Toen kwam Jezus en riep
Door William Marrion Branham1 ... geloven alleen.
Laten we nu een ogenblik opstaan terwijl we het Woord des Heren lezen. In Johannes het elfde hoofdstuk, te beginnen met het achttiende vers.
(Bethanië nu was nabij Jeruzalem, omtrent vijftien stadiën van daar.)
En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij hen vertroosten zouden over hun broeder.
Maria dan..., of Martha dan, als zij hoorde, dat Jezus kwam, ging Hem tegemoet; doch Maria bleef in huis zitten.
Zo zeide Martha dan tot Jezus: Heere, waart Gij hier geweest, zo ware mijn broeder niet gestorven;
Maar ook nu weet ik, dat alles, wat Gij van God begeren zult, God het U geven zal.
Jezus zeide tot haar: Uw broeder zal weer opstaan.
Martha zeide tot Hem: Ik weet, dat hij opstaan zal in de opstanding ten laatsten dage.
Jezus zeide tot haar: Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven;
En een ieder, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft gij dat?
Zij zeide tot Hem: Ja, Heere; ik heb geloofd, dat Gij zijt de Christus, de Zoon van God, Die in de wereld komen zou.
En dit gezegd hebbende, ging zij heen, en riep Maria, haar zuster, heimelijk, zeggende: De Meester is daar, en Hij roept u.
2 Laten we nu onze hoofden buigen voor gebed.
3 Onze hemelse Vader, we zijn hier vanavond opnieuw bij elkaar gekomen met het doel U te dienen, Uw Woord te lezen, een tekst te nemen en te geloven dat U de samenhang van de tekst aan ons zult geven en openbaren. Wij bidden, Here, voor iedere nood die wij hier vanavond hebben.
4 Er zouden hier enigen kunnen zijn die U niet kennen. Mogen zij U vanavond vinden als hun Redder en dit zo aannemen. Mogen zij daartoe in staat zijn vanavond door iets wat wordt gedaan of gezegd, waardoor Christus voor hen tot een echte werkelijkheid wordt gemaakt. In zoverre, dat hun gehele leven aan Hem en aan Zijn dienst zal worden toegewijd. Wij danken U voor de dingen die we Hem hebben zien doen, en voor de hoop die we hebben op een leven voorbij deze schaduw waarin wij nu leven. Dit wetende, dat wanneer Hij komt, wij zullen worden opgenomen om Hem in de lucht te ontmoeten. En daarbij, Here, bidden wij dat U deze hoop, deze gezegende hoop, vanavond in ieders hart zult doen indringen. Degenen die al lange tijd onderweg zijn, en door veel moeilijkheden zijn gegaan, moge hun geloof vanavond worden opgewekt. Sta het toe, Here, dat zij vanavond een nieuwe visie zullen krijgen en hun geloften vernieuwen en opnieuw beginnen.
5 Vader, wij bidden voor hen die ziek en aangevochten zijn. Moge dit de avond van hun bevrijding zijn. Velen, Here, hebben hier op het podium zakdoeken neergelegd. En wij bidden, hemelse Vader, terwijl ik mijn handen erop leg in de doos. Nu, ons werd geleerd in de Bijbel dat "er van het lichaam van Paulus zakdoeken en gordeldoeken werden genomen, en onreine geesten gingen uit van de mensen, en ziekten werden genezen." Nu beseffen we dat wij niet Paulus zijn, maar U blijft nog steeds Jezus. En wij bidden, Here, dat U iedereen zult genezen die door deze zakdoeken wordt vertegenwoordigd. Moge ieder van hen worden genezen voor Uw heerlijkheid.
Breek nu voor ons het Brood des levens, uit het Woord, terwijl wij wachten; in Jezus Christus' Naam. Amen.
U mag gaan zitten.
6 Het is goed hier vanavond weer terug te zijn en om de Here te dienen. Fijn om vanavond de hele begane grond volgepakt te zien, dus zijn we zeer dankbaar voor uw aanwezigheid. En omdat het de eerste keer is dat ik hier ooit was, denk ik dat dit zeer goed is.
7 Nu doet het er niet toe tot hoeveel wij spreken, we spreken hetzelfde. Ik heb gesproken in een gezelschap van slechts drie of vier, vervolgens heb ik gesproken tot vijfhonderdduizend in één keer. Tweehonderdvijftigduizend een andere keer. En het maakt niet uit wat het is, waar Christus mij naartoe stuurt, hoeveel er luisteren. Ik spreek het... ik zou mijn onderwerp totaal niet veranderen, al zouden er hier vanavond een miljoen mensen zitten, dat maakt niets uit. Want ik zaai alleen maar zaad, en het moet ergens op de grond vallen. En wanneer dat laatste zaad is binnengebracht, dan zal er niet één meer zijn. We weten dat er misschien...
8 We vragen ons af waarom de opwekking nu niet meer doorgaat, waarom we geen enthousiasme bij de mensen zien. Ik weet niet waarom. Maar laten we er eens aan denken, wat als het zoiets als dit zou zijn. Misschien is hier vanavond een kleine jongen of een klein meisje dat geboren is in Seattle, Washington. Nu, haar naam staat in dat boek. Hij komt om degene, wiens naam in dat boek staat, te verlossen. Verlossen betekent 'terugbrengen naar waar het uit gevallen is'. En zij is gevallen met het menselijke ras. En ze kan het nu niet aannemen, omdat ze te jong is. Dus de kerk zal precies zo door ploeteren, doorgaan met werken, zal samenkomsten hebben, enzovoort, totdat de laatste persoon is binnengebracht; dan wordt het boek gesloten, er wordt er geen meer aan toegevoegd. Dan is het allemaal voorbij.
9 Totdat... hoelang dat nog duurt, weet niemand van ons. Maar laten we eenvoudig alles doen wat we kunnen tot Zijn eer, totdat die tijd voorbij is. Wij weten niet wie die persoon is. Mocht hij er al in zijn, dan wachten we eenvoudig op Zijn komst. We weten het niet. En het zal nooit aan de mensen worden geopenbaard, de tijd van Zijn komst, want zelfs de engelen in de hemel weten niet wanneer dat zal zijn. Maar wij zien er elk moment naar uit en wachten, wachten op Zijn komst.
10 Nu, u moet geloof hebben in iets. Ongeacht wat het is, u moet uw geloof ergens in plaatsen. Uw geloof, uw geloof zou kunnen zijn in het... in een tekstboek. Het zou in uw geloofsleer kunnen zijn. Als dat uw... als dat uw geloof is, in uw geloofsleer, dan is dat het waar uw geloof in ligt.
11 Bijvoorbeeld, een bepaalde denominatie zegt: "Wij hebben een tekstboek." U gelooft dat. Wel, elk ding dat daar niet in staat, kunt u niet geloven, ziet u, omdat u daarin gelooft; het is dat tekstboek van die denominatie. En het kan zijn dat u een bepaald iets gelooft, u kunt zelf uw keuze maken. Dat is aan u, wij zijn daar vrij in als Amerikanen.
12 Maar wat mij betreft, mijn geloof is in het Woord van God, wat God heeft gezegd dat de Waarheid is. Alle andere dingen die daarmee in tegenspraak zijn, zijn alsof het niet zo is. Zie? Ik zeg niet dat het niet zo is, maar wat mij betreft, als het hiermee in tegenspraak is, is het niet zo. En we vinden vandaag dat er zoveel mensen zijn die hun geloof op iets baseren, op een 'isme', of een gebeurtenis, of een bepaald iets. Maar wat mij betreft moet het het Woord van God zijn; en het Woord dat Hij heeft beloofd voor deze dag.
13 Niet de wet. De wet was voor de Joden, jaren geleden. Vandaag bevinden we ons in de sferen van genade, en wij leven boven de wet. Iemand die onder genade leeft, heeft geen wet. Er is geen wet bij genade.
14 Hoe kunt u mij ervoor veroordelen dat ik hier door een stoplicht rijd, terwijl de stad mij een recht heeft gegeven door ieder stoplicht te rijden dat ik maar wens? Zie? Dat zou u niet kunnen. Er is geen wet om mij te veroordelen.
15 Dus zolang ik in Christus ben, ben ik vrij van de wet. Zie? Ik sta boven de wet, omdat ik in Zijn genade ben. Hij heeft dat vertrouwen in mij gesteld dat ik niets verkeerds wil doen, anders zou Hij mij die genade niet hebben gegeven. Dat doet Hij bij u op dezelfde manier. Wij zijn in Zijn genade.
Nu mijn onderwerp vanavond.
16 Vergeet nu morgenavond niet. We zullen proberen misschien slechts een klein beetje langer te blijven. Ik wil hier morgenavond een beetje vroeger naartoe komen, want ik wil... Morgenavond is een soort avond die we besteden aan redding, om slechts de nadruk te leggen op een altaaroproep, de nadruk te leggen op degenen die de doop van de Heilige Geest moeten ontvangen. En één avond, of één dag voordat ik vertrek, zou ik willen spreken over het... een onderwerp van het bloed, Het teken, het bloed dat op de deur behoort te zijn; zo de Here wil.
17 Nu vanavond. Elke avond, elke avond heb ik het laat gemaakt. Ik zal vanavond mijn uiterste best doen op tijd uit te gaan. Ik besef dat we niet veel tijd meer over hebben, en ik zal proberen de tijd die we nog hebben goed te benutten, houdt u dus vol met mij. De... Ik bid dat God iedere ziel die zich hier bevindt die gered kan worden, zal bereiken; moge Hij die redden. Ik weet niet hoe Hij dat doet. En het is onze zaak het Woord uit te zenden, of het Woord te prediken. En laat het... Het is een zaad. En wanneer dat zaad begint te groeien, zal het precies naar voren brengen wat de belofte is.
18 Nu halen we vanavond uit Johannes 11 deze tekst: Toen kwam Jezus en riep. Jezus kwam.
19 We zullen nu vanavond een achtergrond vormen voor dit beeld. Het was Jezus Die, toen Hij nog een Jongeman was, bij een familie in Bethanië kwam wonen; en dat waren Maria en Martha en Lazarus. En zij hadden hun kerk verlaten, of hun geloofsleer van de Farizeeën en Sadduceeën en hadden partij gekozen voor Jezus en hadden Hem uitgenodigd in hun huis. En Lazarus was een boezemvriend van Hem. En ons werd verteld dat Lazarus ook een geïnteresseerde toehoorder van Johannes de Doper was, die over een komende Messias sprak. Dus toen Jezus op het toneel verscheen en naar Bethanië kwam, onderhielden zij Hem altijd in dit huis.
20 Nu, ons wordt verteld dat Martha en Maria kleine borduurwerken maakten voor de tempel, enzovoort, waar Lazarus leerde voor schrijver, om de brieven van de wet over te schrijven. Op... ze schreven het toen op huiden, zoals dierenhuiden, perkamenten, die werden opgerold als een kleine rol en in een kleine houder werden geschoven. En Lazarus had een heel mooi handschrift. En hij kon deze rollen schrijven.
21 En Jezus verbleef bij hen. En ze hadden Hem zoveel dingen zien doen, hadden zo'n vertrouwen in Hem, dat zij eenvoudig hun hele leven aan Hem hadden gegeven. Hoewel Hij was...
22 Kijk, Jezus werd in Zijn dag meer belachelijk gemaakt en bespot dan de laagste cultus die er vandaag op aarde is. Er zou niets nog lager en verachtelijker kunnen zijn dan Jezus. Zie? De kerken haatten Hem. En ze hadden Hem totaal niet nodig, omdat Hij ze voortdurend bestrafte en hun allerlei namen gaf en hun samenkomsten afbrak. Hij zette, om zo te zeggen, de wereld op z'n kop. Ze probeerden een fout te vinden om Hem te beschuldigen, maar konden er geen vinden. En toch was Hij... Voor hen was Hij "een onwettig geborene. Hij werd buitenechtelijk geboren. Hij was een typische Kerel. Hij had nagenoeg geen wereldse opleiding, en toch noemde Hij Zichzelf een Profeet. En, o my, wat een verschrikkelijke Kerel was Hij!" En ze wezen Hem allemaal overal af.
23 Is niet erg veranderd. Zie? Zoals ik gisteravond zei: "De duivel neemt wel zijn man, maar niet zijn geest weg." De geest van de mensen, die in de mensen is, heeft daarvóór geleefd. Als we hier een paar maanden zouden zijn, waarin we een echte studie van de Schriften konden hebben, dan had ik u willen bewijzen dat er geen cultus op de wereld bestaat, vandaag, of ik zou u kunnen bewijzen dat deze in Genesis begon, en u zijn begin tonen. Het is een zaad, precies zoals een wijnstok die opgroeit, zij allemaal. En het komt nu tot bloesemtijd en keert weer terug naar zaad. Dus al deze dingen die u op aarde ziet plaatsvinden, begonnen in Genesis, want Genesis is het zaadhoofdstuk van de Bijbel, het begin.
24 Dus u ziet dat deze geesten, die op deze mannen waren in die dagen, vandaag nog steeds in mensen leven. Zie? Satan neemt de man, maar de geest leeft verder.
25 God neemt Zijn man, maar de Geest leeft verder. Dat maakt Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Hij nam Christus Jezus weg, maar de Geest, Heilige Geest, kwam terug, is gedurende alle eeuwen in de gemeente op de mensen geweest. Zie? Omdat God wel Zijn man neemt, maar niet Zijn Geest.
