De poort van de vijand in bezit nemen na de test
Door William Marrion Branham1 Ik vraag me af of... Weet u, ik heb daarover een gedachte als ik de mensen zie staan wanneer wij het Woord lezen. Houdt u daar niet van? Wij staan om trouw te zweren, wij staan voor onze natie, waarom nu niet staan voor het Woord?
2 Terwijl wij nu even staan. Niet lang geleden las ik een artikel en ik dacht gisteravond aan die mensen die voor Christus stonden. Als u het niet gedaan hebt, wilt u het vandaag niet doen?
3 Er was een grote evangelist, ongeveer vijfenzeventig jaar geleden. Ik kan niet op zijn naam komen. Ik denk dat het Arthur McCoy was en hij had het land doorkruist. Op een nacht had hij een droom dat hij heengegaan was naar de heerlijkheid. En hij zei dat hij naar boven ging naar de poort en dat men hem niet wilde binnenlaten. Hij zei: "Ik ben Arthur McCoy van de Verenigde Staten. Ik ben een evangelist."
4 De portier ging naar binnen (nu, dit was een droom) en hij ging naar binnen en zei: "Ik kan uw naam helemaal niet vinden."
Hij zei: "Wel, ik was een evangelist."
Hij zei: "Meneer, ik..."
5 Hij zei: "Wel, is er een kans dat er iets verkeerd is?"
6 Hij zei: "Nee meneer, ik heb het Boek hier. Ik kan uw naam helemaal niet vinden."
En hij zei: "Wel, kan ik er iets aan doen?"
7 Hij zei: "U kunt uw zaak bepleiten bij het Witte Troongericht." God helpe mij. Ik wil daar niet zijn.
8 Hij zei: "Wel, als dat mijn enige hoop is, denk ik dat ik mijn zaak dan zal bepleiten."
9 En toen zei hij dat hij dacht dat hij heel ver weg ging en gewoon... En zodra hij begon, zei hij dat het vanuit duisternis steeds maar lichter en lichter werd en dat het leek alsof er geen bepaalde plaats was dat dit licht stopte, maar dat hij precies in het centrum ervan was. En hij zei dat Hij zei: "Wie nadert Mijn oordeelstroon?"
10 Hij zei: "Ik ben Arthur McCoy. Ik ben een evangelist, zond vele zielen naar het Koninkrijk."
Hij zei: "Werd uw naam niet in het Boek gevonden?"
"Neen."
Hij zei: "Bent u voorts in hoger beroep gegaan bij Mijn Hof?"
"Ja meneer."
11 "U zult gerechtigheid ontvangen. Ik oordeel u door Mijn wetten. Arthur McCoy, vertelde u ooit een leugen?"
12 Hij zei: "Ik dacht dat ik een tamelijk goed mens was tot ik in dat licht stond. Maar in de tegenwoordigheid van dat licht was ik een zondaar." Wij zijn dat allemaal. U kunt zich nu misschien zeker voelen, maar wacht tot u daar komt. Hoe denkt u dat het hier voelt wanneer Hij de zalving geeft? Hoe klein kunt u zich voelen! Wat zal het dan zijn bij dat Witte Troongericht?
Hij zei: "Vertelde u ooit een leugen?"
13 Hij zei: "Ik dacht dat ik waarheidslievend was geweest, maar enkele kleine dingen waarvan ik dacht dat het leugentjes om bestwil waren werden daar groot en donker."
Hij zei: "Jazeker, ik heb een leugen verteld."
Hij zei: "Hebt u ooit gestolen?"
14 Hij zei: "Ik dacht dat ik daarin eerlijk was geweest en nooit had gestolen, maar" zei hij, "in de tegenwoordigheid van dat licht, besefte ik dat er sommige handelingen waren die ik had uitgehaald, die gewoon niet juist waren."
Hij zei: "Ja meneer, ik heb gestolen."
Hij zei: "Mijn oordeel..."
15 En hij stond net op het punt zijn veroordeling aan te horen: "Gaat heen in het eeuwige vuur dat bereid was voor de duivel en zijn engelen." Hij zei dat hij beefde over al zijn leden.
16 Hij zei: "Toen hoorde ik de lieflijkste stem die ik ooit in mijn leven hoorde. Toen ik mij omdraaide om te kijken, zag ik het lieflijkste gelaat dat ik ooit zag; lieflijker dan het gelaat van een moeder, een lieflijker stem dan waarmee mijn moeder mij ooit riep. Ik keek om. Ik hoorde een stem, die zei: 'Vader, dat is waar, hij vertelde echt leugens en hij was niet helemaal eerlijk. Maar beneden op aarde stond hij voor Mij; nu zal Ik in zijn plaats staan.'"
17 Dat is wat ik wil dat er daar gebeurt. Ik wil nu voor Hem staan, zodat wanneer die tijd komt, Hij in mijn plaats staat.
18 Laten we uit Genesis 22 lezen; het vijftiende, zestiende, zeventiende en achttiende vers.
Toen riep de Engel des HEEREN tot Abraham ten tweeden male van de hemel;
En zeide: Ik zweer bij Mijzelf, spreekt de HEERE; omdat gij deze zaak gedaan hebt, en uw zoon, uw enige, niet onthouden hebt;
Voorzeker zal Ik u grotelijks zegenen, en uw zaad zeer vermenigvuldigen, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan de oever der zee is; en uw zaad zal de poort van zijn vijanden erfelijk bezitten.
En in uw zaad zullen gezegend worden alle volken der aarde, aangezien gij Mijn stem gehoorzaam geweest zijt.
Laten we bidden.
19 Hemelse Vader, neem de tekst nu, Heer, en bedien ons. Moge de Heilige Geest de woorden dragen, Heer, regelrecht tot ieders hart. Dat zou aan onze verwachtingen deze middag voldoen, want zij zijn groot, Heer. En U zei ons overvloedig te vragen, opdat onze vreugde volkomen mocht zijn. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
U kunt gaan zitten.
20 Indien ik dit een tekst zou noemen, voor enkele momenten. Mijn stem is zwak, dat is dus de reden dat ik bij de microfoon moet staan. Ik weet dat er een echo is, maar wij verdragen het een poosje. Ik wil het noemen: De poort van de vijand in bezit nemen na de test.
21 Ons toneel wordt geopend bij een van de prachtigste scènes bij Abraham. U weet dat Abraham de vader is van de gelovigen. De belofte werd aan Abraham gedaan. En alleen door erfgenamen te zijn met hem, door Christus, is de enige manier waarop wij de belofte ontvangen, via Abraham. Nu, Abraham was slechts een gewone man, maar hij werd door God geroepen en hij was getrouw aan die roep. Wanneer God tot hem sprak, betwijfelde Abraham nooit eenmaal die stem. Hij bleef er precies bij. Ongeacht wat de moeite was, hij bleef er precies bij.
22 En toen werd hem een zoon beloofd. Hij wachtte vijfentwintig jaar om die zoon te ontvangen, en wat er ook mee in tegenspraak was, noemde hij alsof het niet zo was. Voorts zouden in deze zoon al de stammen der aarde gezegend worden. En de patriarch was getrouw aan zijn roeping en aan het beloofde Woord.
23 Hij was een voorbeeld van wat wij zouden moeten zijn. Nu wij, die dood zijn in Christus, wij zijn Abrahams zaad.
24 Nu, er waren twee zaden van Abraham. Een van hen was het natuurlijke zaad; het andere was een geestelijk zaad. Een van hen was natuurlijk, door zijn vlees; het andere was het Zaad van zijn geloof. Het geloof, opdat ook wij Abrahams zaad mogen zijn door het beloofde Woord.
25 En nu, nadat hij gedurende vijfentwintig lange jaren was beproefd, was hij in plaats van zwakker sterker geworden. Zie, indien het niet in het eerste jaar gebeurde, zou het het volgend jaar een groter wonder zijn, omdat het dan twee jaar geleden was. En hij stapelde die jaren op naarmate hij ouder werd en zijn lichaam verstierf. De schoot van Sara, de schoot was onvruchtbaar. En voordien was zijn kracht verdwenen en er was... Het was totaal onmogelijk.
26 Dacht u er ooit over na wat God daar deed? Ziet u, Hij deed nooit zoveel als gewoon haar schoot vruchtbaar maken. Want bedenk, als Hij dat deed, bedenk, dat als Hij dat deed... Zij hadden niet van die babyflessen in die dagen om aan de baby melk van de koe te geven. Ziet u? Hij moest ook... Haar melkklieren waren verdroogd. Dus kon Hij niet... Er moest iets gebeuren.
