De geïdentificeerde Christus van alle tijdperken
Door William Marrion Branham1a Dank u, broeder. U kunt gaan zitten. Ik acht dit beslist als een groot voorrecht vanavond, om hier in Louisville, Mississippi, te zijn. We hebben heel lang uitgekeken naar deze tijd, sinds ik eraan dacht naar Louisville te komen. Net over de rivier bij Louisville, Kentucky, is mijn geboortehuis. Om in Louisville te zijn, lijkt op een opnieuw thuiskomen.
Nu, daarginds noemen sommigen het "Luavul", "Louis-ville" en "Lueyville". En ik weet niet wat het hier is. Ik denk dat wij, de beste manier – hoe ik het altijd noem – Louis-ville was. Het ziet er naar uit dat L-o-u-i-s Louis-ville zou zijn. Maar bij ons thuis is het "Luavul" en "Lueyville" en "Louis-ville", zodat wij gewoon onze keuze maken welke we willen gebruiken.
De hoofdzaak is dat wij vergaderd zijn in de Naam van de Here Jezus. Wij zijn hier voor geen ander doel vergaderd dan om Hem te dienen, en dat Zijn grote Naam nog meer onder ons geëerd mag worden. Wanneer wij... Wanneer de samenkomst voorbij is, dan zou het kunnen... dan zou dat mogelijk zijn, maar het zou nu ook kunnen zijn. Wij weten dat wij Hem eren met heel ons hart.
1b En nu kom ik hier op de uitnodiging van de predikers van dit gebied hier rondom, en van deze plaats. En ik kom niet met iets anders dan zij; gewoon hetzelfde Evangelie. Ik geloof dat Jezus eens zei dat het Koninkrijk des hemels gelijk is aan een man die een net had genomen en naar de zee ging. En toen hij het binnenhaalde, trok hij allerlei soorten op. Nu, dat is wat wij krijgen in het Evangelienet.
Wanneer een man een net in de zee of in het meer werpt, weet hij nauwelijks wat hij er uit zal krijgen. Omdat hij rivierkreeft zou kunnen hebben. En hij zou een aasvis kunnen krijgen. Hij zou spinnen kunnen hebben, een slang, en van alles.
Maar het is onze plicht om het sleepnet te trekken. Het is niet onze plicht om te oordelen. En ik kom om mijn net te nemen dat de Here mij gegeven heeft, om dat met het net van deze mannen te verbinden, zodat wij met twee netten een beetje verder kunnen reiken dan we met één net zouden doen. Ik heb mijn net dus met die van u broeders hier verbonden. Al u mensen hier, die tot deze kerken hier rondom behoren, ik heb mijn net met die van u verbonden om het hier in de zee uit te werpen, en het in te halen, om te zien of de Here hierbinnen iemand heeft die nog niet gevangen is. En moge het grote Evangelie van onze Here Jezus Christus zo onder ons betuigd worden, gedurende deze aankomende vijf avonden hier, dat wij al degenen zullen zien die op dit tijdstip nog niet gevangen zijn, opdat zij in het evangelienet gevangen mogen worden om door de Meester gebruikt te kunnen worden.
1c Nu, wij, dit kan niet alleen worden gedaan. Het moet gedaan worden in samenwerking en met gebed, wij allemaal samen, door samen te stemmen en onze harten samen te voegen en te bidden.
En wij hebben ons nu verheugd in een ongeveer vijftien jaar durende opwekking, die, voor zover ik weet, overeenkomstig de geschiedenis langer is dan enige opwekking ooit heeft geduurd. Gewoonlijk duurt een opwekking ongeveer drie jaar, dan valt het uiteen. Maar wij geloven dat dit een van de laatste grote opwekkingen is die de wereld zal ontvangen, en het is gekomen in het laatste tijdperk, het Laodicea-tijdperk, aan het einde van de Pinksterbedeling. En ik geloof dat de kerk nu afglijdt in haar lauwheid, zoals de Bijbel voorspelde. En wij zien gewoon hoe het overgaat in het laatste deel, wanneer wij dingen zien gebeuren zoals ze gebeurd zijn in de wereld, in de laatste paar dagen.
Bijvoorbeeld de grote aardbeving in Alaska. Nooit is er een dergelijke aardbeving geweest in heel de wereld. Hebt u het opgemerkt? Het kwam op Goede Vrijdag. U weet dat de laatste keer dat de wereld werd geschokt ook op Goede Vrijdag was, toen onze Meester stierf, en het schudde de hele wereld. En bedenk, het kan het teken zijn dat Hij terugkomt. Hij zei dat er aardbevingen zouden zijn op diverse plaatsen. Vandaag hadden wij er weer een in Californië, en ze verschijnen gewoon overal, lichte aardbevingen. Wij merken op dat zelfs het Capital gebouw uit zijn plaats bewogen werd en verschoof. En ginds in Baton Rouge, Louisiana, is een zwembad waar het water uitspatte, helemaal vanuit Alaska. En ginds in Zwitserland, Zweden en daarlangs, werden gebouwen en dingen geschud, rondom de wereld.
1d Ik geloof dat het probeert onze ogen te openen om het uur te zien waarin wij leven. Ik ben hier in goddelijke vreze, omdat het spoediger zou kunnen zijn dan wij denken, wat Zijn verschijning betreft.
En broeder en zuster, en de jongeren eveneens, laten we er alle oprechtheid in leggen die we kunnen. Dit kan misschien de laatste opwekking zijn die wij ooit zullen bijwonen, en misschien kunnen we deze zelfs niet beëindigen voor Zijn komst. Ik kijk vandaag naar Hem uit. Als Hij hier vandaag niet is, dan zal Ik morgen naar Hem uitkijken, als ik hier ben. En ik ben nu naar Hem aan het uitkijken, vanaf het moment dat ik hoorde over Zijn wederkomst, en dat is sedert drieëndertig jaar geleden toen ik mijn hart aan Hem gaf. Ik heb drieëndertig jaar achter de kansel gestaan, proberend de onnaspeurlijke rijkdommen van Zijn heerlijkheid te verkondigen. En ik vertrouw dat God Zichzelf zo bekend zal maken onder ons, dat elke ongelovige gered zal worden, en alle zieken genezen zullen worden, en de heiligen van de Here, Zijn gelovige kinderen, opgetrokken zullen worden in de Geest.
1e Een opwekking betekent niet nieuwe leden krijgen. Het wekt op wat wij reeds hebben. Zie? Het is: doen herleven.
Ik stond enige tijd geleden te kijken naar de golven van Lake Michigan; ik keek, terwijl ik daarbuiten stond na een grote opwekking in Chicago. Ik zag de golven, hoe zij binnenkwamen in een groot getij, aanzwellend en terugrollend. Ik dacht, weet u, het herinnert mij aan het lied Stromen van vreugde over mijn ziel, als de golven der zee. En die golven beginnen ergens, buiten op het meer of in de oceaan. En terwijl zij komen, bouwen zij voortdurend stuwkracht op. Dan treffen ze tenslotte de kust; ze trekken zich terug en komen weer opnieuw.
En dat is de wijze waarop de golven van Gods heerlijkheid gaan. Zij komen binnen alsof ze rollen, telkens opnieuw, en weer terug, en heen en weer; de golven van Gods vreugde rollen door onze ziel.
Ik vroeg me af: "Wat is het nut daarvan? Wat is het nut om de wateren heen en weer te stuwen?" De natuur heeft een manier om voor zichzelf zorg te dragen.
Het is hetzelfde als bij de mensen wanneer u in uw kerk bent met uw voorgangers, wanneer u een zondagsschoolles in uw kerk hebt of zoiets. Misschien is er geen opwinding gaande, of iets ongebruikelijks. Maar toch is er net zoveel God in uw hart als wanneer u op en neer springt of juicht.
Ik dacht: "Waarom doen zij dat?" Dezelfde reden die God heeft voor een opwekking, is dezelfde reden waarom Hij een opwekking in de oceaan legt, een opwekking in het meer legt. En het water, op en neer woelend, neemt al het afval uit het water mee en werpt het op de oever. En ik denk dat het een goede zaak is dat wij opwekkingen hebben, om zo'n beetje al de bijgelovigheden uit ons weg krijgen, en alles van de wereld, het eruit woelend, en het op de oever werpend, zodat de wateren van die dingen bevrijd kunnen zijn.
1f Nu, vanavond is het een beetje... Het is de eerste keer dat ik ooit hier ben geweest, en toch voel ik mij niet als een vreemde onder u. Dat ben ik niet. Ik ben uw broeder. En ik... en ik... er is natuurlijk de onwennigheid dat we elkaar nog niet kennen. Ik weet dat ik waarschijnlijk sommigen van u nog nooit heb gezien. Wellicht hebt u mij nog nooit gezien. En er is altijd dat enigszins beklemmende gevoel dat je gewoon... Het is moeilijk. En wij... Het is gewoon op die manier, overal. Ik bereid me voor op mijn achtste reis rondom de wereld. En ik vind het overal, ongeacht waar je bent.
Maar wanneer je bij christenmensen komt waar de Heilige Geest is, dan, ongeacht in welk land, hoever het in de jungle is, of wat het ook is, zij doen hetzelfde als wat u doet wanneer u de Heilige Geest ontvangt. Zij doen precies hetzelfde. Zij gebruiken dezelfde vrijheid. Zij geloven op dezelfde wijze en handelen op dezelfde wijze als waarop elke Christen handelt wanneer hij Christus ontvangt.
Maar ondertussen ervaar je die beklemming. En ik denk dat de eerste avond een goede tijd is om wat met elkaar bekend te raken. En dan, nu, als de samenkomst dan vordert en voortgaat, dan zullen we elkaar beter kennen dan nu. Maar hoe sneller wij eruit komen, wel, hoe beter wij af zullen zijn.
1g De Heilige Geest is timide, heel, heel erg timide. En wanneer je er ook maar één ongelovige of scepticus bij hebt zitten, kan de Heilige Geest nauwelijks werken. Vergeet niet dat Jezus op een keer een man regelrecht de stad uitleidde om hem te genezen, om hem bij ongeloof vandaan te krijgen. Hij kwam in Zijn eigen stad, en de Bijbel zegt: "En vele machtige werken kon Hij niet doen." Wij willen er op die manier niet aan denken, maar de Bijbel zegt dat Hij het niet kon doen. Zie? Hij kan niets doen tegen uw geloof in. U moet het geloven.
Het gebeurt dikwijls dat iemand tegen me zegt: "Broeder Branham, ik geef er niet om wat er zal gebeuren, ik geloof het toch niet." Wel, het was niet voor die persoon.
Het is niet voor ongelovigen. Het is alleen voor gelovigen, zij die geloven. "Alles is mogelijk voor degenen die geloven." Ongelovigen krijgen niets. En dus, daar zij toch niets geloven, krijgen zij ook niets. Als zij slechts een koude theologie hebben, dan is dat wat zij krijgen. Maar degenen die in God geloven, en geloven dat Jezus Christus nog even werkelijk is als Hij ooit was, is dat wat zij ontvangen. "U geschiede naar uw geloof."
1h En daarom dacht ik eraan, om hier vanavond uiteen te zetten wat wij proberen te doen.
Nu, ik veronderstel, daar dit door Pinksteren is gesponsord, dat de meesten hierbinnen Pinkstermensen zijn. En daar is het waar ik mijn sleepnet heb uitgeworpen, hoewel ik nooit tot enige Pinksterkerk ben toegetreden, of tot een bepaalde kerk. Ik heb geen enkele denominatie, geen bepaalde denominatie. En, eerlijk gezegd, ik ben er niet erg voor. Zij kunnen hebben wat zij maar willen. Maar u trekt grenslijnen, ziet u, en God, God houdt er niet van dat er grenslijnen getrokken worden in Zijn gemeente.
Het herinnert mij aan een kerel die eens enkele eenden had, en hij knipte hun vleugels af zodat ze niet uit een kooi konden wegvliegen. Hij had enkele eenden aan de ene kant, en eenden aan de andere kant. Er begon water binnen te komen. Spoedig kwam het water hoger en hoger, en toen kwamen de eenden bij elkaar. Zie? Dat is wat wij moeten doen. Laat de wateren opkomen, en dan komen de eenden bij elkaar, ziet u, dán. En wij zijn allen in hetzelfde water. We kunnen dus over de denominationele barrières heendrijven, als we de wateren maar diep genoeg laten worden.
Zoals een man die een korenveld had. Een vogel bleef zeggen... Hij had een veld met planten aan deze kant, en een ander aan die kant. En elke morgen vloog er een vogel overheen die naar het korenveld keek. Hij zei: "Is dat geen fijn korenveld hier, en een daar!" Nadat het koren wat hoger was gekomen, kwam het helemaal boven het hek uit, en leek het één veld. Ik hoop dus dat het hier op deze manier zal gaan, dat we een heel groot 'van hart tot hart'-korenveld zullen zijn voor Gods Koninkrijk.
1i Nu, ons doel.
Nu, dikwijls zeggen mensen: "Broeder Branham, de goddelijke genezer." Nee. Dat is verkeerd. Er is slechts één Genezer: dat is God. Er is geen medicament dat een genezer is, geen dokter die een genezer is. Er is geen goede dokter die beweert een genezer te zijn. En als hij het doet, dan vertelt hij u iets verkeerds.
Ik werd geïnterviewd door Mayo broeders, en ze zeiden: "Wij beweren niet de zieken te genezen, meneer Branham. Wij beweren alleen de natuur te assisteren. Er is één Genezer: dat is God." En hoe verstandig is dat!
U zou uw arm kunnen breken; een dokter zou hem kunnen spalken. Maar hij zou hem niet kunnen genezen, omdat hij niets heeft om te genezen. Het zou weefsel moeten aanmaken. Een dokter kan een tand trekken of een appendix eruit snijden, maar wie gaat het genezen? Kijk, de Bijbel is niet verkeerd. De Bijbel heeft gelijk in ieder woord. "Ik ben de Here, Die al uw krankheden geneest." Alle! Geen ander! Geen feit. Ze hebben nog niets ontdekt wat weefsel kan opbouwen. Zij vinden medicijnen uit waarmee zij kiemen kunnen vergiftigen totdat het weefsel zich vasthecht. Maar God is ervoor nodig om te genezen. God is de enige Genezer die er is.
1j Want de Bijbel is volkomen waar. En dat is waarop wij staan: de Bijbel. Het moet ZO SPREEKT DE HERE zijn. Nu, wij geloven dat God dingen kan doen die niet in Zijn Woord geschreven zijn, omdat Hij God is. Hij doet wat Hij wil. Maar toch wil ik graag bij alles zien – wanneer het aankomt op een leer – dat het uit de Bijbel komt. Omdat ik geloof dat de Bijbel de volledige openbaring van Jezus Christus is. De Bijbel zegt dat het dat is. Het is de openbaring van Jezus Christus. En er moet niets aan toegevoegd worden, noch iets van afgenomen worden. Daarom houd ik ervan om precies te blijven bij wat het zegt en wat het belooft. Als Hij slechts zou doen wat Hij heeft beloofd, dan is dat alles wat ik zou willen zien, hoe dan ook. Dan weet ik dat ik Hem zal zien.