26 Satan neemt zijn man en u ontdekt diezelfde geesten. Let op hun natuur.
27 Identificeer uzelf nu vanavond in uw huidige toestand waar u staat in vergelijking met een Bijbels karakter. Waar zou u hebben gestaan als u in Noachs tijd had geleefd? Waar had u gestaan? Waar zou u hebben gestaan in de dagen van de Here Jezus, toen Hij hier op aarde was in Zijn vlees? Met welke groep zou u vanavond worden geïdentificeerd? Denk daar eens aan. Zie? Met welke groep zou u worden geïdentificeerd, toen Paulus ze daar toenmaals in Korinthe corrigeerde vanwege de dingen die ze deden? Met welke groep zou u worden geïdentificeerd? Zie? Kijk even terug. Het is een spiegel. We kunnen zien waar we, wat... Wat we ook waren, dat zijn we nu, en dat is hoe we toenmaals zouden zijn geweest. Omdat de geest die nu in ons is, vergeleken met hoe het destijds was, dezelfde geest is die toenmaals op hen was. My!
28 Dat behoorde ons te schudden en ons uit onze sluimering te halen waarin we zijn; lauw. Maar u weet dat de Bijbel zegt dat we zo moeten worden, zodat Hij de hele zaak uit Zijn mond kan spuwen. Beloofde Hij dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] We weten allemaal dat Hij dat beloofde. En Hij zal het doen. De hele kerk zal uit Zijn mond worden gespuwd.
Dan komt uit de kerk de bruid. Dat is de uitverkorene.
29 Nu, Jezus was uit Zijn huis vertrokken en verbleef bij Martha en Maria en Lazarus. En op een dag, weet u...
30 Hij zei in de Bijbel dat Hij niets deed, tenzij de Vader Hem toonde wat Hij moest doen. In Johannes 5:19 zei Jezus: "Voorwaar, voorwaar, zeg Ik u: de Zoon kan niets van Zichzelf doen, maar wat Hij de Vader ziet doen, dat doet de Zoon desgelijks." En als u dat Schriftgedeelte vergelijkt – als we tijd hadden om het uit te leggen – dan zou u zien dat het klopt. Als u dat onderzoekt... Het is verweven met de hele Bijbel. En ieder vers in de Bijbel heeft die samenhang.
31 De Bijbel is in samenhang. Ieder woord past in elkaar. Er is geen tegenspraak in. Het hoort allemaal bij elkaar. Als u een tegenspraak hebt, dan plaatst u het buiten de Bijbel, want de Bijbel spreekt zichzelf niet tegen. Het is in samenhang, een doorgaande lijn, een geheel. Merk op.
32 Nu dit, toen Jezus... Hij was de grootste gave die God ooit gaf aan de aarde, de wereld. "God had de wereld zo lief", Johannes 3:16. Nu, mensen hadden er geloof in.
33 Gods gaven worden altijd geminacht door de moderne, godsdienstige bewegingen. Kijk terug in elk soort tijd, in de dagen van Elia, in de dagen van Mozes, de dagen van waar u maar wilt. Waar het ook was, er werd altijd op neer gekeken, altijd. Het verandert nooit.
34 En dan zien we daar ook, dat in die dag, toen God Jezus gebruikte...
35 Nu, er was een tijd dat een vrouw, door Jezus, de gave van God gebruikte. Ze raakte Zijn kleed aan en Jezus gaf toe dat Hij niet wist wie dat deed. Nu geloof ik niet dat Hij zomaar een grapje maakte of zomaar wat zei. Ik geloof dat ieder woord dat Hij zei gemeend was, een bedoeling had. En Hij zei: "Wie raakte Mij aan?" Hij wist het niet. En Hij keek overal om Zich heen, over het gehoor, totdat Hij de vrouw vond met dat geloof, en Hij vertelde haar dat haar bloedvloeiing was genezen vanwege haar geloof. Nu, dat was de vrouw die Gods gave gebruikte. Nu, ziet u, die ene vrouw die Zijn gave gebruikte, daar werd Hij zwak van.
36 Maar kijk hier naar dit geval, toen Hij Lazarus uit de dood opwekte. Er staat niets over dat Hij daar zwak werd. Hoeveel meer was het om een man te roepen wiens ziel vier dagen op reis was, en het bederf was in het lichaam van de man begonnen! Waarschijnlijk was zijn neus in vier dagen reeds ingevallen. En daar was Hij, riep hem weer terug tot leven, en hij leefde, en at en dronk zoals iedere andere man. Hoeveel groter was dat, dan toen een vrouw Zijn kleed aanraakte! Maar dat was God Die Zijn gave gebruikte. Zie?
37 Nu, dat is het verschil hier op het podium. Nu, als u de dienst zou volgen en daar ergens was... Soms, hoe het dingen vertelt die gebeuren zullen, wel, jaren tevoren, weken tevoren, maanden tevoren; waar heen te gaan, wat te doen. Dat is God Die het gebruikt.
38 Hier bent u het, die het gebruikt. Ik ben het niet. Het vloeit er slechts doorheen, omdat het een gave is om jezelf te ontspannen, het uit de menselijke versnelling te krijgen, zodat God Zichzelf erdoorheen kan bewegen en dingen kan zeggen. Nu, uw eigen geloof, u beseft dat niet, u doet dat zelf. Uw eigen geloof doet dat.
39 Nu, als God iets wil doen, dan tilt Hij je eenvoudig op en zegt: "Nu, het zal zo zijn, je gaat naar een bepaalde plaats. Terwijl je over straat rijdt, zal hier een bepaald iets gebeuren. Er zal een man zijn met een bruin pak aan. Hij heeft grijs haar. Hij zal je daar tegenkomen. Ga naar hem toe, want zijn vrouw is erg ziek. Ze is op deze andere plaats. Hier is zoals ze er uitziet. En ga erheen om je handen op haar te leggen. Vertel haar om dat ding terug te brengen dat ze hier een paar jaar geleden wegnam, en om iets te doen, berouw tonen, en ze zal in orde komen." Dan zal ik het mensen vertellen. We gaan. Daar is de man. Dat is precies wat er gebeurde. Over verschillende dingen in het land.
40 Wat betreft deze Marilyn Monroe toen zij stierf, ze zullen nooit iets anders geloven dan dat dat meisje zelfmoord pleegde. Maar zij pleegde geen zelfmoord. Ze stierf door een hartaanval. Ik zag het, dagen voordat het gebeurde en vertelde hun erover. Maar ze wilden niet naar me luisteren.
41 Toen die vechters elkaar doodden. Zelfs zes maanden voordat het gebeurde... Daarginds in New York, waar de een de ander doodde. Ik zag hen in hun café zitten en ruzie met elkaar maken. En zag de één de ander doden, zes maanden voordat het gebeurde.
42 Al deze dingen die de Here toont, is Hij Die Zijn gave gebruikt. Er is geen... Je wordt er daarna niet zwak van. Maar wanneer... Maar wat mij zwak maakt, is als u Gods gave gebruikt als de Heilige Geest. Ik ben Zijn gave niet. De Heilige Geest is Zijn gave. Het is de Heilige Geest Die Gods gave is aan de gemeente, en u gebruikt die. En er kan gebruik van worden gemaakt als je jezelf uit de weg kunt krijgen. Begrijpt u wat ik bedoel? En om de Heilige Geest je te laten gebruiken.
43 Nu, in dit geval had de Vader Jezus verteld het huis te verlaten en weg te gaan.
44 Als u erop wilt letten wat de uitwerking was nadat Lazarus ziek werd. En ongetwijfeld zeiden velen: "Uh-huh! Laten we eens zien waar die heilige-roller Prediker nu is, Die voor zieken gaat bidden. Hij is niet aanwezig."
45 Dus Hij ging weg. En tenslotte lieten ze Hem roepen. Toen de dokter hem had opgegeven, stuurden ze iemand om Hem te halen. En in plaats van te komen, ging Hij gewoon verder. Ze stuurden weer iemand. In plaats van te komen, bleef Hij gewoon verder de andere kant opgaan. Zie? En toen, plotseling, stopte Hij, keek Zijn discipelen aan; na zoveel dagen was het visioen vervuld dat de Vader Hem had getoond. Hij zei: "Lazarus slaapt."
De discipelen zeiden: "Wel, dat doet hem goed." Zie?
46 "Hij slaapt", niet dood. Dat een gelovige sterft, bestaat niet. Zie? En Hij vertelde hun in hun taal: "Hij is dood, en ter wille van jullie ben Ik blij dat Ik daar niet was. Maar Ik ga hem wakker maken. Ik ga hem wakker maken." Zie!
47 Hij wist dat het nu zou worden gedaan. Want als Hij dat niet had geweten, dan had Hij iets verkeerds gezegd, toen Hij zei: "Ik doe niets, tenzij de Vader het Mij eerst toont." Zie? Hij wist het.
48 En kijk dan naar Hem bij het graf: "Vader, Ik dank U, Gij hebt Mij reeds gehoord. Maar Ik zeg dit voor hen die hierbij staan." Zie?
"Lazarus, kom tevoorschijn!" En hij deed het. Hij kwam uit het graf.
49 Nu, nadat Jezus het huis had verlaten, wel, toen kwamen dood en moeite opzetten. En onthoud goed, als Hij uw huis verlaat, is er moeite onderweg. Nu, Hij was er daar niet uitgezet, maar Hij was eenvoudig weggegaan, omdat de Vader Hem had weggetrokken. Alle hoop was vervlogen. Nu, wat een bedroefd klein huisje! Velen van ons vanavond kunnen met dat huis meevoelen, wat het is wanneer dood ons huis getroffen heeft. En u weet nooit wat het is, totdat u er zelf eens doorheen bent gegaan. Maar, weet u, toen zij waren...
50 Dood had het kleine huis getroffen. Ze hadden Hem laten halen. Wat een verscheurd huis was dat! De Man in Wie zij vertrouwen hadden, de Man Die zij liefhadden, de Man Die zij de zieken hadden zien genezen, Die de blinden deed zien, en profeteerde, en de gedachten van het hart kende, en iedere keer de mensen vertelde wat er zou gebeuren! En Hij vervulde de Schrift tot op de letter, exact, zozeer zelfs dat deze liefhebbers van de Schrift Hem geloofden. Zie? En daar was één van Zijn meest trouwe vrienden, en Hij liet dit gebeuren. Zie? Hij liet dat slechts gebeuren om te zien wat zij zouden doen. Zonder twijfel was dat wat de Vader in gedachten had. Alle hoop was vervlogen. De Man in Wie zij hadden vertrouwd, bleek niet te zijn wat ze dachten dat Hij was, of moest zijn. En ze waren wanhopig. Lazarus, hun broeder, was dood.
51 Ze konden niet naar hun kerk terugkeren, omdat zij Jezus al hadden aangenomen, "die fanaticus", en ze waren geëxcommuniceerd, en hadden hun brief – zoals het vandaag zou zijn – van hun kerk gekregen, dat ze niet meer terug konden komen. En ze zaten zonder kerk. Het leek of ze zonder vrienden zaten. De mensen van de stad hadden hun de rug toegekeerd. Hun goede vrienden, waarmee ze om waren gegaan in de kerk, gingen niet meer met hen om, hadden niets meer met hen te maken, omdat zij Jezus hadden aangenomen. "Deze radicale fanaticus."
52 Deze Man dus, in Wie zij vertrouwen hadden, had hen botweg afgewezen en wilde hun geen gunst bewijzen. En ze stuurden iemand voor de tweede keer. En nog steeds wees Hij hen af en liet de man sterven; en gebalsemd worden en in het graf gelegd en begraven. Nu, sprekend over een donker uur, dat was het donkerste uur dat dit kleine huis ooit had gezien.
53 En toen kwam Jezus eraan. Dat is Hem, in dat donkere uur. Soms laat Hij dat gebeuren. In het donkerste uur, dan komt Jezus eraan. Zijn tegenwoordigheid brengt altijd nieuwe hoop.
54 Dit mag het donkerste uur zijn voor enigen van u. Misschien heeft de dokter u opgegeven met kanker. En de man heeft alles gedaan wat hij maar kon om uw leven te redden, maar het gaat boven zijn kennis uit. Hij heeft niets meer om mee te werken. Hij heeft alles gedaan wat hij kon, en u zult gaan sterven. Het mag het donkerste uur zijn dat u ooit hebt gezien. Maar onthoud dit, het is in dat donkere uur wanneer Hij eraan komt. Hij komt eraan. Als Hij dan komt, dan brengt het nieuwe hoop. Het brengt nieuwe hoop wanneer Hij komt. Zijn tegenwoordigheid brengt hoop.
55 Martha ging naar buiten. Nu had het er altijd op geleken dat zij niet zo getrouwvol was als Maria, omdat Maria naar het Woord luisterde terwijl Martha het middagmaal voor Hem kookte, en dergelijke. Maar toen toonde ze haar ware aard.
56 Want ongetwijfeld hadden velen gezegd, toen Jezus in de stad terugkeerde: "Nu, nadat de jongen dood en begraven is, nu glipt deze heilige-roller Prediker de stad weer in." Ongetwijfeld zeiden enigen, toen Martha naar buiten begon te gaan: "Kijk, daar gaat ze nu. Als ik in haar plaats was, zou ik Hem eens laten weten hoe ik erover denk. Ik zou het Hem vertellen als ik daar aankwam. O, dat zal ze ongetwijfeld ook doen. We zullen gaan kijken hoe ze dat doet." Als ze dat had gedaan, zouden we dit verhaal vanavond niet zo hebben gelezen.