27 Kijk dan eens naar een vrouw van honderd jaar oud die door barensweeën heen moest gaan. Haar hart zou het niet hebben doorstaan. Het is nu al moeilijk voor een vrouw van veertig jaar oud om het te doorstaan. Haar hart zou het niet doorstaan hebben. Weet u dus wat Hij deed? Als u zult opmerken...
28 Nu, ik weet dat velen het er niet mee eens kunnen zijn. Indien dit in orde is wil ik dit verklaren. Ziet u, ik... Het zou mijn eigen gedachte kunnen zijn.
29 Ziet u, de Bijbel is een bovennatuurlijk Boek. Het is zo geschreven dat het voor de geleerden, de theologen, verborgen is. Hoevelen weten dat? Jezus dankte God. Hij zei: "Ik dank u, Vader, dat Gij het hebt verborgen voor de wijze en verstandige en het openbaarde aan kinderkens die willen leren." Het is een Boek van liefde. Wanneer de liefde van God in het hart komt, dan wordt u verliefd op God, dan openbaart Hij Zichzelf, de Bijbelse betekenis, de uitlegging van de Bijbel is God Zelf die Zijn beloften uitlegt. Maar, de Bijbel..., het is tussen de regels geschreven.
30 Nu, zoals bij mijn vrouw, o zij is de allerfijnste vrouw in heel de wereld en ik heb haar echt lief. Zij heeft mij lief. Wanneer ik dan van huis weg ben zal zij mij een brief schrijven: "Liefste Bill, vanavond heb ik de kinderen naar bed gebracht. Ik heb gewassen vandaag en wat zij allemaal gedaan heeft, enzovoort." Nu, zij zegt dat in de brief. Maar ziet u, ik heb haar zozeer lief en wij zijn zozeer één, dat ik tussen de regels door kan lezen. Ik weet wat zij wil zeggen, ziet u, of ze mij dat nu vertelt of niet, ziet u. Ik weet wat zij bedoelt omdat het mijn liefde voor haar is, en mijn begrip.
31 Wel, dat is de manier waarop de Bijbel is geschreven. Ziet u? De geleerdheid zal er overheen zien; zij zullen het nimmer vatten. Ziet u, u moet verliefd zijn op het Woord, op Hem, om Hem te kennen. Ziet u?
32 Nu, let nu op wat Hij hier deed. Abraham en Sara waren beiden oud, "hoogbejaard", zegt de Bijbel. Nu, het was niet alleen omdat zij rechtvaardige mensen waren die daar langer leefden. De Bijbel zegt dat zij hoogbejaard waren.
33 Merk nu op, dat onmiddellijk nadat deze Engel was verschenen, waarover wij hebben gesproken, die Elohim was, God. En Hij vertelde Abraham: "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens." Nu, zie hoe door alles heen, dat zij een type waren van de kerk, heel de tijd door.
34 Nu kijk. Hier is wat er gebeurde. Nu, Hij lapte Sara en Abraham niet slechts op. Hij veranderde hen opnieuw in een jonge man en een jonge vrouw. Nu, dat mag misschien vreemd lijken, maar let nu op de rest van het Woord en voeg het samen. Het Woord is geïnspireerd en u moet geïnspireerd worden door het Woord. Nu bedenk, onmiddellijk daarna, onmiddellijk na het verschijnen van deze Engel...
35 Ik kan gewoon dat grijze haar van Sara zien, die kleine grootmoeder met een shawl over haar schouders en een hoofddoekje, lopend met een stok in haar hand. "Ik genot hebben met mijn heer, die ook oud is?" Ziet u? En hier was Abraham, met zijn lange baard, een stok in z'n hand, hoogbejaard als hij was.
36 En ik zie dat de volgende morgen zijn schouders zich beginnen te rechten, de kromming komt uit zijn rug. Haar haar begint te veranderen. Zij keerden terug tot een jonge man en vrouw. Gewoon om aan te tonen wat Hij zal doen aan het koninklijke Zaad van Abraham, ziet u, wanneer wij in een moment zullen worden veranderd, in een oogwenk, en samen opgenomen worden.
37 Let op wat er gebeurde. Nu, laat mij dit aan u bewijzen. Nu, zij ondernamen een reis van die plaats waar zij waren, daar bij Gomorra en zij gingen helemaal naar Gerar, ginds in het land van de Filistijnen. Merkte u het op? Let op de kaart, hoe ver het is. Een hele reis voor een oud paar van die leeftijd.
38 En bovendien was daar in het Filistijnse land een jonge koning met de naam Abimelech en hij keek uit naar een vrouw. En hij had al die prachtige Filistijnse meisjes, maar toen hij grootmoeder zag, zei hij: "Zij ziet er mooi uit", en hij werd verliefd op haar en wilde haar trouwen. Dat is juist. Ziet u, zij was knap. Ziet u?
39 Zij was terug veranderd in een jonge vrouw. Merk op, dat moest zij wel, om dat kind voort te brengen. God maakte een nieuw schepsel van haar. En zij moest het wel zijn om dit kind op te voeden. En herinner u Abraham: "zijn lichaam was zo goed als dood." En Sara stierf toen Abraham... Izak was vijfenveertig jaar oud, geloof ik. En Abraham trouwde een andere vrouw en kreeg daarna zeven zonen behalve de dochters. Haha! Amen.
40 Ziet u, lees tussen de regels. Het is een type. Het toont daar aan wat Hij gaat doen aan al de kinderen van Abraham. Alleen naderen wij het nu gewoon. Onze gebogen schouders en dergelijke, maakt geen enkel verschil, vrienden. En onze grijze haren en wat het ook is, het doet er nu niet toe. Wij kijken niet achterom. Laten wij voorwaarts kijken naar datgene waar wij naar toe gaan.
41 En bedenk, dit teken dat wij zien was het laatste teken dat Abraham en zijn Sara zagen voor de beloofde zoon in bestaan kwam. Wij geloven dat wij aan dit uur toe zijn.
42 De patriarch, nadat deze jongen werd geboren... zou u zich Izak kunnen indenken, ongeveer twaalf jaar oud, lieflijke kleine jongen met krulhaar, kleine bruine ogen? Ik zou mij kunnen indenken hoe die moeder zich voelde, prachtige jonge vrouw en zo, en zijn vader. En op een dag zei God nu, als een voorbeeld – wij zijn er ver van weg, het uur moet komen: "Ik heb je een vader van naties gemaakt door deze jongen, maar Ik wil dat je deze jongen meeneemt naar de top van de berg die Ik je zal tonen en Ik wil dat je hem daarboven doodt als een offer." Zou u zich dat kunnen indenken?
43 Nu, er werd aan u nooit gevraagd een dergelijke test te ondergaan. Hij doet dat nu niet. Dat waren voorbeelden, schaduwen.
44 Vreesde Abraham? Beslist niet! Abraham zei dit: "Ik ben volledig overtuigd dat Hij in staat is om hem uit de dood op te wekken, want ik heb hem als een uit de doden ontvangen. En als dat bevel van God mij zei dit te doen en ik ben er trouw aan gebleven en het loonde mij, heeft mij de zoon gegeven; God is bij machte hem op te wekken uit de doden van waaruit ik hem ontvangen heb, als een type."
45 O, mijn vriend! Indien God u, Pinkstermensen de Heilige Geest geeft, het in tongen spreken, hoeveel temeer behoorde u Zijn genezende kracht te geloven en Zijn goedheid en barmhartigheid! Als Hij dat deed, tegen al de theologen van het land in! Zij zeiden dat het niet gedaan kon worden, maar God deed het omdat Hij het beloofde. Blijf dan bij uw Vuurwapen, uw Woord, uw Zwaard, geloof het Woord van God. God zei het en dat maakt het vast!
46 Merk nu op dat hij hem meenam op een driedaagse reis daar vandaan, met de muilezels. Nu, ik kan wandelen. Toen ik op patrouille was, liep ik elke dag vijftig kilometer door de wildernis. Wij hebben 'benzine-benen' gekregen, om zo te zeggen. Maar de enige wijze van transport van die mannen was, rijden op een ezel, of lopen. En hij liep drie dagen vanwaar hij was en hief toen zijn ogen op, buiten in de wildernis en zag de berg ver weg.
47 Hij nam Izak en bond zijn handen, wat een type is van Christus, hier in Genesis 22, zoals wij allemaal weten. Hij leidde hem de berg op, gebonden, zoals Jezus de berg Calvarie werd opgeleid; natuurlijk een type van God Die Zijn Zoon geeft.