Nu, hierbij proberen we niet te zeggen dat we een hoofdzaak maken van Goddelijke genezing, omdat Goddelijke genezing een secundaire zaak is. En u kunt nooit een hoofdzaak baseren op een bijzaak. Maar ongeveer zesentachtig procent – denk ik dat het geschat wordt – van de bediening van Jezus, had te maken met Goddelijke genezing. Hij...
Zoals dr. Bosworth placht te zeggen, mijn... Een van mijn medewerkers die pas de heerlijkheid is ingegaan, enkele jaren geleden, over... hij was ongeveer 84 jaar oud. Hij zei: "Goddelijke genezing is het lokaas aan een vishaak. En je laat de vis nooit de haak zien. Je laat hem het lokaas zien, zodat hij het lokaas neemt en de haak krijgt." Dat is dus wat het is. Wij willen de vissen vangen voor de heerlijkheid van de Here; hen uit de wereld vangen, en hen in het Koninkrijk van God brengen.
1k En wat Goddelijke genezing betreft, de hoofdzaak is Goddelijke genezing van de ziel. Het lichaam van Christus heeft genezing harder nodig dan wat ik maar weet; het lichaam van Christus. Het is zo opgebroken door de theologie van mensen en denominationele verschillen, dat het een ziek lichaam is. En ik... En ik zeg u dat het genezing nodig heeft, grote genezing. Daarom vertrouw ik erop dat de Here iets groots zal doen voor de genezing van Zijn deel van het lichaam dat hierbinnen is.
Wij geloven dat er één is, één gemeente. En wij zijn er nooit tot toegetreden. Volgende week maandag zal ik 55 jaar oud zijn, en de familie Branham vroeg mij nooit om tot hun familie toe te treden. Ik werd als een Branham geboren. Dat is hoe... dat is hoe ik gekomen ben.
Nu, dat is hoe wij Christenen zijn. Wij werden als Christenen geboren. En u voegt zich er niet bij. U wordt erin geboren. Dan krijgt u het karakter van Christus.
1m Nu zien wij ook, wat dit betreft, dat dit aan veel mensen – hier in Amerika in het bijzonder – is onderwezen. Wij hebben het systeem, of, de Here beval het, dus is het goed, om handen op de zieken te leggen en voor hen te bidden. Dat was de laatste opdracht aan de gemeente. Dat is heel goed. En het is door alle tijdperken heen uitgevoerd. Elke keer als er in een bepaald tijdperk een opwekking uitbrak, ging er Goddelijke genezing mee gepaard, met het bovennatuurlijke van God.
En nu vinden wij in dit tijdperk... en mijn pogingen, wat ik tracht te bereiken, is dit. Er is in deze laatste dag zoveel geweest van mensen die Goddelijke genezing prediken, die er zoveel zelfverheerlijking in hebben geplaatst, dat het een onaangename nasmaak heeft achtergelaten bij het publiek. Het is geweest: "Prijs de Heer! Broeder Zus-en-zo legde mij de handen op, en, prijs de Heer, ik werd genezen." Nu, als ik dat maar achterwege kon laten!
1n Als iemand zou kunnen zeggen: "De Here Jezus maakte mij gezond", hoeveel beter zou dat zijn, ziet u. Dus met de kleine bediening die de Here mij gegeven heeft, probeer ik Hem in uw tegenwoordigheid te brengen, zodat u uw handen op Hem zou kunnen leggen, uw Offer, en genezen worden. Het is niet zozeer het opleggen van handen. Hetgeen wij allemaal doen. Wij bidden en leggen handen op de zieken.
Wij genezen de mensen niet. Zij zijn reeds genezen. Elk persoon is reeds genezen. Hoevelen geloven dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Laten wij nu zien hoe onze samenkomst is onderwezen. Tweederde van hen gelooft het, hoe dan ook. Nu: "Hij werd verwond om onze overtreding, door Zijn striemen werden wij genezen." Ieder attribuut waarvoor Hij stierf op Golgotha is van ons vanaf die tijd, alles waarvoor Hij stierf. "Hij werd verwond om onze overtredingen, verbrijzeld om onze ongerechtigheid; de kastijding van onze vrede was op Hem; door Zijn striemen werden wij genezen." Wij werden genezen, verleden tijd.
Elke zondaar is gered. Vanaf de dag dat Jezus stierf aan het kruis, vergaf Hij elke zonde van de mens.
1p Nu, God is een groot... een grote... gelijk een groot Wezen. "God, in den beginne..." Zie? Wij... Hij was zelfs God niet om mee te beginnen. God is "een voorwerp van aanbidding". En Hij werd genoemd... Er was niets om te aanbidden. Hij was de in Zichzelf bestaande Elohim, en er was niets om Hem te aanbidden. Toen Hij engelen geschapen had, toen was er iets om Hem te aanbidden.
Maar in deze grote God, Elohim, waren attributen. Er waren attributen in om God te zijn; attributen om Vader te zijn; attributen om Zoon te zijn; attributen om Redder te zijn; attributen om Genezer te zijn. Al deze attributen waren in God. En als u ooit eeuwig leven hebt, dan was u in Gods attributen, omdat u eeuwig leven hebt. Jezus kwam als Verlosser. En verlossen betekent "het terugbrengen tot waar het begon". Juist. U was in Gods gedachten. Hij mag deze met die hebben laten huwen, en die hier en daar.
Zoals een man die kerkklokken maakt voor de kerk; hij doet er zoveel koper in en zoveel ijzer, voor het juiste effect. De gieter weet hoe hij het erin moet doen. Als hij het niet doet, krijgt hij niet de juiste klank.
1q En God weet precies waar u behoort, en in welk tijdperk u past. En, daarom, als u eeuwig leven heeft; het woord eeuwig is "iets wat nooit begon, of nooit kan eindigen". Dus, wie u ook bent, zie, u was er, u was er altijd. U was Gods attribuut dat wordt tentoongesteld, een woord. "In den beginne was het Woord."
En het woord is een gedachte die bekend gemaakt wordt. U denkt het, dan spreekt u het. Zoals wanneer ik zou zeggen: "Het licht." Ik moest "licht" denken voordat ik "licht" zei. "Microfoon"... ik moet zeggen... "microfoon" denken om "een microfoon" te zeggen.
En wij zijn Gods tentoongestelde attributen.
1r En ik ontdekte, ik ontdekte dat er twee klassen mensen mee samengaan. De ene zijn de fundamentalisten, en de andere zijn de Pinkstermensen. Nu, de Pinkstermensen hebben iets, maar zij weten niet wie zij zijn. En de fundamentalisten weten iets, maar zij hebben niets wat er mee samengaat. Het is daarmee dus als een man die geld op de bank heeft en geen cheque kan uitschrijven. De ander kan een cheque uitschrijven, maar heeft geen geld op de bank. Als u ooit die zaak kunt samen krijgen, zou het iets geweldigs zijn.
Maar nu, met het oog hierop, de wijze waarop wij trachten de samenkomst te dragen, het is voor u, u als een individu, voor uw behoefte in Christus. Redding, Goddelijke genezing, of waar u ook behoefte aan heeft, het komt door geloof, door te weten dat u in de tegenwoordigheid van Christus bent, en door geloof strekt u zich uit en verkrijgt het. Want dat is de enige manier waarop u het ooit zult verkrijgen. Het is... Door geloof zijn wij gered. Door geloof zijn wij genezen. Zie? Er is niets waarvoor God moet neerkomen om het opnieuw te doen; Hij heeft het reeds gedaan.
U ziet dus, dat de hele zaak is dat God tastbaar wordt. Want op de grote dag die moet komen, wanneer Christus op de troon van David zit en heerst in het millennium, is het God Die tastbaar is op aarde.
Hij is nu in u. U bent Zijn attributen. Als u eeuwig leven hebt, was uw leven er altijd. En u was Gods gedachte: de kleur van uw haar, wat u ook bent, u was Gods gedachte en u bent nu gematerialiseerd.
En dat is wat God was toen Hij gematerialiseerd werd in Christus; God tentoongesteld, gemanifesteerd in vlees, in Christus. Hij werd stoffelijk; God Die wij konden aanraken. 1 Timotheüs 3:16: "En buiten alle twijfel, de verborgenheid Gods is groot: God is geopenbaard in het vlees." Zie? Zie? Het was God Die gemanifesteerd werd, Zich gereedmakend.
1s Nu, hier zijn wij in deze vorm nog steeds een negatief. Zoals het nemen van een foto van iets en het moment vastleggen. God zegt: "Hij zal donker haar hebben, blauwe ogen, enzovoort. Hij zal dit zijn, dat, of wat anders." Het beeld is vastgelegd, op de leeftijd van ongeveer twintig jaar oud, tweeëntwintig.
Dan zet de dood in, u begint neerwaarts te gaan. Ongeacht hoeveel u eet, hoe goed u uw voedsel in uw lichaam opneemt om bloedcellen te maken, u bent aan het sterven. En er is geen wetenschapper in de wereld die het kan uitleggen.
U giet water uit een kruik in een glas, het raakt halfvol; dan blijft u gewoon gieten en het gaat naar beneden. Wat is dat voor iets?
Het voedsel dat u eet, maakt bloedcellen. Bloedcellen bouwen uw lichaam op. Elke keer dat u eet, vernieuwt u uw leven. Vanaf toen u één jaar oud was en verder, verder tot u ongeveer tweeëntwintig werd. En toen, nu, u eet hetzelfde voedsel. Ik eet hetzelfde voedsel als toen ik zestien was. Toen ik zestien was, bouwde het elke keer dat ik at spieren op, werd groot en sterk. Ik kwam tot volle wasdom. En daarna, na mijn volle wasdom, eet ik hetzelfde voedsel, en beter, en meer ervan, en ik word heel de tijd ouder en zwakker. Maar als ik elke keer mijn leven vernieuw, zou ik niet hoeven te sterven. Zie?
Maar God heeft een bepaling vastgesteld, en de mens moet sterven en het oordeel onder ogen zien. En u zult zich aan die bepaling moeten onderwerpen, vrienden. Bedenk dat slechts. En terwijl wij hier vanavond zijn, willen we die dingen gedenken, dat wij aan die bepaling gehouden zullen worden. Er mogen er vele zijn waarvoor u zult opstaan en weglopen, maar dat is één ding waarvan wij zeker zijn, iedereen, dat wij die zullen tegenkomen. En nu, wat dat aangaat, het is een bepaling die God met de mens gemaakt heeft. Dit lichaam moet het, omdat het nog negatief is. Het is onderworpen aan de dood.
1t Hij laat dus de eeuwige Geest, Zijn attribuut, tentoongesteld worden in dat lichaam; daarna, zoals met elk beeld in zijn negatieve vorm, gaat het de donkere kamer binnen. Daar wordt het ontwikkeld. Het ontwikkelt zich tot het volmaakte beeld. En wij gaan de donkere kamer binnen, en komen er pas uit als het negatief een volmaakt beeld is geworden, in de gelijkenis van Christus. Wij gaan het donkere graf in, de donkere kamer in om ontwikkeld te worden. De dood is er voor nodig om het te ontwikkelen.
Net zoals de dood aan uzelf ervoor nodig is om het beeld aan de gelijkenis van Christus te ontwikkelen, het leven van Christus in u. U moet uw eigen ik eruit gooien, zodat Christus kan binnenkomen. U moet sterven aan uzelf.
Daarom moet uw fysieke wezen sterven, om geformeerd en gevormd te worden in de beeltenis van Hem. Maar daar is nog steeds dat attribuut dat niet vernietigd kan worden. Het kan nooit vernietigd worden. Het is God in den beginne. Het is God boven ons, God met ons, God in ons. En het zijn al de attributen van God: eeuwig leven voor de mensenkinderen.
Laten we nu bidden.
Dierbare hemelse Vader, wij bidden vanavond dat U ons zult zegenen, en heerlijkheid zult verkrijgen uit ons samenkomen. Wij wijden dit gebouw en het terrein en plaatsen onszelf erop, en geven het aan U als een offer, Here, tot eer van Uw Naam. Sta het toe, Here. Zegen alles wat wij doen. Moge het zijn om Jezus Christus te eren, en Hem als een levende realiteit onder de mensen te brengen.
2 En wanneer de diensten zijn beëindigd, en wij van deze samenkomsten vertrekken naar onze huizen, mogen wij zeggen zoals diegenen die zo'n negentien-... jaren geleden, dat eerdere Pasen, toen zij van Emmaüs kwamen, toen Hij onder hen verscheen en hetzelfde deed als voor Zijn kruisiging. Hij was de opgestane Heer, omdat Hij Zich nog steeds bekendmaakte in dezelfde dingen als die Hij deed voor Zijn kruisiging; en hun ogen werden geopend en zij herkenden Hem. God, mogen wij vanavond na negentienhonderd jaar zeggen, wanneer wij vanavond op weg naar ons huis zijn, mogen we zeggen: "Brandden onze harten niet in ons, toen Hij tot ons sprak op de weg?" Moge Hij Zichzelf vanavond onder ons identificeren, Here, als de opgestane Heer, gereed om terug te keren voor Zijn gemeente. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
3 Elke avond, om de zaak ordelijk te houden... We zijn gekomen om voor u te bidden. Broeder Borders, of mijn zoon Billy Paul, een van hen, zal hier elke avond zijn, ongeveer een uur voor de diensten beginnen. En zij brengen kleine kaarten mee met nummers erop. Deze jongen zal deze kaarten nemen en ze vlak voor u door elkaar schudden (Zie?), op die manier, en hij zal u dan een kaart geven, welke u ook maar wilt. Elke avond, wanneer ik 's avonds kom. Dat geeft elke dag aan de nieuwkomer een kans om een gebedskaart te krijgen.
4 Dan zullen er elke avond niet te veel tegelijkertijd op het podium komen, maar ik zal een bepaald aantal naar boven brengen om voor te bidden. Misschien wordt er begonnen met vier, wat aantoont dat de jongen die de kaarten uitdeelt u niets kan garanderen, of u een gebedskaart kan verkopen wat u zou garanderen dat u in de gebedsrij zult komen. U hebt dezelfde kans, omdat de kaarten geschud zijn voor het gehoor.
5 Iets anders is, dat ik kan beginnen vanaf elke plaats. Misschien begin ik vanaf vijftig om terug te gaan naar dertig, of om vooruit te gaan, of van... Soms tel ik hoeveel er hier in deze rij zitten, en deel het door deze rij, enzovoort, om een nummer te krijgen. En soms neem ik een kleine jongen, en schat zijn leeftijd, of een man of vrouw, of iets dergelijks, weet u, of gewoon om het even wat er in mijn hoofd opkomt. Daarom weet niemand waar de gebedsrij begint, en dat geeft elke persoon een kans. Dan bidden we aan het einde allemaal samen voor elke persoon die een kaart heeft. Dus wij... Houd gewoon uw kaart vast.
