Een paradox
Door William Marrion Branham1 De Here zegene u. Ik beschouw het werkelijk als een groot voorrecht deze morgen hier te zijn. Ik was... Het is een onverwachte zegening, omdat ik niet had gedacht dat ik dit voorrecht zou hebben om speciaal alleen tot u te kunnen spreken, wat we een "geselecteerde groep" zouden kunnen noemen: de predikers, en mijn broeders hier, die in deze samenkomst samenwerken om dit mogelijk te maken. Ik wilde deze gelegenheid graag hebben. Op deze manier krijg ik wel eens een kans om dingen uit te leggen die ik niet op het podium uitleg, omdat je daar een gemengd gehoor hebt.
2 En ik ontmoette hier vanmorgen een procureur, een van de broeders van de Christen Zakenlieden. En gisteravond sprak ik over Zacheüs. Toen hij daar eenmaal was, weet u, toen hij... Jezus was in de... Hij geloofde het, zoals ik het afschilderde, nauwelijks: "Hij was geen profeet." Maar toen Jezus onder de boom stilhield, en opkeek en hem bij zijn naam noemde, toen kwam hij naar beneden. Ik vertelde helemaal niet wat er verder met Zacheüs gebeurde. Weet u wat er met deze knaap gebeurde? Hij werd lid van de Volle Evangelie Zakenlieden, een afdelingslid daar; dat klopt. Natuurlijk zou Jezus niets anders hebben dan een vol Evangelie, weet u. Dus omdat hij een zakenman was, was dat een deel van uw... U zou dat dan kunnen onthouden.
3 En ik sprak gister dus over... tijdens de laatste samenkomst, over het hebben van een rechtszaak. En Jezus werd voorgeleid, of God werd voorgeleid, wegens Zijn Woord, dat Hij Zijn beloften brak. Velen van u hebben het gehoord. Dus ik dacht erover dit misschien zondagmiddag te brengen, deze rechtszaak. Misschien zou deze procureur hier dan in staat zijn mij te corrigeren over iets van de procedure die ik uiteenzet.
4 Maar om hier vanmorgen te zijn, is beslist een voorrecht. Ik keek om me heen en zag verschillende vrienden, zoals een kleine jongen hier, een kleine vriend hier die mij daar even apart riep. En hij was kreupel. Hij zei: "Broeder Branham, als u mij alleen maar vertelt dat ik hier naar buiten kan lopen, dat is alles wat ik wil dat u doet." Zie?
En ik dacht: "Wat – wat lieflijk!" Zie?
5 Maar kijk, deze dingen zijn een beetje anders dan wat we... u denkt dat ze zijn. Zie? Zie? Nu, ik geloof dat het daar is waar veel van de broeders van het pad afraken. Zie? Zie? God zal hen iets laten doen met een beetje geloof. Dan krijgen ze het gevoel dat bij alles waar ze op stuiten ze het gewoon kunnen zeggen, en dat is alles.
6 Maar, ziet u, hoe kan ik ZO SPREEKT DE HERE zeggen, tenzij Hij het mij eerst vertelt? Ik moet het eerst krijgen. Als dat niet zo was, zou ik zeggen: "Zo spreekt William Branham", maar dat zou geen enkel goed doen. Maar nu kijk, Hij moet het mij eerst vertellen.
7 Er kwam een man aanrijden in een ambulance met de baby's. En ik had het heel druk. Hij zei: "Wel, ik... Als u het alleen maar tegen mij zegt; kom hier en zeg dat mijn baby in orde zal zijn. Dat is alles wat ik wil weten." Wel, wat is dat lieflijk. Maar hoe kan ik dat zeggen, tenzij ik het weet? Zie? Als ik...
8 Sommige mensen gaan alleen af op een indruk. "De Here vertelde mij dit te doen." Wel, dikwijls bent u dat zelf. Zie? U moet het werkelijk zien en het weten.
9 Hoe zou ik... kon ik... Hoe kan broeder Fox hier iets zeggen, tenzij hij eerlijk is? Hij zei: "Broeder Branham zei dit en dat." En als ik dat niet had gezegd, is hij – dan beschuldigt hij mij valselijk door te zeggen dat ik iets zei wat ik niet heb gezegd. Maar als ik het echt heb gezegd, dan moet ik erachter staan.
Dus als de Here iets zegt, dan staat het vast.
10 Daarnet ontmoette ik hier een kleine Baptist. En hij is geen Baptist. Ik denk dat hij een Pinkster-Baptist is, zoals ik. En hij is nog zo'n goede, oude zuiderling. Ik zag hem hier vanmorgen dit Georgia ijs eten, met die korreltjes erop. En hij was dus een van die volhardende types, weet u. En hij rookte sigaretten, en een echt goede Baptist, en toch... Dus hij – hij... En er waren een heleboel dingen met hem aan de hand. En hij hield vol.
11 Nu, hier tijdens de samenkomsten zijn het deze... u, u mensen. De mensen doen dat zelf. Zie? En het is Christus Die naar Zijn lichaam komt. Zie?
12 Nu, laat mij dat nu goed zeggen, er even met u bij stil blijven staan. Zie? Christus Die naar Zijn lichaam toekomt, dat betekent niet naar mij alleen. Ik ben het lichaam niet. Ik ben slechts een lid van dat lichaam. Zie? U bent ook een deel van dat lichaam: "Door één Geest." I Korinthe 15... I Korinthe 12: "Door één Geest zijn wij allen in één lichaam gedoopt." Wij zijn leden van dat lichaam, ieder van ons, of je nu Methodist, Baptist, Lutheraan, Eénheids, Tweeheids, Vijfheids, of wat ook bent. Zie? "Door die ene Geest zijn wij allen in één lichaam." Als God de Eénheids erin aanneemt, met zijn speciaal idee; de Kerk van God erin aanneemt met zijn speciaal idee; de Methodist erin aanneemt met zijn speciaal idee; de Assemblies erin aanneemt met zijn speciaal idee, is dat Zíjn zaak.
13 Ik heb negen broers en we zijn allemaal verschillend, maar we hebben allemaal dezelfde ouders. Zie? We zijn stuk voor stuk Branhams. Nu, mijn broers... Ik ben de jager. Ik houd van jagen en vissen. De anderen hebben er geen interesse voor. Ze houden ervan golf te spelen en dergelijke, maar ik niet. Kijk, dat is mijn bijzonderheid. Maar toch is hun vader mijn vader. Zie? Maar als het op onze papa aankomt, zijn we het er allemaal over eens dat het onze papa is.
14 En op die manier doen wij dat ook. Nu kijk. De gemeente is slechts aan het opgroeien. Zie?
15 Zoals ik vanavond zou gaan spreken over "De ontsluiering van de ene ware God"; maar ik denk dat dit een beetje te lang gaat duren. Ik let op de mensen, ongeveer na negen uur worden ze rusteloos. Ik dacht dat ik gewoon zou wachten tot ik een keer in de Tabernakel ben. Ik heb iets anders in mijn gedachten, misschien voor vanavond, om een boodschap van redding te brengen. Dat is wat wij proberen. Dat is onze... wat we hier proberen te doen.
16 Nu, tot u prediker-broeders, we hebben Goddelijke genezing gemist. Zoals de oude doctor Bosworth, die onlangs naar huis is gegaan in de heerlijkheid, hier niet lang geleden sprak. Hij zei dikwijls: "Goddelijke genezing is het lokaas dat je op de haak doet. Je laat de vis de haak nooit zien. Je laat hem het aas zien. Hij pakt het aas en krijgt de haak." Op die manier is het dus. Wij... Goddelijke genezing trekt slechts de aandacht. Zie?
17 Het is dus redding dat ons streven is. Ons streven is de kracht van het lichaam van Christus. Begrijpt u?
18 En al uw verschillende organisaties, sommige... Ik ben niet zo'n voorstander van de organisatie, om alleen maar te zeggen: "Ik hoor hierbij."
19 Ik werd geordineerd als Baptist. En toen ik over de Pinkstermensen hoorde, dacht ik: "My! Wat is dit?" Ik dacht: "Daar ga ik mij bij aansluiten." Ik kwam bij hen. Ze zijn net zo verdeeld als de Baptisten met allemaal verschillende soorten dingen. En ze waren allemaal... Ik dacht: "Welnu, ik ga me bij geen van allen aansluiten. Ik ga precies tussen hen instaan en sla mijn armen om hen allen heen en zeg: 'Wij zijn broeders.'" En kijk, het systeem dat ons ervan weerhoudt zo te zijn, dat is waar ik op tegen ben, het systeem, dat. Zie?
20 En om die reden behoor ik bij één groep, en dat is de Volle Evangelie Zakenlieden. Zie? Wij willen onze tent zover uitstrekken dat het alles, hen allemaal, zie, iedereen zal insluiten. Wij zijn allemaal broeders. Kijk, wij zijn allemaal broeders in Christus. Nu, één van mijn grote sponsors is de Assemblies, en de Verenigden, en de Foursquare, en de Kerk van God. En al deze broeders hebben bewezen echte mannen te zijn.
21 Nu, wat is het? Christus Die naar Zijn lichaam komt. Christus is het Woord. We weten allemaal dat de zalving Christus is, Die op het Woord komt, Die het Woord levend maakt. Klopt dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat is de zalving. Christus is de zalving, de Geest Die op het Woord komt, Die het Woord opwekt om het levend te maken. Nu, het Woord is in uw hart. U gelooft in Goddelijke genezing, en wat dies meer zij. Zie? En Christus, de zalving, komt naar Zijn lichaam. Ziet u de samenhang daar? Precies zoals man en vrouw één worden. Nu, de gemeente moet naar de bediening komen, totdat de gemeente en Christus één worden. Hij kan u zalven voor iedere zegening die in de Bijbel staat. Alles ervan is het uwe. Elk ding dat beloofd is voor dit tijdperk is het uwe. Wanneer we er iets van weglaten... Zie? Dan, wanneer de zalving dat treft, zal het dat zalven. Het is nu hier.
22 Zoals, ik gebruik dit als een illustratie. Er is een leerstelling die de piramideleerstelling wordt genoemd. Maar krijg dit nooit in uw gedachten dat ik geloof in piramideleerstellingen. Ik geloof in de Bijbel. Zie? En toch geloof ik dat de piramide er een bepaalde rol in speelde.
Ik geloof dat God drie Bijbels schreef.
23 Hij schreef er één in de hemelen, welke de zodiak is. Iedereen weet dat. Job sprak erover. Wat? Kijk naar de dierenriem. Het begint met de maagd. Het eindigt met Leo de leeuw. Op die manier is Hij gekomen, eerst met een maagd. Zijn laatste, volgende komst, zal Leo de leeuw zijn, zie, komende als de Leeuw uit de stam van Juda. En alles, vervolgens de gekruiste vissen waar wij nu in zijn, het kankertijdperk, en alles, het spreekt allemaal. Maar, vergeet dat. Zie? Dat is uw Bijbel niet.
24 Dan, de piramiden, precies zoals ze werden opgericht; de hoofdsteen werd verworpen. Toch is dat uw Bijbel niet.
Daarna schreef God het op in woorden.
25 Jezus komt drie keer. Eén keer kwam Hij om Zijn vrouw te verlossen. De volgende keer komt Hij om haar weg te halen. De volgende keer komt Hij samen met haar. Drie komsten. Zie?
26 Alles, zoals "Vader, Zoon, en Heilige Geest", zie, alles, elk ding is in een drie.
27 De rekenkunde van de Bijbel is perfect. Als u die rekenkundige zaken rechthoudt, kunt u uw verhaal rechthouden. Zie? Maar als u de rekenkunde loslaat, zult u in uw plaatje een koe krijgen die gras eet in de top van een boom. Dus dat zou er niet goed uitzien. Zie? Blijf in de rekenkunde van de Bijbel, ziet u, dan stelt u de zaak goed voor.
28 Nu, ik vertelde over deze jonge, fijn uitziende knaap, die hier zit. Hij bleef komen. Telkens schreef hij zijn naam op voor een persoonlijk interview. Wel, terwijl hij dat deed, duurde het heel lang totdat eindelijk zijn tijd was aangebroken. Daar kwam hij.
29 Nu, in een persoonlijk interview is het niet zoals hier, zie, het is niet zoals het zitten in een bijeenkomst zoals wij hier doen. Je wacht totdat de Here spreekt en je laat zien wat er gedaan moet worden.
30 Wel, het zou nooit... Hij kon nooit... Zijn tijd ging steeds voorbij. Wel, hij werd niet ontmoedigd. Hij noteerde zijn naam gewoon voor een volgende keer. Dus tenslotte kwam hij na een paar honderd weer aan de beurt. Toen, op een dag dat we bij elkaar zaten... Hij had geprobeerd, hij had alle psychologische ideeën die hij kon uitgeprobeerd om met roken te stoppen, maar hij kon het niet. Maar op een dag kwam het ZO SPREEKT DE HERE. Dat was het. Dat was de laatste keer. En hier zit hij dus deze morgen. Ja. Dus we zijn daar dankbaar voor.
31 Nu, laat mij er even iets uitgooien, als het in orde is deze tijd te nemen. Ik geloof...
32 Ik let op die klok daar. Ik heb begrepen dat we er om tien uur uit moeten zijn. Ik hoorde dat via via, een paar ogenblikken geleden. En ik ben zoiets als een goederentrein; ik heb veel tijd nodig.