48 Maar toen zij daar boven kwamen, en hij was gehoorzaam, begon Izak een beetje achterdochtig te worden. Hij zei: "Vader, hier is het hout, hier is het altaar, hier is het vuur, maar waar is het offer?"
49 En Abraham had dat in zijn gedachten, toch ging het Woord van God daar boven uit en hij zei: "Mijn zoon, God is bij machte om voor Zichzelf in een offer te voorzien." Hij noemde de plaats: "Jehova Jireh."
50 En toen hij zijn zoon bond was hij gehoorzaam tot de dood toe. Hij legde hem op het altaar, trok het mes uit de schede en stond op het punt het leven van zijn eigen zoon te nemen. Maar toen hij het deed, greep Iets zijn hand en zei: "Abraham, houd uw hand terug."
51 Op dat moment blaatte achter hem een ram, die met zijn horens was vastgeraakt in de wildernis.
52 Hebt u er ooit over nagedacht waar die ram vandaan kwam? Bedenk, het land is vol leeuwen en wolven en jakhalzen, wat schapenverslinders zijn. En hoe ver weg was hij van de beschaving? En dan, boven op de top van de berg waar geen water is. En hij had de stenen opgepakt, geheel rondom, om het altaar te bouwen. Waar kwam die ram vandaan? Ziet u?
53 Maar het was geen visioen. Hij doodde de ram; hij bloedde. Wat zei hij? "God is bij machte om voor Zichzelf een offer te voorzien."
54 Hoe kunt u uit die stoel komen? Hoe zal dat spastische kind gezond worden of u van die stoel, of u vandaar, u met een hartkwaal? Wat er ook aan de hand is, "God is bij machte om voor Zichzelf te voorzien."
55 Abraham geloofde het. De patriarch bleef trouw aan de belofte. En Hij gaf de belofte, dat "Uw Zaad... Omdat gij Mijn Woord geloofd hebt, en ongeacht de omstandigheid, zal uw zaad de poort van de vijand in bezit nemen."
56 Waarom? Elke vijand die opkwam, als een vogelverschrikker, tegen Abraham... De vijand van: "Zij is te oud; ik ben te oud"; of dit alles en heel de rest. Hij bleef gewoon steeds trouw aan die belofte.
57 Nu, een mens die dat geloof bezit, zal steeds Gods Woord nemen ongeacht de omstandigheden. Nu, als u dat niet kunt, dan bent u Abrahams zaad niet. Dat is het geloof dat Abraham had. Zijn zaad...
58 De belofte aan Abraham was, dat zijn 'Zaad' – nu, ook zijn koninklijke Zaad, zoals ik u een poosje geleden vertelde... En dit zegel dat Hij Abraham gaf was een zegel der belofte. En het koninklijke Zaad, overeenkomstig Efeze 4:30, is verzegeld door de Heilige Geest, nadat zij de test heeft doorstaan. Probeer er eens aan te denken.
59 Velen denken dat zij de Heilige Geest hebben. Velen beweren dat ze de Heilige Geest hebben. Velen kunnen vele wonderen en tekenen ervan tonen. Maar toch, als het niet bij dit Woord kan blijven, is het de Heilige Geest niet. Ziet u?
60 U gelooft ieder Woord, dan bent u verzegeld na de test. Wanneer wij elke belofte in het Woord geloven, dan zijn wij door de Geest verzegeld, om de belofte te bevestigen. Dat is wat Abraham deed, de wijze waarop hij het deed. Dan en alleen dan, hebben wij het recht om de poort van onze vijand in bezit te nemen. U kunt het niet doen tot u eerst dat Zaad wordt. Bedenk, in de Bijbel...
61 Ik sprak erover te Houston of ergens, of ik bedoel Dallas: Het teken.
62 Ziet u, een Jood kon daarginds in Israël tonen dat hij een Jood was door besnijdenis. Maar God zei: "Wanneer Ik het bloed zie! En het bloed zal u tot een teken zijn."
63 Het leven dat in het bloed was kon niet op de aanbidder komen, omdat het het leven van het dier was; het was slechts een schaduw die leidde tot het werkelijke leven. Vervolgens moest de chemische stof, het bloed zelf, rood aangebracht worden op de deur en de posten van de deur.
64 Aangebracht met hysop, wat slechts een gewoon kruid is, aantonend dat u geen supergeloof hoeft te hebben. U hoeft slechts hetzelfde geloof te hebben dat u hebt om uw auto te starten om naar de gemeente te komen. Ziet u? Een heleboel mensen denken dat zij iets moeten zijn. Maar nee, nee, dat is verkeerd. Slechts gewoon geloof is al wat u hebt om het bloed aan te brengen. Hoor het Woord en geloof het Woord, pas het toe, dat is alles. Pak gewoon dat kruid op dat er overal was in Palestina, hysop, gewoon een klein kruid dat groeide in de scheuren van de muren en daar omheen, doop het in het bloed en breng het aan aan de balk en de deurposten.
65 En bedenk, ik geef er niet om hoezeer men in het verbond was, hoezeer de Jood kon tonen dat hij besneden was, wat voor goed persoon hij was, heel het verbond werd nietig verklaard tenzij het teken daar was. "Wanneer Ik het bloed zie", alleen.
66 Nu, het bloed nu, het teken, is niet de chemische stof, niet de chemische stof van het bloed van Christus, omdat het duizenden jaren geleden al werd gestort.
67 Maar ziet u, daar moest het de chemische stof zijn. Het leven in het dier kon niet op de mens komen, omdat het leven van het dier geen ziel heeft. Een dier onderkent geen goed van kwaad. Het is het menselijk wezen dat een ziel heeft.
68 Nu, maar toen Jezus, de Zoon van God, maagdelijk geboren, Zijn bloed stortte, was het leven dat in dat bloed was, God Zelf. De Bijbel zegt: "Wij zijn gered door het leven, het bloed van God." Niet het bloed van een Jood, niet het bloed van een heiden, maar het leven van God. God schiep deze bloedcel, maagdelijk geboren. Zij bekende nooit een man, evenmin kwam het ei van haar.
69 Ik weet dat velen van u mensen willen geloven dat het ei wel van haar kwam. Het ei kan er niet komen zonder gevoelen. Wat zou God dan doen? Ziet u?
70 Hij schiep zowel ei als bloedcel, en dat was de heilige tabernakel van God. "Ik zal niet toestaan dat Mijn Heilige ontbinding ziet." Ziet u waar het ei vandaan komt? "Noch zal Ik Zijn ziel in de hel laten." Zijn lichaam was heilig! O my! Als u dat niet kunt geloven, hoe kunt u zichzelf dan een Christen noemen?
71 "Wij zijn gered door het bloed van God." Daarin is mijn geloof. We gaan daar niet heen door het bloed van een profeet, we gaan daar niet heen door het bloed van een gewone man, een leraar of een theoloog. Wij wandelen daar door het bloed van God. God zegt het. Hij werd een menselijk wezen. Hij veranderde Zijn positie. Hij strekte Zijn tent hier uit, bij ons en werd een van ons. Hij is onze bloedverwant Verlosser. Hij moest aan ons verwant worden omdat dit de wet was. God werd mens en woonde onder ons.
72 Merk op hoe Hij, door dit te doen, Hij die van Hem kwam, God was, de Geest, en die Geest kwam op de gelovige. Daarom, daar het leven in ons Offer was, zijn wij geïdentificeerd door datzelfde leven.
73 Hoe kunnen zij dan het leven van God zien bewegen onder de mensen en het een onreine zaak noemen, wanneer dat onze identificatie van ons Offer is? "Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal Hij ook doen." Zijn leven keert terug van het Offer als wij onze handen erop leggen en onszelf als dood vereenzelvigen voor onze eigen gedachten. Hoe kunnen wij dan denominaties toestaan ons in geloofsbelijdenissen en dergelijke te duwen en zeggen dat wij het geloven? Wij zijn dood voor die dingen.
74 Paulus zei: "Niets van deze dingen stoort mij", want hij was verbonden aan een absoluut: Christus. En iedere ware prestatie is verbonden aan een absoluut en mijn absoluut is het Woord. En voor ieder ander, die werkelijk geboren is uit de Geest, is hun absoluut Gods Woord. Ik ben ermee verbonden. Ik heb mijn handen erop gelegd. En het nam mijn plaats in en ik heb mijzelf met Hem geïdentificeerd. Wij weten dat Hij beloofde Zichzelf met ons te vereenzelvigen. Dat brengt waarachtig geloof; niet uw eigen geloof, maar Zijn geloof; iets wat u niet onder controle heeft. Hij heeft het onder controle. Merk het nu op. Dan en alleen dan, wanneer de... is de belofte aan u gedaan.
