën, enzovoort, en zeggen: "Het is een hoogst geestelijk gevoel."
69 Een man die dusdanig verkild is ten opzichte van de Geest van God, die zoiets zou veroorzaken, geen wonder dat Hij zou zeggen: "Dwazen, en traag van hart om te begrijpen wat de Schrift zei." Hij zou het vanavond uitspreken als Hij door een vat zou spreken. Hij zou hetzelfde zeggen: "Dwazen, en traag van hart om te begrijpen hoe het Woord daar precies wordt gemanifesteerd en er dan rechtstreeks inlopen." Hetzelfde nu!
70 We zijn te druk bezig met onze programma's. Zij waren te druk bezig, luisterden naar Hem, en deden andere dingen. En nu ontdekken we dus dat we zoveel verschillende geloofsbelijdenissen en zoveel verschillende televisieprogramma's hebben.
71 En nu hebben we een anticommunistische beweging gekregen. Laatst op een ochtend luisterde ik naar Life Line [Levenslijn – Vert], die de gedocumenteerde verklaringen erover gaf, dat u communisme daarom nooit zult uitroeien. Wel, ze zijn hier al jaren- en nog eens jarenlang. Al deze verschillende programma's en systemen, volgens Life Line, waarbij men zelfs tot deze acties kwam als met hersenverlamming en dergelijke onzin daarin, in de anticommunistische beweging. Anticommunistische beweging; communisten daarbinnen inspireren het, slechts om uit te vinden wie wie is. O, my! Ik ben daar niet in geïnteresseerd.
72 Ik ben geïnteresseerd in de komst van Jezus Christus, voor een gemeente. Predikers moesten daarmee bezig zijn en kijken wat de Schriften voor vandaag hebben beloofd. Ik kijk niet uit naar een overname door communisten. Ik kijk uit naar een komend Koninkrijk, Jezus Christus en het millennium dat zal aanvangen! Zelfs absoluut niet geïnteresseerd in communisme en in geen van hun 'ismen', of uw religieuze 'ismen', geen ervan! Ik ben geïnteresseerd in Jezus Christus, in Hem alleen, om de mensen Hem te laten zien. Hij is hier, Zichzelf bewijzend en toont hier precies wat Hij gezegd heeft te zullen doen in de laatste dagen.
Welnu, zij begrepen het niet. Zij waren te druk bezig.
73 Toch beweert men vandaag te geloven dat Hij uit de dood is opgestaan. Gelooft iedereen dat Hij uit de dood is opgestaan? Zij die werkelijk beweren Christenen te zijn, geloven dat. En dan kan Hij vlak in de buurt komen en precies doen wat Hij gezegd heeft dat Hij zou doen na Zijn opstanding en nog steeds zien ze het niet. Jazeker. O! Het is de waarheid. Zij zien het gewoon nog steeds niet.
74 Geloofsbelijdenissen, onderwijskundige programma's, ze hebben hun predikers geplaatst en hebben hen zo onderwezen dat het hen heeft verblind, verblind in hun zelfgemaakte theologieën, dat zij van het Woord van God zijn afgeweken.
75 Zoals ik gisteravond al zei: "God heeft geen enkele uitlegger nodig." Ik kan Zijn Woord niet uitleggen, noch kan iemand anders Zijn Woord uitleggen. Hij is Zijn eigen Uitlegger. Wanneer Hij heeft gezegd dat Hij iets zou doen, doet Hij het en dat maakt het vast. Dat is alles. Hij zei wat Hij zou doen en Hij deed het en dat bevestigt het. Hij heeft niemand nodig om te vertellen: dit is dat of dat is dit. Hij doet het Zelf. Onze uitleggingen hebben niets te betekenen ten opzichte van de Schrift. Hij spreekt Zelf en dat is hoe het is.
76 In den beginne, toen Hij zei: "Er zij licht", en er was licht. Dat heeft geen enkele verklaring nodig. "Een maagd zal zwanger worden", en zij werd het! "Ik zal Mijn Geest uitstorten op alle vlees", Hij deed het. Het heeft geen enkele uitlegging nodig.
77 Wat Hij heeft gezegd dat Hij in deze dag zou doen, heeft Hij gedaan! Het hoeft niet te worden verklaard; het verklaart zichzelf. Hij is Zijn eigen Uitlegger.
78 Maar we zijn nu zo druk bezig met andere dingen en we hebben onze mensen van de weg af gebracht. En heel wat van onze Volle Evangelie zendingsposten, enzovoort, en scholen, geven een man een psychiatrische test, een geestelijke test, door een psycholoog, voordat hij een zendeling kan worden, om te kijken of zijn IQ hoog genoeg is. Is dat niet wat? Ik zou me dat kunnen voorstellen in een formeel, afstandelijk iets dat vele jaren geleden stierf. Maar zo vers als Pinksteren is, hoe konden ze ooit zoiets dergelijks doen?
79 Zou u zich het IQ kunnen voorstellen dat men op de dag van Pinksteren vereiste? Geloof in God, dat is wat zij moesten hebben. Jazeker! Dat is de vereiste. "Indien gij gelooft; deze tekenen zullen hen volgen die geloven", zei Jezus. Hij heeft nooit gezegd hen te testen voor hun IQ. Hij zei: "Gaat heen in de gehele wereld," zendelingen, "maakt discipelen uit alle volken. Deze tekenen zullen degenen die geloven, volgen!" Dat is het IQ, Gods IQ, of u genoeg geloof hebt om deze dingen te laten leven en werkelijk te zijn, Christus gemanifesteerd aan de mensen!
80 Maar vandaag willen wij ze testen met een of ander leerprogramma. My!
81 Men testte onlangs Jack Ruby op krankzinnigheid. Zij doen het nog steeds. De hele wereld is krankzinnig. Natuurlijk is de man gek. Niemand kan op een ander schieten zonder gek te zijn. De hele wereld is gek. Jazeker. De boer, hij is gek ten opzichte van de zakenman. De zakenman is gek ten opzichte van de boer. Wie is er gek? De hele groep.
82 Er is er maar Eén bij Zijn volle verstand en dat is Jezus Christus, de Zoon van God en Zijn Evangelie heeft het antwoord op alles. Onze psychologieboeken, en al deze dingen, zijn onzin. Als het in tegenstelling is met dit Woord, werp het weg. Gods Woord is juist en alle anderen zijn verkeerd.
83 Wij zien deze dingen. Geen wonder dat de wereld doordrenkt is met bloed! Geen wonder dat de dingen zijn zoals ze nu zijn! Het is gewoon elke keer... Ik vraag me af of Oswald, die onze president vermoord heeft – ik vraag me af of hij een krankzinnigheidstest zou hebben gekregen. Ik betwijfel het. Maar ziet u, hoe kan een man aan komen rennen en een andere man neerschieten, zijn leven nemen, en verdergaan? Nu, ik ben in Texas; ik zal hier niet verder op doorgaan. Maar laat me u iets zeggen. De Here zal op een dag bij Zijn komst voor dit alles zorg dragen. Let op, u hebt geen recht om iemands leven te nemen. Absoluut niet. God is de Enige Die het recht heeft om leven te nemen. Dat is waar.
84 Let nu op, het Woord naar waarheid geschreven, de belofte voor dat tijdperk, volkomen betuigd en zij herkenden het nog steeds niet. Merk op dat zij wel hadden toegegeven dat Hij een Profeet was, Jezus van Nazareth. "Bent U een vreemdeling hier? Jezus van Nazareth, Die een Profeet was, machtig in daden voor God en de mensen." Erkenden dat Hij een Profeet was! Dan, als zij hadden erkend dat Hij een Profeet was; een profeet is gezonden voor dat tijdperk waarin hij leeft. Hij moet Gods belofte manifesteren. Het Woord komt tot de profeet. En als Hij de Profeet was, dan zou het beloofde Woord voor dat tijdperk door Hem worden gemanifesteerd en nog zagen zij Hem niet. Zij konden het gewoon niet zien.
85 Zij zeiden: "Hij was een Profeet, machtig in daden," en wat Zijn werken waren, "krachtig in Woord voor God, enzovoort. Hij was groot en wij hoopten..." Israël had zijn verwachtingen op Hem gebouwd; geestelijk Israël, niet de kerk Israël, maar de natie. Het volk, het echte, geestelijke Israël, had zijn hoop op Hem gebouwd.