6 Het gebeurt dikwijls in de samenkomsten dat mensen zelfs niet eens naar het podium komen. Als er iemand hier is die ooit eerder in de samenkomst is geweest: er worden er tien in de zaal genezen tegen één op het podium.
7 Er is geloof voor nodig. Ongeacht waar het is, u moet aan dat geloof voldoen. Dat is alles. En geloof is niet slechts een mythe, zomaar iets wat u zich inbeeldt. Het is iets wat u weet. Dat is juist.
8 En nu wil ik u iets vragen, terwijl wij nu vanavond naar de Schrift gaan om te lezen. Wij gaan vanavond lezen uit het boek Hebreeën, terwijl wij nu opstaan om het Woord te lezen. We gaan staan wanneer wij trouw betuigen aan de vlag, en we gaan staan ter ere van al onze nationale emblemen, enzovoort, laten wij daarom opstaan terwijl we het Woord van God lezen. Wilt u? Hebreeën, het dertiende hoofdstuk, het eerste tot en met het achtste vers.
Dat de broederlijke liefde blijve.
Vergeet de herbergzaamheid niet; want hierdoor hebben sommigen onwetend engelen geherbergd.
Gedenkt de gevangenen, alsof gij mede gevangenen waart; en degenen, die kwalijk behandeld worden, alsof gij ook zelf in het lichaam kwalijk behandeld waart.
Het huwelijk is eerbaar onder allen, en het bed onbevlekt; maar hoereerders en overspelers zal God oordelen.
Uw wandel zij zonder geldgierigheid; en weest vergenoegd met het tegenwoordige; want Hij heeft gezegd: Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten.
Zodat wij vrijmoedig durven zeggen: De Heere is mij een Helper, en ik zal niet vrezen, wat mij een mens zal doen.
Gedenkt uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben; en volgt hun geloof na, aanschouwende de uitkomst van hun wandeling. [In het Engels staat er letterlijk: "uitkomst van hun conversatie" – Vert]
Jezus Christus is gisteren en heden Dezelfde en in eeuwigheid.
9 Laten wij onze hoofden buigen. Here Jezus, maak dit een realiteit voor ons vanavond. Niet slechts het lezen van een woord, maar moge het Woord vlees onder ons worden. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
U kunt gaan zitten.
10 Terwijl wij slechts enkele ogenblikken spreken... en elke avond zullen we proberen rond half tien buiten te zijn, als het mogelijk is. Ik wil opnieuw mijn sponsors bedanken en de mensen die ons de plaats hier laten gebruiken, de terreinen, de tentoonstellingsruimte, of wat het ook is. Wij zijn heel dankbaar. Nu, u bent echt een fijne groep om tegen te spreken, en ik zou een lange tijd kunnen spreken, maar ik wil u niet vermoeien. Elke avond ongeveer dertig minuten; vanavond zal het een klein beetje langer zijn omdat het de eerste avond is.
11 Vanavond wil ik spreken over het onderwerp: "De geïdentificeerde Christus van alle tijdperken." Omdat de Bijbel zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig", en de identiteit van Christus in alle tijdperken.
12 Nu, hebt u hier opgemerkt dat de Schrift hier zegt: "Gedenkt uw voorgangers, aanschouwende hun conversatie." Ziet u? Aan het einde van hun conversatie is Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en in eeuwigheid.
13 Zovele mensen hebben verschillende meningen over Christus. Wanneer ik reis naar verschillende delen van het land, en rondom de wereld, vind ik dat zeer veel mensen hun verschillende meningen hebben. U zou verbaasd zijn als u wist wat sommige van hun meningen zijn. Sommigen denken dat Hij slechts een wonderbare leraar is. Welnu, Hij was... Hij was dat. Dat klopt helemaal. En velen denken dat Hij een groot filosoof was. Wat Hij was. Hij, dat was Hij beslist. En dan denken sommigen dat Hij een goede man was. Hij, Hij was dat. Maar, kijk, Hij was meer dan dat. Hij was dat allemaal, plus. Sommigen van hen denken dat Hij een profeet was. Hij was een profeet. Hij was een profeet, maar Hij was meer dan een profeet. Hij was wat de profeten waren, plus. Zie? Dus, wat... hoe zouden wij het nu weten? Als Hij Zijn onderwijzingen onderwees, was Hij een leraar, en Hij was een groot filosoof.
14 Maar de enige wijze waarop wij het vandaag ooit zullen weten, als wij Hem vandaag wilden identificeren, is, naar ik geloof, dat Hij opstond uit de dood. Ik geloof dat met heel mijn hart. En ik geloof dat Hij hier heeft beloofd, dat Hij Dezelfde is, gisteren, vandaag, en voor eeuwig. "En Ik ben altijd met u, en Ik zal u nooit verlaten noch begeven."
15 Nu, die woorden zijn waar, of ze zijn niet waar. En als ze niet waar zijn, wat doen wij hier dan vanavond? Wij zijn een armzalig volk, wij zijn mensen die... wel, wij zijn misleid; de gehele christelijke wereld is misleid als Hij niet Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig, als Hij vanavond niet leeft en met ons is zoals Hij beloofde. "Zie, Ik ben altijd met u, zelfs tot aan de voleinding, of het einde der wereld. Ik ben altijd met u." Nu, als dat niet de Waarheid is, dan is er iets verkeerd, en worden wij valse getuigen bevonden. Niet alleen maken wij onszelf ellendig, onder een vals voorwendsel, maar wij misleiden anderen. We worden misleiders bevonden, of iets waarover wij praten wat niet zo is, als Hij slechts een mythe is of gewoon een historisch iemand.
16 Wat voor goed doet een historische Christus als Hij vandaag niet Dezelfde is? Wat voor goed doet een God van Mozes als Hij niet... als Hij niet dezelfde God is vandaag? Wat voor goed doet het om uw kanarievogel te verzorgen en hem fijne vitaminen te voeren, om te maken dat hij prachtige veren heeft en goede sterke vleugels, om hem dan in een kooi op te sluiten? Kijk, het doet hem geen enkel goed. En als wij erover praten hoe groot God was, en dan niet zeggen dat Hij vandaag Dezelfde is, dan is er iets verkeerd. Wij zitten ergens in opgesloten. En dat, dat is een... dat is een verkeerde voorstelling van wat God is.
17 De Bijbel zegt duidelijk: "Hij is Dezelfde", en dat betekent dat Hij Dezelfde is. Hij is gewoon zoals Hij was. Hij is niet in het minste veranderd, en Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig.
18 En nu hebben wij vandaag in deze dag en tijd, net zoals de mensen in Zijn dag en in alle dagen, wij hebben onze eigen gedachten erover. Maar, dit is zeker, als er een manier is in de wereld waarop wij het echt kunnen weten, dan zullen wij erachter moeten komen wat Hij was, en vervolgens ontdekken wat Hij was in andere tijdperken.
19 Vergeet niet dat de Bijbel zei: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig." We zullen dus uit andere tijdperken moeten ontdekken wat Hij is; om te weten wat Hij was in het tijdperk dat Hij op aarde wandelde, het tijdperk vóór Hij op aarde wandelde, en het tijdperk nadat Hij op aarde was en de aarde verliet. We zullen moeten ontdekken wat Hij was, om te weten wat Hij vandaag is, voortdurend, omdat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Maar nu, met andere woorden, we zullen terug moeten gaan en het uitzoeken, om te zien wat Hij was.
20 Nu ontdekken wij in Johannes, het eerste hoofdstuk, te beginnen bij het eerste vers, dat er staat: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God." Nu, dat zijn de attributen, Zijn woorden; het zijn nu gedachten, ze zijn niet uitgedrukt. Zie, "In den beginne is... was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons. In den beginne was het Woord!" Wel, als Hij het Woord was in den beginne, dan is Hij het Woord vandaag, omdat Hij altijd het Woord is.
Nu, God moet de wereld ergens door oordelen.
21 En mensen zeggen, welnu, als... Als ik de Katholieken hier vanavond zou vragen: "Waardoor denkt u dat God de wereld zal oordelen?" Dan zouden de Katholieken zeggen: "Door de Katholieke kerk." In orde, nu welke Katholieke kerk? Zij hebben nu de Roomse, de Grieks Orthodoxe, en vele andere. Welke Katholieke kerk zou het zijn? De Lutheraan zegt: "Door ons", dan staat u Baptisten erbuiten. En als wij dan zouden zeggen: "Door de Baptisten", dan staat u Pinkstermensen erbuiten. Er zou dus zo'n verwarring zijn dat niemand zou weten wat te doen, daarom heeft Hij nooit beloofd de wereld door de kerk te oordelen.
22 Hij beloofde de wereld te oordelen door Christus, en Christus is het Woord. En het zal de Bijbel zijn die de wereld zal oordelen, welke Jezus Christus is, Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig.
23 Nu, toen Hij in den beginne was, bedeelde Hij het Woord toe, een bepaald deel voor elke generatie, elke keer als Hij dit bepaalde tijdperk zag opkomen.
24 Hij is alomtegenwoordig, alwetend, almachtig, en oneindig. Als Hij het niet is, is Hij God niet. Oneindig zijnde, is Hij... is Hij eeuwig. En daardoor, alomtegenwoordig zijnde, alwetend zijnde, alle dingen wetend, maakt Hem dat alomtegenwoordig. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig.
25 Daarom kon Hij het einde vertellen vanaf het begin, en in ieder tijdperk bedeelde Hij zoveel van Zijn Woord, in elk tijdperk.
26 En dan, gewoonlijk, brengt de mens het zo in de war, en raakt de wereld in zo'n toestand, dat Hij een gezalfde man moet zenden. Alle tijdperken zijn hetzelfde geweest. Hij identificeert Zichzelf op aarde in de mens. God doet niets zonder de mens. De Bijbel zegt het, weet u. Zie? Hij neemt altijd de mens, omdat het de mens was die Hij moest gebruiken, en Hij liet de mens... Plaatste hem op basis van vrij moreel handelen, wetend dat hij zou vallen, ten einde Zijn attributen ten toon te stellen als Redder, want er was niets verloren. En daarom koos Hij de mens. Hij kon sterren gekozen hebben, Hij kon bomen gekozen hebben, maar Hij koos de mens.
27 Jezus stond eens uit te kijken over de oogst; Hij zei: "De oogst is rijp. De werkers zijn weinig. Bid de Heer van de oogst om werkers in Zijn oogst te zenden." En Hij was de Heer van de oogst. Zie? "U hebt niet omdat u niet vraagt. U vraagt niet omdat u niet gelooft. Vraag overvloedig, opdat uw vreugde vervuld moge zijn." Zie? Hij is afhankelijk van uw vragen, en geloven dat u ontvangt waar u om vraagt.
28 Nu, dan ontdekken we dat Hij in den beginne Zijn Woord toebedeelde. Wij ontdekken – in de dagen van Mozes en helemaal verder door – dat Hij Zich elke keer identificeert door middel van Zijn profeten. De Bijbel zegt: "Hij doet niets tenzij Hij het eerst openbaart aan Zijn profeten." En, vergeet niet, God is de onveranderlijke God. Hij verandert nooit. Hij blijft Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig.
29 Nu ontdekken we, dat in ieder tijdperk mensen in Gods programma inbreken. Zij komen tot hun eigen besluit, en het ziet er goed uit. Het ziet er goed uit, heel fijn. En soms is het zo dichtbij dat het misschien maar met één woord verschilt, maar dat ene woord betekent het verschil tussen dood en leven.
30 Het was één woord dat deze hele zaak aan het rollen bracht, toen Eva één aspect van Gods Woord niet geloofde. Bedenk, het was niet dat zij... Satan verwierp niet zo'n beetje alles. Hij zei: "O, zeker, dit zal op deze manier zijn, en dit op die manier, en God zo-en-zo, maar zeker zal Hij dit niet doen."
31 Maar Hij zei dat Hij het zou doen, en als Hij zei dat Hij het zou doen, maakt dat het zo. Ziet u? U moet gewoon elk aspect ervan geloven. Ongeacht wat het zegt, geloof het hoe dan ook. Als u het niet kunt uitleggen, geloof het hoe dan ook. U kunt God niet uitleggen; niemand kan het. God wordt gekend door geloof, niet door wetenschap. U gelooft God door geloof, omdat Hij het zo zei, en dat maakt het vast. Zolang Hij zegt dat het zo is, is dat afdoende. Hij zei het; het maakt niet uit hoezeer de wetenschap zegt dat het niet zo is.
32 Noach; Noach kon niet verklaren hoe er water in de lucht kon zijn, want de wetenschap zei dat daar geen water was. Maar als God het heeft gezegd, is Hij in staat om daarboven water te brengen, dus dat maakte het vast. Kijk, hij geloofde God gewoon.
33 De man die met het Woord gezalfd is, gelooft altijd wat God heeft gezegd. Ongeacht of hij het kan bewijzen of niet, hij gelooft het hoe dan ook. God zorgt voor de bewijsvoering.
34 Luister, tegenwoordig zijn we altijd... Mensen prijzen God altijd voor wat Hij heeft gedaan, kijken altijd uit naar wat Hij gaat doen, en gaan voorbij aan wat Hij nu doet. Het is altijd hetzelfde geweest. En iedereen heeft zijn eigen persoonlijke uitleg.
35 God is Zijn eigen Uitlegger. God heeft niemand nodig om uit te leggen. De Bijbel zei dat het zonder uitlegging is. Het heeft de mens niet nodig. God legt Zelf de Bijbel uit. God zei: "Er zij licht", en er was licht. Dat maakte het vast. God zei: "Een maagd zal zwanger worden", en ze werd het. Dat maakte het vast. Als God iets zegt en het betuigt, dan is dat Zijn uitlegging ervan. Hij zei dat Hij in deze laatste dagen Zijn Geest zou uitgieten, en Hij deed het. Er is geen uitlegging van; het is reeds uitgelegd. Ongelovigen kunnen opstaan, en sceptici kunnen overeind komen, of wat zij ook doen; maar God deed het hoe dan ook, omdat Hij zei dat Hij het zou doen. Hij heeft niemand nodig om Hem uit te leggen. Hij geeft Zijn eigen uitlegging. Hij deed de belofte, mensen geloven het, en Hij legt het hun uit.
36 Hij is de Here, Die al onze ziekten geneest. Ik kan u niet vertellen hoe Hij het doet, maar Hij doet het. Hij zei dat Hij het zou doen, dat Hij het zou doen, dus hangt het af van ons geloof. Hij kon het daar niet doen zonder geloof, noch kan Hij het hier doen, of wanneer dan ook, zonder geloof.
Nu, Hij is het Woord. Hij is het Woord geïdentificeerd voor dat tijdperk.
37 Welnu, het probleem met mensen vandaag is, dat wij ontdekken dat zij in het schijnsel [oogverblindend licht – Vert] van een ander tijdperk leven. Precies zoals Jezus ontdekte toen Hij kwam, en Hij ontdekte dat zij in het schijnsel van de wet leefden, en dat zij negeerden wat in Zijn tijdperk moest plaatsvinden. Weet u wat het probleem vandaag is? Wat er aan de hand is met de...
