Het proces
Door William Marrion Branham1 Onze hemelse Vader, we danken U voor het voorrecht dat we hebben om vanmiddag opnieuw onder dit dak samen te komen om het Woord van God te horen en om de heerlijkheid van de Here Jezus Christus te zien. We hebben grote verwachtingen, Vader. En we bidden dat U ons vanmiddag zult ontvangen en onze pogingen zult aanzien, die wij aanwenden om te komen en U te aanbidden. Zegen iedere ziel die hier is. Wij beseffen dat het de goede dingen zijn die moeilijk te krijgen zijn. Dus we bidden dat er, vanwege hun offer, niemand overgeslagen zal worden, maar dat allen genezen zullen worden deze middag. Red de verlorenen en verkrijg glorie voor Uzelf. Wij vragen het in Jezus Christus' Naam. Amen.
U mag gaan zitten.
2 Ons tinnen dak maakt het enigszins moeilijk voor u om te horen. We zullen maar weinig tijd nemen om tot u te spreken. En dan zullen we meteen doorgaan met de gebedsrij, want dat is waar we deze middag voor bestemd hadden, om te bidden voor de zieken.
3 En nu wil ik dit zeggen. Ik weet niet wanneer ik er ooit meer van heb genoten om bij een groep mensen te zijn dan bij deze groep hier. U was werkelijk fijn. Ik vertelde broeder Johnson daarnet dat ik niet weet wanneer ik ooit meer van een samenkomst heb genoten. Zo'n wonderbare geest onder u mensen, en geloof, geloof. Ik had hier graag ongeveer een maand willen blijven, zodat we elkaar echt konden leren kennen. Tegen de tijd dat je bekend met elkaar bent geraakt, is het gewoonlijk de tijd dat je tot ziens moet zeggen om ergens anders heen te gaan.
4 Ik weet niet wie deze kleine politieman is hierbuiten, die daar in al die regen staat, blootshoofds, en dat verkeer probeert te regelen. Als iemand hem kent, bedank hem persoonlijk van mij, wilt u? Ik zeg u, hij heeft een heel goed werk gedaan.
5 Ik wil de man bedanken die hierbinnen is gekomen en deze plaats heeft schoongemaakt, en het hiervoor klaargemaakt heeft, zodat deze samenkomst hier vandaag kon zijn. Ik vertel u, de gemeenschap behoort mannen die zo'n moed hebben om dat te doen, grote hulde te bewijzen. Ik ben grote waardering verschuldigd aan u, aan mensen die op een dag als deze hierheen komen. De meeste mensen zouden thuis zijn gebleven. Ik waardeer uw moed. En u die hier temidden van al deze moeilijkheden staat, en onder dit dak zit, nauwelijks in staat om te horen wat er gebeurt, maar toch vastbesloten om hoe dan ook te blijven. Dat, dat is de moed. Daar houd ik van. Ik denk altijd aan dat lied:
Moet ik naar huis gedragen worden naar de hemel,
Op een bloemrijk bed van gemak,
Terwijl anderen vochten om de prijs te winnen,
En zeilden door bloedige zeeën? (Ja, moeilijk!)
6 Ik predikte enige tijd (niet zo lang) geleden in Zuid-Afrika, waar het zo hard regende in de tijd van de moesson, dat vrouwen... ze zaten gewoon overal en hun haren hingen in slierten naar beneden, en ze hadden de hele dag in die regen gezeten. Ik heb nog nooit zo'n samenkomst van genezing gezien in mijn leven!
7 Ik herinner mij dat ik niet lang geleden daar in Mexico stond te prediken, terwijl het ook de hele dag zo regende als dit, buiten in die arena. En die mensen waren daar om negen uur die morgen, zittend in de regen. En een vrouw met een dode baby in haar armen... De baby was de avond daarvoor gestorven, en die kleine baby lag stijf in haar armen. Een man had de gebedskaarten uitgegeven en had ze allemaal uitgegeven. Er waren geen gebedskaarten meer. Men liet mij neer aan een touw, achter het podium, om mij zo bij het podium te krijgen. En Billy kwam naar me toe rennen. Hij zei: "Papa, ik weet niet wat ik moet doen." Hij zei: "Ik heb daar driehonderd zaalwachters staan."
8 En hoevelen kennen Jack Moore? U kent Jack Moore hier bijna allemaal, vermoed ik. Hij was bij mij.
9 "En er is daarbuiten een kleine vrouw," zei hij, "die een baby heeft die dood is, die vanmorgen is overleden." Dat was ongeveer negen uur die avond. Was die morgen in het kantoor van een dokter gestorven. En zei: "Ze wil dat die dode baby in de rij gebracht wordt." Hij zei: "Ik heb geen kaarten meer en ik heb de rij opgesteld." Zei: "Ik weet het niet." En het stroomde gewoon van de regen; stond daar gewoon in, koude regen. En ik keek daarheen, en die kleine Mexicaanse vrouwen, hun haar hing naar beneden, helemaal doornat, onder die lichten. En je kon er amper doorheen kijken, zo hard regende het. Wel, ik zei... "Wel," zei hij, "ik kan haar niet houden. We hebben driehonderd zaalwachters." Zei: "Ze klimt gewoon helemaal over ze heen, en ze heeft deze dode baby."
10 Ik zei: "Wel, broeder Moore, waarom ga jij er niet heen om voor haar te bidden?" En ik had ongeveer tien minuten gepredikt, schat ik, zoiets. En ik zei: "Waarom ga jij niet voor haar bidden?" Ik zei: "Want ze zou niet weten wie ik ben, of niemand; er zijn verscheidene sprekers geweest." Ik zei: "Ze weet niet wie ik ben. Ga jij voor de baby bidden en dat zal haar tevreden stellen."
11 Hij zei: "Goed, broeder Branham." Hij begon het podium af te gaan.
12 En er was een berg oude doeken, zo hoog, van wel, o, misschien wel twintig of vijfentwintig meter lang. Een blinde man had de avond daarvoor zijn gezichtsvermogen ontvangen, en ze waren dus werkelijk geïnteresseerd. Negentig procent Katholiek.
13 Dus toen begon ik te prediken. Ik zei: "Zoals ik zei, geloof is de vaste..."
14 Ik keek, en voor mij staande was daar een kleine Mexicaanse baby; een zwart gezichtje, klein tandvlees zonder tanden, gewoon van dat glimmende kleine tandvlees. En ik dacht: "Dat moet die baby zijn." Ik zei: "Wacht even, broeder Moore. Zeg de kleine dame dat ze de baby hier moet brengen."
15 Dus zij maakten een opening, ruimte; geen gebedskaart. Ze had eigenlijk niet binnen mogen komen, maar ze was volhardend. Dat is... dat is wat je wilt. Dus bracht zij de baby daar.
16 Ik zei: "Hemelse Vader!" Natuurlijk vertalen zij het gebed niet. Ik zei: "Ik weet niet of dit de baby is of niet. Ik zag slechts de kleine baby. Maar als het zo is, is het Uw respect voor die vrouw die dit offer heeft gebracht." Ik legde mijn handen op dat blauwe dekentje, en die kleine stijve vorm, ongeveer zo lang, hing daar in de arm van de vrouw.
17 En de baby slaakte een kreet en begon te schoppen, zo hard als hij... schreeuwde zo hard als hij kon. De baby was... Nu, de kleine dame viel neer en begon uit te roepen: "Padre!" Padre betekent 'vader', weet u. Had kralen in haar hand.
Ik zei: "Dat is niet nodig."
18 En ik zei tegen broeder Espinoza, een Pinksterprediker... Velen, denk ik... ik vermoed dat u hem kent. Ja, broeder Espinoza. Ik zei: "Nu, schrijf niet op dat die baby dood was. Ik weet het niet. Het enige wat ik zag was dat daar, dat visioen." Ik zei: "Laat een bode achter die vrouw aangaan, en laat haar gaan en laat de dokter er een verklaring over tekenen."
19 En de Christian Business Men's Voice ["De stem van de Christen-zakenlieden"] nam de verklaring onlangs op: "De dokter gaf getuigenis dat de baby die morgen stierf aan een dubbele longontsteking, in zijn kantoor, om kwart voor negen." En dat was tien uur die avond, toen de Here Jezus hem zijn leven teruggaf, vanwege een offer. Nu, dat is zo waar! God in de hemel weet dat dat waar is. De gewaarmerkte doktersverklaring! De verklaring is nu in handen van de Christen-zakenlieden, waarvan Demos Shakarian de internationale directeur is. Hij heeft de door de dokter getekende verklaring: "De baby stierf aan een dubbele longontsteking, die morgen." En om tien uur die avond werd de baby levend gemaakt, vanwege een geloof van een moeder die volhardend was om het te doen. Dat is zo.
20 Net zoals de Sunamietische vrouw volhardend was om bij Elia te komen!
21 Net zoals de Griekse vrouw uit Syro-Fenicië volhardend was om bij Jezus te komen. Ze wist dat zij een dochter had met epilepsie. Echter, zij was zelfs geen Joodse. De opwekking was niet voor haar volk. En toen Hij dan kwam, kwam zij bij Hem en Hij zei: "Het is niet betamelijk dat men het brood van de kinderen neemt, en het de hondjes voorwerpt." Noemde haar een hond.
