Invloed
Door William Marrion Branham1 Onze hemelse Vader, we zijn werkelijk dankbaar vanmiddag om nogmaals dit voorrecht te hebben om in de preekstoel te staan en de onnaspeurlijke rijkdommen van Jezus Christus bekend te maken aan een stervende wereld, die zonder God, zonder Christus, en zonder hoop is, en die geen hoop heeft om met Jezus te gaan wanneer Hij komt. En wij proberen, Heer, aan de naties Jezus Christus voor te stellen. En terwijl wij vanmiddag hier vergaderd zijn, moge de Heilige Geest spreken en ons hart verwarmen en ons bemoedigen op de weg: mogen de zieken genezen worden en de zondaren worden gered en degenen die ontmoedigd zijn worden bemoedigd. En moge God alle glorie en eer ontvangen en moge het voor Zijn Naam gegeven zijn, want dat is ons doel. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
U mag gaan zitten.
2 Ik ben blij vanmiddag hier weer te staan, in Beaumont. Ik ben gewoonlijk vermoeid. Ik ga al sinds kerstmis onafgebroken door. Het komt niet zozeer van het prediken dat ik doe, wat mij vermoeid maakt. Het zijn de visioenen die mij vermoeid maken. Eén veroorzaakte, dat onze Here Zich omdraaide en zei dat Zijn kracht Hem had verlaten. Eén visioen bij de profeet Daniël; hij zei dat hij gekweld werd in zijn hoofd gedurende vele dagen. En dus... we kunnen die dingen niet verklaren. Wij weten alleen dat ze zo zijn en niemand weet het beter dan degenen bij wie het gebeurd is. En dus zijn we toch blij. Wat ik tracht te doen is, een profetische gave voor een evangelistisch werk te gebruiken en het werkt gewoon op die manier niet goed. Het is te moeizaam.
3 Dus wil ik dit maar zeggen, wanneer ik aan het einde van de weg kom en wanneer deze stad hier verschijnt, en deze generatie in de laatste dag, dan wil ik niemands bloed aan mij hebben. Ik wil vrij zijn van al het bloed. En ik heb mijn best gedaan om het op een Schriftuurlijke wijze te presenteren, deze bediening die de Here mij gegeven heeft, op elke manier die ik maar wist. En ik weet dat de Heilige Geest, door Zijn genade, mij zodanig laat leven, dat ik niet denk dat er enige aanmerkingen zijn geweest.
4 Ik ben broeder Pearry Green en deze broeders hier dankbaar die hun pogingen hebben ingezet deze samenkomst tot een succes te maken. Als er iemand in deze stad verloren gaat, in deze generatie, ligt de schuld zeker niet bij deze mannen, omdat zij elke steen hebben omgekeerd om te proberen het te laten slagen. De mensen eten te geven, hun slaapplaatsen te bezorgen en – en op de televisie, overal, nemen het geld gewoon regelrecht uit hun eigen zak en besteden het daaraan, zodat... Zij wisten dat de menigten die wij hebben niet in staat zouden zijn zoiets te ondersteunen en dus namen zij het uit hun eigen zak om het te bewerkstelligen.
5 Dus geloof ik dat het prachtig is, iemand met een zodanige visie. Ik geloof dat in Hebreeën, het elfde hoofdstuk, werd gezegd: "Welker de wereld niet waardig was." En durven er voor uit te komen in de tijd, wanneer de bediening zo impopulair onder te veel van de mensen is, die het zouden moeten geloven. Degenen die...
6 Er wordt over gesproken, maar wanneer er iets gebeurt dan missen zij het te zien. Maar het moet gewoon zo zijn. Met dat te weten, moet je gewoon je schouders rechten en doorgaan. Bedenk dat het vóór uw tijd net zo was. Zij marcheren de weg langs op dezelfde manier. De mensen hebben hun uur van bezoeking nooit geweten. Geen der profeten was ooit bekend.
7 Jezus zei: "Jullie stopten hen in de graven. Nu versiert u hun graven. U bent degenen die hen er in hebben gelegd. Welke heeft God gezonden die jullie niet hebben vervolgd en gedood?"
8 Laten we het vanaf daar verder doornemen. Verder door bij Maarten Luther en verder door, wel, Irenaeüs en Martinus. En door al de tijdperken heen is het eender geweest, zelfs bij Jona... Jeanne d'Arc, een profetes van de Heer.
9 En u, Katholieken, toen die vrouw visioenen, enzovoort, zag en die vertelde, gebeurden ze precies zoals ze zei. Wat deed u? U verbrandde haar als een heks op de brandstapel. Ongeveer tweehonderd jaar later werd u wakker en ontdekte wat u had gedaan. Natuurlijk deden zij boete. Zij groeven de lichamen van die priesters die haar verbrand hadden op en wierpen ze in de rivier. Dat is een grote boetedoening om te doen. Zij faalden.
10 Ze zeiden dat Patricius een Rooms-katholiek was. Iedereen die de geschiedenis kent weet dat dit onjuist is. Hij was het absoluut, onwrikbaar, oneens met de paus. Zou er nooit gaan zitten... Hij geloofde het totaal niet. Suscat was zijn naam; het was niet Patricius, maar nadat hij dood en vergaan was, doodde u duizenden van zijn kinderen in scholen... hij zou geen crucifix of iets dergelijks, in zijn scholen hebben toegestaan en het blijft vandaag de dag nog steeds hetzelfde in Noord Ierland. Hij zou dat niet in zijn scholen laten binnenkomen. Hij zei dat de mensen naar beelden zouden kijken, in plaats van naar hetgeen hij wilde dat ze zagen. Hij had de kracht van de Heilige Geest. Hij sprak in tongen. Hij had grote wonderen en tekenen. Waarom predikt de kerk dat vandaag niet? Ziet u?
11 En al die mensen, men kende ze nooit totdat ze weg waren, gestorven, dan proberen we hun graven te bouwen. Het is waarlijk dat wij leven in...
12 De kerk leeft altijd in een schittering van een licht van een andere dag. En er zijn schitteringen van vals licht. Wat is een schittering? Het is als een luchtspiegeling op de weg. De zon schijnt en maakt een luchtspiegeling. Het ziet eruit als water, maar het... je kunt er nooit bij komen; het is er niet. Zo doen de mensen vandaag. Zij beloven iets dat ver in de toekomst zal komen, of iets van ver terug daar of heel hoog hier, maar ze bereiken het nooit.
13 Ik ben zo dankbaar dat onze God niet zo'n God is. "Hij is gisteren, vandaag en voor eeuwig Dezelfde." Wij bereiken het wanneer we het geloven. Het is er, alles wat voor het tijdperk beloofd is. Het gaat moeizaam, maar toch moeten we evenwel regelrecht verdergaan in geloof.
14 En ik waardeer u allen zeer zeker in de fijne samenwerking hier in de stad.
15 Vele jaren geleden was ik hier met mijn oude vriend, broeder Bosworth, en Raymond Richey en velen van de broeders kwamen hierheen. Ik geloof nog steeds hetzelfde Evangelie. Ik ben geen spatje veranderd; nog steeds hetzelfde. Maar toen was de opwekking gaande, ziet u. En waar geen opwekking is kunt u geen dingen gedaan krijgen.
16 De bediening is veel verder gevorderd. Toen vertelde het u slechts dat dit zou komen. Hoevelen herinneren zich dat? Zeker. En het kwam precies zoals het gezegd werd.
17 Toen nam ik de mensen en legde mijn handen op hen; ik vertelde u wat Hij mij vertelde en dat is precies de wijze waarop het gebeurde. Helemaal precies. Het heeft nooit gefaald de waarheid te zijn; telkens, elke keer, dus moet het van God komen. Niemand kon dat betwijfelen. Maar de opwekking is er niet, ziet u.
18 Alleen al uw aanwezigheid, om bij de mensen binnen te lopen, oh, de mensen stonden op van hun bed en stretcher en liepen rond. Enkel uw handen op hen te leggen en, oh, dat zette hen gewoon in beweging. Ik heb rijen gezien waar er vier- en vijfhonderd mensen door de gebedsrijen kwamen, doof, stom, blind, schele ogen en geen van hen miste het, maar ieder van hen werd genezen.
19 Probeer het vandaag? Zie, er is geen vuur. In Rome, toen de vuren in de tempel te Vista uitgingen, gingen de mensen naar huis. Ziet u? Er is geen opwekkingsvuur om het te ondersteunen, zie, het is... Dat is het gewoon.
20 Na een poosje, als de wereld nog bestaat, zullen ze opnieuw in de schittering beginnen te leven. Ziet u? En dat is hoe het altijd is gegaan. Het kwam voorbij en zij misten het; en die generatie zal geoordeeld worden voor wat aan hen voorbij kwam en wat zij falen te zien.
21 Jezus Christus leeft vanmiddag. Hij wandelt hier nu met ons. Hij is altijd tegenwoordig. "Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, ben Ik in hun midden." Geloof dat, wilt u? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
22 Ik hoop, als de Here vertoeft, dat ik terug kan komen om weer enige tijd bij u te zijn. Als ik u nooit meer terugzie; dan, wanneer ik u dan ontmoet bij de oordeelstroon van Christus, waar wij elkaar allemaal zullen ontmoeten, bedenk dat ik u de Waarheid heb verteld. Ik zal dat nog steeds zeggen, wanneer ik u daar ontmoet. Tot dan, moge de Here u rijkelijk zegenen.
23 Bid voor mij. Ik heb uw gebeden nodig. Ik ben niet meer zo jong als toen. Dat is ongeveer twaalf, veertien jaar geleden.
24 En iemand vroeg mij onlangs: "Hoe oud bent u, broeder Branham?"
25 Ik zei: "Net de vijfentwintig gepasseerd." Ik zei: "Vijfentwintig jaar geleden passeerde ik het." En ik... je kunt het ervaren. Een man alleen...
26 Wanneer u bent geboren begint u te groeien, als een kaars, of te branden. U bent aangestoken, maar u groeit tot u ongeveer tweeëntwintig tot drieëntwintig bent. Het maakt me niet uit hoe goed u voor uzelf zorgt, u begint vanaf daar te sterven en u blijft minder en minder worden tot het op brandt.
27 Ik vroeg eens toen ik aan het spreken was in een Kiwanis en zei: "Ik wil dat iemand..."
28 Een dokter zei tegen mij: "Ik kan het verhaal van Christus niet geloven, omdat ik de maagdelijke geboorte niet kan geloven." Hij zei: "Ik geloof niet dat zoiets bestaat."
29 Ik zei: "De natuurlijke geboorte is voor mij mysterieuzer dan de maagdelijke geboorte."
30 Om te zien hoe het gebeurt bij de natuurlijke geboorte en hoe het beslist wordt, wanneer dat bevrucht wordt, welk ei, terwijl er duizenden kiemen en duizenden eieren zijn. Niet de eerste twee die elkaar ontmoeten beslist het. Maar misschien... U zegt: "Wel, als er twee vooraan liggen." O nee, het zal daar blijven, ziet u. Eén, misschien wel de kiem van het sperma helemaal achterin, zal aan deze kant opduiken en de middelste van de eieren beslist of het een meisje of een jongen zal zijn, zwartharig, roodharig, blauwe ogen of wat het ook zal gaan zijn. Iets beslist dat. De rest wordt afgevoerd.
31 Het is zo mysterieus om het werk van God te zien en dan mensen te zien zoals wij die met het beetje begrensde verstand proberen Zijn grote werken te ontkennen!
32 Deze kerel zei tegen mij, wel, hij "kon niet iets geloven dat niet wetenschappelijk bewezen kon worden."
Ik zei: "Gelooft u dat u een ziel hebt?"
Hij zei: "Ja zeker."
33 Ik zei: "Bewijs me dan wetenschappelijk dat u er een hebt." Ik zei: "U gelooft dat er zoiets als liefde bestaat?"
Hij zei: "Zeker."
Ik zei: "Hebt u uw vrouw lief?"
"Ja."
34 Ik zei: "Toon mij dan wetenschappelijk welk deel van u liefde is. Ik wil er wat van kopen. Ik wil naar de drogist gaan of waar ze het ook maar verkopen. Ik heb er heel wat van nodig. Ik zou graag wat liefde willen kopen." Ziet u?
35 De hele wapenrusting van God is bovennatuurlijk. Liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, zachtmoedigheid, geduld, en de Heilige Geest. Ziet u? Elke wapenrusting van de gelovige kijkt naar de Ongeziene, gelovend wat gezegd is. Zie? Je ziet niet wat je gelooft. Zie? Nee. Je ziet het in geen geval. Je bekijkt het met je ogen; je ziet met je hart. Begrijpt u? Je kijkt naar iets en zegt: "Ik zie het gewoon niet", u bedoelt dat u het niet begrijpt. Zie?
36 Dus vroeg ik hem dit, ik zei: "Als ik een kan met water had en ik zet hier een glas neer en ik giet water uit deze kan in het glas en het wordt halfvol; en dan blijf ik doorgaan met water gieten en dan begint het naar beneden te gaan. Vertel me wetenschappelijk waar het water naartoe gaat." Zie?
37 Ik zei: "Toen ik een jonge jongen was, zestien jaar oud, at ik hetzelfde voedsel dat ik nu eet, bonen, brood, aardappelen, vlees." Ik zei: "Telkens wanneer ik at, wat deed het? Het bouwde bloedcellen. Ik werd steeds groter en sterker, en toen ik ongeveer tweeëntwintig werd... Ik eet nu meer en beter dan toen, omdat ik het toen niet had om te eten. Maar ik eet meer en beter dan ik gedaan heb; en nu word ik ouder en zwakker. En toch bouwt dat voedsel bloedcellen. Ik voeg heel de tijd nieuw leven toe en word steeds minder." Het is een beschikking. We zullen die houden, dat is aan God. Dat is juist. We zullen het moeten.
38 U kunt God niet wetenschappelijk bewijzen. U gelooft God slechts en u gelooft Hem overeenkomstig Zijn Woord.
39 Nu, ik wil vanmiddag elk en ieder van u bedanken. De fijne, kleine zuster daar aan de piano, deze hier. En u allemaal, predikers, ieder van u, de Here zegene u.
40 De nacht kan niet te donker worden, de regen niet te hard vallen, dat ik u niet zou helpen als ik kon. Ik zei altijd dat ik naar u toe kon komen, maar er zijn er nu te veel. Het is omdat ik over de hele wereld ben geweest, ziet u, en het is overal. Maar geef me een telefoontje, of schrijf me een brief; ik zal u een gebedsdoekje sturen, al wat ik ook kan doen, alles absoluut kosteloos. Er is geen geld mee gemoeid. Ziet u?
41 Op deze manier heb ik mijn samenkomsten gehouden zodat ik komen kon waar men geen geld had. Hier niet lang geleden hield ik een samenkomst in een tabernakel die slechts twintig mensen telde; een samenkomst van twee avonden. Het was ongeveer 23 graden onder nul, het was verschrikkelijk, maar de Here zond mij daarheen en er gebeurden grote dingen.