75 Het doet er niet toe tot hoeveel kerken u toetrad, hoeveel keren u bent gedoopt met het gezicht voorwaarts, of achterwaarts, hoe u ook wilt. Totdat dat zegel op u geplaatst is, hebt u geen recht om uzelf verbonden te noemen met uw Offer.
76 En wat is het zegel van God? Efeze 4:30 zegt: "Bedroef niet de Heilige Geest van God, waarmee u verzegeld bent tot de Dag van uw verlossing." Niet van de ene opwekking tot de andere, maar eeuwig verzegeld tot de dag dat u terugverlost bent.
77 Bedenk, als u nooit in Gods gedachten was, zult u nooit bij God zijn. Hoevelen weten dat Hij een Verlosser was? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Wel dan, elk ding dat verlost werd moet terugkomen tot de plaats waar het uit viel. Als Hij dus kwam om te verlossen, hoe konden wij... was er een tijd dat wij niet verlost hoefden te worden, terwijl wij allen werden geboren in zonde, gevormd in ongerechtigheid, kwamen leugensprekend op de wereld? Het toont aan dat de echte Christen een attribuut van Gods denken is, voor er een wereld was of een ster, of lucht of enig ander ding. Het is eeuwig en Hij kwam om ons terug te verlossen. Het is Gods gedachte, in een woord gesproken, bekendgemaakt en teruggebracht tot Zijn gedachte.
78 Bloedverwant Verlosser! Dat is de reden dat God Zelf een van ons moest worden, om te verlossen. Niets anders kon het doen. Een engel kon het niet doen, niets anders. Hij moest naar beneden komen, verzocht worden zoals wij, om ons te verlossen.
79 Let nu op het natuurlijke zaad van Abraham. Laten we enkele van die natuurlijke zaden nagaan en zien of God Zijn Woord houdt met het natuurlijke zaad, hetwelk Izak was. Laten we enkelen van het natuurlijke zaad nagaan, die de volle belofte van God geloofden en geen vraag hadden. Bedenk nu dat er tienduizenden maal duizenden malen vermenigvuldigde duizenden waren die besneden waren en al het andere en toch niet Abrahams zaad waren. Zeker. "Degene die uiterlijk Jood is, is geen Jood, degene die innerlijk Jood is." Zij, velen van hen, faalden, faalden jammerlijk.
80 Kijk, in de woestijn zeiden ze: "Wij..." Op de dag van het Pascha of bij het drinken bij de bron, Johannes 6, verheugden zij zich allen.
81 Jezus zei: "Ik ben die Rots die in de woestijn was. Ik ben het Brood dat van God uit de hemel kwam; indien een mens daarvan mag eten en niet sterven."
82 Ze zeiden: "Onze vaderen aten manna in de woestijn gedurende veertig jaar."
Hij zei: "En zij zijn allen dood."
83 Dood, neem dat woord en kijk het na, zie wat het betekent. "Eeuwig afgescheiden." Toch waren zij Abrahams zaad. "Dood" betekent: "afscheiding, vernietiging, volledig teniet gedaan, vernietiging." Jezus zei dat zij dood waren, elk van hen, hoewel ze besneden Joden waren.
84 Ziet u, arme lieden, alleen omdat wij Methodist zijn, Baptist, Presbyteriaan, een kleine belijdenis hebben en dergelijke dingen; de duivel gelooft evenveel als wij.
85 Maar u moet ermee vereenzelvigd worden. God moet het ervan doen getuigen, door een verzegeling met de Heilige Geest. Geen betwijfeling van het Woord.
86 Als u zegt: "Welnu, dat was voor een andere dag", dan is er iets fout.
87 Wat als een man komt aanlopen en u zei hem dat het licht scheen en hij loopt naar beneden naar de kelder en zegt: "Ik weiger het gewoon. Ik weiger het gewoon. Er is niet zoiets als licht. Ik geloof het niet"? Er zou iets met die man verkeerd zijn. Hij zou geestelijk in de war zijn. Als hij de warme stralen en de levengevende hulpbron ervan weigert, dan is er geestelijk iets verkeerd met hem.
88 En wanneer een mens het Woord van God ziet, duidelijk gemaakt vóór hem en geïdentificeerd en hij sluit en trekt dan zijn denominatiegordijnen naar beneden, dan is er geestelijk iets verkeerd met die man. Iets is er verkeerd met hem. Er is iets geestelijk verkeerd. Hij kan het gewoon niet ontvangen. "Blind en weet het niet", voortgaand naar het oordeel waar God de Rechter zal zijn.
89 Merk op dat wanneer zij dit deden, en deze zaden nu, die het wel geloofden, let op wat er gebeurde. Laten we sommigen van Abrahams zaad nu nagaan.
90 Laten wij de Hebreeën-kinderen nemen, omdat zij trouw standhielden en zich niet wilden inlaten met afgoden-aanbidding. Zij weigerden om te buigen voor een beeld dat de koning van de natie had gemaakt. Het was gemaakt naar een heilig man, het beeld van Daniël.
91 Het toonde aan dat het heidense ras werd binnengebracht onder de valse schijn van de aanbidding van een beeld van een heilig man. Het eindigt op dezelfde wijze, wanneer de mensen zullen worden gedwongen beelden van mensen te aanbidden. Het begon door de openbaring van Daniël, die in staat was het Woord uit te leggen, dat geschreven was op het handschrift op de muur. Dat is de wijze waarop het begon en dat is de manier waarop het eindigt, op dezelfde wijze, door het beeld van de heiden.
92 Merk op dat zij het weigerden te aanbidden. En wat deden ze? Ze waren Abrahams zaad dat trouw bleef aan het Woord en zij namen de poort van de vijand, van vuur, in bezit. Zij deden het. Wel, Gods Woord is waar.
93 Daniël, getest vanwege het aanbidden van de ene, waarachtige God. Hij werd daarvoor getest. En in de tijd van de test, doorstond hij de test. En wat deed God, nadat het ernaar uitzag dat het voor hem ging spannen, zoals wij zouden zeggen? En zij wisten niet wat te doen. Men zou hem aan de leeuwen gaan voeden. Maar Daniël bleef getrouw aan de test, dat er één waarachtige God is en hij nam de poort van zijn vijand in bezit. God sloot de muil van de leeuw.
94 Mozes bleef in de test trouw aan het beloofde Woord, voor de valse nabootsers, Jambres en Jannes. Kijk, God had hem ontmoet, op bovennatuurlijke wijze en zei hem deze dingen te gaan doen, deze tekenen te tonen en elk teken zou een stem hebben. Mozes ging er regelrecht heen, net zo trouw als hij maar wist. Hij wierp de staf neer en hij veranderde in een slang. Weet u wat er gebeurde? Hier kwamen de nabootsers en deden hetzelfde.
95 Nu, Mozes gooide zijn armen niet in de lucht en zei: "Wel, ik denk dat het allemaal verkeerd is." Hij bleef daar en wachtte op God. Hij bleef trouw. Ongeacht hoeveel nabootsers er waren, hij bleef trouw. En toen hij trouw bleef aan zijn opdracht om die mensen uit die plaats te brengen... Toen de waterpoort in de weg kwam, liet God het hem in bezit nemen en Hij opende de poort door de Vuurkolom die hem leidde. Hij nam het volk mee naar het beloofde land.
96 Jozua, een andere grote leider. Slechts twee uit... gingen naar het beloofde land, Jozua en Kaleb. Zij kwamen tot een plaats, Kades genaamd, wat het centrum van de wereld was op dat tijdstip, in zoverre dat dat de oordeelszetel was. En o, zij zonden twaalf spionnen uit om het land te bekijken, en twaalf van hen kwamen terug.
97 Tien van hen zeiden: "O, die taak is veel te zwaar. Wij zouden dat niet kunnen. Wel, wij lijken als sprinkhanen bij die mensen vergeleken."
98 Maar wat deed Jozua? Hij kalmeerde de mensen. Hij zei: "Wacht even. Wij zijn meer dan in staat om het in te nemen, ongeacht hoe klein wij zijn of hoezeer in de minderheid." Wat deed hij? Hij bleef vasthouden aan die belofte: "Ik geef u dit land, maar u vecht voor elke centimeter ervan."
99 Gelooft u dat, moeder? God heeft u uw genezing gegeven, maar u zult elke centimeter ervan moeten bevechten. "Overal waar uw voetzool zich neerzet, dat geef Ik u als bezitting." Voetafdrukken betekent 'bezitting'. Het is allemaal van u, elke belofte behoort u toe, maar u zult elke centimeter van de weg daarin nu moeten bevechten!
