En toen hun ogen werden geopend, kenden zij Hem
Door William Marrion Branham1 En uit het Evangelie van Lukas, te beginnen met het vierentwintigste hoofdstuk en het dertiende vers.
En zie, twee van hen gingen op diezelfde dag naar een vlek, dat zestig stadiën van Jeruzalem was, welks naam was Emmaüs.
En zij spraken samen onder elkander over al deze dingen, die er gebeurd waren.
En het geschiedde, terwijl zij samen spraken, en elkander ondervroegen, dat Jezus Zelf bij hen kwam, en met hen ging.
En hun ogen werden gehouden, dat zij Hem niet kenden.
En Hij zeide tot hen: Wat redenen zijn dit, die gij, wandelende, onder elkander verhandelt, en waarom ziet gij droevig?
En de een, wiens naam was Kléopas, antwoordende, zeide tot Hem: Zijt Gij alleen een vreemdeling te Jeruzalem, en weet niet de dingen, die dezer dagen daarin geschied zijn?
En Hij zeide tot hen: Welke? En zij zeiden tot Hem: De dingen aangaande Jezus de Nazaréner, Die een Profeet was, krachtig in werken en woorden, voor God en al het volk.
En hoe onze overpriesters en oversten Hem overgeleverd hebben tot het oordeel des doods, en Hem gekruisigd hebben.
En wij hoopten, dat Hij was Degene, Die Israël verlossen zou. Doch ook, benevens dit alles, is het heden de derde dag, van dat deze dingen geschied zijn.
Maar ook sommige vrouwen uit ons hebben ons ontsteld, die vroeg in de morgenstond aan het graf geweest zijn;
En Zijn lichaam niet vindende, kwamen zij en zeiden, dat zij ook een gezicht van engelen gezien hadden, die zeggen, dat Hij leeft.
En sommigen van hen, die met ons zijn, gingen heen tot het graf, en bevonden het alzo, gelijk ook de vrouwen gezegd hadden; maar Hem zagen zij niet.
En Hij zeide tot hen: O onverstandigen en tragen van hart, om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben!
Moest de Christus niet deze dingen lijden, en alzo in Zijn heerlijkheid ingaan?
En begonnen hebbende van Mozes en van al de profeten, legde Hij hun uit, in al de Schriften, hetgeen van Hem geschreven was.
En zij kwamen nabij het vlek, waar zij naar toegingen; en Hij hield Zich, alsof Hij verder gaan zou.
En zij dwongen Hem, zeggende: Blijf met ons; want het is bij de avond, en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met hen te blijven.
En het geschiedde, toen Hij met hen aanzat, nam Hij het brood, en zegende het, en toen Hij het gebroken had, gaf Hij het hun.
En hun ogen werden geopend, en zij kenden Hem; en Hij kwam weg uit hun gezicht.
En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij tot ons sprak op de weg, en toen Hij ons de Schriften opende?
2 Laten we bidden; ons hoofd nu buigen in gebed.
3 Meest heilige God, wij naderen tot U in de Naam van Jezus, Uw Zoon. En wij geloven dat wij nu in de tegenwoordigheid van U zijn, terwijl wij door geloof tot Uw grote altaar komen waar Zijn bloed zich bevindt, om in ons belang voor ons te spreken. En wij zijn beslist een behoeftig volk, Here. Wij hebben U nodig, en wij vragen om Uw genade. En zoals wij vandaag de profetieën vervuld zien, hoe de kerk, hoe wij rijk zijn geworden in dingen van de wereld, en denken dat we nergens gebrek aan hebben en Hij zei dat we "naakt waren, blind, ellendig en dat we het niet wisten". En, Vader, wij vragen dus om genade, dat U onze ogen zult openen om Uw Woord te verstaan, zodat we het uur waarin we leven kunnen begrijpen, opdat we ons mogen toebereiden voor Zijn verschijning, waarvan wij werkelijk geloven dat deze op handen is. Dus nu zouden we U willen vragen of U ons vanavond de verlangens van ons hart wilt geven, overeenkomstig Uw rijkdommen in glorie.
4 Onze zonden vergevend, Here. Wij bidden dat U niet zult kijken naar ons onbegrip en onze onoplettendheid betreffende de dingen die we behoorden te weten; dat U ons daarvoor wilt vergeven. En gedenk ons, dat we slechts menselijke wezens zijn, Vader. We zijn onderworpen aan het maken van allerlei soorten fouten en problemen. Gij zijt de oneindige, onfeilbare, eeuwige God. Wij bidden dat U genadevol zult zijn voor ons en aan ons de zegeningen zult toestaan waar wij om vragen, want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
U mag gaan zitten.
5 Nu, we zijn vanavond opnieuw dankbaar voor de gelegenheid om hier te zijn in het... deze gehoorzaal, en om opnieuw deze geweldige tijd van gemeenschap te hebben rondom de dingen van God.
6 Het spijt me dat ik u gisteravond zo lang heb gehouden – tegen mijn belofte in – omdat ik u had verteld dat we iedere avond tussen ongeveer negen en half tien uit zouden zijn. En gisteravond miste ik dat, en het spijt me dat ik dat deed. Nu, vanavond zal ik proberen dat goed te maken met u, omdat ik weet dat velen van u werken. En u moet naar uw werk gaan. U, u mensen, u vrouwen moet uw mannen helpen naar zijn werk te gaan, enzovoort. En velen van u werken en dat is zwaar.
7 En ik denk dat we vandaag veel predikingen hebben gehoord. Veel fijne predikers, capabele predikers hebben ons het Woord gebracht, uw herders en evangelisten, enzovoort, die door deze stad zijn gekomen. Maar ik denk dat het belangrijkste wat ik probeer tot u te brengen, de werkelijkheid van de tegenwoordigheid van Christus is, zodat u Hem zou kunnen zien en weten dat Hij het is, door Zijn betuigde belofte voor de dag.
8 Nu, gisteravond probeerden we een kleine uiteenzetting te geven en vanavond hebben we nog een kleine uiteenzetting. En misschien morgenavond ook.
9 Dan, zo de Here wil, wil ik zaterdagavond – omdat u zondagmorgen niet zo vroeg hoeft op te staan – dan wil ik proberen de boodschap op zo'n manier te brengen dat de herders het beter zouden kunnen begrijpen en degenen die dat kunnen, om het met de Schrift te ondersteunen.
10 En dan zondagavond willen we een gebedsrij hebben en voor de zieken bidden door het opleggen van handen op de zieken en op die manier voor hen bidden. En we hebben gemerkt dat dat succesvol is voor degenen die niet omhoog kunnen reiken in geloof en Hem slechts geloven en het aanvaarden. Mijn opvatting is dat het beter zou zijn als we eenvoudig konden opstaan en Hem aannemen.
11 Hier in Zuid-Afrika, toen ik ginds in een samenkomst was in Durban, waar ongeveer tweehonderdduizend mensen, vermoed ik, waren vergaderd op de racebaan van Durban, daar was... we brachten... Ze hadden slechts vijf mensen op het podium. En toen de vijfde persoon was genezen op het podium en aan de inlanders ginds werd gevraagd, waar zij zich bevonden... O my!
12 Wel, dat is een van de grootste renbanen ter wereld. Het is veel groter dan Churchill Downs in Louisville. En de Engelsen gaan daar allemaal naartoe voor hun wintersportspelen. En wij hadden de renbaan en hij was helemaal volgepakt en ook overal op de baan. En ik bevond mij aan de andere kant in een gebouw. Sidney Smith, de burgemeester van Durban, had me die dag daar mee naartoe genomen, naar de renbaan.
13 En ik zag, met één gezamenlijk gebed, nadat deze inlanders... Sommigen wisten niet welke hand de rechter of linker was. En ik zag hen, nadat zij hadden gezien...
14 En ik legde uit. Ik had vijftien verschillende vertalers. Als je één zin zegt, moet je wachten totdat vijftien verschillende mannen het hebben gezegd. Nu, u begrijpt hoe moeilijk dat was voor deze stammen. En toen dat voorbij was, en ik hun op een eenvoudige manier had uitgelegd wat Jezus was, toen zei ik: "Velen van u worden aangemerkt als Christenen, maar toch draagt u nog een afgod bij u."
15 En ik had iemand gevraagd; ik vroeg het aan meneer Smith, ik zei: "Waarom heeft die inlander die afgod bij zich? Terwijl u zei dat het 'een christelijk teken' was."
16 Hij zei: "Dat is het." Zei: "Hij is een Zoeloe." Zei: "Ik kan zijn taal spreken; ik vraag het hem." En hij deed dat dus in mijn belang. Dus ik.. We gingen dicht naar hem toe. En ik riep hem: "Thomas." Hij zei: "Noem hem maar iets, want hij is een twijfelaar."
17 Ik zei: "Thomas, ben je een Christen?" En ja, hij geloofde erin. Ik zei: "Wel, waarom draag je dan die afgod bij je?"
18 "Wel, dat was ook God. En zijn vader droeg deze afgod toen de leeuw achter hem aanzat. En hij had hem met bloed besprenkeld. En hij maakte een vuurtje om het gebed op te zeggen dat de toverdokter hem had geleerd en dat had de leeuw weggejaagd."
19 "Wel," zei ik, "ik ben een..." Het woord jagter, jagter betekent 'een jager'. Leeu, leeu jagter, dat betekent 'leeuwen jagen'. Ik zei: "Ik ben een leeuwenjager. En het was niet het gebed dat de leeuw op de vlucht joeg, maar het vuur; de leeuw is bang voor vuur."
20 Hij zei: "Wel, hij geloofde in Amoyah." Amoyah betekent dat het een 'ongeziene kracht' is, zoals God, of als de wind. Zie? Amoyah, iets wat je kunt... "Hij geloofde in Amoyah. Maar als Amoyah het liet afweten, zou deze het niet." Zie? Nu, dat was wat hen betrof de kracht van het christendom.
21 Ik vertelde hun. Ik zei: "Nu kijk, wat de zendeling jou over Christus heeft verteld, is juist. Zie? Maar", zei ik, "er is... Kijk, hij vertelde je lang niet alles. Hij probeerde je te vertellen dat Zijn grote krachten waren gestopt toen Hij daar eenmaal stierf aan het kruis en dat we dat niet meer hebben. Hij heeft het daar fout. Hij leeft en is precies onder ons, zie, precies hetzelfde als Hij ooit was."
22 En toen zij dat bewezen zagen worden – precies zoals u gisteravond zag – schatten zij dat er vijfentwintigduizend werden genezen in één keer. Denk daar aan.
23 En de volgende dag belde meneer Smith mij op en zei: "Broeder Branham, ga naar uw raam toe in uw hotelkamer en kijk naar buiten in de richting van de Indische Oceaan." En daar kwamen zeven reusachtig grote, Engelse vrachtwagens aan. O my! Wij hebben zelfs geen truck waar een derde in gaat van wat zij daar bevatten, helemaal vol gestapeld met krukken en draagbaren waarop ze hun geliefden uit de oerwouden hadden gedragen, die daar opgestapeld in lagen. De vorige dag lagen ze daarop. En hier kwamen ze, lopend achter deze trucks, duizenden van hen, met hun handen omhoog, zingend: "Alles is mogelijk. Geloven alleen."
24 Nu, als de heiden, iemand die niet weet welke zijn rechter- of linkerhand is, iemand die in die toestand is, dat slechts één keer kan zien gebeuren, of één keer de Schrift hoort lezen en aan hem verklaren, wat behoorden wij dan, die beweren Geestvervulde mensen te zijn, wat behoorden wij dan te doen? Zie?
25 Maar de zaak ervan is dat wij zo geïndoctrineerd zijn, dat iedereen zijn eigen mening heeft. En, wel, het is gewoon anders dan de mensen die je ontmoet. U weet, er is... En een heiden betekent niet zozeer dat je ongeletterd moet zijn. Er zijn geleerde heidenen, weet u, en zij zijn de ergste van allemaal. Dat, dat is juist. Als je het moet trekken... Ik zal u iets vertellen. Bij het reizen rondom de wereld – ik ben verschillende keren rondom de wereld gegaan – maar wist u waar ze het hardste zendelingen nodig hebben? De Verenigde Staten. Precies hier. Hier is het veld voor de zending. Dat is juist. Laat enige mensen van daar naar hier komen, die niet weten wat links of rechts is, om deze mensen te leren wat God is. Ja. Ze hebben zoveel intellectuelen gekregen dat zij de hele kijk op de hele zaak zijn kwijt geraakt. Ja. Ze proberen het slechts te verklaren, en proberen het uit te werken, of proberen het uit te kienen.
26 De inlander probeert niets uit te kienen. Hij gelooft het eenvoudig. En dat is wat u moet doen om in orde te komen met God: het eenvoudig geloven. U kunt God niet napluizen.