86 En merk op, toen zij Hem erkenden als een Profeet, wat ging Hij doen? Hij deed precies wat een profeet moest doen; Hij verwees regelrecht terug naar het Woord. Ziet u? Direct terug om het te laten zien. Als Hij een Profeet was, zoals zij zeiden dat Hij was, gaat Hij dadelijk terug om het Woord te tonen dat op die dag over Hemzelf is beloofd. Nog steeds herkenden ze Hem niet. Liepen verder, zo blind als het maar kon zijn, herkenden het niet. Het beloofde Woord voor hun tijdperk; Hij was de Profeet om deze zelfde zaak te manifesteren.
87 Nu kijk, Hij zei: "Dwazen, traag van hart om al wat de profeten over Christus gezegd hebben te begrijpen, hoe Hij deze dingen, die Hij gezegd heeft, moet lijden en dan in Zijn heerlijkheid binnengaan om op de derde dag op te staan. Al deze dingen die Hij verondersteld wordt te doen en toch begrijpen jullie het niet?" Zij hadden moeten weten dat daar een Man was, Die aan het betuigen was wat zij zeiden te geloven! Maar nog steeds konden zij het niet zien. Hij was een stellig teken van een ware profeet. Altijd, door niet terug te gaan naar een ander woord, terug naar een ander, maar door een Woord te bewijzen dat Hij vandaag leeft in Zijn belofte.
88 Bedenk nu, voordat Hij kwam, kwam Johannes op het toneel. Hij was een profeet. En wat was hij? Een voorloper van de Messias. En hij zei: "Ik ben niet de Messias." Zij dachten dat hij het was, omdat hij een profeet was. Hij zei: "Ik ben de Messias niet. Ik ben zelfs niet waardig Zijn schoenen los te maken, maar Hij staat in uw midden." O, Johannes was ervan overtuigd dat Hij er was, daar hij wist dat hij Hem moest introduceren.
89 Zijn vader was een priester. Hij ging niet naar hun seminarie om voor priester te leren. Zijn taak was te belangrijk. Hij ging naar de woestijn om alleen te zijn met God. Hij wilde geen gemeenschapskaart van iemand dragen, of zij zouden dit, dat of wat anders hebben gezegd, daar zij allemaal in de war zouden raken en worden beïnvloed door de menselijke instellingen van die dag. Zijn taak was belangrijk. Hij moest enkel op God vertrouwen, want hij moest de Messias aankondigen.
90 Jezus zei: "Hij was een helder schijnend licht en voor een tijdje verlangde u met hem te wandelen, verheugde u zich met hem te wandelen. Maar Ik heb een groter getuigenis dan Johannes." Ziet u? Hij is... Nog steeds geloofden ze het niet.
91 Een zeker teken van een echte profeet, die kwam en hen terugbracht naar het Woord. Zij konden Zijn manier van spreken niet begrijpen.
92 En kijk, de Schrift had gezegd wat er zou gaan gebeuren, precies woord voor woord zoals het was. Zelfs David, honderden jaren daarvoor, ongeveer achthonderd jaar, riep precies hetzelfde uit wat Hij aan het kruis sprak. En ongetwijfeld kon het wel zijn dat zij die ochtend in de tempel datzelfde lied hebben gezongen, Psalm 22: "Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten?" In de tempel erover zingend, terwijl ze de God, Die zij beweerden te dienen, aan het kruisigen waren.
93 Zo is het vandaag! De God in Wie zij beweren te geloven, Die Zichzelf manifesteert, zij willen... U wilt elke deur sluiten en geen samenwerking, en niets anders. Zij zeggen dat het tegengesteld is aan hun geloofsbelijdenissen. O dwazen, traag van hart om te weten de dag waarin wij leven! Heeft God dit niet beloofd in de laatste dagen? Hoe deze Laodicéa kerk lauw zou zijn, en Jezus aan de buitenkant, proberend binnen te komen voor een beetje samenwerking? Wat is Jezus? Het Woord, het ware Woord dat gemanifesteerd is. Aan de buitenkant, proberend binnen te komen, en kon niet binnenkomen.
94 Het uur waarin wij leven, namelijk, blind, precies eender. Jezus zei dat ze zo zouden zijn. De profeten zeiden dat ze zo zouden zijn. "Opvliegend, hoogmoedig, meer liefhebbers van genot dan liefhebbers van God. Verbondbrekers, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, verachters van degenen die goed zijn, die een schijn van godsvrucht hebben en de kracht daarvan verloochenen", de kracht van Zijn opstanding, Zijn manifestatie, dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor eeuwig. En Hij leeft vandaag, voor eeuwig om de dingen die Hij gezegd had te bewijzen. Ik ben niet tegen u aan het schreeuwen, maar ik wil dat u het hoort.
95 Waarlijk, hun ogen waren nog steeds gesloten. Merk op, hoewel zij niet konden geloven, was er iets in hen om Hem uit te nodigen om binnen te komen. Hij deed of Hij van plan was door te lopen.
96 Zo zou Hij dat vanavond bij ú kunnen doen. (Nu, tot slot; ik ga vanavond vroeg sluiten om een gebedsrij te hebben.) Hij zou misschien net kunnen doen of Hij u voorbijgaat. Misschien wordt uw gebedskaart niet opgeroepen, maar bedenk, het kan zijn dat Hij ook u een test geeft. Hij is evenveel God daarginds, als Hij hierboven, of ergens anders is. Hij bewijst dat dag na dag, avond aan avond. Hij is God, overal. Begrijpt u? Hij is alomtegenwoordig.
97 Vergeet niet dat Hij voorgeeft of Hij voorbij zal gaan. En zij dwongen Hem. Nu, zij begrepen niet waarover Hij sprak, maar toch waren hun gedachten... Zij wisten niet wat te geloven.
98 Zo is er nu menigeen vandaag. Zo zijn er vanavond velen in Beaumont. Ze weten niet wat te geloven. Maar weet u wat zíj deden? Zij deden het meest wijze wat een mens kon doen; zij nodigden Hem uit om binnen te komen. Dat is het, dat is het. Het is dan en alleen dan, dat Hij Zich kan openbaren, wanneer Hij wordt uitgenodigd om binnen te komen. Heet Hem binnen welkom en zeg: "Here Jezus, ik weet dat de Schrift dit zegt. Ik kan het misschien niet begrijpen, maar kom in mijn hart. Ik wil U aannemen. Ik wil U geloven. Manifesteert U Zich dan aan mij."
99 Merk op, dat zij Hem binnen nodigden. Welnu, zij konden het niet verklaren, zij... het is een... Hij... zij begrepen niet waarover Hij sprak. Het was allemaal zo verwarrend voor hen. Zij konden het niet begrijpen, maar toch zeiden ze... nodigden en dwongen ze Hem: "U moet binnenkomen!"
Hij zei: "Nee, Ik moet verdergaan."
100 "O, maar Heer, U, U moet binnenkomen! U, U moet binnenkomen!" En dwongen Hem, riepen Hem aan, totdat Hij wel moest binnengaan.
101 Dat is de manier waarop u het doet. En wanneer Hij dan binnen is, kan Hij Zichzelf openbaren. Hij kan Zich bekendmaken wanneer Hij binnen is.
102 Merk op hoe Hij het na Zijn opstanding deed. Het ware, beloofde Woord, zie, zij beseften niet Wie Hij was. Maar eenmaal bij hen binnen, opende Hij hun ogen. Op die manier, toen Hij daar bij hen binnen in het gebouw was gekomen, opende Hij hun ogen nadat Hij binnen was. Hij opende hun ogen. Wat? Niet door Zijn hand op te heffen en te zeggen: "Open, laat uw ogen open komen." Hun ogen waren hoe dan ook open, lichamelijk.
103 Zoals toen in Dathan, of Dothan liever, het was daar toen zij hadden... Elia was daar. [Elisa – Vert] En de Syriërs hadden hen omringd en Gehazi riep uit: "Mijn vader, de Syriërs zijn overal!"
104 En Elisa liep naar buiten en zei: "Er zijn er meer met ons dan met hen", en zei: "Heer, open die jongen zijn ogen." En rondom die oude profeet en over de heuvel waren vurige wagens en vurige engelen.