33 En ik herinner me de eerste keer dat ik begon met prediken. En ik was een kleine Baptistenprediker. Ik hield die Bijbel onder mijn arm en ik dacht dat ik een echte prediker was. Iemand vroeg: "Bent u een prediker?"
Ik zei dan: "Beslist. Ja, dat ben ik echt."
34 Dat doet me denken aan de tijd dat ik een jongen was op de boerderij. Mijn vader was een ruiter. En hij temde paarden en kwam op rodeo's om de paarden te temmen, enzovoort. Hij was echt een goede ruiter. Wel, omdat ik zijn zoon was, dacht ik dat ik beslist ook een goede ruiter was. Dus ik ging... papa zou helemaal achter aan de boerderij met de paarden bezig zijn, weet je. En dan nam ik het oude ploegpaard, weet je, oud en versleten, stijf en vermoeid.
35 En we hadden een oude watertrog die uit een boomstam was gehouwen. Hoeveel hebben er wel eens zo een gezien? Wel, uit welk gedeelte van Kentucky komt u eigenlijk? En dus... Wij waren dus gewend daarheen te gaan, en dan werd je gestoken door de honingbijen, weet je, je kwam daar om hun water te halen, enzovoort.
36 Dus dan keek ik en zag papa zijn ronde maken door de graanvelden, helemaal achterin. Ik ging dan naar binnen en pakte zijn zadel en een handvol klitten, weet je, en deed die onder het zadel, trok de zadelriem aan en klom erop. En dat arme, oude paard! Mijn broertjes zaten er allemaal omheen en riepen: "Rijd hem, Billy! Rijd hem!" Weet je, en dat arme paard, zo vermoeid, hij kon z'n voeten niet eens van de grond afkrijgen, weet je, "klos, klos". Ik dacht: "Man, ik ben een ruiter!" [De samenkomst lacht – Vert] Ik had te veel verhalen van het wilde westen gelezen. Dat was het. Dus ik dacht, misschien, weet je, wel... Weet je, ik kreeg...
37 Op een dag besloot ik dat ze me ginds in het westen nodig hadden om hun paarden te temmen, weet je. Ik was toen ongeveer achttien jaar oud. Ze hadden me nodig. Mijn diensten hadden ze nodig, dus glipte ik weg en ging naar het westen.
38 En ik probeerde een leren cowboybroek te kopen. Ik was een erg klein kereltje, weet je. En ik dacht dat hij mooi was... er stond A-r-i-z-o-n-a op en de kop van een jonge stier. Nu, "O my! Dat is mooi!" Toen ik hem aantrok, leek ik wel op een van die kleine kemphanen, weet je, met al die veren. Ik kon er niet mee lopen, dus kocht ik een spijkerbroek.
39 Ik dacht: "Wel, ik ga voor het zilveren zadel. Ik zal er heengaan en ervoor zorgen dat... Ik ga daar zitten en wachten totdat ze die bokkende paarden naar buiten brengen. Er zullen een paar van die knapen vanaf worden gegooid, dus zal ik hun laten zien hoe ze bereden moeten worden. Mijn vader is een ruiter."
40 Dus klom ik op de omheining. Ze moesten een paar paarden gaan temmen. En ik keek daar in de stalling en ik zag die woestelingen daar, my, je kon niet eens voer naar ze gooien. Ze waren zo wild dat ze niet eens wilden eten. Dus ik dacht: "Nou, ik weet het niet. Dat lijkt niet erg op dat oude ploegpaard waar ik op reed." Dus ik keek een poosje naar ze.
41 Na een poosje hadden ze er één die ze "De bandiet van Kansas" noemden. Ze haalden hem dus op, een heel groot, stevig paard van ongeveer één meter vijfenveertig. Het was een echt paard. Dus ze deden een...
42 Ze hadden een fijne man daar met een prachtig uniform aan, en van alles; alle meisjes zwaaiden naar hem. Hij was wat je noemt een ster. Ik keek naar hem toen hij uit z'n auto stapte. Ze zeiden: "Deze man kan dit paard berijden." Ze brachten hem dus in de doorgang. En toen hij daar was, begon hij hem op te zadelen en klom in het zadel.
43 Ze zetten het hek open. My! O my! Na ongeveer twee draaiingen en een snoekduik leek het of hij het zadel over de maan kon gooien. Ik had nog nooit zoiets gezien! Wel, de helpers pakten het paard en de ambulance de ruiter.
44 Hier kwam de omroeper voorbij, weet je. Hij zei: "Ik geef iedere man hier vijfhonderd dollar die zestig seconden op hem kan blijven zitten."
45 Hij liep de hele rij langs. Ik weet niet hoe het kwam, maar hij pikte mij eruit. Ik zat daar, zat daar gewoon bij al die misvormde cowboys, weet je. Mijn benen waren niet krom, of zoiets. Maar ik dacht dat ik een echte ruiter was, ik kon best bij ze zitten. Ik had contact met hen, weet je, mijn hoed hing achter op mijn hoofd. Ik geloof dat ik zeventien was en keek zo om me heen. Hij kwam eraan en zei: "Ben je een ruiter?"
En ik zei: "Nee, meneer."
46 Toen ik een kleine Baptistenprediker was, dacht ik dat God mij geroepen had om de verdediger van het Woord te zijn. Zie? Hij was... en het geloof te verdedigen. Op een dag was ik in St. Louis, Missouri, en ik bezocht een tentsamenkomst en liep Robert Daugherty tegen het lijf. Hij is een Pinksterprediker. Ik zat bij hem op het podium. Man, die man predikte tot hij blauw aanliep in z'n gezicht en hij sloeg z'n knieën tegen elkaar en haalde diep adem – je kon hem twee huizenblokken ver horen – en ging weer door met prediken. Toen vroeg iemand: "Ben jij een prediker?"
47 Ik zei: "Nee, meneer." Ik kwam onder de Pinkstermensen; ik zeg er niet zoveel over dat ik een prediker ben. Ik was daar zoals toen bij dat paard. Zie? Ik zeg alleen: "Nee. De Here heeft mij geroepen om voor Zijn zieke kinderen te bidden." Dus ik... Zie?
Dus we zijn blij deze morgen hier bij u te zijn.
48 Nu we het toch over paardrijden hebben, ik houd ervan om buiten te zijn. Daar heb ik God gevonden. En ik heb een aardige tijd daarboven kudden gehoed, in Colorado. Nu, gewoonlijk reed ik mee met het samendrijven van het vee [Engels: "roundup" – Vert], enzovoort. Wij hadden de... bij de Troublesome rivier. Nu, ik stond daar dikwijls bij het hek als we de roundup hadden, de voorjaars-roundup om het vee omhoog te drijven. De Hereford Association begraast het dal. Als je twee ton hooi kunt produceren, heb je een recht, of je boerderij, om een koe in het bos te houden. En sommigen hebben honderden stuks, omdat ze daar de vallei kunnen irrigeren. Ze hebben die natuurlijke weilanden. En dan van een...
49 Elk voorjaar wanneer ze dat vee naar boven het bos insturen, staat de ranger [veehouder] daar en telt dat vee en let op de brandmerken. Allemaal hebben ze een brandmerk. De kleine groep waar ik voor werkte, had er niet al teveel, ongeveer honderdvijftig, tweehonderd stuks, met het brandmerk van een driepoot. En Grimes had de staaf, de diamantstaaf, met ongeveer vijftienhonderd stuks.
50 Maar er is één ding dat mij altijd opviel als ik daar stond. Nadat we het vee daarboven hadden, stond de ranger bij de omheining. Die is er om het vee ervan te weerhouden terug te gaan naar het privé-eigendom. Ik zat daar altijd met mijn been om de knop van het zadel geslagen op de ranger te letten. En hij lette op dat vee dat er doorheen kwam, stond daar. Je moest elke koe die er doorheen ging, controleren. Dan viel het op dat hij niet veel aandacht schonk aan het brandmerk dat ze droegen. Maar er was één ding waar hij echt op lette, en dat was het bloedmerk. Zie? Want je kunt daar niets anders binnenbrengen dan wat de soort is; de soort moet zuiver gehouden worden. Zie? Niets anders dan een raszuivere Hereford kon dat park betreden; dat park, niets anders dan een Hereford. Ze moest een bloedmerk hebben om te laten zien dat ze onderzocht was. En ze had het bloedmerk om aan te tonen dat ze een Hereford was.
51 Ik denk dat het bij die grote "roundup" zo zal zijn. Hij zal ons niet vragen of we van de Assemblies zijn of dat we Foursquare waren. Hij zal kijken naar dat bloedmerk; ons brandmerk doet er niet toe. We zullen op dat bloedmerk letten. "Ik zie het bloed."
52 Ik ben zo blij om vanmorgen met dit soort mensen verbonden te zijn. De Here zegene u nu rijkelijk. Als ik zo tot u blijf spreken, dan zou mijn tijd voorbijgaan.
53 Ik wil een woord van de Here lezen, want geen dienst is compleet zonder het lezen van het Woord. Laten we nu hier naar de Schrift gaan voor een paar gedachten die ik had geschetst.
54 Vroeger kon ik me de dingen herinneren die ik zou gaan zeggen, zonder een enkele notitie. Maar nadat ik de vijfentwintig ben gepasseerd – voor de tweede keer – kan ik ze me niet meer zo goed herinneren als vroeger. Daarom moet ik een paar dingen noteren, mijn tekst opschrijven, wat ik van plan ben erover te gaan zeggen en denken. Dan kan ik het een beetje beter onthouden.
55 Ik was toen een knaap. Ik spetterde gewoon, zoals het schieten met een jachtgeweer. Zie? Maar nu moet je richten. De mensen kwamen naar me luisteren omdat ik nog maar een jongeman was als prediker. Nu sta ik al drieëndertig jaar achter de preekstoel. Maar nu ontmoet ik grote mannen, zoals waar ik vanmorgen tegenover zit. Je moet het doel raken. Het moet het Woord zijn.
56 Ik herinner me de oude Baptistenprediker die me inzegende. Ik herinner me de eerste keer dat ik moest prediken. Ik huilde maar en sloeg op de preekstoel, en van alles. En enige oudere vrouwen liepen langs en klopten mij op mijn rug en zeiden: "O, lieverd," en huilend, "jij zult een groot dienstknecht worden voor Christus."
57 De oude doctor Davis zat daar, keek me strak aan. Ik zei: "Hoe deed ik het, doctor Davis?"
58 Zei: "Het slechtste wat ik ooit in mijn leven heb gehoord." Hij verweet het mij. En hij was een advocaat. Dus naderhand zei hij tegen mij: "Kom mee naar m'n studeervertrek, Billy." Hij zei: "Billy, al je emoties en al die dingen die je erbij haalde," zei: "je was alleen maar aan het proberen je als een prediker te gedragen." Hij zei: "Ik deed hetzelfde toen ik advocaat werd." Zei: "Mijn eerste geval was een echtscheidingszaak en ik kon totaal geen gronden aanvoeren. Maar", zei hij, "ik zei tegen deze arme vrouw... ik huilde, en wreef over m'n ogen." En hij zei: "Ik... Deze arme vrouw, haar man deed zo-en-zo, en dergelijke."
59 Hij zei: "Ik zal je hetzelfde geven als wat ik kreeg toen ik dacht dat ik zo goed was. In de eerste plaats, weet je, de... Die andere advocaat sloeg op de lessenaar en zei: 'Eerwaarde rechter, meneer, hoeveel meer van deze onzin zal uw hof kunnen verdragen?'" Zie? Zei: "'Hij heeft nog geen enkel ding gezegd om de persoon te verdedigen, niet een enkel onderdeel van de wet. Hij huilt alleen maar en springt op en neer.'" Hij zei: "Weet je wat? Dat vernederde mij en zette me op m'n plaats." Zei: "Nu, Billy, jij ging door al je emoties, huilen en op en neer springen, maar je hebt geen enkel ding uit de Schrift naar voren gebracht dat de zaak werkelijk onderbouwt." Dat is waar.
60 We gaan nu een geweer afschieten. Hij moet worden gericht. Hij moet de roos raken. Here, help ons nu als we het lezen! Uit Jozua, het tiende hoofdstuk. En ik ga beginnen bij het twaalfde vers en lees Jozua tien, vers twaalf tot aan het veertiende of vijftiende vers.
Toen sprak Jozua tot de HEERE, ten dage toen de HEERE de Amorieten voor het aangezicht van de kinderen Israëls overgaf, en zeide voor de ogen der Israëlieten: Zon, sta stil te Gíbeon, en gij, maan, in het dal van Ajálon!
En de zon stond stil, en de maan bleef staan, totdat zich het volk aan zijn vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het boek des oprechten? De zon nu stond stil in het midden van de hemel, en haastte zich niet onder te gaan omtrent een volkomen dag.
En er was geen dag aan deze gelijk, vóór hem noch na hem, dat de HEERE de stem van een man alzo verhoorde; want de HEERE streed voor Israël.
61 Nu, als u mij gedurende een ogenblik wilt verdragen, ik wil hier vanmorgen een tekst over het onderwerp nemen van één woord.
