Jezus op het toneel roepen
Door William Marrion Branham1 We lezen het Woord van de Here in het Evangelie van Mattheüs, het achtste hoofdstuk, te beginnen bij het drieëntwintigste vers, daar lezen wij dit:
En toen Hij in het schip gegaan was, zijn Hem Zijn discipelen gevolgd.
En ziet, er ontstond een grote onstuimigheid in de zee, alzo dat het schip door de golven bedekt werd; doch Hij sliep.
En Zijn discipelen, bij Hem komende, hebben Hem opgewekt, zeggende: Heere, behoed ons, wij vergaan!
En Hij zeide tot hen: Wat zijt gij vreesachtig, gij kleingelovigen? Toen stond Hij op, en bestrafte de winden en de zee; en er werd grote stilte.
En de mensen verwonderden zich, zeggende: Hoedanig een is Deze, dat ook de winden en de zee Hem gehoorzaam zijn!
2 Laten we nu onze hoofden buigen voor gebed.
3 Onze hemelse Vader, wij zijn vanavond zo blij te weten dat deze Grote, Die maakt dat de winden en de zee Hem gehoorzamen, met ons is. Wij zijn dankbaar dat wij dit grote getuigenis hebben dat Hij vandaag nog leeft, en weten dat Hij eeuwig is en dat Hij nooit kan sterven. Hij leeft voor eeuwig en heeft Zijn grote barmhartigheid aan ons, de kinderen der mensen in deze dagen, laten zien. Wij zijn een behoeftig volk, Here, zo behoeftig dat niemand anders dan U in onze noden zou kunnen voorzien. Dus zien we vanavond uit naar U om hier in onze bijeenkomst te komen en Uzelf aan ons bekend te maken, door onze zonden te vergeven, ons geloof te vermeerderen, Here, en onze ziekten en aandoeningen te genezen. En als we naar onze huizen gaan vanavond, mogen wij dan blij zijn, zeggend zoals die van Emmaüs: "Brandden onze harten niet binnen in ons toen Hij tot ons sprak langs de weg?", want wij vragen het in Zijn Naam. Amen.
U kunt gaan zitten.
4 Ik ben bijna als Zacheüs; deze dingen zijn altijd te kort voor mij. Ik wil nu gedurende een paar ogenblikken tot u spreken, voordat we voor de zieken bidden. Ik dank u voor uw fijne samenwerking en uw geloof in de Geest gisteravond, terwijl we spraken, vertrouwend dat het een grote uitstorting van Zijn zegeningen zal zijn.
5 Bedenk altijd dat waarvoor we hier zijn, is om te proberen uw geloof in Zijn tegenwoordigheid te vermeerderen, opdat u zou mogen ontvangen waar u om vraagt. Dan, door geloof, gelooft u het.
6 Nu, bedenk, altijd verlossende zegening is al gekocht. De prijs is betaald, er is maar één wijze waarop u het ooit zult kunnen ontvangen, dat is door het te geloven en het aan te nemen. "Hij is de Hogepriester van onze belijdenis." Het Hebreeuws zegt daar, de Hebreeuwse letter zegt: "Hij is de Hogepriester van onze eigen verklaring." Verklaring en belijdenis is natuurlijk hetzelfde. Dus wij... Hij is de Hogepriester van onze belijdenis, daarom kan Hij niets voor ons doen totdat we eerst belijden dat Hij het gedaan heeft. En dan, als we het belijden, dan is Hij de Hogepriester, een bemiddelaar om daaraan te gaan werken en het in orde te maken. Dus bidden wij met vertrouwen in God vanavond, in Zijn vriendelijkheid en barmhartigheid, dat Hij ons vanavond Zijn overvloed van genade zal geven. En nu, bedenk, u moet het aannemen.
7 Nu, we zullen voor de zieken gaan bidden voordat we vertrekken, handen op hen leggen, maar ik wenste dat u genoeg geloof zou kunnen hebben dat u dat niet nodig hebt. Ik wenste dat u gewoon omhoog zou kunnen reiken en zeggen: "Here Jezus, ik geloof U, ik..." Hij gelooft het Woord.
8 Nu, zie, God is anders dan wij. Als wij u iets zouden zeggen om te doen en u geloofde het niet, wel, dan zouden wij zeggen: "Laat hen met rust, zij hoeven het niet te geloven." Maar zo is God, onze Vader, niet. Hij zal voortdurend iets anders doen om u te laten geloven. Hij probeert Zijn Woord te houden, en Hij zal Zijn Woord houden.
9 Nu, de reden waarom Hij de dingen doet die Hij nu doet, is omdat Hij beloofde ze te doen. Niet dat Hij het moet doen; maar Hij beloofde het te doen, en dat is ons vertrouwen dat Hij altijd Zijn belofte houdt.
10 Nu, ieder van u, als u zieke geliefden hebt, enzovoort, zet, als zij niet kunnen... Zoals het kleine meisje hier, zij is te jong en ze is in die toestand waarin ze is; als u gelooft, leg uw handen op het kind terwijl de dienst aan de gang is. Anderen die geliefden hebben, denk aan hen in uw hart, hef ze in geloof op voor God in gebed. Nu, en, daarom, geloof dan. Als er iets gebeurt, u...
11 U kunt uzelf niet laten geloven. U, het is iets, het is een kwaliteit die in u is. "Geloof is de vaste grond", niet slechts een schijnvoorstelling. "Het is de vaste grond van dingen die men hoopt, het bewijs van zaken die u gelooft en niet ziet." En bedenk dat alles, de hele christelijke wapenrusting, door geloof is. Alles bovennatuurlijk; liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedheid, zachtmoedigheid, geduld; dat zijn allemaal ongeziene dingen. Dat is de hele christelijke wapenrusting. De Christen kijkt altijd naar dingen die hij niet ziet, omdat hij naar een belofte kijkt.
12 Hier, vele jaren geleden werd ik eens op het toneel geroepen in een ziekenhuis, om te bidden voor een jongen die stervend was aan zwarte difterie. Ik heb dit vele malen aangehaald, omdat het een zeer buitengewoon geval voor mij was. De vader en de moeder waren tamelijk bejaard. En deze jongeman was ongeveer veertien jaar oud, denk ik, en hij was hun enig kind. En hij was stervend aan zwarte difterie en er gebeurde iets in zijn hart. Hij was bewusteloos. En zij waren... Hij, o, hij leefde nauwelijks. Ik ben vergeten hoeveel zijn hartslag was, de ademhaling was zeer laag.
13 En de oude vader bleef de samenkomst bezoeken en smeken en tegen de beheerder en iedereen zeggen: "Kom en bid! Kom en bid! Dat is alles. Kom gewoon naar het ziekenhuis en bid."
De beheerder zei: "Breng hem naar de samenkomst."
14 Ze zeiden: "We kunnen hem niet uit het ziekenhuis overbrengen. Hij is stervende." En ze zeiden: "Als broeder Branham maar zou komen en God vragen, zal God het toestaan."
Ik dacht: "Wat een geloof."
15 Ik ging naar het ziekenhuis en de dokters wilden me niet binnenlaten. Ze zeiden: "Nu, u bent een getrouwde man, u hebt kinderen." Billy Paul was toen klein. Ze zeiden: "U kunt niet naar binnen gaan, omdat u een kind hebt."
16 En ik zei: "Nu, ik heb begrepen dat de dokter zelf Katholiek was." Ik zei: "Als de priester de laatste riten aan het kind zou willen bedienen, als hij Katholiek is, zou u hem dan toestaan om naar binnen te gaan?"
17 Hij zei: "Dat is anders. De priester heeft geen kinderen." Zie? Hij zei: "U zou de kiem overbrengen op uw kind."
18 En ik zei: "Maar kijk, meneer. Laat mij de verantwoordelijkheid nemen. Ik zal een papier ondertekenen, dat ik de verantwoordelijkheid zal nemen. Als ik daar dan niet genoeg geloof voor heb om naar binnen te gaan, heb ik er om te beginnen al niets te maken." Ik zei toen: "Maar ik zal de verantwoordelijkheid nemen." En ik zei: "Denk er nu aan, dat als die jongen Katholiek was, en hij was stervende, zou u dan de priester ervan weerhouden om hem de laatste riten van de kerk te bedienen?"
Hij zei: "Nee, dat zou ik niet doen."
19 Ik zei: "Ik beteken net zoveel voor hem als de priester voor een Katholiek."
20 En hij zei: "In orde", en tenslotte stemde hij toe. Hij bekleedde mij als een soort Ku Klux Klan van de een of andere soort, al dit soort spul over mij, en bracht mij daar naar binnen naar deze stervende kleine jongen.
21 De moeder en vader knielden aan de andere kant. En ik bad slechts een eenvoudig klein gebed: "Here Jezus, ik vertrouw dat U deze jongen opwekt op het ge... basis van het geloof van deze vader en moeder", en legde mijn handen op de kleine makker. Hij was gedurende ongeveer drie dagen bewusteloos geweest, geloof ik, en ademde nauwelijks. En ik stond op en zei: "Amen." Ik bad ongeveer een moment en stond op.
22 En de oude vader nam de moeder in zijn armen en zei: "Denk eraan, liefste, onze jongen is genezen!" Geen enkel teken. En ze omhelsden elkaar en dankten de Here.
23 En de kleine verpleegster, een klein kind, een jongedame beter gezegd, ze was waarschijnlijk ongeveer achttien, twintig jaar oud. Ze had haar verpleegstersband, en zij... of zij was een gediplomeerd verpleegster. En zij zei: "Meneer, ik ben bang dat u het niet begrijpt." Zij zei: "De jongen is stervende."
Hij zei: "O, nee. De jongen zal leven." Dat zei de vader.
24 En zij zei: "Hoe kunt u zo handelen, en uw... u weet dat uw jongen stervende is, onder zo'n valse indruk zoals u gegeven is?"
Hij zei: "Dat is geen valse indruk." Hij...
25 Zij zei: "Kijk." Nu, ik zou mogen... Misschien zit hier een dokter. Ik weet niets over medicijnen en instrumenten van medische termen. Ze gaven hem een soort cardiogram, en zijn hart was zo laag. Het was zó lang laag geweest. De dokter zei... De verpleegster herhaalde wat de dokter zei, dat hij... "Dat is in de geschiedenis nog nooit gehoord, dat als een hart ooit zó laag is, het ooit nog zal herleven."