42 Ik heb geen geweldige programma's, radio, televisie, al dat andere gedoe. Andere broeders hebben dat. Zij zijn misschien intelligente en intellectuele mannen. Zij weten wat ze moeten doen en de Here vergunt het. Zoals Oral Roberts en zulke mannen die duizenden dollars per dag moeten hebben; hij kan op geen andere manier werken en dat is voor een goede reden. En dat is niet de mijne.
43 Ik wil dat de mijne klein en nederig blijft, waar ik ook heen kan gaan en waar God mij ook roept. Dan heb ik niets wat mij kan weerhouden. Ik vertrek gewoon en ga waar het ook is. Dat is mijn bediening.
44 Bid voor mij, dat de Here mij zal helpen het geloof te bewaren, en niet achterom, maar vooruit te kijken naar waar ik heenga. Niet kijken waar ik geweest ben, maar kijken waar ik heenga. "Vergetende hetgeen in het verleden ligt, jagen wij naar het doel van de hoge roeping in Christus."
45 Ik wil vandaag iets uit Gods Bijbel lezen. Ik koos gewoon een kleine tekst, omdat ik u vertelde dat ik vanmiddag zou komen om voor de zieken te bidden. Allen die een gebedskaart hebben en degenen die verlangen dat er voor hen gebeden zal worden, het zal gebeuren. We zullen dat doen. En ik probeer altijd mijn belofte te houden.
46 Iemand zegt nu wanneer je dat zegt: "O, u beloofde in een zekere plaats te zijn."
47 Het zou me niet verbazen als er op het ogenblik vier of vijf plaatsen in de Verenigde Staten zijn, waar ik vandaag verondersteld word te wezen; waar iemand zei dat ik daar zou zijn. Ik heb nooit gezegd dat ik daar zou zijn, maar zij zeggen het, ziet u, plaatsen het in de krant. En zij bellen steeds naar mijn huis: "Wel, wat is er aan de hand?" Ze zeggen tegen mijn vrouw of iemand van het kantoor: "Wel, hij werd verondersteld hier te zijn. Zij hebben hem hier geadverteerd. Jawel, de advertentie staat in de krant." Ik wist er zelfs helemaal niets van. Dat kan ik niet helpen. Ik ben slechts verantwoordelijk voor wat ik zelf zeg.
48 Dus nu vanmiddag wil ik, als u wilt, dat we allen weer gaan staan bij het lezen van het Woord.
49 En we zullen proberen u binnen ongeveer nog één uur uit te laten gaan, zo de Here wil, zodat u vanavond weer fris naar de kerk kunt gaan. En de reden waarom wij deze samenkomsten op zondagmiddag houden is, dat wij niemand uit uw kerken willen roven. De mensen, die hier verlangen dat er voor hen gebeden wordt, de zieken en de aangevochtenen, wel, altijd zullen we voor hen bidden, dan onderbreekt het uw dienst niet.
50 Het geeft niet dat er menigmaal mannen zijn waarmee ik van mening verschil en zij verschillen van mening met mij. Maar als het niet op grond van verdraagzaamheid en met de gedachten gericht op betere gemeenschap en dergelijke kan zijn, dan wil ik er niets over zeggen. Als ik met een man kan verschillen, wanneer dan ook, als ik dan niet vanuit mijn hart mijn arm om hem heen kan slaan en weet dat hij mijn broeder is, dan behoorde ik niet met hem te spreken. Dat is juist. Wij zullen dat moeten doen.
51 U, die nu uw Bijbel wil openslaan, ga naar Jesaja, het zesde hoofdstuk. Van daar uit wil ik vanmiddag lezen voor de slotdienst en een tekst nemen.
In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik de Heere, zittende op een hoge en verheven troon, en Zijn zomen vervullende de tempel.
De serafs stonden boven Hem; een ieder had zes vleugels; met twee bedekte ieder zijn aangezicht, en met twee bedekte hij zijn voeten, en met twee vloog hij.
En de een riep tot de ander, en zeide: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heerscharen! De ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!
Zodat de posten van de dorpels zich bewogen van de stem van de roepende; en het huis werd vervuld met rook.
Toen zeide ik: Wee mij, want ik verga! daar ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden van een volk, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de HEERE der heerscharen gezien.
Maar een van de serafs vloog tot mij; en had een gloeiende kool in zijn hand, die hij met de tang van het altaar genomen had.
En hij roerde mijn mond daarmee aan, en zeide: Zie, deze heeft uw lippen aangeroerd; alzo is uw misdaad van u geweken, en uw zonde is verzoend.
Daarna hoorde ik de stem des Heeren, die zeide: Wie zal Ik zenden, en wie zal voor Ons heengaan? Toen zeide ik: Zie, hier ben ik, zend mij heen.
52 Laten we ons hoofd buigen.
53 Hoogst genadige Heer, neem deze woorden en moge de overdenking van ons hart voor U nu aanvaardbaar zijn. Moge de grote Heilige Geest in de lippen van de spreker en de oren van de hoorder bewegen zodat het samen eer zou mogen brengen aan Uw Naam, door Uw Woord, want wij vragen het voor de glorie van God. Amen.
U mag gaan zitten.
54 Nu ga ik er op letten dat we genoeg tijd kunnen hebben voor de gebedsdienst. Luister nu aandachtig terwijl ik probeer met deze paar Schriftgedeelten en aantekeningen, die ik hier heb opgeschreven, er over te spreken. Soms wanneer ik niet vermoeid en uitgeput ben schrijf ik, wetend dat ik het mij kan herinneren, nooit een Schriftgedeelte op. Maar de laatste tijd is het zo geweest dat ik soms... ik kan er niet opkomen. Dus schrijf ik hier iets kleins neer, bijvoorbeeld een bepaald Schriftgedeelte, dan weet ik wat dat betekent en van daaruit begin ik.
55 Ik wil spreken over het onderwerp: Invloed.
56 Weet u, er is iemand die u aan het beïnvloeden bent. Uw leven is een geschreven brief die door iedereen gelezen wordt. Daarom, als uw leven niet overeenstemt met uw getuigenis, of liever uw getuigenis met uw leven, dan plaatst u een struikelblok op iemands weg, want iemand let op u. Een klein kind let op zijn moeder, let op zijn vader.
57 Enige jaren geleden, rondom kerst, las ik hier een artikeltje, wat mijn hart echt verwarmde, het was bedroevend. Toen een man uit was geweest, hij was een goede man, en eigenlijk dronk hij niet. Maar hij was omtrent kerst uit geweest en had zijn collega's bezocht. En ze zeiden allemaal tegen hem: "John, neem een beetje, neem maar een klein glaasje."
En van huis tot huis kreeg hij teveel. En hij moest weer terug naar huis. Toen hij door het park liep, zijn kleine jongen was bij hem, miste hij het jongetje. Hij draaide zich om en keek. En de kleine jongen liep maar van de ene kant naar de andere kant. De vader wachtte tot de jongen bij hem was gekomen.
58 Hij zei: "Waarom ga jij zó het hele park door, zoon? Hoe komt het dat je zo loopt?"
59 Hij zei: "Papa, ik probeer in uw voetstappen te lopen." En dat is waar. Zie? De kleine...
60 De man pakte de kleine jongen op en ging zitten, nam het ventje in zijn armen en zei: "God, vergeeft U mij. Ik wil recht wandelen, zodat mijn zoon, achter mij, recht zal wandelen."
61 En dat willen wij doen, als Christenen. Wij willen wandelen als Christenen, leven als Christenen, spreken als Christenen.
62 Vele jaren geleden, toen men in het Zuiden nog slavernij kende, daar in Kentucky en Alabama en waar ik vandaan kom, waren zij gewend kleurlingen te nemen en die op de veiling te verkopen, per opbod, net zoals u tweedehands auto's of zoiets hebt. Ik geloof dat geen mens een slaaf moet zijn. "God schiep de mens, en de mens maakte slaven." En dan kwamen ze langs om ze te kopen, net zoals u een tweedehands auto koopt en een koopbewijs ontvangt, enzovoort. Dat was een verschrikkelijke zaak.
63 Dus op een dag kwam er een koper langs om... een makelaar, naar een oude plantage, die veel slaven had. En hij zei: "Hoeveel slaven hebt u?"
"O," zei hij, "om en nabij de honderdvijftig daar, denk ik."
Hij zei: "Zou ik erheen kunnen gaan om ze te bekijken?"
Hij zei: "Ja zeker, ga uw gang."
64 Dus ging hij op weg om de slaven te bekijken. En toen hij rondkeek lette hij op die mannen; ze waren altijd droevig. Zij, de boeren, brachten hen vanuit Afrika over en laadden hen daar in Cuba uit en zonden hen hier naar het zuiden en verkochten ze als slaven. En zij wisten dat ze nooit meer naar huis terug zouden keren. Zij wisten dat zij nooit hun vader en moeder weer zouden terugzien, of hun kinderen, echtgenoot, vrouwen, enzovoort. Zij waren een slachtoffer van omstandigheden die zijzelf niet hadden veroorzaakt. En hier waren zij, weg van huis en bedroefd. En soms moesten ze zwepen gebruiken om hen te slaan, zoals zij dat bij een beest doen, vee, runderen en paarden en dergelijke, om hen aan het werk te krijgen.
65 En dit hebben zij opgemerkt... Deze jonge opkoper merkte op, dat er één van die jonge slaven niet met een zweep geslagen hoefde te worden. My, hij had z'n kin omhoog, zijn schouders naar achteren en hij was werkelijk steeds precies op zijn post. Zij hoefden hem niets te doen. [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] Hij kreeg het werk gedaan. Dus zei de eigenaar van de slaven... De opkoper zei tegen deze eigenaar: "Ik zou die slaaf willen kopen."
Hij zei: "O nee, hij is niet te koop."
66 Hij zei: "Wel, waarom is hij niet te koop? Wat... wat laat u... Hoe komt het dat hij zich zo gedraagt?" en vroeg: "Is hij de baas over de rest van hen?"
Hij zei: "O nee, hij is een slaaf."
Hij zei: "Geeft u hem ander eten dan de rest?"
67 Hij zei: "Nee, zij eten allemaal gezamenlijk in de eetkeuken. Hij is gewoon een slaaf."
68 Hij zei: "O, maar waarom gedraagt hij zich zo anders dan de rest?"
69 Hij zei: "Weet u, dat heb ik me ook vaak afgevraagd, tot ik ontdekte dat ginds in het thuisland, in Afrika, waar zij vandaan komen, zijn vader de koning is van een stam. En toch is hij een vreemdeling, ver van huis verwijderd, maar hij weet dat hij de zoon van een koning is en hij gedraagt zich zo." O my!
70 Wat behoren Christenen te doen? Wij zijn zonen en dochters van de Koning. Hoewel wij vreemdelingen zijn, laten wij ons gedragen als zonen en dochters. Vrouwen, laat uw haar uitgroeien. Stop met die immorele kleding en dergelijke, te dragen die u draagt. Mannen, keer terug tot waar een man behoort te zijn. Handel als zonen en dochters van God. U bent hier een vreemdeling, maar bedenk dat wij zonen van de Koning zijn.
71 Zie de invloed die de man op de rest van hen had, zijn moraal hield de hoop van de rest van hen hoog.
72 We ontdekken dat deze koning Uzzia, in de dagen van de profeet Jesaja, een schaapherdersjongen was. Jesaja was een profeet.
73 Profeten worden zo geboren. Zij zijn net... Men legt hen niet de handen op en maakt hen profeten. Zij zijn zo geboren, door God voorbestemd. "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." Er bestaat een gave van profetie in de gemeente en het moet door drie mensen beoordeeld worden, voordat de stem ooit in de gemeente gehoord zou mogen worden; maar dat is alleen een gave van profetie. Maar een profeet is absoluut verordineerd met ZO SPREEKT DE HERE, van kinds af aan.
74 Jesaja was een profeet van de Here en hij was meegenomen naar de tempel. En hij had... Deze Uzzia, deze jonge herdersjongen, had een grote invloed op deze jonge profeet. Omdat in 2 Kronieken 26, ons wordt verteld dat hij, Uzzia, koning van Israël was geworden toen hij pas zestien jaar oud was. Zijn vader Amazia stierf en hij nam zijn plaats van regeren in, zoals het de gewoonte was dat de zoon de koning opvolgde. En zij namen hem en maakten hem koning toen hij pas zestien jaar was. En zijn vader Uzzia... Amazia, was een groot man. Hij was een godvrezende man. En daar hij deze godvrezende ouders had liet het hem de dingen doen die juist waren, omdat hij werd beïnvloed door zijn vader. Ziet u?
75 Maar hoe kunt u vandaag nog wat anders verwachten, dan alleen dat wij nog meer Oswalds en Jack Ruby's zullen gaan krijgen? Kijk naar... Een poosje geleden verliet ik mijn motel en daarbuiten lag zo'n dronken troep van een stel Californiërs; die vrouwen lagen daarbuiten spiernaakt, met enkel een klein soort bandje om zich heen, of iets dergelijks. En mannen die whisky dronken met ijs en spul, en te keer gingen en rondom de zwembaden neervielen. Hoe kunt u verwachten dat hun kinderen, de jongeren, die daar op het erf spelen, iets anders zullen zijn dan een Oswald of zoiets? Het is de invloed die hun wordt voorgehouden.
76 O, Amerika is door en door rot. Zij zal oogsten wat ze gezaaid heeft. Een rechtvaardig God kan haar niet vrijuit laten gaan met iets anders.
U zegt: "Bent u Amerikaan?"
77 Ja zeker ben ik een Amerikaan. Op de slagvelden in Duitsland en Japan zijn er overal gedenktekenen daar van Amerikaanse graven, mijn mensen, Branhams. En als ik moest gaan zou ik er mijn leven voor geven.
78 Maar laat mij u iets vertellen. Wij, deze natie, heeft een schudding nodig. De dingen die we eens hadden zijn wij kwijt geraakt en we proberen te leven op een reputatie van wat iemand anders heeft gedaan. We zullen ervoor oogsten. God maakte Israël, een volk naar Zijn eigen hart; Hij deed hen oogsten. En wij zullen ook oogsten voor wat wij doen. Wij hebben niets anders in het vooruitzicht dan oogsten. Wij hebben de grens van genade en gratie overschreden en er is niets anders overgebleven dan oogsten. Noteer dit in uw Bijbels. Ik ben een oude man. Maar noteert u dat maar en vind uit of dat wel of niet waar is. Misschien wanneer ik ben heen gegaan, zult u gaandeweg uitvinden dat deze woorden waar zijn. We zullen het krijgen. We zijn gewogen in de weegschaal en te licht bevonden en er is geen ontsnappen aan. Dat is juist. Wij zijn die grens gepasseerd. U moet elke keer oogsten wat u zaait.
79 Dus deze jonge kerel had hier zo'n invloed op, de jonge koning had een invloed op de jonge profeet. En hij leunde op de arm van zijn profeet, omdat hij wist dat hij een profeet was. En hij had hem altijd vlak bij zich en putte zijn invloed uit die visioenen, en dergelijke, vanuit God, om te weten hoe zijn koninkrijk te leiden.
