De investeringen
Door William Marrion Branham1 ... om deze enkele minuten met u mensen te hebben. En ik ben broeder Pearry dankbaar voor deze uitnodiging om hier te zijn en voor al uw samenwerking.
2 Ik denk dat dit ons derde bezoek is aan uw fijne stad. Wij hebben de mensen hier altijd vriendelijk gevonden en altijd te spreken, staken de hand uit of zij u kenden of niet. Ik heb enkele zakenplaatsen bezocht en wat zijn zij aardig. Het lijkt altijd anders te zijn dan boven in het koude noorden. Ze zien mij binnenkomen, zij wachten op u en gaan naar buiten en dat is alles. Maar u bezoekt zeer zelden een plaats of iemand zegt: "Dank u! Kom terug en bezoek ons opnieuw!" Ik houd daarvan.
3 Ik denk dan dat broeder Pearry hier, als ik hem zo zou mogen noemen, gewoon... Ik ben ouder dan zijn vader, dus denk ik dat ik hem broeder Pearry kan noemen. Wij kenden de jongen nauwelijks, slechts door de introductie van mijn zoon Billy Paul, die met hem naar school ging. Maar indien er iemand in deze stad is, of uit de buurt, binnen het televisiebereik, die verloren zal zijn op de laatste dag, het zal niet zijn omdat broeder Pearry niet elke inspanning deed om te proberen mensen tot Christus te krijgen. Hij liet zeker niet één rots onbedekt. En ik acht dit een groot voorrecht om hier te zijn.
4 Toen broeder Pearry mij vroeg of ik wilde "spreken op een klein banket" dat hij had en zei dat sommigen van zijn zakencollega's hier zouden zijn... Wel, ik ben zeker geen spreker, ik beweer niet dat te zijn, maar ik dacht dat ik het zou doen. Het zou een eer voor mij zijn na een uitnodiging zoals die te hebben gehad om tot zijn zakencollega's te spreken.
5 Ik heb het voorrecht om internationaal te reizen, rondom de wereld. En ik spreek veel voor de afdelingen van de Volle Evangelie Zakenlieden. En ik weet dat dit gewoon een kleine tijd van gemeenschap is, dus ik zou graag iets willen uitdrukken dat een keer grappig was. Er was een man, nadat ik klaar was met spreken... Het waren allemaal zakenlui. Dus buiten was er een makker die naar mij toekwam en zei: "U bent een prediker, nietwaar?"
En ik zei: "Ja, meneer."
6 Hij zei: "Waarvoor hangt u hier rond deze zakenlui?"
Ik zei: "Ik ben een zakenman."
Hij zei dus: "O, bent u dat?"
En ik zei: "Ja, ik, ik ben een zakenman."
Hij zei: "In wat voor soort zaken doet u, meneer?"
En ik zei: "Eeuwig Leven verzekerdheid."
7 En hij vatte mij gewoon niet precies. Ik zei het snel. Hij zei: "O, de Eeuwig leven verzekering." Ik zei nooit 'verzekering', ik zei 'verzekerdheid' en hij... Maar ik zei het niet tegen hem. En hij zei: "De Eeuwig Leven. Ik weet het niet. Ik geloof niet dat ik er ooit eerder van gehoord heb."
Ik zei: "Dat is heel erg."
Hij zei: "Wel, waar is het hoofdkwartier?"
Ik zei: "De hemel."
8 Ik ben nog steeds in die zaken. Ik zou graag met ieder van u over een polis willen spreken wanneer de dienst vanavond voorbij is. Ik ben zeer geestdriftig over mijn baan. En, dus ik zei nooit 'verzekering', ik zei 'verzekerdheid'.
9 Verzekering is in orde, begrijpt u. Ik herinner mij... Natuurlijk heb ik er op dit tijdstip geen enkele.
10 Ik herinner mij dat, nadat ik getrouwd was, mijn vrouw en ik op een dag in huis zaten. En een goede vriend van mij... Mijn broer is een verzekeringsagent, voor de Western-Southern. Deze jongen was een agent voor de Prudential. Ik ging met hem naar school, een zeer fijne jongen. Zijn broer schrijft voor The Upper Room. Ik geloof dat hij een Baptistenprediker is en dat hij artikelen schrijft in de kleine krant genaamd The Upper Room. Zeer fijne mensen. Dus op een dag kwam hij mij bezoeken en hij zei: "Billy, ik hoor dat je eens een kleine prikkel kreeg over verzekering."
En ik zei: "Ja."
11 Hij zei: "Gaf het je zo'n beetje een klein zuur gevoel tegenover hen?"
Ik zei: "Nee, niet echt."
Hij zei: "Ik dacht dat ik zou komen om een polis met je te bespreken, Billy."
12 En ik zei: "Wel, Wilmer, dank je, maar ik heb verzekerdheid."
En hij zei: "O, neem me niet kwalijk."
13 En mijn vrouw keek om naar mij alsof ik een huichelaar was. Zij wist dat ik er geen enkele had. Zij keek mij gewoon zeer verbaasd aan. Ik zei...
14 "O," zei hij, "neem me niet kwalijk, Billy." Hij moet gedacht hebben dat ik er een had bij mijn broer Jesse. En ik zei...
Mijn vrouw keek naar mij. En hij... Ik zei: "Ja, ik heb verzekerdheid."
En hij zei: "Bij welke firma ben je?"
En ik zei hem hetzelfde: "De Eeuwig Leven."
En hij zei: "O, is dat het?"
15 En ik zei: "Ja, ik heb:
Gezegende verzekerdheid, Jezus is mijn!
O, wat een voorsmaak van Goddelijke heerlijkheid!
Ik ben een erfgenaam van redding, gekocht door God,
Geboren uit Zijn Geest, gewassen in Zijn bloed."
16 Hij zei: "Billy, dat is erg aardig. Ik waardeer dat. Maar dat zal je hier niet op het kerkhof brengen."
17 "Maar", zei ik, "het zal mij eruit halen. Ik ben niet bezorgd..." Uh-huh. Ja, ik ben niet bezorgd over het erin komen; het is om eruit te komen.
18 Na de dienst zou ik nog steeds graag een polis met u willen bespreken, indien... Ik ben zeker dat het juist is.
19 Nu, gewoonlijk laat ik de mensen opstaan wanneer wij het Woord lezen, maar vanavond zal ik dat proberen weg te laten, omdat het zo moeilijk voor u is om te staan. Maar laten wij, net voor wij het Woord lezen, onze hoofden buigen gedurende enkele minuten terwijl wij spreken tot de Auteur van het Woord. Als wij zo'n beetje grappen met elkaar maken en ons zo'n beetje, zoals we het noemen, ontspannen, laat ons dan nu aan de heilige kant komen en de oprechtheid en onze harten naar de hemel wenden terwijl wij het Woord openen. Nu, elk mens die in staat is zijn handen te bewegen, kan de Bijbel openen, maar er is niemand die echt het begrip kan openen behalve de grote Heilige Geest. Laten we dus tot Hem spreken.
20 Onze hemelse Vader, wij zijn zeker opgetogen vanavond om hier met deze groep mensen vergaderd te zijn aan deze kant van de eeuwigheid en deze fijne gemeenschap te hebben. En zoals wij rond deze tafels zitten vanavond en kruiselings naar elkaar kijken, zakencollega's en Christenen, zijn wij ons ervan bewust dat er een andere tijd komt dat wij elkaar zullen ontmoeten. Wij vertrouwen erop dat wij allemaal daar zullen zijn, dat iedereen aanwezig is bij dat grote huwelijksavondmaal in de lucht wanneer de Koning naar buiten zal komen, alle tranen van onze ogen zal wegvegen en zeggen: "Het is wel gedaan, Mijn goede en trouwe dienstknechten, kom binnen in de vreugden des Heren die voor u bereid zijn sinds de grondlegging der wereld."
21 Indien er iemand zou zijn, Heer, die U niet op die wijze kent, bid ik vanavond dat er iets gedaan of gezegd zal worden dat zal veroorzaken dat zij hun manier van denken veranderen, zich naar U omwenden; of het door aanwezigheid hier is, of door het televisiemiddel of door de banden die van hier zullen uitgaan.
22 Zegen ons nu samen en zegen het lezen van Uw Woord. Keer onze harten en gedachten naar het einde van dit leven en wat op dat tijdstip de toestand buiten zal zijn. Want wij zijn er zeker van, Vader, dat wij allen deze wereld moeten verlaten. Wij zijn stervelingen en laten wij naar de Eeuwige kijken, de Enige Die ons leven hierna kan geven. Wij vragen het door de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus. Amen.
23 Gedurende enkele minuten nu, zou ik graag uw aandacht willen vragen voor het lezen van Gods Woord. Ik zou graag beginnen te lezen bij het Evangelie van Markus, ik denk het tiende hoofdstuk, te beginnen bij het zeventiende vers.
En toen Hij uitging op de weg, liep een tot Hem, en voor Hem op de knieën vallende, vroeg Hem: Goede Meester! wat zal ik doen, opdat ik het eeuwige leven beërve?
En Jezus zeide tot hem: Wat noemt gij Mij goed? Niemand is goed, dan Eén, namelijk God
Gij weet de geboden: Gij zult geen overspel doen; gij zult niet doden; gij zult niet stelen; gij zult geen valse getuigenis geven; gij zult niemand te kort doen; eer uw vader en moeder.