22 Ze zei: "Dat is waar, Here." Zie, hoe het werkelijke geloof zal getuigen dat het Woord de Waarheid is! "Dat is waar, Here, maar de hondjes willen ook graag de kruimels eten onder de tafel van de meester."
23 Hij zei: "Om dit woord is uw kind genezen." En zij kreeg het op dezelfde manier, omdat zij volhardend was.
24 Heel erg bedankt, vrienden. De Here zegene iedereen, de muzikanten, zuster Ungren hier, en al mijn vrienden. Ik zie dat hier veel van mijn vrienden naartoe zijn gekomen voor deze samenkomst. Ik zag vandaag broeder en zuster Evans. Ik weet niet of hij mij zelfs kan horen of niet. Zij komen helemaal uit Macon, Georgia. Zuster Ungren hier en zij allen van Memphis, Tennessee. En broeder Palmer en zuster Palmer, en hun vrienden. En broeder Parnell, een bevriende prediker van mij daar. Ik zie ze hier nu allemaal in het rond zitten; vrienden, persoonlijke vrienden. Broeder J.T. hier, ook van ginds in Georgia, zijn vriend. En we zijn zeker dankbaar om u allen hier te hebben, en uw geloof en vertrouwen. Sommigen van die mensen rijden helemaal naar Jeffersonville, Indiana, elke zondag dat ik daar predik, komen gewoon om te luisteren. Dan vertel ik u dat de wereld zulke mensen, naar mijn mening, niet waardig is. Zo denk ik erover. U mensen hier, we zijn één grote eenheid van Christus. We geloven in Hem.
25 En nu, het zou geen samenkomst zijn als ik niet enkele minuten zou nemen om het Woord te lezen en daar enige dingen over te zeggen. Want als u getrouw genoeg bent om hier zo lang te zitten, wil ik daar getrouw aan zijn om de Schrift te lezen en een paar opmerkingen te maken, en daarna zullen we de gebedsrij beginnen.
26 Nu, ik ga vandaag lezen uit de Schrift, uit Markus hoofdstuk 16, voor enkele ogenblikken, om hieruit een tekst te nemen. Ik ga beginnen bij het veertiende vers.
Daarna is Hij geopenbaard aan de elven, daar zij aanzaten, en verweet hun hun ongelovigheid en hardheid des harten, omdat zij hen niet geloofd hadden, die Hem gezien hadden, nadat Hij opgestaan was.
En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle kreaturen.
27 Nu, onthoud: "De gehele wereld, dit Evangelie aan alle kreaturen." Sommigen zeggen dat het ophield bij de apostelen. Hij zei hier dat Zijn laatste opdracht aan de gemeente was: "De gehele wereld, aan alle kreaturen. En deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Waar? "De gehele wereld, aan alle kreaturen." Merk op, daar gaf Hij het aan de gemeente; toon mij waar Hij het wegnam. Hmm! "De gehele wereld!"
Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden.
En hen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken.
Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden.
De Heere dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods.
En zij, uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Heere werkte mee, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen.
28 Nu, ik geloof dat dat Schriftgedeelte de Waarheid is.
29 Voordat ik het vergeet, mijn zoon vertelde mij kort hiervoor, dat een kleine dame en haar man uit Arkansas een verjaardagstaart voor mij hebben gebakken en aan mij hebben gegeven. Velen van u hebben mij kaarten en dergelijke gegeven waarvoor ik zelfs nog geen tijd heb gehad om ze in te zien. Hartelijk dank. God zegene u. En ik hoop dat u een... We zullen daarginds allemaal een eeuwigdurende verjaardag hebben, waar we bij elkaar kunnen zitten. En ik wil tienduizend jaar met eenieder van u gewoon zitten en praten. En we zullen niet minder tijd hebben om te praten dan toen we pas begonnen. Dat is de waarheid. Nu, ik bedank u voor alles wat u hebt gedaan.
30 Ik wil gedurende ongeveer tien of hooguit vijftien minuten, zo de Here wil, een paar aantekeningen doornemen.
31 Ik wil dit zeggen, dat ik vertrouw dat mijn gevoelens die mij leiden om te komen... U voorgangers, die zich geleid voelde om mij te ondersteunen om te komen, die mij een open deur hebt gegeven... U mensen, die zo loyaal was om eruit te komen. En Jezus is niet tekortgeschoten om iedere keer aan ons te verschijnen, in het teken van het uur waarin wij leven. En ik vertrouw erop dat Zijn opstanding, Zijn eeuwigdurend, eeuwig Wezen en Zijn tegenwoordigheid u hebben beïnvloed om Hem lief te hebben en Hem meer te dienen dan u ooit in heel uw leven hebt gedaan; om u in uw hart voor te nemen om getrouw voor Hem te leven en een dichtere, betere levenswandel te hebben.
32 Ik hoorde eens een verhaal dat mij werd verteld, over de tijd dat zij hier in het zuiden slaven hadden.
33 Zij waren gewend om hen op markten en dergelijke, te verkopen, zoals zij toen deden in de tijd van de slavenhandel. De boeren brachten hen vanaf het eiland Jamaica hierheen. Toen smokkelden de mensen hen hier naar binnen en zij kochten hen als slaaf, hetgeen in die dagen wettig was. En zij zouden langskomen en hen kopen. En zij zouden goede, zwaargebouwde slaven vinden. Wel, zij zouden die zwaargebouwde slaaf laten trouwen met een zwaargebouwde vrouw. Dat zou een betere man opleveren. Dat is de reden dat zij vandaag in de wereld kampioenen zijn in dingen, in hun gevechten. Zij zijn... hadden een... werden gekruist, zoals vee, enzovoort.
34 Maar dan ontdekken we dat een koopman... Op een keer kwam er op een plantage, waar zij ongeveer honderd slaven hadden, een slavenhandelaar langs om te kopen.
35 En deze slaven waren bedroefd. Ze moesten ze slaan om ze te laten werken, omdat zij van huis weg waren. Ze waren weg gesmokkeld, gevangen genomen, in gevangenschap gegaan en waren weg gesmokkeld. En men moest ze slaan om ze te laten werken, omdat ze ontmoedigd waren. Zij waren weg van huis, ze zouden hun vader en moeder nooit meer terugzien, ze zouden hun vrouw of kinderen nooit meer zien. Het was een droevige zaak.
36 En deze slavenhandelaar kwam op een dag op een plantage aan en zei: "Hoeveel slaven hebt u?"
Hij zei: "Ongeveer honderd." Zei: "Ga ze maar bekijken."
37 En hij ging erheen en hij merkte op hoe zij allen... Maar één jonge kerel hoefden zij niet te slaan. Zijn borst was vooruitgestoken, zijn kin omhoog, goed aan het werk. Dus de slavenhandelaar, de opkoper, zei tegen de eigenaar: "Wat ik zeggen wil, ik zou die slaaf willen kopen."
Hij zei: "O nee. Hij is niet te koop."
38 Hij zei: "Wel, is die slaaf de baas over de rest?"
Hij zei: Nee. Nee, hij is geen baas."
Zei: "Voedt u hem anders?"
39 Zei: "Nee, ze eten daar allemaal in de schuur bij elkaar. Hij is gewoon een slaaf."
Zei: "Wat maakt hem zozeer verschillend van de anderen?"
40 Hij zei: "Ik heb het mijzelf ook een hele tijd afgevraagd wat hem zo anders maakt. Maar op een dag heb ik het ontdekt. In zijn vaderland waar zij vandaan komen – Afrika – is zijn vader de koning van de stam. En hoewel hij hier een vreemdeling is, weet hij dat hij de zoon van een koning is, en hij handelt als zodanig."
41 O, wat behoorde dat ons te doen! Ofschoon wij zijn vervreemd, ofschoon wij verkeren in een donkere wereld van ongeloof en verdriet en ziekte en dood, laten we toch handelen als zonen en dochters van God. Wij zijn de zonen en dochters van de Koning. Het behoorde onze houding te veranderen, alles. Ongeacht hoe de rest van de wereld is, wij moeten de rechten van God hooghouden. Wij bedenken dat dit niet ons thuis is. Wij zijn niet van dit land, wij zijn niet van deze wereld. Wij zijn geboren uit de Geest van God, welke van boven is.
42 Toen ik niet lang geleden met mijn vrouw naar een warenhuis ging, zag ik in Indiana in de zomertijd een vreemde zaak: een vrouw had een jurk aan. Zij dragen ze niet meer, weet u. Dus mijn vrouw zei, ik zei: "Wel, kijk daar eens. Ik vraag mij af of die vrouw een Christen is."
43 Ze zei: "Wel, al deze vrouwen, ik ken sommigen van hen hier. Zij zingen in het koor in de kerken." Ze zei: "Waarom doen zij dat, Bill?" Ik zei natuurlijk... "En onze mensen doen dat niet."
Ik zei: "Natuurlijk, wij zijn van een andere natie."
Ze zei: "Wij zijn toch Amerikanen, of niet?"