80 En het maakte hem tot een voornaam man. Hij negeerde de politiek van die dag en de populaire opinies en diende God met een waarachtig hart. Dat is het soort president dat wij nodig hebben. Zo'n soort leider hebben wij nodig over de mensen van elk land, waar dan ook. Zijn koninkrijk nam naast dat van Salomo de tweede plaats in. Er was niets... God zegende hem en onthield hem geen enkele zegen, omdat hij Hem diende.
81 En dit was een grote steun voor de jonge Jesaja, omdat hij gezien had hoe God degenen zegende die getrouw waren aan Zijn Woord, ongeacht hoe moeilijk het was, getrouw te blijven aan dat Woord. En het is ook vandaag voor ons een voorbeeld om getrouw te blijven aan het Woord. En het had een grote invloed op hem.
82 Welnu, hij plantte wijngaarden en hij was een veehouder; hij had allerlei soorten vee en wijngaarden. Als u het wilt lezen in 2 Kronieken 26 en op verschillende plaatsen van de Schrift, die over Uzzia spreken. Hij was een groot man. Hij hield van het buitenleven, en zo'n fijne kerel! God zegende alles wat hij deed. Het ging voorspoedig, en zo ging het door. En geen volk viel hem lastig. Zij waren bevreesd voor hem, omdat hij de Here God, Die met hem was, diende. Niet omdat zij bevreesd waren voor zijn militaire macht, maar zij waren bevreesd voor de God Die hij diende.
83 Dat behoorde ons gedenkteken te zijn. "Onze God vertrouwen wij", staat op onze dollars, maar ik vraag het me soms af.
84 Welnu, maar dit alles is gebeurd en het laat hier een voorbeeld zien. Ik wil vanmiddag hier graag de aandacht op vestigen en laten zien hoe God een man kan zegenen en hem tot een voornaam man kan maken. Maar, weet u, toen deze koning zich veilig begon te voelen, en het gevoel kreeg dat hij absoluut verankerd was en er voor hem geen mogelijkheid was om ooit te vallen, verhief hij zich in trots. Toen maakte hij zijn val. Daar is het waar iedere man zijn tuimeling maakt.
85 Ik denk dat dit vandaag aan de hand is met heel wat van onze mensen; we worden hoogmoedig. Ik geloof dat dit organisaties drijft tot het doen van wat zij doen. Zij denken dat zij een betere standing krijgen, wat men een meer intellectuele, betere klasse van mensen noemt. Leiden daar hun mannen op, predikers, met hoge school en universitaire opleiding, twee of drie jaar psychologie, geven hun psychische testen en hersenspoelingen, enzovoort, om te zien of zij voor de zaak geschikt zijn, en weten soms niet meer over God dan een konijn weet over sneeuwschoenen. Dat is waar. Ja. Dat verstandelijke heeft er niets mee te maken. Het is de kracht van de Heilige Geest. Het zit niet in uw verstand; het zit in uw hart. Juist. Maar ziet u, dan krijgen we dat zij eerzuchtig worden. "De onze – wij gaan naar de beste kerk in de stad. Wij behoren tot de eerste kerk. Wij behoren tot die waar de burgemeester naartoe gaat. Wij behoren aan deze."
86 En al die dingen daar, kijk wat het is; dan kunnen de mensen er eenvoudig niet tegen om dat te horen. Zij denken alleen dat u een verschrikkelijk persoon bent. Maar wat is het: er is geen plaats waarin het zaad zich kan verankeren. Er is niets waarop het kan liggen; slechts steenrots. Het zal nooit wortelen. "De vogels vliegen rond en pikken het weg", zegt de Bijbel.
87 Maar toen deze koning zich verheven had en zich zelfverzekerd voelde, verhief hij zich in trots.
88 Menigmaal bemerk ik dat we zelfs mensen, evangelisten, tot een plaats zien komen, waar velen van hen beschuldigd zijn van zaken, van drinken, enzovoort en misschien is er wel wat van waar. Ik denk dat het komt doordat zij een koninkrijkje om zich heen hebben gebouwd en denken dat de mensen hen zo liefhebben dat er totaal geen mogelijkheid is voor... Deze mensen kunnen gewoon alles doen wat ze maar willen, en "de mensen zullen het over het hoofd zien".
89 De mensen misschien wel, maar wat met God? Dat falen wij te zien. God is Degene Die kijkt. Ziet u? God weet het. Wanneer u Waarheid en licht ziet en het verwerpt, weet God wat u gedaan hebt. U zult nooit verder komen tot u weer rechtstreeks terugkeert tot dat punt. U kunt daar niet overheen stappen. U moet terug naar de plaats waar u verkeerd bent gegaan.
90 Hij werd zo trots en zo zelfverzekerd en alles, zo erg, dat hij probeerde de plaats van een voorganger in te nemen. Hij probeerde naar binnen te gaan om een reukoffer te brengen, zoals wij uit de Bijbel weten, om een reukoffer te branden, wat alleen een Leviet mocht doen, een priester die gezalfd was voor die taak. Hij probeerde die plaats in te nemen.
91 En hier hebben we een invloed van deze koning, om mensen te laten weten dat deze vleselijke nabootsing van elkaar, tegenwoordig, niet van de Here is. U bent niet verordineerd tot zoiets. U zult nooit de plaats van een ander innemen en een ander kan uw plaats niet innemen. Vind uit waar uw plaats is en blijf daar. Begrijpt u?
92 Hij dacht: "Wel, nu ik... Gezegend zij God, ik ben een koning en de Here is goed voor mij geweest. Ik kan dit doen. Ik heb dat gekregen. Dit is mijn bediening." En we zien tenslotte dat hij door zo verder te gaan, probeerde datgene te overschrijden, en daar overheen te stappen, waar God hem in zegende.
Als u een goed gemeentelid bent, wees dan een goed gemeentelid.
93 Als u een goede huisvrouw bent, als God u gezegend heeft als huisvrouw en u trouw en oprecht maakte, zuster, ga door met dat te zijn. Ga niet denken dat God u riep om een prediker of een diaken of iets anders te worden.
94 En u mannen doe hetzelfde. Waar God u ook heeft gezegend, blijf daar, want daar is het waar God u heeft geplaatst. Doe gewoon wat Hij u vertelt te doen en kijk waar Hij u zegent.
95 Maar probeer er nooit in te stappen, dat zijn de graswortels van Pinksteren. Toen mevrouw McPherson... zoals ik in haar boek las. Ik was nog geen prediker in haar dagen. En ze zeiden: "Toen zij het podium opliep, met deze, als vleugels, weet u," of zo'n soort gewaad, weet u, "toen ging elke vrouwelijke prediker hetzelfde dragen. Allemaal droegen ze een Bijbel op dezelfde manier als mevrouw McPherson."
96 Hebt u wel eens naar deze radioprogramma's geluisterd? Iedereen: "De Here zegene je, echt goed, kerel", een Billy Graham. Het zijn vleselijke nabootsingen.
97 Ik las de geschiedenis van Maarten Luther. En de geschiedenis zei: "Het was niet zozeer een mysterie dat Maarten Luther kon protesteren tegen de Katholieke kerk en dat hij daar goed vanaf kwam, maar dat hij zijn hoofd boven alle fanatisme kon houden, dat volgde na zijn opwekking." Zo is het.
98 Houd u schoon en zuiver aan uw roeping. Blijf bij Gods Woord en laat u door niets bewogen worden. Sta en blijf getrouw in uw roeping. Als Hij u ergens een baan geeft als boer, wees een goede boer. God zegene u daarin, en betaal uw tienden en wat het ook is, uw offers, om de bediening vooruit te helpen. Als Hij een monteur van u maakte en u zegende in dat werk, blijf erbij en bedank Hem ervoor. Zie? U blijft gewoon waarin God u riep.
99 Wij zien hier een invloed. En dan, toen geprobeerd werd hem te corrigeren, rende de voorganger hem achterna en riep: "Zeg! Wacht even! U werd daar niet toe geroepen!" O, werd hij even kwaad! Oei, hij stond klaar om hem te laten onthoofden.
100 Ziet u, er is nog iets wat wij moeten weten. Het geeft niet hoeveel God u heeft gezegend, u hebt geen recht om de gezalfde van de Here te berispen, of iets tegen hen in te brengen. Dat is waar. God is Degene om daar zorg voor te dragen. Hebben ze enige berisping nodig, dat zijn Zijn kinderen, laat u hen met rust. U wordt niet verondersteld dat te doen. Ziet u?
101 En als u mensen over hun zonden vertelt en hun zegt dat zij verkeerd doen: "Kom er uit! Probeer niet naar de hemel te gaan op grond van een organisatie-systeem of zoiets." Mijn goedheid, zij zouden willen ontploffen. Jazeker. Zij willen fouten bij u ontdekken. Zij willen zelfs niet naar u zitten luisteren; ze staan op en gaan naar buiten, en zijn ongemanierd en gedragen zich op elke wijze. Ziet u, ten eerste laat dat slechte opvoeding en ongemanierdheid zien. Absoluut.
102 Maar we zien dat deze kerel deze houding had aangenomen door zo te handelen. Wat gebeurde er met hem? De Here sloeg hem ter plekke in het gebouw met melaatsheid. En waar is melaatsheid het type van? Zonde en ongeloof. Er is geen andere zonde dan ongeloof. "Degene die niet gelooft is reeds veroordeeld." En zonde is het enige ongeloof dat er is.
103 Ik predikte eens in een Methodistenkerk en ik zei: "Sigaretten roken is geen zonde. Overspel is geen zonde. De Naam van de Here gebruiken is geen zonde."
104 Voor een zuster werd het teveel; ze sprong op en zei: "Alstublieft, vertel me, eerwaarde Branham, wat is zonde?"
Ik zei: "Ongeloof."
105 Je doet deze dingen omdat je niet gelooft. Dat is het. De reden dat je weigert in het licht van het Woord te wandelen, is omdat je het Woord niet gelooft. Dat maakt je een ongelovige.
106 Een man zei tegen mij: "Het maakt mij niet uit hoeveel gevallen u zou kunnen tonen en hoeveel gevallen de dokter zou kunnen tonen van verschillende genezingen," zei hij, "ik geloof niet in genezing. Het bestaat niet."
107 Ik zei: "Zeker, het werd niet gezonden tot ongelovigen. Het werd alleen gezonden tot degenen die geloven."
108 Het is alleen voor gelovigen. Hij zei: "Voor degene die gelooft zijn alle dingen mogelijk", niet voor degene die niet gelooft.
109 Eén greintje ongeloof in het Woord van God en u zult buiten het Koninkrijk der hemelen blijven. Het nam Eva er uit. Het veroorzaakte al deze moeite, door één keer het Woord een klein beetje te verdraaien. U moet er precies bij blijven, bij wat het zegt.
110 Nu zien we dat deze man helemaal hoogmoedig en opgeblazen werd en zijn gezicht werd rood en hij keerde zich om en vertelde het die priesters, en voor je het wist brak er melaatsheid bij hem uit. Precies daar in zijn woede werd hij geslagen. Het is nooit meer van hem weggegaan. Waarom? Door het Woord van God, dat men hem probeerde te vertellen, niet te geloven.
111 Daarin zit een echt voorbeeld. Let op. Hij geloofde niet en in zijn woede werd hij geslagen met melaatsheid en hij stierf, ginds in zijn eigen huis, werd nooit meer toegelaten in het koninkrijk, de plaats van de koning. Zijn zoon moest zijn plaats innemen en–en ze hielpen zo goed mogelijk, en hij werd zo achtergelaten tot hij stierf. Nu, ziet u, hij werd nooit meer gezond.
112 Jezus zei: "Eén woord ertegen zal nooit vergeven worden," het Woord, "noch in deze wereld, noch in de wereld die komt." Het is onvergeeflijk. Ziet u dus waarom de wereld gereed is voor oordeel? De grote evangelisten en dergelijke, die de aarde hebben bedekt met het Evangelie, zijn bespot, gehoond, enzovoort. Er is niets overgebleven. Er is geen manier waarop het nog gekeerd kan worden. Zij hebben de Heilige Geest gelasterd en er gekheid over gemaakt en al het andere. En zij hebben... En zij, daar is geen weg meer om ooit terug te keren. Er moet voor betaald worden, er is geen ontsnappen aan. God is rechtvaardig; het zou tegen Zijn rechtvaardigheid zijn, tegen Zijn – Zijn Wezen, wat Hij is. En nu zal er voor betaald moeten worden.
113 Dus deze koning, ongeacht hoeveel God hem liefhad, wat een groot man hij was, hoeveel graden hij had, toch deed hij verkeerd en moest hij oogsten wat hij had gezaaid. En ieder mens zal het moeten.
114 Dat was toen een les voor de jonge profeet. Werkelijk een echte les! Hierdoor leerde Jesaja dat God Zelf Zijn man zijn taak geeft. Niet wat iemand anders regelt. God verordineert Zijn man voor de taak. Geeft hem zijn positie. Hij zal niet proberen iemand anders' plaats in te nemen.
115 Het visioen, de zaak was zo belangrijk dat het de profeet naar de tempel dreef om te bidden.
116 Ik vraag me vandaag af, als wij de dood van de kerken zouden zien, als wij het uitsterven van de Geest zien bij de mensen die zich afkeren en hun geloofsbelijdenissen dienen, of het gelovigen niet op hun knieën behoorde te drijven.
117 Het bracht een echte gelovige, een verordineerde gelovige, Jesaja de profeet, op zijn knieën. Hij ging naar de tempel en daar begon hij te bidden.
118 En in de tempel zag hij God op Zijn troon, hoog verheven. God ging hem tonen waar naar te kijken. Niet naar elkaar te kijken, dáár omhoog te kijken naar wat Hij is. Naar Hem, hoog verheven op Zijn troon.
119 Let op de hemelse serafs met bedekkingen over hun gelaat. Nu, de serafs zijn degenen die de offeranden verbranden; wat één van de hoogste orde van engelen is. Zij volgen op de cherubs. Daar waren engelen, dan serafs en dan cherubs. En serafs zijn feitelijk de verbranders van het offer, die de weg banen voor de zondaren om naderbij te komen. Een werkelijk hoge orde van heiligheid in de tempel van God.
120 En hij zag, toen hij op de grond bij het altaar bad: "Heer, ik ben een man van onreine lippen en ik woon te midden van onreine mensen." En hij beleed zijn schuld.
121 En terwijl hij dit deed, keek hij op en zag deze serafs. Zij hadden twee vleugels over hun aangezicht en twee vleugels over hun voeten en vlogen met twee vleugels al roepende: "Heilig, heilig, heilig is de Here God almachtig! Heilig, heilig, heilig, alles van God is heilig! Heilig, heilig, heilig is de Here God almachtig!"
122 Laten we kijken naar het visioen dat de profeet zag en er verder op ingaan. Twee vleugels bedekten hun aangezicht. Denk eens in, zelfs heilige engelen moesten hun zondeloze aangezicht bedekken om in de tegenwoordigheid van God te staan. Hun werden vleugels gegeven om hun aangezicht te bedekken in de tegenwoordigheid van de heilige God! Hoe zullen u en ik daar staan, als de serafs vleugels moesten gebruiken, Gods voorziene wijze om hun aangezicht te bedekken om in Zijn tegenwoordigheid te staan en te zingen: "Heilig, heilig, heilig is de Here God almachtig"? Eerbied in Zijn tegenwoordigheid!