57 Let nu op haar. Hier gaat zij. Misschien passeerde ze de... de voorganger van haar eerste kerk. En hij zei: "Nu, laten we eens zien wat er nu gebeurt. Zie? Hij ging ervandoor. Toen het uur, het cruciale uur, naderde, ging Hij ervandoor."
58 Nu, Martha was ongetwijfeld een Bijbellezer, anders zou ze Jezus om mee te beginnen al nooit hebben aangenomen. Ze kon het niet hebben aangenomen op basis van de psychologie van de mensen, of op basis van de godsdienst van die dag. Ze kon het niet hebben aanvaard op gezag van de kerk, want de kerk haatte Hem. En de godsdienstigen haatten Hem. Zij allen haatten Hem. Ze moet dus een lezer van de Schrift zijn geweest, en ze had in de Bijbel gelezen.
59 In de dagen van Elia was er een vrouw, genaamd... een Sunamietische vrouw, en ze was onvruchtbaar. En ze had geloof in een man, een profeet in die dag; in Elia. [Broeder Branham bedoelt Elisa – Vert] En ze had een kleine plaats voor hem gebouwd aan de zijkant van haar huis. Of, zij en haar man hadden een fijn huis. Ze bouwden een kamer en zetten er een waterschaal in en een plek voor hem om zich te wassen en op te knappen, en ze maakten er een echt fijne, comfortabele plaats van. En toen hij langskwam, hij en Gehazi, zijn dienstknecht, zei hij: "Kijk eens wat een vriendelijkheid deze Sunamietische vrouw aan ons bewezen heeft." Zei: "Ga haar vragen of ik tot een legeroverste moet spreken die ik ken. Ik ken hem erg goed. Of moet ik met de koning spreken? Ik ben ook diverse keren geroepen om met hem te spreken en te overleggen." Zei: "Nu, ik vraag me af, of ik iets voor haar kan vragen als ik weer bij hem kom, of wanneer ik bij een van deze mensen word geroepen?"
60 Dus Gehazi ging het haar vragen. En ze zei: "Nee." Ze zei: "Ik woon bij mijn eigen volk. Ik heb geen enkele reden om dergelijke dingen te vragen. Het lag gewoon op mijn hart, eenvoudig omdat ik weet dat hij een man Gods is. En ik wil hem een gunst bewijzen. Dat is alles." Hij zei...
61 Wel, hij kwam terug en Gehazi zei: "Maar haar man is oud en ze hebben geen kinderen."
62 Dus Elia moet een visioen hebben gehad. En hij zei: "Ga haar vertellen: 'Overeenkomstig de tijd des levens, ongeveer over een jaar vanaf nu zal zij een kind omarmen.'" En dat deed zij. Ze kreeg een kleine jongen.
63 De kleine jongen was ongeveer twaalf jaar oud. Hij was buiten op het veld met zijn vader, ongeveer elf uur overdag, dus moet het een zonnesteek zijn geweest. Hij riep: "Mijn hoofd! Mijn hoofd!" En de vader had hem naar huis gestuurd en daar legden ze hem op zijn moeders schoot. En ongeveer op het middaguur stierf de kleine jongen, hij werd zo ziek; waarschijnlijk een zonnesteek. Geen adem in hem. Hij was gestorven.
64 Dus tilde ze hem op en legde hem op Elia's bed. Wat een plaats om hem neer te leggen! O my! Precies goed. Legde hem op Elia's bed.
65 En ze zei tegen de knecht: "Zadel nu een muilezel en ga op weg. En stop niet totdat ik het je vertel, omdat we naar de man Gods willen gaan." Ze wist, dat als ze bij die man kon komen, zij hiervan de oorzaak te weten kon komen. Als God hem kon vertellen dat die baby kwam, en hij haar kon zegenen met de zegen van God, zodat haar onvruchtbare schoot een zoon kon voortbrengen, dan kon God die man beslist vertellen waarom Hij hem wegnam. Ze zei: "Stop niet totdat ik het je zeg. Ga naar die man van God."
66 Nu, toen de begeleider bij de man Gods in de buurt kwam, wist hij het niet. God vertelt Zijn profeten niet alles wat er gaat gebeuren. Hij wist niet wat hij moest doen. Dus zei hij: "Hier komt die Sunamietische", tegen Gehazi. Zei: "En ze is bedroefd, en God heeft het voor mij verborgen. Ik weet niet wat ze wil."
67 Dus toen ze daar aankwam – ik houd hiervan – toen ze vlak bij Elia was gekomen, riep Elia het uit en zei: "Is alles wel met u? Is alles wel met uw man? Is alles wel met het kind?"
68 Merk op, met een man die huilend heen en weer liep over de vloer. Zie? Hij had niet het geloof dat zij had. En hij was maar aan het huilen en jammeren; al de buren jammerden. En het kind lag al uren daarvoor koud op het bed.
69 Let op, toen zij bij deze man van God aankwam, zei ze: "Alles is wel." Amen. Daar houd ik van. "Nu is alles in orde. Ik ben in de tegenwoordigheid van Zijn vertegenwoordiger." Amen. Dat is het. "Alles is wel." En toen viel ze neer aan zijn voeten en begon het hem te openbaren; niet dat hij het haar vertelde. Zij vertelde het hem.
70 En toen zei hij tegen Gehazi: "Gord uw lendenen en neem deze staf en ga die op het kind leggen." Hij wist niet wat hij moest doen.
71 Dus ik denk dat het daar was... Paulus, nog een man van de Schrift, zou nimmer, nimmer zakdoeken van zijn lichaam hebben genomen als hij er geen Schriftplaats voor had. Elia wist dat alles wat hij aanraakte, gezegend was; als hij die vrouw er maar toe kon krijgen dat te geloven! Dus ik denk dat Paulus dit deed. Nu zalven wij zakdoeken met olie. Nu, dat is helemaal niet schriftuurlijk, maar het is in orde. Dat is volmaakt in orde, maar: "Zij namen van het lichaam van Paulus", zei de Bijbel, "zakdoeken of gordeldoeken." Merk op; maar...
72 En Elia zei: "Neem deze staf, ga die op het kind leggen. En als iemand tot u spreekt, spreek niet terug. Ga door en leg de staf op het kind."
73 Nu, het geloof van de vrouw was niet in de staf, het was in de profeet. Ze zei: "Zo waar de Here God leeft en uw ziel nimmer sterft, ik ga niet bij u vandaan." En ze bleef precies daar, volhardend, totdat zij het antwoord kreeg dat zij wilde weten.
74 Wel, Elia had het antwoord niet, dus bleef er maar één ding over en dat was met haar meegaan. Dus gordde hij zijn lendenen en hij ging.
75 Hij kwam Gehazi tegen die op de terugweg was. Zei: "Heb je mijn orders uitgevoerd?"
76 Hij zei: "Dat deed ik. Ik heb de staf op het kind gelegd. Er is nog geen leven of iets." Dat was uren en uren nadat het kind dood was.
77 Wel, Elia ging naar binnen. Hij wist niet wat hij doen moest. Onthoud nu dat hij over de vloer heen en weer liep, steeds maar heen en weer, heen en terug, totdat de Geest op hem kwam. En toen de Geest op hem kwam, legde hij zijn eigen lichaam op het lichaam van dat kind en hij niesde zeven keer en kwam tot leven, vanwege die vasthoudendheid en dat geloof van die moeder.
78 Nu, Martha wist dat deze Sunamietische vrouw geloof had in deze profeet, omdat hij Gods vertegenwoordiger op aarde was voor die dag. Elia was de... was Gods vertegenwoordiger van zijn dag. Ze wist dat ze genoeg bij Jezus had gezien om te weten dat Hij Gods vertegenwoordiger was voor die dag. Dat is het. Zie? Het laat de Schrift correct doorlopen.
79 Toen zij dan naar buiten rende, leek het erop of zij een recht had om Hem in verlegenheid te brengen, door te zeggen: "Waarom kwam U niet? Waarom kwam U niet? We lieten U halen. Wij verlieten de kerk. Wij deden dit allemaal." Nee, dat is de 1964-versie ervan. Toen niet, zie. "Wij deden dit allemaal. Wij deden dat. Ik geef dit. Ik geef dat." U gaf wat? God gaf een Zoon voor u en mij, de onwaardige.
80 Ze moet daar naar buiten zijn gegaan. En ze wist dat God Zichzelf had gemanifesteerd. En let op als zij komt. Ze volgden haar om te zien wat ze zou zeggen. Nu ging ze daar naar buiten en eerst viel ze voor Hem neer en zei: "Here," dat was Hij, "indien Gij hier waart geweest, zou mijn broeder niet gestorven zijn." Zie? "Uw broeder zou niet gestorven zijn." En ze...
Hij zei: "Uw broeder zal weer opstaan." En Hij...
81 "Ja, Here. Hij zal in de laatste dag opstaan bij de algemene opstanding. Hij was een goede jongen. Hij zal in de laatste dag opstaan." Kijk, zij geloofden in de algemene opstanding.
Jezus zei: "Maar Ik ben die Opstanding en het Leven."
82 O my, nadat Hij haar afgewezen had! Hoe kon een Man, Die Opstandingsleven is, een vriend ooit zo behandelen? Soms test Hij u om te zien wat u zult doen. Zie? Plaatst die zaak voor u om te zien wat u ermee zult doen. Misschien doet Hij dat vanavond. Hij heeft het gedaan, alleen maar om te zien wat u ermee zult doen.
83 Dan ontdekken we, nadat dit was gedaan, dat ze zei: "Ik geloof dat U de Zoon van God bent, Die in de wereld komen zou." Dat was precies wat Hij beleed te zijn. "En zelfs nu, hoewel mijn broeder dood is, hoewel hij gebalsemd is, hoewel hij begraven is, hoewel hij stinkt in het graf, maar zelfs nu, wat U God ook vraagt, God zal het U geven." Dat is het. Dat is het. Dat is de hoofdzaak. Ze geloofde in wat Hij vroeg. Als Hij God zou vragen voor haar, zou God Zijn gebed horen. "Zelfs nu, wat U God ook vraagt, God zal het U geven."
84 Zou u nu vanavond zo'n soort geloof kunnen hebben in Gods Woord? Wel, Jezus is Zijn Woord. Zou u zo veel geloof kunnen hebben in Gods Woord? Terwijl het precies zo... precies zo duidelijk wordt betuigd voor deze dag als dat het werd betuigd in die dag? Zou u dat kunnen geloven? "Wat U God ook vraagt, God zal het U geven." Zie?
85 U zegt: "Maar de dokter heeft me opgegeven, broeder Branham, en gezegd dat hij niets meer voor mij kon doen."
86 "Maar zelfs nu, Here!" Bijvoorbeeld: "Ik heb al jaren niet meer gelopen. Maar zelfs nu, Here, wat U God ook vraagt, God zal het U geven." Hij is gezeten aan de rechterhand van de Majesteit omhoog en wacht tot u het vraagt. "Zelfs nu, wat U God ook vraagt, God zal het U geven."
87 Zegt de Bijbel niet: "Hij is gezeten aan de rechterhand van de Majesteit"? Wat is de rechterhand? Niet een hand als van een mens, de mijne. Het is de kracht, de rechterhand van kracht. Hij is God met ons, God in ons. God hier nu. De rechterhand, eeuwig levende tegenwoordigheid, precies hier. Als u God nodig hebt, hoeft u niet naar de hemel te gaan. Hij is precies hier bij u. Rechterhand van de kracht van Zijn Majesteit, hier aanwezig, gereed om te bemiddelen op uw belijdenis, wachtend om aangeroepen te worden.
88 "Zelfs nu, Here!" Hoewel de dokter me zei dat ik geen week meer kon leven. "Zelfs nu, Here, wat U God ook vraagt, God zal het U geven."
89 Geen wonder dat Hij zei: "Uw broeder zal weer opstaan." Hij zei: "Ik ben de Opstanding en het Leven; die in Mij gelooft, zal leven, al ware hij ook gestorven. En eenieder, die leeft, en in Mij gelooft, zal niet sterven in eeuwigheid. Gelooft gij dit?"
Ze zei: "Ja, Here, ik geloof het." Dat is het.
90 Nu, als u echt geloof hebt, als de radertjes zo bij elkaar komen, dan zal het wiel gaan draaien. Er moet iets gaan gebeuren, omdat er aan beide zijden kracht is. Kracht in geloof! En kracht... Het kleine wiel draait door geloof. Het grote door de kracht van God. Wanneer deze dingen beginnen te draaien, moet er iets gebeuren.
91 Om dat licht daar te maken, zijn twee stukjes materiaal nodig en een dynamo, die samen draaien. Precies als met u. Het zal licht maken. Het zal geloof maken. Het zal kracht maken. Het zal genezing maken. Wanneer de gelovige en God beginnen samen te draaien, wekt het de kracht van Zijn opstanding op. Wanneer de gelovige Zijn Woord in zijn hart opneemt en het begint op te wekken, dan brengt het geloof voort, omdat Hij dat heeft beloofd. Alles is in lijn. Het enige wat u moet doen om elektriciteit te krijgen, is de knop indrukken. Dat is alles wat u moet doen, omdat er wordt verwacht dat deze Schrift nu wordt vervuld. Druk de knop in. Wees niet bevreesd.