Doch hij, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! al deze dingen heb ik onderhouden van mijn jonkheid af.
En Jezus, hem aanziende, beminde hem, en zeide tot hem: Een ding ontbreekt u; ga heen, verkoop alles, wat gij hebt, en geef het de armen, en gij zult een schat hebben in de hemel; en kom herwaarts, neem het kruis op, en volg Mij.
Maar hij, treurig geworden zijnde over dat woord, ging bedroefd weg; want hij had vele goederen.
24 Moge de Here Zijn zegeningen aan het Woord toevoegen terwijl wij ons inspannen om hieruit tekst en context te halen. Nu, denkend aan het onderwerp van met zakenlui te zijn – en ik denk dat zakenlieden altijd geïnteresseerd zijn in goede investeringen – zodat ik nu een tekst noem voor de eerstvolgende ogenblikken: De investeringen.
25 Een goede zakenman kijkt altijd uit naar een goede, gezonde investering. Als hij dat niet doet, is hij geen goede zakenman. Hij moet uitkijken naar iets wat reëel is.
26 En ik zou graag tot u willen spreken over de uitnodiging die ik u enkele ogenblikken geleden deed over deze eeuwig-leven polis, zoals ik mijzelf introduceerde als een zakenman. En ik heb een bedrijf en ik zou er graag enkele ogenblikken met u over willen spreken. En ik heb hier enkele Schriftplaatsen en teksten opgeschreven en ik zou graag deze notities gedurende enkele ogenblikken willen gebruiken.
27 Het is geen goede bedrijfsvoering om te gokken. Ieder mens weet dat gokken geen goede zaak is, omdat het afhangt van geluk. U ziet zelden of nooit een gokker die... De ene dag is hij een rijk man en de volgende dag bedelt hij. Dus je neemt teveel risico met gokken. Ik denk dat een gokker gewoon eenvoudig leeft op de reserve van het ogenblik en niet vooruitkijkt naar de toekomst, of hij zou niet gokken.
28 En ik geloof evenmin in sommige van deze 'slapend rijk worden'-investeringen via een of ander ongeïdentificeerd bedrijf. Nu, elke goede zakenman zou een dergelijke kans niet wagen op wellicht uw spaargelden van het leven, uw verdiensten. En u zou erin investeren, in het een of andere 'beslis snel, word ogenblikkelijk rijk'. En het is ongeïdentificeerd. Iemand loopt erin met een soort idee van: "Hier hebben wij een bepaalde firma" en er is geen achtergrond van. Ik denk dat een goede, gezond denkende man dwaas zou zijn om te proberen een investering bij een dergelijke firma te doen.
29 Want ik had een vriend die eens zo iets probeerde. En toen hij het deed, verloor hij alles wat hij had en hij verloor al zijn levensverdiensten. Ongeveer op het punt om met pensioen te gaan, dacht hij: "Wel, ik zal deze kans nemen", omdat de man de schijn wekte dat hij wist waar hij over sprak. Maar hij kwam erachter dat de firma slechts een nepfirma was, zonder voorraden of iets, zodat de arme kerel alles verloor wat hij had.
30 Ik denk dus dat, als een mens een goede investering wil doen, hij altijd eerst zijn firma zou moeten controleren of waarin hij zijn investering ook doet en uitzoeken wat hij gaat doen. Ik denk dat elk verstandig denkend persoon dat zou doen.
31 En dan opnieuw, voor ik verderga, zou ik graag willen zeggen dat het geen goed idee is uw geld in uw zak te houden. Veel mensen zeggen: "Ik zal het gewoon in mijn zak doen en ik heb het." Maar, weet u, u zakenmannen en -vrouwen, u denkt niet in die termen. En het is geen goede zaak, omdat het gestolen kan worden.
32 Het is het beste om het in omloop te hebben. Zoals de Here eens zei, Hij gaf zoveel talenten aan zovelen en zulke, en dan... Zij deden er een investering mee. En aan degenen die een goede, gezonde investering deden, gaf Hij de dividenden. Maar toen de ene man zei: "Ik hield het gewoon. Ik wilde er geen enkele kans op wagen. Ik deed het in mijn zak. Of, ik begroef het ergens." Toen nam Hij wat Hij hem had gegeven en gaf het aan degene die er meer dividenden van getrokken had, die het in een goede investering had gedaan. En dat is de wijze waarop onze Heer dingen doet.
33 Nu, als u in iets zou willen investeren, in iets waarvan u zeker wilde zijn, dan zou u een goede betrouwbare firma moeten vinden waarvan bewezen is dat het juist zal renderen. Nu, dat is een goede, gezonde investering. Nadat u de firma getest hebt, de achtergronden ervan weet, met iemand gesproken hebt die zaken met deze firma gedaan heeft en de getuigenis van iedereen hoort: "Het is honderd procent. Ze zijn altijd gewoon stipt op tijd met hun dividenden. En er staat een groot reservekapitaal achter, zodat de firma niet failliet zal gaan." En dat is een goede, gezonde investering. Nu, dat is, door heel het leven heen, de mensen onderwezen.
34 Nu, wij spreken vanavond over de Schrift, over een jonge, Hebreeuwse jongen, die een vermogend soort knaap was. Zonder twijfel zal hij uit een echt, goed thuis gekomen zijn. Zijn getuigenis toonde aan dat hij van een goed thuis gekomen was. Hij werd in de Bijbel "de rijke jongeling" genoemd. Vanavond ga ik het een klein beetje veranderen en zeggen "een rijke jonge zakenman", omdat hij een zaak had en in zaken geïnteresseerd was. En zonder twijfel was zijn vader een groot, succesvol zakenman geweest of hij zou waarschijnlijk niet gehad hebben wat hij had. Maar hij was grootgebracht om een zakenman te zijn.
35 En hij had iets gezien in deze jonge Makker van Galilea, deze jonge Profeet, genaamd Jezus van Nazareth. Ongetwijfeld had hij zijn priester over Hem horen spreken en misschien tegen Hem. Maar toen hij voor het eerst een glimp van de Here Jezus opving, was er iets aan Hem dat verschillend was van elk ander mens.
36 En ik zeg dit als een Christen: het is waarlijk niet veranderd. Wij hebben grote theologen in het land, door de wereld heen. Wij hebben die gedurende duizenden jaren gehad, die een geloofsbelijdenis tot ons kunnen brengen. En ze zijn getraind in die geloofsbelijdenissen en een kerk die een reeds lang gevestigde kerk is. Maar dat is nog steeds niet de polis waarover ik vanavond spreek. Ik spreek over eeuwig leven.
37 En deze jonge makker, die wist dat hij een lid van de kerk was, zag in Jezus toch iets verschillends. Hem werd dus de gelegenheid gegeven een investering te doen toen hij Jezus vond en zag wat Hij deed. En hij had zijn Bijbel gelezen en in Jezus datgene gezien wat hij in zijn kerk had horen lezen van zijn profeten en wat zij waren. En hij had dat zonder twijfel bestudeerd. En toen hij dan in deze Jezus van Nazareth, Die verondersteld werd onder het volk te zijn, de Profeet zag, zag hij iets in deze Man wat Hem met de Schriften identificeerde.
38 En ik denk dat het vandaag niet al te zeer veranderd is. Bijbellezers en Bijbelliefhebbers, wanneer wij in onze intellectuele vermogens echt een glimp krijgen van wat Jezus was en wat Hij is, verandert het onze gehele houding. Er is niemand zoals Hij, ongeacht hoe fijn iemand is. Wij zeiden dat wij begrepen dat Hij... Wij veronderstellen dat Hij niet veel scholing had en dat Hij sprak als een gewone man, en Zich kleedde als een gewone man en onder gewone mensen leefde. Maar toch was er iets uitzonderlijks aan deze Man en het trok de aandacht van deze jonge makker. In zoverre dat hij wellicht alle weelde van de wereld had die hij nodig had en in zijn mensenleven zou gebruiken en hij was daar zeer tevreden mee. Maar hij zag dat deze Man in de toekomst keek en hun de dingen vertelde die zouden komen en Zichzelf in de Schrift identificeerde en dat God Zichzelf in de Man vereenzelvigde.
39 Nu, er is geen mens die leeft en bij zijn gezonde verstand is, of hij vraagt zich altijd af waar hij vandaan komt, wie hij is en waar hij heengaat. Er zijn vele boeken geschreven, filosofen zijn opgestaan en gevallen. Maar er is slechts één Boek dat u zal zeggen wie u bent, waar u vandaan komt en waar u heengaat, en dat is de Bijbel. Dat is het enige Boek. Elk van al de fijne boeken die wij hebben, zou u als rommel kunnen wegwerpen. Dit is de Waarheid. Alles wat hiermee in tegenspraak is, is niet juist. "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Mijn Woord zal nooit falen. Het woord van ieder mens zal een leugen zijn, dat van God zal waar zijn."
40 En wanneer u iets zo definitief voor u ziet en de Schriften beloofd voor die dag, wat die Messias moest zijn. En deze jongeman zag dat door God geïdentificeerd, en dat maakte Jezus toen volkomen verschillend van elke andere man die hij ooit gezien had. Hem werd dus de gelegenheid gegeven.