123 Nu, wij hebben geen enkele eerbied voor God. Iedereen denkt gewoon dat hij zo veilig is, dat zij – zij niet – zij God niet eerbiedigen zoals zij zouden moeten. Waarom? Waarom doen zij dat? Omdat zij zich niet bewust zijn van Zijn tegenwoordigheid. Dat is de reden waarom mensen dit doen. Zij herkennen het niet. Zij kunnen niet... zij kunnen niet begrijpen dat zij in Gods tegenwoordigheid zijn. Hun gedachten zijn zo bedorven en in beslag genomen door de dingen van de wereld, dat zij er zelfs geen enkele aandacht aan schenken. Zij gaan naar de kerk, zeker. Maar om te beseffen dat u in de tegenwoordigheid van God bent! Niet alleen in een kerk; waar u ook bent, bent u in de tegenwoordigheid van God.
124 Als zij konden doen zoals David zei: "Ik stel de Here gedurig voor mijn aangezicht, daarom zal ik niet bewogen worden." Zolang de Here voor hem stond, kon hij niet bewogen worden.
125 En deze hemelse offerverbranders, met vleugels over hun aangezicht, die "Heilig, heilig, heilig" riepen, terwijl ze in de tegenwoordigheid van God stonden; wat zal er met een zondig volk gebeuren, dat geen eerbied aan God wil schenken?
126 U zegt: "Wel, broeder Branham, u zei zojuist dat zij voorzien waren van twee vleugels."
127 En u bent ook van iets voorzien, het bloed van Jezus Christus. Dat is uw bedekking. Dát. U staat niet als een seraf, u staat niet als een cherub, u staat niet als een engel, maar u staat als een verloste zoon of dochter van God, door dit bloed. U hoeft die vleugels die zij hadden niet te hebben. Ze zijn in die tegenwoordigheid een speciale bedekking voor hen. Maar u hebt als bedekking het bloed van Jezus Christus gekregen om daar te staan. Nu, hoe... Welnu, als u dat bloed hebt ontvangen, dan eert u God, u hebt God lief, u respecteert God; en God is het Woord.
128 Merk nu op, ten tweede: zij bedekten hun voeten met twee vleugels. Wat betekende dat? Nederigheid voor God in Zijn tegenwoordigheid.
129 Zoals Mozes bij de brandende struik zijn schoenen uittrok, toen hij Hem hoorde zeggen: "Ik ben Die Ik ben."
Paulus op zijn weg naar Damaskus viel op zijn aangezicht.
130 Johannes, toen hij de Geest van God boven Jezus zag, zei hij: "Ik heb nodig door U gedoopt te worden en waarom komt Gij tot mij?"
131 Hier is een mooi voorbeeld. Wees altijd bewust van uw nietigheid, niet van uw voornaamheid.
132 Wij, Amerikanen, hebben het tegenwoordig zozeer... dat wij proberen te denken dat wij iets geweldigs zijn. "Wij behoren tot iets groots, een geweldige organisatie, een geweldig belangrijk iets dat heeft..." O, geweldig groot, groot, groot is al wat we zien.
133 En dat wanneer... In de Bijbel hebben we er een keer een voorbeeld van. Er was een profeet die terugkeerde in de grot, en... Elia. En God probeerde zijn aandacht te trekken, om naar buiten te komen. En daar kwamen vuur, rook en bulderende windvlagen door de bergen, en donder, aardbevingen en schuddingen, enzovoort. De profeet bewoog zelfs niet eens. God was er zelfs niet in. Maar toen die stille, zachte stem sprak, bedekte hij zijn aangezicht en kwam te voorschijn. Wanneer de stille, zachte stem van Gods Woord spreekt, geen lawaai, niet onze grote denominaties, niet onze geweldige dingen, maar die stille, zachte stem van het Woord, dat over het hoofd wordt gezien. Dat zou een mens tot bekering moeten roepen. God in Zijn Woord!
134 Ook bedekte hij zijn voeten en werd zich bewust van zijn... onze nietigheid voor God.
135 Ten derde: hij kon vliegen met de twee andere.
136 Bedenk nu; met twee bedekte hij uit eerbied zijn aangezicht in de tegenwoordigheid van God. Ten tweede: de twee vleugels over zijn voeten betekenden nederigheid voor God. En nu met het derde paar vleugels zette hij zichzelf in actie. Hij kon met die twee vleugels vliegen. Zie? Twee over zijn aangezicht, twee over zijn voeten, en met twee vloog hij. Nu, wat betekende het? Eerbied, nederigheid en in actie.
137 God toonde de profeet hoe Zijn gereed gemaakte dienstknecht moest zijn: eerbiedig, nederig en in actie. Hij zag nu iets anders dan wat Uzzia had voortgebracht. Hij liet de profeet zien, hoe hij moest zijn, niet zoals Uzzia, maar zoals die hemelse cherubs. En als u naar een koning wilt kijken, een aardse koning... Kijk naar een Hemelse, verheven boven alle hemelen, en Zijn zomen vulden de hemelen.
138 Hier zien wij dat Hij hem iets gaf om naar te kijken, om hem anders te beïnvloeden dan door datgene waarnaar hij gekeken had, denkend: "Een man die God diende en voorspoedig was enzovoort, was uitstekend." Maar Jesaja zette zijn gedachten op een mens.
139 En een mens is om te beginnen al een mislukking, het maakt me niet uit wie hij is. "Hij is in zonde geboren, in ongerechtigheid geschapen, kwam leugen sprekend ter wereld", dus is hij een totale mislukking. Het maakt me niet uit of hij een bisschop is, paus, ouderling of wat hij nog maar meer zou mogen zijn. Hij is een faler om mee te beginnen. Kijk er nooit naar. Het geeft niet, "al zou hij met geloof bergen verzetten of al zijn goederen geven om de armen te voeden." Kijk nog steeds naar Jezus Christus. Hij is Degene. Kijk naar Hem, niet naar een man.
140 We ontdekken nu dat Hij hier liet zien hoe een dienstknecht van God moest zijn, hoe hij nederig, eerbiedig en in actie moest zijn.
141 Kom in actie! Velen van ons kunnen nederig zijn, velen van ons kunnen eerbiedig zijn, maar het is moeilijk ze in actie te krijgen.
142 Maar nu merken wij op dat God toonde hoe Hij Zijn dienstknecht bereid maakte, wat hij moest zijn. Die cherubs of serafs waren Gods dienaren.
143 Merk op, zoals de vrouw bij de bron. Toen zij uitkeek naar een Schriftgedeelte dat vervuld moest worden; waar wij deze week twee- of driemaal over spraken... Toen zij ernaar uitkeek dat dat vervuld zou worden... Het meisje ging voor zover wij weten niet naar de kerk. Waarschijnlijk weet zij... Ze waren zover van het Woord vandaan, en dergelijke, zij... en beriepen zich op hun geloofsbelijdenissen, enzovoort. Zoals Jezus zei: "Gij hebt uw tradities genomen en het Woord van God krachteloos gemaakt."
144 Vandaag is het ongeveer hetzelfde. De geloofsbelijdenissen die ons zijn onderwezen en dergelijke, hebben het Woord van God buiten werking gezet. Het Woord kan niet naar voren komen. En de dingen die naar waarheid gezegd worden, zijn zo doordrenkt met iets anders, dat zij het niet kunnen zien.
145 Bedenk, dat die stem niet alleen u hier zal achtervolgen. Deze band gaat over de hele wereld. Ik spreek niet specifiek tot u allen hier. Maar als er hier iemand is die het nodig heeft, wel, dan is dat voor u. Begrijpt u? Maar vergeet niet dat die stem u zal achtervolgen zo lang u leeft. Op uw sterfdag zal het u naklinken. Gehoorzaam het! Kom terug!
146 Onze tradities hebben het Woord van God genomen en het krachteloos gemaakt. Het Woord van God wordt gemanifesteerd en de mensen staan er omheen en zeggen: "Wel, ik denk dat het tamelijk goed is." Ziet u? My, o my! Het behoort uw ziel in brand te zetten. Het behoort iets te doen, maar het gebeurt niet. Het doet het niet. We vinden dat God...
147 Toen deze vrouw... Die priesters, enzovoort, waarschijnlijk ging zij niet naar de kerk, daar zij geen reden zag om te gaan, bij zoiets als dat. Maar zij had de Schriften gelezen. Want merk op, zij wist het snel toen Hij haar vertelde wat haar moeite was, daarom zei ze: "Wel, wij weten dat U een profeet moet zijn. Wij hebben sedert honderden jaren er geen gehad. Maar U moet een profeet zijn, dat weten wij." Ziet u, naar mijn mening, dacht zij...
148 Als u die kanttekening daar neemt en het in uw Schriftgedeelte leest, verwijst het terug naar de Profeet, welke Christus was.
149 Zij sprak: "Wij weten dat... U moet een profeet zijn. Wij weten dat de Messias, wanneer Hij komt... dit het zal zijn wat Hij zal doen. Hij zal hierdoor geïdentificeerd worden."
En Jezus zei: "Ik ben het, Die met u spreek."
150 Zij kwam in actie. Zij kon het niet langer uithouden. Juist hetgeen waar zij naar uitkeken, was toen precies op aarde en zíj zag het. Ongeacht hoezeer zij in een slechte toestand verkeerde; een prostituee, of een dergelijke vrouw, kon niet... De man op straat zou zelfs niet naar haar luisteren. Men zou het vandaag niet doen. Maar haar stoppen? Hoe zou u het kunnen? Het was als een brandend huis bij een hevige wind. Je zou het niet kunnen doven. Er begon een vuur in haar hart te branden.
151 Ze zei: "Kom een Man zien, Die mij de dingen heeft verteld die ik gedaan heb. Is dit niet de Messias?" En het drong ook door. Want Jezus hoefde dit geen enkele keer opnieuw te doen. De mensen geloofden haar omdat... geloofden Jezus vanwege haar getuigenis. Begrijpt u? Wat deed het? Zij was nederig, eerbiedig en in actie. Zij kwam in beweging toen zij het zag gebeuren.
152 Zijn tekenen vandaag behoren te beïnvloeden. De beloofde tekenen van vandaag, het beloofde Woord dat is uitgelegd voor deze dag: God te zien vervullen wat Hij heeft gezegd te zullen doen. Het behoort ons iets te doen. Maar het gebeurt niet.
153 Precies zoals het was bij de Joden. Zij waren zo religieus dat zij – zij niet dachten dat ze het nodig hadden. Zij dachten dat zij alles hadden.
154 En zo is het met de wereld vandaag. Het heeft genoeg te eten, genoeg om zich te kleden, mooie kerken, grote plaatsen, fijne opgeleide predikers en dus hebben zij niets anders nodig. "Maar gij weet niet", zegt de Schrift, "dat gij naakt, ellendig, en blind zijt en het niet weet." "Weten het niet", en u kunt ze niets anders vertellen. Zij waden voortdurend verder langs die lijn en blijven in gebreke om het Woord van God toe te staan hen te beïnvloeden, om te geloven dat Jezus Christus uit de dood is opgestaan en vandaag leeft, Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig, en Zichzelf levend vertoont. Zij zijn gewoonweg dood. Overal, overal waar je gaat schijnt het hetzelfde te zijn. Het moest evenwel zo zijn, weet u. Hij moet uit de kerk gezet worden. Er is geen enkele manier om dat tegen te houden. God zei, dat het op die wijze zou zijn. Maar als...
155 Laat het u schudden, laat het u goed schudden. Het maakt niet uit in welk land u bent, waar u ook bent, wie u ook bent, laat het u wakker schudden.
156 De uren komen en gaan. Voor u het weet zult u zeggen: "Wel, ik – ik dacht dat dit verondersteld werd te gebeuren vóór de opname."
157 Er zou een stem kunnen weerklinken zoals die eens heeft geklonken: "Het is reeds gebeurd en u wist het niet."
158 U zult ergens totaal vast geankerd zijn in een kerk en zeggen: "Ik ben zo veilig als ik maar kan zijn", en voor u het weet zal de opname voorbij zijn. Het zal een geheim zijn, een plotseling heengaan, niemand die er iets van weet. De wereld zal gewoon door blijven gaan.
159 Zoals Noach in de ark ging. U herinnert zich dat, nadat Noach de ark inging, hij daar zeven dagen zat nadat God de deur had gesloten. God sloot de deur en Noach zat zeven dagen in de ark voordat er iets gebeurde.
160 En de deur van genade zal voor uw ogen gesloten worden, en zou het al kunnen zijn. En denk eens in, de mensen zullen doorgaan met prediken, mensen denken dat zij gered worden, zetten hun namen in de boeken, worden lid van de kerk, juichen en springen op en neer.
161 O, ik heb Mohammedanen zien juichen. Ik heb gehoord... mensen drinken bloed uit de schedel van een mens en spreken in tongen en doen al deze dingen. Dat is geen teken dat u gered bent. O nee.
162 "Hebben de gedaante van godzaligheid." Wat is "de kracht daarvan" waarover zij spreken?
163 Kijk, deze dingen konden gebeuren en het zal verleden tijd zijn en u zult het niet weten. U kunt het zich niet veroorloven een dergelijke kans te wagen. Doe het niet, vrienden. Kom binnen terwijl u kunt. Wees niet beïnvloed door een of ander voornaam groot gebouw, een grote organisatie, een of andere hoogbeschaafde geleerde. Laat het Woord van God u beïnvloeden. Precies waardoor die apostelen het werden. Toen zij dat Woord gemanifesteerd zagen, beïnvloedde dat hen: "Wij zijn zeker..."
164 Ik zou het eigenlijk weer kunnen aanhalen. Jezus, met grote menigten van duizenden die Hem volgden, zei: "Dit zijn er te veel. Kijk, kijk, er is hier wat vreemds, weinigen zijn geroepen... Ja, velen zijn geroepen, weinigen uitverkoren."
165 Dus toen zag Hij de grote gemeenten. Hij zei: "Tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet, Zijn bloed drinkt, hebt u geen leven in u." Hij verklaarde het nooit.
166 Ik vraag me af of Hij dit vandaag in Beaumont zou zeggen. Ongeacht hoe populair Hij was. Wat denkt u dat dokters en fijn ontwikkelde mensen en wetenschappelijke mensen zouden zeggen? "Die man is een vampier. Wel, Hij wil dat u Zijn bloed drinkt? Wel, wat een soort van..." U krijgt een woedeaanval.
167 Jezus heeft het nooit verklaard. Hij wilde die parasieten van Zich afschudden. Ja zeker. Toen stonden zij allen op en vertrokken.
168 Daarna keek Hij om Zich heen naar die apostelen die niet tot leven waren bestemd, toch had Hij ze gekozen. Zij waren niet verordineerd. Hij zei: "Wat zult u zeggen wanneer u de Zoon des mensen naar de hemel ziet opstijgen vanwaar Hij gekomen is?" O, dat deed hen naar adem snakken. Wat deed Hij...