62 Nu, u zegt: "Broeder Branham, dat is niet... dat is niet al teveel voor een gehoor van zo'n honderdvijftig mensen, of zo. Dat is niet genoeg." O ja, dat is het wel. Het is genoeg. Het is het Woord van God. Zie? Het doet er niet toe, het is – het is... Het is niet de kwaliteit; het is de hoeveelheid. [Broeder Branham verspreekt zich – Vert]
63 Zoals hier niet lang geleden in Louisville, Kentucky, ik moest denken aan een kleine jongen die op een dag een zolder opklom en daar wat rondneusde. En hij vond op een oud zolderkamertje in een koffertje een postzegel. En hij dacht: "Weet je, dit zou wel eens iets waard kunnen zijn." Dus ging hij op pad en vond een verzamelaar. En natuurlijk had hij een ijsje in gedachten. Zei: "Wat wilt u mij voor deze postzegel geven?"
64 Hij zei: "Wel, ik zal – ik zal je er een dollar voor geven." O my, dat betekende wel tien ijshoorntjes, weet u, dus hij dacht dat hij zijn slag geslagen had.
65 Die man verkocht hem wat later voor vijfhonderd dollar. En ik ben nu vergeten – het loopt in de duizenden – wat die postzegel waard is. Kijk, wat het papier betreft, was het niets waard. Maar het was wat erop geschreven staat, wat het verschil uitmaakt.
66 Dit is gewoon rijstpapier. Maar het is wat erop staat. Het is God in lettervorm. Zie? Ja. Soms is het een... Ongeacht hoe klein het is...
67 Daar is het waar wij mensen onze vergissing maken. Wij willen altijd iets geweldigs doen. Misschien was het niet de bedoeling iets geweldigs te doen. Misschien zijn het de kleine dingen die we nalaten te doen die ons kwaad doen.
68 Zoals in Canada waar ik met mijn goede vriend doctor Ern Baxter stond, die mij altijd op het podium introduceerde; zeer fijne, welsprekende man. En toen... Koning George, voor wie ik het voorrecht had te mogen bidden, weet u, werd genezen van multiple sclerose. En hij en zijn vrouw reden die dag op straat voorbij, daar in Vancouver, en daar reden ze de straat door. Zij was gekleed in haar prachtige, blauwe jurk. En de koning zelf zat daar en probeerde rechtop te zitten, terwijl hij pijn had en ziek was, zijn zweren bezorgden hem last. Maar toch wist hij dat hij de koning was, daarom boog hij naar de mensen. En toen hij voorbij kwam, stonden Ern en ik ernaar te luisteren. Hij... Ern draaide even z'n hoofd opzij en begon te huilen. Hij kon het niet inhouden. Hij zei: "Broeder Branham, mijn koning gaat voorbij."
69 Ik dacht: "Als dat een Canadees zich zo kan laten voelen, wat zal er dan gebeuren als wij onze Koning voorbij zien komen?"
70 Ze hadden alle kinderen van de kerk, of de school, naar buiten laten gaan om de koning te zien. Ze hadden hun kleine Britse vlaggetjes gegeven om mee te wuiven. Toen ze weer netjes in de rij op school waren teruggekeerd, ontdekten ze dat één kindje niet mee teruggekomen was. En de leerkracht werd ongerust, dus ging ze naar buiten om de kleine te zoeken. En ze stond, het meisje stond achter een deurpost hartverscheurend te huilen. De leerkracht tilde haar op en zei: "Wat is er aan de hand, lieverd?" Zei: "Zag je de koning niet?"
Ze zei: "Ja, ik zag de koning."
En zei: "Heb je met je vlaggetje gezwaaid?"
Zei: "Ja, ik heb met het vlaggetje gezwaaid."
Zei: "Waar huil je dan om?"
71 Ze zei: "Weet u," zei ze, "ik ben te klein." Ze zei: "Ik zag de koning wel en ik zwaaide met mijn vlag, maar de koning zag mij niet." Zie? En haar hartje was gebroken.
72 Met onze Koning is dat anders. Je kunt niet te klein zijn; je kunt niet iets doen of Hij ziet iedere kleine beweging die je maakt. Hij weet alles over u.
73 Nu, mijn onderwerp vanmorgen, waar ik een paar ogenblikken over ga spreken, zo de Here wil, is Een Paradox.
74 Wat is een paradox? Overeenkomstig het Webster woordenboek betekent het 'iets wat ongelooflijk is maar waar'. Ik denk dat we daar de afgelopen paar dagen getuigen van zijn geweest, in mindere mate. Maar een paradox is 'iets wat ongelooflijk is maar toch is het waar'. Dat vormt een paradox.
75 In Hebreeën het elfde hoofdstuk, het derde vers, zien we dat de wereld geworden is en werd toebereid door het Woord van God.
76 Een paar weken geleden was ik in New York in het Morris Auditorium. Ik had deze band gehoord van Einstein waarop hij sprak over deze melkweg, hoeveel... Als we hier vertrokken en, geloof ik, honderdvijftig miljoen lichtjaren zouden reizen met de snelheid van het licht, dan zouden we honderdvijftig miljoen lichtjaren nodig hebben om daar aan te komen, en dan weer honderdvijftig miljoen lichtjaren terug. Nu, u weet hoe snel het licht reist. Zie? En bedenk eens, honderdvijftig miljoen lichtjaren. Wel, als je een paar keer een rij van negens rondom de wereld zou trekken, zou je het nog niet in jaren kunnen uitdrukken. Gewoon negen, negen, negen, dicht tegen elkaar, rond de wereld; je zou het niet in jaren kunnen uitdrukken. Want bedenk eens, het licht reist... Wat is het? Driehonderd... drie... honderdduizend... driehonderdduizend kilometer per seconde. En een lichtjaar? In driehonderd miljoen lichtjaren, probeer dat uit te rekenen. En weet u hoelang we dan weggeweest zouden zijn van de aarde? Vijftig jaar. Dat klopt. Zie?
77 Ze braken daar in om de eeuwigheid te ontdekken. Ze zeggen, dat van John Glenn, de astronaut die om de aarde ging, geen seconde van zijn leven verloren ging, zelfs met de snelheid waarmee hij reisde, ongeveer zevenentwintighonderd kilometer per uur. Zie? Dus dan, zie, braken wij in in de eeuwigheid. Wij zijn aan de aarde gebonden mensen die alleen centimeters enzovoort kennen. Wanneer je in dat onbekende terechtkomt, kun je je er geen voorstelling van maken. Ons verstand kan het niet bevatten. Dat kunnen we niet. We kunnen ons niet voorstellen wat het betekent om daarin te komen, maar we weten dat het waar is.
78 En Einstein zei: "Er bestaat slechts één redelijk ding om over deze wereld te zeggen. Door geloof verstaan wij dat God de wereld heeft toebereid." Zie?
79 En de wereld die daar in de ruimte staat, moest ergens vandaan komen. De wetenschap zegt dat ze een stuk van de zon is. Waar kwam de zon dan vandaan? Kijk, als je doorgaat met terug te gaan, kom je tenslotte op een plaats waar je tot de ontdekking komt dat er een begin moest zijn. Zie? "God schiep de hemel en de aarde", wordt ons in de Bijbel geleerd. En hoe blijft ze daar op haar plaats staan? Ze beweegt er niet uit vandaan. Je kunt niet...
80 Je kunt geen instrument nemen... Tijdens mijn Finse en Zwitserse samenkomsten overzee hebben ze me, toen ik daar was, een van hun beste horloges gegeven om te dragen. Het is echt een... Ik denk dat het in Amerikaans geld ongeveer honderdvijftig, tweehonderd dollar kost, misschien meer. En toch zal dat horloge binnen een paar dagen voor- en achterlopen. Ik nam het mee naar een juwelier. Hij zei: "Wel, we hebben niets wat perfect blijft." Zie?
81 Maar de wereld functioneert perfect op tijd. Ze kunnen de verduistering van de zon en de maan vele, vele jaren van tevoren tot op de minuut bepalen. Hoe ze draait, terwijl niets haar draagt.
82 Wat is boven en wat is beneden? Dat weten we niet. Is de noordpool boven of is de zuidpool boven? We bevinden ons in de ruimte. Dat is een paradox, nietwaar? Het kan niet worden uitgelegd. Elk ding dat zodanig is dat het niet kan worden verklaard, is simpel een paradox. Dus we ontdekken dat het voor de aarde een paradox is om in de ruimte te zijn. In orde.
83 En hoe kunnen de tijd en seizoenen precies in hun volgorde verschijnen? Hoe de zomer en winter... Hoe ze helt, ze helt naar achteren. Als ze rechtop stond...
84 Nu, we hebben dat een keer bewezen, dat ze rechtop heeft gestaan, zoals God had gezegd. Boven in de Britse ijsvelden kunnen ze honderdvijftig meter diep dat ijs opblazen en dan vinden ze palmen, varens, wat bewijst dat het eens tropisch was. En kijk, nu helt ze achterover. Vanaf de antediluviaanse vernietiging helt ze achterover. En ik geloof dat met hetzelfde ding waarmee ze haar toen uit haar baan hebben geworpen, ze op het punt staan haar weer in haar baan terug te werpen.
85 De mens vernietigt zichzelf door zijn kennis. Zie? Hij zal nooit... God vernietigt niets. De mens... En u... Dat kunnen we niet. Ongeacht wat we vernietigen, we kunnen het niet tenietdoen. Geen enkel ding. Al zouden we iets praktisch teniet kunnen doen, geheel tenietdoen kunnen we niet. Als het vuur brandt, zijn het gassen die ontstaan. Ze gaan regelrecht terug naar hun oorspronkelijke toestand. Je kunt niets tenietdoen. Sommige mensen worden zo schuldig dat ze willen dat hun lichaam wordt verbrand en met de zeven winden van de zee wordt verstrooid. Maar dat maakt geen enkel verschil. Uw... Het is niet tenietgedaan. U kunt het niet tenietdoen. God schiep het. Je kunt het niet afbreken... Je kunt het kapotmaken of ermee tekeer gaan of andere dingen doen, maar je kunt het niet tenietdoen. God is de Enige Die teniet kan doen. Hij is de Schepper. Hij is de Enige Die een recht heeft om dat te doen.
86 Hoe ze in de ruimte staat! We zouden daar zoveel over kunnen zeggen dat het ons uren zou kosten. Maar we ontdekken hier dat Jozua de zon stopte, nu, dat is een paradox.
87 Ik herinner me de tijd dat mijn oude vader – hij had geen opleiding – en ik... Hij kon amper zijn naam schrijven. Maar hij zei dikwijls tegen mij: "Weet je, ik kon nooit iets anders geloven dan dat de zon om de aarde draait."
En ik zei: "Wel, ik weet het niet, pap."
88 Toen ik op een dag op een middelbare school was, wist ik dat ik daar met de Bijbelleraar sprak en ik stelde hem deze vraag over Jozua. Hij zei: "De omwenteling van de aarde veroorzaakte de zwaartekracht, en de zwaartekracht hield de aarde rechtop."
89 En ik zei: "Waarom – u onderwijst de Bijbel – gebood Jozua de zon om stil te staan?"
90 Hij zei: "God ging aan zijn onwetendheid voorbij (zie?) en stopte de aarde."
91 Ik zei: "U hebt me zojuist verteld dat..." Nu, hij geloofde niet in de wonderen van God. Zie? En hij zei... "U hebt me zojuist verteld dat als de aarde zou stoppen, ze haar zwaartekracht zou verliezen, en ze dan als een komeet door de lucht zou vliegen." Ik zei: "De Bijbel zei dat de aarde hier gedurende vierentwintig uur stil stond." Zie? Zie?
92 Het is een paradox. Maar God deed het hoe dan ook (wat?) door een man; niet een god, niet door een machtige engel die uit de hemel naar beneden kwam; een man met geloof in de opdracht die hem was gegeven om dat land in te nemen. Het Woord van God stond erachter: "Ik zal u dit land geven. En elke voetstap die u daarop zet, zal Ik aan u geven. Het is van u." Voetstappen betekenden bezitting. En de zon is wat...
93 Het doel dat hij probeerde te bereiken! Ziet u? Zijn vijanden waren verstrooid en hij wist dat zodra de zon zou ondergaan deze koningen zich zouden verzamelen, en dan zouden ze terugkomen om hem met verdubbelde krachten aan te vallen. Dus de zon was aan het ondergaan, en Jozua, een man, beval dat dit moest gebeuren. Zei: "Zon, sta stil."
94 Wat God ook deed, ik weet het niet. Maar de zon stond stil en de maan over Ajalon, omdat een man, een menselijk wezen, een menselijk wezen, in de lijn van zijn plicht was. In de lijn van zijn plicht beval hij de zon stil te staan. En als wij Christenen zijn, moeten we geloven dat dit het onfeilbare Woord van God is, in alles. Hij stopte de aarde, stopte de zon. Wat Hij ook deed, ze stond gedurende vierentwintig uren stil. Ik geloof het.
95 Jezus zei in Markus 11:22: "Als u tot deze berg zegt: 'Word opgeheven', en niet twijfelt in uw hart, maar gelooft dat wat u hebt gezegd zal komen te geschieden, dan kunt u krijgen wat u hebt gezegd."
96 Maar daarvoor zijn een motief en een doelstelling nodig. Natuurlijk moet u er een reden voor hebben. U kunt geen geloof hebben, tenzij u er een reden voor hebt. Zoals ik gisteravond probeerde te zeggen dat het geloof van sommige mensen op hun studieboek rust en het geloof van andere mensen op iets anders rust, maar dat het ervan afhangt waar uw geloof op rust. Ik wil Gods Woord geloven dat wat Hij zegt waar is. Dan moet ik weten of het Zijn wil is of niet. Als het dan Zijn wil is, dan moet ik mijn doelstelling controleren, en dan mijn motief om het te doen.