41 Toen hij de Here Jezus had gevonden en Hem wellicht in Zijn samenkomsten en Zijn dienst gezien had, liep hij op Hem toe en viel neer aan Zijn voeten, tonend dat zijn houding van benadering correct was.
42 En hij zei: "Goede Meester, wat zou ik kunnen doen om eeuwig leven te hebben?" Nu, dat is de vraag. Niet zijn geld, of niet: "Zou ik tot Uw kerk kunnen toetreden, Meneer? Of zou ik tot Uw organisatie kunnen behoren?" Maar: "Wat moet ik doen om eeuwig leven te hebben?" Dat was de vraag.
43 En hem werd de gelegenheid gegeven het te ontvangen, maar hij nam een onbezonnen beslissing. Hij wees het af. Hij was niet geïnteresseerd toen hij erachter kwam wat ermee gepaard ging. Hij besefte dat teneinde dit te doen hij zijn populariteit moest opgeven. Omdat Jezus impopulair was, niet geloofd werd onder, ik zou vermetel zeggen, negentig procent van de mensen of misschien zelfs vijfennegentig procent. Hij werd niet geloofd, was als een "met een boze geest bezeten persoon", en werd door velen "Beëlzebul", een duivel, genoemd.
44 En toch identificeerden de Schriften Hem perfect. Hij had ernaar terug verwezen, zeggend: "Onderzoek de Schriften, want daarin denkt gij eeuwig leven te hebben. En zij zijn het die van Mij getuigen of zeggen Wie Ik ben."
45 Deze Hebreeuwse knaap, die in een thuis opgevoed was, wist dat de Bijbel het hun duidelijk gezegd had, de rollen. God Jehova had gezegd: "Als er iemand onder u opstaat die geestelijk is of een profeet, Ik, de Here, zal Mijzelf aan hem in visioenen bekendmaken. En als wat hij zegt gebeurt, hoor dan naar die profeet want Ik ben met hem. Maar als het niet gebeurt, hoor er dan niet naar."
46 Dat is duidelijke taal. Het is slechts gezond denken. Als hij het zegt en het gebeurt niet, dan is het een leugen; God zei het niet. Maar als hij het zegt en het gebeurt, is dat waarheid. En niets is er méér waar dan de waarheid.
47 Deze jongeman dus, had dit in de Here Jezus gezien en wist dat Hij de sleutels had tot dit eeuwige leven. En hij wilde dit eeuwige leven, maar wees de gelegenheid af om zijn investering te doen. Hij was niet geïnteresseerd in zo'n investering. Hoewel de...
48 Het was duidelijk geïdentificeerd dat Hij de Zoon van God was; is perfect geïdentificeerd. De maagd was zwanger geworden en had de Zoon voortgebracht. Hij had elk teken gedaan dat de Messias verondersteld werd te doen.
49 Maar teneinde Hem te accepteren, moest hij weggaan van zijn traditie. Hij moest zich ervan afwenden.
50 Wij zouden het graag alleen toepassen op de... deze Joodse jongen, maar het is heel jammer te moeten opmerken dat het vandaag net zo is. Het is een grote prijs. Wij kunnen het toepassen op de kerken van vandaag. En vele keren zijn mensen, die zichzelf gelovigen noemen, niet bereid zich af te scheiden en zich af te wenden van de dingen van de wereld, zoals deze jongeling gevraagd werd te doen om deze polis van eeuwig leven te hebben. Toch zien ook wij achteraf dat het zeer wel door de Schrift geïdentificeerd is en dat de polissen nog steeds gegeven worden aan ieder die het wil ontvangen.
51 Zoals ik zei, zag hij iets in Jezus wat geen mens had, maar de prijs was zo hoog dat hij de prijs niet wilde betalen.
52 Het is hetzelfde vandaag. Zoals ik geloof dat ik vanavond misschien zou mogen spreken tot verschillende denominaties; Methodist, Baptist, Presbyteriaan, Rooms-katholiek, Orthodox-Joods, Boeddhist, wat er ook meer is. Dat zijn de zakenmensen van de steden. Maar er is, werkelijk, wanneer u iets ziet met uw eigen ogen, dat de Schriften identificeert als de Waarheid; wij zouden de onredelijkste mensen zijn om het af te wijzen, als wij in eeuwig leven geïnteresseerd zijn. Het zou een onbezonnen beslissing zijn, zoals deze jongeman die nam. Menigmaal begaan zelfs onze geestelijken vandaag deze zelfde onbezonnen vergissing, hoewel zij gepolijste geleerden in geloofsbelijdenissen zijn die het van A tot Z weten. Maar herinner u dat die priesters in die dag ook de rollen van A tot Z kenden, maar niet zagen wat deze jongeman zag.
53 En hij was erin geïnteresseerd dat Jezus hem eeuwig leven gaf. Maar toen hij erachter kwam wat het hem zou kosten, toen was hij niet geïnteresseerd.
54 U weet dat de Bijbel het ons zegt in dit tijdperk waarin wij leven. Zoals onze allerhartelijkste broeder Pearry Green ons hier uiteen heeft gezet, dat hij geloofde dat het in de laatste dagen was. Ik geloof dat beslist met heel mijn hart. Ik geloof dat de Schrift het identificeert.
55 Ik geloof dat de wetenschap het identificeert. Wetenschappers zeggen: "Het is drie minuten voor middernacht." De... Onze programma's die wij op de televisie zien en op de radio horen en hoe onze mensen handelen, het is...
56 Zoals ik hier of ergens anders een opmerking maakte, herinnert het mij aan al het tekeer gaan dat zij doen. Het doet mij denken aan een kleine jongen die 's nachts fluitend over het kerkhof gaat en zichzelf probeert wijs te maken dat hij niet bang is, maar hij is het.
57 Dat is er aan de hand met al ons gedoe bij alles wat wij vandaag doen, al ons populair tekeer gaan. Wij proberen mensen te laten denken dat wij niet weten dat het uur nabij is, maar wij weten dat het nabij is. Onze wetenschappers weten het. Onze... Het Pentagon weet het. Wij weten allemaal dat er iets op het punt staat te gebeuren. U kunt het gewoon in de atmosfeer voelen en wij weten dat het nabij is.
58 En onze Bijbel zegt ons, in Openbaring het derde hoofdstuk, dat de kerk in dit tijdperk geïdentificeerd zal worden net zoals deze rijke, jonge, Hebreeuwse jongen: "rijk, aan geen ding gebrek", dit Laodicéa tijdperk. Als er hier toevallig predikers zijn of Bijbellezers; dit is het Laodicéa tijdperk. En er staat: "Omdat ik rijk ben, gezeten ben als een koningin, heb ik niets van node." Er staat ook: "Gij weet niet dat gij zijt jammerlijk, arm, blind, ellendig, naakt en gij weet het niet." De droevige zaak van dit schriftuurlijke citaat is...
59 Als wij een man of een persoon op straat zien die blind was en naakt en ellendig en arm, dat zou een verschrikkelijk gezicht zijn. Er is niemand die niet naar hem zou toelopen zo snel als hij kon en zou zeggen: "Vriend, u bent naakt. U moet... U bent onbedekt. Kom snel binnen en laat mij u wat kleding geven. En ik zal u ergens mee naartoe nemen en zien of ik een dokter kan vinden zodat men uw zicht kan herstellen", of proberen om iets voor de persoon te doen.
60 Wat als u een dergelijk persoon zou ontmoeten en ze zouden zich naar u toewenden en u vertellen u met uw eigen zaken te bemoeien? Ze weten zelfs niet dat ze in die toestand zijn. Nu, als u op die wijze bent en het weet, is het niet zo erg. Maar wanneer u op die wijze bent en het niet weet, is dat het ergste deel. U kunt het ze niet vertellen.
61 En deze Schriftplaats moet vervuld worden zoals alle Schriftplaatsen moeten worden vervuld. De Bijbel zei dat dit de toestand zou zijn in de laatste dagen. En zij hebben Jezus afgewezen en Hij was aan de buitenkant van de kerk, proberend om binnen te komen. Men wees het af, gewoon even duidelijk als deze jonge Hebreeër deed. En dit was de heidengemeente, de bruidsgemeente is eruit geroepen, de 'christelijke kerk' genaamd in de laatste dagen; maar zij zetten Hem om dezelfde reden buiten als waarom deze jonge Hebreeuwse zakenman Hem buitenzette. De prijs was te hoog. Zij konden het niet ontvangen.
62 De Bijbel zegt hier dat men rijk was en dat zij zeiden dat zij niets nodig hadden. Deze jonge jongen was rijk en had niets van node. "Wij zijn een fijne denominatie die grote orden heeft opgebouwd. Wij hebben de broederschap. Wij hebben dit, dat en al het andere. Wij hebben onze geloofsbelijdenissen gehad gedurende honderden jaren. Wij zitten gebeiteld. Wij hebben niets van node. Zeg ons er maar niets over!"
63 Wel, dat is een arrogantere houding dan die deze jonge makker aannam. Hij nam niet dat soort houding aan. De Bijbel zei dat Jezus naar hem keek en hem liefhad.