26 Ik zal nooit de blik van de oude man vergeten. De oude, vaderlijke man liep naar haar toe en legde zijn hand op de schouder van het verpleegstertje. Hij zei: "Zuster, zie, u kijkt naar die grafiek." Hij zei: "Dat is alles wat u weet om naar te kijken. Maar", zei hij, "ik kijk naar een Goddelijke belofte."
27 De jongen is nu een zendeling in Afrika en heeft drie kinderen. Zie? Zie? Het hangt ervan af waar u naar kijkt, zie. Hij geloofde.
28 Nu, dat is hetzelfde geloof. "Als U zult komen en Uw handen op mijn kind legt. Als U het woord zult spreken, zal mijn dienstknecht..." Zie, dat is iets wat u hebt; u, u...
29 Toen was het geen komedie spelen. De oude man geloofde dat. Hij had een greep op iets gekregen.
30 De vrouw die Zijn kleed aanraakte. "Als ik slechts Zijn kleed moet aanraken." Dat is het. U moet naar een houvast grijpen van dat geloof, diep in uw hart. Het is net alsof u zegt...
31 Weet u, u, man, als u de juiste soort echtgenoot bent, is er geen vrouw in de wereld die u liefhebt zoals uw vrouw. Er mogen misschien andere vrouwen zijn die knapper zijn. Er mogen misschien andere vrouwen zijn die aardiger zijn, enzovoort. Maar iets, als u werkelijk uw vrouw liefhebt, is daar iets binnenin dat u niet oplet hoe zij eruit ziet. U hebt haar lief. En u weet niet waarom, maar u hebt haar lief. En vrouwen, voor u hetzelfde ten opzichte van uw man. U hebt hem lief. En jullie jonge meisjes, ten opzichte van jullie vriendjes; vriendjes ten opzichte van vriendin. Als jullie die persoon ontmoet hebben waarvan je weet dat je die liefhebt, is er daarbinnen iets dat je weet dat je hem liefhebt.
32 Wel, dat is hetzelfde als met geloof. U weet dat het zal gebeuren. Er is geen schaduw, ongeacht hoevelen het tegengestelde zouden zeggen; u gelooft hetzelfde nog steeds, omdat dat echt, werkelijk geloof is. Heb dit nu vanavond terwijl wij over dit onderwerp spreken.
33 Ik sprak zoveel en ben nu zolang in de samenkomsten geweest, dat ik nauwelijks rust heb gehad sinds kerstmis. En ik ben een beetje schor in mijn keel door verandering van weer en tijd, enzovoort.
34 Ik wil vanavond tot u spreken over het onderwerp: Jezus wakker maken of Jezus op het toneel roepen.
35 Uit onze Schriftlezing ontdekken wij dat er een grote samenkomst was geweest. Jezus was voortgegaan met grote wonderen te doen, altijd goeddoende en ook doende wat God behaagde. Hij behaagde altijd God, maar Hij behaagde niet Zichzelf, zegt de Bijbel. En we ontdekken dat Hij Zichzelf door Zijn werken grondig bekendmaakte, Wie Hij was, door Zijn werken. Zijn werken identificeerden Wie Hij was.
36 En er was kracht van Hem uitgegaan. Hij had de hele dag gelijkenissen onderwezen en er was kracht van Hem uitgegaan. En Hij had... ging de zee oversteken naar de andere kant. Door te zijn wat Hij was, wist Hij dat er een groot werk voor Hem te doen was aan de andere kant. En Hij was erg vermoeid. De hele lange dag was er kracht van Hem uitgegaan, toen de mensen Hem door hun geloof hadden aangeraakt om Hem te geloven, enzovoort. En Hij had...
37 De kracht had Hem verlaten en Hij was vermoeid. Dus trok Hij Zich terug in het achtergedeelte van het schip en ging op een kussen liggen, vertelt ons de Schrift, om een weinig rust te nemen, terwijl het schip de zee overstak, de zee van Galilea. Een gelegenheid voor een beetje rust.
38 Zijn discipelen pakten hun roeispanen op en hesen de zeilen net als zeelieden zouden doen. Dit was voor velen van hen hun beroep. Ze waren vissers daar op de zee en zij wisten hoe ze deze boten onder controle moesten houden. En ze waren terug in hun beroep en hadden gewoon een grote tijd van blijdschap, een tijd van vreugde, waarbij ze misschien spraken over de dingen die die dag hadden plaatsgevonden.
39 Weet u, er is iets mee, wanneer we onze Here Jezus dingen zien doen en kunnen weten dat Hij het is, dat niets anders het zou kunnen doen dan Hij, dat we gewoon eenvoudig... Als we bijeenkomen... we... Iedereen wil getuigen. Iedereen wil iets zeggen, en zij willen erover spreken. U kunt een opwekking hebben in uw gemeente, de herder kan een wonderbare boodschap spreken, of de evangelist of wie het ook moge zijn; of u kunt het een of ander bepaald ding zien plaatsvinden, of iets in de buurt, dat iemand genezen werd. De buren komen tezamen en praten erover: "Hoe wonderbaar! Was u daar? U had het moeten zien. Het was de meest buitengewone zaak." Er is iets met de werken van God dat het hart van de mens meer ontroert dan welk ander ding dat er gebeurt. Er is... Het is gewoon een onvergetelijke ervaring als we in contact komen met de Here Jezus en de dingen zien die Hij doet, zo groot en zo wonderbaar zijn Zijn wegen.
40 Nu ontdekken we dat ze zich verblijdden over de werken die in de opwekking van die dag gedaan waren, en misschien zou ik het vanavond willen vergelijken op dezelfde manier.
41 Nu zijn we zojuist getuige geweest van een van de grootste opwekkingen, geloof ik, die de wereld ooit gezien heeft in deze laatste tien, vijftien jaar. Het is een opwekking, niet zoals in de dagen van Billy Sunday, of in de dagen van de opwekking in Wales, of de Wesley-opwekking, of de Moody-opwekking of de Billy Sunday-opwekking. Het is een wereldoverspoelende zaak geweest, rondom de wereld. Grote genezingsdiensten en grote opwekkingsvuren hebben gebrand op praktisch elke heuvel die er in de wereld is. Vanavond, ver weg in de landen van Afrika, in China en Japan, wordt dit Evangelie gepredikt en de mensen worden in deze minuut over de hele wereld genezen. Het is een van de grootste opwekkingen geweest, omdat ik geloof dat het een van de laatste opwekkingen is die deze wereld zal zien, een wereldoverspoelende opwekking.
42 Maar nu, in de laatste paar jaren, is het tot rust gekomen. Je merkt niet meer het enthousiasme in de mensen dat er geweest is.
43 Ik herinner mij het voorrecht te hebben gehad, door de Heilige Geest, die opwekking te leiden die begon toen die Engel des Heren op de rivier verscheen en dat zei, omtrent vele jaren geleden. En het te zien gebeuren en te zien dat het de harten van predikers in vuur zette, en dat overal opwekkingen uitbraken. Wel, je kon eenvoudig een gebouw binnenlopen en de mensen stonden op uit hun bedden en brancards, en wandelden genezen weg. Je hoefde zelfs niet één woord te zeggen. Er alleen maar te zijn, dat was alles wat nodig was.
44 Ik herinner mij één avond in Vandalia, Illinois. Ik liep de samenkomst in, en was niet meer dan vijf minuten in de samenkomst geweest, en er was geen zwak persoon waar dan ook rondom de plaats. Rolstoelen werden weggeduwd en opgestapeld. Blinden zagen en doven en stommen spraken, en het was gewoon eenvoudig... De Geest van de Here was aanwezig en Hij genas gewoon de hele groep. Nu, dat is wanneer je iets kunt doen, als er een opwekking gaande is. Maar laat dat opwekkingsvuur doven, dan kun je nauwelijks... De mensen zijn nog steeds Christenen, maar ze zijn niet vernieuwd in die Geest, die grote atmosfeer die iets doet.
45 Het is net als in een smederij, een smidse. Je moet het ijzer heet krijgen voordat je het gaat beuken op het aambeeld. Als je dat niet doet, zul je het nooit in orde krijgen.
46 En dat is nodig om een opwekking te hebben, dat iedereen onder de hitte van de Heilige Geest is, Die de krachten van God heeft doen neerkomen en een opwekking in beweging brengt. Dan zijn er gebedssamenkomsten die dag en nacht, elke minuut, overal doorgaan. Wel, de mensen zouden zelfs het terrein niet willen verlaten.
47 Ik herinner mij toen ik voor het eerst mijn... ongeveer mijn derde samenkomst begon, in Jonesboro, Arkansas. De eerste was in St. Louis en daarna in Corning en toen in Jonesboro. De krant vermeldde: "Achtentwintigduizend mensen in de samenkomst." In dertig of vijftig kilometer vanaf de stad waren gewoon tenten opgezet. Je kon geen boerenwoning krijgen om in te verblijven, in de kleine stad Jonesboro. En de mensen kwamen van mijlenver, lantaarns dragend, lopend door de rimboe, namen een bus en kwamen.
48 Ik zat op een avond daar buiten in de wildernis te bidden, voordat de samenkomst begon, en ik zag jongedames komen met hun schoenen en kousen onder hun arm. En voordat ze dan naar beneden gingen, stopten ze en borstelden het stof van hun voeten en trokken hun kousen en schoenen aan en gingen de samenkomst in.
49 En ik zag hen hun zieke kinderen onder oude katoenlorries leggen en daar dag en nacht verblijven, en kranten en zeildoek over hen heen houden, terwijl het regende en een stormwind blies; hun plaats niet verlaten, wachtend om binnen in het gebouw te komen.
50 Daar was het dat de blinden zagen, de doven hoorden. En de bediening vanavond is honderd mijl daarboven, maar de opwekkingsvuren zijn gedoofd.
51 Ik zag de mensen daar lopen en zeggen... Wijs alleen maar met je vinger en zeg: "Wel, geloof je, broeder?" Dat was alles, daar ging hij. Dat was alles wat gedaan moest worden. Zij geloofden. De opwekking was in beweging.