97 Als ik het doe omdat ik zeg: "Wel, ik zal hier naar deze berg gaan. Er staat een berg tegenover mij. Aan de andere kant bevinden zich een miljoen mensen die verloren gaan. Hier heb ik er honderd miljoen tot wie ik predik." Wel, als ik er niet overheen kan komen, eromheen, of onder de berg door, of iets, en toch blijft iets in mijn hart mij vertellen: "Ga over de berg heen. Ga naar hen toe. Ga naar hen toe", en ik kan er niet overheen komen. Nu, Jezus zei: "Zij zullen deze berg opzij zetten." Zie? Als...
98 Nu, de zaak is ten eerste, wat als ik zei... Nu, allereerst, ik schiep dat daar niet. Iets schiep dat. Het is er voor een goede reden. Want waarom zou ik naar één miljoen toegaan, terwijl er aan deze kant honderd miljoen verloren gaan? Maar er is iets in mijn hart dat zegt: "Ga naar die kant."
99 Nu, als eerste, als ik zou zeggen: "Wel, als ik daarheen ga, aan deze kant kunnen ze mij zóveel per maand betalen. En aan de andere kant kunnen ze..." Kijk, mijn motief is niet juist. Mijn doelstelling is niet juist. Nee.
100 Wel, wat als ik zou zeggen: "Nee, het geld maakt me niet uit. Maar als ik daarheen ga, zullen ze op een dag in de eeuwen die komen gaan een groot monument oprichten, waar op staat: 'Broeder Branham, de grote zendeling'"? Dan is mijn motief nog steeds niet juist.
101 Maar als het mij niet uitmaakt of zij ooit weten wie daar heenging, "Hij is gewoon in mijn hart", dan zal ik tot die berg spreken. Het zal gebeuren. Zie? Dan moet hij.
102 Maar kijk, uw motief en uw doelstelling hangen samen met wie u bent, en om welke zaak het gaat. Wat uw... Wat? Op dat punt mist de kerk het zo ver. Ze raken opgewerkt in emoties en het eerste wat er gebeurt – in enthousiasme – is dat u het niet even weer controleert met dit hier. Controleer het daarmee, om er zeker van te zijn; dan is het ZO SPREEKT DE HERE. Kijk of het juist is.
103 Jozua had een opdracht om naar de overkant te gaan en dat land in te nemen, en God veroorzaakte een geweldige paradox. Zelfs de wetenschap kan vandaag bewijzen dat dat litteken nog steeds in de hemel bestaat, waar dit absoluut is gebeurd. Ik hoorde niet lang gelden in Chicago een wetenschapper spreken die het op een kleine tabel liet zien waar het gebeurde.
104 Nu ontdekken we ook dat Mozes eveneens in de lijn van zijn plicht was. En daar was de Rode Zee.
105 Hebt u dat onbezonnen artikel gelezen, dat sommige van die mensen er nu van proberen te maken dat Mozes door een rietveld trok, een zee van riet? Was dat niet verschrikkelijk? Alleen maar om te proberen... De duivel die deze mensen inspireert om de waarheid van het Woord teniet te doen. Hoe zouden de wateren... En had dat riet dan Farao verdronken toen hij daar aankwam? Het is absurd. Zie?
106 Dan ontdekken we dat Mozes een opdracht had om deze mensen uit Egypte vandaan naar die berg te brengen. En toen kwam het, tijdens het doen van zijn plicht. En Mozes begon tot God te roepen, toen hij die Vuurkolom daar zag hangen. En daar kwamen de wagens van Farao aan. En hij riep. De Vuurkolom kwam naar beneden, was licht voor hén en duisternis voor hén. En God zei: "Waarom roep je naar Mij? Ik heb je opdracht gegeven om het te doen. Spreek en ga voorwaarts!" O my!
107 Het probleem vandaag is dat de kerken als het ware zeggen: "Wat heeft Moody gezegd? Wat heeft Sankey gezegd?"
108 Spreek en zeg wat God heeft gezegd. Laten we voorwaarts gaan, niet terugkijken. Ga die weg op.
109 Hoeken omslaan is moeilijk. De kerk wil dat niet geloven, ziet u. Ze verwijzen altijd terug, vanuit hun educatieve standpunt. Want goed beschouwd is dat zelf een school. Zie? Ze leren dat door boeken te bestuderen. Wij weten dat door ervaring, door God te vertrouwen, zie, en te weten dat Hij dit doet.
110 Het was een paradox, dat God die Dode Zee opende en deze geweldige zaak deed.
111 Noach, in zijn tijd. Bedenk, Noach predikte in een intellectueel... tot een intellectuele wereld zoals tot wie wij nu prediken, een dag waarin zij verder ontwikkeld waren in wetenschap dan wij nu zijn. Wij zouden nooit een piramide kunnen bouwen. Wij hebben daar de mogelijkheden niet voor. Wij hebben de machinerie er niet voor. Sommige van die... Als u daar ooit was, wel, die steenblokken wogen tonnen, honderden tonnen, en staan hoog in de lucht. Wij hebben geen machinerie om ze zo hoog te krijgen. Geen enkel middel om het mee te doen, geen kracht die het zo hoog kan optillen. Zij deden het.
112 Ik kan me nog herinneren dat we er op school over debatteerden. Ik koos ervoor om te zeggen dat ze een bepaald geheim hadden. Ze wisten niet... En mijn wederpartij koos om van zijn kant te zeggen, wel, dat ze daar genoeg mannen hadden, en ze maakten een helling van aarde, op die manier, en ze rolden het omhoog. Ik zei... Ik werkte in ploegendienst op een bepaald baanvak, en ik zei: "Wel, we kunnen niet... Als je een goederenwagon neemt, goed gesmeerd, en hem op de rails zet, dan kun je niet genoeg mannen nemen om die wagon vooruit te duwen, al is hij leeg." Dat klopt. Als je een paar mannen er tegenaan zet, duwt de volgende man tegen die man aan. Zie? Je zou hem niet in beweging kunnen krijgen als dat moest.
113 Zij hadden het geheim. Ze wisten hoe het moest worden gedaan. Zij hadden een groter, een groter instrument. Die piramide staat zo perfect in het centrum van de aarde, omhoog wijzend, dat er zelfs geen... Er komt geen schaduw omheen, ongeacht waar de zon staat. Er komt nooit schaduw omheen. Zie? Het is een volmaakt ding dat ze maakten. En hun instrumenten stonden ver boven wat we nu hebben.
114 En Noach predikte in dat geweldige intellectuele tijdperk. En Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach", nog een geweldig intellectueel tijdperk. Zie?
115 Nu, onthoud, Noach had een boodschap van God dat "het zou gaan regenen". Wel, er was nog nooit... Kijk, de wereld stond toen rechtop in die dagen. Zie? Ze hadden nog nooit regen gehad. Maar Noach zei: "Het zal gaan regenen." Het water was op de aarde, niet in de lucht. Ze konden een instrument nemen en bewijzen dat daar geen water was. Maar Noach zei: "Het zal toch gebeuren." Zie? En het regende. Dat was een paradox, zie, iets wat niet kon worden verklaard. Maar God schudde de aarde zodanig dat ze in een positie kwam dat het zou gaan regenen. Dus u ziet dat het voor Noach een paradox was om dat te doen.
116 Het was ook een paradox toen Israël aan de ene kant van de heuvel stond en Goliath aan de andere kant van de heuvel. Daar hadden ze een geweldige uitdager tegenover zich. Hij was een groot wetenschapper. Hij wist hoe de vork aan de steel zat. En wanneer de vijand denkt dat hij je met de rug tegen de muur heeft gezet, dan durft hij wel een grote mond op te zetten.
117 Ik herinner me toen ik pas in deze bediening was begonnen, o, dat deze voorganger, Davis, tegen me zei: "Billy, wat ter wereld heb jij als avondeten gegeten?" Zie? Hij kon het niet begrijpen.
118 Er was een groep predikers bij mij. Ze zeiden: "Wat is er met je aan de hand? Denk je dat die..."
Ik zei: "Het kan me niet schelen."
119 "In de dagen van dit wetenschappelijk tijdperk waarin wij leven, zou je mij willen vertellen dat God..."
120 Ik zei: "Het kan me niet schelen wat u zegt. Die Man, die Engel des Heren, heeft mij nog nooit iets verkeerds verteld." Ik zei: "Als Hij mij daarheen zendt, zal er iemand zijn die ernaar zal luisteren. Als de Baptistenkerk het niet wil dan is hier mijn lidmaatschapskaart." Dat is alles. Ik wist dat God het had gezegd, en dat maakte het vast. Juist.
Zei: "Dat kun je niet."
121 Dat is die reus die daar staat en zegt: "Laat er iemand hierheen komen, stuur één van jullie mannen om met mij te vechten, dan hoeft er geen bloed te vloeien." O my, wat gemakkelijk! Wat kunnen ze stoer doen als ze er zo voor staan. Zei: "Laat één van jullie grootste mannen..." Natuurlijk wist Saul, die met kop en schouders boven zijn leger uitstak, wel beter dan daarheen te gaan en die kerel op zijn gronden te ontmoeten.
122 Hij zei: "Nu, wij zullen niemand doden. Wij zullen slechts twee van ons nemen; één van ons sterft. Slechts één man sterft, in plaats van dat complete legers hier sterven." Hij had een psychologisch punt. En u merkt op dat hij zei...
123 En Israël was dodelijk bevreesd. Zij wilden de uitdaging niet aangaan.
124 Maar op een dag kwam er een kleine, oude, rossige knaap aan, 'n stuk schapenvacht om zijn schouders geslagen, voorovergebogen, zijn haar in z'n gezicht, kwam daar aan om zijn broers een paar rozijnenkoeken te brengen die zijn vader hem had meegegeven. Zijn naam was David; 'n klein, nietig ventje, dat daar stond.
125 Maar, weet u, enkele dagen daarvoor had een profeet hem gezalfd.
126 Ze wilden het op het hoofd van zijn grotere broer doen, omdat hij er beter uitzag, weet u, dat maakt indruk op de mensen voor wie hij zal komen te staan. Hij ziet er uit als een koning.
127 O, dat heeft de wereld nog steeds, hun ogen zijn vol met Hollywood. Ze behoorden vol te zijn met Christus. Zie? Daarom is het zo moeilijk het programma bij de mensen over te brengen, de Boodschap. Ze willen Hollywood zijn. Hollywood schittert. Wel, het is schitterend. Nu, ik leef...
128 Ik ben een – ik ben een goudzoeker. Weet u, dwazemansgoud schittert feller dan echt goud. Elk ding dat glittert, alles wat glittert is niet van goud. Want goud glittert helemaal niet. Het gloeit.
129 En Hollywood schittert met glittering, terwijl het Evangelie gloeit met nederigheid. Hollywood schittert met zijn grote, fijne kerken, zijn psychologie, opgeleide predikers die kunnen spreken en hun woorden en voornaamwoorden en van alles juist kunnen gebruiken. Terwijl het Evangelie van Jezus Christus in nederigheid gloeit tot heerlijkheid van God. Terwijl zij daar niet meer over weten dan een konijn verstand heeft van sneeuwschoenen. Ze hebben... Het is zover... Vergeef me de uitdrukking. Dit is er de plaats niet voor. Zie? En, maar dat is wat ik eigenlijk bedoel, weet u. Ze begrijpen het niet. Ze denken dat het helemaal opgepoetst moet worden door geleerdheid. En onze Pinkstermensen beginnen ook zo te worden. Hun predikers moeten weggaan en zoveel graden hebben in de psychologie, weten hoe je op de goede manier "amen" zegt. Dat klopt. O, het is een schande, vrienden. Het is een schande onder ons.
130 Nu, het is niet dat ik tegen de kerk ben. Ik ben tegen dat systeem dat godzalige mannen neemt en hen dat laat doen. Wij hoeven niet te schitteren. Wij zullen de vijand nooit op onze grond krijgen. O, wij kunnen nooit overstappen op de grond van de vijand en proberen het fijn en glitterend te krijgen, goedgekleed en omgekeerde boorden, en van alles, en ons koor in lange gewaden en alles precies zoals zij. Begeef u niet op hun grond. Wij zullen de vergelijking nooit kunnen doorstaan.
131 Laat hen, als ze hongerig zijn, naar ons toekomen. Wij zijn vol Evangelie. Amen. Laten we op die manier blijven. "Het Evangelie kwam niet in Woord alleen, maar door kracht en manifestatie van het Woord." Dat is wat de schrijver zei: "Kracht en manifestatie." Met andere woorden: "Het Woord, betuigd, is het Evangelie"; ziet u, Markus 16.
132 Let nu op, we ontdekken dat in de dagen van Noach, dat, terwijl hij predikte, zij iets dergelijks nauwelijks konden geloven. Zij... Om van Noach zoiets te geloven. Maar tenslotte kwam de paradox en het gebeurde. Het regende werkelijk.