38 Wat was er aan de hand met de Lutheranen? Wel, zij leefden in het schijnsel van het Lutherse tijdperk toen John Wesley het geheim van heiliging ontdekte. Zij konden niet meegaan omdat zij in het schijnsel van Luthers tijdperk leefden.
Wat gebeurde er met de Pinkstermensen?
39 Welnu, Wesley had zich zo georganiseerd, dat zij daardoor in het schijnsel van een ander tijdperk leefden; zij bevonden zich in Wesley's tijdperk toen de doop van de Heilige Geest op de Pinkstermensen viel. Kijk, zij leefden in wat Wesley had gezegd: heiliging. Het was moeilijk voor hen in de doop van de Heilige Geest te geloven, het herstel van de gaven. Zij leefden in een schijnsel van een ander tijdperk.
40 En hetzelfde deden ze toen Jezus kwam. Zeiden: "Wij hebben Mozes. Wij, wij hebben Mozes."
41 Hij zei: "Als u Mozes had gekend, zou u Mij hebben gekend. Mozes schreef over Mij. Doorzoek de Schriften, want daarin denkt u eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen." Dat was de Schrift die verwacht werd.
42 God Die Zich identificeerde, Zijn Schrift voor dat tijdperk uitlegde, en het is altijd Christus. Het is Christus in elk tijdperk. Hij is Dezelfde gisteren, heden, en voor eeuwig. Het is altijd Christus geweest.
43 Nu ontdekken wij dat onze Pinksterbroeders in het schijnsel van een Pinkstertijdperk leven, en dat zij het nog steeds missen. Zij proberen het Pinkstertijdperk uit te leggen, terwijl wij dat totaal voorbij zijn. Wij leven in het naderen van de opnametijd, voor de komst van de eindtijd. Maar dat is hoe de mensen doen, het moet gewoon zo zijn.
44 Wij hebben zoveel wat aan ieder tijdperk is toebedeeld. De Bijbel is op die manier toebedeeld, en op die manier moeten wij het ontvangen. Dat is hoe het moet zijn.
45 De onveranderlijke God, met het onveranderlijke karakter, en Zijn karakteristieken, blijven precies hetzelfde. Hij kan Zijn karakteristiek niet veranderen. Dat kan Hij niet. Elk ding wordt gekend aan zijn karakteristiek.
46 Ik weet het niet of u allen hier goudspechten in de streek hebt of niet, Vlaamse... wij noemen ze druktemaker, of een gaai. Ze zijn allebei ongeveer even groot. Als je naar een gaai kijkt die vliegt, als hij in de verte is en je naar hem kijkt, dan lijkt hij in een rechte lijn te vliegen. Maar een goudspecht gaat op en neer terwijl hij vliegt. Kijk, dat is de karakteristiek van de goudspecht. Je kunt hem herkennen aan zijn gedrag.
Kijk of een man zijn rechter- of linkerhand gebruikt. Het is een kara-...
47 We hebben vandaag vrouwen die een man willen zijn. Ze kleden zich zoals hen, maar ze zijn nog steeds... Kijk hoe ze lopen en wat ze doen, zij zijn nog steeds... Hun karakteristiek toont dat zij toch vrouwen zijn, ziet u, want het is gewoon zo. We zullen dat later bespreken. Maar, hoe het zij, we zijn nu over iets anders bezig.
Vergeet het niet, u wordt door karakteristieken geïdentificeerd.
48 En God wordt geïdentificeerd door Zijn grote karakteristiek dat Hij niet kan veranderen. Hij zei in Maleachi 3:6: "Ik ben God, en Ik verander niet." Zie? Hij verandert absoluut niet. Zijn karakteristieken zijn hetzelfde.
49 Elke keer opnieuw wanneer Hij op aarde verscheen aan het einde van een tijdperk, zond Hij een man, en Hij zalft hem met de Heilige Geest, Christus. De Heilige Geest is Christus, "de Gezalfde", de Logos, en Die ging uit, en Hij komt om de woorden van dat tijdperk te identificeren. "Het Woord van de Here komt tot de profeten", zegt de Bijbel, en dat identificeert dat tijdperk. Kijk, Hij doet niets buiten de mens om. Nu, Hij kan het niet doen in een groep. Dat kunt u niet. Het is nog nooit zo gebeurd. Hij heeft nooit een groep gebruikt; deed het nooit. Hij gebruikt één enkel persoon. U bent niet...
50 Israël werd als een natie gered, maar u zult als een individu worden gered.
51 En Hij handelt met één persoon. Hij had een... Hij had zelfs niet een Mozes en Elia terzelfder tijd. Hij kon Elia en Elisa niet tegelijkertijd gebruiken. Hij kon Johannes en Jezus niet tegelijkertijd gebruiken. Hij nam er altijd één, omdat Hij die ene persoon in Zijn Goddelijke wil krijgt.
52 Als wij vanavond zouden beginnen, en ik zou één man vinden, een man hier die ik eruit zou pikken, en we zouden het volkomen eens zijn over de leer, en we zouden een kleine groep beginnen; dan zouden we binnen een jaar vanaf vandaag daar zoveel Rickies binnen hebben, dat het, wel, een schande zou zijn. Dat is juist, zij komen gewoon binnen als parasieten. Je kunt ze niet buiten houden. Dus daarom was het nooit Gods systeem.
53 God kan niet veranderen. Hij handelt hetzelfde: met één individu! Hij deed het door de tijdperken heen. Hij heeft het altijd gedaan.
54 En Zijn karakteristiek wordt geïdentificeerd met dat tijdperk. Nu, vergeet dat niet: Zijn karakteristiek wordt geïdentificeerd in dat tijdperk.
55 Kijk in de dagen van Jozef, de profeet, hoe Jezus perfect in Jozef werd geïdentificeerd. Hij werd geboren: geliefd door zijn vader, zonder oorzaak gehaat door zijn broeders. Hij had zijn broeders lief. Maar zij waren zoals de zelfingenomen Farizeeën en ze hadden niets met hem op, en haatten hem omdat hij visioenen zag, enzovoort. Maar de bijzondere karakteristiek in hem toonde dat het Christus was.
56 Jozef was een profeet. Hij voorzegde de dingen. Het gebeurde gewoon precies zoals het gebeurde. De wijze waarop hij het sprak, was de wijze waarop het gebeurde. En hij legde dromen uit, en hij sloeg er nooit zomaar een slag naar. Elke keer dat hij zei dat het zo zou zijn, was het gewoon zo. Hij werd geboren om een profeet te zijn voor dat tijdperk. Precies juist. Nu zien we dat God Zijn karakteristiek in Jozef tentoonstelde.
57 Elkeen van de profeten stelde Gods karakteristiek ten toon, omdat die het Woord voor dat tijdperk oppakte en het identificeerde. God legde Zijn Woord van dat tijdperk uit door de man. Nu, niemand kan daar iets op aan te merken hebben. Dat is de Schrift.
58 Wel, als het altijd op die manier is geweest, zal het dan vandaag niet op dezelfde wijze moeten zijn, als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
59 God legde Zijn eigen Woord uit! Hij zei: "Dit zal in een bepaald tijdperk gebeuren, en dit zal gebeuren", en Hij komt naar beneden en doet het. Nu, Hij hoeft het niet uit te leggen, want het geeft zelf de uitleg. Hij heeft niemand nodig om Hem uit te leggen. Hij is Elohim, de in Zichzelf bestaande, algenoegzaam. Hij heeft van niemand hulp nodig. Kijk, Hij is God, en Hij doet zoals Hij wil.
60 En er is één ding waarvan wij zeker zijn dat Hij dat niet kan doen: Hij kan niet tegen Zijn Woord ingaan en God blijven. Hij moet Zijn Woord houden, omdat het Woord God is. Het is... En God wordt geïdentificeerd door Zijn beloofde Woord aan een tijdperk.
61 In een bepaalde... bijvoorbeeld in de dagen van Mozes? Hij werd geïdentificeerd. Hij werd geïdentificeerd omdat Hij door Zijn Woord geïdentificeerd werd. Hij had Abraham verteld: "Uw zaad zal in een vreemd land verblijven gedurende vierhonderd jaar. Ik zal hen eruit brengen met een machtige hand."
62 Nu, toen gebeurde dat geweldige teken als een grote bal van Vuur in een brandende struik. Mozes was een chemicus. Hij was onderwezen in al de wijsheid der Egyptenaren. Wat als Mozes er naartoe zou zijn gegaan en het vanuit zijn geleerde standpunt had benaderd, en gezegd zou hebben: "Kijk eens naar die eigenaardige boom! Hij staat in brand. Hij brandt. De bladeren knetteren, en er is niets wat vernietigd wordt, wat verteerd wordt. Nu, nadat het branden voorbij is, zal ik er enkele bladeren van pakken en naar het laboratorium gaan en uitzoeken met welk soort chemische stof het besproeid is"? Het zou nooit tot hem gesproken hebben! Maar toen hij zijn schoenen uitdeed, er nederig naartoe wandelde...
63 Dat is de wijze waarop we God vinden, wanneer we onze trots afleggen en terzijde leggen en de tegenwoordigheid binnengaan.
64 Luister naar die stem die zich identificeert: "IK BEN DIE IK BEN. Ik ben de God van Abraham, Izak, en van Jakob. Ik gedenk Mijn belofte, en Ik zie dat de toestand juist is. Ik ben neergekomen, en Ik ga spreken. En Ik zend u, en u zult Mijn stem zijn." O, my!
65 Dat is de wijze waarop Hij het doet. Hoe deed Hij het? Door Zich te identificeren in Zijn karakteristiek, in het bovennatuurlijke. Het bovennatuurlijke is soms zo buitengewoon; het wijkt totaal af van de mensen. De mensen zijn gewoonlijk goede mensen, fijne mensen, maar soms begrijpen ze het verkeerd.
66 Dat is wat... dat was hetzelfde met Jozef. Hij kon het niet begrijpen. Hij was een zoon van David, maar hij kon niet begrijpen hoe Maria zwanger kon worden. Nu, ongetwijfeld keek ze hem met die mooie grote bruine ogen recht aan, en zei: "Schat, ik weet dat we verloofd zijn om te gaan trouwen. Ik moet je iets vertellen. Ik heb bezoek gehad van Gabriël, en ik... ik ben zwanger 'door de Heilige Geest', vertelde hij mij. 'En dit, wat geboren zal worden, zal niet uw zoon zijn; het zal de Zoon van God zijn.'" Nu, Jozef wilde dat wel geloven. Maar hij kon het gewoon niet geloven; nauwelijks. Het was te moeilijk voor hem om het te geloven. Maar, weet u, het was ongewoon. Vrouwen werden niet zwanger, maagdelijk, daarom was het zo ongewoon.
67 En dat zijn de ongewone dingen die God doet. Het laat de mensen struikelen. Het verlicht, opent de ogen van sommigen, en tegelijkertijd verblindt het de anderen. Dat heeft het altijd gedaan, Hij, Hij... de ongewone dingen en de ongewone wijze.
68 Als Jozef slechts in de Schrift zou hebben gekeken, om erachter te komen wat er moest gebeuren in die dag. Nu, er waren toen geen profeten. Zij hadden gedurende vierhonderd jaar geen profeet gehad. Maleachi was hun laatste profeet. En profeten waren zeer ongewoon. Zij hadden dus geen profeten in die dagen, daarom nam God de secundaire weg en gaf hem een droom, en vertelde hem: "Jozef, gij zoon van David, vrees niet Maria, uw vrouw, tot u te nemen, want hetgeen in haar ontvangen is, is uit de Heilige Geest."
69 Ziet u, God Die Zichzelf identificeert, Hij doet dat altijd door middel van het bovennatuurlijke.
70 Nu, deze beiden, Jozef en Mozes, en als wij ruim de tijd hadden, zouden wij er verder en verder mee kunnen doorgaan. Maar u begrijpt wat ik bedoel, dat God in elk tijdperk altijd een enkeling zendt: één persoon.
71 Dus waarom hangt u een of andere groep aan, terwijl zij helemaal verkeerd zijn? De Bijbel zegt het in Openbaring 17, dat het allemaal verzameld zal worden in één grote groep. Maar daar zullen individuele personen uit vandaan komen die in orde zijn met God, niet de groep die in orde is; de individuele persoon die in orde is, de enkeling in de groep. Nu, dan ontdekken we, dat wij twisten en ons druk maken over: "Wij behoren tot dit, en wij behoren tot dat." Dat betekent helemaal niets voor God.
72 Het is u als een individu die voor God staat. Als... U moet op uw eigen voeten staan. U bent degene die het getuigenis moet geven. Ieder van u moet dat doen, God verantwoording afleggen voor de openbaring.
73 Nu, wat als ik hier spreek tot een persoon die het werkelijk niet kan ontvangen, als er niets in hem is om het mee te ontvangen? De Bijbel zei: "Zij die in wellust leeft, is dood terwijl zij leeft." Waarom konden die Farizeeën het niet?
74 Kijk naar Jezus, van alles wat wij wisten, is, dat Hij het gemanifesteerde Woord van God was. Wij geloven dat. De Bijbel zei dat Hij dat was. Wel, let op toen Hij Zijn Messiaanse teken deed.
75 De Farizeeën hadden een klein beetje licht. Zij waren goede mensen, leefden een goed christelijk leven, of een goed religieus leven, bezaten een beetje licht. Zij hadden zich georganiseerd, en hadden een priesterschap. Ze hadden een beetje licht. Maar diep binnenin hun hart hadden zij geen eeuwige vertegenwoordiging in de heerlijkheid. Toen zij dus dat bovennatuurlijke gedaan zagen worden, zeiden ze: "Deze man is Beëlzebul, een duivel." En wat gebeurde er? Zij deden het licht dat zij hadden uit.
76 Maar hier was een kleine, slecht bekendstaande vrouw, een prostituee. Diep in haar hart, wel, zij had een vertegenwoordiging van één van Gods gedachten. Daar was zij, belast met zonde. Maar toen zij dat zag gebeuren, zei ze: "Meneer, ik geloof dat U een profeet bent. Ik weet dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen." Wat deed het? Het reinigde haar leven. Hij was de Verlosser voor haar, omdat Hij haar kon optrekken van waaruit zij gekomen was.
77 Maar deze Farizeeër, denk eraan, zo religieus als hij maar kon zijn, en Jezus zei: "U bent van uw vader de duivel, en zijn werken zult gij doen." Religieuze man, die tot fijne, hoge rangen behoorde. En Jezus noemde hen "slangen in het gras" en "duivels". Zij verwierpen het licht van het uur. Dat is precies wat het was.
78 Jezus in Zijn tijdperk, wat was Hij? Net zoals de profeten van hun tijdperk, elk van hen was Gods Woord dat uitgelegd werd voor dat tijdperk.
79 Mozes was Gods Woord, uitgelegd. God zei: "Ik zal u daar naartoe zenden, en Ik zal hen bevrijden. Ik zend u daarheen met Mijn Woord. Ik zal grote tekenen en wonderen doen." Hij deed het.