64 Ik vraag mij vandaag af of temidden van al onze verwarring en onze wereldsgezindheid en toch proberen vast te houden aan onze christelijke belijdenis, of het niet de liefde van God is die de bediening dringt om op het veld te blijven. Ik vraag me af of het niet hetzelfde is, wanneer wij Hem hier vinden, kloppend aan de deur, proberend om binnen te komen. Nu, wij ontdekken dat deze dingen door alle eeuwen heen op deze wijze zijn geweest.
65 Nu, om tijd te sparen spreek ik weer over de polis en geef het gewoon vergelijkbaar in grote trekken voor u weer.
66 Nu, deze rijke jongen nu vroeg niet om tot Zijn gemeente toe te treden. Hij behoorde tot de kerk. Hij bewees het.
67 Jezus zei tot hem: "Onderhoud de geboden; gij kent ze. Pleeg geen overspel. Steel niet, lieg niet, bedrieg niet. En dan, eer uw vader en uw moeder."
68 En deze jonge makker bewees dat hij een fijne, welopgevoede jongen was, niet wat wij vandaag gewoon een of andere vandaal zouden noemen. Hij was een fijn type jongen, die in een goed thuis was opgevoed. Hij zei: "Meester, ik heb deze dingen gedaan sinds ik een jongen was, heel mijn leven." Ziet u, het toont aan dat zijn ouders fijne mensen waren. Hij ging naar een kerk die geloofde in het houden van de geboden. Maar toch, de geboden houdend, werd er in de kerk niet beantwoord aan wat hij in Jezus zag. Hij wist het.
69 Met onze geloofsbelijdenis en met onze gemeente en het houden van de geboden geeft het ons nog steeds geen eeuwig leven. Het gaf het toen niet en evenmin geeft het dat vandaag. Er is iets wat u moet doen.
70 Nu, wij ontdekken dat het niet was omdat hij geen kerklid was. Het was niet omdat hij moreel niet juist was. Dat was hij wel.
71 Maar wij kunnen een kerklid zijn en moreel juist, en nog steeds geen eeuwig leven verkregen hebben. Niet het Woord te kennen; sommigen van hen zijn theologen en geleerden en zondagsschoolleraars, Bijbeluitleggers, maar dat betekent niets. Satan kent die Bijbel beter dan wie van ons ook. De Bijbel zegt: "Hem te kennen, is leven", niet het Woord kennen. "Hem kennen, is leven." Satan gelooft ook en siddert. Maar wij moeten een ervaring hebben van een dood, begrafenis en opstanding van ons oude leven tot het nieuwe leven dat komt in Christus. En het nieuwe leven komt alleen door de Heilige Geest.
72 Nu, laten wij enkelen van deze mensen onderzoeken die gedurende de tijdperken deze polis hielden, en zien of het loont of niet. Dan, zoals ik u in het begin zei, zou ik er gewoon van houden u te brengen tot iemand die u zou kunnen raadplegen wanneer u een investering gaat doen. Zoek uit wat er gebeurt, wat het echt opbrengt. U zou dat moeten doen in uw zaken. Ik wil over enige houders van deze polis spreken.
73 Vanavond breng ik, daar in Genesis, een profeet genaamd Noach onder uw aandacht. Ofschoon hij beproefd werd op elke mogelijke wijze, op elke manier waarop Satan hem kon beproeven om hem die polis te doen opgeven, hield Noach de belofte van God vast, de polis van leven, omdat God hem zei dat alles buiten die ark vernietigd zou worden ofschoon het wat ongewoon leek voor de modern denkende mensen van zijn dag.
74 Dat is wat het Evangelie vandaag doet. Het is de ongebruikelijkheid, omdat God ongewoon is. Zijn Woord wordt ongewoon uitgelegd, vergeleken met hoe wij het soms hebben uitgelegd.
75 Maar zoals ik eerder zei, God heeft niemand nodig om Zijn Woord uit te leggen. Hij geeft Zijn eigen uitleg door de dingen te laten gebeuren die Hij zei dat Hij zou doen. Hij legt Zijn eigen Woord uit. Hij heeft onze interpretatie niet nodig. Onze interpretatie, dat zijn gewoon onze eigen door de mens gemaakte gedachten die wij erin leggen.
76 Toen God zei: "Er zij licht", was er licht. Dat behoeft geen uitleg.
77 God zei: "Een maagd zal zwanger worden" en zij werd het. Dat heeft geen enkele uitleg nodig.
78 Jezus zei: "De Zoon des mensen gaat op naar Jeruzalem en wordt in de handen van zondige mensen overgegeven. Zij zullen Hem kruisigen en op de derde dag zal Hij weer opstaan." Dat behoeft geen uitleg.
79 Hij zei: "Een kleine tijd en de wereld ziet Mij niet meer, toch zult gij Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde van het tijdperk, tot de voleinding." Hij is hier. Het heeft geen enkele uitleg nodig. Het is Zijn belofte.
80 "De werken die Ik doe, zal hij ook doen. Hij die in Mij gelooft, zal ook de werken doen die Ik doe." Dat wordt gevonden in Johannes 14:12. En wij weten dat dit waar is, zodat het geen enkele uitleg behoeft.
81 Noach, met het Woord van God, hield eraan vast, omdat hij een polishouder was van een levensverzekering, levensverzekerdheid. Hij hield de polis. En hij was een agent voor de polis en hij ging er overal mee naartoe. Maar omdat het impopulair was, kon hij er niemand toe krijgen het te vatten, alleen zijn eigen gezin. Hij was... Zijn polis leek voor de mensen helemaal uit de tijd. Het leek tegen de wetenschappelijke redenering van de dag te zijn. "Regen komt neer van de hemel."
82 Onthoud dat het nooit op aarde had geregend. De wereld stond rechtop. Wij kunnen dat vandaag bewijzen, dat hij eens op deze wijze stond. En God bewaterde de plantenwereld door bevloeiing vanuit bronnen in de aarde.
83 Nu, de wetenschap in die dag was waarschijnlijk veel knapper dan nu, omdat men de sfinxen en de piramiden bouwde, enzovoort, dingen die wij vandaag niet zouden kunnen proberen te doen. Wij hebben geen krachten die het zouden kunnen doen, maar zij bouwden het. En ik veronderstel dat zij de maan met radar beschoten of wat zij in die dag hadden.
84 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach," een andere beschaving die erop lijkt, "zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen."
85 Wij zagen hier onlangs waar men een moderne waterleiding opgroef, hier in oud Mexico, waar men helemaal geen geschiedenis van heeft. Ziet u, het kan misschien uit een ander vervlogen tijdperk geweest zijn.
86 Jezus zei: "Zoals het was in die dag", knappe mensen, intelligent. Maar als het zo was, dan zal er een levenspolis aan de mensen worden aangeboden. Hij zei het.
87 En Noach kan misschien niet in staat zijn geweest het uit te leggen. Zoals de wetenschap zei: "Wij kunnen de instrumenten nemen en bewijzen dat er daar boven geen regen is. Meneer, u bent niet goed bij uw verstand." Maar nog steeds wist hij dat de stem die tot hem sprak God was.
88 Als God dus gezegd had: "Er is water dat van boven komt", ofschoon er geen water was, God is Elohim, de in Zichzelf Bestaande. Hij is de Algenoegzame. Als Hij zei: "Er kan daar boven water zijn", is Hij bekwaam daar boven water te plaatsen om Zijn Woord te houden.
89 Onze vader Abraham is de vader van vele naties. Als er hier misschien Joodse mensen in de buurt zitten die zich afvragen hoe de heidenen werden binnengebracht, Abraham was de vader van vele naties. "En hij twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof." Hij hield ook de polis vast. God had hem een belofte gedaan om vader van vele naties te zijn, niet alleen de Hebreeuwse natie, maar andere naties, waarvan hij vader zou zijn.
90 Merk op hoe hij handelde. De belofte die God hem gaf, was vermetel, radicaal. Hij was vijfenzeventig jaar oud en Sara was vijfenzestig voor hij de belofte kreeg. Maar hij scheidde zichzelf af van de ongelovigen, omdat hij wist dat hij de erfgenaam der gerechtigheid was door de wil van God en het deed er niet toe hoelang het duurde!
91 Wellicht ging de eerste maand voorbij en zei hij tegen Sara: "Hoe voel je je?"
"Er is geen verschil."
92 Hij zei: "Wij zullen de baby hoe dan ook hebben. God zei het. Ga voort en maak de slofjes. Maak alles gereed. God zei dat wij hem zouden hebben. Dat maakt het vast."
Het eerste jaar ging voorbij. "Schat, hoe voel je je?"
"Geen verschil."
93 "Wel, het zal een groter wonder zijn dan als het de eerste maand was gebeurd."
94 Ziet u, zij was ongeveer tien jaar voorbij de menopauze toen de belofte werd gegeven. Zij hadden geen kinderen. Zij was onvruchtbaar en hij was steriel. Dus zij... Maar hij hield nog steeds die polis vast, omdat het het Woord van God was, een belofte. Hij zou er geen afstand van doen. En de Bijbel zei dat Abraham niet aan de belofte twijfelde door ongeloof, maar sterk was en God de lof gaf, dit wetend dat Hij in staat is datgene te doen wat Hij beloofde te doen. Het kind werd dus geboren, omdat hij de polis hield.
95 Noach hield zijn polis en het redde zijn leven. Dat was de uitbetaling. Niet alleen zijn leven, maar het leven van zijn gezin; het betaalde uit door hen te redden.