44 Ik zei: "O nee. Wij kamperen hier slechts. Wij zijn geen Amerikanen." Ik zei: "Zie je, wij zijn van boven.
45 De Heilige Geest kwam naar beneden, verenigde onze harten met God. En wij belijden zoals Abraham: 'Wij zijn pelgrims en vreemdelingen. Dit is ons thuis niet. Wij zoeken een stad wiens bouwer en maker God is, die van boven komt'." Ja, wij zijn zonen en dochters van de Koning.
46 Ik ga nu voor een paar minuten iets naar voren brengen wat een beetje vreemd klinkt. Maar ik zal hier een proces houden, een rechtszaak.
47 Kunt u mij horen? Hoe ver achteraan kunt u mij horen? Steek uw hand op. Wel, fijn. Aan deze kant achteraan, kunt u mij horen? Goed. Ik praat bijna zo hard als ik kan.
48 Ik zal een rechtszaak houden en de zaak is het Woord van Gods belofte tegenover de wereld. Nu, we zullen het gedurende een paar ogenblikken opzetten als een soort rechtszaak, voordat u door deze gebedsrij komt; het Woord van God tegenover de wereld. Nu, de zaak.
49 De aanleiding voor de aanklacht is een woordbreuk, dat Gods beloften... Zij beweren dat God Zijn belofte niet gehouden heeft.
50 De openbare aanklager is in dit geval Satan, en hij is de getuige van de wereld want hij is van de wereld.
De gedaagde in deze zaak is de almachtige God.
De verdedigende getuige in deze zaak is de Heilige Geest.
Wij zullen hen voor enige minuten oproepen om naar het proces te komen.
51 De getuigen van de aanklager, die hij meebrengt om zijn zaak te verdedigen, zijn meneer Ongeloof, meneer Twijfelaar en meneer Ongeduld.
52 Wij zullen ze een rechtszaak geven. Het hof wordt nu opgeroepen. De aanklager roept zijn getuige, meneer Ongeloof op. Hij gaat als eerste staan.
53 Kunt u mij nog steeds horen? Zeg "Amen" [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde, goed. Nu voel ik mij wat meer op mijn gemak.
54 Begrijpt u het? Het is een zaak tegen God, waar meneer Ongeloof en meneer Twijfelaar en meneer Ongeduld God uitdagen voor een proces, omdat Hij Zijn Woord niet houdt, zoals zij zeggen. In orde.
55 De openbare aanklager in deze zaak – hij vertegenwoordigt altijd de staat – dus de openbare aanklager in deze zaak is Satan zelf. En hij is...
Wij openen het proces.
56 In orde. Zij roepen de eerste persoon op voor de getuigenbank; dat is meneer Ongeloof. Hij klaagt hierover, dat alles van Gods beloofde Woord niet waar is.
57 Nu zal Hij hiervoor worden beproefd. Luister nu aandachtig, mis dit niet.
58 Hij beweert dat Markus 16, hetgeen ik pas las, twee jaar geleden tot hem werd gepredikt in een zogenaamde 'Heilige Geest'-samenkomst, waar anderen beweerden te zijn genezen. En dat werd twee jaar geleden tot hem gepredikt en tot nu toe is er geen verandering in hem; dus dat 'deze tekenen' de gelovige niet volgen. Hij zei... hij maakte deze bewering ertegenin. In orde, hij gaat zitten.
59 Wij roepen de volgende getuige op. Dat is meneer Twijfelaar. Hij neemt het Schriftgedeelte van Gods Woord uit Jakobus 5:14. En hij zegt dat hij op een plaats was, waar zij beweerden dat de oudsten geroepen moesten worden en hij werd gezalfd met olie en er werd voor hem gebeden en dat was meer dan een maand geleden en er is tot nu toe geen verandering in hem. Dus hij weet dat dit fout is. Hij roept God op, en klaagt God ervoor aan.
60 De volgende getuige is meneer Ongeduld. Hij is een verschrikkelijke vent. In orde, meneer Ongeduld. Hij beweert dat hij in Gods Woord gelezen heeft, in Markus 11:22 en 23, dat wanneer je bad, als je geloofde dat je zou ontvangen waarvoor je bad, je zou ontvangen waarvoor je had gevraagd. En hij zei dat hij erom had gevraagd om zijn krukken neer te mogen leggen, en dat is vijf jaar geleden; en sinds die tijd is hij nog nooit in staat geweest om ze neer te leggen.
61 Dus zij beweren dat God niet te rechtvaardigen is door zulke onzinnige beloften in Zijn Woord te plaatsen. Begrijpt u de zaak nu, tegen God? Hij is niet te rechtvaardigen door dat te doen, door zulke Schriftgedeelten te plaatsen zoals Markus 11:22 en 23 en Markus 16; Jakobus 5:14 en dergelijke beloften... Zij klagen God aan wegens woordbreuk, dat Hij Zijn belofte gebroken heeft en niet in staat is om het gestand te doen. En zij klagen Hem aan, omdat Hij dergelijke dingen in Zijn Woord heeft geplaatst. Want Zijn gelovige kinderen worden niet vereenzelvigd met wat Hij beweert en het veroorzaakt dat zij worden vervolgd, omdat zij niet... God betuigt Zijn Woord niet, nadat Hij de belofte heeft gegeven.
62 O, we hebben hier nu een echte zaak. Ik... Kijk naar ze, hoe ze kunnen getuigen! Toch... Hoor hoe de getuigen opnieuw opstaan en zeggen: "Toch zijn wij gelovigen." Zij beweren zelf gelovigen te zijn. "En er staat: 'Deze tekenen zullen hen volgen die geloven.' 'Het gelovige gebed zal de zieke oprichten.' 'Als gij tot deze berg zegt: Wordt opgeheven!, en niet twijfelt in uw hart, zal het geschieden.' En wij zijn gelovigen." En opnieuw staat iemand op en zegt nog: "Hij", dat is God, "beloofde dat alle dingen mogelijk zijn voor de gelovigen." Wat een aanklacht tegen God en Zijn Woord!
63 Toch beweert Hij levend te zijn nadat Hij werd gekruisigd, en beweert op basis van Zijn Schriftgedeelte in Hebreeën 13:8, dat Hij vandaag nog evenzeer God is als Hij gisteren was en dat voor immer zal zijn; identiek aan dezelfde God. En zij klagen Hem erover aan dat het niet zo is. Zij kunnen het niet goed laten werken. In orde.
64 "Hij beweert ook", dit is de aanklager nu, "Hij beweert dat zowel hemel als aarde zullen voorbijgaan, maar dat Zijn Woord nooit zou falen." Er wordt verondersteld dat gelovigen op die manier praten. Nu, wat een beschuldiging, wat een aanklacht hebben we tegen God; dat Hij deze uitspraken heeft gedaan en dat Hij niet groot genoeg is om ze gestand te doen. Hoe denkt u daarover?
65 En daar zit Satan, de aanklager, die de wereld vertegenwoordigt, die beweert dat God Zijn Woord breekt. Omdat deze mensen naar deze samenkomsten zijn gekomen en deze dingen hebben aangenomen waarvan God zei dat ze waar waren; en toch is er niets met hen gebeurd.
66 Laten we nu de getuigen van de aanklager voor een ogenblik laten gaan zitten, weet u. We hebben nog een andere kant.
67 Wij zullen nu de verdedigende getuige oproepen, de verdedigende getuige van de verdachte, dat is God. De verdedigende getuige voor God is de Heilige Geest. Breng Hem naar de getuigenbank. Laten we Zijn getuigenis horen.
68 My! Ten eerste vraagt Hij de aandacht voor de verkeerde uitleg van het Woord, die door de aanklager aan de mensen is gegeven. Juist, want hij is dezelfde uitlegger als die Eva had. Hij is dezelfde uitlegger die Eva had: "O, zeker dit... of, dit is in orde, maar dat niet." Ziet u, de aanklager is dezelfde uitlegger, want hij is een duivel, dezelfde die...
69 God verschanste Zijn kinderen achter Zijn Woord. En zodra u er één stap achter vandaan gaat, bent u een doelwit voor de duivel. Maar hij kan u niet te pakken krijgen zolang u zich achter het Woord verschanst.
70 Nu, een belofte is... Hij zei (ik wil opnieuw uw aandacht vragen)... Nu, dit is de getuige ter verdediging, de Heilige Geest. Hij zei: "De belofte is slechts voor de gelovigen; geen schijngelovigen en twijfelaars en ongelovigen. De belofte is alleen voor de gelovigen; niet voor anderen." Nu, dit is de getuige ter verdediging. En de verdedigende getuige zou het moeten weten, want Hij is Degene Die het aan hen levend maakt. Hij weet of het waar is of niet.
71 Hij wil ook hier de aandacht vragen, omdat Hij de Levengever is van het Woord, Hij vraagt ook de aandacht voor het feit dat het Woord een zaad is. En als het zaad in de juiste vruchtbare grond valt, zal het precies datgene naar voren brengen wat God zei dat het zou doen. Maar het is niet in de goede soort grond gevallen, dus er is niet genoeg aarde (genoeg geloof) om het zaad te laten groeien. Ik denk dat Hij, als Degene Die het zaad levend maakt, het behoort te weten. Denkt u ook niet? Hoevelen geloven dat, zeg "Amen". [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij zou Degene moeten zijn Die het weet. Hij is een echte verdediger. In orde.