169 Die predikers zeiden: "Opvaren naar de hemel? Wel, deze Man werd hier in Galilea geboren. Hij werd in Nazareth geboren. Wij kennen Zijn moeder, Zijn – Zijn broers. Wij kennen de wieg waarin Hij gewiegd werd. Wij hebben Zijn babykleertjes gezien. Wij spraken met Zijn moeder. En dan komt deze Man zeggen: 'Keert terug naar waar Hij vandaan komt'? Hij komt uit Nazareth. Wat zegt Hij, 'hemel'?"
170 Hij legde het nooit uit. Nog teveel parasieten. "Zij stonden op, en wandelden niet meer met Hem." Dat zei de Bijbel.
171 Toen draaide Hij Zich naar de twaalven om en zei: "Willen jullie ook niet allemaal gaan?"
172 Bedenk dat zij het niet konden verklaren, maar zij wisten het. Zij wisten dat Hij het was, dus zeiden zij het Hem. Hij had hen beïnvloed door Zijn betuigde tekenen van God. Let op.
Hij zei: "Willen jullie ook niet gaan?" tegen de twaalf.
173 Petrus zei: "Heer, waarheen zouden wij gaan, want wij zijn zeker..." Nu, dat, kijk, bestudeer dat. Wat is het? "Wij weten wat het Woord zegt voor vandaag. Wij weten wat de Messias wordt verondersteld te doen als Hij vandaag komt. Wij hebben deze zaak door God beantwoord gezien."
174 Hij zei het later op het Pinksterfeest. Hij zei: "Jezus van Nazareth, een Man onder u van Godswege bekrachtigd, door de dingen die Hij wordt verondersteld te doen. En u hebt de Prins des levens genomen en Hem gekruisigd en God heeft Hem opgewekt, waarvan u getuigen bent."
Merk hier op, hij zei: "Waar zouden wij heengaan?"
175 Jezus zei: "Ik heb u twaalven gekozen en één van u is een duivel."
176 En daar staan er slechts elf uit duizenden keer duizenden. Er stonden daar elf. O my! Beïnvloed! Ja zeker.
177 Deze kleine vrouw, toen zij werd beïnvloed kwam zij in beweging. Zij moest er iets mee doen. Zij moest het aan iemand anders vertellen.
178 En elke waarachtige ziel, die geconfronteerd wordt met Christus, u moet wel iemand er over vertellen.
179 Petrus, toen hij Hem op Zijn Woord nam, die nacht op zee, zag Hem daar, was... of die dag was het. Zij hadden de hele nacht gevist en hadden niets gevangen; gingen met hun vissersboot heen en weer met hun treknetten. Dat is een ontmoedigende tijd, als iemand een visser is. Viste de hele nacht met het treknet en hij was ook een visser. Zijn vader was een visser. Hij was heel zijn leven al op dat meer geweest en zijn ouders en grootouders kwamen van dat meer. En hij wist wanneer de maan goed stond en welke richting de wind blies en al de tekenen. Hij viste voor een levensonderhoud. Dus had hij de hele nacht gevist en niets gevangen.
180 Toen vonden ze de volgende dag uit dat er gezegd werd dat deze profeet aan de oever zou gaan spreken. En ik stel me voor dat uit hun hutjes kleine, eenvoudige vrouwen, enzovoort, kwamen om naar Hem te komen luisteren. De menigte werd zo groot op de oever, dat hij deze boot, Petrus' boot, moest lenen. Zij kwamen naar buiten en wasten hun netten en spreidden ze daar dan uit, en zelfs geen enkele vis; ze waren ontmoedigd.
181 En soms, op dat ontmoedigende moment, als u oplet, dan komt Hij langs. Maar wees niet te blind om het te missen. Zie? Wanneer u alles ziet gebeuren op de wijze waarop het vandaag in de wereld is, wees niet bevreesd. Zie? Wees niet bevreesd. Onthoud slechts dat Hij beloofde tot u te komen.
182 En merk nu op, toen Hij kwam, zei Hij tegen Petrus: "Werp nu uit in het diepe en laat het zakken voor de vangst."
183 Petrus zei: "Misschien. Ik heb dit nooit eerder zien gebeuren. Ik weet het niet. Ik heb hier heel mijn leven gevist. De tekenen – we hebben net de hele nacht gevist in datzelfde water en tot nog toe is er helemaal niets! We hebben er niet één opgehaald. Maar op Uw Woord, Heer," daar is het, "zal ik het net neerlaten. Uw Woord!"
184 U bent misschien door elk ziekenhuis gegaan. Broeder King, zij hebben misschien gezegd dat u zult gaan sterven. Zij hebben misschien dit, dat of nog wat gezegd, zuster. Het maakt mij niet uit wat zij hebben gezegd. "Op Uw Woord, Heer, zal ik het net neerlaten!"
185 Toen hij dat Woord betuigd had gezien, toen Jezus hem iets vertelde, geloofde hij het, en hij liet het net neer in het water waar geen vis was. Maar als God het zei kon Hij daar vis plaatsen, evenals Hij water in de lucht bracht.
186 Hij kan genezing in uw lichaam brengen, het maakt mij niet uit of er daar niets is. U vertrouwt Hem dat Hij het in de laatste dagen zal opwekken. "Op Uw Woord Heer, laat ik het net neer."
187 Het beïnvloedde die visser zozeer dat hij vis en al verliet en Jezus volgde. Het was een invloed toen hij Hem op Zijn Woord nam. Wat deed hij toen? Zei hij: "Wel, dank U, Heer, voor een fijne hoeveelheid vis"? Hij zei: "Laat je net achter. Van nu af aan zul je mensen vangen." De apostel kwam in actie!
188 Tenslotte, aan het einde van de weg, toen zij hem gingen kruisigen, doden, rende hij de stad uit. En op weg naar buiten, zoals de geschiedenis ons vertelt, terwijl hij voor zijn leven rende om de stad uit te komen, ontmoette hij Jezus, Die terugkwam.
Hij zei: "Waar gaat gij heen, Simon?" Of, Simon zei tot Hem: "Waar gaat Gij heen, Here?"
189 Hij zei: "Ik ga terug naar de stad om opnieuw gekruisigd te worden."
190 Simon keerde zich om en ging terug. En toen zij hem pakten, zei hij: "Doe niet...", zij legden hem op een kruis... Hij zei: "Hang mij niet op op die manier. Doe mijn hoofd naar beneden en mijn voeten omhoog!"
191 Hij werd beïnvloed toen hij Jezus zag, opgestaan uit de dood; beïnvloed voor zijn dood, hij was helemaal beïnvloed. Hij kwam in actie. De dood kon het zelfs niet stoppen. De kruisiging kon het niet stoppen. Hij was door Jezus beïnvloed.
192 Zij vertelden de blinde man, die genezen was, om zijn mond te houden, maar hij verspreidde Zijn reputatie overal. Zijn volk zei: "Welnu..." De priesters zeiden: "Als iemand die opwekking gaat bijwonen, kunnen ze gelijk hun kerkpapieren komen halen, dat is alles." En de vader en moeder waren daar bevreesd voor. Ziet u? Dus zeiden ze...
Ze kwamen en zeiden: "Hoe heeft deze jongen zijn gezicht ontvangen?"
Ze zeiden: "Hij is meerderjarig, vraag het hem." Zij waren bang.
Maar degene die genezen werd, was beïnvloed. Amen.
193 Hij zei: "Deze Man is een zondaar. Geef God de eer! Wij weten niet waar deze Man vandaan komt. Hij heeft geen geloofsbrieven. Wij werken niet met Hem samen. Wij hebben niets met Hem te maken. Wij weten niet waar Hij vandaan komt. Wij weten dat Hij een zondaar is en – en van de duivel."
194 Deze man had een goed antwoord voor hen. Hij zei: "Welnu, dit is werkelijk iets vreemds." Hij zei: "Nu, u wordt verondersteld de leiders van het land te zijn. En die Man gaf mij het gezichtsvermogen en toch weet u niet waar Hij vandaan komt?" Hij zei: "Of Hij nu een zondaar is of niet, dát kan ik u niet vertellen. Maar dit weet ik wel: waar ik eens blind was, kan ik nu zien."
195 Hij was beïnvloed. Het maakte hem niet uit om voor priesters of wat dan ook te staan. Hij was beïnvloed. Zijn ouders – zelfs het wonder bij hun eigen zoon beïnvloedde hen niet, maar het beïnvloedde hém.
196 De mensen op Pinksteren, zoals ik gisteravond al zei, met hun "Eeuwig leven"-polis, toen zij hun dividend ervan gingen trekken... Let op hoe zij beïnvloed werden. Zij waren geheiligd, eerbiedig voor God. Zij hadden hun gelaat voor de dingen van de wereld bedekt en hun voeten met nederigheid. En toen zij de kracht van God voelden komen, zoals beloofd werd door Joël, zoals beloofd was door de profeten, zoals beloofd werd door Jezus...! "Wacht daar in de stad Jeruzalem tot jullie met kracht uit de hoge bekleed worden." Zodra God in de Persoon van de Heilige Geest op hen neerkwam, waren zij beïnvloed. Zij gaven er niet om hoeveel mensen om hen lachten. Zij gingen de straat op, waggelend als dronkaards. Zij waren beïnvloed door de Heilige Geest. U kunt ook beïnvloed worden. Zij stonden juist...
197 Let op hem. Hij ging niet een of andere geloofsbelijdenis rond vertellen. Hij ging rechtstreeks terug naar het Woord en zei: "Gij mannen van Jeruzalem, u die in Judéa woont, laat dit u bekend zijn en luister naar mijn woorden. Dezen zijn niet dronken zoals u veronderstelt, aangezien het het derde uur van de dag is. Doch dit is het wat gesproken werd door de profeet Joël: En het zal geschieden in de laatste dagen, spreekt God, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten op alle vlees." Zij waren door het Woord beïnvloed tot het Woord. Het behoort bij ons hetzelfde te doen.
198 Zij kwamen in actie, ja, toen Zijn belofte werd vervuld. Toen zij zagen dat Jezus had beloofd dat Hij de belofte van de Vader op hen zou zenden, Lukas 24:49: "Ziet, Ik zend de belofte van Mijn Vader op u; maar blijft gij..." Blijven betekent niet bidden; het betekent gewoon wachten. Blijven betekent 'wachten'. "Wacht daar in de stad Jeruzalem tot gij bekleed wordt met kracht van omhoog." En toen die invloed van de Heilige Geest hen trof, vulde het hen. Zij zagen het Woord, dat Jezus beloofd had, vervuld.
199 Ik vraag mij nu af, of het vanmiddag dezelfde invloed op ons zou krijgen. Als wij de vervulling zien van wat Hij heeft beloofd te doen in de laatste dagen, wat voor soort invloed zou het op ons hebben? Wat? Al wat wij in deze laatste dagen gedaan hebben zien worden, behoort ons in beweging te zetten. Zeker moest het dat, met eerbied en nederigheid.
200 Er is geen schaduw van twijfel over de bewezen echtheid van een Vuurkolom, die dertig jaar geleden door camera's werd vastgelegd. Uw Texaanse camera legde het niet lang geleden vast. Wetenschappelijk onderzoek door de F.B.I. onderwierp het aan alle soorten onderzoek die ze maar konden doen. En ieder... [Leeg gedeelte op de band – Vert] Hoe deed u het? Genomen in Texas, voor een Texaan. Wanneer u het teken ziet kan het niet worden weerlegd. Het is de waarheid. Maar wilt u de stem geloven die volgt op het teken? Het teken is wetenschappelijk bewezen. Welnu, op een dag, wanneer Jezus terugkeert en de mensen opneemt langs heel de weg waar ze zijn, zal het ook worden bekend gemaakt.
201 Bedenk dat de Vuurkolom ons in actie zou moeten zetten, daar de Vuurkolom Zijn belofte van de laatste dagen betuigt. Jezus zei: "Ik kom van God en Ik ga naar God", en wat Hij in de laatste dagen zou doen. En hier is Hij, zowel wetenschappelijk als geestelijk vanuit het Woord bewezen, dat Hij van God komt en nog steeds Dezelfde blijft. Hij is nog steeds God, voor de belofte in de laatste dagen. Het behoorde ons in actie te zetten.
202 Tekenen van de komst zijn op handen. Jezus zei: "Zoals het was in Sodom, net voor de wereld werd verbrand, de heidenwereld", dan zou dit terugkeren. Het zou ons eveneens moeten beïnvloeden en ons in beweging moeten zetten. Wanneer wij het Woord dat Hij beloofde vervuld zien, behoorde het ons in beweging te zetten.
203 Wij, evenals de profeet, hebben het resultaat gezien van denominaties die zichzelf verhieven en hun plaats verloren. Ik wil dat dit echt diep doordringt, daar ik misschien nooit meer tot u zal spreken. Maar, mannen en vrouwen, mag ik dit zeggen en vanmiddag vrijuit tot u spreken in de Naam van Jezus Christus; u mannen, die verstandige denkers bent, mannen die niet zo'n gesteven overhemd bent, zo ver van God weg door tradities, dat... Zij hebben de Pinksterkerk gezien, jullie hebben de Baptisten, Methodisten en Presbyteriaanse gezien; u zag de Katholieke kerk zijn positie in God verliezen, hun houvast op het Woord verliezen, toen zij geloofsbelijdenissen accepteerden.
204 Niet lang geleden werd ik door een priester geïnterviewd en hij zei tegen mij, hij zei: "Wel, ik..." Hij vroeg mij over een zeker iets, en deze dingen. Hij zei: "Wel, de Katholieke kerk was gewend dat te doen."
205 Ik zei: "Wanneer? De Katholieke kerk werd pas driehonderd jaar na de dood van de laatste apostel georganiseerd."
Hij zei: "U probeert uw zaak te onderzoeken door een Bijbel."
Ik zei: "Dat is het Woord."
Hij zei: "God is in Zijn kerk."
206 Ik zei: "God is in Zijn Woord. Iets anders zij een leugen en het Zijne waar."
207 En hij zei: "Wel, dat is gewoon een boek dat de vroege Katholieken schreven."
208 Ik zei: "Dan ben ik een vroege Katholiek. Ik geloof precies wat er staat." En niet... Toen zei ik...
Hij zei: "Wel, ziet u, wij zijn nu een grotere kerk."
209 Ik zei: "Waar hebt u het dan verloren? Wat is er gebeurd? Als de vroege kerk duivels uitwierp en bewees dat Jezus op aarde leefde door geestelijke tekenen en wonderen; en u hebt hier duizenden bemiddelaars van vele dode vrouwen en mannen, enzovoort, tot bemiddelaars gemaakt. In de Bijbel zei de eerste paus: 'Er is geen middelaar tussen God en de mens, dan de Mens Christus Jezus.'"
210 Bij het verliezen van hun houvast op het Woord en het accepteren van geloofsbelijdenissen en zelfverheerlijking door menselijke vermaningen, hebben wij hen hun houvast op de grote Heilige Geest zien verliezen. Wij hebben de Pinkstermensen hetzelfde zien doen. En u ziet het. Wanneer zij zich organiseren, sterven zij. Er is geen terugweg; die is er nooit geweest en zal er nooit zijn. God is er tegen. Het is werkelijk zonde. Er staat, in de laatste dagen heeft Hij gezegd: "Kom uit hun midden vandaan, Mijn volk, opdat gij hun onreine dingen niet aanraakt en Ik zal u aannemen."