52 Nu, deze discipelen hadden dat gezien en in een amateurvorm beleefden zij de vreugde van wat zij die dag hadden zien doen, terwijl Jezus rustte.
53 En ik denk dat de opwekking iets dergelijks doet, dat we nu leven in een kalmerende tijd, terwijl Hij misschien rust tussen de samenkomsten, of de opwekking en Zijn komst. En we verheugen ons over de dingen die we hebben gezien gedurende de tijd van deze opwekking, grote en wonderbare werken. Het maakt niet uit wat de wereld zegt, we hebben het nog steeds gedaan zien worden. Het is een verklaring, het zijn de feiten, het werd gedaan.
54 Ze moeten een gelegenheid hebben benut, terwijl het met de zeilen aardig goed ging, om over Hem te spreken, over Zijn handelingen, over Zijn aanspraken, over Zijn Messiasschap. Velen van hen hebben misschien... van deze discipelen, hebben misschien tegen elkaar gesproken over wat ze gedaan hadden zien worden.
55 Net zoals wij doen gedurende de tijd van de opwekking in Shreveport, gedurende de tijd van de opwekking in een andere stad, we zullen erover spreken.
56 Nu, dat is de wijze waarop zij het deden. Misschien was het Simon, zoals wij er gisteravond even over spraken, die zei: "Wel, toen Andreas mij over Hem vertelde, was ik wel een beetje sceptisch. Maar toen Hij mij vertelde wie ik was, wie mijn vader was, nam dat al het gissen uit mij weg. Toen geloofde ik het."
57 Misschien zou Filippus gezegd kunnen hebben, of iemand van de anderen, het kan ook Andreas zijn geweest, die zei... We spraken gisteravond over de dame bij de bron. Het kon zijn dat ze over haar spraken toen ze zoiets als dit zeiden: "Broeders, jullie weten wat toen zo'n vreemde keer voor mij was, toen we weggingen om wat levensmiddelen te halen. En we kwamen terug en we stonden daar achter de bosjes en zagen Hem spreken met deze slecht bekendstaande vrouw. We dachten in onze harten: 'Wat zou het zijn als er enige priesters zouden komen en zien dat Deze, onze Meester, met een vrouw van dit kaliber sprak? Wat zouden zij over Hem zeggen?' En dan herinneren we ons hoe wij, die vertrouwen in Hem hadden, wisten dat het voor het een of ander doel was dat Hij tot haar sprak.
58 "En toen Hij haar vertelde: 'Ga je man halen en kom hier!' En ze zei: 'Ik heb geen man.' Hoe sprongen onze harten op, omdat we dachten dat daar één keer een falen was. Jezus had de vrouw verteld dat ze haar man moest gaan halen, terwijl zij geen man had. Herinneren jullie je de blik waarmee we elkaar aankeken toen we verbaasd waren; te bedenken dat al het vertrouwen dat we in Hem hadden hier plotseling uiteenviel?
59 "Toen ontdekten we onmiddellijk dat Hij uitsprak: 'U hebt de waarheid verteld, want u hebt vijf mannen gehad en degene die u nu hebt, is de uwe niet.'
60 "Toen zij Hem dan als de Messias herkende, de Messias van God, en daar zei: 'Wij weten dat de Messias komt, U moet een Profeet zijn, want wij weten dat als de Messias komt, Hij dit zal doen.' En het getuigenis in die stad, het getuigenis van die vrouw had betekenis voor de mensen van die stad."
61 Toen is het misschien de jonge Johannes geweest die zei: "Weet je, ik zal jullie vertellen wat het werkelijk voor mij maakte, het was op die dag dat Hij het brood brak. Nu, we hadden allen honger en Hij was de wildernis ingegaan, en wij konden Hem niet vinden, en daar ontmoetten wij Hem. En heel de menigte kwam aanlopen en weldra hoorden wij hem zeggen: 'Zend hen weg naar de stad om wat voedsel te halen.' En Hij vertelde ons toen om hen te voeden. En Hij nam die vijf broden en twee visjes en Hij brak dat brood. En ik lette op Zijn hand. Toen Hij Zich uitstrekte naar nog een stuk brood, was dat brood weer aangegroeid. En toen Hij terug reikte, het op een bord legde, toen terug reikte, was die vis opnieuw aangegroeid. Niet alleen de normale vis, maar het was een bereide vis, zie, al weer aangegroeid."
62 Welk soort atoom liet Hij los, broeders, bereide vis, bereid brood, de groei passerend? En wij wisten dat Hij de Schepper was, maar hier maakt Hij een schepping van reeds bereide vis en bereid brood.
63 Misschien heeft Johannes zoiets als dit gezegd: "Weet je, toen ik een kleine jongen was, woonden we daarginds bij Jericho. Ik herinner mij dat mijn Joodse moeder gewend was om me in de middag in slaap te wiegen, om mijn middagdutje te doen. Ik was gewend om op te zien naar haar ogen en dan vertelde ze mij verhalen uit de Bijbel."
64 En, weet u, dat is een goede zaak voor elke moeder om dat voor haar kind te doen. "Voed een kind op in de weg die het moet gaan." Het zou beter zijn dan de televisie aan te zetten en te kijken naar sommige van deze dingen die op de televisie komen. U zou beter af zijn als u hem een verhaal uit de Bijbel zou voorlezen, omdat het indruk zal maken op zijn kleine gemoed.
65 Nu, hij zei: "Hij was gewend... zij was gewend mij te vertellen over het verhaal van de Sunamietische vrouw die haar kleine jongen weer tot leven kreeg, door de profeet Elia. Ik hield daarvan. Dan vertelde ze mij gewoonlijk over ons volk dat uit Egypte kwam. En wij woonden vlakbij de rivier de Jordaan. En dan wees ze over de rivier en zei: 'Johannes, ze legerden zich precies aan de andere kant. En ze waren veertig jaar in die woestijn, en God voedde hen met manna. Hun kleren versleten nooit. En God gaf hun elke morgen vers brood.'
66 "En in mijn klein, kinderlijk hart zei ik: 'Mama, heeft God een heleboel grote ovens daar boven in de lucht en bakt Hij al dit brood en maakt Hij Zijn engelen gereed om het ochtendbrood naar beneden te brengen en het daar neer te leggen op de...?'
67 "'Nee,' zei ze dan, 'Johannes, je bent te klein om het te begrijpen. Zie, God heeft geen ovens in de lucht. Hij heeft geen ovens nodig. Wij moeten ovens hebben. Maar God heeft die niet nodig, omdat Hij de Schepper is. Zie, Hij spreekt alleen maar en het brood ligt klaar op de... Hij is de Schepper.'
68 "En, broeders, toen ik daar vandaag stond en Hem dat stuk brood zag nemen en dat scheuren, en wanneer Hij weer een ander stuk ging nemen was het geschapen, toen wist ik dat we geen valse profeet volgden. Dat was de Schepper Zelf, in Mens." En de...
69 Toen hebben ze misschien gesproken over de houding van sommige mensen; sommigen geloofden, sommigen niet; en over Zijn houding tegenover de mensen.
70 Nu, weet u, het christendom is zo zeer veranderd in deze laatste dagen. Nu moet je een persoon vertroetelen, hun heel wat beloven, hun heel wat geven om hen te doen geloven, naar de gemeente te komen en hun te beloven dat ze een betere kennissenkring en alles zullen hebben. Dat is geen christendom.
71 Christendom wordt niet vertroeteld. Christendom is sterk. Juist. Het is een... Christendom is geen kasplant.
72 Een kasplant is meestal een bastaardplant. Je moet hem voortdurend besproeien om de luizen ervan af te houden. Dat is vanwege zijn zwakheid. En dat is de wijze waarop je moet doen met heel wat Christenen, hen besproeien of zoiets met een heleboel beloften.
73 U, u hebt dat niet nodig. Een echte, ware, gezonde plant heeft geen enkele besproeiing nodig. De luizen blijven erbij vandaan.
74 Het is net als vandaag, dat men probeert dingen te nemen en ze te bederven. God zei in het begin: "Laat elk zaad voortbrengen naar zijn aard."
75 Ik las hier in Reader's Digest dat zij, wat wij noemen, bastaard-maïs namen, en het geeft een mooiere aar, zeker, een grote, mooie aar, maar er is niets goeds aan. En ze maken een betere tomaat; het smaakt zelfs niet als een tomaat. En ze hebben nu een kip die zelfs geen vleugels heeft. Bastaarding! Zie?
76 En nu, bedenk, je mag dan bastaard-maïs hebben, maar je kunt dat zaad niet terug planten. Het zal niet opnieuw voortbrengen. Het zal sterven. Waarom? Het heeft geen leven in zich. Je moet het elke keer kruisen. Als je het niet doet, zal het gewoon ophouden zich te vermeerderen. Dat laat zien dat evolutie, overeenkomstig de ideeën van de mens, verkeerd is.
77 Je kunt een merrie nemen en een ezel en ze tezamen kruisen en een muilezel krijgen, maar een muilezel kan zich niet opnieuw voortplanten. Het is afgelopen. Dat is alles. Hij is aan het eind.
78 En ze zeggen nu dat in nog eens twintig jaar, als ze deze mensen niet weerhouden van dit bastaard-spul te eten, zoals van maïs en tarwe en spul dat ze kruisen, dat het het postuur van vrouwen verandert. Ze zullen geen baby's kunnen hebben, in twintig jaar vanaf nu. Het doodt de voortplanting. Het heeft de grondstof niet in zich.
79 De man is niet meer wat hij was. Kijk naar de mannen vandaag. Wel, bij balspelen waren ze gewoonlijk ruig. Nu moeten ze helmen dragen; ze doden er elk jaar een dozijn, die op hun hoofden worden getroffen – als bij een cavia, hij sterft direct; gevechten en alles. De mens is opgebouwd uit een hoop vuil. Het is vanwege bastaard-spul en het heeft ons hele leefsysteem, onze hele economie verontreinigd.