100 Nu, Jozua wist wat God zei. Hij was een zaad van Abraham. Ziet u? Hij zei: "Ik geloof dat God ons het land geeft en wij zijn meer dan in staat om het in te nemen." En omdat hij de test doorstond, tegen de gehele groep van Israëlieten in...; al de stammen en al de mensen zuchtten en riepen. Jozua zei: "Houdt u stil! God deed de belofte."
101 Ongeacht hoe groot u bent en wat de tegenstand is en wat de dokter zei, God heeft de belofte gegeven. Het is aan God om het te doen.
102 Wat deed hij? Toen hij bij de rivier de Jordaan kwam, nam hij de poort in bezit. Dat is wat hij deed.
103 Jericho, toegesloten als een schildpad in een schaal. Wat deed hij? Hij nam de poort in bezit.
104 Op een dag zelfs, toen zijn vijand hem probeerde te pakken, bezat hij de poort van zijn vijand zozeer, dat hij de zon beval stil te staan. En de zon gehoorzaamde hem en draaide niet gedurende vierentwintig uur.
105 God is trouw aan elke belofte, ongeacht of Hij de hemelen bankroet moet laten gaan, voor Hij zou toestaan dat Zijn Woord verslagen wordt. Hij deed nimmer een belofte die Hij niet kon houden. "Ik ben de Here die al uw ziekten geneest. Als zij de handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Amen. "Als gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk."
106 Jozua geloofde het, ofschoon God het draaien van de aarde moest stoppen. Hij hield haar daar door een andere kracht, Zijn eigen kracht, zodat de wereld vierentwintig uur lang niet draaide tot Jozua zich op zijn vijand had gewroken. Hij nam de poorten. Zeker deed hij het. God is altijd trouw.
107 Nu, ik wilde dat wij tijd hadden om meer helden te nemen, maar ik heb nog ongeveer tien minuten. Kijk, al deze dierbare helden, zoals zij waren, en grote strijders des geloofs, zij stierven allen bij de poort van de dood. Zij kwamen allen om, precies bij de poort van de dood.
108 Toen kwam het koninklijke Zaad van Abraham voort. Zij waren allen het natuurlijke zaad van Izak. Maar hier kwam het koninklijke Zaad van Abraham, wat Christus was, Abrahams Zaad des geloofs, wat wij verondersteld worden te zijn. Zie slechts toe of wij het zijn of niet. Het natuurlijke zaad was slechts een type. Alle anderen waren uit natuurlijke geboorte geboren, maar Hij kwam via een maagdelijke geboorte. Ziet u, dat was dan niet het zaad van Abraham, een Jood. Hij kwam door het zaad des geloofs van de belofte. En dan worden wij verondersteld Zijn kinderen te zijn, door deze Man.
109 Let op wat Hij deed. Toen Hij op aarde was, veroverde en nam Hij elke poort die de vijand had in bezit; het koninklijke Zaad. Hij beloofde het door het Woord. Hij veroverde het. Hij veroverde de poort van ziekte voor ons. Dat is wat Hij kwam doen. Hij, herinner u, zieke mensen, Hij veroverde die poort. U hoeft deze niet te veroveren, Hij veroverde het. De andere mannen moesten hun eigen poorten veroveren. U hoeft niet te veroveren, hij is reeds veroverd. Hij veroverde de poorten van ziekte. En wat deed Hij toen Hij de poorten van ziekte veroverde, zeggend wat Hij zou doen? "Wat gij ook op aarde vraagt en wat gij ook hebt gebonden op aarde, zou Hij binden in de hemel." Hij gaf ons de sleutels tot de poort.
110 Hij veroverde de poort van verzoeking, door het Woord. En de sleutel was: "Weersta de vijand en hij zal van u vlieden." Hij veroverde het allemaal, veroverde elke ziekte.
111 Hij overwon de dood en Hij veroverde de hel. Hij overwon dood en hel. Hij veroverde wat de anderen niet konden overwinnen, omdat zij van het natuurlijke zaad waren. Dit is het geestelijke Zaad. Hij overwon de poorten van het graf en stond op de derde dag op voor onze rechtvaardiging.
112 "En nu zijn wij meer dan overwinnaars." Wij wandelen er regelrecht in, als een erfenis. "Meer dan overwinnaars." Wij handelen nu met een verslagen vijand. Ziekte is verslagen. De dood is verslagen. De hel is verslagen. Alles is verslagen. O my! Ik wilde dat ik tweemaal mijn grootte was; nu, misschien voel ik mij tweemaal zo goed. Wij discussiëren met een overwonnen vijand.
113 Geen wonder dat Paulus kon zeggen, toen men een blok maakte om zijn hoofd af te hakken: "O dood, waar is uw prikkel? Toon mij waar u mij kunt doen jammeren en schreeuwen. Graf, waar is uw overwinning en denkt u dat u mij zult bedekken? Ik zal u wijzen op een leeg graf daarginds; en ik ben in Hem. Hij zal mij opwekken ten jongsten dage." Een verslagen vijand!
114 Het koninklijke Zaad van Abraham! Nu, het natuurlijke zaad kon daar niet op wijzen. Maar het koninklijke Zaad wel, heeft reeds veroverd, want Hij is voor ons uitgegaan en veroverde elke poort voor ons. Hij is nu, na tweeduizend jaar, staat Hij temidden van ons, de machtige Overwinnaar. Niet alleen overwon Hij ziekte... Hij veroverde ziekte. Hij veroverde verzoeking. Hij overwon elke vijand. Hij veroverde de dood. Hij veroverde de hel. Hij veroverde het graf en stond weer op. En tweeduizend jaar later, staat Hij hier onder ons, deze namiddag, Zichzelf bekendmakend, de machtige Overwinnaar! Amen. Hij is nog steeds hier, in leven, Zijn belofte betuigend, koninklijk Zaad van Abraham! O my! En de vijand zal...
115 "Hij zal de poorten van zijn vijand overwinnen." Voor diegenen, het Zaad, staat Hij hier levend om Zichzelf te betuigen, aan wie? Aan die voorbestemde Zaden die het kunnen zien. Hij overwon dat. Aan hen, die na hun test, van de belofte van het Woord, verzegeld werden door de Heilige Geest in het lichaam van Christus, aan hen betuigde Hij dat (wat?) Hebreeën 13:8 waar was. Door de Heilige Geest zijn zij daarin verzegeld, die Heilige Geest welke was... Abraham voorzag het; door geloof geloofde hij het. En nu ontvangen wij het, terugkijkend naar de belofte van wat Hij zei. En Johannes 14:12 is betuigd in deze laatste dagen door de opgestane Overwinnaar Zelf.
116 Niet een of ander systeem, maar een Persoon, Christus, de Overwinnaar. Niet mijn kerk, niet mijn Baptistenkerk of Presbyteriaanse kerk, Methodisten of de Pinkstermensen, niet daardoor, maar door Jezus Christus. Hij leeft vandaag. Hij stond daarvoor op, voor onze rechtvaardiging.
117 En omdat Hij leeft, zei Hij, leven wij ook. "De mens leeft niet van brood alleen, maar door ieder Woord", niet een deel van het Woord, "ieder Woord dat de mond van God uitgaat." "Ik ben de Opstanding en het Leven. Hij die in Mij gelooft, hoewel hij dood was, toch zal hij leven. Wie leeft en in Mij gelooft, zal nimmermeer sterven. Gelooft gij dit?" Neem de poort van elke vijand in!
118 Hoe zou hij Bosworth kunnen overwinnen, als God... Bosworth was in de Overwinnaar. Dat is de reden dat hij zei: "Het gelukkigste uur van mijn leven is precies nu." Hij kende die machtige Overwinnaar. Zijn verzekerdheid rustte in Hem. O my! Nu kunnen wij zingen:
Levend had Hij mij lief; stervend redde Hij mij.
Begraven droeg Hij mijn zonden ver weg.
Opstaand rechtvaardigde Hij vrijelijk voor altijd.
Op een dag komt Hij, o luisterrijke dag!
119 Voor degenen die verslagen schenen te zijn. Eddie Perronet, geloof ik dat het was, kon zijn Christelijke liederen niet verkopen. Niemand wilde ze. Zij hadden er niets mee te maken. O, verslagen, en een gelovige! Op een dag kwam de Heilige Geest op hem. De poort van zijn vijand die zijn literatuur niet wilde ontvangen! De Geest trof hem en hij greep een pen; God liet hem het inhuldigingslied schrijven:
Geprezen zij de kracht van Jezus' Naam!