72 De verdediger gaat nu zijn eerste getuige oproepen. Ziet u, de aanklager riep zijn getuigen op: meneer Ongeloof, meneer Twijfelaar en meneer Ongeduld. Nu heeft de verdediger het recht om een van zijn getuigen op te roepen. De Heilige Geest heeft het recht om hen op te roepen, omdat Hij de verdediger is van Gods Woord.
73 Nu, deze mannen beweerden te geloven, maar de Heilige Geest wist er niets over. En Hij is de Enige Die het levend kan maken. Zoals uw lichaam hier, ziet u: zonder de geest is uw lichaam dood. Zo is het Woord van God dood zonder de Heilige Geest om het levend te maken. De geest maakt het lichaam levend en de Heilige Geest maakt het Woord levend. Begrijpt u het? Nu, Hij behoorde het te weten.
74 Nu gaat Hij de eerste getuige oproepen. Laten we eens zien wie Hij gaat oproepen. Noach. Hij gaat Noach oproepen.
75 Noach zei: "In de dagen dat ik leefde was het een wetenschappelijk tijdperk. Veel knapper dan men in deze dag is. En de Here God vertelde mij dat er regen zou neerkomen uit de hemel."
76 Bedenk dat het nog nooit op aarde had geregend. En zij konden instrumenten nemen en bewijzen dat daar boven geen regen was. Bedenk, dat het nog nooit had geregend in die dagen. God bewaterde de aarde door bevloeiing.
77 Maar hij zei: "Het zal gaan regenen en het zal de wereld gaan vernietigen. Er zal een grote vloed over de hele aarde komen. Het zal haar bedekken en haar vernietigen." Hij zei: "Ondertussen kreeg ik orders van God om een ark te bouwen. Ik ging aan het werk aan deze ark en toonde mijn geloof dat ik geloofde dat wat God zei de waarheid was, ongeacht wat de wetenschap erover had te zeggen." Ik denk dat hij een goede getuige is, denkt u ook niet? "En ongeacht wat iemand anders erover zegt, God zei dat het zou gaan regenen. Als er daarboven dus nog nooit regen is geweest, kan Hij daarboven regen brengen. Ik zal de ark hoe dan ook bouwen, mijzelf ervoor gereed maken."
78 "Hoewel, ik had... Die kerel die hier zojuist in de getuigenbank stond, meneer Ongeloof, hij spotte de hele tijd met mij. Hij maakte lol over mij. En ik zag meneer Twijfelaar. Hij kwam erbij staan en lachte me uit. Meneer Ongeduld, zij allemaal, zij lachten mij uit, omdat ik in zo'n wonder geloofde. Maar ik wachtte. Toen ik klaar was met de ark kwam de regen helemaal niet. En ik wachtte honderdtwintig jaar voordat het kwam. Maar het kwam. Amen!"
79 Ga zitten, getuige. Dat is een goed getuigenis. Laten we een ander oproepen. Getuige nummer twee: Abraham. Breng hem op het toneel. Wij waren juist over hem aan het praten.
80 "Ook ik", zei hij, "hoorde het Woord van God, toen ik vijfenzeventig jaar was. Het vertelde mij iets dat absoluut tegen iedere logica inging. Het moest wel een super-duper wonder zijn, dat ik bij mijn vrouw van vijfenzestig jaar een zoon zou krijgen; toen zij vijfenzestig jaar was! Wij gingen op weg en maakten alles in gereedheid. Omdat God het had gezegd, geloofden wij het. En ik vertelde aan al mijn vrienden dat deze dingen zouden gebeuren. Nadat... Dit moest plaatsvinden, omdat God het had gezegd. Ik wachtte geduldig. De eerste maand ging voorbij. Ik vroeg aan mijn vrouw hoe zij zich voelde. 'Geen verschil.' In orde; ik geloofde God hoe dan ook.
81 Daar waren meneer Ongeloof, meneer Spotter, meneer Twijfelaar en zij allen die eromheen stonden. Zij spotten en lachten mij uit, noemden mij 'Vader van volkeren' toen ik geen kinderen had.
82 En ik bleef iedere maand geloven, iedere maand zou het kunnen gebeuren. Zij werd steeds maar ouder en ouder. Maar het... En vijfentwintig jaar later maakte God Zijn Woord waar. Het gebeurde!"
83 Abraham, dat is een goed getuigenis. Het Woord zei helemaal niet wanneer; Hij zei dat Hij het zou doen. Hij zei: "Ik zal je een kind, een zoon, geven bij Saraï." Niet de volgende maand. Hij heeft helemaal niet "volgende maand" gezegd. Hij zei dat Hij het zou doen; niet wanneer. Zij hadden gebeden: "Zij zullen handen op de zieken leggen. Zij zullen herstellen." Dat is de gedachte. "Het gebed des geloofs zal de zieke redden en God zal hem oprichten." "En gij, blijft in de stad Jeruzalem totdat gij zijt aangedaan met kracht van omhoog." Niet gedurende één dag, twee uren, tien dagen, tien jaren; totdat de kracht komt. Deze kerels zijn echte getuigen ter verdediging. "Hij heeft nooit gezegd wanneer wij de baby zouden krijgen," zei Abraham, "maar Hij zei dat wij hem zouden krijgen. En heel de tijd dat die gekke mensen mij tegenstonden, bleef ik standvastig. Want ik struikelde niet door het ongeloof van de mensen. Ik hield gewoon vast."
84 Goed, Abraham. Ga zitten. Laten we nu een andere getuige nemen; getuige nummer drie. Laten we Mozes naar voren brengen. Kijken wat hij zegt.
85 "Nu," zei hij, "ik was een geleerde. Ik ben veertig jaar in de woestijn geweest nadat ik in mijn werk had gefaald. Maar op een dag ontmoette ik God. En die stem, een Vuurkolom achter in de woestijn, zei tegen mij (een schriftuurlijke stem) dat het uur was aangebroken, dat Hij het roepen van Zijn volk had gehoord, Zich Zijn belofte herinnerde en dat Hij naar beneden kwam om hen te verlossen. En Hij zond mij voor dat werk ernaartoe.
86 Ik vroeg Hem om een teken. Hij gaf mij een teken, en Hij gaf mij nog een teken. Beide tekenen zouden een stem hebben. Hij zei: 'Als zij dan al deze tekenen niet zullen geloven, giet dan water uit de oceaan op de grond en het zal in bloed veranderen.' Dat was het. Dat was alles. Dat betekende het einde van Farao. Hij zei: 'Als zij deze tekenen, deze stemmen niet zullen geloven...'
87 En toch ging ik ernaartoe in de lijn van mijn plicht, precies zoals God mij vertelde om te doen. Jehova, de IK BEN, vertelde mij ernaartoe te gaan en dit teken te doen. En ik nam dit teken mee naar voorganger Farao en ik gooide mijn staf op de grond. En weet u wat? Hij probeerde het verdacht te maken, alsof het een of andere goocheltruc was. En hij haalde er een paar vleselijke nabootsers bij om het bespottelijk te maken, door hetzelfde te doen. Maar ik wist dat het Gods Woord was. En ik was gekomen om deze kinderen eruit te halen, ongeacht wat er plaatsvond. Ik geloofde nog steeds het Woord van God, dus ik hield daar aan vast."
88 Mozes, je bent een echte getuige. Het maakt niet uit of ze het proberen na te doen en proberen het er zo uit te laten zien. Hij bleef standvastig. De tovenaars kwamen naar voren, ziet u. Farao zei: "Kijk, het is een goedkoop trucje. Het is Beëlzebul; een of andere mentale telepathie, of iets dergelijks. Ik heb hier mannen, tovenaars, die hetzelfde kunnen; waarzeggers die het na kunnen doen; wat het ook maar is." Dat stopte Mozes niet. Het was het Woord van de Here, want het was een schriftuurlijk teken dat het volgde.
89 "O," zei hij, "meneer Ongeloof, meneer Twijfelaar en zij allen zaten me op de nek. Maar ik bleef regelrecht bij dat Woord, omdat ik wist dat God het Woord had gesproken. Het is God die er zorg voor draagt; zij niet. Hij had mij verteld dat ik deze kinderen naar het beloofde land zou brengen. Hij had mij verteld dat ik hen daaruit zou halen en dat ik naar deze berg zou terugkeren, waar het plaatsvond. Ik wist niet hoe, Farao stond mij naar het leven en er gebeurde van alles, maar ik bleef getrouw aan de belofte. Tenslotte versloeg God de vijand en ik bracht hen door de Rode Zee als over droge grond. God hield Zijn belofte en ik ging regelrecht naar de berg toe, waar Hij mij had gezegd naartoe te komen, dezelfde berg." Hij had geloofd dat het God was en hij hield vast.
90 Laten we voor een moment getuige nummer vier naar voren brengen. Wij hebben haast. Laten we getuige nummer vier naar voren brengen, Jozua, die Mozes opvolgde.