105 En de Bijbel zei dat hij de Syriërs met blindheid sloeg. Hij ging erheen en zei: "Zoekt u Elia?" [Elisa]
Ze zeiden: "Ja, we zoeken hem."
106 "Kom mee, ik zal u tonen waar hij is." En ze konden het met natuurlijk oog zien, terwijl ze meeliepen. Maar ze waren blind voor wie hij was.
107 En dat geldt voor vanavond. Uw gezichtsvermogen zou twintig/twintig mogen zijn; maar uw geest... Kunt u begrijpen dat het een beloofd Woord voor deze dag is? Het is Gods belofte! God komt binnen, opent dan uw ogen. "O, dat is Hem, is het niet?" Hij beloofde het. Merk op, bínnen opende Hij hun ogen voor Wie Hij was, Wie Hij was! Als Hij vanavond bij u binnen kan komen, tot uw wijze van geloven, kan Hij uw ogen openen, om te tonen dat Hebreeën 13:8 juist is, dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor eeuwig. Als Hij binnen kan komen en uw ogen openen, zal Hij nu hetzelfde doen.
108 Evenals Hij voor die vrouw bij de bron deed, waarover wij gisteravond spraken. Merk nu op dat zij uit de Schrift wist wat Hij moest zijn. Nu, dat was de goede kant van die vrouw.
109 Vandaag weten velen van ons niet uit de Schrift wat Hij vandaag is. Wij stoppen Hem bij elk kerstfeest in een kribbe. Jazeker, we nemen een paashaas en maken er Zijn opstanding van. Geen wonder dat we helemaal angstvallig zijn. Begrijpt u? Dat is waar. Geen wonder dat we niet weten waar we aan toe zijn. Maar deze vrouw wist het, zij had het in haar gedachten, diep in haar hart lag dat zaad.
Zoals ik het vandaag uittekende voor mijn goede vriend Jack Moore.
110 Hoe die Farizeeën hier, aan de donkere kant... Hun hart daar was zwart. Zij hadden geen leven om mee te beginnen. Zij werden een beetje lichter naar gelang zij omhoog kwamen, daar zij religieus waren en hielpen de wetten te onderhouden. En toen het Woord daar terug in den beginne op hen neerscheen door het Woord, de Bijbel, toen wandelden zij. Maar daar terug hadden zij geen licht.
111 Hier was deze kleine, slecht bekendstaande prostituee. Haar eerste leven hier, was door haar leven zo zwart als het maar zijn kon. Zij was een prostituee. Ten tweede was daar beneden net een klein beetje licht, daar zij een begrip had van wat de Messias zou zijn.
Hier stond Jezus in hun midden.
112 Toen Hij het Messiaanse teken deed, hun toonde Wie Hij was en alles, verduisterde het de hele zaak van die Farizeeën. Zij keerden terug naar de duisternis. Zij hadden hier niets om aan te verankeren. Ze noemden Hem "Beëlzebul", een duivel. En dat licht dat zij eerst hadden, ging uit, en zij kwamen erin om.
113 Hier was deze vrouw, zwart in zonde als ze maar kon zijn, maar in haar hart wist zij wat die Messias zou zijn. Zij wist welk teken Hij zou tonen. En zodra Hij tegen haar zei...
114 Hij zei: "Breng Mij wat te drinken." Ze zei... Hij nam contact op met haar geest om te zien waar zij stond.
En ze zei: "Het is niet gebruikelijk."
115 Hij zei: "Als u wist tegen Wie u sprak, zou u Mij om drinken hebben gevraagd." En het gesprek ging verder. Dadelijk ontdekte Hij precies waar haar gedachten waren en wat er in haar hart was.
116 Zij wist toen, dat wanneer de Messias zou komen, de Messias God moest zijn. God is het Woord. Het Woord is een onderscheider van de gedachten in het hart. Dat was in de profeten. Die vrouw wist meer dan wat de helft van de predikers in Amerika vanavond weet. Dat is waar. Dat is absoluut juist, en dan zij in die toestand. Maar ziet u, zij was bestemd voor het licht. En zodra dat licht doorbrak...
117 En zij dacht dat Hij maar een gewone man was, misschien met een oneerbaar voorstel. Ze zei: "Nou, onze vaders hebben op deze berg aangebeden en U zegt in Jeruzalem, omdat u een Jood bent", en zo ging de conversatie verder...
Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd. U hebt er vijf gehad."
118 Let op! Dat kleine beetje licht van te weten Wie Hij was; dat leek of het zo kon zijn: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Ik weet, dat wanneer de Messias komt, Hij dat zal doen."
Hij zei: "Ik ben Hem."
Ze zei: "Dat is het!" Ziet u?
119 Alles wat zwart aan haar was, werd wit gemaakt. Al het wit aan de Farizeeën werd zwart door het te verwerpen. Dat is het verschil, licht schijnend door het Woord. Begrijpt u? Omdat haar naam in het levensboek van het Lam was gezet vóór de grondlegging der wereld, herkende zij het direct. Het nam dat zaadje dat diep achter al die vulgaire vuilheid en dergelijke lag en reinigde het.
120 Daarvoor kwam Hij, om diegenen te reinigen die de Vader Hem gegeven had voor de grondlegging der wereld. Amen! Ik voel me religieus wanneer ik weet dat dat de waarheid is. "Niet degene die wil, noch degene die loopt; het is God!" Amen! Niet hoeveel u hebt gedaan of hoeveel u niet gedaan hebt. Geen mens zocht God; God zocht u!
121 En toen het licht flitste, zeiden die Farizeeën: "O dat, ik heb die onzin eerder gehoord, Hij is Beëlzebul. Dit is een waarzegger." Toen werd de hele zaak zwart.
122 En deze kleine vrouw, hier zwart en daar wit. Ze zei: "Ik weet wanneer de Messias komt. Ik kijk naar Hem uit. Wanneer Hij komt, zal Hij dit doen. U moet Zijn profeet zijn."
Hij zei: "Nee, Ik ben Hem."
123 Ze zei: "Kom een Man zien Die mij verteld heeft de dingen die ik gedaan heb. Is dit niet het Woord, dat de gedachten die in het hart zijn, onderscheidt? Is dit niet dé Messias?" Zij zou vanavond in de Verenigde Staten moeten staan prediken, hoezeer ik er ook tegen ben. Zij behoorde hier te zijn om iets dergelijks te doen, om enigen van die kerels te tonen wat de Messias is.
124 Merk op, eenmaal binnen, opende hun ogen... Toen toonde Hij Zichzelf met de Schrift. Nu opende Hij hun ogen.
125 Toen ze dat zei, kwam Hij binnen. Wat was binnengekomen? De openbaring. Dit zaad dat hier beneden lag, toen dat Zoon-licht erop ging schijnen!
U kunt een zaad nemen en het begraven onder een rots.
126 Niet lang geleden zag ik waar men zonnebloemzaden had, die zij in Egypte bijna vierduizend jaar in een pakket hadden. Zij namen dat zaad, iets van die tarwe die al die jaren in de schuur had gestaan, die Jozef erin had gedaan. En toen het in de grond werd gestopt en de zon erbij kwam, leefde het! Die levenskiem was daar gebleven.
127 O broeder, wanneer wij vóór de grondlegging der aarde door God bestemd waren zonen en dochters van God te zijn! Wanneer dit licht het treft, is er geen denominatie, zijn er geen kerkgrenzen, geen kritiek; niets zal het gaan stoppen. Het zal gaan leven, omdat God het zei.
128 Zij herkenden het. Haar ogen gingen open en zij wist het. Eenmaal binnen wist zij het. Zij kende de Schrift en dat is de reden waarom zij Hem kende.
129 Deze discipelen, na Zijn opstanding, kenden de Schrift niet en daarom kenden zij Hem niet.
130 En zo wisten de Farizeeën het niet. Hij zei: "Onderzoek de Schriften. U denkt dat u eeuwig leven hebt, Ik... Deze zijn het die u vertellen Wie Ik ben."
131 O, de betuiging van Zijn Wezen! Wanneer dan de belofte is bewezen, werden hun ogen geopend en kenden zij Hem.
132 Maar ook, diezelfde zaak die ogen opende, sloot eveneens ogen. Degenen die er gekheid mee maakten, werden voor eeuwig teruggezet naar waar zij in den beginne waren, begrijpt u; het sloot hun ogen.