27 Wat als Mozes... toen hij zag dat die struik niet verbrandde? Nu, Mozes was een chemicus. En Mozes was onderwezen in al de wijsheid van de Egyptenaren. Maar toen hij die struik zag, was het vreemd. Wel, hij zei nimmer: "Nu, ik geloof dat ik daar eens heen zal gaan. Als het vuur uitgaat, zal ik wat bladeren van die struik afhalen en ze meenemen naar het laboratorium om te ontdekken waarmee het is besproeid, zie, om te zien hoe het komt dat die struik kon branden zonder te verbranden." Dat zou de wetenschappelijke benadering zijn geweest.
28 Maar wat deed hij? Hij deed zijn schoenen uit, ging zitten en sprak ertegen. God sprak terug tot hem. Zie? Wanneer je jezelf vernedert, jezelf vernedert.
29 Wat als Martha had gezegd... toen ze hoorde dat Jezus... Nadat Hij was geroepen om voor Lazarus te komen bidden. Hij was al vier dagen dood. Wat als zij naar buiten was gerend en had gezegd: "Ik dacht dat we ergens in geloofden"? Ze had een recht om Hem een verwijt te maken, weet u, omdat Hij had geweigerd te komen toen zij riepen.
30 Maar, ziet u, zij had de juiste benadering. Ze ging naar Hem toe en zei: "Here, als U hier was geweest, zou mijn broeder niet gestorven zijn. En zelfs nu, wat U God ook vraagt, God zal het aan U geven." O! Wat? Dat is het. Dat is de manier. Zie? Zij had de juiste benadering.
31 Kijk naar dat geloof toen het Jezus trof. Hij zei: "Uw broeder zal weer opstaan."
32 Ze zei: "Ja, Here. In de laatste dagen, bij de algemene opstanding zal hij opstaan. Hij was een goede jongen."
33 Hij zei: "Ik ben de Opstanding en het Leven. Wie in Mij gelooft, al ware hij gestorven, toch zal hij leven. Wie leeft en in Mij gelooft, zal nimmer sterven. Gelooft gij dit?"
34 Ze zei: "Ja, Here. Ik geloof dat U die Messias bent, de Zoon van God Die in de wereld komen zou." O my!
"Waar hebben jullie hem begraven?"
35 Niet lang geleden sprak ik tot een vrouw. Ik heb dit voorval meerdere malen verteld. Het zijn mensen die beweren in Goddelijke genezing te geloven; het is een psychologisch en verstandelijk geloof, geloven dat 'de geest heerst over de materie'. En ze geloven niet dat Jezus Goddelijk was. En ze zeiden dat "Hij een goede man was, maar Hij was een leraar en een filosoof, maar Hij kon niet Goddelijk zijn."
36 Ik zei: "Als Hij niet Goddelijk was, was Hij de grootste misleider die de wereld ooit heeft gehad. Beslist. Je kunt er niets anders van maken dan dat Hij Goddelijk was."
37 Ze zei: "Als ik u door middel van uw eigen Bijbel kan bewijzen dat Hij niet Goddelijk was, zult u het dan aannemen?"
Ik zei: "U kunt het niet bewijzen door de Bijbel die ik lees."
Ze zei: "Wel, ik zal het u laten zien."
Ik zei: "In orde."
38 Ze zei: "In Johannes het elfde hoofdstuk", zei ze, "zei de Bijbel dat toen Jezus naar het graf van Lazarus ging, dat Hij weende."
Ik zei: "Zeker."
Ze zei: "Wel, hoe kon Hij huilen als Hij Goddelijk was?"
39 Ik zei: "Wel, u mist het gewoon om te zien wat Hij was. Toen Hij naar het graf ging, wenend, was Hij een Man. Maar toen Hij Zijn tengere schouders rechttrok en zei: 'Lazarus, kom eruit!', en een man die vier dagen dood was geweest uit het graf vandaan kwam, was dat meer dan een Man. Dat was God in een Man." Zie? Juist.
40 Hij was een Man toen Hij van de berg afkwam, Hij was hongerig en zocht aan een boom naar eten. Hij vervloekte de boom omdat hij geen eten had. Hij was een Man toen Hij hongerig was. Maar toen Hij vijf broodjes en twee vissen nam, er vijfduizend mee voedde en zeven volle manden ophaalde, was dat meer dan de Man. Dat was God in een Man.
En God vertegenwoordigt Zichzelf slechts in een man. Hij koos de mens.
41 Toen Hij daar die nacht op die boot lag. Er was daar kracht uit Hem gegaan, had de hele dag gepredikt, en de mensen trokken aan Hem, onderscheiding, enzovoort. En toen kwam er storm op zee. Ik vermoed dat er tienduizend duivels zwoeren dat ze Hem die nacht zouden verdrinken, terwijl Hij daar achter lag te slapen, achter in de boot; ze daar ergens heen en weer gooiend als een kurk op de machtige zee. Hij was een Man toen Hij daar vermoeid lag te slapen. Dat is zo. Maar toen Hij eenmaal was opgestaan, Zijn voet op de reling van de boot had gezet, omhoog keek en zei: "Zwijg, wees stil!" was dat daar meer dan een Man. Ja. Dat was God in een Man.
42 Hij was een Man toen Hij stierf aan het kruis, roepend om genade. Hij was een Man. Maar toen Hij de zegels van dood, hel en het graf verbrak, en op de derde dag opstond, bewees Hij dat Hij meer was dan een Man. Het was God in een Man. Geen wonder dat iedere man die ooit iets heeft bereikt, dat geloofde. Alle dichters, en allen die ooit iets hebben bereikt, geloofden dat. Dat is juist. Hij was meer dan een Man. Hij was God.
43 Nu, God, in Zijn eigen Zoon, bouwde een lichaam waarin Hij leefde, getabernakeld, veranderde Zijn standplaats. Denk daar eens aan. Jehova Die in een voerbak ligt boven een mesthoop in een stal, huilend als een kleine Baby. Deze kleine babyhandjes, kleine Jehova Die neerkomt en Zichzelf versluiert in die vorm. Kijk naar Jehova Die buiten speelt als een Tiener. Kijk naar Jehova Die in een timmermanszaak werkt. Jehova hangend aan het kruis. Vervolgens, toen Hij opstond, bewees Hij dat Hij Jehova was. Dat is juist. "God, Die Zichzelf in Christus met de wereld verzoende." Hij was meer dan een filosoof. Hij was meer dan een profeet. Hij was Immanuël.
44 Nu, vanavond zullen we dit hier benaderen als een onderwerp. Wel, we hebben zojuist de Schrift gelezen. En we zullen dit als tekst nemen: En toen hun ogen werden geopend, kenden zij Hem.
45 Nu, ons toneel begint op een mooie tijd, of situatie, het was ongeveer in deze tijd van het jaar. Het was met Pasen. En het was het eerste, fijne Paasfeest. En Jezus was teruggekeerd uit de dood, in de lente, met Pasen, opnieuw levend onder de mensen. En velen die Hem liefhadden, wisten het niet.
46 En dat is precies zoals het vandaag is. Er zijn veel mensen die Hem liefhebben die echt niet kunnen geloven dat Hij nu bij ons is. Zij... het schijnt dat zij dat eenvoudig niet kunnen bevatten.
47 Zij, ja, velen in die dag die met Hem hadden gewandeld en gesproken, konden niet bevatten dat Hij terug was uit de dood, hoewel zij het hadden gehoord door getuigen die bij de graftombe waren geweest, enzovoort, en wisten dat Hij uit de dood was opgestaan, maar toch konden ze het niet geloven. Waarom? Ik vraag mij af waarom. Kijk, dat is nogal ongewoon. Zie? Er is... Het is te ongewoon.
48 En het zijn meestal de ongewone dingen waar God in is. Het zijn de ongewone dingen die Hem God maken. Zie? Dat is wat Hem maakt wat Hij is, het zijn de dingen die Hij zo ongewoon doet.
49 Nu, het was ongewoon toen Jozef, voor de geboorte, toen hij Maria vond – zijn lieflijke, kleine lieveling waarmee hij was verloofd, waarmee hij zou gaan trouwen – dat hij ontdekte dat zij moeder zou worden zonder gehuwd te zijn. Zij had hem ongetwijfeld verteld over het bezoek van de engel Gabriël. En Jozef was een rechtvaardig man. Hij was een goede man. En hij was... Hij wilde haar geloven. Ik kan me indenken dat hij haar met zijn hele hart liefhad toen hij dat jonge Hebreeuwse meisje zag en haar in de ogen keek terwijl ze zei: "Lieve Jozef, de grote engel Gabriël heeft me bezocht en hij zei dat ik 'overschaduwd zou worden door de Heilige Geest'. En het Heilige dat in mij geboren zou worden, dat uit mij zou komen, zou 'de Zoon van God' worden genoemd."
50 Nu, hij wilde dat geloven. Maar er was nog nooit iets dergelijks gebeurd, daarom was het te ongewoon. En kijk, dat was een rechtvaardig man, een goede man, en de Schrift beweerde dat "een maagd zwanger zou worden", en hij begreep het niet. Zie? Hoewel de Schrift zei dat Christus op die manier geboren zou worden, kon Jozef het toch niet begrijpen, omdat het te ongewoon was.
51 Nu, in die dagen hadden ze geen profeten. De man was... Ze hadden gedurende honderden jaren geen profeten gehad en daarom handelde God met hem in een droom. Een droom is een mindere manier. De goede manier is altijd eerst met het Woord. Nu, God heeft een manier om te bewijzen of Zijn Woord juist is of niet. Of waar enige...
52 In het Oude Testament had Aäron de twaalf stenen, de geboortestenen, hier op zijn borstplaat. En ze hingen deze aan de post in de tempel. Als een profeet profeteerde of een dromer een droom vertelde, namen ze hem hier mee naartoe, wat wordt genoemd – zoals de predikers dat zullen weten – de Urim Thummim. [Urim betekent 'lichten' en Thummim 'volmaaktheid' – Vert] En zo was het dat wanneer deze dromer zijn droom vertelde, of de profeet zijn profetie vertelde, en de bovennatuurlijke lichten flitsten er niet overheen om de Urim Thummim te laten werken, dan – het kan me niet schelen hoe echt het klonk – was het fout. De Urim Thummim moest betuigen dat het juist was. Welnu, dat, het priesterschap van Aäron, werd beëindigd, en de oude Urim Thummim.
53 Maar God heeft nog steeds een Urim Thummim en dat is het Woord. Als een profeet profeteert of een dromer een droom droomt, en het is in tegenspraak met dat Woord, dan kan het me niet schelen hoe echt het klinkt, vergeet het maar. Dat is Gods Urim Thummim. Dat is het. En dat moet terug spreken om echt te zijn. Dat betekent dat God Zijn eigen Woord uitlegt.
54 Dus God had geen profeten in het land in die dag, daarom sprak God tot Jozef op een mindere manier. Wat laat zien dat, wanneer er niets aanwezig is om het voort te brengen, God door alles heen kan werken, elk ding dat Hij heeft beloofd. Zie? Hij kon een droom bewerken. Als er geen profeet was, dan kon Hij een droom bewerken.
55 Dus ongeacht wat onze kleine gaven zijn, God kan op iedere manier die Hij verkiest tot ons spreken, maar het moet met het Woord overeenstemmen. Zie? Het moet in overeenstemming met het Woord zijn.
56 Nu ontdekken we dat zijn droom in overeenstemming was met het Woord, want Jesaja zei: "Een maagd zal zwanger worden", en zo was het. Zijn droom was in overeenstemming met het Woord en dit was degene die ontvangen had. En toen dan de Geest des Heren, de Engel des Heren aan hem verscheen in deze droom en zei: "Jozef, gij zone Davids, vrees niet uw vrouw Maria tot u te nemen, want wat in haar is verwekt, is van de Heilige Geest", wel, dat maakte het toen vast.
57 Hij was een rechtvaardig man. Hij wilde het geloven. Hij wilde het geloven, maar het was zo ongewoon voor hem.
58 En wanneer iemand iets wil geloven, en de waarheid ligt voor hem, dan zal God een weg maken om dat te betuigen, om te bewijzen dat het de waarheid is. God is verplicht om het te doen, want daarvoor heeft Hij hem gered, degenen die zijn voorbestemd ten leven.
59 Nu ontdekken wij dat die ongewone zaak was... dat dit de zaak was die ze niet konden bevatten. En deze opstanding was ongewoon.
60 Zij, en toch, als zij erop gelet hadden, het was Zijn beloofde Woord. Hij had hun verteld en gezegd: "De Zoon des mensen gaat op naar Jeruzalem en Hij zal vele dingen lijden van de heidenen, in hun handen worden overgeleverd en worden gekruisigd, worden begraven, en zal op de derde dag opstaan." Zie? Hij zei ook: "Zoals Jona drie dagen en nachten in de buik van een walvis lag, zo moet de Zoon des mensen drie dagen en nachten in het hart der aarde zijn." David, een van hun profeten, profeteerde en zei: "Ik zal Zijn ziel in de hel niet verlaten, noch zal Ik Mijn Heilige de verderving doen zien." Zie? En al de profeten spraken over Hem.