133 Dan ontdekken we in de dagen van David, dat Saul daar stond met zijn groot leger, en dat deze kleine, rossig uitziende knaap er aankwam om wat koeken bij zijn broer te brengen, van zijn vader. En deze reus kwam tevoorschijn en deed z'n uitdaging één keer teveel. Daar was een echte man van God die deze uitdaging hoorde. En hij keerde zich om en zei: "Wilt u mij vertellen dat u, de legerscharen van de levende God, die onbesneden Filistijn daar laat staan om u te vertellen dat de dagen van wonderen voorbij zijn?" Of, wel, hetzelfde principe: "Laat u die onbesneden wetenschapper u iets vertellen, de legerscharen van de levende God verslaan?" Zei: "Ik schaam me voor u, en van u wordt verwacht dat u getrainde mannen bent." Zei: "Ik zal met hem gaan vechten." O, ik bewonder zijn moed. Hij wist wat hij geloofde.
134 Dus riep Saul hem bij zich en zei: "Nu, zoon, ik bewonder je moed. Maar bedenk dat je nog maar een jongeling bent, zie, en hij is een strijder van zijn jeugd af. Zie? En jij weet niets over een zwaard en dergelijke. Hoe wil jij nu voor die kerel verschijnen, zijn uitdaging onder ogen zien?"
135 Hij zei: "Saul, ik was de schapen van uw dienstknecht aan het hoeden en toen kwam er een beer en greep er één. En hij rende ermee weg. Ik ging erachteraan en pakte het van hem af. Een leeuw kwam en pakte er één, en ik rende erachteraan. Ik pakte mijn slinger en sloeg hem neer. Toen hij overeind kwam, sloeg ik hem dood." Hij zei: "De Here God Die mij de overwinning gaf over de leeuw en de beer, zal Hij mij niet des te meer de overwinning geven over deze onbesneden Filistijn?"
136 Weet u, daar denk ik aan terwijl ik voor u bid. Zie? Kijk, een leeuw genaamd "kanker" was gekomen en had één van zijn schapen gepakt. Ik heb geen medicijnen, ik heb geen injecties. Ik weet niet wat radium is. Ik weet niets over soorten theologie en deze door mensen gemaakte dingen. Maar ik weet wat deze kleine Slinger is. Ik kom nu achter u aan. Ik wil u terugbrengen. Het zijn de schapen van mijn Vader. Soms moet ik u uitschelden, tegen u uitvallen, maar het is omdat ik u liefheb. Houd dit altijd, altijd, altijd in gedachten, dat liefde corrigerend is.
137 Als uw zoontje hier buiten op straat zou zitten en u zou zeggen: "Junior, lieveling, je zou daar niet moeten gaan zitten. Maar gezegend zij je kleine hartje, als je dat wilt..." Dat is geen echte moeder of vader. U zult hem gaan halen, hem bij zijn arm grijpen en een kleine aframmeling op z'n achterwerk geven. Hij zal dan tot zichzelf komen, zie, als u hem naar binnen haalt. Maar u zult daar zeker niet blijven staan en zeggen: "Nu, Junior, lieveling", als u weet dat de kleine geraakt kan worden. U houdt van hem.
Daarom val ik tegen u uit. Het is niet omdat ik een bepaalde organisatie probeer te beschadigen. Het is om hen ervoor wakker te maken. "Dit is de Waarheid."
138 Dus we ontdekken dat David zei... Saul zei: "Welnu, ik zal je vertellen dat wanneer je met hem gaat vechten..." Hij deed hem zijn wapenuitrusting aan. Huh! Ik kan me kleine David voorstellen, misschien anderhalve meter lang, gebogen schouders; en deze schouderkappen ongeveer zo groot, en dit staal... Saul vond...
139 Hij zei: "Haal dit ding van me af." Zei: "Ik heb dit nog nooit uitgeprobeerd. Ik heb helemaal geen verstand van uw ethiek en uw... al uw preekstoelmanieren en dingen die u nodig denkt te hebben." Zie? Hij ontdekte dat zijn kerkelijke jas een man van God niet paste. Daarom zei hij: "Haal dit ding van mij af. Ik heb er geen verstand van." Zei: "Laat mij gaan met wat ik weet dat de Waarheid is, waar God me mee heeft gezegend." Dat is juist.
140 Laat me gaan met het Woord, niet met een opleidingsprogramma, of met iets wat iemand ergens heeft verdraaid. Ik weet dat Gods Woord nimmer zal falen. De woorden van andere mannen zullen falen. En God is Zijn eigen Uitlegger. Zei: "Laat mij zo gaan. Laten we dat geloven."
141 Ongetwijfeld heeft de dokter u het beste onderzoek gegeven dat hij maar kan, en u op elke mogelijke manier geholpen. Maar dat is het beste wat hij weet. Wij weten iets anders. Wanneer alle hoop vervlogen is, dan is Hij Degene Die ons komt helpen.
142 Dan zien we David daar zonder pijl en boog. Niet met een... Want je kon de reus nergens raken. Hij had slechts één plaats, tussen z'n ogen.
143 Denk eens aan de geweldige speer die hij had, wel, hij kon wel honderdtachtig kilo hebben gewogen. Zijn vingers waren vijfendertig centimeter lang. En denk dan eens aan de helm die boven op z'n hoofd stond en de omvang van z'n borstschild.
144 En David had een heel klein steentje. Dat was alles wat hij had. Hij had er nog vier in z'n slinger. Weet u wat die vijf stenen betekenden? G-e-l-oo-f in J-e-z-u-s. Dat deed het. Zie? Hij had geloof, ziet u, geloof, genade. Hij was de genade van God. En toen ging hij op weg om de reus te ontmoeten. Hij had slechts één plaats, en God dirigeerde die steen.
145 En toen hij die reus had gedood, om te laten zien dat het kon worden gedaan, toen greep de rest van het leger hun zwaard en daar gingen ze eropaf. Ze versloegen hen totaal.
146 Nu, een paar jaar geleden zeiden ze dat zoiets als Goddelijke genezing niet bestond. Maar toen we uitstapten om te bewijzen dat het er was, toen begon het vuur in de Pinksterkerk te branden, en kregen we een vijftien jaar durende opwekking. Broeder, deze critici, die eerst duizend dollar wilden geven voor enig bewijs, zijn nu stil geworden, want het is bewezen. Doktersverklaringen en van alles; kanker, blind, doof, stom; zelfs van hen die dood waren en weer werden opgewekt. Want je krijgt geloof als je iets ziet gebeuren. "God is." De hele zaak is daarop gebaseerd. Geloof ieder woord dat Hij heeft gezegd; voor genezing. Ik geloof in de opname. Ik geloof dat alles wat Hij heeft gezegd, zal gebeuren. Het veroorzaakte een paradox, iets wat onwetenschappelijk was, maar het gebeurde toch. Het was een paradox.
147 Nu, mijn volgende gedachte was Simson met zijn kaakbeen van een muilezel. Erg, erg vreemd, als we deze knaap Simson zien. Heel wat mensen stellen zich voor dat hij een... Ik zag het psychologische effect, of een schilderij van Simson waarop hij schouders had zo groot als een schuurdeur. Welnu, dat zou geen vreemde zaak zijn geweest om te zien hoe die man een leeuw oppakte en hem verscheurde. Maar Simson was een klein garnaaltje met een krullenkop, zoals wij hem zouden noemen; heel klein ventje, mammie's kleine jongen, lange krullen hingen op z'n rug. En als je ziet...
148 Onthoud nu, toen die leeuw kwam aanrennen, tegen hem brulde, merk op wat er gebeurde. Zie? Wat gebeurde er? De Geest des Heren kwam op hem. Dat was het verschil. Daarom konden ze hem op een keer vastbinden, toen de Geest des Heren niet op hem kwam; zijn Nazireeër teken was daar niet. Maar zolang hij dat Nazireeër teken kon voelen, laat alles maar komen wat er wil komen.
149 En zo is het met u Pinkstermensen. Wanneer u naar dat ethische gedeelte overhelt, wanneer u tot die plaats geraakt waar u naar de belijdenis wilt luisteren en dergelijke dingen, dan weet ik niet hoe het met u zit. Maar als u wilt terugkomen naar dit Nazireeër teken, de Heilige Geest Die in u werkt, dan is alles in orde. Wees nergens bevreesd voor. Zolang de Heilige Geest daar is om dat Woord te betuigen, laat ze dan maar zeggen wat ze willen. Jazeker. God bewerkt nog steeds een paradox.
150 En we ontdekken dat Simson, denk daaraan, een oud, broos kaakbeen had van een muildier, dat daar reeds vele jaren op de prairie had gelegen. En iedereen weet dat wanneer je dat tegen een rots zou slaan, het in stukjes uit elkaar zou vliegen. En de... "Simson, de Filistijnen zijn over u." En hij keek om zich heen. Hij had niets in z'n hand. En daar stonden duizend Filistijnen. Dus hij bukte zich en raapte dit oude kaakbeen op.
151 En als u dan bedenkt dat deze helmen soms drieëneenhalve centimeter dik waren, die ze op hun hoofd droegen. En hij pakte dat kaakbeen van dat muildier en sloeg er duizend Filistijnen mee dood. Hum! Terwijl zij zich in de rotsen ophielden, zich verbergend, zei hij: "Willen jullie er nog meer van? Kom maar tevoorschijn!" Het was een paradox. Maar de Geest des Heren was op hem. Dat was het verschil. Het was een paradox om een man te zien tegenover goed bewapende mannen, geoefende strijders met lange speren en messen, enzovoort, helmen en wapentuig, en deze ene man stond in z'n eentje buiten in het veld met het kaakbeen van een muildier en sloeg er duizend van hen neer. Maar het is de waarheid. De Bijbel zei dat het gebeurde.
152 Een man die de poorten van Gaza kon nemen, die daarginds waarschijnlijk acht ton per stuk wogen, grote poorten van brons. En op een nacht hadden ze hem ingesloten. Zeiden: "We zullen hem krijgen." Zeiden: "We zullen hier de stad uitkammen totdat we hem gevonden hebben en we zullen hem krijgen." Maar deze kleine garnaal kwam omstreeks middernacht naar buiten, keek om zich heen, en de poorten stonden hem in de weg. Dus hij tilde ze op en zette ze op zijn schouders, wandelde naar de top van de heuvel en ging erop zitten. Het was een paradox.
153 Je kunt God niet opsluiten. Je kunt Hem nergens aan vastbinden. Hij is God. Beslist. Wat een grote overwinningen behaalde hij! Simson, God gebruikte hem en maakte de paradox. Hij zal iedereen gebruiken, zolang u Zijn Woord neemt, als u geroepen bent voor de zaak. Als u dat niet bent, wel, blijf dan gewoon bij degenen... Luister dan naar de Boodschap.
We zullen ons nu haasten. Ik zie dat ik nog tien minuten over heb.
De maagdelijke geboorte was een paradox.
154 [Iemand zegt: "U hebt tot half elf." – Vert] Half elf. Ik zal proberen dat niet helemaal te gebruiken. U bent zo'n fijn gehoor, overal. En ik... ik weet dat er van mij wordt verwacht dat ik hier sta en een toespraak houd tot deze Zakenlieden enzovoort, maar ik kan geen toespraken houden. Daar weet ik helemaal niets over.
155 Alleen... Ik herinner mij hier, niet lang geleden, dat Billy vlak voor zijn bekering bij mij was. En hij zei: "Pa." We zaten in een restaurant te eten. Er stond een lied aan, weet u, op die manier. Hij zei: "Is dat geen leuk liedje?"
En ik zei: "Welk liedje?"
156 En hij zei: "Pa, weet u dat er maar één ding met u aan de hand is dat verkeerd is?"
En ik zei: "Wat is dat, Billy?"
Hij zei: "Het enige waar u aan kunt denken, is Christus. Dat is alles."
157 Ik zei: "Dat is een compliment, zoon." Beslist. Hij dacht dat hij mij te pakken had, ziet u. Maar dat, dat is... Maar zo staat het ervoor.
158 Ik – ik ken slechts Hem. Dat is alles wat ik wil. "En Hem te kennen, is leven." Om die andere dingen te kennen waar ik niets over weet, zou mij het aanzien kunnen geven van een knappe man. En ik wil geen knappe man zijn; ik wil slechts Hem kennen. "Ik ken Hem", zoals Paulus zei, "in de kracht van Zijn opstanding, zodat wanneer Hij roept, ik tevoorschijn zal komen van tussen de doden." Dat is alles. Dat is alles. En ik wil Hem. Ik wil Hem. Ik wil mijn naam op de juiste plaats.
159 Nu, het was een paradox toen God maakte dat een vrouw zwanger werd. Het was een paradox hoe God, de Eeuwige, Die elke tijd en de eeuwigheid vult, naar beneden kon komen om een kleine Baby te worden, huilend in een kribbe. Dat was een paradox.
160 Het was een paradox toen Hij stierf aan het kruis. Dat was een paradox, om te bedenken dat God menselijk zou worden, zodat Hij als een mens kon sterven om Zijn eigen schepping te redden. Dat moest Hij doen. Er is niemand anders. Als dat iemand anders was geweest dan God, zie, als dat iemand anders was geweest dan God, dan waren we verloren.