92 Dat is er met de mensen aan de hand. Ik heb dikwijls gezegd... Het is een beetje gek om te zeggen. Ik vind twee klassen mensen als ik reis: de fundamentalisten en de Pinkstermensen. Daar buiten weet ik het niet. En de fundamentalisten zijn mensen die positioneel weten waar ze staan, maar ze hebben totaal geen geloof in wat ze doen. En de Pinkstermensen zijn mensen die hebben... die dat geloof hebben, maar zij weten niet wie ze zijn.
93 Het is zoals een man die geld op de bank heeft en geen cheque kan schrijven, en de ander kan een cheque schrijven en heeft geen geld op de bank. Als je dat maar bij elkaar kon krijgen! Als je de Pinkstermensen maar wakker kon maken voor het feit dat de Heilige Geest, Die u beweert te hebben... dat Hij dat is Die Zijn Naam en Zijn Woord identificeert. Schrijf dan uw naam op de cheque en lever hem in. Let op hoe... let erop hoe het wordt herkend door de bank in de hemel.
94 "Vraag de Vader enig ding in Mijn Naam." Zie? Wees niet bevreesd het te vragen. Hij beloofde het te zullen doen. Wel, daar, dat is... U hoeft zich daar geen zorgen over te maken; Hij beloofde het.
95 Let nu op. En ze had gelijk met te weten of God in Elia was. Dat was Hij. Dat was Hij. Hij was ook Christus. Gelooft u dat? Jezus zei dat hij dat was, zei dat hij een 'god' was, omdat het Woord van God tot hem kwam. Als God in Elia was, hoeveel temeer was Hij dan in Zijn Zoon! En als God door dat kleine deel een dood kind kon opwekken, hoeveel temeer God in Zijn volheid!
96 Wel, hoeveel temeer nu, nu God Zichzelf identificeert bij ons en in ons! De verzoening is volbracht. Toen was het nog niet volbracht. Ze waren nog steeds onder de verzoening van de geofferde ram. En nu zijn wij onder de verzoening van het bloed van God; geen Joods bloed, geen heidens bloed. Hij was geen van beide. Hij was Gods bloed.
97 Het bloed komt van het mannelijk geslacht. Een hen kan een ei leggen, maar als ze niet bij de mannetjesvogel is geweest, zal het niet uitkomen; het is niet bevrucht. Bevruchting komt door de hemoglobine, dat is het bloed dat in het mannelijk geslacht is; altijd. De vrouw is alleen het ei.
98 En in dit geval was Jezus het bloed van God, een geschapen bloedcel. Hij was noch Jood, noch heiden. Hij was God. De Bijbel zei: "Wij zijn gered door het bloed van God", niet Joods of heidens, het geschapen bloed. Daarom, als Hij een Jood was, is mijn geloof tevergeefs. Als Hij een heiden was, is mijn geloof tevergeefs. Hij was een God. Hij was de onsterfelijke God gemanifesteerd in vlees, waarvoor Hij een bloedcel schiep en Zijn eigen lichaam maakte. Amen. Dat maakt dat duivels beven en vluchten. Dat laat hem ervandoor gaan, wanneer u die echte, oorspronkelijke zaak ziet. Prijs de Here. [De samenkomst applaudisseert – Vert] God gemanifesteerd in het vlees. Hij is het bloed van God. Daarom, het leven komt van die kiem. En nu, door dat bloed...
99 Bij het oude offer legde een aanbidder zijn handen op een ram en zij sneden de keel door. De priesters namen het bloed en verbrandden het. En de aanbidder voelde de doodspijn bij de ram, zijn handen zaten onder het bloed van het stervende rammetje, het stierf, of schaapje, terwijl het stierf, maar hij ging naar buiten met hetzelfde geweten als waarmee hij naar binnen gekomen was. Omdat, toen die bloedcel gebroken werd, dit het bloed van iets anders was, een mannetjesram, zie, en het ei van het vrouwtje. En het leven dat daarin was, kon niet terugkomen op zijn leven, omdat het dierlijk leven was. Dierlijk leven heeft geen ziel, daarom heeft het geen onderscheid tussen goed en verkeerd. Dus het kon niet terugkomen.
100 Maar hierop, als we werkelijk onze handen plaatsen op onze Offerande, Jezus, en in ons hart voelen dat wij schuldig zijn, en weten wat we doen... Het bloed van dat Offer, het leven dat in dat bloed was, was God Zelf, daarom komt Hij terug op u, de Heilige Geest. U wordt dan een zoon van God, zonder geweten van zonde. Die uit God geboren is, zondigt niet. Hij kan niet zondigen. Het zaad Gods is in hem. Hij kan niet zondigen. Heeft totaal geen verlangen meer naar zonde. Dus, zolang u een verlangen hebt om te zondigen, bent u er schuldig aan. Maar als u geen verlangen meer hebt – als u iets verkeerds doet – dan doet u het niet opzettelijk.
101 Hebreeën 6 [Hebreeën 10:26 – Vert] zegt: "Want zo wij willens zondigen, nadat wij de kennis der waarheid ontvangen hebben, zo blijft er geen slachtoffer meer over voor de zonden." Willens zondigen. Als u dus voortdurend wilt zondigen, willens, dan is er iets verkeerd met uw ervaring.
102 Nu, toen zij Hem hoorde... Ze was direct... Toen Hij zei: "Ik ben de Opstanding en het Leven. IK BEN." O! Wat een verzekering van het beloofde Woord, want Hij was die IK BEN Die in de woestijn bij Mozes was, daarginds in de brandende struik! Zelfs hoewel alle hoop vervlogen was, toch was zij tevreden. Als zij Hem er maar toe kon krijgen te vragen, dan zou het gebeuren. Nu, wat hebben we dat soort geloof vandaag nodig!
103 Nu, voor de moderne gezindheid – de moderne manier van denken – moest zij het onmogelijke geloven. Ze moest geloof hebben voor het onmogelijke. Maar onmogelijke dingen worden werkelijkheid als God op Zijn Woord genomen wordt. De onmogelijkheden worden werkelijkheden als God op Zijn Woord genomen wordt.
104 Merk op, hoe prachtig: "Maar zelfs nu, Here, zelfs nu", ongeacht hoe de situatie is. "Zelfs nu, wat U God ook vraagt, dat zal God doen", in dat donkere uur.
105 Laten we hier nu even terugkijken naar een paar mensen, of zo, in de Bijbel, wat dat donkere uur betreft, voordat we de gebedsrij oproepen.
106 Laten we even aan Job denken. Hij was de rechtvaardigste man op aarde, en Satan kwam op hem af. Hij kwam eerst bij God en beschuldigde Job ervan gewoon een lievelingetje van God te zijn. Zei: "Jazeker, U hebt een omheining om hem geplaatst. Breek de omheining af. Ik zal maken dat hij U in Uw gezicht vervloekt."
God zei: "Dat lukt je niet." Zie?
107 En zo kwam Job in allerlei moeilijkheden. Bedenk, hij verloor al zijn rijkdommen. Hij verloor al zijn populariteit.
108 Hij was een prins in het oosten, weet u, en al de jonge prinsen waren gewend zich voor hem neer te buigen, omdat hij een man van wijsheid was. Hij was een profeet. En iedereen wilde hem zien en een ogenblik met hem spreken. Slechts een moment van zijn tijd betekende al zoveel. En hoe hij over straat liep, met eerbied voor God in zijn hart, omdat God hem een profeet had gemaakt.
109 En de wijze mannen zouden komen en zeggen: "Meneer Job, wij weten dat de grote God des hemels met u is. We zouden slechts een heel klein advies willen krijgen. We hebben een bepaald iets gedaan. Wat zouden we moeten doen?" En God openbaarde het aan Job. En dan zouden ze dat zo gaan doen, en op die manier zou het zijn. Dat was fijn.
110 Maar plotseling waren alle mensen tegen hem. Ja, iedereen liet hem vallen. Toen kwamen de cyclonen die zijn kinderen doodden en al zijn dieren doodden. Alles wat hij had, was weg. Toen kwamen enigen van zijn beste vrienden, misschien de diakenen van zijn kerk, zie, om hem te troosten. En ze beschuldigden hem. "Nu, Job, weet je, een man die zo in de gunst stond bij God als jij, waarbij al deze dingen zijn gebeurd, daar moet wel iets verkeerds mee zijn. Jij hebt iets verkeerds gedaan."
111 Job zei: "Ik ben er van overtuigd dat ik dat nooit deed. Mijn hart is rein voor God, en ik heb mijn offer gebracht." Amen.
112 Als dat zo is, sta daar dan op. Als u aan Gods vereisten hebt voldaan, blijf dan precies daar. Beweeg niet. Abraham noemde elk ding dat in tegenspraak was met die belofte alsof het niet zo was. Hij twijfelde niet aan de belofte door ongeloof, maar was sterk, gaf God de eer.
113 Job hield eraan vast. Na een poosje keerde zijn eigen vrouw zich min of meer tegen hem. Er braken zweren uit bij Job, zijn eigen gezondheid liet hem in de steek. Hij ging naar buiten en ging op een ashoop zitten, en krabde zich met een potscherf of zoiets; krabben. Denk u eens in, in wat voor ellendige toestand deze man zich bevond!
114 Ik herinner me dat ik dat eens doornam in mijn Tabernakel, jaren geleden. En ik behandelde het een jaar lang, alleen het boek Job. Dat is de manier. We gaan er diep op in, om het hele Woord bij elkaar te laten aansluiten. En ik had hem toen ongeveer gedurende vijf zondagen achter elkaar op die ashoop. En ik ging nooit... Na een poosje schreef een kleine zuster mij een brief. Ze zei: "Broeder Branham, wanneer gaat u Job eens van die ashoop afhalen?" Maar ik probeerde tot een punt te komen. Zie? Dat deed ik. Ik probeerde duidelijk te maken waarom hij daar was.
115 En zijn vrouw kwam naar buiten en zei: "Job, je bent er ellendig aan toe. Waarom vervloek je God niet en sterf?"
116 Nu kijk, hij noemde haar geen dwaze vrouw. Hij zei: "Gij spreekt als een dwaze vrouw." Met andere woorden: "Jij... je spreekt dwaas." Hij zei: "De Here heeft gegeven en de Here heeft genomen. Gezegend zij de Naam des Heren."
117 Toen wist hij dat hij zou gaan sterven. En hij zei: "Here..." Het veertiende hoofdstuk van Job; hij zei: "In een boom ligt hoop als hij omwaait." Hij wist dat hij was geweest... mensen had beïnvloed. Zijn leven was nuttig geweest. God heeft ons ons leven nimmer gegeven om zomaar rond te hangen, dit, dat. Hij geeft het om nuttig te zijn voor Hem. Doe iets. Vertel het aan iemand anders. Kunt u niet spreken? Fluit een lied of zoiets. Laat ergens een indruk na. En Job was het type man dat nuttig was.
118 Hij zei: "Als een boom in het graf neerdaalt, dan doet slechts een klein beetje regen de wortels weer uitlopen. Als een bloem sterft, dan ligt het zaadje daar en barst open, de pulp loopt eruit. Er bestaat geen manier waarop je het leven erin kunt ontdekken. Maar wanneer de lente er aankomt, daar komt die kleine bloem weer terug. Nu, er is hoop voor een bloem als zij sterft, als een boom sterft. Maar een man," zei hij, "hij ligt neer, hij geeft de geest. Zijn zonen komen om hem te eren en hij bemerkt het niet." Job wilde het weten. "Wanneer ze een zaad planten in de grond, komt het op. Maar als zij een mens in de grond planten, komt hij niet op." Nu zei hij: "Hoe zit het daar allemaal mee?"
119 En hij kon het niet begrijpen. "Hoe kan een mens, met veel meer heerlijkheid dan een bloem; een mens, met veel meer heerlijkheid dan een boom; in de gelijkenis van God – als ze hem in de grond planten – dit zijn einde zijn? Zijn zonen komen om hem te bewenen en hij merkt het niet. O! dat Gij mij in het graf wildet verbergen; dat Gij mij in de geheime plaats wildet bewaren tot Uw wraak voorbij is! Wijst Gij mij een tijd en plaats aan, dat ik niet verga!"
120 Merk nu op toen al dit leed kwam. En zijn vrienden keerden hem de rug toe en beschuldigden hem ervan een geheime zondaar te zijn. Zijn vrouw had hem afgewezen. Iedereen had hem afgewezen. Er staat: "Zijn adem stond zijn vrouw tegen." En al deze dingen die hem overkwamen! En het scheen dat God hem had laten vallen. En hij zal gaan sterven en de grond ingaan.
121 God sprak tot hem, zo ongeveer op deze manier: "Job, gord nu je lendenen. Ik ga tot je spreken." En toen zei Hij: "Kijk, de boom heeft nooit gezondigd. De bloem heeft nooit gezondigd. Zij dienden Mijn doel. Daarom werden zij bevrucht door elkaar, en omdat ze niet zondigden, komen ze weer omhoog. Maar een mens zondigde, daarom wordt hij afgesneden."
122 Dus toen begon Job na te denken, en toen raakte hij net zo wanhopig als Martha. In het donkerste uur, met al zijn invloed; had hij tevergeefs geleefd? Hoe zou Hij tot Job spreken? Hij is een profeet. Hoe zal Hij tot hem spreken? In een visioen.