61 En het leek erop dat deze discipelen, het leek er toch op dat ze het hadden, dat ze het zouden hebben herkend en dit hadden moeten weten. Maar, ziet u, het werd van hen weerhouden. Het was het beloofde Woord aan hen, en toch herkenden zij het niet. Zie? Het was vervuld, exact wat Hij had gezegd dat zou gebeuren, wat het Oude Testament had gezegd dat zou gebeuren. Het was volmaakt vervuld en toch begrepen zij het niet.
62 Let nu op deze twee terwijl zij onderweg waren, Kleopas en zijn vriend, onderweg naar Emmaüs. En het was zondagmorgen. Ze waren daar dus onderweg en spraken. Ze liepen echt bedroefd over de weg. My, er hing een echte sluier van droefenis over hen heen.
63 En God laat dergelijke dingen gebeuren. Hij doet dat met opzet, alleen maar om u te testen. Laat mij dat nu duidelijk voor u uiteenzetten zodat u zult begrijpen dat iedere zoon die tot God komt, moet worden opgevoed. Hij moet worden getest; iedere zoon. Als u nooit bent getest, bent u geen zoon. Als u de tuchtiging van God niet kunt verdragen, dan bent u onwettig en niet een kind van God. U beweert dat God uw Vader is, u zegt: "O, ik kan niet geloven." Wel, dat laat gewoon zien dat God uw Vader niet is; zie, anders zou u het vatten. Merk nu op dit testen: God test iedereen van Zijn kinderen. Allen die tot Hem komen, moeten eerst worden getest, uitgeprobeerd en onderzocht.
64 Kijk naar Hem toen Hij hier op aarde was. Op een dag keek Hij om Zich heen, grote mensenmenigten waren bij Hem. O, toen Hij pas begon, was Hij werkelijk geliefd. Alle kerken openden hun deuren. "Deze jonge Rabbi, wel, er bestaat geen twijfel over dat er een groot Profeet onder ons is opgestaan. Hij geneest onze zieken. Wel, Hij komt ook bij deze genezingsdiensten. Hij doet grote dingen." Dat was fijn. Maar op een dag waren er teveel die Hem volgden. Zie? Dat was het teken om de aandacht van de mensen te trekken.
65 Nu, een stem moest op dat teken volgen. Dat was Zijn leer. Merk op. Maar toen de stem kwam, o, dat was heel wat anders. My! Zij, zij kruisigden Hem, omdat Hij Zichzelf gelijkmaakte aan God. Toen Hij de zieken genas en wonderen deed en de gedachten in hun hart onderscheidde, was dat wonderbaar. Maar toen Hij zei: "Ik en Mijn Vader zijn één", o my, dat was teveel voor hen. Dat konden ze niet nemen. Zie? Zij... Dat was teveel.
66 "Hij maakt Zichzelf God, dus Hij probeert gelijk te zijn aan God."
67 Wel, dat was Hij. Hij was de Zoon van God. En Hij zei: "U noemt hen tot wie het Woord kwam... in uw wet staat, dat 'het Woord kwam tot de profeten' en u noemt hen 'goden'. Als u dan een profeet 'god' kunt noemen, hoe kunt u Mij dan veroordelen als Ik zeg dat Ik de Zoon van God ben? Onderzoek de Schriften; zij zijn het die u vertellen wat Ik verondersteld word te doen. Als Ik niet doe overeenkomstig wat de Schrift zegt dat Ik zou doen, geloof Mij dan niet. Maar als Ik de werken van Mijn Vader doe, Die het Woord is, geloof dan de werken die Ik doe." Nog steeds konden zij het niet.
68 Dus zei Jezus op een dag iets. Let nu op. Hij legt dingen niet uit. Hij zegt het alleen. Merk op. Hij zei: "Tenzij u het vlees van de Zoon des mensen eet en Zijn bloed drinkt, hebt u geen leven in u."
69 Kunt u zich voorstellen wat een fijne intellectuele groep mensen, een groep doctoren die daar stonden en rabbi's, goed getrainde en hoog opgeleide mensen, dachten toen Hij dat zei? O, ik kan me voorstellen dat de doctor opkeek en zei: "Oei!" De predikers stonden op en zeiden: "Uh-huh. Uh-huh. Kijk daar; nu komt de aap uit de mouw; precies daar."
70 Nu, Hij legde dat nooit uit. Hij legde het nooit uit. Hij hoefde dat niet te doen. Hij hoefde dat niet uit te leggen.
71 "Wel," zeiden ze, "wel, weet je, Hij wil van ons maken... Hij wil van ons menselijke vampiers maken die mensenbloed drinken en mensenvlees eten."
72 Hij zei nooit hoe het zou worden gedaan. Hij zei alleen: "Tenzij u het doet!" Zie?
73 En toen zei die groep van duizenden buitenstaanders: "Uh-huh. Daar heb je Hem. Zie? Ja, ik wist wel dat het na een poosje zou uitkomen." Kijk, ze zagen ernaar uit dat het zou uitkomen en Hij zorgde ervoor dat het uitkwam. Ze waren parasieten om mee te beginnen, daarom wandelden ze niet meer met Hem mee.
74 Dus toen keerde Hij Zich om. Er waren er zeventig bij Hem. Dus Hij zei tegen die zeventig: "Wat zou u ervan zeggen als u de Zoon des mensen naar de hemel ziet opvaren waar Hij vandaan kwam?" Nu, Hij legde dat nooit uit.
75 Ze keken elkaar aan en zeiden: "Wel, de Zoon des mensen gaat omhoog naar waar Hij vandaan kwam? Wel, we kennen Zijn moeder. We kennen Zijn broers, Zijn zussen. We zagen de kribbe waarin Hij werd gelegd toen Hij werd geboren. We zagen de wieg waarin Hij werd gewiegd. Wel, Hij komt uit Nazareth, en Hij komt daar van omhoog? Dit is een hard gezegde." En ze wandelden niet meer met Hem. Zie?
76 Nu, deze discipelen stonden er de hele tijd vlakbij. Zij begrepen het ook niet, maar ze geloofden het. Ze konden het niet verklaren. Hij verklaarde het nimmer. Maar kijk, zij waren voorbestemd tot leven. Zij konden het niet verklaren maar ze stonden daar. Dus Hij keerde Zich om en zei: "Ik heb er twaalf van jullie gekozen en één is een duivel." Hij zei: "Willen jullie ook weggaan?"
77 En daar was het waar Petrus deze gedenkwaardige woorden sprak: "Here, wij zijn ervan overtuigd dat U alleen het Woord des levens hebt. Waar zouden we heen moeten gaan?" Dat was het, ziet u. Zie?
78 Hij legde het niet uit. Hij zei dat zó, dat ze het zouden verwerpen. Zie? Geloof vraagt niet, het redeneert niet. Het onderzoekt daarvoor de Schrift. Als ze de Schrift hadden onderzocht, dan zou het daarin zijn bewezen Wie Hij was. Maar Hij schudde ze af op die manier, door dingen te zeggen en het nooit uit te leggen.
79 En zelfs daar in de hoven, toen zij een lap om Zijn gezicht bonden en enigen Hem sloegen en Hem in het gelaat sloegen. Zeiden: "Als Je een profeet bent, vertel ons nu wie Je sloeg, en dan zullen we in Je geloven." Dezelfde zaak, dezelfde oude duivel die daarginds de hele tijd was geweest, toen Hij werd verzocht, toen Hij pas met Zijn bediening begon. Zei: "Indien Gij de Zoon van God zijt, beveel dan dat deze stenen in brood veranderen." Dezelfde. En deze priesters en rabbi's daarginds zeiden: "Als U de Christus bent, kom dan van het kruis af en bewijs het aan ons." Zie? Hij had het kunnen doen. Hij wist wie Hem sloeg, maar Hij zal voor niemand de clown uithangen.
80 Hij was het Woord en Hij is nog steeds het Woord. Was altijd het Woord en Hij blijft het Woord. Hadden ze teruggekeken, dan hadden ze dat kunnen zien, maar dat deden ze niet.
81 Ze waren, merk op, onderweg. Wat deden ze? (Ik wil dat degenen die hier zitten er heel goed op letten.) Ze spraken over Hem toen Hij aan hen verscheen.
82 Nu, dat is de manier hoe Hij komt, als u over Hem spreekt. Het probleem vandaag is dat we over zoveel andere dingen spreken dan over Hem. We spreken altijd over wat we moeten doen, en een zakelijke aangelegenheid, of de was die moet worden gedaan, of welk soort waspoeder je zou moeten gebruiken. Terwijl u Hem de eer en heerlijkheid behoort te geven. "Daar waar uw schatten zijn, daar is uw hart eveneens."
83 Ze hadden Hem moeten herkennen, maar dat deden ze niet. En zo is het vandaag. Toch sprak de Schrift erover. Zie?
84 Hij openbaarde hun de beloften uit de Schrift aangaande Hemzelf voor dat tijdperk. Onthoud dat Hij begon bij het begin. Hij zei: "O dwazen en tragen van hart." Hij legde hun de Schriften uit. En nadat de Schriften tot hen waren gepredikt, herkenden zij Hem nog steeds niet. Als dat geen moderne samenkomst is, weet ik het niet. Zij, de Schriften werden aan hen verklaard en toch snapten ze het niet. Ze wandelden tezamen, beweerden Zijn discipelen te zijn. Toch herkenden zij Hem totaal niet, zelfs nadat Hij hun de Schrift voor dat tijdperk had verteld, wat God daarvoor had toebedeeld.
85 Hij zei: "Weet u niet dat Christus deze dingen moest lijden en daarna Zijn heerlijkheid ingaan en weer opstaan? Hij..." Ze hadden dat moeten opmerken. Zei: "Weet u niet alles wat de profeten over Christus hebben gesproken?" En Hij begon vanaf het begin en legde de hele zaak aan hen uit en legde het hun uit. En toch herkenden zij het totaal niet, nadat Hij de Schrift zo volmaakt als maar mogelijk was, had uitgelegd. En liepen erbij als Zijn zogenaamde discipelen. "Huh, o, is dat zo? Is dat zo?" En toch was Hij die vervulde Schrift, Die daar stond, en toch snapten ze het niet. Zie?
86 Nu, dat is een erg goed beeld van de dag waarin wij leven. Ik zeg dat niet boos. Ik zeg dat, omdat het de waarheid is. Dat is precies juist.
87 Ze herkenden Hem nog steeds niet, hoewel Zijn beloften die Hij had gedaan, waren vervuld. En Hij verklaarde het hun en stond daar in eigen Persoon en nog steeds herkenden zij het niet.
88 Let op de bestraffing die Hij hun gaf, omdat ze niet herkenden dat de Schrift was vervuld.
89 Nu, terwijl zij het behoorden geweten te hebben. Zij waren discipelen. Ze waren mannen die grote offers hadden gebracht. Ze waren mannen die Hem liefhadden. Ze waren mannen die door Hem waren getraind. En toch, nadat Hij hun deze dingen had verteld, Zich in hun gezelschap bevond en zei dat deze dingen moesten gebeuren – en hier gebeurde het – en nog steeds, terwijl ze daar precies bij Hem stonden na Zijn opstanding, herkenden zij Hem niet.
90 U zegt: "Zouden wij zoiets kunnen doen?" Het zou mogelijk kunnen zijn dat wij dat doen. Dat is juist. Het zou beslist mogelijk kunnen zijn. Nadat Hij het in Zijn Woord beloofde – de zaak die Hij zou gaan doen – zien wij het precies zo gebeuren als Hij zei, en nog steeds lopen we eroverheen. Dat is wat zij deden.
91 Nu, Hij kwam bij hen, vertelde hun dat Hij zou worden gekruisigd, op de derde dag opstaan; en toen begon Hij hun er alles over te vertellen.
92 En ze waren bedroefd en zeiden: "Weet u, een paar van de mannen gingen naar het graf en enige van de vrouwen. Ze zeiden dat Hij uit de dood moest zijn opstaan. En al deze berichten hebben ons verontrust." En ze zeiden: "Bent U alleen een vreemdeling hier bij ons? Weet U deze dingen niet?"
93 Hij zei: "Welke dingen?" net alsof Hij er niets over wist. Kijk, Hij zei dat alleen om ze van Zich af te schudden. En Hij deed dat opzettelijk om hen te beproeven.
94 En wist u niet dat Hij Zijn natuur niet verandert? Hij doet dezelfde zaak, alleen om u te beproeven, om te kijken wat u zult doen. Hij zal iets voor u opwerpen, het zal voor u worden gegooid, alleen om te kijken wat u erover zult zeggen, uw houding, de weg die u inslaat, wat u ervan denkt. Hij doet dat met opzet, doet dat zo, omdat dat Zijn onveranderlijke natuur is. Hij deed dat in oude tijden.