161 Bijvoorbeeld, als ik over u de rechtspraak zou hebben zoals God heeft over alles, en ik zou zeggen: "Wel, ik vertel u, iedereen die naar dat licht kijkt, moet sterven, aan een boom worden opgehangen"? En het eerste wat er gebeurt, weet u, deze broeder die hier zit, zou ernaar kijken. Ik heb medelijden met hem. Ik wil niet dat hij sterft. Daarom zal ik Terry hier nemen, om te... Dat zou niet juist zijn. Nee. Welnu, wat als ik het mijn eigen zoon liet doen? Dat zou niet juist zijn. Er bestaat maar één manier waarop ik rechtvaardig kan zijn en dat is om zijn plaats in te nemen.
162 En God kon de menselijke plaats niet innemen omdat Hij een Geest is. Daarom schiep God een bloedcel, hetgeen Zijn eigen Zoon was, Jezus Christus. En God kwam daar binnen en leefde erin, en leefde, identificeerde Zichzelf in Christus. Dat was God, Immanuël. Jezus zei: "Ik en Mijn Vader zijn één. Mijn Vader woont in Mij." Ziet u? "God Die Zich in Christus met de wereld verzoent." Jezus was het lichaam, de tabernakel; God was de Geest Die in Hem leefde.
163 Nu, bijvoorbeeld, wij hebben de Geest met mate. Hij had Hem zonder mate. Hij was de volheid van de Godheid lichamelijk, God. Maar wij hebben Hem met mate.
164 Nu, bijvoorbeeld, zoals de kleine gave die we nu onder ons hebben. Nu, dat is alsof men een lepel vol water uit de oceaan neemt. Jezus was de hele oceaan, maar dit is slechts een lepel vol. Maar bedenk, dezelfde chemicaliën die zich in de hele oceaan bevinden, zitten in deze volle lepel; alleen is er daarbuiten meer van. Zie?
165 Hij was God. Wij zijn God niet. Wij zijn God niet. Maar tezamen... Als u opmerkt, het is zo mooi geïllustreerd. Want die grote Vuurkolom Die de kinderen Israëls volgde door de woestijn, Deze verscheen aan Paulus. Toen Hij neerkwam op de Pinksterdag verdeelde Hij zich, en tongen van vuur zetten zich op ieder van hen. Het was God in deze Vuurkolom, de Logos, Die Zichzelf onder Zijn volk verdeelde, aantonend dat Christus en de bruid, zie, God en Zijn gemeente, één worden. Wel, het is gewoon de mooiste zaak die u ooit hebt gezien. Dan, tezamen, broeder; niet in verschillende organisaties, dan zullen we nooit staande kunnen blijven.
Ik ben een Kentuckiër: "Samen zullen we standhouden, en verdeeld zullen we vallen."
166 Waardoor hebben de Indianen dit land verloren aan de blanken? Doordat ze onderling verdeeld waren.
167 Waardoor zal dit grote ras verloren gaan? Doordat we verdeeld zijn. Hoe moeten we het doen? We moeten bij elkaar blijven staan. We zijn allen gelovigen in God. De Heilige Geest trekt ons er allemaal in. Het zal een paradox zijn als God ons ooit bij elkaar krijgt, maar Hij zal het doen. Vertrouw Hem slechts. De maagdelijke geboorte... Hij weet hoe Hij vervolging moet zenden om ons naar elkaar toe te drijven. Nu, de maagdelijke geboorte was...
168 Nu, Pinksteren was een paradox, hoe God een groep ongeletterde vissers uitkoos die zelfs hun ABC niet kenden. Er wordt verteld dat Petrus zelfs z'n eigen naam niet kon schrijven. In de Bijbel staat in Handelingen 4 dat hij en Johannes ongeletterde en eenvoudige mensen waren, maar toch merkte men op dat ze bij Jezus waren geweest. Dat is de hoofdzaak. En hoe God koos...
169 Nu, de kerk had daar een groep mannen voor opgeleid, duizenden fijne, intellectuele priesters die dat Woord kenden, zeiden ze, al de betekenissen ervan wisten, en van alles, het dag en nacht bestudeerden, ze kenden het helemaal uit hun hoofd, en faalden om het te zien. En God koos een groep mannen die zelfs hun naam niet konden schrijven. Dat was een paradox. Door niet een man te nemen die voor het Woord en door het Woord was getraind; maar een man te nemen die niets over het Woord wist, en het Woord door hem te bevestigen. Dat was een paradox, dat was het beslist.
170 Het was een paradox, hoe die mensen daar boven in die bovenzaal, bevreesd voor de Joden, en die met Jezus hadden gewandeld... Maar nadat de Heilige Geest was gekomen waren zij niet meer bevreesd. Daar gingen ze de straat op, schreeuwend en vallend, en handelend als een stel dronken mensen. Dat was een paradox. De Heilige Geest kwam op hen, vrouwen en al. Zij waren niet beschaamd voor het Evangelie van Jezus Christus. Het was beslist een paradox.
171 De visioenen van de oude profeten waren een paradox. Wij kunnen een visioen niet verklaren. Hoe zou je een visioen moeten uitleggen? Het is iets wat bij een persoon gebeurt waardoor hij dingen ziet die pas jaren daarna zullen gebeuren. Het gebeurt helemaal exact. Dat kan niet worden verklaard. Daar bestaat geen wetenschappelijke manier voor.
172 Enige tijd geleden had ik een meningsverschil met een dokter tijdens een bijeenkomst van de Kiwanis. Hij zei: "Meneer Branham, ik wil niet... Ik vind het fijn om u te horen spreken," zei hij, "maar... maar, ik zou u willen vertellen dat ik niets kan geloven tenzij het wetenschappelijk bewezen is."
Ik zei: "U beweert een Christen te zijn?"
Hij zei: "Ja, maar ik vraag me enige dingen af."
Ik zei: "Dan kunt u dat niet zijn. U moet alles ervan geloven. Ziet u?"
Hij zei: "Ik kan de maagdelijke geboorte niet geloven."
173 En ik zei: "Wel, ik kan geloven... ik kan de maagdelijke geboorte beter geloven dan dat ik de natuurlijke geboorte kan geloven." Dat is beslist zo.
174 Hoe, als u ooit de natuurlijke geboorte hebt gezien, hoe dat sperma van het mannelijke en vrouwelijke... En waar is... Wie bepaalt wat het zal gaan worden? Hier is het sperma van het mannelijke met daarin de hemoglobine, het bloed. En hier bevindt zich het vrouwelijke, wat het eitje is, hier. Nu, de eerst twee die bij elkaar komen, daarvan kruipt de kiem in het ei en de rest ervan sterft. En er zijn tienduizenden keer duizenden van deze kiemen.
En u zegt: "Wel, de eerste vooraan." Nee, nee. Zij stoppen.
175 En het kan een kiem zijn die uit het midden van de kiemen naar voren komt, en het eitje komt helemaal van achter vandaan, en ze komen elkaar tegen en gaan samen. Er wordt bepaald of het een jongen of meisje zal worden, of het roodharig of zwartharig zal zijn, welke kenmerken het zal hebben. Iets wat onbekend is voor de wetenschap bepaalt dat. Als dat geen paradox is, wat is het dan wel? Rechtdoor is de kortste weg, zoals we begrijpen, maar deze keer niet. God bepaalt dat. Wel, de natuurlijke geboorte – als we tijd hadden om het nader uit te leggen, zelfs door de samenstelling van het bloed enzovoort, om dat uit te leggen – my, het is een groot geheimenis. Hoe we het zo licht kunnen opnemen!
176 En dat is het probleem met ons Pinkstermensen, we vinden God te gewoon. De hele zaak is dat we het aan ons voorbij laten gaan. Doe dat niet. Dat is niet juist. Doe dat niet. Kijk ernaar en prijs God ervoor. Voor elk klein ding dat gebeurt, prijs God ervoor. Dat is wat Hij laat zien, waardeer dat. Wat als iemand dingen voor u blijft doen en u bedankt hem er zelfs niet voor, of iets, zie? Dan krijgen ze er na een poosje genoeg van. Zie? Nu, zo is het ook bij God. Nu, onthoud, Hij is in staat om uit stenen kinderen voor Abraham te verwekken.
177 Welnu, deze visioenen van de oude profeten waren beslist een paradox. We kunnen ze niet verklaren. Ze gaan voorbij verklaring, verklaren, maar elk ervan gebeurde precies op de manier zoals werd gezegd.
178 Luister. Precies nu is Jezus Christus hier, temidden van ons. Dat is een paradox, hoe Hij levend kan zijn na tweeduizend jaar. Wie kan dat verklaren? Hoe Hij, die Geest, ongezien, onder ons kan komen en een individu nemen, en dan Zichzelf exact identificeert, Zichzelf verpersoonlijkt in een individu zoals u, een gelovige, en door een gave. Dat is een paradox. Dat kan niemand begrijpen. Niemand kan het weten. Hoe Hij perfect tot ieder persoon kan zeggen wat het is, en wat dit is, en waar dit is, en wat dat is, en dat het nooit verkeerd is. Omdat Hij God is. Hij kan Zich niet vergissen. Dat is een paradox.
179 Hoe is het nu? Toen ik gisteravond binnenkwam, hoorde ik mijn broeder, mijn veldmanager hier, de heer Borders, spreken (ik hoorde slechts het laatste deel ervan) over George J. Lacy die een foto had onderzocht van die Engel des Heren. Onderzoek het. Als dat niet dezelfde Vuurkolom is Die de kinderen Israëls volgde! Ziet u? Hoe weet u dat? Het heeft dezelfde natuur.
180 Toen Jezus op aarde was, zei Hij: "Ik kom van God en Ik keer terug tot God." En wij weten dat Hij de IK BEN was. En de IK BEN was die Logos, die Vuurkolom. En toen Hij was teruggekeerd naar God en opgeheven was, was Saulus van Tarsen, op een dag op weg naar Damaskus en datzelfde Licht verscheen plotseling voor hem en verblindde hem.
181 Nu kijk, het is mogelijk dat de één het kan zien en de ander het niet kan zien. Er zijn tienduizenden die het hebben gezien. En als ik het er dan over had, zeiden ze: "O, dat is psychologie. Dat verbeeldt hij zich maar. Die mensen zijn alleen maar emotioneel."
182 Maar toen George J. Lacy die foto had onderzocht, zei hij die dag tegen mij, ginds in Houston, in het gebouw voor al die mensen van de Times, Life en Collier's, en al de andere aanwezigen van de tijdschriften daar. Hij zei: "Meneer Branham, ik ben ook een van uw critici." Hij zei: "Maar ik wil u iets vertellen. Ik zei dat het psychologie was, maar", zei hij, "het mechanische oog van deze camera zal geen psychologie opnemen." [Leeg gedeelte op de band – Vert] "... de erflater is dood." Ziet u? Hij zei: "Maar op een dag nadat u bent heengegaan, zal het in souvenirwinkels te koop zijn." Zei: "Ik bevind me in de positie dat ik kan weten dat er nog nooit een bovennatuurlijk Wezen is geweest dat wetenschappelijk bewezen werd. Maar", zei hij, "dit is wetenschappelijk bewezen. Het Licht trof de lens." Dus u ziet het getuigenis, dat ik sedert ik een kleine jongen was heb gegeven, dat ik dit Licht altijd voor mij heb gezien. En u weet dat u de boeken leest en de bevestigde getuigenissen hebt gezien. Zie? Het is de waarheid. Ik ben hier niet om u te misleiden.
183 Ik heb een vrouw. Ik heb een kleine jongen die me gisteravond over de telefoon opbelde, huilend: "Papa, kom naar huis." Hoe hij huilt en tekeergaat als hij me ziet vertrekken, vanwege de vele ongelukken met vliegtuigen en dergelijke dingen. Mijn dochtertjes en anderen, wel, zij zijn papa's meisjes. Zie?
184 Ik word betaald door mijn gemeente. Ik heb mijn hele leven nog nooit een offer genomen. Ik vraag de mensen niet. Als mensen mij geld geven, gebruik ik het voor zendingsreizen naar het buitenland. Zie? Er zitten hier enige beheerders van mij die weten dat het de waarheid is. Ik besteed er geen enkele cent van. Ik neem zelf het Evangelie. Wanneer ik daarin genoeg ben opgebouwd, vertrek ik overzee om tot de mensen te prediken. Dat, dat u – u... U sponsort hen. Zij hebben geen stuiver. En als ik daar dan heenga, dan ga ik daarheen om daar het Evangelie te prediken. De reis is reeds door u Amerikanen betaald. U bent bezig uw huis te bouwen; u weet er niets over, maar op die dag zult u het verstaan. Zie? U bent het die dat doet. Ik krijg honderd dollar per week van mijn gemeente, en dat is in orde.
185 Ik heb totaal geen andere reden om hier te zijn. Maar het is iets in mij. Ik kan het niet verwensen, noch zegenen. Het is, het is een drang. Het drijft me ertoe. Denkt u dat het gemakkelijk is om hier te staan en organisaties tegen te spreken, en deze broeders hier te zien zitten, broeders die hun nek voor mij hebben uitgestoken om mij hier te laten komen?
186 Zelfs onze Christelijke Zakenlieden broeders, toen ik Demos van het ZO SPREEKT DE HERE moest vertellen, wat er in de organisatie zou gebeuren. Hetgeen een paar weken geleden gebeurde, bij broeder Ford en de anderen. Vertelde hun twee jaar geleden om op te letten wat er zou gebeuren. Zie? Je zult in moeilijkheden geraken als je er een organisatie van gaat maken. Als dat gebeurt, houd ik er meteen mee op. Het is een oase geweest, omdat de mensen, de predikers, binnen willen komen, omdat hun zaak wordt gediend. Zie? En zo kan ik de Boodschap brengen en het Zaad planten; wat ik maar kan.