96 Laten wij over een andere investeerder spreken van deze verzekering van eeuwig leven. Daniël, de profeet; toen, zoals wij het zouden kunnen noemen... Indien u het wilt excuseren, als een wereldse uitdrukking. Ik zou het niet moeten doen, veronderstel ik, hier achter de kansel. Het is de enige manier die ik ken om het te zeggen. "Als het menens is." Koning Nebukadnezar was binnengekomen en had de kinderen Israëls meegevoerd, omdat zij van God waren weggegaan. Dat waren ze, terwijl zij nog steeds al hun offers brachten.
97 Toen God hun vroeg lammeren en stieren te offeren, enzovoort, ging een man, een fijne Jood met een vette stier de weg af, of met een klein lam onder zijn arm. Op de dag van de verzoening ging hij heen om het dier voor zijn zonde te offeren. Hij was oprecht toen hij dat lam doodde en de priester het doorstak. En hij hield zijn handen erop, wetend dat er leven werd genomen om zijn leven te redden. Hij was er oprecht in. En zolang hij oprecht was, was het in orde. Maar de tijd kwam dat het een familietraditie werd. Toen zei God, door een profeet die Hij op het toneel zond, Jesaja genaamd: "Uw offeranden, uw plechtige feesten, stinken in Mijn neus."
98 Dat is waar wij de mensen gekregen hebben. Wij zijn tot de kerk toegetreden. Wat in orde is, wij doen die dingen. Maar u zegt: "Bent u een Christen?" "Ik ben Methodist. Ik ben Baptist. Ik ben Presbyteriaan, Pinkstergelovige of iets anders." Het is een traditie. Er is geen binnengaan meer in oprechtheid. Men wil niet verder bewegen, meegaan met de Schriften en zo. Men leeft gewoon op elke wijze waarop men wil. Als zij een voorganger krijgen die hen probeert te corrigeren, werpen zij hem buiten. Zij hebben niets met hem te doen als hij Hollywood niet in de kerk kan brengen: feestjes, bunco-feestjes, soepmaaltijden en heel de rest, de vrouwen laten handelen op elke wijze die zij willen en hen zich laten kleden op elke manier die zij maar willen, immoreel, alles. Seksuele aantrekkingskracht wordt een moderne trend. Het is een schande.
99 Jezus zei het tegen die vrouw. U mag zo deugdzaam zijn als u maar kunt, maar u zult zich verantwoorden voor overspel op de dag des oordeels, u die deze kleding draagt. Jezus zei: "Wie naar een vrouw kijkt om haar te begeren, heeft reeds overspel met haar gepleegd in zijn hart." En het doet er niet toe hoe onschuldig u bent, die zondaar zal zich verantwoorden voor overspel en u bent degene die zichzelf aanbood. U, Christenen, bent u niet beschaamd? U zou moeten handelen als dochters van God.
100 En u mannen, leden van de kerk, diakenen, zelfs tot predikers, die uw vrouwen zult toestaan dat te doen, u zou zonen Gods moeten zijn. Dat klinkt niet als het gedrag van een zoon van God met de natuur van zijn Vader in zich. Bevreesd om iets te zeggen, omdat de organisatie u eruit zou zetten. Dat is juist.
101 Daniël nam zich in zijn hart voor dat hij zijn investering niet zou verontreinigen. Hij nam het zich voor: "Ongeacht wat de wereld doet, hoe rijk de koning wordt en hoezeer hij probeert mij er vanaf te krijgen in de dingen van de wereld, ik zal het niet doen. Ik zal mijn investering niet besmeuren."
102 O christelijke wereld, verontreinig uw investering niet die u in eeuwig leven hebt gedaan. U zult het verontreinigen.
103 Daniël nam zich voor dat hij het niet zou doen. Het betaalde uit door zijn leven te redden toen hij in de leeuwenkuil werd geworpen. Zijn investering bracht echt wat op.
104 De Hebreeuwse kinderen waren vastbesloten dat zij geen afgod zouden aanbidden. En het betaalde uit door hun leven te redden in een vurige oven.
105 Dan komt Simon Petrus, een fijne Farizeeër die door zijn vader was onderwezen dat de dag zou komen dat de Messias zou komen. Door al de tijdperken heen had het Joodse volk ernaar uitgekeken. En ongetwijfeld had zijn vader hem gezegd: "Zoon..." Eens las ik er een verhaaltje over, het kan misschien fictie geweest zijn. Ik zeg niet dat het authentiek was.
106 Maar hij zei: "Ik heb uitgekeken naar de tijd van de komende Messias. Ik weet dat vóór die tijd komt, er allerlei soorten 'ismen' zullen zijn, valse dingen die voortgaan. Maar zoon, als Hebreeër, is ons als Hebreeërs geleerd om onze profeten te geloven, want het Woord des Heren komt tot de profeten en tot hem alleen. De Here zei: 'Ik doe niets tenzij Ik het eerst aan Mijn profeten openbaar.' En deze Messias komt volgens Mozes: 'De Here, uw God, zal een profeet onder u doen opstaan, uit uw broeders, gelijk mij.' En de Messias zal geen opleider zijn. Hij zal geen denominatie zijn. Hij zal een profeet zijn en het Woord des Heren zal met Hem zijn."
Andreas had Johannes horen spreken van zo iemand die kwam, "de Doper."
107 Maar toen ging Simon op een dag zelf naar voren in de tegenwoordigheid van deze Jezus van Nazareth. En zodra Hij naar hem keek, zei Hij: "Uw naam is Simon en u bent de zoon van Jonas." Hij nam er onmiddellijk een polis uit. Hij wist dat dat de Messias was. Dat was de betuigde Schrift van zijn dag, de Messias. Hoe faalden de anderen om het te zien?
108 Er was er een die daar stond, Filippus genaamd, die ongeveer vijfentwintig kilometer rondom de berg ging naar een man, Nathanaël genaamd. Zij hadden samen Bijbelstudies gehad. Misschien was hun conversatie iets als dit, toen hij hem biddend onder een boom vond. Hij zei: "Nathanaël." Natuurlijk was hij een gentleman die Jezus volgde. Iedereen die Jezus volgt, zal een gentleman zijn. Hij vond hem dus biddend; hij wachtte een poosje. Maar merk op dat hij nooit met hem sprak over zijn olijfbomen, enzovoort. Hij ging recht op het doel af: "Kom, zie Wie wij vonden, Jezus van Nazareth, de zoon van Jozef."
Hij zei: "Nu, zou er iets goeds kunnen komen uit Nazareth?"
Hij zei: "Kom en zie."
109 Dat is het beste antwoord dat enig man een ander zou kunnen geven. "Kom, ontdek het voor uzelf. Zit niet thuis en bekritiseer. Kom, onderzoek het zelf."
110 Op de weg eromheen kan hun conversatie misschien zoals dit geweest zijn. Misschien zei Nathanaël: "Je weet dat wij gedurende jaren naar een Messias hebben uitgekeken. Je weet, Filippus, hoe we dit bestudeerden. Wel, ik geloof dat als de Messias komt, God de gangen in de hemel zal opentrekken en de grote gangen naar beneden zal laten komen, de trap recht naar onze grote tempelhof waar Kajafas onze hogepriester is en Hij zal zeggen: 'Hier ben Ik.'" Ziet u? Maar dat is niet de wijze waarop de Schrift zei dat Hij zou komen.
111 Hij zal alleen komen op de wijze waarop de Schrift zei. Hij was binnengekomen als een profeet net als Mozes, een gewone man, een schaapherder.
112 Merk op, en toen hij naar voren kwam in de tegenwoordigheid van de Messias was Hij in de gebedsrij aan het bidden voor de zieken of wat Hij ook aan het doen was. Wij ontdekken dat de Messias naar hem kijkt en zei: "Zie, een Israëliet waarin geen bedrog is."
113 U mag nu misschien denken dat het was omdat hij op die wijze gekleed was. Maar bedenk, dat al de oosterse volken hetzelfde gekleed zijn, tulband en baard, enzovoort. U herinnert zich dat Jezus ook met hen wandelde op de weg naar Emmaüs, de hele dag lang na Zijn opstanding en zij kenden Hem zelfs niet. Hij was op dezelfde wijze gekleed.
114 Wij ontdekken dus dat hij in deze grote tegenwoordigheid van Hem zei: "Rabbi." Deze fijne, jonge Hebreeër zei: "Rabbi, wanneer kende U mij? Wanneer kende U mij ooit, wist U dat ik een Israëliet ben en eerlijk, de reputatie die ik heb? U hebt mij nooit eerder gezien. Hoe kende U mij?"
115 En Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u onder de boom was, zag Ik u."
116 Hij nam er een polis uit. Viel aan Zijn voeten, zoals deze andere jonge kerel had gedaan, en zei: "Rabbi, U bent de Zoon van God. U bent de Koning van Israël." Zijn naam is onsterfelijk vandaag.
117 Er is een kleine vrouw. Ik kan misschien over haar spreken vanwege de dames die dichtbij staan. Deze kleine dame was niet zoals u. Zij had een morele last tegen zich, met de kerk. Misschien was het een jong kind geweest dat op straat was gezet en verkeerd was gegaan. Misschien hadden haar ouders geen zorg voor haar gedragen. Zij was half Joods en half heidens; zij was een Samaritaanse.