95 Denk aan Elia. Hij had zelfs een soldaat die hem moest slaan. [I Koningen 20:35-43 – Vert] Hij zei: "Ik was een schildwacht die bij Achab in dienst stond en ik liet de gevangene ontsnappen." Hij deed dat niet, maar hij deed dat zo, opdat hij Achab zijn eigen oordeel kon laten uitspreken.
96 Deed hetzelfde in de dagen van Noach, en Hij kan Zijn manier niet veranderen. En God komt op een bepaalde manier binnen. Maar altijd...
97 U zegt: "Wel, hoe kan ik dan weten of het goed of fout is?" Het is het beloofde Schriftgedeelte voor dat uur. Het is de Schrift die is beloofd.
98 Als ze maar uit hun traditie vandaan waren gekomen, en bij die traditie waarin ze zaten waren weggegaan, en de Schriften hadden gelezen zoals Hij hun verteld had te doen! "Onderzoek de Schriften, want daarin denkt u eeuwig leven te hebben, en die zijn het die van Mij getuigen. Zij vertellen u Wie Ik ben."
99 En ze zeiden: "Welnu, rabbi vertelde ons dit en dat. Wij, wij geloven wat de kerk zegt." Zie?
100 Het is niet wat de kerk zegt. Het gaat erom wat God zei. Wat God zei, niet wat de denominaties zeggen of zo. U gelooft God. Nu, daarin faalden zij, want zij waren zo traditioneel dat zij het niet konden herkennen.
101 Nu zien we dan dat Hij zei... Hij bestrafte hen. Let op. "Dwazen en tragen van hart om te verstaan al de schriftuurlijke tekenen en dingen die zouden plaatsvinden in dit tijdperk. Dwazen, tragen van hart om te verstaan alles wat de profeten hebben gesproken wat zou plaatsvinden in deze dag, al deze tekenen die u ziet. De Bijbel zei dat deze dingen zouden plaatsvinden in deze dag, en u ziet ze plaatsvinden, en bent u dan dwaas genoeg om het niet te geloven?" En Hij sprak regelrecht tot hen en toch herkenden ze het niet. Over blind gesproken!
102 Zouden wij dat kunnen doen? We zouden dat kunnen doen als we de Schriften niet onderzoeken om te ontdekken in welk uur we leven, zien welk uur, wat en hoe het is. Het is misschien later dan we denken.
103 Toch beweerden zij Zijn discipelen te zijn. Ze beweerden te geloven dat zij ieder woord dat Hij had gezegd, hadden geloofd. Ze geloofden de hele Bijbel. En hier was de... hier was de Messias, de God van de Bijbel, stond daar als een betuiging, betuigde exact het geschreven Woord. En ze werden verondersteld de gelovigen van dat Woord te zijn. En Hij verwees terug en vertelde hun dat. "Herinnert u zich wat hier over werd gezegd; en wat hier over werd gezegd; en hoe Jezus dit moest doen; of hoe de Christus dit moest doen; en hoe zit het met al deze dingen?" En toch begrepen ze het niet. Ze wisten het niet. Hoe kwam dat? Ze kenden het Woord voor zover het de letter was, maar ze begrepen het Woord niet toen het letterlijk werd geïnterpreteerd.
104 Zo is het vandaag. Iedereen heeft zijn eigen interpretatie. Terwijl God die hele zaak veroordeelt. God doet Zijn eigen uitleg. Als God zegt dat Hij een zaak zal doen, dan wanneer Hij het doet, is dat de uitleg ervan. God legt Zijn eigen Woord uit.
Daar was Hij, stond daar, Zijn eigen Uitlegger.
105 Halleluja! Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Hij geeft Zijn eigen uitleg. Heeft geen enkel seminarie nodig, noch een prediker, mij, u, of iemand anders om Hem uit te leggen. Hij beloofde het, dan draait Hij Zich om en doet het. Dat maakt het vast. Dat legt zichzelf uit.
106 Maar daar stond Hij, de grote machtige Overwinnaar over iedere aandoening, iedere ziekte, dood, hel en graf. En stond weer op, wat ze de hele tijd hadden geloofd. En daar stond Hij, maar ze konden het niet geloven. En Hij verwees de hele tijd naar Zichzelf terug; zo sprekend tot hen. "En beginnende bij Mozes en de profeten, legde Hij hun al de dingen uit die van Hem geschreven waren" en toch snapten ze het niet. Het leek erop dat ze het eenvoudig niet konden pakken. Dat is alles.
107 Hetzelfde nu. Wat is er vandaag aan de hand? Wat is de oorzaak? We zijn te veel bezig onze geloofsbelijdenissen te leren. We zijn te druk met onze kerkelijke programma's. We zijn te druk met soepmaaltijden en loterij in de kerk. We zijn te druk met de vrouwenhulporganisatie. We zijn te druk met onze tv-programma's en al deze andere onzin. We hebben het te druk om de Schriften te onderzoeken, om te ontdekken of ze juist zijn of niet.
108 Als u naar een restaurant zou gaan en daar een kop soep zou bestellen en er zat een spin in, dan zou u het restaurant ervoor laten vervolgen. U zou het voor geen prijs in u nemen, met een spin erin, omdat u bang zou zijn dat het dit kleine lichaam zou kunnen doden.
109 Maar u propt ieder ding in die ziel, gewoon van alles, elk soort leer, en kijkt er nooit in om te zien of het de juiste zaak is of niet. "Er is een weg die een man recht schijnt te zijn." Onderzoek de Schriften. Die ziel is eeuwig, weet u. Doe dat dus niet. Let echt op wat u daarin doet, zie, deze geloofsbelijdenissen en al deze dingen. We hebben er een vereniging van gemaakt; voeg je gewoon bij een vereniging en dat is genoeg. En dat is hoe mensen vandaag denken. Daarom hebben ze geen tijd om te studeren, te overdenken, dingen te onderzoeken, en te proberen uit te vinden of ze in orde zijn of niet.
110 Laat de Christus Zelf het uitleggen. En als uitkomt wat Hij heeft gezegd, dan is dat de Waarheid. Kijk en zie of het voor deze dag is.
111 Zoals ik gisteren aanhaalde dat Mozes niet kon komen met Noachs boodschap. Evenmin kon Jezus komen met Mozes' boodschap. Zie? Het was zo, het was voor ieder uur voorbeschikt.
112 Nu zouden we niet kunnen komen met Luthers boodschap, noch met die van Wesley, noch met een Pinksterboodschap. We zijn daar ver aan voorbij.
113 U zegt: "O, dat is iets wat u..." Wel, zo dacht de Katholieke kerk dat Luther iets verzon. Zo dacht Wesley dat zij... De Lutheranen dachten dat Wesley iets verzon. Zo dachten de aanhangers van Wesley dat de Pinkstermensen iets verzonnen.
114 Maar de kwestie is, kijk terug in de Schrift. Deze identificeert ieder tijdperk. En als de dingen die Hij nu doet Hem niet identificeren, de beloften van God, laat het dan gaan. Maar als Hij zegt dat het zal gebeuren en het gebeurt, geloof dan dat het geen mens is. Het is God Die spreekt, Die Zijn eigen uitleg van het Woord geeft.
115 "Dwazen en tragen van hart om te geloven al hetgeen de profeten gesproken hebben over de Christus!" Toch konden Zijn discipelen het geschreven Woord niet geloven, omdat ze het zo druk hadden met, o, wel, ze waren er bedroefd over.
116 Toch beweren ze vandaag te geloven dat Hij de derde dag is opgestaan. We spreken erover: "O, wij geloven dat Hij de derde dag opstond en voor immer leeft." En laat Hem iets doen precies zoals Hij beloofde te doen en kijk wat ze zeggen: "Wel, of het is een groep heilige rollers, of het is telepathie, of het is de een of andere waarzegger. Of..." Precies zoals ze toen deden. Kijk, het is diezelfde geest. Onthoud nu, dat de duivel wel zijn man wegneemt maar niet zijn geest; de geest was daar terug op die mannen, religieuze leraars.
117 Onthoud, niemand kon met zijn vinger wijzen naar deze Farizeeën. Ze moesten goed leven. Ze zouden ter dood gestenigd worden als ze dat niet deden. Ze waren fijne, fijne mannen, hoog opgeleide leraars, geleerden. En Jezus zei: "U bent een troep slangen. U doet de werken van uw vader." Waarom, waarom kon een Man, God, zo'n uitleg geven over een man van dat type? Hoe kon Hij ooit iets dergelijks zeggen? Omdat zij weigerden het geïdentificeerde Woord te zien dat werd gemanifesteerd.
118 Nu, vandaag kwamen we, dikwijls zeiden we, de Lutheranen zeiden: "Als je gelooft in de Here Jezus Christus, heb je het. Dat is alles." De Nazareners en Pelgrim Heiligheid en de Vrije Methodisten zeiden: "Nee, je moet juichen om het te krijgen." De Pinkstermensen zeggen: "Je moet in tongen spreken om het te krijgen." Het is allemaal verkeerd.
119 Ik heb toverdokters en heksen in tongen zien spreken. Ik heb ze zien springen en schreeuwen, en zag Mohammedanen splinters door hun vingers steken en harder schreeuwen dan ik ooit in mijn leven Pinkstermensen heb gehoord.
120 Maar toch, geloven is goed, spreken in tongen is goed en juichen is goed, en je verheugen. Maar toch is het dat nog niet.
121 Deze Farizeeën, sommigen zeiden: "Wel, het is de vrucht van de Geest, dat is juist." Deze Farizeeën hadden meer vruchten van de Geest, wat wij vruchten van de Geest noemen, dan zij konden... dan wij ooit zouden kunnen produceren.
122 Wat zou u ervan zeggen als ik Hem nu voor het gerecht zou dagen en bijvoorbeeld zou zeggen dat hier een paar dagen geleden een jonge Kerel naar de stad was gekomen Die Zichzelf een profeet noemt? Laten we Hem eens even voor het gerecht dagen. En nu spreek ik tot u mensen tegen Hem; God vergeve mij om zoiets dergelijks te zeggen, maar slechts om iets duidelijk te maken. Ik zeg: "De jonge Kerel, Hij is hier in de buurt. Hij noemt Zichzelf een profeet. Hij komt uit Galilea. Hij doet heel wat genezingen en dergelijke, maar dat betekent niets. Kijk even hier, we hebben het badwater van Bethesda. De kreupelen liggen daar en wanneer die engel neerkomt en het water beroert, stapt iedereen erin. Waarom zou God behalve dat nog iets anders willen?" Kijk, zij faalden om het Woord voor die dag te herkennen. De belofte stond op het punt in vervulling te gaan.
123 Nu zeggen ze: "We zullen Hem oordelen door de vruchten van de Geest. Nu kijk, wie stond altijd klaar? Wie was het, toen u als jongeman in de rondte rende, die al zijn tijd besteedde aan het bestuderen van het Woord van Jehova? Uw godzalige, oude priester. Wie was het, toen papa en mama op het punt stonden te gaan scheiden, die de ene arm om de een en de andere om de ander legde en ze weer tot elkaar bracht? Uw godzalige, oude priester. Juist. Wie was het, toen de oogst van uw vader mislukte – en hij had geen geld, u had niets te eten – wie was het die een cheque voor hem uitschreef en hem het geld gaf om hem verder te helpen? Die godzalige, oude priester. Wie was het die bij uw moeder en vader stond toen u geboren werd, op het moment dat u ter wereld kwam? Die godzalige, oude priester. Wie was het die u in zijn armen nam en u de achtste dag besneed en u, een leven, offerde aan God? Godzalige, oude priester.
124 "En dan, kijk, er zijn hier zakenlui in onze stad. Jehova vereist een lam. Deze zakenlui zijn kooplieden. Ze verkopen, handelen, dus ze hebben geen... ze hebben geen, fokken geen lammeren. Daarom maakte de priester een weg zodat zij hun ziel konden reinigen overeenkomstig het Woord van God, en daarom bouwden ze kleine kooien daar in de voorhoven. En ze brachten de man die de lammeren verkocht hier binnen en lieten deze man die een schuldoffer wil brengen voor zijn ziel – de eis van Jehova – daar heengaan om dit lam te kopen.
125 "Wat deed deze Kerel toen, toen Hij daar aankwam? Hij gooide de geldtafeltjes om en sloeg hen eruit, probeerde zo een man ervan te weerhouden zijn ziel in orde te krijgen met God. En wat zei Hij over die godzalige, oude priester van u? 'Ze waren een troep slangen en van de duivel.'" Sprekend over de vruchten van de Geest? Ze hadden Hem al lang en breed verslagen.