187 Het is niet omdat ik anders wil zijn. Als dat zo is, ben ik een huichelaar. En God zal deze dingen nooit door middel van een huichelaar doen. God Die een huichelaar identificeert? Dat zij verre van God!
188 Het moet de waarheid zijn. Als we ons maar even konden schudden en het beseffen. Denk niet dat het van een mens komt. Een mens heeft niets... een bepaald... God moet iemand kiezen.
189 Nu, u geschiedkundigen hier, heeft God ooit een organisatie gebruikt? [Enigen zeggen: "Nee." – Vert] Nooit. Nu wil ik u iets anders vragen. Als een man opstond met een boodschap, en die organisatie organiseerde een organisatie nádeze boodschap, dan stierf het daar meteen. En God zette het op de plank en het kwam nooit meer tot leven. ["Juist."] Nu, vraag, stel uzelf deze vraag. Nu kijk, dat is nu niet spreken tegen...
190 Nu, daar zijn Katholieken. Mijn hele familie is Katholiek. Ik ben een Ier. En mijn hele familie is Iers-Katholiek en het zijn fijne mensen. En ik ben niet tegen de Katholieke mensen. Het is het systeem! Ik ben niet tegen de Methodisten. Ik ben niet tegen de Pinkstermensen. Het is dat systeem dat barrières opwerpt en ons buitensluit. "Wij zijn dat." Kijk, u bent hier om één doel na te streven. En wij proberen God naar voren te brengen, de Bijbel. En zij hebben hun documenten reeds vastgelegd, hun vorm van religie, wat zij geloven; en daarbuiten kun je er niet doorheen komen.
191 En denkt u dat het voor mij een gemakkelijke zaak is om hier te staan en dat tot broeders te zeggen die mij liefhebben? Denkt u dat het gemakkelijk voor mij is u zusters met kort haar uit te foeteren? Denkt u dat het voor mij gemakkelijk is u mannen uit te foeteren, omdat u uw vrouw shorts laat dragen en dergelijke dingen; terwijl deze vrouwen hun geld geven om mij te ondersteunen voor de zending overzee? Als er geen geld binnenkwam in de kerk, dan kon ik... dan konden mijn kinderen niet leven. En wanneer iemand aardig is voor u en vriendelijk tegen u, denkt u dat het dan een gemakkelijke zaak voor mij is om daar te staan, terwijl ik van mensen houd?
192 Toen ik een kleine jongen was, en mijn vader een illegale drankstoker, werd ik gehaat. Iedereen... Als ik naar de stad ging en tegen iemand begon te praten, wilde niemand iets met me te maken hebben. Als ze iemand anders zagen aankomen tot wie ze konden spreken, zouden ze weglopen en me laten staan. En ik heb altijd van mensen gehouden.
193 Toen ik een kleine jongen was, begon ik mijn geschiedenisboek te lezen. Op een dag las ik dat Abraham Lincoln hier in New Orleans uit de trein stapte. En daar was een verkoping van een grote, donkere slaaf. En ze wilden hem aan een grotere vrouw koppelen om betere slaven te krijgen. Abraham Lincoln zette zijn hoed af en balde zijn vuist. Hij was ook een Kentuckiër. Hij zei: "Dat is verkeerd. Dat is verkeerd." Ik zeg nog steeds dat het verkeerd is. God maakte de mens. De mens maakte slaven.
194 God heeft ons onze kleur gegeven, precies zoals Hij met de bloemen doet. Hij heeft een witte bloem, een blauwe bloem, een rode bloem. Laat ze met rust. Kruis ze niet. Laat ze met rust. Laat ze blijven wat ze zijn. Ze zijn allen Gods bloemen. Het is Zijn boeket. God maakte de mens en de mens maakte slaven. We hoeven geen slaven te zijn.
195 Zoals ik zei over deze Martin Luther King, die zijn volk naar een kruisiging toe leidt. Het is communistisch. Dat is het beslist. Als deze mensen slaven waren, zou ik hier voor ze aan het vechten zijn. Juist. Maar ze zijn geen slaven. Het is een strijdvraag waar ze naar school moeten gaan. Wil het daar niet over gaan hebben. Ik dacht eraan het even te noemen. Zie? In orde. Merk op. Het is alleen maar de duivel. Beslist.
196 We zijn allemaal menselijke wezens. We komen allemaal bij God vandaan. God heeft uit één bloede alle naties gemaakt. Een donkere man kan mij een bloedtransfusie geven. Zijn bloed is precies hetzelfde als het mijne. Zo ook het mijne, ik kan hem er een geven. Wie ben ik om te argumenteren? Hij is mijn broeder.
197 Maar ik geloof niet in huwen, om zo onderling te huwen. Ik geloof er niet in dat een blanke... Om welke reden zou een mooi, jong, intelligent, donker meisje met een blanke man willen trouwen en halfbloed kinderen krijgen? Waarom zou een fijn, intelligent, donker meisje iets dergelijks willen doen? Ik kan het niet begrijpen. En waarom zou een blanke vrouw met een donkere man willen trouwen en halfbloed kinderen krijgen? Waarom blijft u niet op de manier waarop God u heeft gemaakt? "Wees tevreden met wat u hebt." Zie?
Let nu op de maagdelijke geboorte en de profeten. In orde.
198 Nu, vandaag leeft Hij nog steeds. Hij is nog steeds hier. Hij bewijst Zich door Zijn Woord. Dit Woord is God. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En dan moet er voor dit Woord, dat hier voor deze dag is bedoeld, iemand langskomen waardoor dat Woord kan worden opgewekt en die dat Woord levend maakt.
199 Toen Hij werd geboren door een maagdelijke geboorte was dat ongewoon, buiten het normale om. Deze dingen zijn buiten het normale om, maar Hij kon er niets aan doen.
200 Net zo min als Jozef het kon helpen dat hij was wie hij was. Kijk naar deze vier aartsvaders: Abraham, Izak, Jakob en Jozef. Abraham: roeping; Izak: uitverkiezing; of andersom. Abraham: uitverkiezing; Izak: roeping; Jakob: genade; Jozef: volmaaktheid, er was niets tegen hem. Dat was God Die Zijn plan uitwerkte.
201 Wat? Luther; Wesley; Pinksteren; de deksteen, en de gemeente en het Woord worden hetzelfde, exact hetzelfde, volmaakt. Alles in de rekenkunde van de Bijbel zet ons volmaakt op onze plaats.
202 Ik wenste dat ik hier een maand had met u fijne mensen. Dan zouden we kunnen gaan zitten en dat doornemen en het zien. Zie? We jagen ze weg. Het lijkt spookachtig en terwijl men wegloopt, zeggen ze: "Ik vraag me af...", velen van hen. Niet u, maar velen van hen zeggen: "Ik vraag het me af." Kijk, je kunt alleen maar het einde ervan aanroeren en dan moet je weggaan, net genoeg dat u het kunt zien. Zie? En zo roept God Zijn volk. Hij doet het altijd op die manier. Merk nu op.
203 Nu, Hij leeft vandaag nog steeds, een paradox, de Vuurkolom Die wetenschappelijk onder ons is geïdentificeerd. En Hij is nog steeds hier, helemaal sinds de woestijn bij Mozes. Hij is nog steeds de IK BEN. Niet "Ik was", of "Ik zal zijn". IK BEN, tegenwoordige tijd; wetenschappelijk. En door de...
204 Let op deze Vuurkolom Die de ogen van Paulus, Saulus, verblindde, en deze mannen die erbij stonden zagen er zelfs helemaal niets van. Zij zagen het niet. Maar voor Paulus was het zo licht dat het zijn ogen verblindde. Van toen af aan had hij last van zijn ogen. Zie? Hij, zij deden het... Nu kijk, terwijl hij een Hebreeër was.
205 En hij zei: "Here, Wie zijt Gij?" Nu, zou deze Hebreeër een bepaald soort geest "Here" hebben genoemd, deze trouwe man die onderwezen was door Gamaliël, de beroemde leraar? En hij wist waarom het de Here was, het was de Here Die Zijn volk uit Egypte had geleid. Daar bevond zich die Vuurkolom, stond daar en zei: "Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij?"
Zei: "Here, Wie zijt Gij?"
Hij zei: "Ik ben Jezus."
206 Nu is Hij hier, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Zie? Hij keerde terug en beloofde dat het in de laatste dagen zou terugkeren. Daar is Hij, de Heilige Geest, zie, in deze laatste dagen terugkerend om een volk naar voren te brengen. Nu kijk.
207 Precies aan het einde van de Joden en de Samaritanen toonde Hij aan hen deze manifestatie van het Woord van God, door de gedachten in de harten te kennen, voordat ze werden weggevoerd. En de sluier over hun gezicht (waar ik vanavond over zou gaan spreken) had hen verblind. Zie? Ze zagen het niet. Nu, als Hij dat vroeger gedaan heeft voor deze twee rassen van mensen... Waarvan ik zeg dat er drie zijn: Cham, Sem en Jafeth. Als Hij dat heeft gedaan, en Hij laat deze kerk hier doorgaan met intellectuele opvattingen, dan heeft Hij het verkeerd gedaan. Maar Hij is Dezelfde gisteren voor Cham, Sem en Jafeth; Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. En Hij beloofde dit te zullen doen. Dus Hij is geen aanziener des persoons.
208 En let op Abraham hoe hij hogerop kwam door zijn tekenen en dingen. En het laatste teken dat hij gedaan zag worden door God was God Zelf. Hij zag Hem in lichten en al het andere; maar God Zelf werd gemanifesteerd in een menselijk Wezen dat at en dronk.
209 Iemand zei eens tegen mij, een prediker, broeder Foss, hij zei: "Broeder Branham, wilt u mij echt vertellen dat u denkt dat Diegene Die at, dat die Man Die daar stond en dat kalf at, en maïsbrood at, en melk dronk, denkt u dat dat God was?"
210 Ik zei: "Beslist. Abraham zei dat. Hij was het die tot Hem sprak. Hij moest het weten. Hij zei dat Hij Elohim was." Ik zei: "U..."
211 Kijk, Hij kwam neer om een onderzoek te doen, zoals Hij nu in een rechterlijk onderzoek is om te zien wie gelovigen zijn. We maken er zoveel lawaai over. Slechts onderzoeken, kijken wie echte gelovigen zijn. Zie? En Hij manifesteerde Zich.
212 Hij zond daarginds het kleine type van het tarwegraan naartoe, zoals in de moderne boodschappen die we in Babylon horen.
213 Maar let op wat Hij daar deed voor die uitverkoren gemeente. Die gaf Hij ook een kans. Zie? Begrijpt u wat ik bedoel? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] En Hij kocht... Mijn God, wat deed Hij? U weet dat we uit zestien verschillende elementen van de aarde bestaan; kalium en petroleum, en kosmisch licht en wat dies meer zij. Hij bukte Zich, pakte een handvol atomen en kosmisch licht en petroleum en zei: "Whew! Stap erin, Gabriël." En maakte er één om er Zelf in te stappen. Dat is onze God.
214 En toen Hij Zijn boodschap aan Abraham had gebracht, verdween Hij en keerde regelrecht weer terug naar God. Al die atomen en dingen vielen gewoon uit elkaar. Zoals een vuur de zuren en chemicaliën in het hout of de kool uit elkaar breekt, of wat u ook verbrandt, het keert terug naar het ongeziene. Ik ben zo blij dat mijn Vader op die manier is.
215 Kijk, ik weet dat nadat dit lichaam tot niets is geworden – u kunt het niet meer zien, alleen de chemicaliën waar het eens was – maar op een dag zal Hij roepen en ik zal Hem antwoorden. Beslist.
216 Niet lang geleden zei mijn vrouw tegen mij – ik kamde die twee of drie haren die ik nog heb – en ze zei: "Billy, weet je dat je helemaal kaal wordt?"
Ik zei: "Ik ben er niet één van kwijt."
Ze zei: "Vertel me alsjeblieft waar ze zijn."
217 Ik zei: "Goed, lieveling, dat zal ik doen als jij dit doet: vertel mij waar ze waren voordat ik ze kreeg; dan zal ik het met je eens zijn. Zie? Waar ze eerst waren voordat ik ze kreeg, daar wachten ze op mij totdat ik naar ze toe kom." Amen. Halleluja!
218 Dat is mijn God. Dat is onze God. Beslist. Als wij Abrahams kinderen zijn, geloven we dat. Jazeker. Hij is onze God.
Ik moet me haasten.
219 De Vuurkolom is wetenschappelijk bewezen, én door de reactie, door Zijn karakter en al het andere, alles hetzelfde. Zoals het was toen deze in het lichaam van Gods eniggeboren Zoon woonde, zo woont Hij in het lichaam van Zijn geadopteerde zonen van de laatste dag.
220 Nu weet ik, broeders, dat we veel van deze nabootsing hebben gehad. Maar de Bijbel zei dat het zou plaatsvinden, u weet dat: "Zoals Jannes en Jambres Mozes weerstonden." Zie? Het moet gewoon gebeuren. Maar laat dat u niet verblinden. Als u een valse dollar ziet, bedenk dan dat hij van een echte is nagemaakt. Zie? Als dat niet zo is, is het de originele.