80 En die bastaarding is ook in de gemeente gekomen. In plaats van een echt krachtige groep Bijbelgelovigen te hebben, hebben zij haar verbasterd door denominaties. En ze moeten: "Ik heb dit, ik heb dat, en ik behoor tot dit en ik behoor tot dat." Het is verbasterd en de zaak kan zichzelf niet opnieuw produceren.
81 We hebben opnieuw een boek Handelingen nodig. Maar de enige wijze waarop u het zult doen, is teruggaan naar de Bijbel en weg van iets van deze bastaard-religie.
82 Bastaarding, moet vertroeteld worden. Geen geloof! Alleen maar een troep poederkwasten, verwijfd, erin vertroeteld. "Ik ben..." Ik zeg: "Bent u een Christen?" "Ik ben Methodist." "Bent u een Christen?" "Ik ben Presbyteriaan. Ik ben van Pinksteren." Dat betekent niet dat voor God. [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert]
83 U bent een Christen, omdat u bent geboren in de Geest van Christus en het Woord van God in u leeft.
84 Weet u, ik geniet altijd van een bastaard-paard. [Broeder Branham bedoelt ongetwijfeld een volbloed – Vert] Weet u, het heeft begrip. Je kunt hem dingen leren, dingen voor hem doen en hij zal leren. Maar als u een oude muilezel neemt, kunt u niets voor hem doen. Hij is gewoon een grote, oude, langorige ezel. Hij zit daar en je zou tegen hem kunnen praten; hij zal zijn oren uitsteken en "Huh? Huh? Huh?" Zie, hij is gewoon een bastaard.
85 Het doet mij denken aan heel wat van deze zogenaamde Christenen, bastaard, ezelreligie. Je vertelt hun dat Jezus Christus Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Zij zeggen: "Ik geloof het niet." Zie? En dus kun je hun nooit iets leren. Hoe kun je hem leren; het is hoe dan ook afgelopen met hem. "Mijn kerk gelooft het op deze wijze. De mijne gelooft het op die wijze." Maar Gods Woord zegt dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. Ik houd niet van een bastaard-Christen.
86 Ik houd van een stamboekpaard. Het weet wie zijn papa was, wie zijn mama was, wie zijn grootvader en grootmoeder waren. Hij kent alle generaties heel de weg terug.
87 Zo is het met een stamboek-Christen, hij weet Wie zijn Vader is. Hij komt van God; hij is het Woord van God. Hij is dezelfde die hij altijd was. Hij is een echt stamboekproduct van God, het Woord van God is in hem, Jezus Christus Die Zichzelf manifesteert.
88 Een stel ongelovigen! Op een dag wilde Jezus een groep parasieten afschudden. Hij had er teveel die Hem volgden. Hij had Zijn discipelen. Dan had Hij de zeventig, het predikers-genootschap. Dan had Hij de gemeente bij duizenden. En toen deed Hij deze bewering; Hij zei: "Tenzij dat gij het bloed eet... vlees eet van de Zoon des mensen en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in u."
89 Nu, wat denkt u dat een dokter zou zeggen die daar in de bijeenkomst zou zitten? Wat denkt u dat een gezond denkend mens zou zeggen, wat wij gezond denken noemen? Hij verklaarde het nooit. Hij hoefde het niet te verklaren. Wel, de dokter zou zeggen: "Ga bij die Kerel vandaan, Hij is gek. Hij... We zullen menselijke vampiers zijn. Het bloed van een Man drinken en Zijn vlees eten?"
90 En wat de gemeente betreft, zou ik mij kunnen voorstellen dat de priester zei: "Dit is de tijd. Hier zijn we in terechtgekomen. We gaan eruit. We zullen nooit nog één van de samenkomsten bijwonen." Weg gingen zij. Toen kreeg Hij hen allen bij Zich vandaan.
91 Toen keerde Hij zich om en zei tegen de zeventig: "Wat zullen jullie zeggen als je de Zoon des mensen ziet opvaren naar de hemel waar Hij vandaan kwam?"
92 Nu, die zeventig zeiden: "De Zoon des mensen Die opvaart naar waar Hij vandaan kwam? Wel, Hij heeft ons gehad bij de kribbe waarin Hij geboren werd. We kennen Zijn moeder. We hebben de kleren gezien, het windsel waarin Hij gewikkeld was. Hij werd daarginds in Bethlehem, Judéa geboren. Hij werd hier in Nazareth opgevoed. Daar zijn Zijn broers, Zijn zussen en zij allen bij ons. En dan zei Hij: 'Deze Zoon des mensen opgevaren'?" Nu, Hij verklaarde het niet. Hij zei het gewoon. Nu, zij konden het niet verklaren, zij konden het niet uitmaken in hun verstand. "Wel," zeiden zij, "hier zijn wij in terecht gekomen", dus gingen zij weg. Dat was zoveel als zij konden verdragen.
93 Ze hebben nog dezelfde groepen. Dat is waar. We hebben ze nog steeds. We merken op...
94 Toen keerde Hij zich om. Bedenk dat die discipelen dat evenmin konden verklaren, maar zij hadden geloof. Toen draaide Jezus Zich om en keek de twaalf aan en zei: "Willen jullie ook weggaan?"
95 Toen sprak Petrus die opmerkelijke woorden: "Here, waar zouden we heengaan? Want wij zijn ten volle overtuigd, wij weten dat U het Woord des levens hebt, en U alleen." Zie? Zij konden niet verklaren hoe zij Zijn vlees zouden eten en Zijn bloed drinken. Zij konden niet begrijpen hoe Hij zou opvaren naar vanwaar Hij neerkwam, terwijl Hij in Bethlehem werd geboren. Ze konden het niet. Maar, zie, geloof kent geen mislukking. Het is geankerd. Het blijft daar ondanks wat er wordt gezegd. Het bleef daar. Zij waren verordineerd tot dit leven. En Hij is... Zij bleven daar.
96 Nu, deze verschillende soorten. Sommigen geloofden, sommigen zeiden: "Geen mens sprak ooit zoals dit." Sommigen geloofden niet en zeiden: "O dat, je zou daarover kunnen discussiëren."
97 Sommigen zeiden: "Nooit sprak een man zoals deze Man, er is iets vreemds met Hem. Wat Hij zegt, is Hij bij machte te ondersteunen." Wel, ze zeiden dat, weet u, "Hij spreekt niet als een priester. Hij spreekt niet als een rabbi. Want wat Hij zegt, ondersteunt God. Hij bevestigt wat Hij zegt." O, my!
98 Het moet de jonge Johannes geweest zijn, die toen zei: "Bedenk, we hebben Hem nu met ons. Wat moet dat een troost zijn! Wat een verzekerdheid!" Wat een verzekerdheid behoorde het voor ons te zijn!
99 Ik ben een zendeling rondom de wereld. En ik heb allerlei soorten godsdiensten gezien en alle soorten goden die ze hebben; de heidense goden, de Mohammedaanse, de Boeddha en de Sikh, Jaïn, o, wat ook al meer, en de heidense goden van de stamgenoten. Maar elk ervan, er is geen enkele juist, behalve het christendom. Elk ervan, hun stichters zijn dood en ze hebben het graf waar hij begrafen werd. Maar het christendom is de enige die juist is, omdat onze Stichter stierf, werd begraven, maar weer opstond en wij kunnen bewijzen dat Hij in leven is.
100 Bij het graf van Mohammed is een wit paard geweest gedurende bijna tweeduizend jaar, terwijl bewakers elke zoveel uren verwisselden, wachtend op Mohammed dat hij zal opstaan uit de dood en de wereld zal afrijden en die zal overwinnen.
101 Maar Jezus is al opgestaan uit de dood, is er al tweeduizend jaar uit, en is vanavond met ons. En als we dan de duisternis zien en het eind der tijden, de wijze waarop het nu is, opkomend tot de uren waarin we nu leven, terwijl we de plechtige open zee van het leven bevaren, waar de stormachtige zeeën zijn, en het schip elk ogenblik schipbreuk kan lijden. Deze kleine lichten kunnen zo ophouden te schijnen. [Broeder Branham knipt met zijn vinger – Vert] Of misschien verlaat geen van ons vanavond dit gebouw. We weten niet op welke tijd de dood komt.
102 En wat een veilig gevoel moet het voor die discipelen zijn geweest om te weten dat de ware Schepper Die Zichzelf grondig geïdentificeerd had die Persoon te zijn, met hen meevoer.
103 En wat een gezegende gedachte en wat een gezegende hoop is het, wat een verzekering is het, om in dit donkere uur, aan het einde van de wereldgeschiedenis, te weten dat de Schepper veilig ingestopt met ons meevaart op 's levens open zee! De bommen of wat ook mogen komen, laat ze maar komen, barsten, ontploffen of wat ze maar willen, het maakt voor mij geen verschil. Ik vaar met de Schepper. Wat een veiligheid terwijl wij deze wateren bevaren!
104 Nu, terwijl zij van Hem spraken over welke grote dingen Hij gedaan had, na het feesten over de opwekking, rustte Jezus waarschijnlijk, zoals ik zei, tussen de opwekkingen. En wij... ze waren zo duidelijk geïdentificeerd met Wie Hij was. De mensen wisten Wie Hij was, van hen die Hij verblindde. Maar zij die zich vasthielden aan de Schrift, omdat ze wisten dat de Schrift... Gods Woord is aan elke generatie toebedeeld, en die belofte voor dat tijdperk moet vervuld worden. En Hij vervulde precies wat verondersteld werd gedaan te worden in de tijd van de Messias. Hij voldeed aan elke vereiste. Toen was hij ervan verzekerd dat Hij de Man was.
105 Maar, ziet u, Hij was zo gewoon. Hij kleedde zich niet als een priester. Hij had geen scholing, wat wij scholing zouden noemen. We hebben zelfs geen verslag over Hem dat Hij naar school ging. Maar er was iets aan Hem wat anders was.
106 En toen nodigde Hij hen uit, toen zij het niet konden begrijpen en zei: "Onderzoekt de Schriften, want daarin gelooft gij eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen. Zij vertellen u Wie Ik ben."
107 En bedenk nu, ze hadden dit allen in hun hart gehad en dachten over deze dingen. En terwijl ze op de zee voeren, wat konden ze als kinderen zijn zolang Hij met hen in het schip was.