126 Maar wat is het bewijs van een gelovige? Die slechts het betuigde Woord van het uur zal geloven. Het is altijd zo geweest. De mensen maken er een warboel van door allerlei soorten tradities en religies en denominaties en opleidingen, enzovoort. Maar God komt langs met Zijn Woord en bevestigt het voor het uur. Dat is het bewijs.
127 Kijk naar Hem en zie. Hij zei: "Indien Ik niet de werken van Mijn Vader doe, geloof Mij dan niet. Onderzoek de Schriften, daarin denkt u eeuwig leven te vinden; zij getuigen van Mij Wie Ik ben. Indien Ik niet doe wat de Schrift zegt dat Ik zal doen, geloof Mij dan niet." Zie? En toch wisten zij het niet, nadat zij met Hem hadden gewandeld. En hier identificeert Hij Zichzelf daarmee na de opstanding, en liet door de Schriften zien dat Hij het was.
128 Nog steeds, weet u, vandaag, nadien... Jezus is uit de dood opgestaan en is in de laatste dagen aan de mensen verschenen.
129 Terwijl ze jaren geleden zeiden, toen de Pinkstergroep pas begon: "Zoiets bestaat niet." Het is de snelst groeiende kerk in de wereld, de Pinksterkerk. Het is de boodschap die ze nu gedurende vijftig jaar hebben gehad. Ze zeiden: "Dat kan niet worden gedaan", maar het werd hoe dan ook gedaan. Ze zeiden: "Er bestaat niet zoiets als de Heilige Geest." De mensen gingen verder, ontvingen het evengoed. God had beloofd dat Hij Zijn Geest zou uitstorten. Hoe zult u het gaan stoppen als Hij beloofde dat Hij het zou doen? Ze zeiden: "Niemand zal het geloven", maar ze geloofden het.
130 "God is bij machte uit deze stenen kinderen voor Abraham te verwekken, die Zijn Woord zullen geloven."
131 Ze gingen gewoon door. Ze werden de machtigste kerk die er in het land is. Onze Sunday Visitor en de Katholieke Visitor zeiden niet lang geleden in een uitgave, dat "de Pinksterkerk de snelst groeiende kerk is van alle organisaties". Zeiden: "Hun kerk was met een miljoen bekeerlingen toegenomen in het afgelopen jaar en de Pinksterkerken hadden er het afgelopen jaar anderhalf miljoen." Dat bevat niet die van mij, Roberts en andere samenkomsten van dit soort. Zie? Het zijn slechts degenen die werden binnengebracht als lidmaat. Van sommigen weten ze niet waar ze heen gaan, in deze evangelische samenkomsten. Maar ze registreerden anderhalf miljoen bekeerlingen in een jaar, vastgesteld door de Katholieke kerk. Zie?
132 Ze zeiden dat het niet kon worden gedaan en nu zijn de Presbyterianen, Methodisten en Baptisten ernaar aan het zoeken. En de Pinkstermensen zijn blind genoeg om het uur niet te zien. Weet u het niet? Bij de zevende wake, toen de slapende maagden zeiden: "Kom, geef ons wat van jullie olie." En toen hij kwam, zeiden ze: "We hebben slechts genoeg voor onszelf." En terwijl ze het probeerden te kopen, kwam de bruidegom en ze gingen naar binnen. Daar bevinden wij ons. Zie?
133 "En dwazen," zou Hij opnieuw kunnen zeggen, "tragen van hart om alles te geloven wat de Schrift zegt over deze dag; om te geloven dat dit het tijdperk van Laodicéa is, waarin Hij buiten de kerk is gezet en omdat 'wij rijk zijn en aan niets gebrek hebben'."
134 "Wel, wij zijn een van de rijkste organisaties ter wereld, de Pinksterbeweging. O my, vroeger zaten we in een steegje, maar, broeder, ze staat nu langs de hoofdstraat, de beste kerken en de beste seminaries. En we bouwen er precies hier nu een van vijftig miljoen dollar, zie, en allerlei geweldige dingen." Rijk!
135 Maar dan is het wanneer u de belofte vergeet. U begint over te hellen naar traditie. En daarom, als Hij komt om Zichzelf bekend te maken, zijn de mensen zo volkomen gevoelloos geworden door hun opleiding en filosofie en dingen. Ze hebben de geboden van God veranderd in een traditie. Je staat daar tot hen te spreken en het komt helemaal niet aan; het keert terug. Nu, als het heel hoog beschaafd zou komen, als een zekere belangrijke bisschop of iemand iets dergelijks naar voren zou brengen, wel, dan zouden ze het ontvangen. Maar, ziet u, het kwam nooit op die manier. Als een bepaalde organisatie er helemaal achter zou staan, zou het fijn zijn, maar zo deed Hij het nooit. Hij deed het nooit.
136 Als Hij met Kajafas was gekomen en Kajafas had gezegd: "Nu, ik ben de Messias. Ik ben degene die nu verondersteld wordt te komen." Kijk, dan zouden ze hebben gezegd: "O, grote, heilige vader, u bent de Messias." Maar kijk, dat maakt de Messias niet bekend. Zijn godsdienstige rechten, die maakten hem geen Messias.
Hij was het teken waarvan de Bijbel had gezegd dat dit Hem de Messias zou maken.
137 Zo is het ook vandaag. Niet wat onze denominaties, niet wat onze geloofsbelijdenissen, maar wat ZO SPREEKT DE HERE is. Let nu op.
138 Hetzelfde nu, we gedragen ons op dezelfde manier, we geloven nog steeds geloofsbelijdenissen, denominatie en wereldse opleiding, enzovoort. Wel, weet u, veel van onze kerken beginnen het idee aan te nemen dat voordat een zendeling het veld kan opgaan, ze een psychische test nodig hebben bij een psychiater om te zien of hun IQ hoog genoeg is om een zendeling te zijn. Nu, dat is in strijd met de Schrift.
139 De Bijbel zei dat Petrus een onwetende en ongeletterde man was. Hij kon zelfs zijn eigen naam niet schrijven. Maar het behaagde God hem de sleutels van het Koninkrijk te geven, omdat hij de Messias had gezien en Zijn bewijs kende, en hij viel aan Zijn voeten en herkende Hem als de Messias. Hij geloofde het Woord. "En gij zijt Petrus. Ik zeg u dat gij Petrus zijt, en op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen." Niet op Petrus, niet op Jezus, maar op zijn geestelijke openbaring van Wie Hij was.
140 Hetzelfde deed Hij bij Abel. "Abel offerde door geloof een uitnemender offer aan God dan dat van Kaïn." Beide jongens offerden. Beide jongens baden. Beide jongens bouwden een altaar. Beide jongens aanbaden dezelfde God. Zie? De een werd aangenomen, de ander verworpen. Omdat Abel, door openbaring, zag dat het geen vruchten of appels waren die ons uit de hof van Eden hebben gebracht. Het was bloed. En hij offerde bloed, en God aanvaardde het.
141 En kijk ginds naar Moab, die grote organisatie. Dezelfde God! Daar kwam Bileam aan, de bisschop, bouwde zeven altaren precies zoals Israël daar had. Legde er zeven reine offers op, stieren en zeven rammen, wat spreekt van de komst van Christus. Fundamenteel waren ze allebei juist. Maar hij keek hier omlaag naar deze kleine afvallige groep die daar rondzwierf en wilde hen zelfs niet over hun grond laten trekken. Zijn voorganger was bang dat ze daar de een of andere opwekking zouden hebben, daarom wilden ze hen niet laten doortrekken. Zelfs op hun weg naar het beloofde land, en hij wilde zijn broeder Israël niet laten doortrekken. Juist. Hij...
142 Wat Bileam over het hoofd zag, was die geslagen Rots en die koperen slang, de roep van de Koning in het kamp. Ze zagen die betuiging van God niet onder hen. Allebei hadden ze profeten; Bileam daar boven en Mozes hier beneden. Maar Mozes was geïdentificeerd met het Woord. Dat is het verschil. Beiden grote predikers, maar deze man was geïdentificeerd met het Woord. Hij was niet machtig, als natie, zoals zij. Maar hij was geïdentificeerd door het Woord en had het bewijs ervan. Amen.
143 Dat is het werkelijk gelovige gezelschap: Christus bij ons; Christus in ons. "Een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer; doch gij zult Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot het einde der wereld." Merk op.
144 Onthoud nu, snel. Ze faalden om het te zien. Nee, ze begrepen het niet, hoe dat kon. En het beloofde Woord was voor hun tijdperk. Hij was die vervulde belofte en toch faalden zij om het te zien, een waar teken van een ware profeet. Let op wat Hij deed. En zij... Merk nu op. Ze gingen snel...
145 Hij zei: "Bent U een vreemdeling en weet U niets over Jezus van Nazareth, een Profeet, krachtig in werken voor God en de mensen? Wij geloven en weten dat Hij een Profeet was." Let op Hem zodra zij Hem identificeerden.
146 Hij bleef ze vragen: "Wat zijn deze dingen die zijn geschied? Wat, wat heeft er plaatsgevonden?"
147 Hij zei: "Jezus van Nazareth, een Profeet, krachtig voor God en de mensen. En wij geloofden dat Hij Degene was Die Israël verlossen zou."
148 En zodra zij erkenden dat Hij een Profeet was, let op, ging Hij onmiddellijk naar het Woord. Een waar teken van een ware profeet. Een echte profeet gaat altijd naar het Woord, omdat het Woord van de Here tot de profeet komt. Zie? En hij gaat naar... En let op wat Hij deed. Ze vertelden Hem dat zij geloofden dat Hij een Profeet was. Nu, het is passend, een profeet behoort zichzelf te identificeren met het Woord, amen, omdat het Woord altijd tot de profeet komt.
149 De oude doctor Davis zit hier, kijk; hoewel ik niet weet of hij hier is of niet. Ik denk dat hij hier ergens in Florida is, zoals zij mij vertelden. Doctor Davis, als u hier bent; hij was degene die mij aanstelde in de Zendingsbaptisten kerk. We discussieerden dikwijls over de Schrift. En hij zei, dat "Johannes de Doper Jezus eerst doopte... of, Jezus doopte Johannes eerst, omdat Johannes nog nooit was gedoopt. En hij predikte de doop en er was niemand waardig hem te dopen, daarom doopte Jezus Johannes." Zei: "Wel, Hij liet hem geworden." Wel, ik kon dat niet plaatsen in mijn gedachten, hoe Hij dat deed. Ik kon het niet terugvinden in de Schrift.
150 Op een dag toen we alleen waren en de Engel des Heren aanwezig was, openbaarde Hij het aan mij.
151 Zie, nu kijk. Jezus was het Woord; Johannes was de profeet. Daar zijn twee van de grootsten op aarde: God en Zijn profeet. En het Woord was God en het is altijd passend voor het Woord om tot de profeet te komen. En Johannes was de profeet. En hier komt het Woord regelrecht het water in lopen naar de profeet. Het Woord komt naar de profeet in het water. Amen. Ik voel me godsdienstig. Het Woord komt absoluut naar de profeet. En hier was Hij, het Woord in levende vorm; en hier was de profeet staande in het water. En het Woord kwam tot de profeet. Ik kan hun ogen zien als zij elkaar ontmoeten.
152 Johannes keek omhoog, hij zag de hemelen geopend, zag die duif als vurige vleugels naar beneden op Hem komen. Een stem sprak eruit, zeggende: "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie Ik Mijn welbehagen heb!" [Engels: "In Wie Ik een welbehagen heb te wonen." – Vert]
153 Toen Johannes keek, zag hij dat Licht boven Hem hangen, wat het ook was. Als eerste, toen hij naar de oever liep, zei hij: "Zie het Lam Gods dat de zonden der wereld wegneemt."
154 Hij was zo volkomen overtuigd, echt geloof, dat hij zei: "Er is er Eén Die onder u staat Wiens schoenen ik niet waardig ben te dragen. Hij zal dopen met de Heilige Geest en vuur." Hij wist dat Hij in zijn dagen moest komen, omdat hij de voorloper van Hem was. Hij zei: "Er staat er nu Eén onder u, Die u niet kent. Maar ik zal Hem een dezer dagen kennen, wanneer ik dat teken zie dat Hem identificeert."
Toen kwam Jezus op een dag aanlopen.
155 Hij zei: "Daar is het Lam van God dat de zonden der wereld wegneemt."
156 Jezus, het Woord, liep regelrecht naar de profeet toe in het water. Johannes keek in nederigheid naar Hem op. Hij zei: "Ik heb van node door U gedoopt te worden. Waarom komt Gij tot mij?"
157 Let hier nu op, het Woord en de profeet tezamen. Kijk, de profeet zal het Woord moeten kennen, omdat het Woord aan de profeet is bekendgemaakt. Nu werd hier zijn profetie vervuld dat hij "de Messias zou introduceren". En hier zijn de profeet en het Woord tezamen.