123 Toen keek hij omhoog en de donders rolden, de bliksems flitsten, en Jezus kwam voorbij. Toen zag hij Hem in de laatste dagen. Hij zei: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft, en in de laatste dagen zal Hij op deze aarde staan. Hoewel de huidwormen dit lichaam vernietigen, toch zal ik in mijn vlees God aanschouwen, Die ik zien zal." In het donkerste uur, toen kwam Jezus langs.
124 Nu, dat is het oudste boek in de Bijbel: Job. Ze beweren dat het vóór Genesis werd geschreven.
125 Let nu op Mozes in zíjn donkere uur. Hij wist het. Zijn moeder had hem verteld hoe Jehova hem had verwekt, hoe hij de verlosser van het volk zou gaan zijn. En hij had geprobeerd het vanuit een militair standpunt te doen, omdat hij een militair was, opgevoed bij Farao, en daar een leider was geworden. Hij zou de volgende Farao worden. En hij ging heen en probeerde hen eigenhandig te bevrijden.
Maar God bevrijdt niet zo. God bevrijdt door Zijn hand.
126 Dus hij werd knap, opgeleid, had alles geleerd wat... verkreeg zijn doctorstitels in de wijsbegeerte en letteren en al de LL's en DD's die erbij horen, vermoed ik. Dus dacht hij: "Ik heb het nu echt. Ik kom net vers uit het seminarie." Hij gaat er dus heen, en hij faalde.
127 Toen nam God hem daar vandaan gedurende veertig jaren en haalde al die opleiding uit hem vandaan, zie, veertig jaren. Nu is hij een oude man, de bakkebaarden hangen helemaal tot op zijn middel, een stok in zijn hand, alle hoop om het volk te bevrijden is vervlogen. Die arme Hebreeërs daarginds, lijdend onder die slavendrijvers, op hun ruggen geslagen, moddersmeerders in dat slijk. Elke hoop op bevrijding was vervlogen. En toen kwam op een dag, achter in de woestijn, Jezus voorbij, een Vuurkolom. Hij zei: "IK BEN."
Dat was Hij. Op een dag sprak Hij...
128 Hij zei: "Wel, zegt U dat U Abraham hebt gezien?" Wel, hij zei: "Wel, U bent niet ouder dan vijftig jaar en zegt... Wij weten dat U gek bent. U... U hebt een duivel."
Hij zei: "Vóór Abraham was, BEN IK."
129 Dus het was Jezus Die langskwam in een Vuurkolom, in zijn donkerste uur. En toen ging hij erheen.
130 Weet u, als Jezus een houvast op u krijgt, laat het u dingen doen die krankzinnig klinken voor de wereld. Kunt u zich die oude man voorstellen die daar heenging om die stad, of dat land in te nemen? En hij deed het, met een kromme stok in zijn hand, maar hijzelf was in de hand van God. Dat maakte het verschil.
131 Wel, laten we even over een ander karakter spreken. Laten we spreken over Jaïrus in de Bijbel, de dagen van Jezus. Hij, hij was een fijne, kleine kerel. Hij was een gelovige, een geheim gelovige. Ik zou hem zoiets als een grensgelovige willen noemen, zoals de verspieders die overstaken en de goede dingen smaakten en terugkwamen, en zeiden dat het niet kon worden gedaan. Maar Jaïrus was een geheim gelovige. Hij geloofde in de Here Jezus, omdat hij een fijne vent was. Waarschijnlijk had hij de rollen bestudeerd en gezien hoe Jezus aan al deze vereisten voldeed, en Hij was die Profeet, Die overeenkomstig Mozes moest opstaan. Maar hij kon dat niet belijden, omdat iedereen die beleed dat hij bij Jezus was geweest, naar Jezus was toegegaan, wel, die werd geëxcommuniceerd. En hij was een priester.
132 Maar, weet u, soms heeft God een manier om de zaak af te dwingen, om te maken dat u het doet. Dus u weet dat hij een kleine meid had, zijn enig kind. En ze werd erg ziek en ze riepen de dokter. En de dokter deed alles wat hij kon, en het kleine kind werd zieker en zieker. Nu, de dokter riep hem apart en zei: "Jaïrus, ik vind het verschrikkelijk om u dit te vertellen, doctor, of eerwaarde Jaïrus. Maar weet u, die kleine zal sterven. Ze zal nog ongeveer een uur te leven hebben." Ik kan me voorstellen hoe ze allemaal hysterisch worden, en de mensen staan eromheen te huilen. En ze legden haar neer op een veldbedje, zoiets als een kleine bank. En toen kwam Je-...
133 Ik kan de kleine Jaïrus zien weglopen, zijn kleine predikershoed opzetten en jas aandoen. Zijn vrouw zegt: "Waar ga je heen?"
134 "Weet je, ik denk dat ik wel moet." Toen liep hij de deur uit. En zei: "Waar..." Zijn voorganger stond daar en zei: "Jaïrus, waar ga je heen?"
"Uh, wel, ik denk dat ik een eindje ga lopen."
135 Weet u, het is zijn donkerste uur. Hier loopt iemand de weg af, die zegt: "Hé, Jaïrus! Weet je Wie ginds bij de aanlegsteiger is? Jezus van Nazareth, die Profeet, Hij is net aangekomen." Het was zijn donkerste uur toen Jezus eraan kwam, precies in het donkere uur. Ik kan hem die kleine hoed over zijn gezicht zien trekken, en daar over de weg gaan zo hard als hij kan.
136 Hij zei: "Here, kom en leg Uw handen op mijn kind, dan zal zij leven." Toen hij nog maar net op de terugweg was, zei iemand: "Val Hem niet lastig. Hij... Ze is reeds gestorven. Ze stierf gisteren en ze hebben haar nu weggelegd." O, en hij is... Zijn kleine hart stond op het punt te breken.
137 Ik kan Jezus naar hem zien kijken en zeggen: "Zei Ik u niet: 'Vrees niet en u zult de heerlijkheid Gods zien'?" Ik stel me voor dat zijn hart weer normaal begon te kloppen. Liep verder op de weg, lette op iedere beweging. Hij ging het huis binnen; ze zeiden: "O, ze is dood."
Hij zei: "Ze is niet dood. Ze slaapt."
138 "Wel," zeiden ze, "nu weten we... We hebben gehoord dat U gek bent, maar nu weten we dat U het bent."
139 Hij zei: "Allemaal eruit, jullie ongelovigen! Ik kan niets doen als jullie ongelovigen hier zitten." Hij zette ze er allemaal uit. Toen liep Hij naar het kind en zei: "Sta op, meisje", en ze stond op. Het donkerste uur, dood had het huis getroffen, toen kwam Jezus langs.
140 Nu merken we op, dat toen zijn kleine meid ziek was, hij niet wachtte op een privé gesprek in de nacht, zoals Nicodemus. De nood was er precies toen. Hij moest ogenblikkelijk tot actie overgaan. Hetzelfde nu. Als er ooit een tijd is dat u genezen wil worden, dan is het precies nu de tijd. Wacht niet op een andere keer. Dit is de tijd om in actie te komen. Beslist. Hij werd wanhopig, toen kwam Jezus en riep haar terug uit de dood.
141 Blinde Bar-Timeüs; laten we gedurende een ogenblik over nog een karakter spreken. Ik zou u zijn levensgeschiedenis willen geven, hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag door twee duifjes, die over elkaar heen duikelden. En zij hadden in die dagen dus een lam dat een blinde man zou leiden, precies zoals ze vandaag een hond hebben die de blinde leidt.
142 En het verhaal vertelt over blinde Bar-Timeüs, dat hij op een dag, voordat Jezus op het toneel was verschenen, een meisje had dat ziek was. En hij zei... ging naar buiten en huilde en bad tot de Here, zei: "Here, als U zult... als U mij slechts dit leven van mijn meisje wilt geven! Ik ben nog nooit in staat geweest haar te zien. Maar als U haar slechts laat leven, dan beloof ik U, dat ik U morgen mijn twee tortelduiven zal geven." Die had hij om de mensen mee te vermaken. Er waren zoveel bedelaars dat hij iets bijzonders moest hebben. Daarom had hij twee tortelduifjes die over elkaar heen konden duikelen. Dus zei hij, dat hij... Hij ging ze offeren, als offer brengen, omdat zijn kind gezond was geworden.
143 Enkele avonden daarna werd zijn vrouw ziek. En hij liep naar de zijkant van het huis en zei: "Here, ik heb niets anders meer dan mijn kleine lam dat mij leidt." Hij zei: "Als U haar gezond maakt," zei, "dan zal ik... dan zal ik U dit lam geven." En toen werd zijn vrouw de volgende dag gezond.
144 Dus daar ging hij op weg. En ze zeiden, de priester zei: "Waar gaat gij heen, blinde Bar-Timeüs?"
145 Hij zei: "Ik ga heen om dit lam te offeren." Zei: "Mijn vrouw; Jehova genas mijn vrouw." En hij zei: "Ik ga dit lam offeren."
146 Zei: "U kunt dat lam niet offeren, Bar-Timeüs." Zei: "Dat lam is uw ogen."
147 Hij zei: "Maar als Bar-Timeüs zijn belofte aan God zal houden, dan zal God in een lam voorzien voor Bar-Timeüs' ogen."
148 Op een dag hoorde hij een hoop herrie door de stad aankomen, enigen riepen: "Zeg, U profeet van Galilea, ze hebben me verteld dat U de doden opwekt." Dat was de priester. "We hebben er hier een begraafplaats vol van. Kom hierheen en wek er een paar van op. Ze hebben me verteld dat U de doden opwekt. Ga er eens heen, wek er één op. Er liggen daar enige goede mannen. We willen wel eens zien dat U ze opwekt." Anderen zeiden: "Als Gij een profeet zijt, vertel me dan wat ik gisteren heb gedaan."
149 Weer anderen zeiden: "Ere zij God in de hoogste hemelen! Maak plaats voor de Koning van Israël!"
150 Honderden waren aan het ruziën. Nu, als u daarheen gaat, ooit naar Jericho gaat, let dan op de plaats waar hij zat. Hij bevond zich bijna tweehonderd meter bij de poort vandaan waar ze doorheen gingen. Nu, de mensen struikelden ongetwijfeld over hem. En de arme, oude kerel zat daar in de wind te huiveren, met vodden om zich heen. En geen lam om hem te leiden en geen duiven. En waarschijnlijk had hij geen brandstof voor de winter, en het kan rond oktober zijn geweest en het was koud. En daar zit hij in die toestand. En hij... Er moet toen een vriendelijke dame tegen hem hebben gezegd...
151 Hij zei: "Wie? Wat betekent al dat lawaai?" Weet u, er is iets eigenaardigs. Waar Jezus is, daar is altijd een heleboel lawaai. Ja. Juist. Hij zei: "Wat betekent al dat lawaai?" Wel, ze zeiden...
152 Deze aardige dame moet een volgeling van Jezus zijn geweest. Ze zei: "Weet u, dat is Jezus van Nazareth."
"Wel, wie is Jezus van Nazareth?"
153 "Wel, weet u, de Schrift zegt dat de Here God een profeet zal doen opstaan."
"O, ja! Bedoelt u de Zoon van David? Is Hij op aarde?"
"Ik heb Hem dat precies zien doen. Hij is het Woord. Zo is het precies."
154 Hij riep: "O, Jezus, heb... O, Jezus, Zone Davids, heb medelijden met mij!" Nu, hij wist dat Hij al gepasseerd was. Hij wist dat zijn lichamelijk geroep niet kon worden gehoord. Maar hij wist, dat als Hij het Woord was, en Hij die Messias was, Hij een profeet moest zijn, want de Messias was een profeet. En hij wist dat hij kon... zijn geloof in God. Ongetwijfeld schreeuwde hij het uit: "Jehova, heb medelijden met mij! Heb medelijden! Laat mij nu in staat zijn Hem te stoppen." En hij riep: "Gij Zone Davids, heb medelijden met mij!" Waarschijnlijk kon Hij dit door al het geschreeuw niet horen. Maar zijn geloof stopte Hem. Dat zei Jezus.
155 "En Jezus stond stil." Ik wil daar misschien op een keer, op een dag, over prediken: "En toen stond Jezus stil."
156 En Hij stond stil. Hij keek rond. En Hij zei: "Uw geloof heeft u gezond gemaakt." In het donkerste uur, toen kwam Jezus voorbij.
157 Net de ochtend daarvoor was er een... toen Hij... 's ochtends, net voordat Hij binnenkwam en daar die middag door de poort liep... Hij was de stad binnengekomen en daar was een man genaamd Zacheüs. En hij was de zakenman van de stad. En zijn vrouw Rebekka was een fijne vrouw en een gelovige in de Here Jezus.
158 Maar hijzelf geloofde het niet, omdat de rabbi tegen hem had gezegd: "Er zijn geen profeten. We hebben geen profeten gehad. Dat is een hoop onzin. Geloof iets dergelijks niet. U bent zo'n fijne, beschaafde man; en uw zaak hier. Wel, doet u dat in geen geval. Kijk naar uw standing in de kerk."