108 Nu, vriend, wat behoorde dat aan ons te doen! Dezelfde geïdentificeerde Jezus Christus, dezelfde Schepper, dezelfde God is met ons vanavond. Wat een veiligheid is het, wat een gevoel, te weten dat Zijn tegenwoordigheid hier is.
109 Nu ontdekken we, dat juist toen ze deze grote tijd hadden, plotseling moeite zich voordeed. Het schip schommelde, de zeilen waaiden eraf, het water vulde de boot. Alle hoop om te overleven was weg.
110 Nu, is het niet vreemd, net zoals het nu is, terwijl wij nu tot het einde komen, is het niet vreemd? We kunnen erover spreken hoe groot Hij is; we kunnen vertellen hoe groot Hij is, in onze gemeente als we getuigen. We vertellen onze werknemers, werkgevers hoe groot Hij is. We vertellen de mensen op de straat hoe groot Hij is. En als moeite ons treft, worden we zenuwachtig. Zie? We... Zie? De dingen die we Hem zagen doen, de dingen waarvan we weten dat Hij ze doet; en laat slechts een kleine ziekte of een kleine moeite ons huis treffen, let op wat er gebeurt; alles is uit elkaar gevallen, alle hoop is vergaan.
111 Ofschoon ze Hem zoveel dingen hadden zien doen; alles wordt vergeten wanneer moeite opkomt.
112 Evenals nu, we hebben deze grote opwekking gezien, we hebben de geschiedenis van andere grote opwekkingen, we hebben Zijn tegenwoordigheid, we weten deze dingen, en soms zet een moeite in die we niet kunnen verhelpen. Zij...
113 Bijvoorbeeld zoals nu, we hebben nu moeite in onze gemeenten. We hebben denominationele problemen, discussies in onze gemeenten. We weten niet wat er zal gaan gebeuren. We zien daar een grote zaak zich vormen. Wij allen die in de Bijbel geloven, zien dat er iets op het punt staat om plaats te vinden. Er is niemand die dat niet weet.
114 En alle kerken zullen in die oecumenische Raad van kerken gebracht worden. Als je dat doet, zul je je grote evangelische leer van de Bijbel verzaken. En de Pinkstermensen sympathiseren ermee door er rechtstreeks in te gaan, zoals een zwijn ter slachting gaat, dat is waar, de oecumenische raad. Veel grote Pinksterleiders zijn het met hen eens. Ik vertel u, steek uw nek nooit in een dergelijke zaak. Dat is precies wat de Bijbel zei dat zou komen te geschieden. Daar is het beest en het merkteken, en alles precies volmaakt in orde gesteld, en we zien dit en we vragen ons af wat de uitkomst ervan zal zijn.
115 Er kwam moeite opzetten. En ze vergaten dat Degene over Wie ze gesproken hadden, de ware Schepper, met hen in de boot was.
Nu, u zegt: "Als ik dat zou kunnen herkennen."
116 Wel, bedenk dat wij Hem nog steeds hebben, omdat Hij altijd het Woord is. In Johannes 1:1, zoals we gisteravond spraken: "Hij was het Woord, en het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." En we hebben nog steeds Zijn Woord dat ons leidt naar Zijn gedachten en Zijn handelingen voor deze dag. Zie? De... niet de gedachten die Mozes in zijn dag had, niet de gedachten van de discipelen, niet de gedachten van Luther of Wesley of het Pinkstertijdperk of enige daarvan. We hebben de Bijbel hier die ons vertelt wat er nu zal gebeuren. Zie? We zien de Pinksteropwekking in de Bijbel, het Lutheraanse en al die gemeentetijdperken. We zagen ze. Maar we hebben ook de Schrift hier die ons vertelt wat het nu zal zijn. En dat is God, God Die Zijn eigen Woord voor dit tijdperk waarin wij leven, uitlegt. Hij is Zijn eigen Uitlegger. En toch worden we verward. Wees niet zenuwachtig.
117 Zijn discipelen komen soms in lichamelijke moeiten die ze niet kunnen genezen, zoals ziekte, kanker, enzovoort, waarvan de dokters niet weten wat ze ermee aan moeten. Wij, evenals zij, vergeten Wie in het schip is.
118 Ze hadden moeten weten dat Hij al deze dingen wist. Hij wist dat ze zouden gebeuren. Hij was de... Hij wist alle dingen, dus wist Hij dat dit zou gebeuren, dat dit hen zou overkomen. Waarom liet Hij het gebeuren? Toen Hij in dat schip kwam, wist Hij dat dat zou gebeuren.
119 Hij weet dat wij deze toestand onder de ogen moesten zien en Hij heeft ons hier in de Bijbel voorzegd dat het op die wijze zou zijn.
Nu, wat deed Hij? Hun geloof testen.
120 Waarom zou Hij een fijne, kleine, moederlijke vrouw in een rolstoel laten zitten op die manier? Waarom zou Hij fijne, jonge knapen, hier, deze jongemannen en dames, enzovoort hier in deze rolstoelen laten zitten? Waarom zou Hij dat doen? En toch, ze mogen dan kreupel zijn, een gewoon leven leven. Maar misschien zijn er sommigen die hier zitten met een hartkwaal, en als God u niet geneest, zou u vóór morgen dood kunnen zijn. Dat is juist. Hij wist dat het zou gebeuren. Misschien wordt het gedaan om ons geloof een test te geven. Dat is waarom het voor hen werd gedaan. Hij zei het. Zie? Hetzelfde nu.
121 Hij had bewezen Wie Hij was door de woorden en tekenen die Hij onder hen bewezen had, dat Hij de bevestigde, gezalfde Messias was Die moest komen.
122 En Hij heeft het onder ons bewezen door de doop van de Heilige Geest en het terugkeren van de dingen die Hij beloofde te doen in deze dag. Hij heeft bewezen dat Hij hier is. Hij bewijst dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer. En ziet u hoe gemakkelijk we verward kunnen raken bij elk klein ding? We moesten dat nooit laten gebeuren. Nee.
123 Hij zei: "Als Ik niet doe de werken die van Mij geschreven zijn, geloof Mij dan niet." En als de gemeente, als de Heilige Geest vandaag, niet de dingen doet die verondersteld werden om in dit uur te worden gedaan, geloof dan de Boodschap niet. U hebt dan het recht om het niet te geloven.
124 Maar Hij beloofde dat deze dingen die Hij nu doet, juist op deze tijd plaats zullen vinden. Dus zou het moeten maken dat we ons zo veilig voelen dat we zeggen: "Ik ga naar de samenkomst. De grote Heilige Geest, begrijp ik, openbaart daar de geheimen van de harten van de mensen." Dat is precies wat Hij zei dat Hij zou doen als Hij geopenbaard zou worden in de laatste dagen. Jezus Christus zei Zelf dat dat precies is wat Hij zou doen.
125 En Hij zei: "De wereld zou in dezelfde toestand zijn als in de dagen van Sodom." Dat is precies waar zij zich nu in bevindt. Hij zei: "De kerken zouden gescheiden zijn, net als ze toen waren." Lot, de lauwe, daar in Babylon of daar in Sodom, en de Sodomieten. Hij zei: "Abraham, de uitverkoren, uitgeroepen groep", en Hij zond een boodschapper naar de uitverkoren groep. En Hij zond twee boodschappers naar hen, elkeen vertegenwoordigend. En dat is precies wat Hij gedaan heeft, zelfs tot elke naam, elke handeling, elke beweging, alles gewoon volmaakt, elk teken, elke manifestatie, helemaal precies hetzelfde. Hij zei dat het zou gebeuren.
126 Nu, waar zijn we bang voor? Waarvoor zijn deze dingen op ons? Hij beproeft ons om te zien wat wij ermee zullen doen. Let op.
127 Hij vertelde hun en zei: "Nu, als jullie Mij niet kunnen geloven, geloof dan de werken die Ik doe. Zij getuigen Wie Ik ben." Ze hadden het moeten weten, maar ze wisten het niet. Zij...
128 Hij was God Die schiep, de Schepper van de winden en de zee. Als Hij de winden en de zee kon scheppen, zou Hij ze dan niet teméér Zijn Woord laten gehoorzamen? Als Hij alles schiep, kan Hij dan niet alles laten gehoorzamen? Laten we ook bedenken dat Hij onze lichamen schiep, en zij zullen ook Zijn Woord moeten gehoorzamen. "Wel," zegt u, "als ik daar zeker van kon zijn." Wel, we zijn er zeker van. Hij is hier om het zo te bewijzen. Zij moeten het gehoorzamen. Bedenk, Hij heeft...
129 Wanneer wij daar liggen, niets dan misschien een lepel vol as, beloofde Hij die as op te wekken. Hij beloofde het op te wekken. Het lichaam moet Hem gehoorzamen. En dat is als we sterven, we rusten in de zekerheid dat we opgewekt zullen worden, omdat Hij beloofde dat Hij het zou doen. En Zijn belofte is Zijn Woord, en wij geloven. Gelooft u in de opstanding van het lichaam? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker. Als u het niet gelooft, bent u geen Christen. Dus geloven wij dat Hij ons in de laatste dagen zal opwekken. Hij beloofde het te doen. En wat is dat? Dat is Zijn Woord. Dat is waar wij alles inzetten wat wij hebben, recht op dat Woord.
130 En als het dan komt tot de tijd dat we zien dat het Woord geïdentificeerd wordt, dat het met ons is, dan zijn we als de discipelen, in een ander geval dan toen zij daarbuiten op de zee waren en ze op het punt stonden om weer te zinken, bij een andere gelegenheid. En zij zagen Jezus op het water komen aanlopen en zij werden bevreesd. Ze zeiden: "Het is een spook. Het is schrikaanjagend." Bang dat het een geest was en ze schreeuwden van vrees. Het enige wat hen kon helpen, daar waren ze bang voor.
131 En zo is het vandaag, het enige wat mensen kan helpen, daar zijn ze bang voor. Hij zei: "Vreest niet, Ik ben het." Hij spreekt. Hoe zou u weten dat Hij het was? Hij wordt geïdentificeerd door Zijn Woord. Dat is de wijze waarop Hij de eerste keer geïdentificeerd werd. Dat is de wijze waarop Hij elke keer wordt geïdentificeerd, door Zijn Woord. Let op.