211 Zoals Uzzia. Wat probeerde hij te doen? Hij probeerde de plaats van een gezalfd ambt in te nemen, Gods gezalfde bediening. Uzzia probeerde zich die autoriteit onrechtmatig toe te eigenen, omdat hij een voornaam man was.
212 We hebben gezien dat deze zelf aangemeten organisaties alles wat God is verdringen en het ambt van de kerk, de gezalfde gemeente, proberen in te nemen. Wij hebben gezien dat zij door geloofsbelijdenissen dood zijn in ongeloof en ze zullen nooit meer opstaan. Ze zullen sterven in het kamp der melaatsen, met de rest van hen.
213 Ziet u daar? Mensen, nadenkende mensen, mensen die de Schrift geloven, zien dat. Als u uit God geboren bent, ziet u het. God Die zo duidelijk de zaak identificeert om u te beïnvloeden. Zoals wij heel de week hebben gepredikt, enzovoort, het is om de aandacht te trekken. Het beïnvloedt u, om te zien waarheen zij gegaan zijn en wat er gebeurd is met hen allemaal.
214 Als zij er nog een organiseren, zal daar hetzelfde mee gebeuren. Maar er zullen er geen meer zijn. Nee. Zij, het is nu voorbij. Het is nu te laat.
215 Zij verliezen hun houvast door het aannemen van geloofsbelijdenissen en mensengemaakte leerstellingen. Ze zijn bevreesd om te komen en dáármee stand te houden. Ziet u?
216 Net als Uzzia, die de plaats van een gezalfd ambt probeerde toe te eigenen, omdat hij een belangrijke kerel, een groot man was. En onder Gods volk zijn er geen grote mannen. Wij zijn allen kinderen van God. God geeft een van ons het ene te doen en aan een ander iets anders, dat maakt ons niets beter dan iemand anders. Het maakt dat God meer van uw hand eist, dat is alles.
217 Nu, de effecten van zo'n visioen, en dan gaan we sluiten.
Over een paar minuten begin ik te bidden voor de zieken. Nu, de resultaten van zo'n visioen. Wat hebben de uitwerkingen met deze profeet gedaan? Ik vraag me af wat met een prediker, ik vraag me af wat met een evangelist of een voorganger? Kijk wat zo'n visioen deed, en wat hij zag, en wat er gebeurde met de zelf aangemeten Uzzia. En toen, hoewel een groot man die God had geëerd, zo groot als het was, zij zagen het dood. Welke uitwerkingen had het op de profeet?
218 Hier is wat het deed: het veroorzaakte dat hij beleed zelf een zondaar te zijn door zich bij zoiets aan te sluiten. Hij beleed: "Ik ben een man van onreine lippen en ik woon te midden van een volk dat onrein van lippen is." Het maakte dat hij beleed... een profeet, niet een prediker. Een profeet beleed dat hij een zondig man was, omdat hij met zoiets was omgegaan.
219 Wat volgde toen? Toen hij zijn zonden bekende, kwam de reiniging. O, u kunt niet rein van uw zonde zijn tenzij u hebt beleden dat het zonde is, tot u erkent dat het zonde is. Dan komt de reiniging, zodra hij zei: "Wee mij, want mijn ogen hebben de betuiging van een geweldig God gezien. De engelen, de offerverbranders, de offeraars van slachtoffers zijn hier en de dorpels worden bewogen door hun stem en hier zijn zij in dit visioen en vliegen heen en weer." Hij had iets gezien wat echt was. Een visioen was neer gekomen. Hij zei: "Ik ben een man van onreine lippen en ik verkeer te midden van onreine mensen." Er staat dat hij het uitschreeuwde om genade en zichzelf een zondaar noemde.
220 Wat gebeurde er toen? Een van de cherubijnen ging naar het altaar en pakte met de tang een gloeiende kool en nam die in zijn hand. Hij droeg hem niet met de tang, nu, maar pakte de kool op, nam hem in zijn hand en kwam hem op de lippen van de profeet leggen en zei: "Uw ongerechtigheid..."
221 Ongerechtigheid, wat is ongerechtigheid? Ongerechtigheid is iets waarvan u weet dat het verkeerd is en waar u toch aan vasthoudt. Wanneer u weet dat uw geloofsbelijdenissen fout zijn en u houdt er nog steeds aan vast, dan is dat zonde.
222 Maar toen hij bekende dat hij fout was, was daar een reinigende kracht. Hij nam een vurige kool. Hebt u opgemerkt hoe God...?
223 We zien hoe God Zijn dienstknecht in orde bracht en waarmee Hij hem bevestigde; hoe hij nederig en eerbiedig zichzelf in actie kon zetten.
224 Let op, toen Hij de dienstknecht reinigde, deed Hij het nooit door een seminarie. Hij deed het nooit door een stel boeken. Hier zien we dat God Zijn dienstknechten reinigt met vuur. Een gloeiende kool raakte de profeet aan, reinigde zijn lippen. God reinigt Zijn dienstknechten door Zijn heilig vuur. Niet door boeken, niet door opleiding en theologie; maar Hij reinigt Zijn dienstknecht door vuur.
225 Zodra hij toen had beleden en was gereinigd, volgde de opdracht. Eerst moest hij belijden, dan moest hij gereinigd worden en nu is het de opdracht. Het was toen dat de gereinigde Jesaja het uitriep toen hij de stem van God hoorde zeggen: "Wie zal voor Ons heengaan?"
226 Kijk terug in de geschiedenis, wanneer u dit leest als u naar huis gaat, wat er met Israël was gebeurd. Zij was in dezelfde situatie gekomen als wij. Zij hadden aangeroepen... Al hun offeranden en dergelijke waren een traditie voor hen geworden. Er was geen oprechtheid. Zij eerden het Woord van God niet. Dát was de tijd dat God Jesaja op deed staan en hem vertelde dat die offeranden stonken in Zijn neus. Hij wilde die niet. Zij waren een godslastering voor Hem, toen wilde Hij niets meer met ze te maken hebben. En toen was deze Jesaja gereinigd en gereed om het Evangelie te prediken.
227 En de stem van God zei: "Nu, er is een nood. Deze dingen moeten verteld worden." En één stem zei tegen de ander, terwijl de engelen vlogen: "Wie zal voor Ons heengaan?"
228 Toen zei Jesaja, met een rein hart, gereinigd; beleden, gereinigd en in dienst gesteld, in het visioen: "Hier ben ik Heer, zend mij. Zend mij! Hier ben ik, zend mij."
229 God, zend Uw heilige engelen vandaag opnieuw. Vind Uw Jesaja ergens, is mijn gebed. Ik ben niet... Ik zeg dit, omdat ik weet dat Hij hier is.
Toen de kool van vuur de profeet had aangeraakt,
Hem maakte zo rein als rein kon zijn,
Toen de stem van God zei: "Wie zal voor Ons heengaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier ben ik, zend mij."
230 Hij was toen niet bevreesd met het Woord. Hij was een profeet; het Woord kon tot hem komen. Hij was... Heel zijn ongeloof en tradities waren verdwenen. Hij kon staan voor dat traditionele tijdperk en hun vertellen: "Uw offeranden stinken in Gods neus. En dezelfde God Die u beweert te dienen, zal u vernietigen." Dat is wat Hij zei: "De God Die u beweert te dienen, zal u vernietigen." En Hij deed het.
Zij zeiden: "Een teken!"
Hij zei: "Ik geef u een superteken; een maagd zal zwanger worden."
231 Jesaja schreef zesenzestig hoofdstukken in zijn boek; en er zijn zesenzestig boeken in de Bijbel. Hij start met het begin van de schepping en eindigt in het duizendjarig rijk, precies zoals de hele Bijbel doet.
232 Die grote profeet van God, die gewillig was om te belijden dat al hun tradities verkeerd waren, en die daar neerknielde en gereinigd werd zodat het Woord van God tot hem kon komen. Toen zei hij: "Ik ben gereed om te gaan, Heer. Ik ben gereed. Ik zal spreken wat U zegt om te spreken. Ik zal zeggen wat U zegt om te zeggen." Hij was gereed om te gaan.
233 God, breng vanmiddag de engelen opnieuw, de Heilige Geest en vuur, en reinig het hart van mijn broeders, overal. Mogen zij zodanige invloeden zijn, dat anderen het zullen zien en ook willen volgen.
234 Laten we ons hoofd buigen. Rustig. [Broeder Branham begint te zingen – Vert]
Toen de kool van vuur de profeet had aangeraakt,
Hem maakte zo rein als rein kon zijn,
Toen de stem van God zei: "Wie wil voor Ons heengaan?"
Toen antwoordde hij: "Meester, hier, zend mij."
Rustig nu, allemaal tezamen.
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer,
Spreek, en ik zal snel zijn met U te antwoorden;
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer,
Spreek, en ik wil antwoorden: "Heer, zend mij."
Miljoenen zijn nu stervende in zonde en schande;
Luister naar hun droevig en bitter geschrei;
Haast u broeder, haast u voor hun redding;
Antwoord vlug: "Meester, hier ben ik."
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer,
Spreek en ik zal snel zijn met U te antwoorden;
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer,
Spreek, en ik wil antwoorden: "Heer, zend mij."
235 Laten we het zachtjes neuriën. [Broeder Branham begint "Spreek, mijn Heer" zachtjes te neuriën – Vert] Laten we nu afdalen naar de tempel.
Luister naar hun droevig en bitter geschrei; (Oh, broeder, kom met mij mee, wilt u?)
Haast u, broeder, haast u voor hun redding; (Zij weten niet tot welke denominatie of iets te behoren.)
Antwoord snel: "Meester, hier ben ik."
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer, (Jesaja's, zijn jullie hier?)
... en ik zal snel zijn met U te antwoorden.
Spreek, mijn Heer; spreek, mijn Heer,
Spreek, en ik wil antwoorden: "Heer, zend mij."
236 Ik vraag mij af, met uw hoofden gebogen en uw harten gebogen: Jesaja, waar bent u? Wilt u uw hand opsteken en zeggen: "Here, hier ben ik, zend mij. Ik ben bereid"? God zegene u. Meen het nu echt. Negentig procent van de samenkomst.
Spreek, mijn Heer,
Spreek, en ik wil antwoorden: "Heer, zend mij."
237 Kijk predikers, u die uw hand opstak. Kijk naar onze vrouwen, onze zusters, wat een schande! [Broeder Branham maakt geluiden van afkeuring – Vert] Kijk naar onze mannen; denken meer aan een organisatie dan aan het Woord van God. Jezus Christus Die Zich onder hen bewijst, en precies de Schrift zo duidelijk bekend gemaakt, en toch blijven ze er aan vasthouden. Broeder!
238 Iemand zegt: "Wel, ik zou niets hebben. Ik... ik... dat zij... Ik zou geen plaats hebben om heen te gaan."
239 Broeder, al moest ik soda crackers eten en water uit een beek drinken, ik zou met mijn Heer blijven staan. Hij is mijn leven. Hij is mijn brood. Denkt u dat ik dit doe om anders te zijn? Ik doe dit omdat ik Hem liefheb, omdat het mijn opdracht is. Sta zij aan zij met Hem, met dat Woord!
O, spreek en ik zal antwoorden: "Heer, zend mij."
240 Hemelse Vader, terwijl de muziek zachtjes speelt, moge ieder, die in de Goddelijke tegenwoordigheid verkeert, zien dat dit de tijd van het roepen is, Heer. Het is een afscheidingstijd, waarin het kaf en de tarwe gescheiden moeten worden. Hoewel de tarwe in het kaf gewikkeld ligt, maar nu is het een tijd van er uit roepen. Het is een andere exodus.
241 Ik bid, God, terwijl het grote Zoon-licht het graan door elke fase in haar leven heeft gerijpt; vanaf de tijd... Zoals nu in Canada, wanneer de tarwe net opkomt, zou die hete juli-zon het nu direct doden, doch het moet rijpen volgens de wijze waarop de natuur de zon erop laat schijnen. Zo doet de hete Zoon het op Luthers leer, op die van Wesley en op de overigen. Het verschroeit het, maar het zal de tarwe rijp laten worden. Het moest gerijpt worden, Heer, naar mate het opkomt.
242 Maar bedenk dat alle takken eraf gesnoeid werden en de bruidsboom uit de kern te voorschijn kwam. "Ik zal opnieuw herstellen alle jaren die de rups, kever" (hetzelfde insect, alleen in verschillende stadia) "heeft afgegeten. Ik zal het herstellen, SPREEKT DE HEER." En U zult het doen, Heer. U beloofde het. Ik bid dat U het vanmiddag in ieder hart wilt doen.
243 Zij zijn de Uwen, Heer. Ik vertrouw hen nu aan U toe. En misschien zie ik hen nooit meer. Indien ik volgend jaar terug mocht komen, zijn er velen die hier zitten (als ik leef), die er niet meer zullen zijn. Ongetwijfeld, in zo'n grote menigte; als ik hen de volgende keer ontmoet, zal het bij het oordeel zijn. Laat hen zien, Heer. Laten zij hun ogen openen, als er... en zien.
244 Allen die naar de band horen, Heer, die luisteren naar de stem van deze tijd, die zelfs in vele verschillende talen vertaald wordt, mogen zij begrijpen. Vele mannen en vrouwen, in kleine huizen en buiten in kleine rimboes in Afrika, met die apparaatjes, met oordoppen in hun oren, mogen zij horen, Heer, horen! Sta het toe. De zendeling was goed in wat hij zei. Maar dit is een groter getuigenis dan dat hij had. Hij is nu klaar. Hoor ons Vader. Wij vertrouwen het helemaal aan U toe, in de Naam van Jezus Christus, Uw Zoon, en voor de roeping van Zijn bruid. Amen.
245 Welnu, mijn broeder en zuster, we gaan voor de zieken bidden, elk van u die uw hand opstak. Ik kan het niet geven. Als ik het u kon geven, zou ik het doen. Jazeker. Ik zou direct daar naartoe komen en zeggen: "Hier, wilt u het? Ik heb het." Het is niet aan mij om te geven. Het is God en God wil het u geven als daar een verlangen in uw hart is.
246 Voordat er een roep tot de diepte is, moet er een diepte zijn om die roep te beantwoorden. Voordat er een schepping kan zijn, moet er een Schepper zijn om die schepping te creëren.
247 U weet dat er daar iets is waar u zich naar uitstrekt, er moet daar iets zijn om die roep te beantwoorden. Wilt u het nu niet ontvangen? Laat het niet sterven. Alstublieft, doe dat niet. Indien ik u nooit meer aan deze kant van het oordeel zie, moge ik u dan daar zien, gewassen en gereed, is mijn gebed!