80 Maria, zij was Gods Woord, uitgelegd: "Een maagd zal zwanger worden." Dat was Gods Woord, uitgelegd.
81 Nu, hier komt Jezus op het toneel, de God van de profeten. En hier waren zij, zo georganiseerd en beschuldigend, en o, in zo'n toestand dat zij zelfs niet konden... Zij herkenden Hem zelfs niet. Hij kwam niet op de wijze waarop zij dachten dat Hij behoorde te komen. Zij dachten dat God hier aan een kleine hefboom zou trekken, en de wandelgangen van de hemel zou neerlaten, en dat Hij naar voren zou treden en zeggen: "Kajafas, hogepriester van God, Ik ben aangekomen."
82 Maar Hij had een Baby, geboren in een kribbe, ginds in een kleine grot, een stal in Bethlehem. Heel ver weg, met het stro en de mest van de schuur, een kleine Baby gewikkeld in doeken, en Hij legde Hem in een kribbe. Hij had geen scholing. Ziet u hoe men tegen het Woord in ging? Terwijl Hij het Woord was. Hij is het Woord. Hij blijft altijd Dezelfde, gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Juist.
83 Nu, ik verwerp niemand, ik geef niet af op iets of iemand. Het is niet mijn bedoeling om dat te doen. Als dat in mijn hart was, dan zou ik om dit altaar heen lopen om eerst in orde te komen.
84 Maar kijk, u mensen die tot Maria bidt als bemiddelares; kijk naar Maria. Ik geloof dat zij een maagdelijke vrouw was, zeker, maar zij was slechts een broedmachine die God gebruikte om Christus op aarde te brengen. Het huis dat...
85 God verruimde Zijn tent, door behalve Jehova ook mens te zijn. Hij was Immanuël , "God wonend onder ons", bij ons verblijvend; God, aangeraakt door het vlees; God, gehuisvest in een tent, genaamd een mens, Die de Zoon van God was.
86 Kijk naar Maria. Hier is een Jongen, twaalf jaar oud, was nooit een dag op school geweest, voor zover wij weten; hier staat Hij in de tempel te debatteren met de priesters. En let op, hier komen deze vader en moeder na drie dagen en nachten, ze hadden Hem gemist en ze vonden Hem in de tempel. Ze zeiden: "Zoon, wij hebben gezocht..." Maria, luister naar Maria, die zei: "Wij, Je vader en ik hebben Je dag en nacht, met tranen, gezocht." Kijk hoe ze daar haar getuigenis ontkent. Zij had Jozef verteld dat de Heilige Geest haar had overschaduwd; zij had die priesters verteld dat Dit een maagdelijk geboren Baby was; en hier staat zij en zegt: "Je vader, Jozef, en ik." Ziet u hoe onjuist dat is?
87 Maar let op wat het Woord van God zei: "Weet gij niet dat Ik in de zaken van Mijn Vader moet zijn?" Het Woord corrigeert altijd de vergissing door God onder hen te identificeren. Het twaalf jaar oude Kind, als hij het was geweest – als Jozef Zijn vader was geweest – zou Hij huizen gebouwd hebben en kasten hebben gemaakt. Maar Hij was daarginds die denominaties van die dag aan het afbreken. Hij was bezig in de zaken van Zijn Vader. Ziet u wat Hij aan het doen was? "En weet gij niet dat Ik in de zaken van Mijn Vader moet zijn?" Kijk, vertelde het Zijn moeder, ziet u hoe dat...? Wel, Hij was het Woord.
88 Hij is het Woord, en het Woord corrigeert de vergissing door het identificeren van Gods karakteristiek. Amen. Kijk, wanneer de wereld...
89 Ik kan mij Simon Petrus indenken. Ik las eens een verhaaltje over hem en zijn broer Andreas. En zijn naam was toen Simon, weet u, en hij werd nog niet Petrus genoemd. Hij en zijn broer waren dus vissers, met hun vader, en zij waren buiten op zee. En de oude man werd oud, en hij riep hen op een avond naar de boot, en hij zei: "Jongens, jullie weten dat wij God vertrouwd hebben. Dikwijls hadden we niets te eten en moesten we rekeningen betalen. En we waren gedurende twee of drie dagen buiten bezig zonder iets te vangen. En jullie moeder en ik, voordat jullie... zij is heengegaan, wel, we zouden allemaal bijeen komen en bidden, en dan gaf God ons een goede vangst. Jongens, ik heb heel mijn leven op God vertrouwd. En ik heb altijd geleefd zoals elke ware Hebreeër, om de Messias te zien komen. Nu, jongens, ik word nu te oud. Ik zal Hem waarschijnlijk niet zien, maar ik wil dat jullie jongens goed onderricht zijn."
90 Ik kan hem zijn arm om Simon heen zien slaan, en één om Andreas, terwijl hij zegt: "Jongens, net voor Zijn komst zullen jullie een opleving zien. Er zullen allerlei soorten valse dingen opkomen, zodat het de ogen van de mensen zal verblinden." Dat doet het altijd; en dat deed het daar ook. "Er zullen allerlei soorten... Maar, onthoud, word niet misleid. De Messias zal een profeet zijn. Want Mozes zei in Deuteronomium, het achttiende hoofdstuk, het vijftiende vers: 'De Here uw God zal een Profeet doen opstaan gelijk aan mij.' Nu, wij hebben helemaal geen profeten om het Woord van God te manifesteren. Er is er hier geen geweest tot wie het Woord kon komen, daarom hebben we slechts een denominationele zaak gehad gedurende honderden en honderden jaren. Maar wanneer die Ene op het toneel komt, worden jullie dan niet misleid, Hij zal een profeet zijn. De Here zal Zichzelf bekend maken. Hij zal een profeet zijn. En wanneer Hij komt, zal Hij Zichzelf als een profeet identificeren."
91 Ik kan mij indenken dat Simon op een dag op weg ging om Jezus daar aan de kust te zien. En toen hij naar voren liep in de tegenwoordigheid van Jezus, keek Jezus naar hem en zei...
92 Zijn bediening was nu net begonnen, Johannes het eerste hoofdstuk, en nadat "het Woord vlees werd gemaakt en onder ons woonde", is Hij hier. Nu, ons werd verteld dat Andreas Hem eerst zag, en Johannes hoorde prediken, en probeerde Simon ertoe te krijgen om te gaan. En hij zei onverschillig: "O, wel, dat is gewoon weer een andere prediker. Laat gaan. En er is dit geweest, dat, en nog wat anders." Maar kort daarna bedachten zij, dat ze toch eens zouden gaan kijken.
93 Hij zei: "Nu is de Messias aangekomen!" O, Andre-... Simon kon dat niet geloven.
94 Toen ging hij er op een dag heen, daar waar Jezus stond. Jezus stond die morgen beneden bij het meer en al de mensen hadden zich verzameld. En de vrouwen deden heel vlug de afwas en zetten hun kleren weg, en alles wat zij die dag niet wilden wassen, en kwamen om Hem te horen spreken. Simon had daar de hele nacht het sleepnet uitgeworpen, en had waarschijnlijk geen vis of iets gevangen. Liep naar buiten en dacht: "Ik denk dat ik gewoon zal gaan luisteren naar wat Hij zegt." Hij ging naar Hem toe.
95 Hij was een vreemd uitziende soort Man. De Bijbel zei: "Er was geen schoonheid dat wij Hem zouden begeren." Hij zag er niet uit als een koning.
96 Schoonheid is altijd van de duivel. Dat is precies juist. En wij kunnen daar misschien iets verderop toe komen, zodat we dat zullen ontdekken. We zien wat Kaïn offerde, en zien wat het was in de hemel, en ontdekken wat deze wereld is: ijdele schoonheid en zo meer. Hollywood heeft het vandaag overgenomen, zelfs de kerk. Jazeker. Het is een valse voorstelling van de duivel.
97 Maar de schoonheid van de Here ligt in heiligheid en kracht; niet in verf en poeder, en shorts en al het andere dat men probeert te dragen en te doen. Het ligt in de schoonheid van heiligheid en gerechtigheid. Wij zijn niet van deze wereld. Wij zijn van een Koninkrijk dat van boven is, waarin gerechtigheid woont. Ja.
98 Zij willen zich daarmee niet versieren. Teveel televisie, enzovoort.
99 Dan zien we dat Simon naar voren liep tot in Zijn tegenwoordigheid, en daar stond Degene waarvan Andreas geloofde dat Hij de Messias was. En zodra Jezus, zodra Hij naar Simon keek, zei Hij: "Uw naam is Simon, en gij zijt de zoon van Jonas." Hij wist toen Wie dat was. Het was geen grap dat God precies hier in de Schrift opnieuw geïdentificeerd werd door Zijn zelfde karakteristiek.
Als Jozef daar slechts naar had kunnen terugkijken en dat gezien had!
100 Jezus zei, toen Hij hier op aarde predikte... Hij zei: "Onderzoek de Schriften. Daarin denkt gij eeuwig leven te hebben; zij zijn het die van Mij getuigen." Als zij zich maar afgewend zouden hebben van de wet. De wet was van die dag, en zij leefden in dat soort schijnsel. Maar hier zijn zij vandaag, en ze kunnen de Schrift daar niet precies geïdentificeerd zien. En zij faalden om het te zien.
101 En ze hebben in elk tijdperk gefaald, en ze zullen het ook in dit. Ze kunnen niets anders. Het is voorspeld dat ze het zouden doen, daarom falen zij. Er is geen manier om eromheen te komen. Het Laodicea-tijdperk zal hetzelfde doen.
102 Let nu op hem. Daar stond hij, en hij zei: "Nu, wij hebben geen profeet gehad gedurende vierhonderd jaren, en hier is een Man Die mij vertelt wie ik ben, en wie mijn godvruchtige vader was. Dat is de Messias." Nu, er werd ons verteld dat Simon een onwetende en ongeletterde man was, maar hij werd tot het hoofd van de gemeente gemaakt.
103 Wij ontdekken dat daar iemand stond die Filippus heette, en hij zag dat. En hij had Bijbelstudie gedaan met een man die Nathanaël heette. Als u uitgaat van waar Jezus was tot waar hij Nathanaël vond, was het vierentwintig kilometer. Dat is een goede dagreis. Dus moet hij daar zo omheen gerend zijn, rondom de heuvel. Nu gaan we het zien. Hij zei: "Nathanaël!" Toen hij hem ontmoette, zei hij: "Je weet dat we Bijbelstudie hebben gedaan."
"Ja."
104 "Welnu, wij hebben geloofd dat het tijd is dat er iets gaat gebeuren. De dispensaties veranderen, en we zijn in de tijd dat de Messias moet komen, omdat wij nu vierhonderd jaren geen profeet hebben gehad. En Maleachi vertelde ons dat Hij de voorloper voor ons zou zenden, en ik geloof dat dat Johannes is."
105 Nu weten wij, dat wanneer je een teken ziet, een waarachtig Bijbels teken, er een ware Bijbelse stem achter zit. Als er geen stem is die het teken volgt, gewoon dezelfde oude theologische stem, vergeet het dan maar; dat komt nooit van God. Er is er altijd een. Hij vertelde Mozes: "Als zij het eerste teken niet zullen geloven, zullen zij de stem van het tweede teken geloven." Er moet een stem gepaard gaan met het teken. Absoluut! En als het dezelfde oude theologische stem is, vergeet het dan maar. U had dat al. Het is iets; God probeert de aandacht van de mensen te trekken door een teken, en geeft hun daarna de stem die na het teken komt. Het moet een schriftuurlijke stem zijn; Mozes zou het niet geloofd hebben, Paulus evenmin.
106 Onderweg naar Damaskus, toen hij dat teken zag van die Vuurkolom, schreeuwde hij het uit: "Here!" Die Jood zou nooit iets anders "Here" genoemd hebben dan de Here, dan de Here Zelf. Hij zei: "Wie zijt Gij?"
107 Hij zei: "Ik ben Jezus, en het is hard voor u tegen de prikkels te slaan." Zie? Daar was het teken, en daar was de stem van het teken.
108 Kijk dan wat hij zei. Kijk, let op zijn bediening van toen af aan, wat hij deed, dan zult u zien hoe de gemeente geleid moet worden.
Wij komen er nu achter, dat Hij daar voor Simon werd geïdentificeerd.
109 Dan zien wij hem, Nathanaël; wij zullen hem weer naar voren brengen. En Nathanaël zei: "Nu, wacht even. Nu, je moet je vergissen."
110 "Nee, ik vergis me niet. Ken je die oude visser daarginds waarmee wij gewoon waren te vissen?"
"Ja."
"Je weet dat hij zelfs zijn naam niet kon schrijven."
"Dat is juist, op dat ontvangstbewijs, voor de vis die keer."
111 "Toen hij naar voren liep in de tegenwoordigheid van Deze, van Wie ik weet dat Hij de Messias is... Nu, ik wil je vragen, Nathanaël. Je bent een goede geleerde, een goede Hebreeër, en een goede lezer van de Bijbel. Wat zal de Messias zijn wanneer Hij komt?"
"Wel, Hij zal een profeet zijn, want de Bijbel zei dat Hij..."
112 "Wel, wat zou je zeggen als ik je vertelde dat Hij die man, Simon, vertelde wie hij was, en wie zijn vader was?"
"O, dat kan ik niet geloven."
"Wel, laten wij het gaan uitzoeken. Laten wij gaan. Kom en zie." Zie?
"Zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?" zei hij.
113 Hij zei: "Kom en zie." Dat is een goede vraag. Blijf niet thuis om het te bekritiseren. Kom en zie voor uzelf. Hij zei: "Kom, haal je Bijbel en onderzoek het." Hier kwam hij.
"Zou er enig goeds uit Nazareth kunnen komen?"
Hij zei: "Kom en zie."
114 En toen hij naar voren liep in de tegenwoordigheid van Jezus, keek Jezus naar hem. Toen zei Hij: "Zie een Israëliet in wie geen bedrog is."
Hij zei: "Rabbi, van waar kent Gij mij?"
115 Hij zei: "Eer Filippus u riep, toen u onder de boom was, zag Ik u."
116 Hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël!"
117 Waarom? Zijn karakteristiek identificeerde Hem. Waarom? Hebreeën het vierde hoofdstuk, het twaalfde vers, zegt dat het Woord van God krachtiger is, scherper dan een tweesnijdend zwaard, vaneen scheidend, en een oordeler is van de gedachten en overleggingen van het hart.
118 Dat is wat de profeten deden, en zij waren het Woord. Zij waren het Woord in hun tijdperk, maar hier was de volheid van het Woord. Zie? Zij waren degenen die hun konden vertellen wat er gebeurde, die de gedachten konden onderscheiden; en wat er was, en wat er is, en wat er gaat komen.
119 Daar stond Hij dus. O, er stonden daar enigen, die zeiden... Zij moesten een antwoord geven aan hun samenkomst. Zij moesten dat doen, omdat daar de machtige werken werden gedaan en zij dat niet konden ontkennen.
120 Kijk, zij hadden reeds genezing, voorzover het genezing betrof. Zij hadden daar het waterbad van Bethesda, weet u. Zij, Bethesda, zij gingen in dat bad en werden genezen. Zij hadden Goddelijke genezing in elk tijdperk, maar hier was een profeet.