159 En daarom had hij tegen Rebekka gezegd: "O, dat is onzin. Zoiets als profeten bestaat niet."
160 Maar, weet u, Rebekka had gebeden, totdat zijn kleine hart op het punt stond te breken. Hij wilde het voor zichzelf ontdekken. Dus hij wist dat Hij die dag in de stad zou zijn. En weet u wat hij deed? Hij was klein van gestalte, daarom was hij niet in staat Hem te zien wanneer Hij voorbijkwam, vanwege de menigte. Dus hij zei: "Ik zal uitvinden of Hij een profeet is of niet. Als ik Hem recht aankijk, kan ik u wel vertellen of Hij er anders uitziet dan iemand anders." Dus klom hij in een boom en trok al de bladeren en dingen om zich heen, en zat daar. En zei: "Nu, weet je, als Hij voorbijkomt, zal ik Hem zien."
161 Dus toen Hij de bocht om kwam, zo lopend, de straat aflopend, kwam Hij vlak onder de boom. En Hij stopte, keek omhoog en zei: "Zacheüs, kom naar beneden. Ik ga met u mee naar huis." O, zijn donkerste uur. Was Hij een profeet of was Hij geen profeet? In het donkerste uur kwam Jezus voorbij. Hij wist wie hij was. "Zacheüs, kom naar beneden."
162 Zacheüs zei: "Als ik iets verkeerds heb gedaan, dan betaal ik het terug. Ik zal alles doen." Hij was overtuigd. Jezus kwam voorbij.
163 De vrouw met de bloedvloeiing was gegaan. De Bijbel zei: "Ze had al haar geld uitgegeven aan de dokters. Niet één ervan kon haar helpen." Ongetwijfeld hadden de dokters hun uiterste best gedaan, maar ze konden het niet. Ze konden haar niet helpen. Ze had gedurende jaren en jaren deze bloedvloeiing gehad, misschien sinds haar menopauze. En nu was ze een oude vrouw en het bleef doorgaan. Ze kon niet meer. O, ze had... Ze was in wanhoop. Ongetwijfeld had iemand, toen de kleine boot ginds tussen de wilgenbosjes schoof... Ze woonde boven op de heuvel. Misschien had haar man de paarden verkocht en een hypotheek genomen op de boerderij, en van alles, om te proberen zijn arme, kleine vrouw gezond te krijgen. En niet... Ze had over Hem gehoord. Ze zei: "Wie is dat daar beneden?"
Zei: "Dat is die Profeet van Galilea."
164 Ze zei in haar hart (had daar geen Schriftgedeelte voor): "Ik geloof Hem. Als ik slechts het kleed van die rechtvaardige Man kan aanraken, dan zal ik gezond worden." Als zij dat kon doen zonder een schriftuurlijke belofte, wat behoorden wij dan te doen mét de schriftuurlijke belofte? Ze drong zich erdoorheen.
165 Daar was de voorganger, ze stonden daar allemaal om haar te bekritiseren, om Hem uit te lachen en te proberen Hem het land te laten verlaten. Ze wilden niet dat hun mensen geestelijk helemaal in de war zouden raken. Ze zouden dan niet meer in de samenkomst passen. Daar was niets tegen te doen.
166 Maar Hij kwam hoe dan ook om een samenkomst te houden. Zie? En daarom ging Hij hem hoe dan ook houden. Dus we ontdekken dat er twee of drie waren die Hem wilden helpen om Hem toch over de rivier te krijgen. Dus dan ontdekken we, dat op... dat Hij begint te lopen.
167 Deze kleine vrouw, ze zei: "Wel, een dergelijke Man, zo belangrijk, ik ben te onbetekenend voor Hem."
168 En velen, enigen van hen, zeiden: "Uh, stel mij aan Hem voor, want ik wil zien of Hij een profeet is of niet. Uh, dus, wel, stel me aan Hem voor, Simon; Zo-en zo." Iedereen: "Hallo, Rabbi! Wel, ze zeggen dat U een profeet bent."
169 "Ja. Ja. Dank u, meneer. De Here zegene u." Zo ging het door, op die manier, terwijl Hij verder liep.
170 Ten eerste bleef deze vrouw zich tussen deze mannen doordringen, en eromheen, totdat zij nu Zijn buitenste mantel kon aanraken. De Palestijnse mantel hangt ruim; er is ook van binnen een kleed om het stof van de ledematen weg te houden. En Hij zou dat lichamelijk nooit hebben gevoeld. Toen raakte zij Hem aan. Dat was precies wat ze wilde doen. Ze liep terug en ging zitten.
171 Dat was haar donkerste uur, al haar geld was op, al het andere, en toen kwam Jezus voorbij. Jezus keerde Zich om en zei: "Wie raakte Mij aan?" Hij keek rond en daar was zij. Hij zei: "Uw geloof heeft u gered."
172 Moreel gezien kon de kleine vrouw bij de bron er niet slechter aan toe zijn geweest. Ze had... Ze had zojuist haar zesde man genomen, dus moreel gezien kon ze er niet slechter aan toe zijn. In ongetwijfeld haar donkerste uur ging ze daarheen en zei: "Wat ben ik een wrak! Ik ben een jonge, knappe vrouw, maar ik begin al een beetje ouder te worden. Ik begin al over de twintig te raken, dus mijn... kan niet langer..."
173 Onthoud nu, zuster, als u voorbij die twintig komt; als je voorbij de tweeëntwintig jaar komt, dan ga je minder worden, ongeacht of u dat denkt of niet. U wordt het. Ja. U gaat achteruit. Ook elke man. U, wanneer u ongeveer... u bent...
174 Dat vroeg ik eens op een bijeenkomst van de Kiwani's. Ik zei: "Vertel mij eens hoe dit komt: wanneer ik voedsel eet, maakt dit bloedcellen en ik word groter en sterker. Toen ik zestien jaar was, at ik hetzelfde als wat ik nu eet. Ik werd de hele tijd groter en sterker. Nu, sinds ik de tweeëntwintig ben gepasseerd – het maakt niet uit hoeveel ik eet, hoe goed ik voor mezelf zorg – toch word ik zwakker en ouder. Hoe kan dat bestaan, als ik mijn leven nu vernieuw? Iedere keer dat ik eet, vernieuw ik mijn leven, omdat ik er bloedcellen bij doe. Waarom bouwt het me nu niet op zoals het toen deed?" Je zou het niet wetenschappelijk kunnen bewijzen als je dat moest.
175 Het is een afspraak die God heeft gemaakt. En u zult er ook mee te maken krijgen. Onthoud dat maar. U komt daartoe. Giet water uit een kan in een glas, als het halfvol is geworden en je giet sneller, dan gaat het naar beneden; vertel me waar het naartoe gaat en wat er gebeurt. Zie? Het is omdat God die afspraak heeft gemaakt.
176 En deze kleine vrouw wist toen dat haar dagen zowat op waren. Haar beroep zou tenietgedaan worden. Dus liep ze te denken: "Wat zal ik doen? Maar", zei ze, "weet je, ik heb altijd gedacht dat op een dag de Messias zou kunnen langskomen." Ze liep daar naar de bron toe. Meestal is het zo dat wanneer u aan Hem denkt, dat Hij langskomt. Zie? En dus liep zij daarheen; duisternis. Al de vrouwen waren vertrokken. En zij was immoreel, kon niet met hen spreken of iets. Pakte de haken en wond de lier af. En ze begon...
Ze hoorde een Man zeggen: "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
177 Hij zei: "Dat klopt. U hebt er vijf gehad en degene met wie u nu leeft, is niet van u."
178 Toen werd zij wanhopig. Ze zei: "Meneer, ik zie dat U een profeet bent. Ik weet dat wanneer de Messias komt, Hij dat zal doen."
Hij zei: "Ik ben het."
179 O, de discipelen waren op een nacht op zee en alle hoop was vervlogen. Misschien zit u hier vanavond op dezelfde manier; alle hoop is vervlogen. Hun bootje was volgelopen met water en van alles. En Jezus, ze waren vertrokken zonder Hem.
180 En wat gebeurde er vervolgens, toen ze aan het schreeuwen en huilen waren en zich afvroegen wat er zou gebeuren? Ze zagen Hem komen aanlopen op de zee. Weet u wat? Ze waren bevreesd voor Hem. Het zag er spookachtig uit, het zag eruit alsof het een soort spiritisme was of zoiets. Zie? Hier komt een Man als een schaduw op het water aanlopen, en ze beginnen te schreeuwen. Het was het enige wat hen kon helpen, en toch waren ze er bang voor.
181 Als dat niet precies zo is vandaag; ze zijn er bevreesd voor, er bang voor.
182 Maar wat gebeurde er? Precies in hun bange uur kwam een stem die zei: "Wees niet bevreesd, Ik ben het." Toen kwam Jezus voorbij. O my! Jezus kwam voorbij. "Vrees niet, Ik ben het."
183 Nu, Jezus is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Ik vraag mij vanavond af... Ik moet wat overslaan van mijn tekst hier. Maar ik vraag mij vanavond af, of wij in dit uur... De Meester is gekomen zoals Hij beloofde en roept Zijn gelovende kinderen om Hem te herkennen in Zijn Woord dat Zich manifesteert. Ik vraag me af of Jezus naar ons toegekomen is. Dit is het donkerste uur dat de kerk ooit heeft gezien.
184 Nu, weet u wat? Spoedig zal iedere kerk tot die Wereldraad van kerken moeten behoren. En als u dat doet, zult u uw evangelische rechten verliezen; als u dat doet. En als u het niet doet, dan kunt u geen denominatie meer zijn. Omdat iedere denominatie erin moet gaan. U hebt het gelezen, evenals ik. Het is het donkerste uur dat de kleine gemeente ooit heeft gehad. Iedereen loopt het achterna. O Pinksteren, ontwaak!
185 En precies in dit donkerste uur, daar komt Jezus voorbij, om te bewijzen dat Hij bij u is. Hij is hier, zie, in het donkerste uur.
186 Ik hoorde een klein verhaal, geef me een ogenblik om het te vertellen. Een vrouw werd opgebeld, omdat de ambtenaar van de sociale dienst haar wilde bezoeken, omdat ze in armoede was geraakt. Ze had een zoon, en hij was een tijd daarvoor naar India vertrokken. En het was een erg fijne vriend, een fijne jongen. En de vrouw was dus zonder eten en zo komen te zitten, en de ambtenaar was gekomen voor een onderzoek, om te zien of ze van de bijstand voedsel kon krijgen. En toen hij daar was, zei de man: "Wel, hebt u helemaal geen geliefden om u te helpen?"
Ze zei: "O, ik heb een zoon."
Zei: "Wat doet hij?"
Zei: "O, hij is elektriciteits-ingenieur in India."
"Wel, waar werkt hij voor?"
Zei: "Voor de regering van de Verenigde Staten."
"Wel," zei hij, "helpt hij u niet?"
Zei: "Wel," zei ze, "hij helpt me niet. Maar..."
187 Zei: "Wel, waarom vraagt u hem niet, in plaats van de sociale dienst op te bellen?"
188 Ze zei: "Het is zo'n fijne jongen. Hij schrijft me zulke fijne brieven." En ze zei: "Weet u, ik houd zoveel van hem, dat ik hem niet kan vertellen dat ik in deze toestand ben."
189 Ze zeiden: "Hij schrijft u brieven en u hoort van hem, en dergelijke?"
"Ja."
"En toch helpt hij u niet?"
190 Zei: "Nee." Zei: "Maar hij stuurt me enige van de mooiste plaatjes die ik ooit in mijn leven heb gezien." En ze zei...
De man zei dus: "Laat me een paar van die plaatjes zien."
191 Ze zei: "Goed, meneer. Ik heb ze hier in de Bijbel liggen." En ze deed hem open en begon ze eruit te halen. Weet u wat het waren? Postwissels uit India, met plaatjes. Ze hebben allemaal plaatjes, ziet u, postwissels. Ze bezat duizenden dollars, maar ze wist alleen niet wat het waard was. Het zat allemaal verborgen in de Bijbel.
192 Ik vraag me vanavond af, of Jezus niet aan ons zou willen openbaren wat er in deze Bijbel verborgen is voor ons. Wij zijn rijk in Zijn genade en Zijn goedheid. Ik vraag me af, of Hij zou willen komen en ons roepen. Laten we door de Bijbel heen kijken en ontdekken wat we bezitten in Hem, terwijl we een ogenblik onze hoofden buigen.
193 Hemelse Vader, laat Uw genade... U bent hier, Vader. Wel, ik ben me daar erg van bewust. Want U zei: "Waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn, daar ben Ik in hun midden." En nu: "Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar dát zal nimmer voorbijgaan." Help ons nu vanavond als wij voor deze zieke mensen bidden gedurende de volgende paar ogenblikken. Maak Uzelf bekend, Here. Jezus, kom, en roep de zieken (wilt U?), zodat zij mogen weten dat U de alomtegenwoordige God bent. U bent hier, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Door Jezus' Naam, bid ik. Amen.
194 Vrienden, het duurt nog slechts een paar ogenblikken tot het werkelijk sluitingstijd is, maar laten we even een kleine gebedsrij oproepen. Zou u die willen hebben? Steek uw hand op als u nog ongeveer tien, vijftien minuten langer wilt blijven. In orde. God zegene u. Slechts... slechts... Vindt de conciërge daar het goed, is het in orde die tijd nog te nemen? Dank u zeer.
195 Nu, waar is Billy? Hoeveel kaarten heb je uitgedeeld? A, B, C. Welke hebben we eerst uitgegeven, de A's? Hebben we de A's opgeroepen, de eerste avond hier? [Iemand zegt: "Ja." – Vert] Laten we opnieuw vanaf de A's oproepen. Laat eens zien, waar vandaan begonnen we, Billy? Weet je het nog? 1, nietwaar? Ja. ["Eén."] 1 tot ongeveer... Laten we ergens anders vandaan beginnen. Laat eens zien, waar vandaan zullen we oproepen? Laten we zeggen 75.