132 Nadat deze discipelen zich aan het eind bevonden, moet het tot enigen van hen doorgedrongen zijn dat de Schepper nog steeds bij hen was.
133 Ik hoop dat het dat voor ons vanavond doet, want Hebreeën 13:8 zegt dat Hij Dezelfde is.
134 Wat deden ze toen? Ze maakten Jezus wakker. "Ga Jezus wakker maken, maak Hem wakker, roep Hem op het toneel!" Hij wordt zeer gemakkelijk geroepen. Ze hadden zo veel dingen gezien die God gedaan had en de woorden die Hem bevestigden. Zo ook met ons. En het was niet moeilijk om Hem in actie te roepen.
135 Ze maakten Hem wakker en zeiden: "Bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan?" U zegt: "Hoe kunnen we hier zeker van zijn? Kunnen wij het bewijzen?"
136 In Johannes 14:12 zei Jezus: "Die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Dat is het precies. Ons geloof brengt Christus in onze tegenwoordigheid.
137 Hij zei in Lukas, het zeventiende hoofdstuk: "In de laatste dagen als de Zoon des mensen geopenbaard wordt, zal het een tijd zijn als Sodom en Gomorra." We zien dat gebeuren.
138 Hij zei in Maleachi 4 dat er, voordat die tijd zou plaatsvinden, een Boodschap zou uitgaan die de mensen terug zou herstellen naar het oorspronkelijke geloof dat eens aan de mensen overgeleverd was. Het is altijd Gods programma om dat te doen. En dan zouden de bozen as zijn en de rechtvaardigen zouden dat onder hun voeten vertreden.
139 We zien dit allemaal beloofd. Hij wacht nu op u, u, u, ieder van u, om Hem op het toneel te roepen. Hem op het toneel roepen. Dat is waar Hij wil zijn; op het actietoneel geroepen. Let op dat als u Hem op het toneel roept, dan zouden wij zeggen: "Laten we Hem wakker maken." Roep Hem dan om Zijn Woord te bevestigen en de zaak die Hij beloofde te doen, de wijze waarop Hij het zou doen. Wij zouden weten, in de openbaring van Jezus Christus in de laatste dagen, dat het zal zijn zoals het was in de dagen van Sodom. Hij beloofde die openbaring aan de gemeente als Hij zou worden geopenbaard. Dus twijfel en vrees niet. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.
140 Ik hoorde eens een vrouw toen ik over Hem sprak dat Hij zo groot is. Zij zei: "Er is één ding dat ik tegen uw leer heb, meneer Branham."
141 Ik zei: "Wel, dank u, als u maar één ding hebt." Ik zei: "Ik hoop dat God het slechts op die wijze vindt."
En zij zei: "Wel, u schept teveel op over Jezus."
142 Ik zei: "Ik hoop dat dat het enige tegen mij is." En ik zei: "Ik schep niet genoeg over Hem op."
143 Zij zei: "O ja, dat doet u wel." Ze zei: "U maakt Hem Goddelijk." Het was een vrouw die niet geloofde dat Jezus Goddelijk was. Ze was Christian Science. En zij zei: "U maakt Hem Goddelijk, maakt Hem God."
144 Ik zei: "Hij is óf God, óf de grootste bedrieger die de wereld ooit gekend heeft." Ik zei: "Hij..."
145 Zij zei: "Wel, ik kan u dat bewijzen uit uw Bijbel, dat Hij het niet was. Hij was enkel en alleen een profeet."
Ik zei: "Hij was waarlijk een profeet, maar Hij was ook God."
Zij zei: "Hij was een mens en Hij was sterfelijk."
Ik zei: "Dat is ook waar."
146 Zij zei: "Onderweg om Lazarus uit het graf op te wekken, in Johannes het elfde hoofdstuk, zegt de Bijbel: 'Jezus weende.'"
Ik zei: "Dat is waar."
147 Zij zei: "Wel, dat bewijst dat Hij niet Goddelijk kon zijn en wenen."
148 Ik zei: "O my, dame, is dat uw argument?" Ik zei: "Dat is zwak." Zij zei... Ik zei: "Dat is waar. Hij was een man toen Hij weende, maar toen Hij Zijn kleine lichaam in beweging zette, Zijn kleine schouders terugtrok en zei: 'Lazarus, kom uit', en een man die vier dagen dood was geweest en in het graf lag te rotten, stond op zijn voeten en leefde weer, dat was meer dan een mens, dat was God."
149 Hij was een mens, hier buiten in deze boot die avond toen Hij ginds op de zee was, waar tienduizend duivels van de zee zwoeren dat zij Hem zouden verdrinken. Die kleine boot werd daar buiten op de stormachtige zee heen en weer geslingerd als een flessendop. Hij was een mens die vermoeid was en sliep. Maar toen zij Hem wakker maakten en Hem op het toneel riepen, zette Hij één voet op de geitouwgording, keek omhoog en zei: "Rustig, wees stil." En de winden en de golven gehoorzaamden Hem. Dat was meer dan een mens, dat was God.
150 Hij was een mens toen Hij van de berg afkwam, hongerig, kijkend naar een boom om iets te eten te vinden. Hij was een mens toen Hij honger had. Maar toen Hij vijf broden en twee vissen nam en vijfduizend voedde, was dat meer dan een mens. Dat was God in die mens.
151 Allen die ooit een beetje verstand hebben gekregen, waren mensen die dat geloofden. Juist. Dichters en dergelijke geloofden dat, dat God in Christus was, Zichzelf met de wereld verzoenende.
152 En nu is Christus in de gemeente, de mens met God verzoenende. Hij beloofde het te doen. Er staat geschreven dat "Hij Dezelfde is, gisteren vandaag en voor immer." Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En ik geloof met heel mijn hart dat Hij nu slechts wacht om op het toneel geroepen te worden. Nu, het enige voor ons wat Hem op het toneel kan roepen, is om Hem in onszelf wakker te maken, Hem op het toneel te roepen.
153 Hij was de grootste gave die God ooit aan de wereld gaf. "God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf; wie in Hem gelooft, zal niet verderven; zal eeuwig leven hebben." Let op God en Zijn gave. Nu, de mensen gebruikten Gods gave.
154 Een kleine vrouw geloofde dat eens, dat Hij de manifestatie was van God in vlees. En zij zei: "Als ik Zijn kleed aanraak, zal ik gezond gemaakt worden."
155 Nu, zij raakte Zijn kleed aan. En Hij draaide Zich om en zei: "Wie raakte Mij aan? Zie, er is deugd, kracht van Mij uitgegaan." Zij raakte Zijn kleed aan. Dat was haar gebruikmaken van Gods gave. Zie? Hij werd daar zwak van.
Maar toen Hij weggegaan was uit het huis van Lazarus...
156 Bedenk dat Jezus in Johannes 5:19 zei: "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: De Zoon kan niets van Zichzelf doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen." Bedenk dat Jezus Christus nooit één wonder verrichtte, nooit iets deed op de wijze van het bovennatuurlijke, totdat Hij eerst een visioen zag over wat Hij moest doen. Hoevelen geloven dat dat de waarheid is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Johannes 5: "Voorwaar, niet wat Ik hoor, niet wat iemand Mij vertelt; wat Ik de Vader zie doen, dat doet de Zoon desgelijks." Nu, als dat niet zo is, dan is de rest van de Schrift ook niet zo. "Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, de Zoon kan niets in Zichzelf doen; maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon. De Vader werkt en Ik werk tot nu toe." Met andere woorden, Hij voerde dus uit, deed wat God Hem vertelde te doen.
157 Nu, bedenk dat toen Hij wegging uit het huis van Lazarus, Hij al verscheidene dagen weg was. Lazarus werd ziek en zij lieten Hem roepen. Hij ging niet. Twee dagen later werd Lazarus zieker. Dus lieten zij Hem weer roepen. Hij ging nog steeds niet. Toen op de bestemde tijd, de Vader had Hem getoond dat het zou plaatsvinden, stierf Lazarus. En Hij keerde zich om toen Lazarus stierf en zei: "Lazarus is dood en Ik ben blij terwille van jullie dat Ik daar niet was." Zij hadden gewild dat Hij voor hem zou bidden, enzovoort. Hij deed precies wat God Hem vertelde te doen, wat Hij zag, een visioen. Zie, Hij had een visioen gezien over wat Hij moest doen. "Maar ik ga Hem opwekken." Hum! Dat is het.
158 Let op Martha die Hem kwam ontmoeten. Zij zei: "Here, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn. Maar zelfs nu, wat U God ook vraagt, zal God U geven." Zie?
159 Hij wist wat Hij zou gaan doen. Let op Hem bij het graf van Lazarus. Hij zei: "Vader, Ik dank U dat U Mij al hebt gehoord, maar Ik zei het slechts voor dezen die hierbij staan."
160 "Lazarus, kom tevoorschijn!" En Lazarus stond op uit de dood.
161 Nu, Hij sprak daar nooit iets over zwak worden. Dat was God Die Zijn gave gebruikte. En het volk dat Gods gave gebruikte, was anders.
162 Want Hij was het Woord. "En het Woord is scherper dan een tweesnijdend zwaard", zegt de Bijbel, "en onderscheidt de gedachten en de overleggingen van het hart." Dat bewijst dat God in het midden van de mensen is. Ja, laten we het geloven. Hij is gereed om volgens Zijn Woord vanavond op het toneel geroepen te worden.
163 Hoevelen zijn hier ziek en behoeftig? Steek uw handen op. Laat ons uw handen zien, hoevelen waar dan ook ziek en behoeftig zijn. Wel, het enige waarop Hij wacht is om op het toneel geroepen te worden. Vraag Hem gewoon.
164 Nu, wat als Hij hier zou staan met dit pak aan dat Hij mij gaf en u zou vóór Hem opkomen en zeggen: "Here Jezus, ik wil dat U mij geneest." Weet u wat Hij zou zeggen? "Ik heb het al gedaan."