121 Zij moesten dat doen. Weet u wat ze zeiden? "Deze man is Beëlzebul, een waarzegger. Hij doet de..."
122 Jezus zei: "Ik vergeef u dat. Maar wanneer de Heilige Geest in een ander tijdperk komt om hetzelfde Woord te doen, één werk... één woord daartegen zal u nooit vergeven worden, niet in deze wereld, noch in de wereld die komt." Dat is godslastering, om de Geest van God een onreine geest te noemen, die het werk van God doet. Denk daar nu heel diep over na. Onthoud dat, houd dat in uw gedachten.
123 Ja, dat is hoe Hij gisteren geïdentificeerd werd. Dat was Jezus gisteren. En als Hij Dezelfde is vandaag, zou Hij hetzelfde doen. Dat is hoe Hij Zich bekend maakte als de Messias. Dat is hoe zij Hem kenden, door dat werk. Kijk, dat is...
124 Er zijn slechts drie soorten, drie mensenrassen, dat is Jood, heiden, en Samaritaan. En dat is het volk van Cham, Sem, en Jafeth. Nu, als wij de Bijbel geloven, stammen zij allen van de zonen van Noach, en dat is de Jood, heiden, en Samaritaan.
125 Nu, de heidenen keken niet uit naar een Sama-... een Messias. Wij hadden een knots op onze rug en aanbaden een heidense god. Wij, Angelsaksen, enzovoort, waren heidenen in die dagen, Romeinen en Grieken, enzovoort. Wij keken niet uit naar een Messias. Maar de Hebreeën keken er wel naar uit, en Hij...
126 Vergeet dit niet, krijg dit nu scherp. Hij verschijnt alleen aan degenen die naar Hem uitkijken. Verschijnt slechts aan degenen die naar Hem uitkijken. Maakt Zich bekend aan degenen die naar Hem uitkijken.
127 En Hij maakte Zich vele keren bekend aan de Joden. Wanneer we er later in de week toe komen, krijgen we meer karakters. Maar precies nu...
128 Nu, er is een Samaritaan, zij kijken ook naar Hem uit. Hij was op weg naar Jericho en Hij moest er naartoe reizen via Samaria, en Hij kwam naar de stad Sichar. Ongeveer om elf of twaalf uur, en Hij zond de discipelen de stad in om wat levensmiddelen te halen.
129 Terwijl zij weggegaan waren, kwam er een slecht bekendstaande vrouw van de stad aan, misschien een mooi meisje. Zij was waarschijnlijk, weet u, in de steek gelaten door haar ouders en alles, en zij had niets in de kerk gezien, daarom voorzag zij in haar levensonderhoud op een slechte manier: door teveel mannen te hebben. En zij kwam naar de bron, en daar zat Jezus, een Jood.
130 Hij zag er waarschijnlijk wat ouder uit dan Hij in werkelijkheid was, omdat Hij slechts dertig was, en wij ontdekken in Johannes 6 dat men beweerde dat Hij er uit zag alsof Hij vijftig was. Ze zeiden: "U bent niet ouder dan vijftig jaar en zegt dat U Abraham zag?"
131 Hij zei: "Eer Abraham was, ben Ik." Zie? Maar het zou kunnen, Zijn werk kan een grote druk op Hem gelegd hebben.
132 Daar was Hij, tegen de muur zittend, en deze vrouw kwam daarheen en nam de kleine... U die... Daarginds in het zuiden heb je een windas, weet u, aan een hoepel. Er zijn daar nog steeds kleine bronnen die net zo zijn. En het is als een klein panorama. En zij liet deze waterpot neer.
133 U zou die vrouwen moeten zien. U vrouwen spreekt over rechtop lopen! Ik heb hen die potten zien nemen, die ongeveer twintig liter bevatten, en zij nemen ze en zetten ze op hun hoofd, één daarbovenop. Zetten er één op hun ene heup en één op de andere, en gaan gewoon voort, sprekend tot elkaar, en verspillen nooit een druppel. Lopen net zo mooi als u ooit hebt gezien.
134 Nu, kijk, in het oosten kunnen de slechte vrouwen en de goede vrouwen niet met elkaar omgaan. Hier is het anders, maar daar kunnen ze het niet. Zij is getekend, ze is gemerkt. Dat is alles. Als zij ooit de verkeerde man heeft, kan zij niet meer met hen omgaan. Maar daar... Het is hier nu allemaal door elkaar gemengd, wij ontdekken het, maar daar was het niet zo.
135 Zij kon dus niet komen met de maagden in de morgen. Zij moest er naartoe komen omstreeks de middag om haar water te halen.
136 Toen begon ze de waterpot neer te laten. Maar er lag een voorbestemd zaad in die kleine vrouw. Zij liet die waterpot neer, en ze hoorde een Man zeggen: "Geef Mij te drinken. Breng Mij iets te drinken."
137 Zij keerde zich om en keek rond; zij zag deze Jood. En deze Jood was misschien een Man van middelbare leeftijd. Ik weet niet wat er toen in haar gedachten omging. Zij zei toen: "Wel, het is niet gebruikelijk voor U, Die een Jood bent, om mij iets te vragen, een vrouw van Samaria." Kijk, zij wist niet wat het was. Zij... misschien wilde die man wel iets van haar gedaan krijgen, daarom... Ze zei: "Het is niet gebruikelijk voor u, Joden."
138 En zo ging het gesprek verder. Wat probeerde Hij te doen? Hij probeerde haar aandacht te trekken. De Vader had Hem daar naartoe gezonden, maar nu moest Hij erachter komen waar het om ging.
139 Zij keken uit naar een Messias. Hij had Zich geïdentificeerd aan de Joden, hier is Hij nu bij de Samaritanen.
140 En ze zei: "Het is niet gebruikelijk voor U om mij, een vrouw van Samaria, om zoiets te vragen."
141 Toen zei Hij: "Maar als u wist tot Wie u sprak, zou u Mij om iets te drinken vragen. Ik zal u wateren geven die u hier niet komt putten."
142 En zij begonnen over aanbidding te spreken. Hij ontdekte ogenblikkelijk wat haar probleem was. Wij weten allen wat het was: teveel mannen. Hij keek haar aan en zei: "Vrouw, ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
143 Hij zei: "U hebt de waarheid gesproken, want u hebt er vijf gehad, en degene waarmee u nu leeft, is de uwe niet."
144 Let op die vrouw. Kijk naar het verschil tussen haar en die organisatie. Let op haar als individu. Let op die Farizeeën, die zeiden: "Deze Man is Beëlzebul." Kijk naar haar. Zij niet.
145 Ze keerde zich om, en ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent." Ha, daar is dat licht, zie. Wanneer de Zoon [Engels: Zon – Vert] het zaad treft – en het juiste soort – dan zal het leven voortbrengen, zo zeker als de wereld. Het trof dat zaad in het hart van die kleine prostituee! Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Wij weten nu dat het... We hebben in geen honderden jaren een profeet gehad. En wij weten dat de Messias komt. Wij kijken naar Hem uit. En wanneer de Messias komt, is dit wat Hij zal doen."
146 Dat is het teken van de Messias. Ziet u het niet? Het was de Messias Die in Mozes was. Het was de Messias Die in Henoch was. Het was de Messias in elk tijdperk. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig. Het is Christus heel de tijd.
147 Ze zei: "Ik weet het. Wij weten dat wanneer de Messias komt, het dat is wat Hij zal doen."
Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreek." O, my!
148 Daarop liet zij de waterpot vallen, rende de stad in en zei: "Kom, zie een Man Die mij verteld heeft wat ik heb gedaan. Is dit niet de ware Messias?"
149 En de mensen van die stad – zonder gezien te hebben dat het gedaan werd – de hele stad geloofde in Hem. Dat is juist. Waarom? Zijn karakteristiek van wat Hij was. Hij werd geïdentificeerd voor die stad Sichar. Hij, de Messias van God, werd geïdentificeerd door Zijn karakter, de karakteristiek die in Hem was. Omdat Hij... Hij was de God van de profeten. Hij was de Profeet. Hij was de Profeet gemanifesteerd. Hij is altijd Dezelfde geweest, door alle tijden heen, en zo is Hij Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig.
Om nu voort te maken en af te sluiten.
150 Ons wordt verteld, in Zacharia 14:6 en 7, dat "er een dag zal komen," zoals de profeet profeteerde, "die men noch dag, noch nacht kan noemen." Het is een mistroostige, sombere, donkere dag. "Maar in de avondtijd zal het licht zijn." De Bijbel zei het.
Kijk nu, bij het afsluiten.
151 Geografisch gezien, komt de zon het eerst op bij de mensen in het oosten. Zij komt op in het oosten en gaat onder in het westen. Volg mij nu aandachtig. Beschaving is met de zon meegereisd. Wij weten dat allemaal, nietwaar? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
152 Het Evangelie eveneens. Het Evangelie begon in het oosten. Het kwam van het oosten, stak over naar Duitsland, stak de Middellandse Zee over naar Duitsland; van Duitsland over het Engelse Kanaal naar Engeland; van daaruit over de Atlantische Oceaan naar de Verenigde Staten, aan de oostkust; en het is naar de westkust gereisd. Nu hebben het oosten en het westen elkaar ontmoet.
153 En dezelfde zon die opkomt in het oosten, is dezelfde zon die ondergaat in het westen.
154 Let nu op. De Zoon, Z-o-o-n, kwam op als de Messias, op de mensen in het oosten.
155 En nu hebben we sinds Hij is weggegaan een dag gehad van denominaties en samengaan, enzovoort. We hebben genoeg licht gehad zoals op een mistroostige dag wanneer de zon door wolken verborgen is. En men heeft denominaties gehad. We hebben ziekenhuizen gebouwd. We hebben scholen gebouwd. We hebben organisaties opgebouwd. We hebben al deze dingen precies op de wijze gedaan waarop wij verondersteld werden het te doen.
156 Maar Hij zei: "In de avondtijd zal het licht zijn." Diezelfde Jezus zal in Zijn opstandingskracht opnieuw opstaan zoals Hij beloofde in Maleachi 4, zoals Hij beloofde in Johannes 14:12. Zoals Hij beloofde in Lukas 17: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen."
157 Kijk wat er gebeurde in de dagen van Sodom. Wie zien Abraham daarginds, iemand met de belofte van de komende zoon, en we zien het teken dat gedaan werd.
158 We zien wat daarginds in Sodom gebeurde. En u weet dat wij nooit... Nu, Lot was daar een type van de natuurlijke kerk, daarginds in Sodom, de organisatie, en ze kregen daar een boodschapper. Er waren een paar boodschappers die daarheen gingen, een moderne Billy Graham en Oral Roberts. En weet u wat? Er is nooit een tijd geweest in de kerkgeschiedenis dat er ooit een man tot de universele kerk gezonden werd met zijn naam eindigend op h-a-m tot op deze tijd. Billy G-r-a-h-a-m, zes letters. A-b-r-a-h-a-m is zeven letters. Maar Billy G-r-a-h-a-m is precies daarbuiten in Sodom, hen uit alle macht eruit roepend.
159 Maar, herinner u, er was er Eén tot de geestelijke kerk die erbuiten was, Abraham, de eruit geroepene. Let op welk teken Hij gaf. Hij predikte niet zozeer een Evangelie; Hij vertelde hun alleen dat de beloften nabij waren om... En Hij zei: "Waar is Sara?" Nu, bedenk, de dag daarvoor was zij Sarai en hij was de dag daarvoor Abram. Nu zei Hij: "Abraham, A-b-r-a-h-a-m, waar is S-a-r-a?" Niet S-a-r-a-i. "Waar is Sara," prinses, "uw vrouw, vader van naties?"
Zei: "Zij is in de tent, achter U."
160 En Hij zei: "Ik zal u bezoeken overeenkomstig de tijd des levens."
161 Een Man Die vlees at van een kalf, melk dronk van de koe, en graankoeken at, melk dronk. Een Man, stof op Zijn kleren, en daar zittend met Zijn rug naar de tent gekeerd. Hij zei: "Waar is Sara, uw vrouw?"
Zei: "Zij is in de tent, achter U."
162 En Sara zei: "Ik, een oude vrouw zoals ik, honderd jaar oud, te leven als man en vrouw is allang gestopt. Zal ik wellust hebben met mijn heer, terwijl hij ook oud is?" De Bijbel zei dat ze al jaren "welbedaagd" waren. Zij was vijfenveertig jaar voorbij de menopauze, of langer dan dat, misschien vijfenvijftig jaar voorbij de menopauze. "En zou ik wellust hebben met mijn man, als een jonge vrouw?" Ze lachte heimelijk, weet u.
163 En toen, hoe kon die Man, die Man in dat menselijke vlees, zeggen: "Waarom lachte Sara?"
164 Wat gebeurde er? Abraham noemde die Man "Elohim", almachtige God, vertegenwoordigd in een menselijk wezen.
165 Jezus, onze Here, zei: "Zoals het was in de dagen van Lot, zo zal het zijn bij de komst," en let op, "wanneer de Zoon des mensen gemanifesteerd wordt, bekend gemaakt wordt", Lukas 17. "Wanneer de Zoon des mensen in de laatste dagen geopenbaard wordt. De Zoon des mensen geopenbaard wordt: Zijn Evangelie identificeert Hem zoals het was in de dagen van Lot."
166 Kijk wat zij nu doen, deze verdorven naties. O, my! Kijk naar de homoseksuelen, en kijk naar wat wij nu gekregen hebben. De kerk is in een knoeiboel. Het land is in een knoeiboel, en de gehele zaak. God braakt het uit, van het hoogste tot het laagste van de aarde. De hele zaak is in een knoeiboel.
167 Geografisch, en ook in het materiële, is het toneel gezet. Is het niet de tijd voor God om terug te komen in menselijk vlees, "het Woord dat scherper is dan een tweesnijdend zwaard, en een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart", om op het toneel te verschijnen, om Jezus Christus Dezelfde te maken, gisteren, vandaag, en voor eeuwig! Het is een beloofd Woord dat toebedeeld is voor deze dag. Wij leven in deze dag, en God is hier met ons om dat te manifesteren en waar te maken.
Laten wij onze hoofden buigen.
168 Hemelse Vader, U zei: "Het zal licht zijn in de avondtijd." Wij zien u, Here, door alle tekenen: naties breken, Israël is in haar thuisland; aardbevingen op diverse plaatsen; de harten van de mensen bezwijken; verdorven van verstand, verwerpelijk aangaande de Waarheid. "Zoals Jannes en Jambres Mozes wederstonden," zei U, "mensen, bedorven zijnde van verstand, overgegeven aan hersenschimmen, om een leugen te geloven en erdoor veroordeeld te worden." Maar U beloofde dat U Zichzelf in die dag zou bekendmaken, dat de Zoon des mensen geopenbaard zou worden, Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig, door dezelfde karakteristiek die Hem in ieder tijdperk identificeerde.