196 Wie heeft gebedskaart A 75? Steek uw hand op. Zo, dat is goed; fijn. Die hebben we. Kom dan direct hierheen, 75.
197 76, steek uw hand op. 76, echt snel. In orde. Wie? Kan niet opstaan? Of, nee, het is helemaal achteraan. Neem me niet kwalijk. 76.
198 77, 77, zou u uw hand willen opsteken? Wie heeft gebedskaart... O, iemand hier. In orde. Precies hier, meneer, 77.
199 78. Snel nu, steek uw hand omhoog, 78. 78.
200 79, 80, 81, 82, 83, 84, 85. Laat dat... Sta daar nu snel op. Heb even een...
201 Nu, zouden de anderen echt stil willen zitten, eerbiedig? Loop nu niet heen en weer. Alleen degenen die werden geroepen.
202 79, 80. 80 tot en met 85. Het lijkt of ze niet... Misschien is vier of vijf avonden geleden hun een kaart gegeven. Misschien zijn ze nu... 85 tot en met 90, kom hier, tot zover kom hier. Met A nu, A, een gebedskaart A, vanaf 75, 80, 85, 90. Dat zullen vijftien mensen zijn. Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien... Daar zijn ze. Fijn. Dat is goed. Dat zal fijn zijn, nu slechts voor een ogenblik.
203 Nu, hoeveel van de rest van u zijn er daar, die geloven dat u hetzelfde kunt doen als wat die kleine vrouw deed, de zoom van Zijn kleed aanraken? Steek uw hand op, zeg: "Ik... ik geloof. Ik geloof echt dat ik de zoom van Zijn kleed kan aanraken."
204 Nu is de Meester gekomen. Nu zal Hij... Hij staat gereed om u te roepen, als u Hem slechts gelooft. Betwijfel Hem nu niet. Geloof Hem. Heb nu slechts geloof. Wees echt eerbiedig. Geloof nu met uw hele hart dat de Meester is gekomen en u roept.
205 Nu, terwijl de gebedsrij daar in orde wordt gezet, ik denk dat er een paar broeders zijn die helpen om de gebedsrij in de juiste volgorde te krijgen. Nu, iedereen heeft een kaart. Is... Hoeveel meer kaarten zijn hierbinnen? Laat mij uw handen zien. Houd ze bij u. We zullen voor hen allen bidden. Het kan me niet schelen wie ze zijn, we zullen... Als de Here mij laat leven, zal ik voor iedereen bidden voordat ik zondag vertrek.
206 Onthoud nu, dat er morgenochtend een ontbijt is voor predikers. En hebt u aangekondigd waar het is? Het is afgekondigd. In orde. Als u daarvoor kunt komen, kom dan. Het zou... Ik vermoed dat van mij wordt verwacht dat ik daar spreek, 's morgens vroeg? [Iemand zegt: "Ja, ontbijt." – Vert] In orde. Goed. Fijn. In orde.
207 Wat zeg je? Ik verstond je niet. Ik riep er ongeveer vijftien. 75, 80, 85, 90, iets dergelijks. Dat... Dat zal in orde zijn. Zoals... In orde. Begin ze naar boven te sturen. Als u kijkt, nu, dat is... Zie?
208 Nu, laat iedereen echt eerbiedig zijn. Nu, luister nu. Ik weet dat u morgenochtend moet gaan werken. Uw baan is belangrijk. Dat weet ik. Uw kinderen wachten op u. De babysitters zeiden dat ze om half tien zouden weggaan. Maar laten we even wachten. Wat is belangrijker dan om te weten of dit de waarheid is of niet? Wat is er belangrijker dan uw ziel? Nu, als deze Bijbel dit heeft beloofd en God doet het, dan is dat de belangrijkste zaak waaraan ik kan denken. Zie?
(Daar staat een stoel met het geluidssysteem erop, en dat maakte dat geluid.)
209 Nu, kijk. Onthoud nu, laat nu iedereen hiervan overtuigd zijn. Ik hoop niet dat ik de indruk bij u heb gewekt dat ik een soort cultus ben of zoiets, dat ik die Persoon, de Here Jezus, zou zijn. Dat gelooft u niet, nietwaar? Dat doet u beslist niet. Ik ben Zijn dienstknecht. Ik ben een zondaar die door genade is gered. Maar wat dit betreft, het uur is gekomen dat Hij een gave heeft gegeven.
210 Kort geleden moest ik een onderzoek ondergaan, en een groep medici sprak er met mij over dat ze mij een test wilden laten doen door middel van radiogolven. En weet u waar ze mee voor de dag kwamen en wat ze mij vertelden?
211 Zei: "Ik heb nog nooit zoiets in mijn leven gezien." Hij zei: "Weet u, u bent..." Zei: "Een persoon heeft vijf zintuigen waardoor het lichaam wordt bestuurd." Zei: "Nu, uw..." Zei: "Het eerste van u is uw bewustzijn. Daar leeft u in. Maar wanneer uw vijf zintuigen non-actief worden, dan hebt u een onderbewustzijn. Dat is ver bij u vandaan. U moet dood zijn voor deze gevoelens of iets wat hier is, als u hier teruggaat naar dit onderbewustzijn en u droomt." Zei: "Er is een deel van u dat ergens heengaat. En u, wanneer u wakker wordt, weer terugkomt in dit bewustzijn – u schudde daarin terug – dan herinnert u zich wat u droomde."
212 Hoevelen hadden ooit een droom? Zeker, jaren geleden, u allemaal. Wel, er is ergens een deel van u, want u herinnert het zich nog in uw gedachten. Klopt dat? Dat was dus uw onderbewustzijn.
213 Hij zei: "Dat is normaal. Maar", zei hij, "eerwaarde Branham, bij de tienduizenden duizenden mensen die wij ooit hebben onderzocht, hebben we nooit een karakter gevonden als u."
Ik zei: "Ben ik gek?"
214 Hij zei: "Ik denk niet dat mensen van over de hele wereld komen om met een gek te praten."
En ik zei: "Wel, ben ik het? Ik weet dat ik nerveus ben."
215 Hij zei: "Niet meer dan welke andere prediker of dokter; iedereen die met het publiek handelt."
Ik zei: "Wat is er zo vreemd?"
216 Hij zei: "Weet u wat? Uw twee bewustzijnen liggen precies bij elkaar." Zei: "U zou een droom kunnen dromen met uw ogen open." Zie?
Hij wist niet wat het was, hoe dat zat. Ik zei: "Is dat zo?"
217 Hij zei: "Ja. U zou niet hoeven te gaan slapen om een droom te dromen."
218 Ik zei: "Dokter, hebt u ooit gelezen in de... over een visioen? Weet u wat een visioen is?"
Hij zei: "Is dat een Bijbelse term, meneer Branham?"
Ik zei: "Ja."
219 Hij zei: "Wel, ik weet niets over de Bijbel." Hij zei: "Ik zou niet weten waar u het over hebt."
Ik zei: "Hebt u ooit de Bijbel gelezen?"
Hij zei: "Ja."
"Lees nog eens in de Bijbel over de vroegere profeten van het Oude..."
"O," zei hij, "dat! Wat? Zij voorzagen dingen?"
"Ja," zei ik, "dat gebeurt bij mij, meneer."
220 Hij zei: "Dat, ik ben blij dat u... Dat maakt het duidelijk. Wel, dat is het, zie." Hij zei: "Weet u wat? U zou... u zou naar binnen moeten gaan om ons dit te laten onderzoeken." Zei: "Dit zou een geweldig wetenschappelijk onderzoek zijn."
Ik zei: "Wacht even, dokter. Hebt u wel eens een droom gehad?"
Hij zei: "Ja."
221 Ik zei: "Droom dan een droom voor mij. Vertel mij wat er morgen gaat gebeuren. Dat zou u niet kunnen als u dat moest. Zie? Degene die u die droom geeft moet dat doen."
222 "Evenmin kan ik een visioen zien. Het moet Hem zijn, Die visioenen laat komen. Ik kan ze niet zien, totdat Hij ze mij bekendmaakt. Ik weet niet wat ik moet zeggen, totdat Hij mij vertelt wat ik moet zeggen. Maar het is een gave, ziet u, waarmee ik werd geboren. Het eerste in mijn leven wat ik mij kan herinneren, was het zien van een visioen. En niet één keer is het ooit fout geweest." Zie? Het is uw... uw... Daarom ziet u mensen...
223 We hebben heel veel nabootsingen. Dat is absoluut waar. Maar dat zullen we altijd hebben. Beslist.
224 Ik las het verhaal van Maarten Luther – tot u, Lutheranen. De geschiedenis van Maarten Luther vermeldde: "Het was niet zo vreemd dat Maarten Luther kon protesteren tegen de Katholieke kerk en dat overleefde; maar dat hij zijn hoofd boven al het fanatisme kon houden dat op zijn opwekking volgde, en toch zuiver bij de Schrift blijven." Dat is het. Ja.
225 Dat heeft niets met hen te maken. U bent verantwoordelijk voor God. Want, kijk, het is slechts een gave. Zie? Je geeft jezelf hieraan over en dan spreekt de Here.
226 Nu, hier. Hier, is dit de vrouw? Nu, hier, dit zou het nu moeten bewijzen aan iedereen. Wees echt eerbiedig gedurende een paar ogenblikken. Misschien is hier een nieuwkomer. Nu, hier is een jonge vrouw, ik heb haar in mijn leven nog nooit gezien. Ze is een vreemde voor mij. Ik ken haar niet.
227 Maar hier ontmoeten wij elkaar, precies zoals in Johannes 11, ik sprak daarover vanavond, zie, toen... ik bedoel Johannes 4, waar Jezus de vrouw ontmoette bij de bron. Ik sprak over haar. Waarschijnlijk was zij veel jonger dan Hij. En Hij vertelde haar wat haar probleem was. En door dat, zei zij: "Nu, Meneer, U, ik begrijp dat U een profeet bent."
228 Nu, kijk, een profeet is iemand tot wie het Woord van God is gekomen. De profetie voor die dag, het Woord dat vervuld moet worden in die dag, komt tot die man, en hij is dat levende Woord voor die dag.
229 Ze zei: "Ik bemerk dat U een profeet bent. Nu, wij wachten op die Profeet." Als u die aanhaling opzoekt, het heeft direct betrekking op die Profeet. Ze zei: "Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij dat zal doen. Hij zal ons deze dingen vertellen."
Hij zei: "Ik ben het, Die tot u spreekt."
230 En ze liep weg en zei: "Kom, zie een Man Die mij de dingen vertelde die ik heb gedaan. Is dit niet de Messias?" En al de mensen geloofden het.
231 Nu, Hij beloofde dat: "De werken die Hij deed, zouden de gelovigen ook doen." En nu, in deze laatste dag, bewijst Hij Zijn naderende komst daarmee, wanneer Hij Zichzelf op dezelfde manier openbaart als bij Sodom.
232 Hebt u deze week naar de boodschappen geluisterd? Gelooft u dat het de waarheid is? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Nu, wij zijn vreemden voor elkaar, dat klopt, nietwaar? ["Ja."] Opdat de mensen het kunnen zien, steek uw hand op, zodat de mensen het zien.
233 Ik heb de vrouw nooit eerder in mijn leven gezien. Ik weet totaal niets over haar. Zie? Ze is gewoon een jonge vrouw, veel jonger dan ik. Jaren uit elkaar geboren, mijlen uit elkaar, en hier ontmoeten wij elkaar voor de eerste keer. Hier staan wij beiden, met mensen en lichten en van alles om ons heen. We staan hier in de tegenwoordigheid van God. En ik spreek met u om het te ontdekken, maar eerst moet die zalving op mij komen. En als die komt, dan zal ik in staat zijn het te doen. Zonder dat kan ik het niet. Nu, dan is het enige wat ik doe: bidden en handen op u leggen zoals uw voorganger zou doen, of wie het ook zou zijn, en verdergaan. Zie? Het is een gave. Ik heb mijzelf, zover ik weet, er voor ontspannen. Maar toch kan ik niet maken dat het komt. Hij moet komen. Het moet Zelf komen.
234 Wees nu eerbiedig. Het is hier. Nu, in de Naam van Jezus Christus, neem ik iedere geest hierbinnen onder mijn controle, voor de heerlijkheid van God. Zit nu stil. Als er iets gebeurt, zal ik in staat zijn er de controle over te hebben, als u maar niet opspringt en tekeer begint te gaan. Zit stil. Soms komt er epilepsie en dergelijke de samenkomst in en grijpt er een stuk of twaalf, op die manier. Hoevelen hebben zo iets als dat zien gebeuren in mijn samenkomst? Zeker. Zie? Zeker. Maar zit u stil. Ik ben daar verantwoordelijk voor. Maar als u arrogant bent, dan ben ik niet verantwoordelijk, omdat het een straf is.
235 Nu, ik heb geen enkel idee waarvoor de vrouw hier is. Nu, ze weet nu op dit moment dat er iets gaande is. Zie? Want precies tussen haar en mij in... Ze begint nu onzichtbaar te worden. Het is dat Licht dat binnenkomt.