91 Jozua zei: "Ik ging daarheen met de spionnen. Ik werd uitgezonden. Er werden er twaalf van ons gestuurd, een uit iedere denominatie." En hij zei: "En we gingen daarheen en we keken. En hier kwamen zij bevreesd terug en zeiden: 'Wel, naast die kerels lijken wij wel sprinkhanen. O my! Zij zijn groter dan wij. Het zijn geweldige mannen, zij allemaal. Wij lijken wel sprinkhanen', zeiden ze. Bij Kades-Barnea kalmeerde ik de mensen. Ik zei: 'Wacht eens even. Jullie kijken naar een reus als tegenstander. Ik kijk naar de belofte van God.' God zei: 'Ik zal u het land geven'. Ik bracht de mensen tot kalmte, omdat het Woord het had beloofd.
92 Toen kwamen zij dag na dag bij mij langs en zeiden: 'Waar is het land? Waar zijn de melk en honing, Jozua? Je beloofde het... Waar blijft het?' God zal er zorg voor dragen! En Hij liet al die ongelovigen sterven. Hij liet mij leven, deed een andere generatie opstaan. Veertig jaar later namen we het land in. God had het gezegd!"
93 Bedenk, dat zij er slechts twee dagreizen bij vandaan waren. Hij hield ze gedurende veertig jaar tegen vanwege hun ongeloof. Uw genezing zou nog geen vijf minuten bij u vandaan kunnen zijn. Uw ongeloof zal het bij u vandaan houden, zolang als u leeft. U moet het geloven! Hij is een echte getuige, die Jozua. Jazeker! Zij namen het land veertig jaar later in.
94 We hebben zoveel getuigen die we zouden kunnen oproepen. Maar als u mij wilt verontschuldigen, ik zou graag Zijn volgende getuige willen zijn. Ik zou mij graag willen opwerpen als Zijn getuige, als het niet te persoonlijk klinkt. Ik ben Zijn getuige. Ik wil Zijn volgende zijn, Zijn vijfde getuige.
95 Hoe kan God een klit nemen en er een tarwekorrel van maken? Een zondaar, afkomstig uit een zondige familie – allemaal met geweren, en zij stierven met hun laarzen aan – dranksmokkelaars en wat dies meer zij. Wel, ik had er niets mee te maken.
96 Mijn moeder, die vandaag in de heerlijkheid is, zei dat op het uur dat ik werd geboren die Engel van de Here het raam binnenkwam en boven het wiegje ging staan waar ik in lag. Zij hebben vandaag de foto ervan hangen in de musea van wetenschap en religie. Het is over de hele wereld bekend. God beloofde deze dingen te doen. Toen ik een kleine jongen was, sprak een stem tegen mij die zei: "Rook of pruim of drink nooit, of verontreinig je lichaam op enigerlei wijze. Er zal een werk voor je te doen zijn als je ouder wordt." Het maakte me natuurlijk bevreesd.
97 Wat wist ik over godsdienst? Mijn familie was vroeger Katholiek. Hoe zou ik iets over die dingen kunnen weten? Ik was in mijn leven nog nooit in een kerk geweest. Zij trouwden allebei buiten de kerk om, dus zij waren... Moeder en vader waren beiden Iers en zij trouwden zonder kerk en wij hadden geen godsdienst.
98 We leefden gewoon als een troep honden. Wij werden als kampeerders van het kastje naar de muur gestuurd, waar we maar een hutje konden vinden waarvan we de huur konden betalen, voor drie of vier dollar per maand. Dat is de manier waarop wij leefden.
99 Toen ik, een kleine jongen op blote voeten, op een dag water bracht naar een whisky-distilleerketel, kwam God in Zijn soevereine – Hij houdt nog steeds Zijn Woord – in een wervelwind naar beneden en stond daar en zei: "Doe deze dingen niet!" Werd er gezegd. Toen ik een jongeman was geworden... Vanaf dat ik een heel kleine jongen was, begonnen er visioenen voor mijn ogen te verschijnen. Het maakte mij bang. Ik werd gered en ik ging naar een Baptistenkerk.
100 Ik vertelde aan mijn Baptistenbroeders hoe ik... ik wist niet hoe ik het moest noemen, een visioen. Ik noemde het een trance. Toen ik mijn broeders daarover ging vertellen, zeiden ze: "Billy, heb daar niets mee te maken. Dat is de duivel. Dat is de duivel. Zorg ervoor dat je daar niets mee te maken hebt."
101 Op een nacht, toen ik op een viskampeertochtje was, ver weg in de bergen, lag ik daar om ongeveer drie uur 's morgens. Ik zag een licht aankomen. Ik had zojuist in de Bijbel gelezen. Ik dacht dat het iemand was die met een lantaarn door het gat van een knoest, of zoiets, naar binnen scheen. Het was ver weg in de wildernis. En ik dacht: "Er komt iemand aan." Het licht dat op de vloer was, werd wijder en wijder. Ik hoorde iemand lopen. Toen dit gebeurde was het een man. Hij was barrevoets. Hij had haar tot op zijn schouders. Hij had een kleed aan. En ik... het maakte mij zowat dodelijk bevreesd.
102 Hij zei: "Vrees niet. Ik ben gezonden uit de tegenwoordigheid van de Here God om u te vertellen dat uw bijzonder leven... Probeer niet af te komen van deze dingen. Dat is uw roeping. En God zal u naar verschillende plaatsen sturen over de hele aarde om voor de zieken te bidden. En als u de mensen kunt laten geloven en oprecht bent, zal niets voor uw gebed standhouden."
103 Het maakte mij dodelijk bevreesd. Natuurlijk deed het dat. Ik stond daar en Hij bleef spreken. Ik zei: "Meneer, ik ben hier vanwege deze trances en dergelijke dingen."
104 Hij zei: "Er zullen drie dingen plaatsvinden. Ten eerste zult u het weten als u met uw hand de mensen vasthoudt. Voorts zal daarna geschieden, wanneer u oprecht bent, dat u het diepste geheim van hun hart zult kennen."
105 En ik zei: "Om die reden ben ik hier, om daarover te praten. Mijn broeders zeiden dat dit van de duivel was. Ik ben een Christen. Ik wil niets met de duivel te maken hebben."
106 Hij zei: "Zoals het vroeger was, zo is het nu. Wat was het, toen zij aan het redetwisten waren over welk soort knopen zij moesten dragen op hun mantels, en dergelijke; en de predikers zeiden dat Paulus en de zijnen de wereld op z'n kop zetten? Maar het was een boze geest die zei: 'Deze mannen zijn dienstknechten van God, die de wereld op z'n kop zetten.' Dat Paulus en de zijnen..." Hij zei: "De boze geest getuigde dat zij ware dienstknechten van God waren."
107 Hij vertelde mij en zei: "Herinnert u zich niet uit de Schriften dat het hetzelfde is als wat onze Here deed, en dat het is wat Hij beloofde en waarvan Hij zei dat het opnieuw in de laatste dagen zou plaatsvinden?"
Ik dacht: "Wel, wat kan dat zijn?"
108 Hij zei: "Wel, het is de Geest van de Here Jezus. Hij is het Woord. En Hij heeft dit in de laatste dagen beloofd. Wees nu niet bevreesd."
109 Ik ging toen weg om een groep mensen bij de rivier te dopen. Toen ik daar aan het dopen was waar ongeveer vijfduizend mensen op de oever stonden, precies midden op de dag (op een hete middag om twee uur – het had gedurende één of twee weken niet geregend – en zij stonden op de oever), daar kwam die Vuurkolom uit de lucht cirkelen, kwam naar beneden waar ik stond en een stem zei: "Zoals Johannes de Doper werd gezonden om de eerste komst van Christus vooraf te gaan, zo zal uw boodschap de tweede komst van Christus voorafgaan."
110 De kranten vermeldden het en het kwam tot in Canada via de Associated Press, de wereld over: "Een plaatselijke prediker, Baptistenprediker, doopte..." en er werd gezegd: "Een mystiek licht verschijnt boven hem", precies hetzelfde waarvan zij hier de foto hebben genomen en het ging naar Duitsland en overal heen. En het ging...
111 Mijn voorganger zei tegen mij: "Billy, wat voor soort droom heb je gehad? Wel, je weet wel dat je het niet hebt gezien..."
Ik zei: "Daar stonden er honderden die het getuigden."
112 En hij zei: "Ach, dat is een mentale waanvoorstelling." Deed z'n best. Dat zijn die oude man Ongeloof en meneer Twijfelaar.
113 Ik bleef precies bij het Woord. Bleef daarbij, omdat ik wist dat het Gods belofte was. Amen! In Lukas, het zeventiende hoofdstuk, beloofde Hij: "Zoals het was in de dagen van Sodom..." Toen ik zag hoe de wereld alsmaar toenam zoals het toen was, wist ik dat er iets moet gaan plaatsvinden. Ik zag in Maleachi 4, dat Hij het geloof zou terug herstellen tot het Woord, waar zij bij vandaan waren geraakt. Ik wist dat dit zou moeten plaatsvinden. En ik bleef getrouw aan het Woord. Ik ondervond dat Jezus Christus vandaag Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer.
Samenkomst, het is aan het regenen. Ik zal nu direct hier stoppen.
114 Ik wil dit nog zeggen. Ik heb al deze getuigen naar voren laten komen; mijn eigen getuigenis. Velen van u zijn deze week getuigen dat deze zaak, deze boodschap, waar is. Hoe kan ik...?
115 Doctor Davis zei tegen mij: "Zal een jongen met lagere schoolopleiding gaan bidden voor koningen en heersers en een opwekking op gang brengen die over de wereld zal gaan? Billy, kom tot jezelf."