165 "Hij werd verwond voor onze overtredingen. Door Zijn striemen werden wij genezen." Hij kan het niet de tweede keer doen. Dus zie, Hij heeft het al gedaan. U moet het geloven. Er is niets wat u kunt doen uit verdienste voor iets, om uw verlossing of genezing te verdienen. Er is niets wat u eraan kunt doen. Het is een vrije gave van God. Zie, het is genade, een vrije gift. Als ik u een miljoen dollar geef en u maakt mijn das in orde, gaf ik het u niet, u deed er iets voor, zie? Gods gaven zijn vrij. Het enige wat u moet doen, is het geloven, dat Hij dit verwierf voor u, u. Hij... Het is al gekocht. Hij deed het voor u. En er is geen mens in de wereld...
166 Ik weet niet wat u hier in Baton Rouge hebt gehad. Alles doet het land heen en weer slingeren, nabootsingen en zo. Wij weten dat het op die wijze moet zijn. Maar wanneer er een man binnenkomt en u vertelt dat hij kracht heeft om u te genezen, liegt hij. God alleen kan genezen. "Ik ben de Here, uw God, Die al uw krankheden geneest." Hij zal Zijn heerlijkheid niet met iemand delen. Er is geen mens die kracht heeft om te genezen.
167 Maar er is een man die gaven heeft om God te manifesteren. Uw herder... [Broeder Branham kucht – Vert] Excuseer mij. Hij kan God nemen, door een gave van... Een leraar, hij kan het Woord verklaren, zodat u het wel móét zien. Als u ogen hebt om mee te zien, zult u het zien. Er is er nog één, misschien enige andere gave. Maar er is altijd een gave die de tegenwoordigheid van God manifesteert, en daardoor zult u het zelf moeten geloven.
168 Een zondaar zou hier naar het altaar kunnen komen als een jonge man of vrouw, op de leeftijd van veertien jaar, en ze zouden u uw maaltijden hier brengen en u zou het tot de Here uitroepen totdat u negentig jaar oud was, u zou nooit gered worden. Maar u moet eerst aannemen wat Hij voor u deed. Zie? U moet het zelf aannemen. Dan, wanneer u het aanneemt, dan is Hij de Hogepriester, Bemiddelaar om voorbeden te doen op uw belijdenis van wat u gelooft.
169 Nu, dat is dezelfde zaak door een gave op deze wijze. Het krijgt uw eigen verstand bij u vandaan en dan ziet u wat Hij zegt om te doen.
170 Ik zie mensen naar het podium komen, ze springen op en neer en schreeuwen en zeggen: "O, broeder Branham, ik heb al het geloof in de wereld." Wat doet u hier dan? Zie? Dat is emotie en geen geloof.
171 Echt geloof kent geen nederlaag. Het is al gedaan. Het is al voorbij. God zei het en dat beëindigt het, ziet u. "God zei het zo!" Nu, het is iedere keer hetzelfde. Als u het werkelijk gelooft, raakt dat Hem.
172 Nu, die kleine vrouw die Zijn kleed aanraakte, zei: "Als ik alleen maar Zijn kleed aanraak, zal ik gezond worden." En zij deed het. En toen zij uitdrukte wat haar geloof wilde dat zij zou doen, 'het aanraken', voelde Hij het, zie, en Hij keerde zich om en sprak tot haar.
173 Nu, Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Als u alleen maar Christus gelooft, geloof! Laat uw geloof Zijn kleed aanraken. En Hij is, juist nu, de Hogepriester Die aangeraakt kan worden door het gevoelen van onze zwakheden. Wij weten dat allen. En als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, zal Hij vandaag moeten handelen zoals Hij gisteren deed als Hij dezelfde Hogepriester is. Nu, zou u het niet geloven? Heb slechts geloof in God.
174 Als ik u een leugen verteld heb, dan zal God er niet achter staan. Maar heb ik u de waarheid verteld, dan zal Hij erachter staan. Hij is verplicht de waarheid te steunen.
175 Jezus zei: "Ik heb een getuige." En de getuige is natuurlijk Gods Woord. Hij zei: "Daar getuigen de Schriften van Mij. Als zij niet van Mij getuigen, geloof het dan niet." Zie?
176 En als de Schriften niet getuigen van wat ik u nu vertel, dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, geloof dan de Schrift niet. Omdat de Schrift zei dat Hij het was, en Hij beloofde deze dingen voor dit laatste tijdperk. Bedenk hoe Hij precies aan het einde van het Joodse tijdperk Zichzelf als Messias openbaarde. Aan het einde van het tijdperk der Samaritanen deed Hij hetzelfde. Nu is het het einde van het heidentijdperk. Hij is Dezelfde gisteren, heden en voor immer.
177 Maak Hem wakker in uw geweten, roep Hem op het toneel terwijl wij onze hoofden buigen.
178 Hemelse Vader, slechts een Woord van U zal nu voldoende zijn. Het zal alles zijn wat wij nodig hebben, slechts een Woord van U. Mogen de mensen duidelijk begrijpen dat het doel dat we proberen te bereiken, Heer, is om hen de weldaden te laten krijgen van de Here Jezus Die zij liefhebben en dienen. Mogen zij het vanavond doen, Here, omdat Uw dood niet tevergeefs was. U werd "verwond voor onze overtredingen, verbrijzeld voor onze ongerechtigheid." "De kastijding voor onze vrede was op Hem, en door Zijn striemen zijn wij genezen." Ik bid, God, dat ieder hierbinnen dit in Goddelijke tegenwoordigheid zal begrijpen en de visie zal krijgen en voor de heerlijkheid van God genezen zal worden. Door Jezus Christus' Naam presenteer ik mezelf met deze samenkomst voor Zijn eer en heerlijkheid. Amen.
179 Wees nu echt eerbiedig, slechts gedurende een paar minuten. Nu, slechts een Woord van Hem zal meer betekenen dan alles wat ik zou kunnen zeggen, of alles wat ieder ander zou kunnen zeggen, omdat Hij het is Die het doet. Hij is het. Hij is het Die het doet en wij vertrouwen dat de Here Jezus deze dingen nu aan eenieder van u zal toestaan.
180 Laten we nu zien hoe laat het is. Ik wist niet dat het zo laat was. Ik vertel u, om op tijd hier uit te zijn, wat wij verondersteld worden te zijn, hebben we geen tijd om deze rij op te stellen. Laten we het regelrecht vanuit het gehoor roepen.
181 Laten we nu even een moment de Schrift nemen. Nu belooft de Bijbel dat in deze dag de herhaling van Sodom en Gomorra herhaald zal worden. Hoevelen geloven dat nu? Steek uw hand op. De Bijbel identificeert dat nu.
182 En wat was dat dan in Sodom en Gomorra? Het was God in de vorm van een menselijk wezen. En de wijze waarop Abraham het wist, is toen Hij zei: "Waarom lachte Sara in de tent achter u?" Of waarom betwijfelde zij het, de woorden die Hij had gesproken dat het zo zou zijn? Hij kon waarnemen wat Sara dacht, achter Hem. Nu, u ziet gewoon of dat niet zo was.
183 Nu, dat was niet aan de gemeente van Babylon, of de gemeente van Sodom. Nee, nee, dat was niet voor de mensen daar in de denominationele gelederen. Zeker niet, het gaat nooit naar hen. Zij hebben hun boodschapper. Zie?
184 Maar voor de uitverkoren gemeente, het superzaad van Abraham dat verondersteld wordt het Woord te geloven ongeacht wat de omstandigheden zijn. "Abraham noemde die dingen die er niet waren alsof ze er waren." God zei het en hij geloofde het. Nu, vriend, ik weet dat God verplicht is aan Zijn Woord om het te houden.
185 Nu wil ik dat u, waar u ook in het gebouw bent, eerbiedig zit gedurende een paar ogenblikken, waar u ook bent. En geloof, geloof gewoon met heel uw hart.
186 Nu, als ik u zou kunnen genezen; als ik dit kleine meisje waar mijn hart naar uitgaat, zou kunnen genezen; als ik dat kleine ding dat daar ligt, zou kunnen genezen; als ik het zou kunnen, zou ik vanaf hier naar de Noordpool kruipen om het te doen, of iemand die enig menselijk gevoel heeft. Maar ik zou dat niet méér kunnen doen dan wat dan ook. Misschien dat sommigen van u nog maar heel kort zouden leven, met een kanker. Als ik u zou kunnen genezen, zou ik zijn... Ik zou niet geschikt zijn om op dit podium te staan als ik het kon doen en het niet zou doen. Nu, ik zou het niet kunnen. Mijn hart gaat naar u uit. Ik zou het doen als ik het kon, maar ik kan het niet. Er is geen ander mens die het kan doen. Dat is waar. Nu, ziet u, Jezus heeft het al gedaan. Zie? Hij probeert u er alleen toe te krijgen om dat te geloven. Maar u...
187 Ik heb medelijden met de mensen. Er zijn zo veel dingen geweest die hen gewoon verblindden, op deze wijze en op die wijze, arme mensen, bijna als schapen zonder herder. Zij weten niet wat ze moeten doen. De één zegt dit en een ander zegt dat. Geloof niet wat de mens heeft gezegd: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Er is niet zoiets als de doop van de Heilige Geest."
188 En onthoud dat Petrus zei op de dag van Pinksteren: "De belofte is voor u en voor uw kinderen, en voor hen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, zal roepen." Zie?
189 Jezus beloofde dat deze dingen zouden gebeuren in de laatste dagen, dat God zou terugkomen in de vorm van menselijk vlees, zoals u en ik hier vanavond, en op diezelfde manier zou werken, voordat de wereld vernietigd zou worden. En de wereld zou zijn als een Sodom. Zie? Nu, we hebben de Sodom-toestand echt; elke positie, elke persoon, alles gewoon precies in orde gezet.
190 Nu, kan uw geloof daar niet toe komen? Kunnen we Hem niet op het toneel roepen? Roep Hem op het toneel. Uw geloof is het enige wat het kan doen. Nu, geloof, eenieder van u, met heel uw hart nu.