Laten engelen zich neerwerpen.
Breng het koninklijk diadeem tevoorschijn.
En kroon Hem aller Heer.
120 De blinde Fanny Crosby zei eens toen men vroeg: "Wat betekent het voor u?" Zij verkocht haar geboorterecht niet, zoals de Pinksterman Elvis Presley deed of zoals het 'Church of Christ'-lid Boone deed of zoals Red Foley deed, die hun talenten aan de wereld verkochten; zij hebben een rij Cadillacs en miljoenen dollars, gouden platen. Maar Fanny Crosby bleef trouw aan haar plaats. Zij riep het uit:
Ga mij niet voorbij, o Heiland
Hoor mijn nederige roep!
Wijl gij and'ren roept, o Heiland!
Ga mij niet voorbij.
Gij de Stroom van al mijn troost!
Meer dan het leven voor mij.
Wie heb ik op aarde buiten U?
Of wie in de hemel dan U alleen?
121 Ze zeiden: "Wat als je blind bent als je in de hemel komt?"
Ze zei: "Ik zal Hem hoe dan ook kennen."
Men zei: "Hoe zul je Hem kennen?"
Ze zei: "Ik zal Hem kennen."
Men zei: "Mevrouw Crosby, u zou een miljoen dollar kunnen verdienen."
Ze zei: "Ik wil die miljoen dollar niet."
122 "Hoe zult u Hem kennen?" Ze zei:
Ik zal Hem kennen, ik zal Hem kennen,
En verlost aan Zijn zijde zal ik staan.
Ik zal Hem kennen, ik zal Hem kennen.
123 "Als ik Hem niet kan zien, zal ik de nagelwonden in Zijn hand voelen." Zij veroverde de poort van haar vijand. Ja.
124 Als u in Christus bent! Hij zei: "Als gij in Mij blijft en Mijn Woorden in u, vraag welke sleutel u maar wilt en welke poort u maar wilt nemen, vraag wat u wilt en het zal u gegeven worden. Als gij in Mij blijft en Mijn Woord blijft in u, dan kunt u elke poort van de vijand innemen die voor u opdoemt. U bent het koninklijke Zaad van Abraham."
125 Voor welke soort poort staat u? Als het ziekte is, bent u daar meer dan overwinnaar voor. Dan kunnen wij zeggen: zing dit dierbare, oude lied:
Elke belofte in het Boek is de mijne,
Ieder hoofdstuk, elk vers is zo Goddelijk.
Ik vertrouw in Zijn Goddelijke liefde,
Want elke belofte in het Boek is de mijne.
126 Wij zijn meer dan overwinnaar en het zaad van Abraham zal de poort van de vijand bezitten! Wanneer zij zeggen dat deze dingen niet kunnen gebeuren, wanneer zij het een duivel willen noemen of Beëlzebul of iets anders, zal God zeker elke poort veroveren en de vijand verslaan.
Laten we bidden.
127 Here, moge het Zaad van Abraham... Ik weet dat zij het zullen zien, Here. Hoe kan dat Woord vallen zonder die echte grond te raken? Ik bid dat zij het nu zullen begrijpen. Moge elke persoon die in de gebedsrij komt, genezen worden.
128 Here, als er hier nog sommigen zijn die nog niet hun belijdenis hebben gedaan, niet in het openbaar voor Christus stonden, mogen zij bereid zijn om al de geloofsbelijdenissen te loochenen en de koude, formele, dode zaken die hen van U hebben weggevoerd. En mogen zij nu opstaan en zeggen: "Ik wil Hem als Mijn Redder accepteren." Dan zult U voor hen staan op die dag.
129 Terwijl wij onze hoofden gebogen hebben, als er zullen zijn die een ogenblik zouden willen opstaan voor gebed, die zeggen: "Ik wil nu voor Hem staan opdat Hij voor mij zal staan op die dag, in Zijn Goddelijke tegenwoordigheid." Ik vraag het u en geef u de gelegenheid, opdat uw naam geplaatst wordt in het Boek des levens, als u wilt opstaan. Ik vraag u niet tot een kerk toe te treden. Ik vraag u tot Christus te komen, als u hier bent en Hem niet kent.
130 God zegene u, zoon. Is er een ander die zegt: "Ik wil nu opstaan." God zegene u, dame. God zegene u, mijn zuster. "Ik wil..." God zegene u. God zegene u. "Ik neem deze middag mijn standpunt in." Deze fijne mensen, mannen en vrouwen, staan op; "Ik zal mijn plaats deze middag innemen."
131 En die dag wanneer de dokter zegt: "Wel, de ongelukkige; hij bloedt, de dood is op hem of haar." Welnu, de een of andere morgen zult u zich uw standpunt herinneren. U staat nu voor Hem.
132 "Indien u om Mij voor de mensen beschaamd bent, zal Ik beschaamd voor u zijn voor Mijn Vader en de heilige engelen. Maar als u Mij belijden zult voor de mensen, zal Ik u belijden voor Mijn Vader en de heilige engelen."
133 God zegene u, mijn zuster. Zouden er enkelen zijn op het balkon ergens? Precies nu, terwijl wij wachten. Enkelen van hen meer hier beneden? In orde. Ik neem u op uw woord, vriend.
134 Als het Woord op vruchtbare grond valt, zoals bij de kleine vrouw bij de bron, zij begreep het. Zij was in de hemel vertegenwoordigd van voor de grondlegging der wereld. Toen dat licht haar trof, herkende zij het.
135 God zegene u, mijn broeder. Dat is een dappere... God zegene u, mijn broeder. U mag misschien grote dingen in uw leven hebben gedaan; u doet nu het grootste wat u ooit deed: staan voor Christus.
136 Onze hemelse Vader, het zaad is gevallen op wat grond deze middag. Wij zien het leven opspringen. Mannen en vrouwen staan en het alziend oog van God, Die alomtegenwoordig, alwetend, almachtig is, ziet hen. Ze zijn de Uwen, Vader. Ik geef ze nu aan u, als trofeeën.
137 Moge deze ervaring van hen, die daar nu staan, nu zo zijn, dat zij weten wat zij gedaan hebben, weten wat dit betekent, dat zij staan om hun plaats in te nemen met de verachte weinigen des Heren. Mogen zij immer trouw blijven tot die dag dat zij in Uw tegenwoordigheid staan, dat dan die lieflijke stem zal zeggen: "Ja, op een dag in Baton Rouge, een kleine plaats, Denham Springs genaamd, stond hij voor Mij, Vader; nu zal Ik voor hem of haar staan." Sta het toe, Heer. Zij zijn de Uwen in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u, voor uw standpunt. God...
138 Doe nu dit ene ding voor mij. Vind, indien u in de buurt bent waar deze voorgangers zijn, zoek er enkelen op, spreek met hen. Als u nog niet gedoopt bent in de Christelijke doop, doe het. Kom zelf onder gelovigen nu, echte gelovigen, geen schijngelovigen, echte gelovigen.
Terwijl we bidden, laten we voor deze zakdoeken bidden.
139 Onze hemelse Vader, deze zakdoeken gaan nu uit; waarheen, ik weet het niet. Misschien naar een oude, blinde vader die hier ergens in een moerasgebied zit en wacht tot deze zakdoek komt; of naar een kleine baby die daar op een ziekenhuisbed ligt; een moeder die daar staat, buiten zichzelf, wachtend op de terugkeer van de zakdoek. Hemelse Vader, ik bid dat U met hen zult meegaan. En als een teken van Uw tegenwoordigheid vandaag en ons geloof in U, zoals wij Uw Woord gepredikt hebben, moge het geloof dat in Abraham was en het geloof dat werd voortgebracht en ons door Jezus Christus gegeven, moge het met deze zakdoeken meegaan en ieder genezen waarop het gelegd wordt. Wij zenden ze in Jezus' Naam. Amen.
140 Nu, even een ogenblik voor wij de gebedsrij roepen. De almachtige en sterke God, de Grote, de Algenoegzame. Alstublieft vrienden, ik ga beginnen met bidden voor de zieken en ik... Waarschijnlijk, wanneer wij naar beneden komen, kom ik er misschien niet meer toe om iets tot u te zeggen; sommigen van u gaan misschien voor die tijd weg. Wat u ook bent, als u zojuist zelfs niet opstond en u bent niet zeker...