169 Moge Hij vanavond, Here God, grote Jehova, Elohim, neerkomen in Uw volk, vanavond, Here. Kom neer en maak Uzelf bekend, opdat gelovigen kunnen geloven. Opdat mensen mogen begrijpen en weten dat U nog steeds God blijft, en dat U Dezelfde bent gisteren, vandaag, en voor eeuwig. En, Here, degenen die verordineerd zijn tot genezing, en degenen die verordineerd zijn tot eeuwig leven, zullen dan omhoog reiken en een houvast krijgen, Here, want dit is de tijd van bezoeking. Moge het niet tevergeefs voorbijgaan. Ik vraag het in Jezus Christus' Naam. Amen.
170 Hoevelen geloven dat dat de waarheid is, dat dat het Evangelie is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Leven wij nu in die dag? Dat is het volgende. Als het zo is, is God plechtig verplicht om het te identificeren.
171 Als u mij nu uw onverdeelde aandacht wilt geven. Ik zal slechts een klein beetje te laat zijn, zoals ik u vanavond vertelde, misschien vijftien minuten.
172 Wij hebben gebedskaarten uitgedeeld. A's, A's. In orde, laten we snel beginnen. A, nummer 1. Ik zal u gewoon één voor één roepen, dan kunt u hier komen staan, als u wilt. A, nummer 1. Wie heeft gebedskaart A, nummer 1, steek uw hand omhoog? Nu, als u niet kunt opstaan, zal ik... enigen van hen zullen u komen ophalen. A, nummer 1, in orde. Kom nu gewoon als u geroepen wordt, alleen uw nummer. In orde, A, nummer 1. In orde.
173 Nummer 2, zou u uw hand willen opsteken? Nummer 2, gebedskaart A, nummer 2, steek uw hand omhoog. Zou u willen komen, dame? Nu, als er iemand kreupel is die niet kan opstaan, dan zullen de zaalwachters u dragen. Nummer 2.
174 3. Steek even uw hand op. Het zal tijd besparen, echt snel; als u hoort... Nummer 3, zou u uw hand willen opsteken? Precies hier, dame. Nummer 4, steek uw hand op, nummer 4. Gebeds-... nummer 4, kom. In orde. Nummer 5, gebedskaart nummer 5. Precies hier, dame. Nummer 6.
175 Hm? Kan zij lopen? Okay. Dat is... Of, geef haar daar beneden een stoel. De dame is ziek, denk ik, of misschien haar man, wie daar ook naast haar zat. Of het is een... Geef haar een stoel daar, zij is... In orde.
176 Nummer 7. Nummer 8, Nummer 9, 9. Ik krijg... Ja, hier, 9, 9. 10, nummer 10, gebedskaart 10? 11, 12, 13, 14. Ga daarheen naar het andere einde daarginds, de 14. 15. In orde, ga achter hen staan.
177 Wacht nu gewoon even tot deze in de rij komen, laten we even kijken waar wij hier aan toe zijn. Nu, de rest van u, houd uw kaart nog even vast.
178 Nu, hoeveel zijn er in deze samenkomst die ziek zijn en geen gebedskaart hebben? Steek zo uw handen omhoog. In orde. Elke... Het maakt me niet uit waar u bent. In orde.
179 Wees nu heel eerbiedig. Nu, kijk, terwijl men de gebedsrij op orde zet, geeft u mij nu allen uw onverdeelde aandacht. U moet luisteren naar wat ik u vertel. Zie? Merk op.
180 Op een keer was er een vrouw. Jezus ging door het land en Hij stak de zee over, en Hij ging naar een plaats en daar was een vrouw die bloedverlies had. En al de priesters en zo waren daarginds en maakten natuurlijk gekheid over Hem. En er was een groep daar die in Hem geloofde. En Hij liep door de menigte heen. En de vrouw zei in haar hart...
181 Nu, luister nu aandachtig. Luistert u? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde. Dit, nu, de vrouw... Kijk, wanneer iets afleidt als je wat aan het doen bent, ziet u. Elke persoon is een... Ik handel niet met u als een lichaam. Ik handel met u als een geest, een ziel. Zie? En als dat beweegt, gaan uw gedachten ergens anders heen, zie, en daar probeer ik een houvast op te krijgen. Merk nu op, er was een man die naar Paulus keek, oprecht gelovend; Paulus zei: "Ik bemerk dat u geloof hebt om genezen te worden." Zie? Merk nu op.
182 Deze vrouw, terwijl zij hier doorheen ging, kon niet bij Hem komen. Iedereen sloeg zijn armen om Hem heen, en van alles. Laten wij zeggen, gewoon bij wijze van spreken, dat ze geen gebedskaart had en niet in de rij kon komen.
183 Dus iedereen riep: "Hallo, Rabbi! Zeg, bent U de profeet? Wij geloven dat er een profeet komt, maar ik ken U niet. Zie, ik ben er niet zeker van. Ik zal uit mijn kerk gezet worden als ik dat zou geloven." Zie? En, weet u, het is gewoon telkens hetzelfde oude liedje.
184 Maar dan deze kleine vrouw, zij geloofde het. Zij glipte ertussen, en ze zei: "Als ik de zoom van Zijn kleed kan aanraken, zal ik gezond worden." Toen raakte zij Hem aan.
185 Nu, als iemand ooit het Palestijnse kleed heeft gezien; je hebt een onderkleed, en vervolgens hangt het bovenkleed vrij. Nu, als een vrouw de jas van een van u mannen zou aanraken, slechts het uiteinde van uw jas, zoals dat, en dan zou weggaan, dan zou u het nooit bemerkt hebben in een dergelijke menigte. Hoe zit het dan met dat wijde kleed dat zover van Hem af hing? En zij zat op haar knieën en raakte even Zijn kleed aan, en liep weg.
Jezus stopte. Hij zei: "Wie raakte Mij aan?"
186 En kijk wat Petrus zei, nu, met de sleutels tot het Koninkrijk. Met andere woorden, laten we het even omzetten in huidige dag woorden: "Wel, Here, U zegt enkele van de verschrikkelijkste dingen! Wel, die mensen zullen denken dat U gek bent, dat er is iets verkeerd is. Iedereen heeft U aangeraakt."
187 Iedereen zei: "Hallo, Rabbi! Zeg, bent U de Goddelijke Genezer? Zeg het. U zegt... Wacht, ik heb hier een begraafplaats vol mensen, als U er één voor ons wilt doen opstaan. Komaan, en wij zullen U geloven als U dat zult doen." En er waren sommigen vóór Hem en sommigen tegen, net zoals het is in elke menigte, zie; die maken er gekheid over, en anderen geloven Hem.
188 En Petrus zei: "Wel, iedereen raakt U aan! Hoe kunt U iets dergelijks zeggen?"
189 Hij zei: "Maar Ik bemerk dat Ik zwak geworden ben; deugd is uit Mij weggegaan", dat is kracht.
190 Kijk, Hij keek rond over het gehoor en Hij vond de kleine vrouw. Ze kon het niet verbergen. Zie? Zij had dat zaad daarbinnen liggen. O God, geef ons dat zaad! Dat is wat wij nu nodig hebben. Hij vond haar, en Hij vertelde haar over haar bloedverlies. Zei dat haar geloof haar had genezen.
191 Kijk, u zegt: "Dat, als Hij hier vanavond was, zou ik hetzelfde doen." Als Hij vanavond door dit gebouw zou lopen, gelooft u dat als u Hem zou aanraken, u gezond zou worden?
192 Wel, laat mij u vertellen. In het boek Hebreeën, het derde hoofdstuk, staat: "Hij is precies nu een Hogepriester Die medelijden kan hebben met onze zwakheden." Hoevelen geloven dat dat de Waarheid is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie? Wel, als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig, hoe zou Hij dan vandaag handelen? Hetzelfde als gisteren. Is dat juist? ["Amen." ]
193 Nu, u hoeft niet hier op het podium te zijn. Geloof gewoon, en zeg dit: "Nu, Here, ik... Dit is allemaal vreemd, maar de man vertelt dit uit de Bijbel. Het klinkt..." Het klonk vreemd in elk tijdperk. Maar onderzoek het, en zie of de Schriften...
Jezus zei: "Onderzoek de Schriften; zij getuigen van Mij." Zie?
194 Onderzoek nu de Schriften. Dat is waar. Wij zijn in de laatste dagen. Heel de natuur bewijst dat het de laatste dagen zijn. De kerk in haar bundeling, u gaat heel spoedig allemaal naar de enorme oecumenische slachting hier, ziet u, gewoon de moederhoer en al haar dochters, precies zoals de Bijbel zei, het merkteken van het beest nemend en het niet wetend. Zie? O, ik zal daar later op komen.
195 Let nu op, terwijl Hij aanwezig is, als we Zijn tegenwoordigheid hier kunnen krijgen. U daar zonder een gebedskaart, raak Zijn kleed aan. Hij is de Hogepriester. Hoe doet u het? Met uw geloof? Raak Zijn kleed aan en zie of Hij Zich niet omkeert en hetzelfde doet als wat Hij toen deed. De Bijbel zei: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag, en voor eeuwig." Dat zou zeer overtuigend zijn. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde.
196 Nu, iedereen, stoor nu niemand om u heen. Wees echt eerbiedig. Kijk, u moet de Heilige Geest respecteren. Eerbied! De enige wijze waarop u ooit iets van God zult krijgen, is door Zijn Boodschap te respecteren. Eerbiedig het. Luister nu.
197 Laten we allen, u Methodisten, Baptisten, Pinkstermensen, en Katholieken en allen, uw religie, uw denominatie, nemen en die hier even een paar minuten aan de kant zetten, en zeggen: "Als Hij het Woord is, dan is het Woord een onderscheider van de gedachten die in het hart zijn. Dat was de Messias gisteren; dat is Hem vandaag. Het moet zo zijn. En Hij beloofde het voor vandaag, nu."
198 Nu, hier staat een kleine dame. Laat niemand zich nu bewegen. Wees gewoon echt eerbiedig en sta stil. Nu ik, door een gave...
199 Nu, een gave is niet gewoon iets wat u neemt, zoals een hakbijl, om mee te gaan hakken en weg te snijden. Dat is verkeerd. Een gave is te weten hoe u uzelf uit de weg kunt krijgen. Het is eenvoudig uzelf ontspannen en uzelf wegzetten, en dan komt God binnen en gebruikt u op de wijze waarop Hij wil. Een gave is uzelf uit de weg te krijgen. Zie? Niet iets wat u in uw hand neemt om te gaan hakken en steken; dat, dat is God niet. Zie? Wat wij doen, is eenvoudig jezelf uit de weg krijgen, dan komt de Heilige Geest binnen en gaat het gebruiken op de wijze waarop Hij het wil gebruiken.
200 Nu, u moet uzelf uit de weg krijgen. Ongeacht wat God hier zou doen, Hij moet het ook bij u doen. Ongeacht hoezeer Hij mij zou zalven, Hij moet u ook zalven. Als Hij het niet doet... "Vele machtige werken kon Hij niet doen."
201 Nu, ik geloof dat ik iemand heb gezien, het leek een kleine jongen die hier in een rolstoel zat, of zoiets. Ik dacht dat ik een man daar achteraan zag. Ongeacht wat het is, waar u bent, geloof nu slechts. Hier is een kleine vrouw die hier moet zitten, voorover gebogen.
202 Vergeet nu niet, ik kan niemand genezen. Er bestaat niet zoiets als een man die geneest. Het is God. Hoevelen begrijpen dat nu? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Voor genezing werd reeds betaald. Het is om u ertoe te krijgen te geloven dat Zijn tegenwoordigheid hier is om Zijn Woord te houden. Als ik u nu Zijn Woord heb verteld, dat Hij dit beloofde te doen, en u gelooft het allemaal; als Hij het nu doet, identificeert dat Hem hier.
203 Er staat hier nu een vrouw, een kleine dame. Zij is veel jonger dan ik. En hier is een beeld van Johannes 4, een man en een vrouw ontmoeten elkaar voor de eerste keer. Wij zijn vreemden, veronderstel ik, jongedame (zijn wij dat?) voor elkaar. [De zuster zegt: "Ja, meneer." – Vert] Dat zijn we. Nu wil ik dat het gehoor kijkt. Ik ken haar niet. Ik heb haar nog nooit gezien. U hoorde het haar net zeggen. Ik ken haar niet. Zij kent mij niet. Hier staan wij.
204 Nu, misschien is ze ziek. Misschien heeft ze financiële problemen. Misschien zijn het huiselijke problemen. Misschien is het voor iemand anders. Ik heb er totaal geen idee van. Ik ken de vrouw niet, heb haar nog nooit gezien.
205 Maar als Christus hier stond, met dit pak aan, dat Hij mij gaf, nu... En als zij ziek is, als zij zou zeggen: "Here, wilt U mij genezen?" Wel, Hij zou ook onmiddellijk antwoorden dat Hij het niet meer kan doen, en haar vertellen dat Hij het reeds gedaan heeft. [De zuster zegt: "Prijs God!" – Vert] Hoevelen geloven dat? [De samenkomst zegt: "Amen."] Zie? Hij zou het niet kunnen doen...
206 Maar Hij zou Zich kunnen identificeren als de Messias. Hij zou dat weten, Hij zou dat doen omdat Hij dezelfde karakteristiek heeft. Nu, ik zou het niet zijn als Hij dat deed, omdat...
207 Eerst was het God in de Vuurkolom: God boven ons; toen God met ons: in Christus; nu God in ons, zie, zonen van God, in de aanneming waar Christus voor kwam, om Gods attributen te verlossen zoals Hij in het begin deed.
208 Nu, als Zijn Woord hierbinnen woont, en ik de Waarheid heb verteld – en dat is het – en het Woord is hierbinnen in mijn hart, dan zal God Zich identificeren als zijnde de Waarheid. Wat behoorde dat dan te doen aan deze samenkomst? Wat behoorde het te doen, wanneer u de Schrift hier recht voor u ziet? [De samenkomst verheugt zich – Vert]
209 Nu, ik moet nu tot de vrouw spreken omdat ik gepredikt heb. Gewoon even tot haar spreken totdat de Heilige Geest begint te bewegen, en begin dan allemaal te geloven. Nu, en wij zullen u morgenavond zien. Kijk, dit hier, je bent... je bent in een andere wereld, een andere dimensie, je weet gewoon niet wat er gebeurt. U, wie ook de microfoon bedient, laat hem gewoon aanstaan.
210 Ik wil nu even tot u spreken zoals onze Heer tot de vrouw bij de bron sprak. Nu, ik ben een man, en u bent een vrouw, de eerste keer dat wij elkaar op aarde ontmoeten. En als nu... Hij zei tegen haar: "Ik wil wat water om te drinken", of zoiets. Herinnert u zich het verhaal? Las u dat ooit in de Bijbel? U las het? In orde.
211 Nu, als de Here Jezus vanavond hetzelfde zal doen, mij min of meer zal openbaren wat uw moeite is, of wat u gedaan hebt, of waarvoor u hier bent, of zoiets dergelijks, dan zou u weten dat het van een bovennatuurlijke kracht moest komen. Zou u geloven dat het is wat ik u getoond heb, wat de Schrift zegt dat het zal zijn? We zien de aardbevingen, we zien de wereld in deze chaos, we zien hoe het met de denominaties gesteld is, en dat het er de tijd voor is dat het gebeurt. Nietwaar? Gelooft u dat? Welnu, als Hij Zich daarmee zou willen identificeren, zou dat God moeten zijn. Ik zou het niet kunnen zijn als mens. Ik ben gewoon uw broeder.