248 Welnu, de God van Abraham, Izaäk en Jakob, Die op de aarde verscheen in de vorm van een Man, de Zoon van God, Jezus Christus; Die geleden heeft onder Pontius Pilatus, gekruisigd werd, begraven, de derde dag opgestaan; en opgevaren naar de hemel, waar Hij nu zit aan de rechterhand van de Majesteit; zond de Geest, Die op Hem was – de Heilige Geest genaamd, God – terug om op de mensheid te komen, om gemeenschap te hebben, om de bediening, die in dat glorieuze lichaam van Christus werd rond gedragen, voort te zetten. Veronderstellend... te komen zoals de piramide gevormd is, op die manier, de hoofdsteen werd er nooit op geplaatst. Waarom? Die werd verworpen.
249 De gemeente is heel de weg steeds meer in de minderheid geraakt en is nu zover gekomen dat alle gemeentetijdperken zijn afgelopen. Zij moet geslepen worden. Die steen moet er precies in passen. De bediening, die in Jezus Christus was, moet in Zijn gemeente zijn om Christus te laten komen voor de gemeente, om elk tijdperk op te wekken, om Hem te brengen, naar voren te brengen.
250 Net zoals de tarwe. De tarwe moet rechtstreeks terugkeren, zoals het begint op te groeien vanaf het graan dat rotte en stierf en te voorschijn kwam en verder opgroeide van gras tot in iets anders. U kunt niet teruggaan naar gras. Wijs niet terug naar gras. Wijs niet terug naar dit. Wijs niet terug naar de schoof. Kom verder tot u bij de tarwe komt. En de tarwe zal hetzelfde soort tarwe moeten zijn als die de grond in ging, wanneer het tot wasdom gekomen is. Jezus is opgestaan van de dood. Hij is nu tot wasdom gekomen. En Hij is tot wasdom gekomen in Zijn gemeente door rechtvaardiging, heiliging en doop van de Heilige Geest, door deze hervormers in vroegere dagen. Nu is Hij hier vandaag op aarde in Zijn mensen. Geloof Hem. Hij is hier.
251 Opdat u Hem mag zien (mochten er vreemdelingen zijn), moge de God des hemels eren wat ik over Hem heb gezegd. Nu verlang ik van u die in het gehoor bent, alstublieft, laat niemand meer naar buiten gaan. Geef de God des hemels genoeg respect om een ogenblik te blijven zitten. Beweeg nu niet. Laat iedereen hier binnen, die ziek is of een nood heeft, hun hand opsteken. Of weer... Ja, goed, dank u. Nu weet ik niet...
252 Ik ken broeder King, die hier zit. Ik herkende hem juist een paar minuten geleden. Ik ben er zeker van. Ik denk dat hij het is, broeder King, die daar zit. Hij sponsorde hier mijn laatste samenkomst. Broeder King, ik kan niet zeggen wat ik verlang te zeggen, maar u weet, dat ik weet wat ik wil zeggen. U hebt een zware tijd doorgemaakt, mijn kleine broeder. God zij u genadig.
253 De anderen ken ik niet. Ik zie Pat Tyler hier ook nog zitten. Ik denk dat dit de enige man of de enige vrouw in het gebouw is, waar ik iets van weet... is deze man, Pat Tyler, die hier zit.
254 Geloof nu. En indien ik de dienstknecht van God ben en als God hier is en ik Zijn Woord geïdentificeerd heb als de waarheid, laat dan de God des hemels, Die Zijn Zoon Jezus Christus deed opstaan, Die deze belofte deed, het bij u identificeren, dat ik de Waarheid heb verteld.
255 Hoe zou Hij het doen? Niet door te komen met een mantel en een baard. Maar met Zijn leven: "Ik ben de Wijnstok, gij zijt de ranken." Het leven dat in de Wijnstok zit, zit in de rank. "De werken die Ik doe zult u ook doen", en Hij beloofde het in deze dag, wanneer de volgende rank voortkomt. We hebben heel wat ingeënte ranken gehad, zeker; het zal vrucht dragen, maar niet dit soort vruchten. O nee.
256 Niet lang geleden zag ik in Phoenix een boom, die ongeveer acht of negen verschillende vruchten droeg. Hij was van broeder John Sharrit. Ik zei: "Wat voor soort boom is dat?"
Hij zei: "Het is een sinaasappelboom, broeder Branham."
257 "Wel," zei ik, "daar zijn citroenen, grapefruits en tangelo's en mandarijntjes."
258 En hij zei: "Ja, het is allemaal citrusfruit. Ik heb ze erin geënt."
259 "O," zei ik, "ik begrijp het. Zullen het nu volgend jaar allemaal sinaasappels zijn?"
260 Hij zei: "O nee, uh-huh! Nee. Volgend jaar zal de citroen een citroen zijn, de grapefruit zal een grapefruit zijn."
261 Ik zei: "Uit diezelfde wijnstok? Uit diezelfde, uit... uit een sinaasappelboom?"
262 Hij zei: "Ja. Het zijn allemaal citrusvruchten, broeder Branham. Het zal leven door de citrusvrucht."
263 Toen voelde ik de tranen over mijn wangen stromen. Ik zei: "Here Jezus, nu weet ik wat U bedoelt." Dit is het. Deze denominaties hebben zich er in geënt, maar zij dragen denominatie-vruchten.
264 Luister. Als die echte tak ooit voortbrengt, een echte Wijnstok nog een tak voortbrengt, zal het van de oorspronkelijke zijn. Geloof het.
265 [Een zuster begint in een andere taal te spreken – Vert] St-st-st-st-st! [Zij gaat door en eindigt het. Een broeder geeft een vertaling. – Vert] Dank de Here. Hoezeer heeft Hij het beloofd!
266 Nu iedereen, heel eerbiedig. Ik zal hier gaan staan en de Here Jezus vragen.
267 Dit is een gave. Wat is een gave? Om mijn eigen gedachten, mijn eigen leven uit de weg te krijgen, mijn natuurlijk leven, mijn ziel, wat William Branham is; als ik hem uit de weg kan ruimen, zal God de geest gebruiken om het lichaam te laten spreken.
268 Laat de Heilige Geest nu komen, Heer, opdat zij mogen zien, door menselijke wezens, dat de geïdentificeerde Heilige Geest hier is. Een gave om jezelf uit de weg te krijgen.
Iedereen echt eerbiedig. Zit stil.
269 Gewoon een man die hier zit. Ik wil dat u nu allemaal uw hoofd opheft en een ogenblik kijkt. Kunt u dat zien, precies hier boven deze man? Een licht, amber licht, brandend, een cirkelend iets. Hoevelen hebben de foto ervan gezien? Hij werd hier in Houston genomen. Ziet u? Hij bevindt zich in de Washington D.C., over de hele wereld. Het enige bovennatuurlijke wezen dat ooit werd gefotografeerd, in de hele wereld. Hier is het, nu precies hier.
270 Ik neem elke geest hier binnen onder mijn controle, in de Naam van Jezus Christus.
271 Deze man lijdt aan een klieraandoening in zijn keel. Ik ken hem niet, heb hem nooit in mijn leven gezien, maar dat is de waarheid. Is dat niet zo, meneer? Gelooft u nu? De man daar achteraan, gelooft u dat God aan mij bekend wil maken omtrent u? U bent meneer Hall. Dat is uw naam, is het niet? In orde, meneer. Het is nu voorbij. Uw geloof maakt u gezond.
272 Ik zou een gebedsrij kunnen oproepen en ze hier op het podium laten komen. Het is niet nodig. Laten we ergens een van deze rijen hier nemen. Hier, hier te beginnen. Hier is een klein meisje dat daar zit. Kijk deze kant op, lieverd. Misschien is er niets verkeerd met jou, ik weet het niet. Maar laten we zeggen, in plaats van een gebedsrij hierlangs te laten komen, laten we het hier beneden hebben.
273 Kijk hierheen, lieveling. Kijk naar broeder Branham. In de dagen toen Jezus hier op aarde was... Ja, zij is ziek. Zij is ernstig ziek, dat kind daar. Jazeker. Als Jezus hier was, zou Hij jou kunnen vertellen wat er verkeerd met je was, nietwaar? Geloof jij dat Jezus broeder Branham gezonden heeft om het te doen? Als ik je vertel wat er verkeerd met jou is, geloof jij dan dat Hij jou zal genezen? Het is suikerziekte, dat kleine kind. Geen manier in de wereld om ervan genezen te worden, behalve bij God. Geloof jij, lieverd?
274 De dame die er naast zit, die een hand opstak, dat is de moeder van het kind. Dat is waar. Leg uw hand op haar, zuster. Geloof nu. God bracht dat kind tot u. Moge de Here haar genezing toestaan.
275 De volgende dame, die daar naast de moeder zit. Kijk naar mij, dame. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben, Gods dienstknecht? Als God mij iets uit uw leven zal vertellen, of wat u nodig hebt, of u ziek bent of niet, of wat het ook is, als God mij uw verlangen zal vertellen, zult u dan geloven? Of iets dergelijks, ik weet niet wat Hij zal doen, zou u het geloven? U weet dat het Jezus Christus zou moeten zijn.
276 U bent ver van mij vandaan. U zou me niet kunnen aanraken als u dat zou moeten; want als u mij aanraakt, zou het lichamelijk moeten zijn. U moet de Geest aanraken. De Geest is Christus. "Hij is nu de Hogepriester," zegt de Bijbel, "Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden."
277 U lijdt eveneens. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw moeite is? U lijdt aan een rugkwaal, en hoge bloed... en u – u hebt hoge bloeddruk en u hebt een hartkwaal. Dat is volkomen waar. Als dat zo is, steek uw hand op. Dat is juist. Gelooft u nu?
278 Wat omtrent u, met uw arm daar om haar heen? De dame aan deze kant, kijk hierheen. Bent u...? Ik ben een vreemde voor u. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Gelooft u mij, dat wat ik heb gezegd de waarheid is, dat ik u de waarheid heb verteld? Gelooft u dat God mij uw kwaal kan openbaren? Wat ook, wat het ook is, gelooft u dat Hij het zou kunnen openbaren? Het is in werkelijkheid niet iets waarvoor u zelf gebed wenst. Ik zie dat u een gebedskaart in uw hand hebt; u bent de eerste met een gebedskaart. Gelooft u dat God mij kan vertellen waarvoor u de gebedskaart kreeg? Het is voor uw echtgenoot. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er verkeerd is met uw echtgenoot? Als God hem niet aanraakt, zal hij gaan sterven. [De zuster zegt: "Dat is waar." – Vert] Hij heeft kanker en hij heeft longproblemen. Dat is waar, is het niet? ["Dat is waar."] Uh-huh. Steek uw hand op als dat zo is. Als u zult geloven, de rest van hen zal geloven, kan hij gezond worden.
279 Die man die naast u zit, gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben, meneer? Als God mij kan openbaren wat uw kwaal is, zult u dan met heel uw hart geloven? U lijdt aan een hartkwaal. Dat is juist. Als dat waar is, steek dan uw hand op. Uh-huh. Goed.
280 De dame die naast u zit schudde haar hoofd en zichzelf, op deze manier. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er in uw hart is, of iets dat u verlangt in uw hart, of zoiets, of iets voor iemand anders waarvoor u bidt? Gelooft u dat God het mij zou kunnen openbaren, terwijl de zalving hier is en wij het kunnen zien en begrijpen dat het iets echts moet zijn? Het openbaart de geheimen van het hart, vertelt wat het is, zoals Jezus het de vrouw bij de bron vertelde. Nu, u lijdt eveneens. U lijdt aan een rugkwaal. Uw kwaal is in uw rug. Steek uw hand op als dat zo is. Uh-huh.
281 Nu, de dame naast haar, die huilt; met uw portemonnee in uw zak, met een blauwe jurk aan, donker haar, zwaargebouwd. Kijk naar mij. Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? Kijk hierheen. Ziet u, u zit op de voorste rij, ik kan met de hulp van God gemakkelijk contact met u maken. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw moeite is, net alsof u in de gebedsrij stond? Gelooft u dat dit zo zou kunnen zijn, hier vandaan? Ja? U hebt een hoge bloeddruk waaraan u lijdt. Dat is juist, steek uw hand op. Goed. U gelooft en u kunt genezen worden.
282 De dame naast haar. Wat denk u, zuster? Kijk mijn kant op. Gelooft u dat ik Gods profeet ben, of Zijn dienstknecht? Gelooft u dat met heel uw hart? Gelooft u dat God mij kan beschrijven, zoals bij de vrouw bij de bron, toen Jezus en de vrouw tezamen kwamen, mij zou kunnen vertellen wat uw moeite is? Gelooft u? Zou het u helpen, zou het u helpen te geloven? Kijk. O, u hebt een ernstige zaak. Het is een zoon, een jongen. Uh-huh. En die jongen heeft een geestelijke inzinking gekregen. Hij is thuis. Dat is juist. Als dat waar is, steek uw hand op. Geloof met heel uw hart, de jongen zal genezen worden. Geloof!
283 De volgende dame. Gelooft u, zuster, met heel uw hart? Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, Zijn dienstknecht? Gelooft u dat het Jezus Christus is, gewoon door een gave, die...
284 Profeteren is een gave. Weet u, een gave van God is voorbestemd, ver terug voor de wereld begon. Het moest worden voorbestemd voor deze dag. U hebt geen manier om te weten wat wát is. God identificeert het gewoon en legt Zijn Woord uit.
285 Gelooft u dat het klopt wat u hebt gehoord? Gelooft u dat ik zou kunnen... Als ik u zou kunnen vertellen wat er verkeerd was, dan weet u dat ik dat niet kan zijn. Het zou een Ander moeten zijn; slechts mijn stem, maar Iemand anders Die hem gebruikt. Zoals deze microfoon, die stom is totdat iets er doorheen spreekt. We zijn vreemden. Ziet u? Ik verloor conta...
286 Hier is zij. Ja. De dame lijdt aan bloedarmoede. Het is in haar bloed. Als dat juist is, steek uw hand op, dame. Dat is zo. U bent ook aan het bidden voor deze kleine jongen aan het eind. Dat is uw zoontje, die daar aan het einde zit. Als dat zo is, wuif dan met uw hand. Als God mij kan vertellen wat er verkeerd is met uw zoontje, wilt u dan met heel uw hart geloven dat God tot mij spreekt en dat het waar is? Hij lijdt aan een extreme zenuwtoestand. Dat is juist. Is het niet? Leg dan uw hand op hem en geloof met heel uw hart en hij zal gezond worden.
287 Ik daag u uit het te geloven! ZO SPREEKT DE HERE GOD. Texas, als u in zonden sterft, sterft u zonder mijn bloed op u. Bedenk, uw bloed is niet op mij. Daar is de waarheid! Dit is Jezus Christus geïdentificeerd in gebedsrijen, waar het ook is. Geloof in de Here Jezus Christus! Doet u het? Bent u overtuigd, bent u grondig overtuigd dat het Jezus Christus moet zijn overeenkomstig het Woord der belofte voor deze dag? Steek uw hand op, ieder die volledig overtuigd is dat het de Here Jezus Christus is. Amen. God zegene u.
288 Ik weet dat u onderwezen bent. U bent, elk van u, iets onderwezen. En ik zie dat het de – het is de... zo'n zalving, dat het nu gewoon overal heen kan zwiepen, ziet u. U bent onderwezen dat u handen op de zieken moet leggen. Dat is een traditie. Het is in orde. Jezus betuigde het.