118 Bedenk dat er slechts drie mensenrassen zijn, als onze Schrift gelijk heeft.
119 En God vergeve mij ervoor om zelfs maar 'als' te zeggen. Hij heeft gelijk. Hij is juist. Het is God Zelf. "In den beginne was het Woord en het Woord was met God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." "Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig."
Dus deze jongedame was eruit gegooid.
120 Eerst kan ik misschien Chams, Sems en Jafeths volk uitleggen. Wij nu, de niet-Joden, waren heidenen in die dagen. Wij aanbaden afgoden, maar de Jood en de heiden [Broeder Branham bedoelt "Samaritaan" – Vert] keken uit naar een Messias. En Hij komt slechts tot degenen die naar Hem uitkijken.
121 Vandaag zeggen wij soms dat wij naar Hem uitkijken en wij steken miljoenen en miljarden dollars in zaken en bouwinstituten en zo. Ik vraag me af. En zendelingen lijden honger op het veld; ik ken er die daar buiten vanavond prediken zonder een paar schoenen aan. Wij steken miljoenen en miljoenen dollars in onzin en dan veroordelen onze eigen handelingen ons getuigenis.
122 Maar deze jonge vrouw hier was, zoals wij haar kennen, een Samaritaanse. Jezus was op weg naar Jericho, dat onder Jeruzalem ligt. Maar Hij maakte een omweg naar Samaria en kwam bij een stad, genaamd Sichar, en zond de discipelen erheen om levensmiddelen, voedsel, te kopen. En terwijl zij weg waren, kwam deze jonge vrouw om water te halen en Hij zei tot haar: "Breng Mij wat te drinken."
123 En zij keek rond, zag dat Hij een Jood was en zei: "Het is niet gebruikelijk dat U mij dat zou vragen. U bent een Jood."
124 Hij zei: "Maar als u wist tot Wie u sprak, zou u Mij om drinken vragen. Ik geef u water dat u hier niet komt putten."
125 De conversatie ging dus voort over religie. Tenslotte raakte Hij haar leven. Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
126 Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd. U hebt er vijf gehad en degene waarmee u nu leeft, is uw man niet."
127 Nu, enkele dagen daarvoor hadden de leraars en rabbi's van die dag, de mannen die beter behoorden te hebben geweten, gezegd: "Hij is Beëlzebul. Hij doet dat door een boze geest." Zij moesten zich voor hun samenkomst verantwoorden. Zij werden het dus eens en zeiden: "Het is een boze geest."
128 En Jezus zei: "Ik zal u dat vergeven." De verzoening was nog niet gemaakt. "Maar wanneer de Heilige Geest gekomen is om hetzelfde te doen, zal het spreken ertegen nooit vergeven worden." En wij weten dat het gebeurde toen Titus, nadat zij de Heilige Geest geweigerd hadden, de tempel verbrandde en de Joden over heel de wereld verspreidde. En dat zij zich juist nu opnieuw verzamelen, vervult de Schrift.
Merk nu deze jonge vrouw op.
129 Toen die Joden dat zagen doen, noemden zij het 'een boze geest, een onreine geest'. De Bijbel zegt dat zij de Geest van God, Die het werk deed, een onreine geest noemden, een duivel, zoals een waarzegger of enig boosaardig persoon.
130 En dan, snel, wist deze vrouw anders. Toen Hij zei: "Ga uw man halen", zei ze: "Ik heb er geen."
131 Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd, omdat u er vijf hebt gehad en degene met wie u nu leeft niet uw man is."
132 Kijk hiernaar. Snel zei ze: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent." Bedenk dat zij geen profeten hadden gehad gedurende bijna vijfhonderd jaar. Maleachi was de laatste Hebreeuwse profeet. "Wij weten dat de Messias komt en dat dit de identificatie van de Messias zal zijn. Wij weten dat dit is wat Hij zal doen wanneer Hij komt."
Jezus zei: "Ik ben Hem Die met u spreekt."
133 En zij nam een polis. Uh-huh. En zij ging de stad in om het goede nieuws te verspreiden dat zij de Messias had gevonden. Zij had eeuwig leven, omdat zij in Hem geloofd had. Hoe wist zij het? Zij zag de identificatie van de Schrift door Hem gemanifesteerd.
134 "Wij weten dat wanneer de Messias komt – vierhonderd jaar hebben wij geen profeet gehad – en wanneer Hij komt, zal dat de volgende op het toneel zijn. Wanneer Hij nu komt, zullen wij Hem kennen en moet Hij hetzelfde doen."
135 Hij zei: "Ik ben Hem." Zij nam een polis. Zij was erin geïnteresseerd.
136 Nicodemus. Enkele ogenblikken nog bij het sluiten nu. Nicodemus, een rabbi, was een man van ongeveer tachtig jaar oud. Hij was overtuigd dat er iets was met Jezus wat verschillend was van andere mannen; hij wilde dus een polis. Hij kwam dus 's nachts om de polis en hij trof de bank open voor zaken. Uh-huh.
137 Hij is altijd open. Hij is open op een banket. Hij is open daar buiten op straat. Waar ook maar iemand gereed is om zaken te doen, is hij open, deze polis en Degene Die hem vasthoudt.
Hij ontdekte dat de bank open is. Hij nam een polis.
138 Wij weten nu, in Lukas 24:49, nadat Jezus Zijn discipelen had gekozen, dat zij houders waren van de eeuwig-leven polis. Nu, u weet dus dat bij een normale verzekeringspolis men altijd dividend betaalt. Zij waren dus reeds geaccepteerd en gekozen door Jezus, dus gingen zij op naar Jeruzalem en wachtten tot de dag van Pinksteren om hun dividenden te krijgen. En het betaalde uit met de doop van de Heilige Geest en kracht om Jezus Christus te manifesteren.
139 Methodist, Baptist, Presbyteriaan, orthodox, wie u ook maar bent, die beweert Christenen te zijn, waarom doet u niet hetzelfde? U gelooft in Jezus Christus en wordt lid van de kerk, waarom gaat u niet door naar Pinksteren om uw dividenden te krijgen, de kracht van de Heilige Geest! Die polishouders namen het. U kunt het ook als u gelooft en het echt gelooft.
140 Petrus sprak tot hen en zei: "De belofte is voor u en uw kinderen, voor degenen die veraf zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal." Zij wilden weten wat te doen. Hij zei: "Bekeert u, ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden en u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen." Het was een belofte.
141 Indien u dus vanavond slechts een belijder bent en nooit uw dividenden hebt opgenomen, waarom brengt u uw polis niet vanavond? Laat mij het een poosje met u bespreken. Kniel gedurende enkele ogenblikken met mij en kom erachter of het niet zo is. Wees er oprecht over. Het zal precies nu uitbetalen indien u werkelijk een polis houdt. Hij zal de polis, uw geloof, erkennen als u zegt dat het in God is. Als het in God is en in Zijn Woord en niet in een kerk of een denominatie-geloofsbelijdenis, maar gewoon geloven in Jezus Christus, zal het uitbetalen. Hij kent Zijn eigen polis.
142 Ik breng een ander karakter binnen, slechts voor enkele ogenblikken. Er was een andere rijke Hebreeër die Jezus op een dag ontmoette, na Zijn dood, begrafenis en opstanding.
143 Indien er hier vanavond een Hebreeër zou zijn of wie u ook bent; dat Hij gekruisigd is, is geen enkel excuus, omdat u Hem hier precies kunt ontmoeten, precies eender als de rijke jongeling Hem ontmoette. Als u een polis wilt, is Hij hier om zaken te doen.
144 Er was een man, Saulus genaamd, en hij was onderwezen in al de grote leringen en tradities van zijn volk. Gamaliël was zijn leraar, een der fijnste Hebreeuwse leraren van de tijd. En Saulus was hier zo ijverig voor, dat hij Stefanus stenigde of bij Stefanus getuige was, of het goedkeurde. Hij hield hun mantels vast, terwijl hij het goedkeurde en de autoriteit had van de hogepriester om al die mensen van deze polis in de gevangenis te werpen, omdat hem door zijn oudsten verteld was dat deze Man geen profeet was. Deze Man was niets anders dan een radicaal Iemand. En hij had brieven in zijn zak en ging erheen, omdat hij gehoord had dat er enkelen te Damaskus waren die deze polis hielden. En zij hadden er rente van getrokken en zij deden echt dingen.
145 En de hogepriester zei hem: "Saulus, u bent een ijverig man. Neem deze autoriteit van mij, ga daarheen en arresteer ze allen, omdat zij niets zijn dan radicalen, het is niets met hen. Ga erheen en bind ze en werp ze in de gevangenis. Als u hen moet doden, dood ze, het is in orde. Pak ze op!"
146 Saulus zei: "Tot uw dienst, meneer, heilige vader. Ik zal gaan." Daar ging hij.
147 Op zijn weg erheen, hij was op weg om omstreeks elf uur 's morgens en naderde de stad. Plotseling kwam de Vuurkolom uit de hemel en sloeg hem neer. En hij stond op om te kijken en daar was die Vuurkolom voor hem.