212 Nu, u bent een Christin. Niet omdat u zegt: "Prijs de Here." U zou een misleidster kunnen zijn die daar staat, die dat zegt. Zie? Maar als het zo was, dan zou Hij... dan zou Hij het weten. Zie? Maar ik voel uw geest vibreren. Het is waar. U bent een Christin.
213 Nu, als de Here Jezus aan mij zal openbaren wat er met de vrouw verkeerd is, hoevelen zullen er dan met heel hun hart geloven? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
214 Kijk nu naar mij, zuster, even een ogenblik. Hier komt het. Zie, nu, ik... Het moet een visioen zijn, ziet u. Het zal op een of andere wijze gezien moeten worden, omdat... Beslist. Hier is het nu. Geprezen zij God! Ik neem elke geest hier nu onder mijn controle, in de Naam van Jezus Christus. Wees eerbiedig. Kijk even hierheen, dame. Kijk naar mij. Het is nu de tijd voor de Here om iets te zeggen of iets te doen.
215 Als u het zich bewust bent, als u ooit die foto van dat licht gezien hebt, het staat tussen mij en de vrouw. En ze is hier, ze lijdt aan een bloedziekte. Het is diabetes. Als dat juist is, steek uw hand op. Zie? Wat nu als...
Iemand mag misschien zeggen: "U raadde dat gewoon."
216 Kijk hier, jongedame. U bent een zeer fijn persoon. Kijk hier. Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? [De zuster zegt: "Jazeker." – Vert] U gelooft het. Ik kan niet genezen. En ik weet niet wat er aan u verteld werd. Wat het ook was, het was waar, niet? Hier is nog iets. Ik zie een meisje. Het is een klein meisje waarvoor u bidt, dat iets in haar oor heeft. Het is een loopoor, is dat niet juist? Ja, ja, dat is juist. Het zal gezond worden. U zult gezond worden. Ga nu, geloof het. Ga, geloof het met heel uw hart. Geloof, zuster.
217 Gelooft u nu dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag, en voor eeuwig? [De samenkomst verheugt zich – Vert] Als u slechts gelooft, heb slechts geloof. Zie? Twijfel niet. Kijk: "Het onderscheidt de gedachten en overleggingen van het hart." Hoevelen weten dat het Woord dat doet? ["Amen."] De Bijbel, het toont aan dat u de Bijbel hebt gelezen. Nu, ongeacht waar u bent, geloof nu de zalving.
218 Hoevelen hebben die foto gezien van de Engel des Heren, die hier genomen is? Datzelfde licht is geen zestig centimeter van waar ik nu sta. Kijk, het is in een andere dimensie die u niet zou zien. Wij leven er slechts in vijf; dit is een andere. Wees nu een ogenblik eerbiedig.
219 Nu, hier is een dame. Ik ken haar niet. Ik heb haar nog nooit gezien. Wij zijn vreemden voor elkaar, veronderstel ik. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] En dit is onze eerste ontmoeting, en gewoon een man en een vrouw. En als ik iets voor u zou kunnen doen, zou ik het zeker doen, maar ik ben slechts een mens.
220 Maar, door een gave van God, wil ik identificeren, wil ik dat Jezus Zichzelf identificeert met het Woord dat ik net gepredikt heb, om te tonen dat dit het uur is; het Woord dat voor dit uur is toebedeeld, dat wij de denominationele gelederen voorbij zijn gegaan, dat we vlak voor de opname staan. Slechts proberend de mensen tot geloof te brengen, dat ze geloven. Zie?
221 Precies zoals bij de piramiden, zie, die hoofdsteen die er nooit op kwam. Het staat op uw dollarbiljet. Zie? Het gaat nu om die bediening met de hoofdsteen. Eerst was het hier ver beneden in de tijd van Luther, die van Wesley, en verder door, het is zoals... Geen piramideleer nu, zie. Ik noem dit slechts als een illustratie. Die hoofdsteen zal net zo volmaakt moeten zijn als de rest, totdat hij er haarfijn op past. De bediening van Christus zal in Zijn gemeente zijn, helemaal precies gelijk aan Hem in de Geest, wanneer Hij de gemeente komt ophalen om haar in haar geheel te verlossen, en dan gaat zij omhoog.
222 Gelooft u dat? [De zuster zegt: "Ja, dat geloof ik." – Vert] Ik zei dat alleen maar om me een beetje te ontspannen. Zie, het is... visioenen zijn zwaar. Toen die ene vrouw Zijn kleed aanraakte, zei Hij: "Ik bemerk dat kracht... " En dat was de Zoon van God. Wat met mij, een zondaar, ge-... Zie? Begrijpt u het? ["Ja."] Uh-huh. Nu, als de Here Jezus mij uw moeite zal openbaren, zult u... ["Dank U, Jezus." ]
223 Wees nu niet bevreesd. Dat zal u geen kwaad doen. U hebt een echt vreemd gevoel, ziet u. Dat kwam toen dat licht zich over u vestigde. Als dat zo is – opdat de mensen het zullen weten – steek uw hand op. Omdat u... Een echt lieflijk, echt fijn gevoelen, zie, zie, bewoog net over u. U zou uw leven nu helemaal niet kunnen verbergen.
224 U lijdt aan een voorhoofdsholteontsteking. En dat is juist. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] U hebt iemand op uw hart waarvoor u bidt. ["Ja."] Goed, dat is uw man. ["Ja."] En die man heeft moeite met zijn ogen, wat veroorzaakt werd door suikerziekte. En dat is precies juist. Zie? In orde. Nu, geloof nu met uw hele hart, en u beiden... Gelooft u? In orde. Dan, overeenkomstig uw geloof geschiede het aan u, mijn zuster. De Here zegene u. Heb geloof. Twijfel niet. Geloof met uw hele hart.
225 Nu, wij zijn ook vreemden voor elkaar. Gelooft u dat? Nu, te staan in de tegenwoordigheid van een man zou u zich niet zo doen voelen. Zie? U weet dat het iets buiten mij om is. Ik ben zoals... Zoals die kansel daar, het is slechts een kansel. En ik ben slechts een man. Maar gelooft u dat u in Zijn tegenwoordigheid bent, niet de mijne; Zijn tegenwoordigheid? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Dank u. Zie? U gelooft dat ook werkelijk. En u moet het geloven, omdat ik een schaduw zie. Zie? U moet nu geloven.
226 U lijdt aan inwendige problemen, inwendige organen. U hebt een operatie ondergaan. Dat is juist. Geopereerd, en het is niet goed. Het veroorzaakt nog steeds last. Dat is precies juist. Dan hebt u ernstige hoofdpijnen die u last bezorgen. Nu, u weet dat iets die dingen moet weten, nietwaar? Gelooft u nu dat u het kunt ontvangen? Gelooft u het? In orde, ga het dan ontvangen, in de Naam van de Here Jezus. Amen.
Laat iedereen nu bidden.
227 Gelooft u dat God mij de zaak kan openbaren die u verlangt? Zou u het dan geloven, dat het zou... dat die knobbel in uw zijde zou weggaan? In orde, ga het dan geloven, en dan zal het gebeuren.
228 Ik weet dat u zwak bent. Ik wil u niet langer houden dan dat ik kan helpen. Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] U gelooft het. Ik ben een vreemde voor u. ["Ja."] En wij kennen elkaar niet. Als ik u kon helpen, zou ik het zeker doen, dame. Ik zou lopen, kruipen, een kwartje met mijn neus door de straten van de stad duwen om u te helpen, want u bent jong, en u bent overschaduwd.
229 Ik besef nu, nadat ik tot u gesproken heb en dat gezegd heb, dat u weet wat er verkeerd is. U weet dus dat u heel spoedig moet sterven als er niet iets voor u gedaan wordt. U hebt een vrouwenkwaal, en het is in uw vrouwelijke organen, en het is kwaadaardig. Het is een kanker. ["Ja. Ja."] En u moet spoedig sterven als God u niet helpt. ["Nog één maand...?..." – Vert] Dat is juist. Gelooft u dat Hij u zal genezen? ["Ja."] Kijk, zuster, dat is uw enige hoop. Geloof het precies nu, met uw hele hart, en leef voor het Koninkrijk van God.
230 Ik leg mijn handen op de kleine dame, in de Naam van Jezus Christus, en veroordeel de duivel die haar leven neemt. Moge hij haar verlaten, en moge dit meisje leven, voor de zaak van het Koninkrijk. Amen.
231 God zegene u, zuster. Geloof het nu met heel uw hart. Geloof met heel uw hart.
232 Nog een schaduw. Gelooft u dat God het kan genezen en het gezond kan maken, het van u kan wegnemen? U had een echt vreemd gevoel toen daarvoor gezorgd werd, is het niet? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Het verliet u echt, werkelijk precies daar. Dat is juist. Geloof het nu met heel uw hart, en het zal van u wegblijven. Ga, geloof. God zegene u. In orde.
233 Kijk naar mij, zuster. Wilt u uw avondmaaltijd eten en u daar opnieuw goed bij voelen? Ga gewoon verder. Die zweer zal u verlaten, en u zult weer gezond worden. In orde.
234 Kijk deze kant op, dame. Waar bent u bevreesd voor? U hebt last van nervositeit. Het heeft u reeds lange tijd gehinderd. Gelooft u dat God die nervositeit kan genezen en maken...? Negentig procent van dit gehoor vibreert precies nu met hetzelfde. En dat is precies juist. Zie? U wilt vaste grond onder uw voeten hebben. U, ze vertellen u allemaal: "Kom tot jezelf, en geloof dit, dat." Maar u moet een startplaats hebben. U staat daar nu precies op. Geloof het, alstublieft. Het Woord van God zegt dat u vrij bent. Gelooft u het? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] In orde, ga en wees vrij van die zaak. In orde. God zegene u, zuster.
235 Gelooft u dat God diabetes kan genezen en u gezond kan maken? [De broeder zegt: "Ja."] En u gelooft het? Blijf gewoon doorgaan en zeg: "Dank U, Here Jezus. Ik zal gaan en het met heel mijn hart geloven."
236 Nerveus, een dameskwaal, en u hebt een verstoorde maandcyclus. Gelooft u dat God kan...? En ook een maagstoornis. Gelooft u dat God u gezond kan maken? Vervolg uw weg, u verheugend en zeggend: "Dank U, Here."
237 Kijk naar mij, meneer. U bent een geweldig sterke man, maar die zenuwen zijn geweldig zwak. Gelooft u dat er vanavond een einde aan zal komen? Ga, ontvang het in de Naam van de Here Jezus. Geloof het met heel uw hart. Ja.
238 Kom, zuster. Kijk deze kant op. Ja, ik zie dat u probeert op te staan, strompelend aan de zijkant van het bed. U hebt artritis. Gelooft u dat God u gezond zal maken? Ga gewoon door, geloof het, en zeg: "Jezus Christus maakt mij gezond", en geloof het met heel uw hart.
239 Mijn zuster, gelooft u dat God die diabetes kan genezen en u ook gezond kan maken? In orde. Vervolg uw weg en zeg: "Dank U, Here Jezus."
240 Kom, dame. Hij zou u graag laten geloven dat u uw verstand zult verliezen. [De zuster roept uit: "Oh!" – Vert] Hij vertelt u dat, maar hij is een leugenaar. U bent nu vrij. ["O God!"] Ga naar huis en verheug u. Jezus Christus maakt u vrij. ["Oh! O Jezus! Jezus! Jezus! Halleluja!" ]
241 Gelooft u dat God die maagkwaal kan genezen, u gezond kan maken? Ga door, verheug u en zeg: "Dank U, Here Jezus."
242 Kom, dame. Nu, hetzelfde. Laat hen u dat niet vertellen. Het is een toestand van nervositeit. Gelooft u dat God u gezond zal maken vanavond? Het is uw enige hoop door dat te doen. Begin u te verheugen, wees blij, glimlach, en wees zoals u vroeger was. Zie?
243 Gelooft u het met heel uw hart? Hoevelen geloven nu met hun hele hart: "Ik geloof"? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] "Ik geloof dat Jezus redt, en Zijn bloed wast witter dan sneeuw." Geloof het!
244 Wat met u daar in het gehoor, gelooft u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Bid nu en zeg: "Here Jezus, de man is een eind bij mij vandaan." Sommigen van u die hier ergens zitten, in orde, bid en geloof het.
245 Deze man hier die precies hier zit, galblaaskwaal. Gelooft u dat God de galblaas zal genezen en u gezond maakt? U, in orde, uw geloof, u raakte Iets aan. Ik ken hem niet, maar hij raakte Iets aan. Zie?
246 Die dame die zich verheugt, daar naast u. Gelooft u dat God de artritis in u zal genezen, dame, en u gezond zal maken? Gelooft u het? In orde, u kunt... U kunt het uwe hebben.
247 Degene die precies naast u zit, u hebt moeite met uw oog. Gelooft u dat God die oogkwaal zal genezen en u gezond zal maken? In orde, als u het gelooft, kunt u het ook hebben.
248 Iemand die precies naast u zit, u hebt iets aan uw lip. Gelooft u dat God dat gezwel op uw lip zal genezen en u gezond zal maken? U kunt het uwe ook hebben.
249 Ik daag u uit om het te geloven. Amen. Heb geloof in God! Twijfel niet. Geloof gewoon! Heb geloof!
250 Hier zit een dame, die daar zo oprecht zit te kijken, ze zit daar met een hartkwaal. Gelooft u dat God de hartkwaal zal genezen, en u gezond zal maken, dame? Als u het gelooft, kunt u hebben waar u om gevraagd hebt. Ja.
251 Nu, u die uw zakdoek naar uw gezicht brengt, u hebt moeite met uw nek en met uw rug. Het werd veroorzaakt door een auto-ongeluk. U werd getroffen in een auto, en hebt uw nek en rug beschadigd. Gelooft u dat u gezond zult worden? U kunt hebben waarom u gevraagd hebt.
252 Wat met dit deel hier, iemand hier die wil geloven? Daar zit een dame naar mij te kijken, ze is echt zenuwachtig, zit precies daar naar mij te kijken. Dat is haar zoon die naast haar zit, die een hartkwaal heeft. Gelooft u dat God u beiden zal genezen? Als u het gelooft, steek uw handen op en zeg: "Ik aanvaard het." Dan kunt u genezen worden, in de Naam van Jezus Christus.
253 Gods karakteristieken identificeren Hem. Gelooft u dat Hij hier is? Hoeveel gelovigen? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Leg dan uw handen op elkaar. Plaats uw handen op een ander. Plaats uw handen dan op elkaar.
254 Onze hemelse Vader, in de Naam van Jezus Christus, moge de duivel dit gehoor verlaten, en moge hij uitgeworpen worden in de buitenste duisternis.