116 Maar het gebeurde! Het gebeurde! Drieëndertig jaar later, is de opwekking er geweest, het gebeurde! God zei het! Ik ben Zijn getuige. Hij zei niet wanneer Hij het zou doen; Hij zei dat Hij het zou doen. Ik wachtte op de tijd dat het Woord zo werkelijk voor mij zou zijn; het werd in mijn hand geplaatst, als het ware, als een zwaard, en ik zou daarmee zelfs de gedachten in de harten van de mensen onderscheiden. Ik dacht: "Hoe kan dat?" Ik wachtte, geloofde het; en het gebeurde. De spotter, de ongelovige, de twijfelaar, de ongeduldige wachten nog steeds en zien ernaar uit. Maar God heeft het na drieëndertig jaar wereldwijd bevestigd, over de hele wereld, door het in kranten, tijdschriften en artikelen te laten schrijven over de hele aarde.
117 U bent de rechter. Uw verstand is de jury. Iedere jury moet zich bezinnen. Ik ga het hof sluiten. U bent de rechter, uw verstand is de jury. En uw handelingen hierna zullen deze middag, wanneer wij handen leggen op de zieken, aantonen wat uw vonnis was. De wijze waarop u handelt nadat er voor u is gebeden, zal verklaren wat uw intellectueel denken heeft beslist, wat de jury van uw verstand heeft beslist. Uw actie hierna, dat zal het precies verklaren.
118 Ik verklaar dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer. Ik verklaar dat er niets kan standhouden in Zijn tegenwoordigheid; voor mannen en vrouwen die het zullen geloven. Gelooft u het? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
Laten we onze hoofden buigen.
119 Here Jezus, slechts één woord van U nu, zal de mensen doen geloven. Zij zitten hier. Ik was niet van plan dit te doen, Vader, maar zij zijn zo geduldig geweest. En ik vraag nu... zoudt U niet, op mijn eigen getuigenis?
120 Wij kunnen in de Bijbel de getuigenissen lezen van deze karakters; het getuigenis van ongelovigen. Wij zien de plaatsen waar zij het altijd hebben veroordeeld. Deze Farizeeën, religieuze mensen in die dagen, veroordeelden Jezus Christus, maar het werd bewezen dat Hij de Zoon van God was. Zij zeiden: "U maakt Uzelf God." Hij was God. Hij handelde als God; Hij predikte als God; Hij genas als God; Hij stond op uit de dood als God; Hij voer op naar de hoge als God; Hij is God. Hij is de komende God. Wij geloven het, temidden van alle problemen, dat U nog steeds God bent. Uw getuige komt voor U op, Here.
121 Ik leg getuigenis af van de... of sprak over het getuigenis van die andere mannen. Duizenden maal duizenden keren had ik beide zijden kunnen oproepen; de twijfelaar, de ongelovige en de man die eenvoudig niet lang genoeg kan wachten. U hebt nooit gezegd wanneer. U zei: "Wanneer zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij, indien zij geloven, herstellen", ongeacht welke tijd het duurt. U hebt nooit aan Abraham verteld wanneer de baby geboren zou worden. U hebt nooit aan Mozes verteld op welke dag U de mensen naar die berg zou terugbrengen. U hebt nooit aan Noach verteld op welke dag de regen zou vallen. U hebt ze nooit een bepaalde tijd gezegd. Net zo min vertelde U het aan ons.
122 U zei: "Indien gij kunt geloven... als u tegen deze berg zegt... twijfel niet in uw hart, het zal komen te geschieden wat u hebt gezegd, als u het gelooft." U zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Wanneer zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Here, ik leg het weer terug in de schoot van de mensen. Het is nu aan hen.
123 Ik bewees aan hen door de Bijbel, en wij allen weten het, dat de verzoening tot stand gekomen is. Hij werd verwond om onze overtredingen. Door Zijn striemen zijn wij genezen. Het is verleden tijd. Zij sluiten de mond van de twijfelaar en de ongelovige, die zeiden dat Hij niet opstond, en die proberen er een soort historische God van te maken, onder religie.
124 Here, ik bid dat U deze middag opnieuw aan ons wilt verschijnen en aan dit gehoor bewijzen dat U hier bent. Degene die het woord zei, de God die we in het proces hadden. Wat mij betreft bent U gerechtvaardigd, Here God. U hebt bewezen dat U God bent. Maak Uzelf zo werkelijk, dat iedere man en vrouw (deze arme mensen zitten hier in deze druipende schuur, trachtend het Woord te horen) maak het zo werkelijk voor hen, Vader. Bewijs Uzelf God te zijn onder ons.
125 Hoe zijn de mensen gedurende alle tijdperken gekomen, min of meer... vreemd voor de mensen... Toen zij die nacht op de zee waren in de... en U kwam naar ze toe. Zij vonden het angstaanjagend. Zij wisten niet wat het was en zij schreeuwden het uit. Maar die stem kwam terug: "Ik ben het."
126 De stem van de Schriften spreekt deze middag dat dit het uur is. Dit is de tijd. Sodom en Gomorra en al deze andere dingen zijn precies zo op hun plaats als zij verondersteld worden te zijn. En hier bent U, tonend aan het koninklijke zaad van Abraham dat U leeft, en de Zoon des mensen wordt in deze dag van Sodom geopenbaard. Hemelse Vader, sta het toe dat de mensen het zien, en wanneer zij voorbijkomen, dat zij Gods Woord zullen nemen zoals Abraham deed. Ongeacht wanneer de baby...
127 Wij zouden Jesaja op het toneel kunnen roepen en Jesaja zou hebben kunnen getuigen. Hij zou gezegd hebben: "De Here sprak tot mij: 'Een maagd zal zwanger worden'." Als hij zou kunnen opstaan en deze middag tot ons kon spreken, zou hij ongetwijfeld dit zeggen: "Ieder jong Hebreeuws meisje lette er in mijn dagen op of zij bevrucht raakte door de Heilige Geest, iedereen. Maar U had het gesproken en ik had het opgeschreven. U betuigde mij als Uw profeet en mijn woorden die ik zei werden door U bevestigd. Mijn visioenen waren echt en de mensen geloofden het gedurende een generatie of twee en toen hield het op. Toch werd achthonderd jaar later een maagd zwanger en er werd een Baby geboren. Zijn naam was: Raadsman, Vredevorst, Machtig God en Eeuwige Vader; achthonderd jaar later."
128 O, Here God, wat is er vandaag met deze mensen van ons op deze aarde aan de hand? Wij noemen onszelf het koninklijke zaad van Abraham, terwijl hij vijfentwintig jaar wachtte – hopend en met geloof tegen de onmogelijkheden in om een wonder te zien gebeuren – en U deed het! Hoeveel temeer kunnen wij Uw Woord nemen, wanneer U dezelfde zichtbare God bent Die aan Abraham verscheen, Die hier aan ons verschijnt in menselijk vlees, op dezelfde manier zoals U bij Abraham deed. God sta het toe dat zij, iedereen, het deze middag zullen zien en voorspoed hebben. Elke keer dat de mensen voorbijkomen en handen op hen worden gelegd, mogen zij weggaan van dit gebouw, zich verheugend en het nooit terugnemen; maar geloven, zoals Abraham en de overige aartsvaders. U zei dat het zou gebeuren en het zal gebeuren als zij niet bezwijken. Sta het toe, in Jezus' Naam. Amen.
129 Ik geloof het. Ik geloof. U gelooft. Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is. Ik geloof dat Hij is opgestaan uit de dood. Ik geloof dat Hij meer dan in staat is elke belofte die Hij beloofde te vervullen. Hij kan ieder woord dat Hij eens heeft gezegd, houden, en Hij zal het hier deze middag voor ons doen, als wij het slechts zullen geloven.
130 Nu, Hij heeft nooit gezegd: "Ga heen en ruk de mensen uit hun rolstoelen en neem de hartpatiënten en doe dit..." Dat zei Hij niet.
131 Hij zei: "Leg handen op de zieken en zij zullen herstellen." Dat zijn gelovigen.
132 Nu, de Heilige Geest is hier Zijn getuige ter verdediging. Hij weet of u het gelooft of niet. Kom niet zomaar het veronderstellend. Neem die veronderstelling en neem die hoop en neem die inbeelding en plaats het onder uw voeten en zeg: "Ik heb geloof. Ik weet dat het zal plaatsvinden." Iets zal gebeuren.
133 Wat denkt u dat het voor mij is, vriend, om hier te staan. Wat denkt u dat het voor mij is om hier te staan, zoals nu, voor gehoorzalen; soms met duizenden en honderdduizenden? Wij maken er aanspraak op dat Hij levend is en Zijn Geest vertelde mij dat het woord dat Hij mij zou geven... Zou God iets doen zonder dat Hij in staat is het te bewijzen? Vertelde dat Hij het zou doen – dat is het woord – en hier staande voor gehoorzalen waar twijfelaars, ongelovigen en al het andere zitten bij tienduizenden, en toch zien wij hoe Hij op het toneel wordt geroepen.