148 Nu, om u dat te bewijzen. Hij was een Hebreeër en hij zou nooit iets aanbeden hebben of "Here" genoemd hebben, tenzij hij wist dat het de Here was. En als leraar onder Gamaliël wist hij dat de Engel des Heren, Die de Logos was Die uit God ging, welke Christus was Die hen door de woestijn leidde, in de vorm van een Licht was, een Vuurkolom. En toen Het hem neersloeg, keek hij op en zag Het daar en hij zei: "Here." Nu, hij zou nooit iets anders dan Dat "Here" genoemd hebben. Maar als Hebreeër wist hij dat Dat Jehova was. Dat is de reden dat hij de openbaring had en kon zeggen dat Jezus van het Nieuwe Testament Jehova van het Oude was. Dat was zijn openbaring omdat hij Jehova gezien had. En hij zei: "Here, Wie bent U?"
149 Hij zei: "Ik ben Jezus, en het is hard voor u om tegen de prikkels te slaan." En hij nam er een polis uit.
150 Vergelijk de twee mannen met elkaar. De ene rijke jonge Hebreeër wilde vasthouden aan hun tradities; de andere was overtuigd. Een van hen zag Hem als een mens, waarin God vlees was gemaakt teneinde te sterven en de zonde weg te nemen.
151 Het bloed van lammeren en zo, het leven dat daarin was, kon niet op de gelovige komen, omdat het het leven van een lam is, dat geen ziel in zich heeft, een dierlijk leven. Maar dit was God Zelf en wanneer wij dan uit die Geest geboren worden, zijn wij zonen en dochters van God, het leven dat op ons Offer was.
Vergelijk deze twee mannen met elkaar.
152 Hij zag het betuigd dat God in Christus was. Dezelfde Vuurkolom, Die zijn volk door de wildernis heen had gebracht en hen tot daar had gebracht, voedde hen heel de dag. Herinner u dat Jezus, toen Hij op aarde was, zei: "Ik kom van God en Ik ga tot God." Hij was de Vuurkolom Die de kinderen door de wildernis heen nam.
153 De Bijbel zei dat Mozes de rijkdom van Christus als grotere schatten achtte dan die van Egypte. Hij verzaakte Egypte om Christus te volgen.
154 Toen Hij hier was, was die Vuurkolom in Hem vertegenwoordigd, God. Hij zei: "Als Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet. De werken zeggen u wat Ik verondersteld word te doen. Als Ik dat niet doe, geloof het dan niet. Maar als u Mij niet kunt geloven..."
Ze zeiden: "U bent een mens die Zichzelf God maakt."
155 Hij zei: "Als u Mij niet als Mens kunt geloven, geloof de werken. Zij getuigen van Mij." Zie?
156 Nu, toen Hij dood was, begraven, opgestaan, ten hemel gevaren, ontdekken wij Hem hier weer in die Vuurkolom. Hij was van God gekomen en ging tot God.
157 Hij is nog steeds Dezelfde, Dezelfde nu. Merk op, zeker, Dezelfde Die Hij was.
158 En toen Paulus, of Saulus toen, herkende dat God Jehova, de Vuurkolom van het Oude Testament, Zichzelf Jezus had genoemd, nam hij zijn polis eruit. Hij was er toen klaar voor.
159 Wat een onbezonnen beslissing voor die jongeling! Wat een... Wat moest hij hebben... Hoe kon hij het doen? [Leeg gedeelte op de band – Vert]
160 Wat zou u in ruil voor uw ziel willen geven? Na al uw gebouwen, en u laat het na aan uw verwanten om erover te vechten en alles, maar hoe staat het met die ziel en waar zult u zijn? Bedenk dat u ergens zult zijn, duizenden jaren vanaf vanavond. Dit kan misschien een tijdstip voor u zijn om uw beslissing te nemen.
161 Merk op wat een onbezonnen vergissing deze zaken-... Wat een arme zakenman was hij om te proberen vast te houden aan een traditie toen het hem bewezen en betuigd was dat hier eeuwig leven was en hij getuigde hetzelfde door Jezus ernaar te vragen.
162 Paulus aanvaardde het. Wij weten hoe hij eruit kwam. Zoals de mensen van vandaag, men houdt van de publieke opinie en de lof der mensen in plaats van van de eer van God. Paulus gaf niet om de eer van mensen. Hij wilde Gods eer.
163 Laten wij deze jonge kerel gewoon een ogenblik volgen voor wij sluiten. Laten wij hem volgen. Wij zien de volgende plaats van deze jonge kerel; weet u wat er met hem gebeurde? Hij werd nooit een arme door dit te doen. Hij werd nooit een bedelaar op straat. Hij vermeerderde in goederen. Hij had de gelegenheid afgewezen.
164 Menigmaal zullen de mensen vandaag lachen en gekheid maken over de Heilige Geest, dan voortgaan en groeien in hun zaken. U weet, excuseer deze uitdrukking... Maar wanneer zij lachen en zeggen: "Wel, kijk mij! Als er iets mee was, zie, wel, het zou met mij gebeuren, er zou mij iets overkomen."
165 U weet dat er een spreuk is die zegt: "Dwazen zullen met bespijkerde schoenen gaan waar engelen vrezen te treden."
166 Deze jongeling deed dat feitelijk. Ziet u? Hij maakte een verschrikkelijke vergissing en wij komen erachter dat het zijn zaken nooit hinderde. Hij groeide. Hij werd populairder, kreeg meer goederen. Na een poosje ontdekken wij dat hij zo groot geworden was dat hij zelfs nieuwe schuren moest bouwen om zijn spullen in te doen.
167 En omdat de kerk de Heilige Geest in deze laatste dagen heeft afgewezen, is zij uitgegroeid. En nu gaat u gewoon de Oecumenische Raad binnen, juist precies wat de Bijbel zei dat u zou doen. Nu, u bent echt Laodicéa; rijk en vermeerderd in goederen, gewoon precies zoals deze jongeman was.
168 Hij was een type van de kerk die afwijst. Paulus was een type van degene die ontving. Beiden hadden de gelegenheid, zoals u vanavond hebt en zoals ik heb.
169 Hij nam toe in goederen. Zo is de kerk, het Laodicéa-tijdperk, toegenomen in goederen. En bedenk dat hij zo groot werd tot hij zo populair werd, dat zelfs de vorsten, de groten, begonnen te komen. En eens maakte hij een groot banket.
170 En er was een houder van de eeuwig-leven polis bij zijn bazar en wij komen erachter dat hij bij de deur neerlag. O, hij mag misschien wat kruimels naar hem hebben afgeveegd. Hij had opnieuw de gelegenheid, want een getuige, Lazarus, getuigde ervan. Maar hij veegde slechts de kruimels weg. "O, wel, ik zal dit proberen, ik zal dit stadsdeel nemen of wat dan ook." Weet u, dat is ongeveer de houding van 1964. "O, ik zal wat helpen. Dat is in orde, laat hem gewoon gaan, zie."
171 Maar hij hield de polis vast. "De armen van geest," Mattheüs 5 zegt ons dat dat degene is, "hunner is het Koninkrijk des hemels."
172 Hij ging voort met in goederen toe te nemen en groter en populairder te worden en een groot man, maar uiteindelijk kwam zijn afrekening. Het kwam tenslotte. Op aarde had hij een groot resultaat. Hij had zonder twijfel een grote begrafenisdienst. De grote denominatieprediker kwam en sprak waarschijnlijk grote woorden over hem. Misschien hesen zij de vlag halfstok. Fijne zakenlieden brachten hem naar zijn begraafplaats. Maar de Bijbel zei dat in de hel zijn afrekening kwam voor het afwijzen van de eeuwig-leven polis.
173 "In de hel sloeg hij zijn ogen op, zijnde in kwelling." En hij keek over de grote kloof waarvan Jezus zei dat geen mens deze ooit overstak of zal oversteken en hij vond de polishouder van eeuwig leven, vertroost, aan de andere kant. Beiden. De een had het ontvangen. Beiden hadden hun loon. De kruimelveger had het loon. En de rijke man wordt nu de bedelaar. "Laat de polishouder terugkomen en mijn lippen aanraken met een weinig water, want deze vlammen kwellen mij."
174 Maak niet dezelfde vergissing, zakenman. U bent sterfelijk, net zoals zij dat waren. U moet een beslissing nemen. Doe nu uw investering, maak het vast. "Maak uw verkiezing, roeping, vast." Neem één van de polissen eruit.
175 Kijk gewoon enkele ogenblikken, als u kunt, toen Mozes, die verzaakte een koning van Egypte, een farao, te zijn, de smaad om Christus groter achtte. Farao keek op die mensen neer als een troep moddertrappers, maar Mozes keek op hen als het volk met een belofte.
Hoe kijkt u op hen, Gods volk?
176 Mozes had zijn uitbetaling. Houd zijn baardragers in het oog. De Bijbel zei dat zij engelen waren. Waarom? Niemand anders zou hem kunnen meenemen naar waar hij heenging. Zij waren zijn baardragers.
177 Daar was Elia in de tijd dat al de vrouwen hun haar afknipten, zoals mevrouw Kennedy en zo vandaag doen. Zij schilderden hun gezichten; een Izebel. Een koning en heel het volk werd werelds en de kerk evenzo. En God zond er een profeet in, genaamd Elia, om die zaak te veroordelen. Nadat hij oud en vermoeid geworden was, was hij gereed om naar Huis te gaan; hij hoefde zelfs niet te sterven. Zijn loon kwam ook, God zond hem gewoon een wagen en wat paarden en nam hem op, de hemelen binnen.