158 En hij zei: "Ik heb van node door U gedoopt te worden. En waarom komt Gij tot mij?"
159 Jezus keek hem in het gelaat en zei: "Laat het zo geworden, want zo betaamt het ons, past het, betaamt het ons om alle gerechtigheid te vervullen." En toen hij Hem doopte, kijk, wat was het? Jezus zei: "Omdat je een profeet bent, weet je dat Ik het Offer ben, en het Offer moet worden gewassen voordat Het wordt aangeboden." Amen. Amen. Dus het Woord komt altijd tot de profeet. Correct. En hij liet Hem geworden.
Zei: "Dat is geheel juist."
160 "Het is betamelijk voor ons dat we alle gerechtigheid vervullen. Ik ben het Offer. Ik moet worden gewassen. Het is goed. Jij hebt van node te worden gedoopt. Amen. Maar laat het nu zo geworden, want dit is betamelijk voor jou en Mij, opdat wij alle gerechtigheid vervullen." Halleluja!
161 Mannen en vrouwen, het is zo passend voor ons, als Pinkstermensen met de Boodschap van God, dat wij alle gerechtigheid vervullen en in Hem geloven. Het past ons dat wij alle gerechtigheid vervullen.
162 Let nu op; daar Hij een Profeet was, ging Hij regelrecht naar het Woord. Toen zij zeiden: "Jezus van Nazareth was een Profeet krachtig in werken voor God en de mensen." Toen, omdat Hij een betuigde Profeet was, ging Hij regelrecht terug en nam precies de woorden waarmee zij beweerden dat Hij het was. Mis dit niet. Nam dat wat zij Hem noemden, nam het geschreven Woord en bewees daarmee dat Hij dat Zelf was, en nog begrepen ze het niet. Ze begrepen het niet. Toch noemden ze hem een Profeet; en hier was Hij, een Profeet. En Hij ging regelrecht naar het Woord en nam het Woord en bewees Zijn eigen bediening.
163 En ze zeiden: "Dat was een goede prediking, echt goed. Onze harten brandden binnen in ons." Dat was het. Maar, dat was het.
164 Vraag me af of dat bij ons ook zo zou kunnen zijn. Er staat geschreven van wel, dat is waar, dus zal het dat ook bij ons. Let op.
165 O, wat een teken van een ware profeet, altijd rechtstreeks naar het Woord! Toch konden ze het niet begrijpen. Het was... Zijn leer was te geweldig.
166 En, my, o my, waar blijft de tijd? Over ongeveer acht minuten is het al tijd om te eindigen. Let op. Ik kan niet begrijpen hoe die vijfenveertig minuten zo snel kunnen gaan.
167 Let op. Kijk hier. Ofschoon zij het niet konden begrijpen, hoewel u niet in staat mag zijn, maar doe alstublieft wat zij deden. Ze nodigden Hem uit binnen te komen. Ze zeiden: "Kom binnen. De dag is ver gevorderd. Kom binnen." Dat is het. Dat is het. Het is dan, en dan alleen dat Hij Zichzelf bekend kan maken, wanneer u Hem uitnodigt om binnen te komen.
168 U zegt: "Ik begrijp het niet. Ik heb gehoord hoe het werd uitgelegd door het Woord, hoe deze dingen worden verondersteld plaats te vinden in deze dag, maar ik... ik... ik kan het niet begrijpen."
169 Maar nodig Hem toch uit. Zeg: "Kom binnen, Here Jezus." Waarom doet u dat nu niet meteen? Zie? "Kom binnen."
170 En let nu op, nadat zij dat zeiden, handelde Hij alsof Hij verder zou gaan en hen zou verlaten. Hij zou ten opzichte van u zo kunnen handelen. Maar dat zal Hij niet als u Hem uitnodigt. Hij zei dat Hij wegging, verderging, alsof Hij doorging. En ze zeiden: "Het is avond, de dag is gevorderd, komt U toch binnen en blijf bij ons."
171 Dus toen keerde Hij Zich om en zei: "In orde, Ik zal binnenkomen." Dus toen kwam Hij binnen. Nu, dat is de hoofdzaak.
172 Hoewel u het Woord niet zou kunnen begrijpen; u, het is te... te diep of zoiets. U begrijpt het niet. U zit vol met verschillende leringen. En de een zei dat, en dit en dat. En uw arme verstand... dus u weet niet meer wat u ervan moet denken. Ik zal u vertellen wat u moet doen. Doe precies wat zij deden. Zeg: "Kom binnen, Here, en blijf vanavond bij mij. Wilt U? Kom even naar binnen en blijf nu bij mij."
173 En toen Hij binnen was, sloten ze de deur. Let nu op hoe Hij het deed.
174 Let erop hoe Hij Zichzelf aan hen bekendmaakte nadat het gepredikte Woord het niet had gedaan, het gepredikte Woord en het betuigde Woord. En ze beweerden dat Hij een Profeet was. En ze beweerden Zijn discipelen te zijn. En Hij sprak de hele dag met hen en nog steeds begrepen ze het niet door het gepredikte Woord. Beslist niet. Ze snapten het niet. Maar eenmaal binnen, toen ze eenmaal binnen waren, toen opende Hij hun ogen voor Wie Hij was. Hij opende hun ogen.
175 Hoe deed Hij dat? Door iets precies zo te doen als vóór Zijn kruisiging. Hij opende hun ogen en ze zagen Hem iets doen wat zij Hem eerder hadden zien doen, en Hij alleen doet het.
176 Hij is anders dan alle andere mensen. Als u Hem eenmaal hebt gezien, er... er is niemand die kan doen wat Hij doet. Zie? En ze doen het niet op de wijze waarop Hij het doet. En Hij heeft het altijd op die manier gedaan en Hij verandert nooit. En Hebreeën 13:8 is juist: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."
177 Eenmaal binnen, toen Hij eenmaal bij hen binnen was, toen identificeerde Hij Zichzelf door iets te doen wat Hij... zoals Hij altijd had gedaan.
178 Precies zoals Hij had gedaan voor de vrouw bij de bron. Merk op. Daar kwam ze aan, heel arrogant, kleine, oude, slecht bekendstaande vrouw. Wellicht was het arme kind de straat op gestuurd, om erop los te leven. Maar precies daar in haar hart had ze een voorbestemd zaad liggen.
179 En die priesters en van alles daarginds, zij hadden een... zij hadden een opleiding, een opvatting. [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... om mee te beginnen. Dat zei Hij.
180 Maar deze kleine vrouw, haar leven was geheel bedorven. Precies hier beneden was een klein beetje licht, maar heel diep daarbinnen lag een zaad te wachten. Zie? En het kan niet anders dan wanneer het licht een zaad treft dat is bevrucht, dat het gaat leven.
181 Dus hier komt zij aan. Misschien was ze een beetje laat met haar werk. Ze kon hoe dan ook niet komen met de overige vrouwen. Zij, misschien een knappe, kleine dame, droeg haar waterkruik op haar schouder. En ging daarheen en begon haar kruik in de bron neer te laten. Ze hoorde deze Man zeggen: "Breng Mij iets te drinken." Hij begon met haar te spreken.
En Hij zei: "Ga je man halen en kom hier."
182 Nu kijk, diep van binnen wist zij dat dit het teken van de Messias was. Ze zei tegen Hem: "Ik heb geen man."
183 Zei: "Dat is waar. Je hebt er vijf gehad. Degene die je nu hebt, is je man niet."
184 Ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. We hebben gedurende honderden jaren geen profeet gehad. Ik begrijp dat U een profeet bent. Nu, wij weten dat we uitzien naar de Christus, de gezalfde Messias. En wanneer Hij komt, is dat precies wat Hij zal zijn."
Nu kijk. Hij zei: "Ik ben het, Die tot u spreek."
185 Ze vloog de stad in. Ze had geen recht om dat te doen overeenkomstig hun wetten. Een vrouw van dat type, de mannen zouden niet naar haar luisteren. Maar haar proberen te stoppen? Net als een brandend huis op een winderige dag. Daar ging ze. Ze zei: "Kom, zie een Man Die mij de dingen vertelde die ik heb gedaan. Is dat niet de Messias?"
186 Bedenk nu dat Jezus dat nooit meer herhaalde. Hij deed het daar geen enkele keer meer, maar ze zeiden dat de hele stad in Hem geloofde door het getuigenis van de vrouw. Denk daaraan. O my!
187 Omdat ze de belofte kende – wat de Messias zou zijn – en toen ze die belofte zag vervuld, opende dat haar ogen. Zie? Ze zaten dicht door zonde, maar toen die belofte... Ze zei: "Dat is... de Messias zal dat doen wanneer Hij komt."
188 Hij zei: "Ik ben het." Haar ogen werden geopend. Ze had eeuwig leven, omdat haar ogen werden geopend.
189 De ogen van Petrus werden geopend; die van Nathanaël. We spraken erover gisteravond.
190 Wat heeft het met onze ogen gedaan in deze dagen? Een vervulde belofte, heeft het hun ogen geopend? We hebben gezien in Johannes 14:12, Hebreeën 13:8, Johannes 14:9, en we hebben in Lukas 17:27-28 en al deze Schriften gezien dat het is beloofd. Maleachi 4, zij zijn allemaal hier vlak voor ons vervuld. Wat heeft het met onze ogen gedaan? Als dat ze niet opent, zullen ze voor eeuwig worden verblind. Het opent er enige en verblindt de andere. Zie? Het opent bij hen die het... deze laatste dagen, wat Hij beloofde te doen. Dit is wat Hij zei dat Hij zou doen: "Het geloof terug herstellen."
191 O, Pinkstermensen, belijders van Gods Heilige Geest, moge de God des hemels uw ogen openen van een traditie naar een levende God, naar een belofte van de Bijbel die wij beweren te geloven, van wat Hij sprak dat Hij zou doen. Abrahams koninklijke zaad, eruit geroepen in de laatste dagen, en Jehova zou neerkomen onder het vlees van Zijn volk en precies hetzelfde doen als wat Hij deed in de dagen van Sodom.
192 Hebt u vanavond het nieuws gehoord, hoe dat, precies in deze staat, ik ben vergeten van hoeveel honderd leraars, schoolleraars, bewezen was dat ze homoseksueel waren? Het nieuws van vanavond. O, het is tot op de bodem verrot, alles. Ze beweren dat van de regering en de gezagsdragers van de regering er ongeveer veertig procent bewezen homoseksueel zijn. Mijn kantoor puilt uit van de brieven van huilende moeders, dat hun jongen leeft met jongens. En kijk, dat is precies de dag waarin wij leven. Alles!
193 Naties breken. Israël ontwaakt. Ze is in haar thuisland. De vijgenboom doet zijn knoppen uitspruiten.
194 O, de kerk slaapt in Laodicéa. En Jezus probeert een beetje medewerking te krijgen en kan dat zelfs niet! Zie? Toch, met al de dingen die de Schrift zegt, sluimert de kerk gewoon verder in een bed van wereldgelijkvormigheid.
195 O, gemeente, als u het Woord niet kunt begrijpen, open dan uw hart en kijk of Hij Zichzelf niet identificeert zoals Hij toen deed als "Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer".
Laten we ons hoofd een moment buigen.
196 Hemelse Vader, misschien dat soms... Het is niet mijn bedoeling om tegen de mensen tekeer te gaan. Ik wil niet ruw zijn. Maar, Here, het is het gezegde van een timmerman: "Hoe kun je maken dat de plank vast blijft zitten tenzij je de spijker er vast inslaat?" Daarom bid ik, God, dat zij zullen begrijpen dat het slechts door christelijke liefde is dat we proberen dit erin te slaan. Misschien is het hier voor sommige mensen de laatste keer dat ze op bezoek zijn, dat ze ooit in de gelegenheid zijn. Het zou de laatste keer kunnen zijn dat we elkaar ooit weer ontmoeten. Deze stad zou nooit meer een opwekking kunnen hebben zoals deze.
197 Toch zal ze op een keer "een opwekking hebben", naar zij beweren, en de gemeente is weggegaan, de deur verzegeld. Noach was in de ark toen de deur achter hem gesloten werd, zeven dagen zelfs voordat de regen kwam, waarin niemand de ark kon binnenkomen. De wereld ging precies eender door.
198 En het zou op een dag hetzelfde kunnen zijn, ze zouden tot het besef kunnen komen van wat Jezus zei, toen de discipelen vroegen: "Waarom zeggen de Schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?" Jezus zei: "Hij is reeds gekomen en u wist het niet."
199 Zo zou het kunnen zijn, de komst, en het wegnemen. Een dezer dagen zullen ze in de verdrukking gaan. Ze zullen zeggen: "Ik dacht dat de bruid zou weggaan, dat de kerk in de verdrukking zou gaan?" Zeker, de kerk gaat in de verdrukking, maar de bruid niet. "Waarom moet dit eerst gebeuren?"
200 En dan zou het Woord kunnen zijn: "Ze is al weg. U wist het niet." Ze zullen doorgaan en evengoed kerkdiensten houden.