141 Als u een kerklid bent, is dat een goede zaak, maar dat is niet genoeg. Ziet u, de rijke jongeling was een kerklid. Ziet u? Hij vroeg Jezus wat hij kon doen om het eeuwige leven te verkrijgen. Hij accepteerde het nooit. Hij wandelde weg. Wat dwaas van die jonge man om dat te doen. Neem zijn plaats niet in. Herinnert u zich de laatste keer dat hij bekendgemaakt werd? Even later was hij voorspoedig, hij werd rijker. Hij kwam tot een plaats dat zelfs zijn schuren barstten. Maar daarna zien wij zijn laatste identificatie, in de hel, het vuur kwelde hem. Laat dat niet met u gebeuren. Accepteer Christus.
142 U jonge mensen, u, jonge meisjes, jonge mannen, net op het keerpunt van uw leven, doe dat alsjeblieft. Hoor mij als uw broeder, iemand die u liefheeft. Ik ben hier omdat ik u liefheb. Ik heb God lief en ik heb u lief en ik kan God niet liefhebben als ik u niet liefheb.
143 Ik zou heel wat liever hebben, als u een compliment had te geven, dat u het aan mijn zoon daar buiten gaf of aan een van mijn kinderen. Laat mij... Ik zal zonder weggaan. Elke ouder zal dat doen; zo zal God het. Ziet u? Heb Zijn volk lief. Heb elkander lief.
144 U zegt: "Waarom berispt u hen?" Echte liefde is corrigerend.
145 Als uw kind buiten op straat loopt, zegt u dan: "Wel, daar loopt mijn zoontje. Hij behoorde dat niet te doen, maar ik wil zijn kleine gevoelens niet kwetsen." U hebt hem niet lief. Hij zal daar gedood worden. Als u hem liefhebt, zult u hem naar binnen brengen en hem een pak voor zijn broek geven. U zult hem doen gehoorzamen.
146 Dat is de wijze waarop God handelt. Liefde is corrigerend en dat is ware liefde.
147 Wanneer een prediker daar staat en u vrouwen toestaat uw haar af te knippen en verf en dat spul te dragen en u niet corrigeert, dan is daar geen waarachtige liefde als hij het niet zal uitroepen. En als hij u, mannen, toestaat, drie- of viermaal te huwen en u met al deze andere dingen laat begaan, dan is er daar geen waarachtige liefde. Hij laat u tot een kerk toetreden en geeft u een schouderklopje en verstikt u met een geloofsbelijdenis, zo van: "Dat is alles wat u hoeft te doen: toetreden tot de heilige kerk", er is daar geen liefde. Of anders is de man zelf zo totaal verloren, dat hij het niet ziet.
148 Echte liefde is corrigerend en brengt u terug naar het Woord van God.
149 Kijk naar Jezus, hoe en wat Hij zei, omdat Hij hen liefhad, zozeer dat Hij in hun plaats stierf, terwijl zij zelfs om Zijn bloed riepen.
150 Moge nu de grote Heilige Geest... Ik wil even wachten. Ik wacht tot de zalving van de Heilige Geest op mij komt voor wij beginnen. Ik heb gepredikt. Dank u voor uw medewerking.
151 Nu, iedereen hier binnen, waar u ook bent, waar ook in het gebouw, bid slechts een ogenblik. Zeg: "Heer Jezus, help mij! Help mij! Laat mij Uw kleed aanraken." Jezus zei het, weet u, toen de vrouw Zijn kleed aanraakte, Hij voelde het niet fysiek, maar Hij keerde Zich om en wist wie zij was en wat zij deed. Hij is dezelfde Jezus deze middag, een Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheid.
152 Gelooft u nu, ieder van u dat het waar is, dat de God Die de belofte deed, nog eenmaal (en moge Hij het tonen) zegt, dat wij in de dagen van Sodom leven? Hoevelen geloven dat in het gebouw, steek slechts uw hand op.
153 Wij leven zoals het was in Sodom. Het hele systeem is verdorven, het wereldsysteem, alles, het kerksysteem, het politieke systeem. Er is niets... Politiek is zo verdorven. De systemen, overal, onze dictators, het is allemaal verdorvenheid. De kerk is precies zo geworden. De gezinnen zijn zo geworden. Het is slechts verdorvenheid. Sodom!
154 Bedenk dan dat God dat vóór u heeft gesteld; bedenk dan dat Hij zei dat Hij Zichzelf zou vertegenwoordigen in menselijk vlees en zou doen zoals Hij deed voor Sodom, vóór de beloofde Zoon op het toneel kwam. Hij beloofde iemand te zenden die aan deze beloofde Zoon zou voorafgaan, zoals Hij bij de eerste keer deed, dat het eraan vooraf zou gaan; en Hij zei: "Wanneer de Zoon des mensen geopenbaard wordt."
155 Ik ken u niet. Wel, juffrouw Thompson, die vrouwenkwaal met complicaties, gelooft u dat God u gezond zal maken? Kunt u het geloven? Zult u het? Juffrouw, juffrouw Thomas, gelooft u dat Hij u gezond zal maken? Steek uw hand op als u het gelooft.
156 Er is een dame die recht achter u zit. Zij bidt. Zij heeft artritis.
157 Iemand die vlak naast haar zit, heeft een maagkwaal en bidt ook. U zult het missen, u let niet op. U bent niet van hier. U bent van Mississippi. U bent meneer en mevrouw Kramer. Als u gelooft met heel uw hart, zal Jezus Christus u gezond maken. Als u het kunt geloven. Gelooft u? Dan kunt u het ontvangen. In orde. Steek uw handen op zodat de mensen zullen zien dat u het bent.
158 Ik ken die mensen niet. Ik heb hen nooit in mijn leven gezien. U moet geloven vriend. Hij identificeert Zichzelf. Gelooft u dat met heel uw hart? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
159 Waarom schudde u uw hoofd, meneer, en kijkt u zo naar mij? Ja meneer. Omdat u dat hebt gedaan, ga ik even met u spreken. U bent een enigszins bejaarde heer, die hier precies zit en naar mij kijkt. Hij keek naar mij met zo'n oprechtheid. Hij geloofde het. U bidt voor iemand die een beroerte had. Maar de hoofdzaak waarvoor u bidt, uw nood, is dat u de doop met de Heilige Geest zoekt. Dat is juist. Dat is juist. Als u het gelooft! De dame, u zoekt werk. Buiten dat, opdat u moogt weten dat ik Gods profeet ben, of dienstknecht, u hebt twee operaties gehad. Het liet u wat zwak achter. Allerlei toestanden, geestelijke moeite. Ik wil u vertellen dat het allemaal voorbij is. Uw geloof maakt u gezond.
160 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... Zit gewoon daar naast u. Zij bidt. Kijk hier. Hij hoorde u en u hebt Hem aangeraakt. Ik ken u niet, maar Hij wel. Ik zal u zeggen waarvoor u bad. Gelooft u met heel uw hart? U hebt een galblaaskwaal waar u voor bidt. Gelooft u dat God u zal genezen en u gezond maken? U bent mevrouw Smith. Dat is juist. Steek uw hand omhoog.
161 Ziet u, Hij identificeert Zichzelf. Wat is het? Het is het Zaad van Abraham, het geloof dat Abraham had, de Here Jezus Christus onder ons, Die Zijn Woord bevestigt met tekenen die volgen.
162 Wie? Voor hoeveel gebedskaarten moet er gebeden worden, steek uw hand op. U hebt uw kaart? O, we kunnen maar beter de gebedsrij beginnen.
163 U ziet het, begrijpt het, nietwaar? Nu, die geest niet alleen... Dat geneest niet. Dat identificeert Hem alleen dat Hij hier is. Uw voorgangers hebben gewoon dezelfde autoriteit om voor de zieken te bidden. Zij doen dat niet; nee, zeker niet. Maar zij hebben evenwel dezelfde autoriteit. "Deze tekenen zullen de gelovigen volgen."
164 Nu, ik wil mijn voorgaande vrienden hier... [Broeder Branham vraagt iemand – Vert] Is het in orde om de predikers uit het gehoor te roepen?
165 Hoeveel voorgangers hier geloven met heel hun hart, voorgangers hier binnen die geloven? O dank u. Ik vraag me af of u wilt opstaan. Kom hier een ogenblik bij mij staan, hier beneden, om voor de zieken te bidden. Kom even hier naar voren. Nu, let u op dat er genezing plaats vindt, let op wat er gebeurt.
166 Ik wil dat u komt, en hier even een dubbele rij vormt. Ik kom dadelijk naar beneden om voor de zieken te bidden. Ik wil de gelovige voorgangers die zich als gelovigen willen identificeren. Dat u, die gelooft, dat u hier komt, die een heilig, rein leven leidt. Bedenk, kijk hier wat er naar voren komt, het Evangelie van Christus vertegenwoordigend!