191 En ik wil u iets vragen. Zonder enige gebedskaarten... Iemand hier, als die grote Heilige Geest hier neer zal komen en door de zalving van u en de zalving op mij, en zal identificeren dat Jezus Christus in en onder ons werkt zoals dit, wat zou Hij meer kunnen doen? Er is geen andere belofte in de Schrift die daar bovenuit gaat. Dat is de hoogste belofte. Hoevelen weten dat? Zeker is het dat. Het is het laatste voor het gemeentetijdperk.
192 De Joden hebben ten tijde van de verdrukkingsperiode en op de... Daar hebben zij dan een bezoeking, maar niet aan de heidengemeente.
193 Dit is het laatste wat aan de heiden beloofd is. Het is waar. Zie, het waren de heidenen daar in Sodom die verbrand zouden worden. En dat... hier is de bruid die het koninklijk zaad van Abraham was, zijnde de bruid die van onder de heidenen eruit geroepen werd. Dat is hun eindteken, alles ervan.
194 Noteer het in uw boek. Ik ben een oude man. Maar schrijf het op in uw boek en zie of het komt te geschieden of niet. Zie, u bent nu aan het einde. Wanneer? Ik weet het niet. Ik zie vandaag naar Hem uit. Als Hij hier vandaag niet is, zal ik morgen naar Hem uitzien. Als Hij daar morgen niet is, zal ik de volgende dag uitzien. Als Hij hier dit jaar niet is, zal ik het volgende jaar naar Hem uitzien. Ik weet dat Hij komt. Ik weet niet de minuut of het uur, maar ik weet dat alles vervuld is, gereed voor de opname. De gemeente is eruit geroepen. Het zal een geheim weggaan zijn, gewoon verdwijnen en dat zal alles zijn.
195 En de wereld zal gewoon precies hetzelfde doorgaan, mensen zullen prediken, en denken dat ze gered worden, helemaal precies zoals zij deden in de dagen van Noach, enzovoort. Noach ging in de ark en de mensen gingen regelrecht door en de wereld draaide precies eender. Denk eraan! En eeuwig verloren, denkend dat ze gered zijn.
196 Een dezer dagen zal ik een grote tent in dit land brengen en hier opslaan, zodat we middagdiensten en onderricht kunnen hebben, zodat u deze dingen beter kunt begrijpen. Roep al uw broeders tezamen, zodat we diensten kunnen hebben.
197 Nu, als Jezus Christus Zijn belofte vervult, zijn wij verplicht Hem te geloven. Ik wil dat u allen, ieder van u, gewoon eenvoudig, kinderlijk geloof hebt om Hem te geloven.
198 Nu, als u slechts een dergelijk begin wilt maken met uw hoofden gebogen, begin dan te bidden en zeg: "Here Jezus, nu weet ik dat deze man mij niet kent. En ik ben behoeftig. En er is ons verteld dat U een Hogepriester bent Die aangeraakt kan worden door het gevoelen van onze zwakheden. Als U hem wilt laten... Als ik U kan aanraken, spreekt U door hem, Here, zodat ik zal... ik ken zijn... weet dat U het bent. Ik weet dat hij mij niet kent."
199 En dat is daarginds in het gehoor, een gemengd gehoor; van geloof, ongeloof, schijngeloof; zondaars, heiligen en alles tezamen.
200 Nu, u moet geloven. Nu, als Hij dit zal doen vanuit dit gehoor hier, wil ik dat ieder van u hierbinnen zegt: "Broeder Branham, ik weet dat Hij het moet zijn, Die nu op de samenkomst ziet zoals Hij toen deed." Ik wil dat u, als u werkelijk zult geloven, uw hand opsteekt en zegt: "Here, ik zal het met heel mijn hart aannemen, dat ik geloof dat het Christus Jezus is, overeenkomstig Zijn belofte." Over het hele gebouw. God zegene u. Dat is fijn. O, het is gewoon jammer dat we geen maand hebben om hier in de buurt te zijn. Zie, laat gewoon... Ik ben nieuw voor u. Zie, het is moeilijk. Blijft u gewoon geloven.
201 Nu het is een Licht. God is Licht, wij weten dat, de Vuurkolom. En nu, bidt u slechts en raak het aan, en moge de Here Jezus antwoorden.
202 Nu neem ik elke geest hierbinnen onder mijn controle, in de Naam van Jezus Christus voor Zijn heerlijkheid. Wees nu echt eerbiedig. Bid. Wees werkelijk eerbiedig.
203 Nu, hier is het. Er is hier een dame recht vóór mij. Ze heeft haar hoofd naar beneden en ze bidt voor haar eigen aandoening. Als u nu uw hoofd wilt opheffen; ze is hier recht vóór mij. Gelooft u met heel uw hart? Gelooft u dat God die suikerziekte kan genezen en u gezond maken? Nu, dat is wat u hebt, suikerziekte. Ik ken u niet. U bent een totale vreemde voor mij. Maar gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Als wij vreemden voor elkaar zijn, steek uw hand zo op, zodat de mensen het zullen zien. Zie? In orde. Zie, hier is de dame. En nu lijdt zij aan een toestand van suikerziekte. En u gelooft dat God mij kan vertellen wie u bent? Zou het u doen geloven? U bent mevrouw Martin. Als dat juist is, steek uw hand op. Zie? Heb gewoon geloof. Twijfel niet. Heb geloof.
204 Nu, wat raakte zij aan? Ik wil het gehoor vragen. Wat raakte zij aan? Daar is een vrouw met haar rechterhand omhoog, en de mijne ook, vóór God. Zie? Zij raakt Iets aan. Gewoon een eenvoudige, kleine vrouw. Eigenlijk, om u de waarheid te vertellen, nu ziet u of dit de waarheid is, verbaasde het haar. Zij wist niet dat ze zoveel geloof had. Geloof is niet iets wat u voortbrengt, het is iets wat u hebt. Zie? Zij was verbaasd. Zelfs precies nu voelt de vrouw zich anders dan een paar minuten geleden. Ze weet dat er iets met haar gebeurd is.
205 Hier, ziet u dat Licht niet? Juist. Zie, het is recht hier boven deze vrouw, recht hierachter. Ze lijdt aan een ... Ze heeft haar hoofd omlaag. Ze is aan het bidden. Maar ze lijdt aan een rugkwaal. Als zij zal geloven met geheel haar hart, kan zij genezen worden van die rugkwaal. Zeker.
206 Ze gaat het missen, zo zeker als wat. Zie, haar gebed beweegt zich steeds. Heer, help mij. Mevrouw DeVille, dat bent u. Dat is genade. De vrouw bad, dacht zelfs niet, hoorde mij zelfs niets zeggen. Nu, vraag haar of ze mij kent. Dat is wie zij is en dat is wat haar kwaal is.
207 Dus wat raakte zij aan? Dat is de bevestiging van Jezus Christus, het Woord onderscheidt de gedachten die in het hart zijn.
208 Gelooft u? Heb slechts geloof. Bid overal. Geloof alleen. Dat is alles wat u moet doen. Alleen geloven, geloven dat wat ik u verteld heb de Waarheid is. Nu, ik ben Hem niet, ik ben slechts Zijn dienstknecht, alleen maar Zijn dienstknecht.
209 Als u alleen maar geloof genoeg hebt! Ik kan hem niet roepen. Ik weet wat zijn kwaal is, maar, zie, wacht even een ogenblik en misschien zal het veranderen. Zeker niet onmogelijk, maar u moet uit die klem vandaan komen. Hij kan het voor zichzelf niet geloven. Ik moet voor hem geloven.
210 Een dame die lijdt aan een nierkwaal. Ze is niet van hier. Ze komt uit Mississippi. Ze zal met geheel haar hart geloven dat God de nierkwaal zal genezen. Mevrouw Palmer, als u zult geloven met geheel uw hart, kunt u ervan genezen worden. Het heeft u verlaten. Het werd licht boven haar. Het is weggegaan bij haar. Heb geloof in God. Twijfel niet.
211 Er zit een dame direct naast haar. Zij lijdt aan gewrichtsontsteking. Gelooft u dat ik Gods profeet ben, dame? Ja? Gelooft u dat als God mij zal vertellen wie u bent, dat u zal helpen te geloven? Uw naam is mevrouw Meadow. Geloof nu met geheel uw hart, u kunt ook genezen worden.
212 Dat zette een dame naast haar in vlam. Zij zit daar ook. Daar gaat het helemaal naar het eind van de rij. Een dame die daar zit lijdt aan... Naast haar, lijdend aan suikerziekte, een suiker diabetes. Ze willen dat ze naar het ziekenhuis zal gaan, maar zij weigert het te doen. Ze heeft een zoon waar ze ook voor bidt. Die zoon is niet hier, maar gelooft u dat God mij kan vertellen wat er verkeerd met die zoon is? Hij heeft een hartkwaal. Geloof en Hij zal u genezen. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? Mevrouw Dufflee. D-u, dubbel f, l, dubbel e. Een soort... Dat is juist. Als dat juist is, steek uw hand op, met uw handen omhoog. Goed. Geloof nu, en u kunt ook gezond gemaakt worden.
213 Gelooft u dat dat hetzelfde is als wat... Gelooft u dat de tegenwoordigheid van Jezus Christus hier nu is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoevelen nemen dat aan? ["Amen."] O, wat een verzekerdheid! Wat een verzekerdheid! Zie?
214 Wat deed u? U maakte Hem wakker. U bracht Hem op het toneel. Hier is Hij op het toneel. Dat maakt geen enkel verschil wat de boten zeggen. Bedenk dat Hij kan zeggen: "Kalmte, wees stil."
215 Gelooft u het met geheel uw hart? [De samenkomst verheugt zich en zegt: "Amen." – Vert] Als u het gelooft, sta op uw voeten en neem het aan. Sta op en zeg: "Ik geloof het met geheel mijn hart." Sta rechtop op uw voeten. "Nu geloof ik." Dat is juist, wat ook uw kwaal is, sta op en prijs Hem.
216 Hemelse Vader, wij brengen dit gehoor tot U. Ze zijn zich bewust dat U hier bent, Here.
Moge iedere duivel, ongeloof, moge het zijn houvast loslaten en moge Jezus Christus u allen genezen.
217 Satan, kom uit dit gehoor! In de Naam van Jezus Christus wordt het je kwalijk genomen.