201 God, laat de mensen vanavond, hoewel zij de Schriften niet verstaan, het zou raadselachtig voor hen kunnen zijn, maar laat ieder van hen zeggen: "Dan, Here Jezus, U Die tegenwoordig bent, kom binnen en verblijf bij mij. Ik heb een nood. Ik heb in de Bijbel gelezen waar een vrouw Uw kleed aanraakte, en U keerde U om en vertelde haar wat haar moeite was, en zei dat haar geloof haar had behouden. En ik heb tot zover in de Bijbel gelezen dat 'U nu de Hogepriester bent Die kan worden aangeraakt met het gevoelen van onze zwakheden', en dat 'U Dezelfde bent gisteren, vandaag en voor immer'. Kom nu in mijn hart, Here, en openbaar het aan mij. Hoewel ik met U gewandeld heb en U heb liefgehad, maar toch heb ik het nog nooit zien doen. Dus ik bid, God, dat U het vanavond voor mij zult doen."
202 Sta het toe aan deze mensen, Vader. En mogen bij de hele gemeente onze ogen worden geopend, zodat wij die lieflijke, zachte, opgestane Here Jezus zullen zien, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Sta het toe. Mogen onze ogen worden geopend ter wille van de zaak van Gods Koninkrijk; in Jezus Christus' Naam. Amen.
203 Nu, om u op tijd uit te laten gaan, zal ik geen tijd hebben om hier boven een gebedsrij op te roepen, hoewel zij misschien gebedskaarten hebben. U hoeft niet hier boven te zijn. God is daar net zo groot als dat Hij waar dan ook is.
204 Denkt u dat Hij alomtegenwoordig is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zeker is Hij dat. Hij is alomtegenwoordig, omdat Hij alwetend is. Nu, Hij komt weer terug, omdat Hij door alwetend te zijn alle dingen weet. Dus daarom is Hij overal, omdat Hij alwetend is.
205 Precies zoals het woord voorbestemming, het is een slecht woord. Ik gebruikte het een paar minuten geleden en ik betrapte me erop, omdat ik voelde dat de Geest terugkeerde. Veel mensen geloven niet in voorbestemming. Voorbestemming is een slecht woord. Het is in werkelijkheid voorkennis. God weet op voorhand wie wil en wie niet wil, dus daarom kan Hij voorbestemmen door Zijn voorkennis. Daarom weet Hij wie wil en wie niet wil. Zie? Hij wil niet... Hij, "Hij wil niet dat iemand verloren gaat." Maar Hij weet wie verloren zal gaan. Wist Hij dat niet, dan was Hij God niet. Hij moet almachtig zijn evenals alomtegenwoordig; zie, alwetend, alomtegenwoordig, almachtig, oneindig. Hij is oneindig. Als Hij dat niet is, is Hij God niet. Dus Hij weet alle dingen, daarom kan Hij het einde vertellen vanaf het begin, omdat Hij het Woord is.
206 Nu, ik ben een volkomen vreemde. Ik zie hier geen persoon die ik ken, of het moet deze jongen zijn die hier zit. Als ik deze jongen ken, had je vroeger niet een grote baard of zoiets, die je een lange tijd geleden droeg? Ik vertel u dat om te laten zien dat ik hem denk te kennen, de mensen die hier vooraan zitten. Buiten dat zie ik geen persoon die ik ken. Ik kan er daarginds niet één vinden. Ik keek toevallig daarheen. De jongen die daarnet zat te huilen, zijn ogen afveegt. Ik dacht: "Die lijkt op diezelfde jongeman waar ik eens een privé gesprek mee had." En ik weet zelfs niet waar hij vandaan komt. Ik herkende slechts zijn gezicht. Ik heb niet... Zie? Maar dat is de enige persoon hierbinnen die ik nu ken. In orde.
207 Zou u nu slechts uw hart op deze manier willen openen? Hoeveel van u hebben God nodig? Steek uw hand op en zeg: "Ik ben behoeftig. Ik ben in nood." Ik weet niet wie u bent. Steek slechts uw hand op. En ik zag het.
208 Moge nu de God des hemels, Die Zijn Zoon Jezus Christus opwekte, door Wiens geschreven Woord ik door middel van een Goddelijke gave probeer Zijn tegenwoordigheid te betuigen voor deze mensen, voor hun heerlijkheid, moge Hij de Heilige Geest op mij zenden. Terwijl ik door deze gave mijzelf loslaat, om te zijn... om Jezus Christus in het menselijk vlees te identificeren, zoals God in menselijk vlees werd geïdentificeerd in de dagen van Sodom, om Zijn werk te vervullen. Moge Hij het toestaan in Jezus Christus' Naam.
209 Nu, laat iedereen nu eerbiedig beginnen te bidden in uw hart: "Here Jezus, ik ga mijn hart openen. En kom binnen. En laat mij al mijn ongeloof buiten sluiten, buiten zetten. Maak het dan aan mij bekend, de zaak die U deed voor Uw kruisiging, dan zal ik weten dat U bent opgestaan van de dood."
210 Nu kan het niet ieder van u eruit pakken. Dat is absoluut waar. Maar het zal ongetwijfeld enigen van u nemen. En als het iemand heeft genomen, precies zoals die vrouw toen, dan hoefde het voor de rest van ons (mensen van Sichar) niet meer te gebeuren. Zij geloofden het. En als iemand, slechts één vrouw, één man, één jongen, één kind, wie het ook is, zo zou worden betuigd; terwijl die mensen in die tijd Hem nog nooit hadden gezien – en wij zijn erin onderwezen – dan behoorden wij zeker te geloven. Is dat juist, broeders? Klinkt dat aannemelijk voor u allen? [De predikers zeggen: "Amen." – Vert] Zeker.
211 Het is moeilijk wanneer je op die manier predikt om dan te komen... Kijk, het zijn twee verschillende gaven. De ene is spreken; de andere is zien.
212 Gelooft u nu met heel uw hart. Twijfel niet. Twijfel niet. Heb slechts geloof in God. Laten we hier ergens aan deze kant beginnen te kijken. Laat iemand kijken. Je moet hier staan met allerlei soorten geloof. Duw er niet tegen; kijk, dan springt u eroverheen. Het is zo. Het is een deel van u. Zie? Ontspan uzelf eenvoudig en zeg: "Welzeker, dat is het Woord. Ik geloof het. Die kleine, oude knaap daar boven kent mij niet. Maar ik ken Jezus. Hij heeft mij de Waarheid verteld over het Woord en ik geloof het." Doe het eenvoudig op die manier; zeg: "Ik ben ziek en behoeftig, en ik heb een nood." Ik kan u niet genezen, en dit geneest u niet, maar het identificeert alleen.
213 Geen wonder dat u mensen achterdochtig kunt zijn. U ziet er hier slechts een tipje van. Het vertelt wat er zal gebeuren, en wie iets zal, waar, en alles erover. En nooit één keer, niet één keer heeft het gefaald, bij de tienduizenden keren rondom de wereld. Hoeveel hebben dat gevolgd en weten dat het de waarheid is? Steek uw hand op. [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie? Wel, my! Zie? Nimmer... Het, het kan niets anders zijn dan God om zo accuraat te zijn, zie, omdat het Zijn belofte is. Het kan nimmer falen. Nu, Hij zal niet...
214 Dat geneest u niet, omdat Hij dat reeds heeft gedaan. Hij betuigt alleen dat Hij hier is om die belofte te houden. Nu, als Hij die belofte heeft gehouden, dan houdt Hij ook de belofte om te genezen. Klopt dat, broeders? [De predikers zeggen: "Amen." – Vert] Hij houdt Zijn belofte van genezen evenals Hij die belofte houdt. Het is een nog zekerder teken.
215 Wat als hier iemand in een rolstoel zat en ik pakte hem op, dan kon dat een goed geval van psychologie zijn, of een klein ding dat die persoon kon laten lopen. Maar het kan niet de gedachten van het hart onderscheiden. Zie? Dat is één ding dat zeker is. Om te weten wat u hebt gedaan, wie u bent, en alles over u, daar is werkelijk God voor nodig om dat iedere keer perfect te laten zijn.
216 Hier, ik... ik wenste dat ik dit kon uitleggen. Het is niet nodig dat ik het uitleg. Dat kun je niet.
217 Maar nu, als ik dit woord zou kunnen gebruiken, er is iets binnen in mij wat verandert naar een andere dimensie. Zie? Ik kijk regelrecht naar die Vuurkolom Die Israël volgde door de woestijn. Hoeveel hebben er wel eens de foto van gezien? Laat mij uw hand zien. Zeker. Ik kijk er regelrecht naar, precies hier, kijk er regelrecht naar, amber, een soort geelachtig groen, rond cirkelend.
218 Ik zie een vrouw aankomen. Ze zit precies hier, ja, kijkt naar mij. En ze zit hier precies beneden naar me te kijken. En ze lijdt. Ze bidt voor een ziekte die ze heeft. Het is een bloedziekte. Het is suikerziekte. Dat is juist. Jullie allebei. Jullie, twee jonge jongens die daar naar mij zitten te kijken, hebben suikerziekte. Zie?
219 Nu, wat is dat? U zat erover na te denken, nietwaar, probeerde uw hart te openen? Ik zag u rechtstreeks binnenkomen. Het werkte op precies dezelfde manier als hoe Hij vóór Zijn kruisiging deed. Nu, u kent mij niet, nietwaar? Geen van u kent mij. Als dat waar is, steek dan uw handen op, als u mij niet kent. In orde. In orde. U kent mij niet. Dan moet Hij het zijn geweest, omdat ik u niet ken. Het moet Hem zijn geweest.
220 Als u het slechts met uw hele hart zult geloven, zal God het openbaar maken. U moet het evenwel geloven.
221 Hier, daar zit een man die fluisterde, iets tegen iemand zei. Hij zit precies hier naar me te kijken, beetje gezet, draagt een wit overhemd. Wij zijn vreemden voor elkaar, meneer. Klopt dat? Hij zit vlakbij u. Ken ik u? Nee. Het is achter u, meneer. Nee, achter u. De man met het witte overhemd. Blijf gewoon zitten. U, u moet geloven. De man met het witte overhemd. Als God... Dat bent u. Ja. Keek om zich heen. Als God mij zal vertellen wat uw moeite is, zult u dan geloven dat Hij u geneest? U hebt hartproblemen. Als dat waar is, steek dan uw hand op. In orde. Aanvaardt u uw genezing?
222 Nu, er zit daar een man die zijn hand opstak, hier ergens. Het is in dit kleine... U, gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben, Zijn profeet? Dat doet u? U lijdt ook aan een hartkwaal. U hebt ook artritis. Dat is uw vrouw die naast u zit en zij lijdt aan artritis. En ze heeft ook aanvallen van duizeligheid. Als dat waar is, steek uw hand op. Dat is waar. Gelooft u dat ik u kan vertellen wie u bent? Meneer en mevrouw Jones, u kunt geloven, geloof nu, en wees genezen.
223 Geloof met geheel uw hart. Ik ben een vreemde voor u. Heb geloof in God. Twijfel niet. Geloof alleen.
224 Hier zit een man met enigszins grijs haar, die precies hier aan het eind zit, die zijn haar opzij heeft gekamd. Daar staat dat Licht bij u, meneer! Gelooft u dat ik Gods profeet ben, Zijn dienstknecht? Gelooft u dat die hooikoorts u zal verlaten en u in orde zult zijn? Dat doet u? Steek uw hand op. Nu, ik ben een volkomen vreemde. Dat is wat u bad.
225 De man ernaast stak ook zijn hand op, omdat hij geloofde. Wel, wat... Hij heeft geen hooikoorts maar hij heeft artritis. Dat is juist. Dat is juist. Wuif met uw hand, meneer. Dat is juist. Nu, gelooft u? God zal hem die genade geven, om geloof te hebben.
226 Deze kleine dame die precies hier aan het einde zit. Gelooft u, dame, gelooft u met heel uw hart? Uh-huh. Gelooft u dat die maagkwaal u zal verlaten? Dat doet u? U hebt een last op uw hart, is het niet? Dat is voor uw dochter. Ze is hier niet. Gelooft u dat ik u kan vertellen waar zij woont? Ze woont in Californië. Ze heeft een donkere schaduw over zich heen. Ze zal sterven als er niets aan wordt gedaan, want ze wordt overschaduwd door kanker. Als dat juist is, steek dan uw hand op. Gelooft u dat ik u met de hulp van God kan vertellen wie u bent? Jezus vertelde Simon wie hij was. Is dat waar? Mevrouw Ackerman. Dat is juist. Steek uw hand op. Uh-huh. Juist.