167 Broeder Blair, ik weet dat u hier bent, u of broeder Pat. Zou u die dubbele rij willen vormen zoals u het gewoonlijk doet, als u wilt, u en broeder Pat.
168 Gelovige voorgangers die gaan geloven! Nu kijk, als God Zich zo kan bekendmaken door Zijn Woord, met Zijn Woord, hoevelen weten dat de Bijbel, dat Jezus dit zei: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij op de zieken de handen leggen, zullen zij herstellen"? Voorgangers, u bent hier gekomen om uzelf te vereenzelvigen als gelovigen, nietwaar? U bent gelovigen, nietwaar, anders zou u hier niet staan. Nu, wat zei Jezus? "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven." Ik ben een gelovige met u.
169 Ik kom naar beneden. Deze zijn onze mensen en wij zijn herders over deze kudden. Ik kom naar beneden om nu met u mijn net uit te werpen, mijn handen met de uwe te voegen. En wanneer deze mensen langskomen, als u iets in uw gedachten hebt, dat een beetje sceptisch is, doe het nu direct weg zodat, wanneer deze mensen langskomen en ieder van hen langs komt en wij hen de handen opleggen, zij genezen zullen worden. Zult u nu met heel uw hart geloven, iedereen? [De predikers zeggen: "Amen." – Vert]
170 Hoevelen hier binnen zullen voor de anderen bidden als zij er doorheen gaan? Steek uw hand op, zeg: "Ik zal bidden."
171 Bedenk, het kan misschien uw vader zijn, uw moeder, uw dochter, uw zoon, zuster of broer. En als het niet iemand van u is, is het die van iemand anders, die door deze rij zal komen. En wat als zij het waren die stervende zijn aan kanker of een afschuwelijke ziekte, zou u niet willen dat men diep oprecht is? Zeker zouden wij dat willen.
172 Nu ik geloof, hoe gaat u... Nu, dezen in deze rij nu, dit gangpad, ga daar aan die kant staan met de gebedskaart. Ga daar aan die kant staan, allen die in de rechterhelft zitten. Nu, de weg, houd de linkerhelft tegen, anders komen wij helemaal in de knoop, ziet u, en u weet niet hoe, wat wij doen. In orde, allen die aan deze kant zijn, ga hier staan. Nu, allen die aan de rechterhelft zijn, kom via deze kant, omdat u zo naar beneden gaat, loop zo rond.
173 En hoe gaat u...? Hoe gaat men naar buiten, broeder Borders? Meteen de zijdeur uit, omlopen en zo weer het gebouw in.
174 Zo dus, wanneer deze helft geroepen zal worden over een paar ogenblikken en zij zullen opstaan... En laat ons nu zien wat... In orde, degenen aan deze kant, u naar deze zijde hier. Houd uw gebedskaart vast, kom naar deze kant toe. En u op het balkon, loop gewoon naar beneden om hen aan het einde van de rij daarginds te treffen. Nu, degenen aan deze linkerkant, ga naar de linkerzijde toe. En dan, ziet u, vormt u uw rij en gaat u die weg terug; keer terug, draai die richting op. Ziet u? En u zult de rij rond volgen; dan zullen we elkaar niet in de weg lopen.
175 En dan u boven op het balkon, neem gewoon uw plaatsen in precies bij die gangpaden en voeg u er gewoon tussen als zij komen.
176 Nu, begin maar te lopen achteraan, een ieder, loop gewoon door tot u deze rij hier ontmoet. Loop zo om, hierheen, begin rond te gaan en kom hier naar deze rij.
177 O, wat zou er nu precies kunnen gebeuren! Wat zou er kunnen gebeuren! Dit zal een tijd worden waarin iets moet gebeuren. In orde.
178 Nu, dat is juist; ga zo rond die kant op en kom dan in de rij, zo. Loop regelrecht dit gangpad af. Dat is de weg nu.
179 En nu wanneer u opstaat, laat iedereen opstaan, dan zullen wij bidden. En deze samenkomst zal met mij bidden, zodat u genezen zult worden. Heb nu gewoon geloof. En...
180 Kom zo hier rond, daar helemaal achteraan, kom zo in het rond staan en voeg u in met deze rij hier achteraan. Loop gewoon rond, maak één grote rij. Kom gewoon deze kant op en maak de ene rij. Dat is het.
181 Laat iedereen in gebed zijn. Wees nu werkelijk in geloof. Let nu niet op de menigte. Bedenk, wij zijn omhuld door de tegenwoordigheid van Jezus Christus, Die ons vertrouwt dat wij eren wat Hij onder ons heeft gedaan, door geloof te hebben in Zijn Woord.
182 Dat is fijn. Nu, het zal gewoon fijn zijn. Ik vind dat die rij prachtig loopt.
183 Nu, terwijl zij allemaal staan, wil ik dat elke persoon in het gebouw nu het hoofd buigt.
184 Here Jezus, het zal spoedig gebeuren. De beslissing moet nu meteen gemaakt worden. Geloven wij dat U hier bent? Hebben wij U lief? Hebben wij voldoende geloof, Here, voor wat wij gaan vragen? Deze mensen vereenzelvigen zich door in de rij te staan, Here. Moge het niet tevergeefs zijn. Moge het zijn, Heer, dat wanneer zij hier passeren, elk zal voorbijgaan alsof zij bij Christus voorbij gingen, want wij weten dat Hij hier is. En wij bidden dat zij hun genezing zullen ontvangen. Ik ben er zeker van dat zelfs in de komende weken deze mensen naar hun voorgangers zullen gaan, vrouwen die een vrouwenkwaal hadden, maagstoornis, mannen met prostaatkwalen, allerlei kwalen, zij zullen gezond gemaakt zijn en zeggen: "Weet u, die kwaal heeft mij verlaten", want zij zijn in Uw tegenwoordigheid. Mogen zij nu langskomen en dit nemen waarvoor U stierf. Zij zijn het Zaad van Abraham en U hebt voor hen overwonnen. Mogen zij komen en ontvangen wat U hen hebt gegeven.
185 En Satan, je bent zo tentoongesteld deze week, zodanig dat je weet dat je een verslagen vijand bent. Jezus Christus versloeg je op Golgotha. Hij stond op op de derde dag voor onze rechtvaardiging en Hij staat nu onder ons. En ons geloof ziet op naar Hem en niet op jou of iets wat je gedaan hebt. Verlaat deze mensen in de Naam van Jezus Christus.
186 In orde, begin de rij. [Broeder Branham en de predikers leggen de handen op de zieken en bidden voor ieder in de gebedsrij. Leeg gedeelte op de band – Vert] ... verdwenen.
187 Wij hebben precies gedaan wat de Meester ons vroeg. Hoevelen van u die door die gebedsrij gingen, geloofden dat u gezond zou worden, steek uw hand op. Ik voeg de mijne bij de uwe.
188 Wat wij daar deden op het laatst, als een groep predikers daar; velen van hen waren ziek, ik wist het, maar zij spanden zich in om het voor hun samenkomst te krijgen of zij binnenkomen of niet. Dat zijn echte herders. En de Heilige Geest zei tegen mij: "Zorg dat zij de handen ineen slaan." Wij voegden onze harten en netten en onze gebeden tezamen.
189 Jezus, maak hen ook gezond. En maak hen sterke herders, sterk in het Woord des Heren.
190 Moge God, mijn broeders, moge Hij u al de verlangens van uw hart geven. Moge u Hem al de dagen dienen en de kracht van God hebben in uw levens om te dienen voor deze fijne groep mensen. Moge Jezus Christus, Die met ons geweest is en heel de tijd met u is, moge Hij Zichzelf meer belangrijk voor u maken dan ooit tevoren.
191 U mensen, sommigen van u die kreupel waren, u mag misschien een poosje geen verschil zien, u kunt misschien geen verschil voelen. Kijk wat Abraham deed. Dat maakt geen enkel verschil; dat is niet waar u naar uitkijkt. U kijkt niet naar uw symptomen, kijk naar wat Hij zei. Als u zegt: "Ik voel nog steeds de pijn", dat heeft er niets mee te maken. U hebt gedaan wat God zei. Ziet u, kijk daar niet naar. Kijk naar wat Hij zei: God zei dat het zo was! Ik geloof het. U ook? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Met heel mijn hart geloof ik het.
192 De Here God zegene u tot ik u weerzie. Mijn gebeden zijn voor u; de nacht wordt niet te donker, de regen valt niet te hard. Ik zal voor u bidden. Bidt u voor mij. Tot wij elkaar weer ontmoeten. God zegene u. Nu, de broeder die voorgaat...