236 Nu, de vrouw is eigenlijk, de voornaamste zaak waarvoor zij hier is, is dat zij voor iemand anders staat. Ze heeft iemand anders voor wie zij bidt. En dat is een persoon die er erg slecht aan toe is, met een zenuwinstorting. Het is een zuster. Dat is waar. Als dat waar is, steek dan uw handen omhoog. Met een zenuwinstorting. Nu, kijk.
237 Dan zeggen de mensen: "Ik denk dat hij dat slechts raadde." Nee, nee. Zie? Raadde dat nooit.
238 Let nu op. Ze is een erg fijn persoon, een goede geest. Nu even een moment. Kijk nu naar mij. En dat was wat Petrus en Johannes bij de poort zeiden: "Kijk nu naar mij." Zie? Er scheen nog iets in uw hart te zijn. Ja. U lijdt zelf aan een soort duizeligheid, die u krijgt. Dat hebt u. Dat is juist.
239 U hebt iets anders op uw hart, waar u iets over wilt weten, dat is voor die broeder. Hij is hier in het ziekenhuis. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Wilt u dat ik u vertel hoe hij daar is terechtgekomen? Hij was in een auto-ongeval. Dat is juist. Huh! Gelooft u dat u ontvangt waar u om vroeg? Ga dan op weg. Dan is het allemaal voorbij. Zie?
"Indien gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk."
240 Hoe maakt u het, dame? Nu, gelooft u dat Jezus Christus de Zoon van God is, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer? [De zuster zegt: "Dat doe ik." – Vert] Als Hij aan mij zou openbaren wat uw probleem is, gelooft u dan dat Hij dat kan doen? ["Dat doe ik beslist."] In orde. Moge Hij het nu toestaan.
241 Eén ding waaraan u lijdt, ja, uh-huh, ten eerste, u bent geopereerd. En er is een borst bij u verwijderd, geamputeerd. Dan hebt u uw borst bezeerd, uw andere borst en dat is uw probleem. U komt hier niet vandaan. [De zuster zegt: "Nee." – Vert] U komt uit de buurt van een rivier... U komt uit Louisville, Kentucky. ["En vlak bij u."] En uw naam is mevrouw Lumpkins. God zegene u. Dat, dat is waar. U bent in de Tabernakel geweest. Ik herkende u niet. Maar dat is precies juist. Ga op weg en geloof nu. God zegene u. Dat is fijn. In orde.
242 Kom nu. Gelooft u met uw hele hart, meneer? Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? [De broeder zegt: "Dat geloof ik." – Vert] Gelooft u dat u, wanneer u komt, op dezelfde manier komt als Simon Petrus die keer? Zie? U komt niet naar mij. U komt naar Hem toe. En ik ben alleen maar Zijn vertegenwoordiger. Zie? Hij... ik... Wij zijn de ranken; Hij is de Wijnstok. Nu, als de Here Jezus... Wij zijn totaal vreemden voor elkaar, neem ik aan. En als wij volkomen vreemden voor elkaar zijn, en de Here Jezus aan mij zoiets kan openbaren als aan Simon Petrus, aan enige anderen toen zij kwamen, zal dat maken dat u met uw hele hart gelooft? Zou u dat geloven? ["Ja."] Nu, in orde, meneer. Kijk nu even een ogenblik naar mij.
243 Nu, uw probleem, ik zie u. Het is iets met uw maag. Het is in... Het is een tumor in de maag. [De broeder zegt: "Dat is waar." – Vert] Dat is waar, een tumor in uw maag. Zeg, tussen twee haakjes, u bent ook een prediker. ["Ja."] Jazeker. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? Gelooft u dat God u kent? ["Dat doe ik, met mijn hele hart."] Geheel, met uw gehele hart. In orde. Eerwaarde Brown, ga verder, wees gezond, Jezus Christus...
244 Geloof. Gelooft u dat God uw artritis kan genezen en u gezond maken? Ga, geloof het dan. Zeg: "Dank U, Here Jezus."
245 Kom, dame. U lijdt aan nerveusheid. Gelooft u dat God u daarvan kan genezen? [De zuster zegt: "Amen." – Vert] In orde. Ga dan en zeg: "Prijs de Here!" Kijk, een klein wieltje draait diep hier beneden. Vroeger draaide het hier boven. Vroeger was u een gelukkig persoontje, toen u jong was, vol met vreugde en plezier. En opeens gebeurde er iets. Ga daar nu weer omhoog en geloof dat opnieuw. Begin gewoon, blij, u verheugend. Jezus Christus zal u ernaartoe brengen. God zegene u. Ga, geloof het nu met uw hele hart. In orde.
246 Gelooft u? U wordt ook gaandeweg kreupel. Gelooft u dat God dit kan genezen en u gezond maken? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] In orde. Ga dan en zeg: "Dank U, Here Jezus", en met uw hele hart.
247 Gelooft u dat God die astma kan genezen en u gezond maken, zoon? Ga dan op weg, u verheugend, wees gezond en blij. Ook zwakheid, prostaat, en artritis. Gelooft u dat God dat in orde kan maken, u genezen? [De broeder zegt: "Ja." – Vert] Als u het met geheel uw hart gelooft, ga dan op weg, u verheugend en zeg: "Dank U, Here."
248 Nu even een ogenblik. Slechts een ogenblik. Er gebeurde iets. Een ander persoon dan deze. Geloof nu met geheel uw hart.
249 Het is deze dame die hier zit, ze lijdt aan een rugkwaal. Gelooft u dat Jezus Christus u gezond maakt, met heel uw hart? In orde. Dan kunt u hebben waar u om vroeg. Zie? De Here Jezus geneze u en make u gezond.
250 "Indien gij kunt geloven; alles is mogelijk, voor degene die gelooft." Gelooft u dat met uw hele hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoe denkt u daar over, die daar zit en lijdt aan deze hernia? Gelooft u dat God u van die hernia zal genezen en u gezond maken? Ja. Gelooft u dat Hij dat zal? In orde. U kunt hebben waar u om vroeg. De Here zegene u.
251 Kijk, Hij is daarginds precies Dezelfde als hier. Dat behoorde ons gewoon aan stukken te scheuren, nietwaar? Denkt u dat God die suikerziekte zal genezen en maken dat u gezond wordt, ga dan naar huis en die bloedkwaal zal... Ga naar Golgotha voor een bloedtransfusie, dan zal het allemaal voorbij zijn. Ga, geloof het met uw hele hart. Twijfel niet. Geloof slechts met uw hele hart dat God u gezond zal maken.
252 Kom hier. U hebt de gevaarlijkste ziekte die er in de wereld is. Dat is een hartkwaal. Maar Jezus leeft in het hart. Gelooft u dat Hij u in dat hart zal genezen? In orde. Ga op weg en zeg: "Dank U, Here Jezus", en Hij maakt u gezond.
253 Ga, eet uw avondmaal. Jezus Christus genas u van die maagkwaal, maakt u gezond. In orde.
254 Gelooft u? Gelooft u, als ik geen woord tot u zeg, slechts handen op u leg, dat u toch gezond zult worden? De Here zegene u. Geloof slechts met uw hele hart.
255 Gelooft u, als ik handen op u leg, dat u ook gezond zult worden? Kom. In de Naam van Jezus Christus, moge zij genezen worden.
256 Kom. Nu, u weet dat ik weet wat er verkeerd met u is. Maar toch, zelfs al zou ik u dat niet vertellen, gelooft u dan dat die tumor niet hoeft te worden weggehaald, en dat het in orde zal zijn van nu af aan? [De zuster zegt: "Ik ga het niet laten weghalen." – Vert] In orde. In orde. Ga dan gewoon verder, geloof God, u zult gezond worden en in orde zijn. ["Denkt u dat er iets verkeerd met mij is?"] Als... als u dat slechts gelooft, zal Hij het weghalen. U hoeft dat zelfs niet te laten doen, als u slechts gelooft met uw hele hart. ["Ik laat het er nooit uithalen."] Prijs de Here.
257 Gelooft u nu dat God kanker geneest, en mensen met kanker gezond maakt? [De broeder zegt: "Beslist." – Vert] In orde, meneer. Vervolg uw weg en zeg: "Dank U, Here, ik zal gezond worden." En u zult gezond worden.
Nu, Jezus is gekomen en roept u. Gelooft u dat?
258 Gelooft u dat, dame, die daar zit, enigszins gezet, met die voorhoofdsholteontsteking? Gelooft u dat God u gezond zal maken? In orde. Zie? Door alleen hierheen te kijken, gewoon op te letten en te geloven. En dat...
259 De dame die daar naast u zit, schudde haar hoofd. Ze wist niet wat ze ervan moest denken. Als u zult geloven, zal uw artritis u ook verlaten. In orde.
Gelooft u met uw hele hart?
260 Deze oudere man die hier zit uit Okeechobee, daar aan die kant, gelooft u dat Jezus Christus uw ogen zal genezen die blind worden? U kunt hebben wat u hebt gevraagd, als u het vraagt.
261 De Meester is gekomen en roept u. Gelooft u Hem? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ga dan nu op uw voeten staan en neem Hem aan, en zeg: "Ik geloof U, Here Jezus, precies nu. Ik hef mijn handen op en geloof dat U mij nu geneest."
Here Jezus, dit gehoor is van U. Wij zijn laat, Here.
Ga mij niet voorbij, o vriendelijke Heiland,
Hoor mijn nederige roep:
Terwijl Gij anderen aan het roepen zijt,
Ga mij niet voorbij.
Gij, de Stroom van al mijn troost,
Meer dan leven zijt Gij mij;
Wie heb ik nevens U op aarde?
Of in de hemel, behalve Gij?
Blinde Fanny Crosby deed die uitspraak.
262 Here Jezus, ga aan niemand van hen voorbij, geef aan ieder van hen hun genezing vanavond. Ik draag hen aan U op, in de Naam van Jezus Christus.
263 Hef nu uw handen omhoog en zing de lofzangen. Ik zal voor hen bidden. In orde. Iedereen, gelooft u Hem?
264 Nu, meneer de organist: Ik wil Hem prijzen, ik wil Hem prijzen. Geef ons het akkoord. In orde.
Nu iedereen met uw handen omhoog:
Ik wil Hem prijzen; ik wil Hem prijzen,
Het Lam prijzen, voor zondaren geslacht;
Geef Hem heerlijkheid, gij alle mensen,
Want Zijn bloed heeft iedere vlek weg gewassen.
265 Geef nu iemand naast u een hand en zeg: "God zegene u, vriend. Ik ben blij te weten dat u Jezus hebt aangenomen als uw Genezer." Nu, dat is goed. Dat is juist. Geef een hand en zeg: "Dank de Here."
266 Laten we nu onze handen opheffen naar Hem en opnieuw zingen met ons hele hart; onze harten gebogen, onze ogen gesloten; nu met heel ons hart:
Ik wil Hem prijzen; ik wil Hem prijzen,
Het Lam prijzen voor zondaren geslacht;
Geef Hem heerlijkheid, gij alle mensen,
Want Zijn bloed heeft iedere vlek weg gewassen.
267 Heeft Hij Zich voldoende onder u gemanifesteerd, zodat u Hem kunt aannemen? Gelooft u dat Hij hier is? Gelooft u dat Hij dat is? Vrienden, als ik daar in het gehoor zou kunnen komen en ieder van u genezen, dan zou ik dat beslist doen. Ik zou dat graag doen. Ik zou het van ganser harte doen. Maar, dat kan ik niet. Ik heb geen enkele mogelijkheid om dat te doen. Maar het enige wat ik heb, is deze kleine gave die ik u liet zien, en die maakt de belofte uit de Schrift bekend dat Jezus Christus precies hier bij ons is, Zijn belofte houdend. O, dat behoorde onze harten in vuur te zetten. My, denk toch eens aan Jezus, die wondervolle Naam!
268 Eenmaal, toen die Naam de eerste keer werd uitgesproken, toen Maria in Judéa kwam... En Elizabet was zwanger geworden, en de kleine Johannes was zes maanden oud in de schoot van zijn moeder, en had nog niet bewogen. Nu, iedereen weet dat de baby met ongeveer drie maanden of uiterlijk vier maanden beweegt. En Elizabet vond het vreemd dat ze... het had nog niet bewogen. Ze had zichzelf verborgen. En toen zag ze Maria aankomen met een stralend gezichtje door de heerlijkheid van God. En ze zei: "Weet je..." En ze zag dat ze moeder zou worden en ze zei: "Ik vermoed dat jij en Jozef getrouwd zijn?"
"Nee. We zijn niet getrouwd."
"Wel, uh, en je zult een baby krijgen?"
269 "Ja. De Heilige Geest overschaduwde mij, en Hij zei dat wat in mij verwekt zou worden de 'Zoon van God' genaamd zou worden. En ik moest Zijn Naam 'Jezus' noemen."
270 En direct toen zij "Jezus" zei, de eerste keer dat de Naam van Jezus Christus ooit door menselijke lippen werd uitgesproken, ontving de kleine, dode baby, in de schoot van zijn moeder, de Heilige Geest, en begon op te springen van vreugde; in de schoot van een moeder.
271 Wat behoorde de Naam van Jezus te doen bij een wedergeboren gemeente? Ik begrijp het niet. Glorie aan God! Hij is Jezus Christus, de Zoon van God, de Levengever. Amen. Laten we Hem prijzen. Hef uw handen omhoog. En ik zal Hem prijzen. Halleluja!