227 Een kleine zendelinge zit daar naast u, ze maakt zich ook zorgen over bepaalde dingen. Dat klopt. U bidt voor een vriendin die helemaal op is, en uzelf. Is dat waar? En bent u een zendelinge? Geloof met geheel uw hart. Ik ken u niet, heb u nooit gezien. Maar dat is waar.
228 De dame die achter u zit, met grijs haar, met maagproblemen. Gelooft u dat God u daarvan gezond zal maken? U hebt dat ook.
229 Gelooft u met heel uw hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zie? Wat is het? Het is de betuiging. Nu, het Woord sprak erover, nu komt Hij hier in uw hart en openbaart Zichzelf precies zoals Hij deed. Is dat niet exact wat Hij deed vóór Zijn kruisiging? Steek uw hand op. Dan is Hij opgestaan uit de dood. Gelooft u het? ["Amen."] En als u nu in Zijn Goddelijke tegenwoordigheid bent, zijn uw ogen dan nu geopend om te erkennen dat dezelfde God voor Wie u op de dag van het oordeel zult staan nu precies hier onder u is? En Hij weet er alles over, hoe u erover zult denken.
Wilt u nu uw hoofd buigen?
230 Denkt u over Hem na? Zou u willen dat Hij uw Redder is? Als dat zo is, wilt u dan opstaan voor een woord van gebed? U, die wil dat Hij uw Redder is, sta een moment op voor een woord van gebed. God zegene u, meneer. God zegene u, dame. God zegene u, dame. God zegene u. Kijk slechts. Nu, we staan even op voor een moment zodat ik voor u kan bidden. Sta op. "Ik wil Hem aannemen als mijn Redder. Nu, in de Goddelijke tegenwoordigheid van Zijn Wezen, wil ik Hem aannemen als mijn Redder." Zouden er nog enigen zijn? Ik geloof dat ze er zijn, als u dus even op uw voeten wilt gaan staan. God zegene u. God zegene u.
231 Doe het nu, zie. Wacht niet tot morgen. Morgen zou te laat kunnen zijn. Vandaag is Hij uw Redder, morgen zou Hij uw Rechter kunnen zijn. Zie? Dus nu, als Hij tot uw hart spreekt, doe hetzelfde als toen u uw hart opende. God zegene u, u. Dat is goed. Blijf gewoon staan. Als u met uw hele hart gelooft, wilt u Hem dan aannemen, terwijl u in Zijn tegenwoordigheid bent? Wilt u dat? Wilt u dat doen? Wilt u Hem eenvoudig aannemen als uw Redder?
232 Ik vraag mij af of u dat wilt doen, terwijl u uw hand zo over uw hart wilt leggen, ieder van u. Laten we bidden. Bidt u nu op uw eigen manier: "God, wees mij zondaar genadig."
233 En als u dat dan doet, dan wil ik dat u over enige ogenblikken hier naar boven komt en getuigt dat u Hem hebt aangenomen als uw Redder. "Want als u Mij belijdt voor de mensen, dan zal Ik u belijden voor Mijn Vader en de heilige engelen. Als u zich voor Mij schaamt voor de mensen, voor hem zal Ik Mij schamen voor Mijn Vader en de heilige engelen." Merk nu op, onthoud, Hij kent uw hart. Hij heeft dat bewezen. Hij is het Woord. Nu wil ik dat u dat over enkele ogenblikken doet.
Ik wil nu dat u Hem aanneemt, terwijl wij bidden.
234 Here Jezus, terwijl dat Licht over en om de mensen heen bewoog, braken visioenen door over de mensen. Plotseling stopte het. Het keerde terug en U zei dat ik dit moest doen. "Gehoorzaamheid is beter dan offerande."
235 En, Here Jezus, in dit gezelschap zijn er velen die precies nu in U geloven. Zij nemen U aan als hun Redder. Zij geloven. Zij weten dat het waar is. Ze waren precies hier toen het gebeurde en weten dat U bent opgestaan uit de dood en dat U nog steeds leeft, en weten dat we onderweg zijn naar het oordeel om U te ontmoeten bij de oordeelstroon van Christus. En wij willen kwijtschelding, Here. U zei in Uw eigen Woord – ik zal het aanhalen, Vader, zodat we het zullen weten – U zei: "Wie Mijn woorden hoort", dat is precies waar we vanavond over hebben gesproken, "en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft", dat doen zij, "heeft", tegenwoordige tijd, "eeuwig leven en zal nimmer in het oordeel komen, maar is overgegaan van dood in leven." Nu, dat is Uw Woord, Here, net zo goed als Johannes 3:16 en al het overige van het Woord. U zei: "Hij die zal geloven."
236 "Wie Mij zal belijden", opnieuw, zei Hij, "voor de mensen, die zal Ik belijden voor Mijn Vader en de heilige engelen. Maar wie zich voor Mij schaamt voor de mensen, voor hem zal Ik Mij schamen voor Mijn Vader en de heilige engelen."
237 Nu, overal in Uw Goddelijke tegenwoordigheid, zoals U vanavond bent gekomen, en we zijn hier allen christelijke gelovigen en voelen de tegenwoordigheid van Uw grote Wezen, dat geweldig grootse gevoel van de Godheid, van God Die om ons heen beweegt, onder ons. Geen wonder, Here, dat het de ogen van de ongelovige verblindt, die het Woord niet gelooft. En hoe opent het de ogen van degenen die zullen geloven!
238 Nu, U hebt de ogen geopend van deze mensen door Uzelf aan hen te openbaren. Nu, Here, open de harten van deze mensen en maak Uw verblijfplaats bij hen, Vader. Zij zijn de Uwen. Ik geef hen aan U. Zij zijn trofeeën van Uw Woord. Uw Woord heeft hen geroepen en Uw Woord heeft Zich aan hen geïdentificeerd. En nu hebben zij zichzelf geïdentificeerd door op te staan en er getuigenis van af te leggen dat zij willen dat U hun hun zonden vergeeft. U zei: "Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." En hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar Uw Woord zal niet falen. Zij zijn de Uwen, Here. Zij behoren U toe. In de Naam van Jezus Christus eis ik iedereen op. En Uw Naam zal ervoor geprezen worden.
239 Mogen zij ingesloten worden in de bruid, in de opstanding gaan. Als ik er nooit meer toe kom om op aarde tot hen te spreken, of hun hand te schudden, en het voorrecht om hen te dopen in de christelijke doop, moge ik, God, op die dag wanneer het allemaal voorbij is en we ginds aan de bruiloftstafel zitten, moge ik dan het voorrecht hebben om over de tafel heen te kijken. Zij zullen zeggen: "O, wel, het was daarginds in Tampa, Florida, die avond, broeder Branham, dat ik opstond." Ik zal zeggen: "Hier is Hij nu. Kijk, Hij is Dezelfde." Sta het toe, Here. Bewaar hen in Uw genade. In de Naam van Jezus Christus, vraag ik het. Amen.
En u mag gaan zitten.
240 Over een paar ogenblikken zullen we u gaan vragen hier naar boven te komen en getuigenis af te leggen van uw test.
241 Nu, u die op uw voeten ging staan, u die opstond terwijl het gebed bezig was, hebt u iets bemerkt dat u het juiste ding hebt gedaan, en gelooft u dat Hij de Zoon van God is, en aanvaardt u Hem nu als uw persoonlijke Redder? Steek uw hand op, zeg: "Ik neem Hem nu aan." God zegene u. Het ziet eruit als honderd procent. "Ik heb Hem nu aangenomen als mijn Redder."
242 Nu is uw volgende stap om gevuld te worden met de Heilige Geest. U hebt daar een kamer voor, is het niet, broeder? Is daarvoor een ruimte hier? Jazeker. Zij zullen u er daar verder over adviseren.
243 Nu, om de gebedsrij af te maken, laten we... Nu, loop niet heen en weer. Kijk, iedere keer als u beweegt, onderbreekt dat de Geest van God. Zie? Loop nu niet. Hier ben ik, weer laat. Leg uw handen op elkaar en leg eenvoudig uw handen op iemand anders en bid voor elkaar. Nu, dat is het. Dat is het. Ieder van u is een gelovige.
244 O! Ja, voelt u zich niet goed? Zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hebt u nu niet het gevoel dat u precies in de tegenwoordigheid van God bent, dat lieflijke, nederige gevoel? Mogen onze zielen nooit zover worden weggevoerd met de dingen van de wereld en dergelijke. Terwijl dat lieflijke, zachte gevoel van onze grote Messias, Jezus Christus, nu precies onder ons is in de vorm van de Heilige Geest. De wereld weet er niets over. Maar wij kennen Hem. We hebben Hem gezien. We zagen hoe Hij Zichzelf identificeerde.
245 Onthoud dat in de dagen van Abraham, God Die in menselijk vlees was, nooit Sodom binnenging. Er waren twee predikers die erheen gingen, maar Hij niet. Hij bleef bij de uitverkoren, eruit geroepen gemeente. Daar was Zijn boodschap aan gericht. Is het niet wonderbaar dat Hij vandaag naar ons toe komt? Wij zien onszelf geïdentificeerd als het koninklijke zaad van Abraham. Hij, met Zijn rug naar de tent gekeerd, vertelde wat Sara dacht. Precies dezelfde zaak komt vanavond hierheen, doet hetzelfde in menselijk vlees. Jezus zei dat dit zou gebeuren: "De dagen waarin de Zoon des mensen zou worden geopenbaard."
246 Nu, Hij zei het volgende: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven; als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen."
247 Nu met uw handen op elkaar, uw harten verenigd, laten we nu ons hoofd buigen en voor de zieken bidden.
248 Onze genadevolle, hemelse Vader, wij brengen dit wachtende gehoor tot U, en in deze Goddelijke tegenwoordigheid, o God. Geen wonder dat die discipelen, Kleopas en zijn vriend... ze waren de hele dag onderweg om in Emmaüs te komen. Maar binnen een paar ogenblikken waren ze terug. Ze waren terug bij de andere discipelen. Ze kwamen niet om te argumenteren over hun religieuze standpunten, maar ze kwamen omdat zij Hem hadden gezien. Ze waren in... Ze hadden Hem ontmoet. Ze hadden Hem horen prediken en ze zagen Hem Zichzelf identificeren, dat Hij de opgestane Christus was.
249 U bent het Woord. Het Woord is gepredikt. Het Woord is gemanifesteerd. "Het Woord onderscheidt de gedachten die in het hart zijn." Dat staat er. En wij zijn net zo zeker als zij, Here, net zo zeker als dat zij waren. Wij zien het teken van de opstanding en wij weten dat het de betuiging is van U Die Uzelf openbaart, omdat Uw gemeente en het Woord één moeten zijn, omdat man en vrouw één zijn. De bruid en het Woord worden één.
250 O God, als we dit onder ons zien, wat verheugen we ons daarin; en om dezelfde attributen te zien, dezelfde foto werd genomen en wetenschappelijk bewezen.
251 De Engel des Heren Die Israël uit Egypte leidde en hen naar het beloofde land bracht, "werd vleesgemaakt en woonde onder ons", werd opgenomen in de hoge. Hij zei: "Ik kom van God en Ik ga naar God."
252 Een paar maanden later was Hij hier op de weg naar Damaskus bij Saulus, en wierp hem neer. En Saulus, toen hij diezelfde Vuurkolom zag, zei: "Here, Wie bent U?"
253 Hij zei: "Ik ben Jezus. Het is hard voor u om tegen de prikkels te slaan."
254 O Here, om tweeduizend jaar later te zien dat Hij hier is, wetenschappelijk bewezen, en in de gemeente bewezen door geloof, en Hij doet dezelfde zaak als die Hij toen deed, om exact de Schrift te betuigen voor deze dag. Wij zijn niet meer ongelovig, Here. Wij geloven. Help ons ongeloof. Mogen onze harten worden vrij gezet.
255 Moge ziekte zijn kracht verliezen. Deze gelovigen hebben handen op elkaar. Het gebed des geloofs wordt op dit ogenblik gedaan. "Het zal de zieken redden en God zal hen oprichten."
256 Satan, laat dit gehoor los. In de Naam van Jezus Christus, laat hen gaan zodat zij vrij mogen zijn van ziekten en kwalen, voor de glorie van God.
257 Houd uzelf nu ingesloten. Begin eenvoudig te bidden. Bid op uw eigen manier. Leg nu uw handen op elkaar. Blijf doorbidden, zeg: "Here God", nu op uw eigen manier. Ik bad voor u, bidt u nu voor elkaar. Zorg dat uw handen daar op de persoon naast u liggen, zeg: "Here, genees deze vrouw. Genees deze man. Ik geloof het. Ik eis het voor hen op. Zij eisen het op voor mij. Ik geloof dat U hier bent." Wel, het zou gevoelloos zijn om dat niet te geloven. Geloof het met geheel uw hart.
258 De Here God make ieder van u gezond! Bid nu voluit en geloof. Moge de Here ieder van u genezen, vanaf uw voetzolen tot de kruin van uw hoofd. Amen.