289 Maar die Romein... Dat is wat ik u deze week probeerde bij te brengen. "Ik ben niet waardig", zei de Romein, "dat U onder mijn dak komt. Spreek slechts het Woord!" Zie?
290 Als iemand u de handen oplegt, dan zegt u: "Broeder Zo-en-zo legde mij de handen op, glorie voor God!"
291 Ik ga voorgangers vragen, gelovige voorgangers, om hier te komen zodat het niet slechts mijn handen zijn. Het is gewoon wat Jezus zei: "Op zieken zullen zij de handen leggen."
292 We gaan voor de zieken bidden, voor iedereen. Hoevelen hebben een gebedskaart, door het hele gebouw, laat mij uw handen zien. Ja, we hebben het u beloofd. We hebben nu een half uur om dat waar te maken. Ik zal vragen...
293 Hoe zullen we dat gaan doen, broeder Pearry. Hebt u enig idee? Vanaf deze kant hier?
294 Laat deze rij hier aan de buitenzijde, die gebedskaarten hebben, tegen de muur gaan staan, ga die kant eruit en stel u op tegen de muur. [Een broeder spreekt met broeder Branham over de gebedsrij – Vert] Goed meneer. Dat is fijn. Ga aan die zijde staan.
295 Allen vanuit dit midden hier, van... u gaat in het gangpad staan, zie. U gaat gewoon in het gangpad staan, degenen uit dit middenvak, ga in het gangpad staan.
296 Degenen aan die zijde, staan aan die kant. Degenen hier, stellen zich op in het midden, aan deze kant. En degenen aan deze zijde staan hier. En volg uw rij op zoals hij komt. Zo is het goed. Men zal dáár komen om u te instrueren.
297 Mag ik vragen, broeder Pearry, is dat goed? [Broeder Pearry Green zegt: "Jazeker." – Vert] Ik vraag nu om predikers die in Christus geloven, dat Christus deze zieke mensen door handoplegging wil genezen; Zijn bevelen opvolgend; ik vraag u hier te komen en mij terzijde te staan, als u gelooft dat dit de waarheid is. Elke prediker van het Evangelie, of u een Methodist, Baptist, Presbyteriaan, Lutheraan of Katholieke priester bent, wat u ook bent; als u gelooft dat Jezus Christus de zieke geneest en Zijn discipelen de opdracht heeft gegeven op zieken de handen te leggen voor hun genezing, wilt u hier komen?
298 [Een broeder zegt: "Vertel iedereen naar de achterkant te gaan." Broeder Pearry Green zegt: "Wil ieder die gebed verlangt naar achteren gaan?" – Vert]
299 Ga nu naar achteren en volg zo rond, zie. Allen in deze rijen nu, ga direct terug en neem uw plaats in, volg zo rond langs die weg en ga dan direct zo ordelijk mogelijk weer naar uw plaats terug.
300 Ik vraag mij af, broeders, of wij niet beter daar naar beneden konden gaan? Ik denk dat dat een goed idee is. Het is beter deze microfoon hier te laten. Roy, sta jij hier bij de microfoon. Of, ja het is beter dat je met mij naar beneden gaat, zie je. Ja. Of, tenzij je liever hier wilt staan. Goed Roy, sta dan hier. Oké.
301 Nu, daar gaan we... Nu wil ik dat niemand weggaat, alstublieft. Ziet u, juist de zaak waarvoor wij gebeden hebben!
302 Nu zegt u: "Broeder Branham, waarom hebt u al deze predikers hier naartoe gebracht?" Ik ben van plan gelijk met hen mee te gaan, maar ik...
303 Ziet u wat het is, zij hebben evenveel recht om voor de zieken te bidden als ik, of iemand anders, net zoveel als Oral Roberts of enige hiërarchie, ongeacht wie het is. Zij hebben evenveel recht om voor de zieken te bidden als Petrus, Jakobus, Johannes, Mattheüs, Markus, Lukas, als elkeen van de rest. Zij zijn predikers, door God geroepen. Ik zie toevallig twee of drie broeders daartussen, die ik persoonlijk ken, die een bediening hebben van bidden voor de zieken.
304 Terwijl u zich nu hier in de rijen opstelt, wil ik... Hoevelen in deze samenkomst zijn grondig overtuigd en geloven met heel hun hart dat het Gods wil is om die mensen te genezen? [De samenkomst verheugt zich en zegt: "Amen." – Vert] Jazeker. Het is beslist Gods wil hen te genezen.
305 Hoe worden zij nu genezen? Nu, als Hij Zelf hier was, zou Hij niet méér kunnen doen dan wat Hij nu net heeft gedaan. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Precies wat Hij nu deed, dat zou Hij doen, omdat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor eeuwig.
306 Hoevelen weten dat Johannes 5:19 dit zegt: "De Zoon kan niets uit Zichzelf doen." Hoevelen weten dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Amen. "Maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon." Gelooft u dat? ["Amen."] Dan verrichtte Jezus nooit één wonder totdat de Vader Hem door een visioen toonde wat te doen. Dat is Zijn eigen Woord. Als dat niet zo is, dan zijn we allemaal verloren en weten we niet waar we aan toe zijn. Zo is het. Zijn Woorden zijn onfeilbaar, ziet u.
307 Kijk Hem, ongeveer een uur daarvoor, door het bad van Bethesda komen. Daar lag een menigte van lammen, blinden, kreupelen en verschrompelden. Hoevelen weten dat het waar is? En Hij raakte er niet één aan, toch was Hij een God van erbarmen. Gelooft u dat Hij erbarmen had? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Liet die moeder met een baby met waterhoofd achter; die arme, oude, blinde vader, die iemand riep om hem in het water te zetten wanneer het bewoog. Een God van erbarmen! Zie?
308 Mensen weten niet wat erbarmen is. Zij mixen phileo-liefde met Agapè-liefde; het zijn twee verschillende soorten liefde. Met erbarmen is het hetzelfde; verlangens en erbarmen zijn verschillend.
309 Maar kijk, Hij ging naar een man die misschien een prostaatkwaal had of misschien was het tuberculose. Het was langzamerhand gekomen. Hij had het al achtendertig jaar. Het zou hem niet doden. En Hij ging naar die man en zei: "Wilt gij gezond worden?" Hoevelen weten dat dit waar is? En liet de rest van de aanwezigen daar liggen.
310 Wat als Hij dat vandaag in Beaumont zou doen? O my! "Er is dan totaal geen Goddelijke genezing", ziet u.
311 Kijk, zij begrijpen het niet. Jezus is Dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig. "Ik doe niets tenzij de Vader het Mij eerst toont."
312 Maar vele mensen lagen enkel in Zijn schaduw en werden door hun eigen geloof genezen. Een kleine vrouw raakte Zijn kleed aan en werd gezond. Hoevelen weten dat? Genezing is gebaseerd op uw geloof. Gods identificatie is gebaseerd op de belofte van Zijn Woord, maar uw geloof in Zijn identificatie is wat u geneest. Als u niet gelooft, dan maakt het niet uit; de heiligste man in heel de wereld zou hier kunnen staan en de hele dag bidden, het zou geen greintje goed doen totdat u het nadrukkelijk zelf gelooft. Jezus zou hier Zelf mogen staan, in het vleselijke lichaam, handen op u leggen en toch zou u niet genezen worden. Hoevelen weten dat? "Vele machtige werken kon Hij niet doen vanwege hun ongeloof." Dat is de Schrift.
313 Dus ziet u, u in de gebedsrij, het moet uw geloof in het Woord zijn. Als u God ziet doen wat Hij gedaan heeft... Kijk, laat me slechts één klein getuigenis geven terwijl u zich gereed maakt. Luister aandachtig. Eergisteravond...
314 Er is hier ergens een kleine prediker. Ik zag hem hier een poosje geleden, Martin was zijn naam. Ik vergeet... Hij is een van de sponsors. Ja hier.
315 Het was bijna middernacht toen iemand mij in mijn kamer wakker maakte. Een kleine kerel, huilend, een voorganger; zijn baby was net gestorven. De tranen stroomden over zijn gezicht.
316 Hij woont ergens in... Wat is de naam van die stad waar ze wonen? [Iemand zegt: "Missouri." – Vert] Missouri. Waar ergens? ["Wardell, Missouri."] Wardell, Missouri. Ik ken de jongen. Ik ken ook zijn broer hier. Het zijn vrienden van mij.
317 Deze broeder kwam binnen, tranen liepen over zijn wangen en hij zei: "Broeder Branham, ik belde net... Mijn vrouw heeft me net gebeld. Mijn kleine baby stopte zojuist met ademhalen." Hij legde zijn handen op mij en zei: "Broeder Branham. Ik geloof dat het Woord des Heren met u is." O, hoe zou God kunnen... Precies als: "Zelfs nu, Heer! Als U hier geweest was, zou mijn broeder niet gestorven zijn." Ziet u, hij beleed het niet aan mij. Hij beleed het Woord van de Here, dat ik de waarheid predikte, begrijpt u? Hij zei: "Ik geloof dat het Woord van de Here met u is. Vraag Hem slechts; mijn baby zal leven." Binnen tien minuten ademde zijn baby normaal, is nu gezond.
318 Mijn zoon, die hier ergens staat, Billy Paul, was naar buiten gegaan om met hem te spreken. En ik was daar in mijn pyjama. En ongeveer een paar minuten later kwam hij terug en zei: "Papa, papa, kijk hier eens!" En zijn keel zwol helemaal op, en was rood, en een enorme grote zwelling, een zwelling ongeveer zo groot er omheen. Hij zei: "Een grote zwarte spin met een rode vlek! Ik stond daar met John te praten en hij beet mij daar. En kijk, het zwelt helemaal op."
319 Ik zei: "O, Billy, een zwarte weduwe misschien." En ik zei: "Kijk naar je keel, hoe opgezwollen hij is."
320 Ik legde mijn hand daar en zei: "Here Jezus", en binnen tien minuten was er zelfs geen... je kon zelfs niet vertellen waar de plek ooit gezeten had. Ziet u? Wat is het? Zie?
321 Iemand kwam onlangs binnen en sprak in het kantoor. En één van de kantoormensen kwam naar buiten. En hij zei: "Vraag broeder Branham om alleen maar te zeggen dat mijn kind..." Hij zei: "Ik geloof dat als... wat u zou zeggen." Maar ik kan het niet zeggen tot Hij het mij vertelt, begrijpt u.
322 Maar ik heb het Woord hier dat zegt: "Deze tekenen zullen degenen die geloven volgen. Als zij hun handen op de zieken leggen zullen zij gezond worden." Welnu, God kan die dingen niet doen en u daar laten staan. U zult het krijgen! Gelooft u hetzelfde, dan zal het bij u gebeuren. Maar u zult het moeten geloven, niet alleen ermee bluffen. U moet het geloven.
Laten we nu eerst allemaal samen bidden.
323 Ik wil elk van u allen... terwijl de broeders hier bij deze microfoon staan. Ik zal naar beneden gaan zodat ik ook handen op hen kan leggen. Het zijn mijn mensen, zij zijn mijn... Zij zijn de sterren in mijn kroon, zij zijn hetzelfde in uw kroon, mijn voorgangerbroeders. Ik kom daar omdat wij hen liefhebben, en zij zijn Gods kinderen. Wij komen om hen te helpen.
Laten wij nu bidden.
324 Here Jezus, de mens die zou kunnen zeggen dat Uw tegenwoordigheid niet hier is... daar zou verstandelijk iets verkeerd mee zijn. Zoals een man het zonlicht zou weigeren te accepteren; iemand vertelt hem dat de zon schijnt; hij rent naar beneden de kelder in, sluit de deur en zegt: "Ik weiger het te geloven! Ik weiger het te geloven!" We zouden wel weten, Heer, dat er verstandelijk iets verkeerd was met de man. En zo doet de mens die zijn binnenste voor ontferming afsluit, in het licht van het Woord van Jezus Christus, dat gemanifesteerd wordt en hij zou zeggen: "Ik geloof het niet", dan is er geestelijk iets verkeerd met de man.
325 Wij weten dus dat U hier bent, Vader. Zonder twijfel geloven wij het. Wij zien Uw voetsporen. Wij zien Uw tekenen. Wij zien Uw Woord.
326 Er staan hier honderden in deze gebedsrij. En fijne mannen van God staan hier, grote strijders van het geloof; ik zal naar beneden lopen, Heer, om schouder aan schouder te staan. Wanneer deze zieke mensen door deze gebedsrij passeren, moge elk van hen weten dat het niet enkel het passeren langs enige mannen is. Zij komen onder het kruis van de belofte. Mogen zij genezen van hier weggaan, zich verheugend, gezond worden, het hun herder vertellen. Moge dat een ouderwetse opwekking doen uitbreken, rondom in deze landen, Heer, en vele zielen tot U brengen. Heer, zij zijn de Uwe. Help hen. Genees hen, bid ik, in Jezus Christus' Naam.
Ik wil nu dat iedereen met gebogen hoofd bidt.
327 En ik wil, dat als u... Nu de gebedsrij, luister. Wanneer u passeert, alsof u onder het kruis was, geloof met alles wat in u is. Ga hier met vreugde vandaan, gelukkig, en zeg: "Dank U, Heer, ik geloof mijn genezing." En als u dit niet gelooft, dan zou u evengoed kunnen gaan zitten, daar het geen greintje goed zal doen.
328 Ik wens dat heel de samenkomst, iedereen, als het ware de hemel bestormt in de tegenwoordigheid van Christus. "Here Jezus, maakt U Zich nu aan ons bekend! Genees deze zieken!" Wilt u het doen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
Broeder Borders, terwijl u zingt: Geloven alleen.
329 Laat dat hier. We hebben het niet nodig. [Een broeder vraagt omtrent de microfoon: "Gaat u het hier achterlaten?" – Vert] Ja.
330 [Broeder Branham en de voorgangers gaan nu naar beneden en bidden voor eenieder die door de gebedsrij komt, terwijl broeder Roy Borders de samenkomst leidt in het zingen van "Geloven alleen".]
[Leeg gedeelte op de band – Vert]
331 Geloven alleen! Laten we nu onze handen opheffen.
Alle dingen zijn mogelijk, geloven alleen.
Laten we het nu op deze manier zingen:
Nu geloof ik, o, nu geloof ik,
Alle dingen zijn mogelijk, nu geloof ik,
Nu geloof ik, o, nu geloof ik,
Alle dingen zijn mogelijk, o, nu geloof ik.
332 Tot ik u ontmoet, wil ik Texas verlaten, terwijl ik de lofprijzing van God zie uitroepen. Laten we onze handen opheffen en God lofprijs geven, ieder van ons. [De samenkomst juicht blij en prijst God – Vert]
333 Here Jezus, wij danken U voor Uw Woord en wat U voor ons hebt gedaan. Ik dank U dat ik in staat was om tot deze fijne mensen te spreken en om Uw kracht en zegeningen op hen te zien. Zegen hen, Here. Mogen zij het begrijpen. En moge de Heilige Geest elkeen genezen en elkeen redden, in deze laatste dagen. Door Jezus Christus' Naam, Here, draag ik hen aan U op als materiaal voor de bruid, want zij geloven door de genade van God.