133 Petrus' ogen werden door hetzelfde geopend. Hij keek ernaar uit. En Nathanaëls ogen... Jezus zei, dat Hij hem vóór de grondlegging der wereld kende, dat zij die boodschappers zouden zijn.
134 Welnu, in het aangezicht van dit alles, in dit tijdperk waarin wij leven, wat heeft het aan úw ogen gedaan? Dat is nu de vraag; niet wat het aan de hunne heeft gedaan. Aan welke kant staat u vanavond? Nu, u moet óf verenigd zijn met de Farizeeën óf verenigd met de apostelen of de gelovigen. Het heeft nu iets aan u gedaan. U bent, u staat er vlak tegenover. Het heeft iets gedaan. Als u in die dag had geleefd, wat zou u hebben gedaan? Waarmee vereenzelvigt uw tegenwoordige staat zich nu? Waar plaatst het u? Denk erover na.
"O, mijn kerk..." Dat zeiden de Farizeeën. Ziet u?
135 Bent u gereed om Jezus Christus door de kracht van Zijn opstanding te herkennen? Bent u gewillig alles te verzaken en met Hem te wandelen? Bent u gereed Hem te geloven en Zijn licht en leven naar anderen te brengen? Wat heeft het gedaan? Zoals Hij geopenbaard is in deze laatste dagen, beloofde Hij het.
136 Nu zegt u: "Broeder Branham, de Messias werd tóén geopenbaard. Ik weet dat de Schrift dat zei."
137 Wel, dezelfde Messias is beloofd Zich vandaag te openbaren. Hetzelfde! Nu, Hebreeën 13:8, luister nu, identificeert Hem te zijn: "Dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig." Johannes 14:8 [14:12 – Vert] zei: "Hij die in Mij gelooft," zie, "de werken die Ik doe, zal hij ook doen." In Johannes 14:19 vinden we dat Hij zei: "Nog een korte tijd en de wereld" (orde, kosmos) "zal Mij niet meer kennen." Zij zullen totaal blind zijn. "Zij zullen Mij niet meer zien. Nog een korte tijd en zij zullen Mij niet zien, toch zullen uw ogen geopend zijn, want u zult Mij zien; want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde der wereld." Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.
138 In Lukas 17:28 zei Jezus dat "In de laatste dagen de toestand van de wereld net zo zou zijn als toen de heidenen vernietigd werden in Sodom en Gomorra." Niet in Noachs tijd, zoals de vloed (die Hij gaf vanwege de immoraliteit van die dag), maar Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom." Nu, dat was een heidense wereld die met vuur verbrand werd. God plaatste een regenboog aan de hemel; geen water meer, maar deze keer is het vuur. Nu is de heidense wereld gereed voor vernietiging.
139 Hij beloofde dat er een grote afval in het land zou zijn. Als u wel eens enige van de foto's hebt gezien, de wijze waarop de vrouwen daarop gekleed zijn; dat blauw onder hun ogen ziet eruit of ze kanker hebben. Kijk wat ze vandaag doen! Immoraliteit, verdorvenheid, o, enige van de afschuwelijkste dingen, en deze natie is ermee overspoeld. Zij leidt de rest van de wereld in echtscheidingen. Onze vrouwen hebben hun morele standaard verloren. Zij hebben de ruggengraat van het land gebroken. En zij allen, de helft van de zaken in Amerika berust op seks; elk ding, hun whisky, hun tabak en al het andere. En de dokters zeggen: "Het is vergif, het zal u doden." Zij gaan gewoon door met roken. Zij zullen het toch doen. Zij hebben geen gevoel voor waarschuwing.
140 En de Schrift zegt hun om niet hun haren af te knippen en dergelijke. En ik praat niet over de vrouwen van de wereld, dat is hoe dan ook kanonnenvoer. Maar ik spreek over u, Pinkstervrouwen. U weet wel beter. De Bijbel zei dat Simsons haar hem afzonderde. Een Nazireeërgeboorte zonderde hem af voor het Woord van God. Vrouwen, het zal voor u hetzelfde doen, een afgezonderd persoon. En een Nazireeër is afgezonderd voor het Woord, weg van de wereldse dingen. En je predikt het en je roept het uit en schreeuwt het uit; je komt het volgende jaar terug en het is erger dan tevoren. Er blijft niets over dan Goddelijk oordeel van God, de atoombommen en projectielen, en dergelijke, voor de hele wereld...
141 De komieken op de televisie en radio, enzovoort, fluiten en zingen en tappen vuile moppen en gebruiken vloeken en afschuwelijke dingen die zelfs niet moesten worden toegestaan. En al de tijdschriften, en dergelijke, zijn propvol met naakte, immorele vrouwen, van alles, proberend de geest te bevredigen, proberend u te kalmeren. Het doet me denken aan een jongetje dat fluit in het donker als hij door de begraafplaats loopt, om zichzelf wijs te maken dat hij niet bang is. U bent doodsbang en u weet het. U weet dat u voor het oordeel staat en dat het gaat komen, omdat u de Heilige Geest hebt gelasterd en u hebt de opgestane Jezus Christus verworpen. Precies. Hun ogen zijn gesloten en ze weten het niet.
142 Sodom en Gomorra. Jezus zei: "Zoals het was in Sodom en Gomorra." Zoals ik gisteravond voor u herhaalde: er is nog nooit een tijd in de geschiedenis geweest, die in zo'n toestand is geplaatst als deze. Kijk, Lot...
Er zijn altijd drie klassen mensen.
143 Lot vertegenwoordigde de kerk, de naamkerk. Hij is daar in Sodom, waar de vrouwen hun haren hadden afgeknipt en waar ze geweldige dingen hadden en hij was een van de hoofdmannen van de stad; en voorname dingen zoals dat, en "laat mij mijn gang gaan." Maar feitelijk, diep in zijn hart, kwelde het zijn ziel. Hij wist beter; hij was met Abraham geweest.
144 Abraham ging daar vanaf het begin al nooit heen. Hij was de uitverkorene aan wie God een belofte gaf, namelijk uitkijken naar een komende zoon, een beloofde zoon.
145 Sodom verkeerde nog steeds in haar aangelegenheden. En bedenk dat die twee engelen daarheen gingen om te prediken.
Eén bleef bij Abraham en die groep.
146 Let nu op, zij gingen erheen om te prediken. En bedenk dat, sinds wij in deze gemeentetijdperken zijn geweest, er nog nooit een man naar de gemeente is gezonden wiens naam eindigde op h-a-m, tot nu G-r-a-h-a-m, een boodschapper van het uur, aan de kerk in Babylon, daar in Sodom. De grote evangelist doet een groot werk, ook daarbuiten. Hij bazuint het links en rechts naar ze uit. Zij schenken er geen enkele aandacht aan. Hij zei: "Ik zal in zes weken dertigduizend bekeerlingen hebben, keer binnen zes weken weer terug en het zijn er geen dertig meer."
147 Wat is er aan de hand? Zij bereiken niets. Komen kauwgom kauwend naar voren, sigaretten rokend, enzovoort, om een belijdenis te doen, of wat men een "beslissing" noemt. Dat is in orde, laat de evangelist het houden op de wijze zoals God zegt.
148 Voor mij is het geen beslissing. Het is een geboorte! U moet geboren worden. Er moet iets met u gebeuren.
Hier zijn we er, h-a-m.
149 Merk op, hier op de heuvel was er Eén die bij Abraham bleef, maar let op welk soort teken Hij liet zien. God had Abraham teken na teken laten zien, maar dit was het laatste voordat de beloofde zoon kwam; het laatste. De Man... Hij zag eruit als een man. Hij was net een gewone man, gekleed; stof op Zijn kleren, zei dat Hij op reis was geweest; en Abraham waste Zijn voeten.
150 En toen Hij daar dan zat met Zijn rug naar de tent gekeerd (let nu op), zei Hij: "Abraham." Een dag of twee daarvoor was hij nog Abram en zij Saraï, S-a-r-a-i. Nu is zij S-a-r-a, 'prinses'. Hij is geen Abram maar Abraham, 'de vader van naties'. Hij moest zijn naam veranderen. Merk op. Hij zei: "Abraham, waar is uw vrouw, Sara?"