134 Gelooft u dat Hij hier is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] In orde.
135 Iemand dichtbij, niet mijn vrienden nu; als u ziek bent, iemand, mijn vriend... Hoevelen die hier vlak voor mij zitten, weten dat ik u niet ken? Steek uw hand op deze manier op.
136 Nu, hier is iemand die mij kent, ziet u, hier ergens, zij kennen mij, hierzo. Dat is juist, is het niet broeders, u allemaal daar... Kijk hier. Zij kennen mij.
Maar u die daar zit, u kent mij niet.
137 Hoevelen in deze rij kennen mij niet? Steek uw... Is er iemand in deze drie rijen hier, deze hier, die mij kent, weet dat ik iets over u weet en alles? Steek uw hand op.
138 Ken ik u, daar achteraan? Ken ik u, broeder? Ik geloof niet dat hij mij verstond, want ik ken hem niet. Hij kent mij niet. U kent mij niet, is het zo, meneer? Kent u mij? Weet u dat ik weet wat er verkeerd met u is? Wie bent u? Hij verstaat mij niet, want ik ken de man niet. Ik, wat is... Weet u dat ik weet wat er verkeerd met u is, zonder geestelijk te zijn; ik ken u als een man en weet ik dan wat er verkeerd is met u? [De broeder zegt: "Nee." – Vert] Natuurlijk niet, zeker. Ziet u, het regent; u kunt het niet verstaan.
139 Moge de Heilige Geest ons nu helpen. In orde, dan beginnen we bij deze afdeling, gelooft u hier?
140 Die ene man... ik zou zelfs niet weten... de man die daar zit, hij heeft z'n hand opgestoken, ziet u, ik geloof niet... Hij kent mij niet. Ik weet dat hij mij niet kent, maar hij steekt z'n hand toch op. Ik zal hem niet benaderen, ziet u.
141 De Here zegene u allen. Iemand die hier bidt... Gelooft u, ieder van u? Gelooft u met geheel uw hart?
142 Hier is een kleine dame. Laat mij gewoon één persoon noemen en beginnen te praten, gewoon praten tegen iemand, om te maken dat de Heilige Geest begint te bewegen. De kleine dame die daar zit, gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben, u dame die hier zit? U? In orde. Twee van u knikten met hun hoofd; we zullen u dan allebei nemen. In orde.
143 De dame hier, knikte met uw hoofd op deze manier; de roze jurk aan. Als Jezus Christus mij kan vertellen wat uw moeite is, of iets over u, zult u dan geloven dat ik Zijn profeet ben en weten dat Hij het is? Uw probleem is in uw rug. Als dat waar is, steek uw hand op. Dat is waar.
144 Nu, u kleine dame aan het eind, u verstond het niet, omdat het weer zo slecht is. U hebt darmklachten... een hart... een darmprobleem. Het is in uw dikke darm.
Deze vrouw die naast u zit heeft een hartprobleem.
145 Als dat waar is, wilt u, drie vrouwen, uw handen opsteken? Nu, ik ben een vreemde voor u. Gelooft u nu? Heb geloof, dat is alles wat u moet doen.
146 Een kleine dame die hier zit, ze kijkt me aan. Ik ken u niet. U bent een vreemde voor mij. U kent mij niet, die daar zit, met een kleine witte... die naar me kijkt. Ja, u. U kent mij niet, maar u lijdt, is het niet? U bent een beetje... een beetje bezorgd over iets. Het is een knobbel die in uw borst zit. Als dat waar is, steek uw hand op.
Nu, u zegt: "U ziet een knobbel." Je ziet geen knobbel.
147 Is dat waar? Geen knobbel te zien, en ik ken u niet. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? Zal dat maken dat u... u iets helpen? Zou het het gehoor helpen? Nu bedenk, de vrouw heeft haar hand opgestoken. Steek uw hand op, dat ik u niet ken. God, help mij. Mevrouw Patterson. Dat klopt. Gelooft u?
148 Trouwens, dat is uw schoonmoeder die daar naast u zit. U gelooft... Zij wil dat er voor haar gebeden wordt. Zij is gekomen voor dat doel. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er met haar aan de hand is? Haar moeite is in haar ogen en haar oren. Dat klopt. Steek uw hand op dat het klopt.
Hij leeft! Hij is nog steeds God.
149 Hier is een dame die daar achter zit met epilepsie. Ze heeft epilepsie en ze heeft een vrouwenkwaal en haar naam is mevrouw Woods. Als dat waar is, ga op uw voeten staan. Ga op uw voeten staan als dat waar is. Ik heb de vrouw nog nooit in mijn leven gezien. De duivel verliet u daar, zuster. Geprezen zij God! Indien gij kunt geloven... Geloof slechts.
150 Hier zit een dame achteraan. Ze is erg zwak; ze is ziek, ze komt zojuist uit het ziekenhuis. Ze heeft een maagkwaal. Haar naam is mevrouw Kitchens. Sta op en geloof met heel uw hart. Jezus Christus maakt u gezond. Nooit in mijn leven gezien.
151 Hier zit een dame met galblaasproblemen. Gelooft u ook met geheel uw hart, dat God u zal genezen? Een mevrouw Whittaker. Als u met geheel uw hart gelooft, zal God... Als dat waar is, ga dan op uw voeten staan, als wij vreemden voor elkaar zijn.
152 Gelooft u dat Hij hier is? [De samenkomst verheugt zich en zegt: "Amen." – Vert] Wat is dat? Dat is Gods verdedigende getuige. Halleluja! O, mensen, geloof met heel uw hart. Dat is Gods verdediger.
153 Hoe beoordeelt u Hem? Gelooft u dat Hij gelijk heeft? Gelooft u dat Zijn Woord waar is? Hij beloofde – gedurende de hele week heb ik erover gepredikt en het in de Bijbel aangetoond – dat Hij dit in deze dag zou doen. Gelooft u dat het de Waarheid is? Oordeelt u... Wat is uw oordeel? Gelooft u?
154 Laat degenen die gebedskaarten hebben aan deze kant, in het midden van het gangpad gaan staan, hier, zij die aan deze kant gebedskaarten hebben. Ga op deze manier in het midden van het gangpad staan. Degenen die aan die kant gebedskaarten hebben, ga in dat pad staan, deze kant. Degenen tegenover de andere kant, ga in dat gangpad staan.
155 Zij die boven zitten die gebedskaarten hebben, loop naar beneden naar voren toe.
156 Degenen die hier in deze rij zitten die gebedskaarten hebben, gaan aan die kant staan. Degenen die aan deze kant gebedskaarten hebben, gaan hier in dit gangpad staan. Degenen die hier gebedskaarten hebben gaan in dit pad staan.
157 Nu, stop daar nu, wij zullen de andere kant over enige ogenblikken nemen. Vorm uw rij, kom naar beneden. Ik ben...
158 Nu, blijf even staan waar u bent. Blijf staan waar u bent, even een ogenblik.
159 Kijk. Hoeveel predikers zijn hier binnen die geloven? Echte Godvrezende mannen die geloven dat Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer, en dat Zijn laatste opdracht aan Zijn gemeente was: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden." Hoevelen van u predikers geloven dat? Als u gelooft, kom hier dan bij me staan terwijl we bidden, zodat wanneer deze mensen zijn genezen, zij zullen zien dat het niet alleen broeder Branham is, u bent het ook. Kom hier staan, vorm een dubbele rij, precies hier waar de rij zal voorbijgaan. O my! Wat zou God nog meer kunnen doen? Ik weet niets te bedenken. Kijk naar de predikers die komen, de getuigen. Loop door, maak uw rij op deze manier.
160 Huh? [Broeder Branham spreekt zijdelings tot iemand – Vert]
161 Nu, ik ga broeder Borders, de beheerder, vragen om hier naar deze microfoon te komen. En ik wil dat hij de rij op orde houdt zodat zij deze kant opkomen, teruggaan op die manier, terug naar uw plaats, ziet u, als u komt.
Allen die mij kunnen horen, steek uw hand op.
162 Kijk. Laat degenen die het verste achteraan zitten eerst komen en langs deze kant komen en dan omlopen. Laat dan de volgenden omlopen, achter de predikers hier. Als er voor u is gebeden, gaat u meteen terug naar uw plaats. Dan zal Billy u de weg wijzen en u vertellen hoe u in de rij kunt komen. En zodra dit voorbij is, zullen we hen aan die kant laten opstaan en deze andere kant laten oplopen.
163 Nu, allen die het begrijpen, steek uw hand op. In orde, goed. Nu, broeder Borders zal hier bij de microfoon staan om u uit te leggen wat u moet doen. In orde.
164 Nu kijk. De reden waarom ik dit doe is, omdat ik wil dat u het begrijpt. Ik ken deze broeders hier niet. Ik ken twee of drie van hen. Zij zouden Methodist, Baptist, Presbyteriaan mogen zijn; ik weet niet wie zij zijn. Onnodig dat ik dat zeg, ziet u. Nu, ik wil dat u weet, dat nadat ik weg ben...
165 Meestal wanneer er evangelisten in de stad komen, doen zíj alles. Hij bidt voor de zieken en alles. Ziet u, dat is niet goed. Ik wil buiten dat beeld blijven.