178 Stefanus, die bij het Sanhedrin stond, sprak het tegen hen uit en zei: "O, u halsstarrigen, onbesnedenen van hart en oren, die de polis afwijst, u weerstaat altijd de Heilige Geest. Zoals uw vaderen deden, zo ook gij." Bij zijn dood had hij een loon. Hij keek omhoog en zag de hemelen geopend, Jezus staande ter rechterzijde.
179 Moody, de laatste dagen, zo'n honderd jaar geleden, een kleine schoenlapper uit Chicago, kon nauwelijks zijn naam schrijven. Eens stuurde de krant iemand om Moody te interviewen. Zijn bediening was zo opmerkelijk dat men wilde dat hij in de krant kwam om te zien hoe dat kwam; wat er was met Moody, wat voor soort prediker moest hij zijn en een dynamische prediker. Men stuurde dus iemand voor een interview om het in hun hoofdartikel te schrijven. En Moody kon het zelfs niet lezen nadat men het schreef, zodat zijn manager het hem moest voorlezen. En hij zei...
180 Hier is hoe het hoofdartikel ging. Er stond: "Waarom iemand zou gaan om Dwight Moody te horen prediken, is meer dan ik kan zeggen. Ten eerste is hij de lelijkste man die ik ooit zag, kaal en met neerhangende bakkebaarden. Hij is even groot rondom als dat hij lang is. Wanneer hij probeert te prediken, kan hij niet lezen. En hij jankt wanneer hij predikt, spreekt door zijn neus en lispelt."
181 Toen hij ermee klaar was, haalde meneer Moody gewoon zijn schouders op en zei: "Zeker niet. Zij komen om Christus te zien." Dat was het dus. Ongeacht wat de critici zeiden, hij hield een polis.
182 En toen hij stervende was en de dokter zei: "Dat is de dood die trof, meneer Moody"...
183 Toen kwam hij omhoog en zei: "Noemt u dit dood? Dit is mijn kroningsdag." Zie? Hij hield de polis.
184 Mijn goede vriend, Paul Rader. Toen ik een kleine jongen was, werd ik ingezegend in de Zendingsbaptistenkerk en Paul Rader was ook een Zendingsbaptist te Fort Wayne toen ik er vroeger heenging om hem te horen prediken. Later kwam hij hierheen naar de westkust en kreeg zoveel moeite en tenslotte werd de moeite zo groot dat hij ziek werd wat uiteindelijk tot kanker leidde en hij was stervende. Hij en Luke hadden heel hun leven samen opgetrokken, waren samen gebleven, zoals mijn zoon en ik.
185 Toen Paul dus stervende was, zond het Moody Bijbel Instituut er een kwartet heen en zij stonden daar. Paul had gevoel voor humor, en hij was... Het kleine geweldig... kleine... Het Moody Bijbel Instituut met dit koor of dit kwartet dat men erheen had gezonden, zong: "Nader, mijn God tot U."
186 Paul draaide zich om en gooide het laken van zich af. Hij zei: "Wie sterft er, ik of jij?" Zie? Hij zei: "Trek die schermen op en zing mij enkele goede, pittige Evangelieliederen." En zij begonnen te zingen:
Daar bij het kruis waar mijn Redder stierf,
Daar beneden riep ik voor de reiniging van zonde.
Daar werd het bloed aan mijn hart aangebracht.
Glorie voor Zijn Naam!
187 Paul zei: "Waar is mijn broer Luke?" Luke was in de andere kamer. Hij wilde zijn broer niet zien sterven. Hij zei: "Zeg hem hier te komen."
188 Luke ging dus binnen. Velen van u kennen hem, een grote, zwaargebouwde man. Hij ging binnen. Paul strekte zijn hand uit, op het bed liggend, en nam Luke bij de hand en keek omhoog in zijn gezicht en zei: "Luke, wij zijn een lange weg samen opgetrokken. Maar denk eraan, Luke, binnen vijf minuten van nu zal ik in de tegenwoordigheid van Jezus Christus staan, gekleed in Zijn gerechtigheid." Terwijl hij de hand van zijn broer vasthield, betaalde zijn polis uit.
189 En dan de oude doctor Bosworth, die hier de laatste keer bij mij was, de voorlaatste keer, vierentachtig jaar oud, net teruggekeerd uit Afrika. Ik had een oproep om naar Miami te komen. Ik scheurde bijna de banden van mijn wagen om daar te komen. Men zei dat hij stervende was. Ik stormde naar hem toe. Ik wist dat hij een polishouder was. Ik ging erheen.
190 Ik ging de kamer daar binnen. De kleine, kale makker met zijn armen, zijn kleine broodmagere armen, omhoog. Ik rende naar hem toe en viel op mijn gezicht en riep: "Mijn vader, mijn vader, de wagens van Israël en de ruiters daarvan!" Legde zijn handen op mij en zegende mij.
Ik zei: "Broeder Bosworth, kan ik voor u bidden?"
Hij zei: "Nee, ik ben niet ziek."
Ik zei: "Wat is er aan de hand, broeder Bosworth?"
Hij zei: "Ik ga gewoon naar Huis."
191 Ik zei: "Ik wist dat." En ik zei: "Ik wil u iets vragen, broeder Bosworth." Ik zei: "Wanneer was de grootste tijd in uw leven en uw bediening? U diende God voordat ik geboren was. Wij zijn samen op de zendingsvelden geweest. Wij zijn in stormen geweest, in de lucht en op zee. U stond bij mij toen ik duivels zag aan elke zijde en toverdokters. En het waren grote aangrijpende momenten toen wij zagen dat God hen verlamde terwijl zij daar stonden. Wat was het aangrijpendste moment in uw leven?"
192 Hij zei: "Juist nu." Hij stond op het punt zijn polis te incasseren. Hij zei: "Alles waarvoor ik geleefd heb, broeder Branham, is Jezus Christus geweest en Hij kan elk moment de deur binnenwandelen om mij mee naar Huis te nemen."
193 Ja, dat waren polishouders die alles gaven wat zij hadden en het investeerden in de Parel van grote waarde. Wilt u vanavond ook niet investeren, terwijl wij onze hoofden buigen?
194 Ik kan niet over het gehoor zien. Ik weet niet wat... hoevelen, of wie er kijkt in het gesloten televisiecircuit vanavond. Ik ga u vragen, vriend, laat dit geen ijdele woorden zijn. U bent sterfelijk. U moet sterven. U weet het. En het kan misschien voor morgen zijn dat uw tijd zal komen. Ik ben niet een persoon... niet iemand die veel probeert te overreden, omdat Jezus zei: "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal komen." Als er ruimte in het hart is voor die polis vanavond, wilt u het niet accepteren? Die polis is Christus, Gods liefdeoffer-polis voor u, Zijn Woord om in uw hart levend te worden, wat u deel van Hem maakt. Hij is het Woord. Accepteer Hem in uw leven. Wilt u het niet doen en deze grote investering doen?
195 Zover als ik kan zien – ik kan niet verder dan ongeveer drie of vier meter bij mij vandaan zien – ik ga u vragen om uw handen omhoog te steken indien u graag een van deze polissen van eeuwig leven zou willen ontvangen. Zeg: "Ik wil het, broeder Branham. Gedenk mij gewoon in uw gebeden. U ziet mijn hand niet, maar God wel."
196 Onze hemelse Vader, dit eenvoudige, ruwe, maar toch ware levensverhaal; ik sprak het op deze manier, Heer, opdat de mensen, zakenmensen, het beter zouden begrijpen op de wijze waarop hier op aarde iets vertegenwoordigd is. Dat is de reden dat ik het een polis noem. Vergeef mij als ik verkeerd was om het zo te noemen. Want wij zijn nu in een werkelijk heilig ogenblik, waar er zonder twijfel velen zijn die nu ernstig nadenken, wetend dat ook zij een afrekening moeten hebben op wat zij hier ook hebben en dat zij zien wat het betekent om het af te wijzen.
197 Nu, die jongeman, die wellicht zo populair was onder het volk, bleef voor zover ik weet in de kerk. Hij hield de geboden, hij pleegde geen overspel, stal niet noch deed een van die dingen, maar in zijn hart wist hij dat hij geen eeuwig leven had. Maak degenen, Heer, die proberen U te ontmoeten voor eeuwig leven, met juist die morele trekken... mogen zij vanavond de uitnodiging ontvangen en gewoon opstaan en zeggen: "Heer, ik zal alles doen wat U mij vraagt te doen." Sta het toe, Heer.
198 Zij zijn allen de Uwen nu. Ik draag alles aan U op. En als het zaad ergens is gevallen, Heer, op welke grond ook, welk voorbestemd zaad ook, dat gedurende vele jaren hongerde en dorstte, moge het vanavond misschien ergens op iemand gevallen zijn. Mogen zij leven ontvangen, Vader, want ik vraag het in Jezus Christus' Naam.
199 En terwijl we onze hoofden gebogen houden, ga ik broeder Pearry vragen, als hij wil, om hier te komen en te blijven en de rest van de dienst over te nemen.