151 Vergeet niet dat hij honderd jaar oud was en zij was negentig. Hij zei: "Ze is in de tent, achter U."
152 Hij zei: "Ik ga u bezoeken overeenkomstig de belofte." Zie? En dat zijn de achtentwintig dagen, met Sara.
153 En Sara lachte als het ware in haar vuistje en zei: "Zal ik, een oude vrouw, wellust hebben met mijn heer; hij, die ook oud is?"
154 Hij zei: "Waarom betwijfelde Sara dat, om in haar hart te zeggen, 'Hoe kunnen deze dingen zijn?'"
En zij ontkende het.
Maar Hij zei: "Ja, u hebt het gezegd."
Jezus zei: "Net zoals het was..."
155 Let nu op. Hoe herkende Abraham dat? Nu, Abraham noemde Hem "Elohim". Hoeveel Bijbellezers weten dat dit waar is? Jazeker. Elohim is de Algenoegzame, de grote Schepper Zelf. Waarom noemde hij Hem Elohim? Omdat Hij de gedachten die in het hart waren, kon onderscheiden. Dat is het Woord. Hebreeën 4 zegt: "Het Woord van God is scherper dan een tweesnijdend zwaard, dringt dwars door het been en merg en onderscheidt de gedachten en bedoelingen van het hart."
156 Daarom was het dat Jezus de profeten "goden" noemde. Zo bewees Jezus Zich en die vrouw wist dat Hij het Woord was, Hij kon de gedachten onderscheiden. En Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen, wanneer de Zoon des mensen wordt geopenbaard."
157 Wat heeft het aan uw ogen gedaan? Kan Hij vanavond binnenkomen? Ik hoop dat Hij het kan. Denk er gewoon aan, laat ons eerbiedig zijn en geloven met heel ons hart.
158 Herinner u, Hij beloofde in Maleachi 4 dat er een boodschap voort zou komen die het geloof van de vaderen weer terug zou herstellen; en de kinderen terug zou brengen tot de vaderen. O, Pinksterbelijders, moge God uw verblinde ogen in deze dag openen; weg van uw onbelangrijkheden van denominaties, en uw geloofsbelijdenissen en dingen, waar u zo zelfzuchtig over strijdt, en kijk naar de Zoon van God wanneer Hij hier is. Tweeduizend jaren; nog steeds is Hij vanavond levend onder ons, en bewijst Zijn belofte.
159 Moge God vanavond, terwijl Hij ons tezamen brengt zoals Hij dat met hen deed in Emmaüs, de deuren sluiten en iets aan ons openbaren. Bedenk, de reden waarom zij wisten dat Hij het was, is omdat Hij het precies deed zoals Hij het vóór de kruisiging had gedaan; en toen verdween hij uit hun gezicht om van hen weg te gaan. Hij deed het op die manier. Moge Hij vanavond onder ons komen en onze ogen openen, door Zich aan ons te openbaren door dezelfde dingen als die Hij deed toen Hij hier op aarde was, daar Hij het beloofd heeft. Hij is Dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig. Moge de Here ons helpen Hem te zien, wanneer Hij aan ons verschijnt.
Laten we onze hoofden buigen. [Leeg gedeelte op de band – Vert]
160 Wat is mijn doel? Wat is mijn beweegreden ten opzichte van mijn doel? Here God, ik kan geen ja of nee zeggen. U bent Degene Die dit afdwingt. U hebt het beloofd en ik bid dat U de mensen vanavond wilt laten zien en begrijpen. Heer, laat hen eenmaal hun harten wijd openen en zeggen: "Kom binnen, Heer, openbaart U Zich nu aan mij." En mogen hun ogen dan open komen om het te beseffen.
161 Moge er vanavond geen zondaar meer in het gebouw zijn overgebleven; een ongelovige. O, er zouden hier mensen kunnen zijn die zouden... die zouden... eenvoudig boos op me zouden zijn als ik hen een zondaar noem. Maar, Vader God, U noemde de Farizeeën, die religieuze en trouwe godsdienstigen waren, "duivels", en zei: "U bent van uw vader de duivel en zijn werken doet u", omdat zij het betuigde Woord, de Messias, niet herkenden. Zij konden Hem geloven in geest; maar toen in vlees, nee. En toch zei hun Schrift dat Hij zou zijn: "God met ons."
162 Vader, ik bid vanavond dat U het opnieuw wilt toestaan. Zijn er hier die nodig hebben dat hun ogen geopend worden? Geef hun de ogenzalf die U beloofde in Openbaring 3, in het Laodicéa tijdperk; "koopt zalf", dat hun ogen vanavond geopend mochten worden, dat zij het uur waarin wij leven, zouden kunnen herkennen en de betuiging van de belofte van God in dit uur. We vragen het in Jezus' Naam. Amen.
163 Welke gebedskaarten? K. Waar hadden wij... We begonnen gisteravond vanaf 1, nietwaar? [Iemand zegt: "Jazeker." – Vert] Maar we hebben niet al te veel tijd, nog vijftien à twintig minuten. Laten we beginnen... En hij gaf gebedskaarten K uit. Welnu, houd uw kaart vast, we zullen tot allemaal komen.
164 Dit... Nu iets, na het spreken. Vroeger was het zo dat, wie er ook sprak, zij het spreken deden. U herinnert zich dat ik dan binnenkwam en meteen aan de gebedsrij begon. Het was veel makkelijker. Maar vandaag moet ik iets anders doen. Ziet u? En ik moet dit brengen, dat is alles. Als het ontvangen wordt... Ik kan alleen zaad zaaien, ik kan het niet doen leven. Het moet in de goede soort grond vallen.
165 Weet u, er staat dat Hij Zijn eigen zaad zaaide. Een deel viel bij de weg en deed geen enkel goed. Een deel viel in doornen, of op steenachtige grond. Maar een deel viel in goede aarde. Dat was de Zoon van God.
Ik kan alleen op dezelfde wijze zaad zaaien. Ziet u?
166 Moge Hij mijn onkundigheid nemen en het aan de kant schuiven; en mijn hart nemen, dat ik Hem geloof, en neerkijken en zien of ik Hem liefheb of niet; en mij dan al mijn zonden vergeven en mij op enigerlei wijze gebruiken zodat Hij glorie uit mij kan ontvangen. Leven of dood, het maakt niet uit, enkel zodat het Hem verheerlijkt.
167 Nu vraag ik ieder, in de Naam van de Here Jezus, blijf alstublieft nog een paar minuten zitten. Loop niet heen en weer. Het gaat zo altijd op die manier. Kunt u zich de verwachting van de verschijning van Jezus Christus voorstellen?
168 Als ik hier nu naar voren liep als een man, en zei: "Ik ben de Here Jezus"; ik had lang haar. (We weten niet of Hij het wel of niet had.) "Ik heb spijkerlittekens in mijn handen." Ja, ja, elke huichelaar kan dat doen. "Ik heb olie en bloed, en dergelijke..." Dat heeft nog steeds niet... Dat heeft de Schrift niet beloofd.
169 Hoe zou u Jezus kennen? U zegt: "Wel, ik zou Hem aan Zijn beeltenis kennen." Nee, dat is psychologie die dat schilderde. Wij weten niet hoe Hij er uitzag. Ziet u? Ik weet niet hoe Hij was. En zo moet het zijn, ziet u.
170 Rebekka wist niet hoe Izak er uitzag, maar het was liefde, hoe dan ook. Ziet u? Zij wist niet hoe hij er uitzag; zij moest gewoon gaan. De types! Zij zag hem en hield van hem. Zij was hoe dan ook gewillig om te gaan, ongeacht hoe hij er uitzag.
171 Maar hoe zou ik Hem kennen? Jezus zei: "Aan hun vruchten worden zij gekend." Als Jezus nu hier was, zou Hij niet zoals ik, in een lichamelijke vorm zijn, omdat dat lichaam aan de rechterhand van de Majesteit is gezeten, maar Zijn léven is hier.
172 En bedenk, dit is de laatste belofte, het laatste teken dat de gemeente krijgt, voordat het beloofde teken, de beloofde Zoon, terugkeert. Dat Schriftgedeelte kan niet gebroken worden, weet u. Onmiddellijk na Sodom arriveerde de beloofde zoon en Sodom werd verbrand. Zo zal het opnieuw zijn!