166 Ik wil dat u Jezus ziet. Deze week heb ik geprobeerd mijn best te doen om aan u te laten zien dat Hij hier is. En als u geloof hebt, sta dan op en grijp Hem aan. U hoeft niet in de rij te komen. Maar als u de Schrift wilt volgen, Zijn Goddelijke tegenwoordigheid, dan hebt u Zijn kleed aangeraakt. Kijk wat... Deze mensen die hier zojuist opstonden, God in de hemel weet dat ik ze nog nooit in mijn leven heb gezien. En als ik hier vandaan was begonnen, zouden ze binnen een paar minuten zijn bezweken. Hoevelen weten dat Jezus, toen dat bij Hem gebeurde, toen die vrouw Gods gave gebruikte, dat Hij zwak werd? Hoevelen weten dat? Kracht ging van Hem uit, het was Zijn kracht. En ik ben een zondaar. Maar Jezus zei: "Meer dan dit zult gij doen, want Ik ga naar Mijn Vader."
167 Wij zullen nu gaan bidden en ik wil dat deze predikers hier bij mij staan om op iedere zieke de handen te leggen. En nu, als u...
168 Onthoud, luister hiernaar! Kom niet, tenzij u met geloof komt: "Vanaf nu is het voor altijd voorbij." Het zal u alleen maar slechter maken. Het zal uw geloof hinderen. Maar wanneer u gelooft dat u in de tegenwoordigheid van Jezus Christus bent (en niet wij, Zijn dienstknechten) en wij leggen alleen getuigenis af; wij leggen onze handen op u, omdat wij geloven dat dit de waarheid is... En wanneer wij u de handen opleggen, gelooft u het en gaat hier vandaan, u verheugend, zeggend: "Dank U, Here. Het is allemaal voorbij." Verander nooit van gedachten.
169 Nu bedenk, laat mij dit opnieuw aanhalen. Luister goed. Uw verstand is uw jury in dit geval en uw handelingen hierna zullen verklaren wat uw oordeel is. U komt hier en zegt: "Wel, ik weet het niet", u ziet waar u Hem plaatst. Hij is voor het gerecht voor ieder van u. Hij is hier in uw tegenwoordigheid, Zijn Woord is hier, Hij betuigt Zijn Woord. U bent hier. Hij staat voor u in het gericht; niet voor mij. Ik geloof Hem. Hij staat in het gericht voor u. Als u Hem gelooft en als u Hem getrouw aan Zijn Woord bevindt...
170 Zij zijn nu bijna klaar met het in orde brengen van de rij zodat zij rondom staan, ziet u... Ik wacht gewoon. Hij heeft het op orde gekregen. Loop nu rechtdoor. Vorm uw lange rij, ga regelrecht terug waar u langs gekomen bent, als u teruggaat.
171 Als u in Hem gelooft, moet er iets gaan gebeuren. Onthoud, dat er in geen van deze predikers kracht is. Er is geen kracht in mij. Er is in geen enkel mens kracht om te genezen. Maar wij hebben autoriteit van God om dit te doen. Wij hebben geen kracht; wij hebben autoriteit. Hier is onze autoriteit: Gods Woord. En de tegenwoordigheid van Jezus Christus bewijst dat Hij hier is. Wat? U zou allen genezen moeten worden.
172 Laten we nu allen onze hoofden buigen als we een gebed bidden, en broeder Borders zal hier staan om de zangdienst te leiden en de mensen aanwijzingen te geven. Als u er nu doorheen komt, bid en geloof.
173 Al u broeder predikers, kom bij elkaar. U ziet waarom ik dit heb gedaan. Als ik dan weg ben, zullen deze mensen die gezond worden en ook uw samenkomst, weten dat u ook Gods dienstknecht bent. Het is er niet slechts één. God heeft niet slechts één dienstknecht. Hij heeft er duizenden, allen die het zullen geloven. Laten we nu onze hoofden buigen. U hebt net zoveel recht om voor de zieken te bidden als ik, Roberts, of iemand anders.
174 Hemelse Vader, ik dank U opnieuw. In mijn hart, en ik ken harten hier, bent U gerechtvaardigd om dit in het Woord te plaatsen, want wij hebben het zien werken en wij weten dat het de Waarheid is; en wij weten dat het bij iedere persoon zal werken. En wij bidden nu tot U, Here, en maken onze eigen zielen in orde, omdat wij weten dat U hier bent. U hebt geantwoord, U hebt Uw Woord tot ons laten komen, U bent hier.
175 Wilt U ons nu zalven, Here. En als wij onze handen op deze zieke mensen leggen, arme zieke mensen, die hier deze middag in deze regen zitten, moge ieder van hen herstellen en naar huis gaan en gezond zijn. Mogen zij zijn als Abraham; noemde de dingen die er niet waren alsof zij er waren, omdat God de belofte maakte. En U was Degene Die zei: "Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." U hebt nooit gezegd dat zij dan direct hersteld zouden zijn, maar U zei dat zij het zouden worden. En wij geloven het, Here. Help iedereen om het te geloven, Heer, terwijl wij de samenkomst in Uw handen leggen. In Jezus Christus' Naam volgen wij Uw gebod op. Amen.
176 Laat nu de gebedsrij beginnen. Broeder Borders, neem plaats [Broeder Branham en de predikers bidden voor eenieder in de gebedsrij – Vert]
177 [Leeg gedeelte op de band – Vert]... geloven? [De samenkomst verheugt zich en zegt: "Amen." – Vert] De Here zegene u.
178 De reden waarom ik mijn handen samen legde met u predikerbroeders was, omdat sommigen van u ook lijden, weet u. En u zet uzelf opzij om hier voor anderen te bidden, afgezien... Het is niet goed. Ik geloof dat toen wij elkanders hand beetpakten, dat God dat eerde.
179 Hier zijn degenen die niet naar de samenkomst konden komen. Laten we nu voor deze zakdoeken bidden.
180 Hemelse Vader, wij werden in de Bijbel onderwezen dat zij van het lichaam van Paulus zakdoeken en gordeldoeken namen. Wij zijn Paulus niet, maar U bent nog steeds Jezus. En wij bidden God, dat U Uw zegeningen op deze zakdoeken zult zenden en eenieder van hen zult genezen. Maak hen gezond, Here, voor Uw glorie. In Jezus Christus' Naam bidden wij en zenden wij ze. Amen.
181 Ik wilde dit zeggen, dat ik vrouwen en mannen door de rij heb zien komen, die baby's vasthielden die nat waren. Onthoud dit van mij, mijn voorgangerbroeders, dat weken vanaf nu u zult ontdekken dat hier iets groots heeft plaatsgevonden. Dat is waar. Het was... Ik heb nog nooit zo'n eenheid van geloof ervaren. Het was echt wonderbaar. Ik zie dat u nu... handel gewoon, ga door, handel alsof alles voorbij was. Ongeacht of u het niet voelde... Hij heeft nooit gezegd: "Voelde u het?" Hij zei: "Geloofde u het?" Geloofde u het? En wij geloven het. En Hij is nu hier. En wij geloven. Wij geven Hem de prijs en de glorie voor alles wat Hij heeft gedaan.
182 En dierbare Christenvrienden, ik weet dat ze de samenkomst binnen een paar minuten zullen sluiten, en ik wil dit tot u zeggen. Als ik u niet meer aan deze zijde van de rivier zal ontmoeten, zal ik u daar zien met ditzelfde Evangelie, deze zelfde zaak. Onthoud goed wat u deze middag hebt aanvaard. Uw verstand is uw jury geweest, het heeft het overwogen, de beslissing genomen.
183 Nu gaat u over tot actie. Het maakt mij niet uit of u verlamd zou zijn en niet kon bewegen. Blijf gewoon doorgaan met het te geloven. Hij zei: "Zij zullen herstellen." Zij zullen herstellen. Dat is wat de getuige zei, iedere getuige vandaag; de hele weg door de Bijbel heen. Afgezien van wanneer Hij zei dat iets spontaan zou gebeuren... Maar in dit geval: "Zij zullen herstellen", dat betreft het opleggen van handen... Nu, als er een visioen plaatsvond en zei: "Dit gaat gebeuren op een zekere tijd, een bepaalde tijd", dan bestemde Hij een tijdstip. Maar in dit geval zei Hij: "Zij zullen herstellen." Geloof het met heel uw hart. Laten we dit een keer zingen:
Totdat wij elkaar ontmoeten! Totdat wij elkaar ontmoeten!
Totdat wij elkaar ontmoeten aan Jezus' voeten;
Totdat wij elkaar ontmoeten! Totdat wij elkaar ontmoeten!
God zij met u totdat wij elkaar opnieuw ontmoeten!
184 Nu, voordat... Laten we iemand naast ons de hand schudden, zeg: "God zegene u, Christenvriend." Ga niet lopen, blijf staan, schud handen om u heen. God zegene u, Christen. God zegene u. God zegene u, broeder May. God zegene u. God zegene je, Roy.
185 Laten we nu onze handen opheffen tot Christus en zingen.
Totdat wij elkaar ontmoeten!
(Laten we onze ogen sluiten en onze handen opheffen.)
Totdat wij elkaar ontmoeten!
Totdat wij elkaar ontmoeten aan Jezus' voeten;
Totdat wij elkaar ontmoeten! Totdat wij elkaar ontmoeten!
God...