173 Laten we gebedskaarten oproepen van... Hebben we gisteravond 1 tot en met 15 gehad? Laten we een andere vijftien nemen; 85 tot en met 100. Gebedskaarten K. Was het dat? K? Wie heeft K 85? Steek uw hand op. Ja, is ergens? 85, kom maar deze kant op. 86, 87, 88, 89, 90, in K. 90, 95, 100, maak hier een rij, terwijl ik een ogenblik met de rest van het gehoor spreek.
174 Hoevelen hier hebben geen gebedskaart? En u bent werkelijk oprecht, u wilt dat God u helpt. Steek uw hand op. "Ik heb geen gebedskaart, broeder Branham." Let nu op! Beweeg nu niet heen en weer. Ssst! Laat alleen degenen die komen even een moment hiernaartoe gaan. Wees nu werkelijk voor een paar minuten eerbiedig.
175 Denk eraan dat wij in de tegenwoordigheid van de Rechter van hemel en aarde zijn. Hoe eerbiedig zou u zijn als u Hem hier kon zien staan? U zou op uw knieën gaan en schreeuwen, huilen en van alles. Maar Hij ís hier. Hij beloofde het: "Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn..." Dat betekent niet omdat u alleen gezegd hebt: "Hier is een Naam." Dat betekent .".. in Zijn Naam, Ik ben in hun midden." Merk op.
176 Zijn ze daar nu allemaal, die ik heb opgeroepen? Nee. K 85, is dat wat ik heb genoemd, of 90? [Iemand zegt "Vijfentachtig."] 85; 85 tot en met 100, ga hier staan. Als u niet kunt komen... Enige...
177 Daar is iemand op een brancard. Kan iemand zijn kaart controleren? Misschien kan de man niet lopen. Kijk of dat zijn nummer is. Ik zie dat hij een gebedskaart in zijn hand houdt. Als hij dat is, wel, u kunt hem in de gebedsrij helpen. K, 85 tot en met 100. Als daar iemand is die niet kan opstaan, of misschien iemand die doof is; kijk om u heen op elkaars kaarten. En terwijl u dat doet, laat dan de rest van u naar mij kijken.
178 Welnu, gelooft u, dat Hij in den beginne het Woord was? "En het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." "Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig!" Gelooft u dat? Dan, wat het Woord altijd heeft gedaan, het was een onderscheider van de gedachten van het hart. Daarom wisten die mensen dat Jezus de Messias was. Is dat juist? Hoevelen weten dat?
179 Nu was er op een keer een kleine vrouw die geloofde, dat als zij Zijn kleed zou kunnen aanraken, zij gezond zou worden. Herinnert u zich het verhaal? Herinner u nu, dat zij gewoon geloofde. Hij was toen in lichamelijke vorm.
180 En bedenk dat Hij dat maar één keer deed. Hij vertelde de vrouw alleen maar wat ze had gedaan. Ze had te veel mannen. En heel de stad Sichar geloofde in Hem vanwege het getuigenis van de vrouw terwijl zij een prostituee was.
181 En nu willen ze het niet geloven als een voorganger die door God is aangesteld, met het Evangelie, het hun kan vertellen. Zij willen het nog steeds niet geloven. Ziet u? Begrijpt u? Zo traag en verduisterd! Mijn goedheid, de hele wereld ziet eruit of ze onder druk staat. Ik weet gewoon niet hoe het uit te drukken, maar het is hier. Vrienden, ontwaak! Het is later dan we denken.
182 U zit daar nu naar Hem te kijken. Nu zegt de Bijbel in Hebreeën 4 dat Hij een Hogepriester is Die kan worden aangeraakt met het voelen van onze zwakheden. Is dat waar? Als Hij nu die Hogepriester is en u hebt Hem aangeraakt, zou u aanraken zoals die vrouw aanraakte. Nu, Hij voelde de lichamelijke aanraking niet. Hij zei: "Ik bemerk dat ik zwak ben geworden." Geneeskracht ging van Hem uit. Nu, als Hij nog steeds de Hogepriester is, kunt u nog steeds kracht van Hem trekken, omdat Hij gisteren, vandaag en voor eeuwig Dezelfde is.
183 Hoe doet Hij het dan? Zoals God heeft gezegd. In de dagen van Sodom. Wat was dat teken? God, Elohim, in een man die eet en drinkt. Begrijpt u dat? Jezus was God in een man. Daarom onderscheidde Hij hun gedachten. God in een mens! Herhaalde het opnieuw, er staat dat het in de laatste dagen opnieuw zou worden herhaald. "Wanneer Hij geopenbaard zou worden, zou het zijn zoals het was in de dagen van Sodom." Dozijnen maal dozijnen Schriftgedeelten zijn over het hoofd gezien. Maar u hoeft niet de verklaring te hebben; God zal verklaren of het waar is, Hij zal bewijzen dat het juist is. Heb vertrouwen en geloof nu. Eén woord van Hem zou het moeten beklinken.
184 Nu, hemelse Vader, dit is Uw Woord, naar mijn beste weten. Het ligt nu allemaal in Uw handen, Vader. Ik vertrouw mijzelf met dit gehoor aan U toe. Moge het vanavond, wanneer wij van hier weggaan, zo zijn dat wij zeggen: "Was ons hart niet brandende in ons, toen onze Here Jezus in de vorm van de Heilige Geest tot ons sprak, terwijl we daar waren?" Sta het toe, Vader. Dat bid ik in de Naam van Jezus, voor Zijn glorie. Amen.
185 Heb nu vertrouwen, geloof. Ik denk dat broeder Pearry dit binnen een ogenblik zal verplaatsen. [De microfoonleidingen – Vert]
186 En bedenk nu, dat ik deze mensen niet ken. Ze zijn... Deze predikers hier ken ik, ik ken ze allemaal, maar ik zie geen anderen die ik ken. Ik weet dat er daarginds enige mensen zijn die ik zou kennen. Als ik me niet vergis, is dat broeder Pat Tyler, denk ik, die hier zit; ik ben er niet zeker van.
187 In de gebedsrij, als u weet dat ik niets over u weet, steek dan uw hand op. U, die hier in de gebedsrij staat, die de kaart heeft om te komen, steek uw hand op. Jazeker. Nu aan de andere kant, u weet het eveneens.
188 Nu is hier de waarheid. Als Hij uit de dood is opgestaan, dan heeft Hij beloofd dat God, in menselijk vlees, zou worden bekendgemaakt. Welnu, ongeacht hoeveel Hij mij zalft, ú zult met geloof gezalfd moeten zijn om het te geloven. Begrijpt u? We zijn beiden nodig. De vrouw die Zijn kleed aanraakte, moest geloven. Hij zou haar voorbijgegaan zijn. Ziet u? Zíj moest het geloven. Zie?
189 Het is God! Nu, als iemand denkt: "Een gave is een... een prachtig groot mes. God geeft u een gave, u kunt het nemen en ermee snijden en doen wat...", dan hebt u een verkeerde voorstelling van een gave. Een gave is: Weten hoe u zichzelf uit de weg kunt ruimen en God laten doen wat Hij verlangt om te doen. Ziet u, het is weten hoe te ontspannen, zodat God u kan gebruiken op de manier die Híj wil. Uzelf gewoon uit de weg krijgen. Begrijpt u?
190 Nu, ik ken geen van deze mensen; ken deze persoon hier niet. Hier staat een dame, zij ziet er ongeveer eender uit als mijn dierbare die pas naar de heerlijkheid is heengegaan. Zou ik niet een gruwelijk schepsel zijn, als mijn moeder vanavond uit de heerlijkheid neer kon kijken, te bedenken dat ik hier gekomen was om zo'n arm persoon te misleiden? Welk motief zou ik hebben? Ik zou krankzinnig zijn. Ik ben hier om te proberen u te helpen, dame.
191 En het enige wat ik kan doen, is gewoon te doen wat mij is opgedragen. Ik kan mensen niet laten geloven. Ik kan niemand laten geloven. Alleen, ik heb...
192 Ik ben geen theoloog. Ik ben zelfs geen... Ik kan niet, ik noem mezelf geen prediker, zie, omdat ik geen opleiding heb. Een prediker vandaag aan de dag is iemand die zijn kandidaats en doctorsgraad heeft gehaald. Wel, ik weet niet wat die dingen zijn.
193 Iemand vroeg het mij onlangs en zei: "U gebruikt uw zelfstandige naamwoorden en voornaamwoorden niet goed."
194 Ik zei: "Ik weet niet wat dat is. Ik weet het niet." Ik wist niet wat een zelfstandig naamwoord was of een voornaamwoord. Ik zou het u niet kunnen vertellen, al moest het mij redden, het verschil tussen een zelfstandig naamwoord en voornaamwoord. Ik kan het u niet vertellen.
195 Maar één ding weet ik, ik ken Hém in de kracht van Zijn opstanding. Dat is het enige waarover ik mij bekommer. "Hij" is Degene Die ik verlang te kennen. "Hem te kennen, is leven." En dat is mijn doelstelling: Leven, om te leven. Daarvoor bent u hier; leven, om te leven.
196 Nu dame, als de Here Jezus mij iets zou willen openbaren, wat u gedaan hebt, iets wat u niet had moeten doen, iets waarvoor u hier bent, zoals Hij bij die vrouw deed, haar vertelde wat er verkeerd met haar was. Misschien dat Hij vertelt wat er verkeerd met u is, als er iets is, dan zult u weten of het de waarheid is of niet. U zult er getuige van zijn. Zou dat u laten...? U zou weten dat er iets is, iets moest ergens vandaan komen. Het zou niet natuurlijk kunnen zijn. Het zou bovennatuurlijk moeten zijn. Zo is het. Zou het u doen geloven dat dit Woord dat ik gesproken heb, God zou zijn Die Zijn eigen Woord uitlegt; dat het dan God zou zijn Die aan het bewijzen is?
197 Wil het gehoor hetzelfde geloven? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wees nu eerbiedig. Denk eraan, wees nu werkelijk eerbiedig.
U zegt: "Bent u aan het treuzelen, broeder Branham?"
198 Jazeker. Ik ken de vrouw niet. Er is iets anders voor nodig, de Engel des Heren, de Heilige Geest Zelf.
199 Deze Vuurkolom Die de kinderen door Israël leidde, Israël door de woestijn. Ziet u, toen Hij daar was, was Hij Jezus. "Mozes achtte de smaad van Christus van grotere rijkdom dan alles van Egypte." Hij liet Egypte in de steek.
200 Toen Jezus hier op aarde was, zei Hij: "Ik kom van God, en ga naar God." Hij stierf, werd begraven, stond op en steeg op.
201 En Saulus, op weg naar Damaskus, werd door datzelfde licht neergeslagen. En die Jood zou nooit een hallucinatie-licht "Heer" hebben genoemd. Hij zei: "Heer, wie bent U?" Hij wist dat het de Here was Die Zijn kinderen door de woestijn had geleid.
202 Hij zei: "Ik ben Jezus." Gisteren, heden en voor eeuwig Dezelfde.
203 Als datzelfde licht nu in ons midden is, zie, dan bewijst het Zichzelf door hetzelfde voort te brengen als daar. Als Hij dit nu wil doen, zal dat ons doen geloven en blij maken. Is het niet? Moge Hij het schenken. U bent...
204 Ik krijg u zover om iets te zeggen. Ziet u, wanneer u... Wanneer je jezelf uit de weg ruimt, tilt het je ver omhoog; en gewoon elk woord dat u zegt, wat dan ook. U bent een menselijk wezen, ziet u, hebt een geest. En welke geest dat ook is, zodra Hij zalft, zie ik... kan ik zien wat het is en welke weg u daar gaat, door de... Dat is een gave van God. Dat is de manier waarop Hij het deed, sprak tot de vrouw. Hetzelfde, precies hetzelfde.
205 U bent hier ten behoeve van iemand anders. U verlangt gebed voor iemand anders en die ander ligt in het ziekenhuis. Ja. En het is tuberculose. En dat is uw man. Zo is het. En nog iets wat ik zag, hij wordt door de dood overschaduwd. Er hangt een donkere geest over hem, omdat hij geen Christen is. Dat is juist. Is dat niet waar? Ziet u? Hij is geen Christen. Hij wordt door dood overschaduwd. En u bent erin geïnteresseerd dat hij Christus ontvangt.
206 En ik zie dat u ook enige moeite hebt gehad. Of men verwacht dat u tb hebt, of iets dergelijks. Dat is het, u werd doorgelicht of zoiets. Ze hebben... ze hebben u pas doorgelicht voor tb. Dat is waar, is het niet?
207 Wilt u nu met heel uw hart gaan geloven? Nu precies zoals u hebt geloofd, wat u ook geloofde, dit was nu Degene Die het weet, net zoals u het geloofde; ga naar hem toe, vertel hem wat hier gebeurd is en mogelijk zal die donkere geest weggaan, hij zal gered worden, dan zal hij opstaan en naar huis komen. Geloof nu met heel uw hart. God zegene u.
208 Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat betekent, u kunt het beoordelen, hoe u maar wilt. Het is nu aan u.
209 Hoe gaat het met u, dame? Ik veronderstel dat wij onbekenden voor elkaar zijn, maar gelooft u dat God uw moeilijkheden aan mij zou kunnen openbaren? [De zuster zegt: "Jazeker." – Vert] En als Hij het zou doen, dan zou het u grotelijks doen geloven, nietwaar? (Die man komt hier vandaan, zie ik? U geloofde dat een paar minuten geleden.) Nee, ook u staat hier voor iemand anders, dat is uw man. ["Jazeker."] Gelooft u dat de Here Jezus mij kan openbaren wat er verkeerd is met uw man? Gelooft u dat? Hij heeft een hernia. Dat is waar. En er is hier een kind dat een aandoening heeft waar u ook voor bidt. Gelooft u dat dit eveneens zal gebeuren? In orde. Gelooft u nu met heel uw hart? Precies zoals u hebt geloofd, zo zij het. Ik kan niet genezen, ziet u. Ik kan alleen uitspreken wat ik zie. Gelooft u met uw hele hart, dan zal het zijn op de wijze waarop u het hebt geloofd. Geloof het en de Here zegene u. God zegene u.
210 Twijfel niet. Heb geloof. Wees echt eerbiedig. Nu, als u begint... Begin niet heen en weer te bewegen. Zie, u zit echt fijn. Blijf zo en luister nog enkele minuten.
211 Hoe maakt u het, meneer? Ik ken u niet, wij zijn vreemden voor elkaar, maar we moeten elkaar ontmoeten bij het oordeel van Christus en verantwoording afleggen voor onze verschijning hier vanavond. U gelooft dat, is het niet? Zeker doet u dat. [Pauze – Vert] Ik... ik houd een licht in de gaten, meneer, ziet u, het zalft, de Heilige Geest.
212 Welnu, u tobt met uw maag. Uw maag hindert u. Dat is juist. En u hebt iets waar u vanaf probeert te komen, een gewoonte. En dat is werkelijk de oorzaak van uw maag. Binnenkort zal het tot kanker overgaan als u er niet mee stopt; roken. Gelooft u dat God het van u weg wil nemen en u gezond zal maken? Ja? Gelooft u als ik nu handen op u leg terwijl dit Iets, dat u weet, dat mysterieus voor u schijnt te zijn, slechts die zalving van Christus is? Als ik Hem vraag die zaak van u af te nemen en u gezond te maken, kunt u haar afleggen en wegwandelen. Gelooft u dat? [De man zegt: "Ik geloof dat." – Vert] Kom hier. Kom hier, meneer.
213 Satan, op basis van ons geloof, de tegenwoordigheid van Jezus Christus Die over jou en al jouw soortgenoten heeft getriomfeerd, beveel ik deze duivel die deze man naar een vroegtijdig graf zendt met die sigaretten, om uit hem te komen, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
214 Ga nu en wees eroverheen. Geloof en leef zoals u behoort te leven.
215 Gelooft u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Blijf gewoon geloven.
216 Hoe maakt u het? Enorm vriendelijk uitziende dame, gelooft u dat Jezus Christus de Zoon van God is? Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? De reden waarom ik dit zeg, is dat toen Hij... Hebt u wel eens mijn boek gelezen? Daar staat in: "Als u de mensen ertoe kunt krijgen u te geloven." Dat is de hoofdzaak, ziet u, u moet het geloven. U moet... Geen andere manier om God te benaderen, ook al is het door een gave, dan door het te geloven.
217 Zoals Martha zei: "Ik geloof dat U de Zoon van God bent. Als U hier was geweest, zou mijn broer niet gestorven zijn." Begrijpt u? Zij benaderde het juist. Terwijl zij een recht had onenigheid met Hem te hebben over het niet komen, maar dat deed ze niet. Zij kwam met respect en zij kreeg waarom zij gevraagd had.
218 Gelooft u dat God aanwezig is en alle dingen weet? En u gelooft dat Hij in staat is de dingen die verkeerd met u zijn aan mij te openbaren? De kwaal zit in de maag. U hebt complicaties, vele dingen verkeerd. En u hebt complicaties, dat is een gezwel dat in de maag zit. Dat is waar. Zo is het. In orde. Mevrouw Whitley, keer terug, geloof met heel uw hart en u zult gezond worden. In orde. Vreemd dat ik uw naam noemde? Hij kent u ook, ziet u?
219 Hoe gaat het met u? Nu, u hebt een vrouwenkwaal, en het laat zien dat het in de eierstokken zit, en het is een cyste in de eierstokken. Gelooft u dat Jezus Christus die cyste weg kan nemen? Ik behoorde u te vertellen wat pas geleden met mijn vrouw gebeurd is. Zie, toen... Hebt u het getuigenis gehoord? Wel, kan het uwe niet zijn zoals dat van haar? Goed, het zal op die manier zijn als u het gewoon met heel uw hart gelooft.
220 Kijk hier, jongedame. De uwe is ook een vrouwenkwaal, vrouwelijke ontregeling. Gelooft u dat Jezus Christus aanwezig is om u gezond te maken en u te genezen? En gelooft u dan dat het helemaal weg en allemaal voorbij zal zijn en dat u gezond zult worden en een normaal leven zult leiden? In orde. Ga, geloof het nu, het zal precies zo zijn.
221 Gelooft u dat God ook suikerziekte kan genezen, u gezond maken? Goed, wandel gewoon verder over het podium en blijf zeggen: "Ik geloof Hem." En u zult eroverheen komen als u het gewoon gelooft. Een bloedtransfusie van Golgotha zal het zo laten gebeuren.
222 Er is nu iets gebeurd in het gehoor, ik kon het niet helemaal goed begrijpen. [Broeder Branham pauzeert – Vert]
223 Een dame die precies hier naar mij zit te kijken, lijdt aan een maagkwaal. Gelooft u dat Jezus Christus u gezond maakt?
224 Vlak naast haar is een dame die een hartkwaal heeft. Precies daar achter met de... Vlak daar achter, met donker uitziende hoed op, met een hartkwaal.
225 U had het ook. U hebt het gehad. Zie, ik zei: u hád het. U bent nu beiden bevrijd. Jezus Christus maakt u beiden gezond. In orde, ga dan op weg en God zegene u. Heb geloof, geloof met heel uw hart.
226 Op uw leeftijd hebt u complicaties, veel dingen zijn verkeerd. Maar een van de hoofdzaken waarvoor u gebed verlangt, is ook uw hart. Gelooft u dat Hij u gezond zal maken van die hartkwaal en u zal genezen? Goed. Ga, het gelovend en zeg: "Dank U, Heer", en u zult uw genezing hebben.
227 Een nervositeit heeft hem reeds lang gehinderd, maakt hem uitgeput, staat 's nachts op, maar een van de hoofdzaken die u hebt, is deze suikerziekte. Gelooft u dat God u daarvan kan genezen en u gezond kan maken? Blijf gewoon doorgaan met zeggen: "Dank U, Here Jezus. Ik geloof met heel mijn hart."
228 God kan elke soort bloedziekte, bloedarmoede of iets anders, genezen. Gelooft u dat? In orde. Ga door en God zal u gezond maken. Geloof het.
229 Hoe maakt u het? Ik zie u proberen uit bed te komen, heel langzaam, artritis heeft u zo'n beetje te pakken. Maar gelooft u dat het u vanavond zal verlaten en u nu gezond zult worden? Wandel door over het podium en blijf zeggen: "Dank U, Here Jezus", en geloof met uw hele hart.
230 Gelooft u met uw hele hart? Laat hem verdergaan. Hij was daar hoe dan ook genezen, dus... Maar hij greep dat zelf, evenwel...
231 Kom. Gelooft u dat de Here Jezus maagproblemen kan genezen, en u gezond maakt en u naar huis zendt om te eten? Ga verder en geloof het en Jezus Christus zal u gezond maken.
232 Kom, dame. Gelooft u dat de rugkwaal...?... problemen, dingen, u zullen verlaten terwijl u hier langskomt? Blijf voortbewegen en zeggen: "Ik dank U, Here Jezus."
233 Wat denkt u allen? Heeft dit iets aan uw ogen gedaan, vandaag? Gelooft u nu van ganser harte? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie het daar gewoon gaan, bij de mensen!
234 Nu, u, in het gehoor, geloof, kijk wat Jezus Christus de Zoon van God... of Hij nog steeds de Zoon van God is.
235 Ja, deze mensen die hier vandaan gaan en gaan zitten, zijn allemaal gelukkig; kijken naar elkaar, zich verheugend, elkaar vertellend over welke grote dingen de Here gedaan heeft.
236 De kleine dame die hier zit, lijdt aan een rugkwaal. Zit hier met het grijsachtige haar; nee, de dame achter u. U raakte Iets aan, was het niet? U weet dat ik het niet was. Hij was het, de Hogepriester. Gelooft u met heel uw hart dat uw rug u niet meer zal hinderen?
237 Zou u die sigaretten graag willen laten liggen en zeggen: "Ik zal ze nooit meer oppakken, meneer", de dame die naast haar zit? U hebt het lange tijd geprobeerd, maar u kunt er op een of andere manier geen geloof voor hebben. Gelooft u nu dat u er geloof voor hebt? Steek uw handen omhoog als u zegt: "Ik geloof het nu." Goed, rook niet meer. Ga naar huis en wees gezond. Doe zoals u behoort te doen.
"Indien gij kunt geloven!"
238 De kleine dame die hier zit, met de rode mantel aan en die naar mij kijkt, lijdt aan artritis. Gelooft u dat God u gezond kan maken, dame? Ja? In orde. U kunt de uwe hebben. In orde.
239 Ontroerde dat u, zuster aan de overkant? De dame heeft complicaties. Ze gaat het missen. God, help me! Mevrouw Cox, gelooft u? In orde. Deed het niet... Hij dacht dat hij er zo vanaf kon komen, maar dat kon hij niet. U hebt het in ieder geval ontvangen.
Laten we "Prijs de Here" zeggen, vrienden. Weet u niet...
240 Meneer, u hebt kanker, geelzucht. U kunt daar zo liggend niet leven. Dat is waar. Nee, ik kan u niet genezen. Maar u kon niet verbergen wat er verkeerd met u is. Ziet u, het is daar. U, u kunt niet leven met daar te zitten, dat weet u, omdat u... het is met u gedaan. Ze zeggen dat het in uw maag zit en dat is zo. Het is in de lever, wat veroorzaakt dat de geelzucht uitbreekt. Maar gelooft u van ganser hart en wees nu gereed, zoals die mannen die bij de poort van Samaria lagen en zeiden: "Waarom zitten wij hier tot we sterven?" Daar liggend zult u gaan sterven. U hebt nog maar één kans en dat is Hem te accepteren, terwijl u in Zijn tegenwoordigheid bent en geloof het met heel uw hart. Wilt u dat doen? Dan, in de Naam van Jezus Christus, geloof het met heel uw hart en sta op, neem uw bed en ga naar huis, God dankend en prijzend.
241 Gelooft u dat? O, God zal hem kracht geven, zit daar maar niet over in. Als hij... Daar is hij, bezig zijn bed te pakken, het op te vouwen en naar huis te gaan.
242 Gelooft de rest van u? Ga nu op uw voeten staan. Wat met u om op te staan? Het maakt me niet uit wat er verkeerd met u is, sta op! Hef uw handen omhoog en geef Hem lof.
243 Here Jezus, zij zijn in Uw handen, in de Naam van Jezus Christus.