221 Maar er is beslist originele Heilige Geest, originele Christus. Hij is de Heilige Geest. En merk nu op, de Vuurkolom leeft vandaag nog steeds onder ons. Na al deze duizenden jaren is Hij nog steeds hier. Het is een paradox.
222 Het zaad in de grond is een paradox. Ik ga over ongeveer twaalf minuten eindigen. Het zaad in de grond is een paradox. Hoe dat zaadje de grond in zal gaan en sterven. En wanneer dat zaadje sterft in de grond, zou u een handvol van de aarde naar het laboratorium kunnen brengen om het te onderzoeken, en u zou die levenskiem niet kunnen vinden als u dat moest. Er bestaat niets wetenschappelijks om te bewijzen dat het daar is. Maar laat de zon eens in haar juiste positie terugkeren. Let op wat er gebeurt. Het komt ergens vandaan. Dat is een paradox. Dat kunnen ze niet verklaren. Kijk, alles daarin sterft, behalve het leven, en het leven is onzichtbaar. En waar het kleine leven zich ook bevindt, het is bovennatuurlijk. En het natuurlijke lichaam is volledig vergaan, maar het bovennatuurlijke leeft nog steeds.
223 Nu, dat zaadje kan worden begraven. Luister nu naar mij, vrienden. Dat zaadje kan begraven worden in de grond. En als dat zaad niet bevrucht werd door het mannelijke deel, maakt het mij niet uit hoe mooi het zaad is, het zal nooit leven. Zie?
224 Het maakt me niet uit hoe mooi onze kerken worden, hoe mooi we ons proberen te kleden, hoe fijn en intellectueel we worden, tenzij we in contact komen met de Man (en de Man is het Woord), zie, kunt u niet opstaan. Dan bestaat er geen mogelijkheid voor u om het te doen. Zie?
225 Laten we graan nemen. We leven in een dag van verbastering. Alles is verbasterd, totdat ze zelfs de kerk verbasterd hebben. Dat is juist. Ze hebben de kerk verbasterd, van het Woord naar een intellectuele leerstelling, denominatie. Jezus heeft nooit gezegd: "Ga heen, maak denominaties." Hij zei nooit: "Ga heen, bouw scholen." Zei: "Predik het Evangelie, demonstreer de kracht van het Woord der belofte voor die dag." Zie? Maar we hebben het verbasterd. Nu hebben we een mooiere kerk.
226 U Pinkstervrouwen, uw moeders stonden vroeger op de straathoek, zonder kousen; kleine, oude, versleten schoenen aan, die gymschoenen, en sloegen op een tamboerijn. De denominaties lachten haar uit en maakten lol over haar. Pa stond daar, moest nodig naar de kapper, raapte ergens langs de weg wat graan op om u, kinderen, eten te geven. Het is erg jammer dat u daarbij vandaan bent gegaan.
227 Nu hebt u daar een groep Ricky's binnen gekregen die net zoals de rest willen worden, zoals Israël deed toen ze zelf een koning wilden hebben. U wilt er een voor uzelf maken. Zie? En wat hebt u nu gekregen? Een groep opgeleide Ricky's. Dat is juist. Ze hebben dit intellectuele gekregen. Ze willen zijn als de overigen. Doctor Zo-en-zo, en doctor Zo-en-zo. Zie? En waar heeft het u gebracht? U bent mooier geworden. Dat klopt. Ze hebben betere kerken. Maar waar is die Geest Die daarin was? Waar zijn die de hele nacht durende gebedsdiensten voor "die zonde in de stad"?
228 Onthoud dat de Heilige Geest zei: "Ga in de laatste dagen en verzegel slechts diegenen die het uitroepen en zuchten over de gruwelen die in de stad worden gedaan."
229 Ik wil dat u predikers uw hand legt op dat lid van uw gemeente, u Pinksterpredikers. Als u dit dan vindt, komt u dan en ik zal u mijn verontschuldigingen aanbieden. Vind dat lid van u dat dag noch nacht rust kan vinden door het wenen over de gruwelijke zonden die in de stad worden bedreven. Negentig procent van hen blijft thuis en kijkt in plaats daarvan naar "Wij houden van Suzy". O zeker, u spreekt met tongen, springt op en neer en juicht. Dat is in orde, niets daartegen; ook niets tegen uw organisatie. Maar ik probeer te spreken over leven. Waar is dat?
230 Nu, laat u mij dat lid zien. Kijk hoe werelds, hoe onverschillig. De buitenkant drukt altijd uit wat er aan de binnenkant is. "Aan hun vruchten zult u ze kennen." Waar is het? Ik vraag het slechts. Beantwoord deze vraag voor uzelf voordat u veroordeelt. Zie? Stel gewoon die vraag. Fijn. Zie? Ik probeer u niet te kwetsen. Ik probeer u te helpen. Zie? Ik probeer u te helpen.
231 Dat zaad moest sterven. Toen de Joden... Deze Grieken kwamen tot Jezus en zeiden: "Wij zouden Jezus willen zien." En wat zei Jezus? Het eerste wat Hij zei, was: "Tenzij een tarwekorrel in de grond valt, sterft, blijft hij alleen." Hij toonde hun hoe ze Hem moesten zien: aan jezelf sterven, sterven aan je normen en waarden, je leerstellingen, en al dergelijke dingen. Word slechts geboren in het Woord, in Christus. Dat is een paradox om dit naar voren te zien komen. Ja.
232 Ik herinner me een voorval hier niet lang geleden, toen ik ginds in een kleine plaats was, genaamd Acton, Kentucky, ver weg in de bergen waar ik nog nooit eerder was geweest. Een man, genaamd meneer Wood, en ik... Hij was een Jehova's Getuige. En hij bezocht een van de samenkomsten en de Heilige Geest sprak. Hij had een zoontje met een verlamd been dat zo onder hem was opgetrokken. Ik stond op het podium te prediken. En ik keek. Ik zei: "Ik zie een man helemaal achter in het gebouw zitten." Drie keer zo lang als het hier is, een grote tent. En ik zei... En we waren in de buurt van, o, in de buurt van de Grote Meren. "En deze man", zei ik, "heeft een zoon. De man komt uit Kentucky, ver weg in Kentucky. Hij is een aannemer. Zijn naam is Banks Wood. Hij heeft een jongen die polio heeft gehad. Zijn been is opgetrokken onder hem." Ik zei: "ZO SPREEKT DE HERE, hij is genezen." Dus de vrouw stond daar.
233 Nu, er zitten vanmorgen hier op dit moment veel mensen van mijn samenkomst die David Wood kennen. Hoeveel zijn er die David Wood kennen? Dat is waar.
234 Meteen stond hij op, en zijn been was volkomen normaal. Dat loste het probleem van de Jehova's Getuige op. En afgezien daarvan, door diezelfde visioenen werd zijn hele familie eruit geleid.
235 Zijn broeder bezocht hem om hem belachelijk te maken en het hem moeilijk te maken, zei: "Waar ben je mee bezig, volg je de een of andere fanatiekeling, een moderne cultus?" Een voorlezer van de Jehova's Getuigen.
236 Hij zei: "Wel, de man is daar buiten gras aan het maaien." Ik droeg een grote, oude strohoed en was buiten het grasveld aan het maaien. Ik kwam binnen, ging zitten. Hij zei, broeder Banks zei: "Dit is mijn broer Lyle."
Ik zei: "Hoe maakt u het, meneer Wood?"
Zei: "Hoe maakt u het?" O, erg arrogant.
237 Ik zat daar een poosje, en de Here gaf een visioen. Ik zei: "Meneer Wood," ik zei: "ik vermoed dat u dit niet gelooft?"
238 Hij zei: "Dat doe ik zeker niet." En hij zei: "Zulke dingen bestaan niet." Zei: "Het is gewoon een hoop namaak waar u mijn broer in hebt verward."
239 Ik zei: "U weet dat in de Bijbel staat dat wie één woord tegen de Heilige Geest spreekt, het hem nooit vergeven zal worden." Ik zei: "Wat daarmee? En Jezus deed hetzelfde."
240 Kijk, hij had het nog nooit gezien. Zie? Dus hij zei: "Ik geloof niet in zoiets."
241 Ik zei: "In orde. Als u niet in zoiets kunt geloven, ga dan terug naar uw vrouw die u verlaten hebt." Hij keek me onderzoekend aan. Hij draaide z'n hoofd. Nu, hij wist niet dat ik zijn gedachten opving.
242 Zo vreemd, je ontmoet mensen, ze hebben het op het podium gezien, en denken dat je het niet precies weet. Wel, Hij openbaart dingen die met u aan de hand zijn. Zie? Maar dat kun je niet zeggen. Jezus wist dat Judas de hele tijd bij Hem was, maar toch, zie, je laat het gaan, omdat er een reden voor is. Zie? En...
243 Dus hij zat daar. En hij zei... Keek Banks aan alsof Banks het van hem had verteld. Dat is z'n broer. Ik zei: "U hebt twee kinderen, twee kleine blonde jongens." Hij keek Banks opnieuw aan. Ik zei: "Wat denkt u, dat Banks mij dat heeft verteld?" Ik zei: "Hoe zit het hiermee? Eergisteravond was u meegegaan met een vrouw die kastanjebruin haar heeft en u was in een kamer. En in deze kamer stond iemand op de deur te kloppen en u stuurde haar naar de deur, omdat u bang was. Dat was maar goed ook. Uw hoofd zou er vanaf geschoten zijn; iemand anders van haar aanbidders stond daar met een pistool in z'n hand."
Hij zei: "God, wees mij genadig."
244 God weet hoe. Nu is hij een lieflijke, trouwe Christen. Zijn vader kwam op dezelfde manier, zijn zusters en al de anderen.
245 We waren ginds in Kentucky op eekhoorns aan het jagen, tussen een paar van mijn samenkomsten door. Ik had twee weken. 't Was erg droog. Hoeveel van u hebben ooit op eekhoorns gejaagd? O my, broeders, er bestaat niets zoals dat. Geef mij dus een .22 geweer, het midden van augustus, en ik voel me thuis. Hoe de Here daarbuiten spreekt en dingen weet! Hoe Hij... o, enzovoort. Let op. Toen we...
246 Het was erg droog geworden op de bergruggen waar we ons bevonden. Hij zei: "Ik ken een oude man die een ongelovige is." Zei: "Hij heeft ongeveer tweehonderd hectare met heuvels zoals hier en met valleien en ruigten," zoals we ze daar noemen, "waar je doorheen kunt lopen, want het is nat." Zei: "Daar kunnen we misschien wat eekhoorns te pakken krijgen." Zei: "Maar het is een ruwe, oude kerel."
Ik zei: "Wel, laten we erheen gaan en hem ontmoeten."
247 Hoe we wisten dat die plek daar was, kwam omdat ik een paar maanden daarvoor een samenkomst had gehad op het terrein van de Methodisten in Acton, Kentucky. En gedurende die avond, terwijl de Heilige Geest dingen onderscheidde, zat daar helemaal achterin in de tent een vrouw. En Hij noemde haar naam en zei: "U hebt een zuster die stervend is aan maagkanker. Ze is pas naar Louisville geweest en ze hebben haar opengemaakt. De kanker had zich zo door haar heen verspreid dat je... Ze konden niet opereren. En het is mevrouw Zo-en-zo." Ze stond op en begon te huilen.
248 Ik zei: "Toen u vanavond van huis wegging, pakte u van een dressoir met een marmeren bovenkant een zakdoek en deed die in uw tas. In de hoek staat er een klein blauw figuurtje op." Zie?
249 U zegt: "Hoe? Dat klinkt erg..." Wel, hoe zit het dan met Jezus Die vertelt waar die vis zich bevindt met dat muntje in z'n bek? Hoe zit het met de profeet die de man vertelt dat de muilezels al terug waren? Kijk, zie, je... De duivel heeft een nabootsing, ja. Maar je hoort nooit dat één van hen het Evangelie predikt waardoor zielen worden gered. Zie? Zie? U behoorde beter te weten.
250 Dus dan ontdekken we dat haar verteld werd: "Neem die zakdoek en leg die op uw zuster, want ZO SPREEKT DE HERE, zij zal leven."
251 Wel, ik weet niet of iemand van u broeder Ben kent? Ik ben zijn achternaam vergeten. [Iemand zegt: "Bryant." – Vert] Bryant, dat klopt, Ben Bryant. O my! Je zult nooit... Je zult hem altijd herkennen als je hem een keer hebt gezien. Als hij hier geweest was, zou hij geschreeuwd hebben, handen en voeten zo in de lucht hebben geworpen, schreeuwend. Dus op een keer...
252 Toen ging hij met deze vrouw mee om de zakdoek op haar te leggen, en bij haar gekomen legden ze de zakdoek op haar.
253 En het was ongeveer twee jaar later toen we op eekhoorns gingen jagen. Hij zei: "Laten we daarheen gaan." Ja. Ik wist niet dat het diezelfde omgeving was. Het was ongeveer dertig kilometer vanwaar we waren geweest. Dus we gingen daarheen en gingen de binnenlanden in over de heuvels en door de ruigten en omhoog langs een stuk grond met bremstruiken en toen die kant op tot we bij een groot, oud huis aankwamen. En daar zaten twee oude mannen onder een appelboom. Hun oude gleufhoeden diep over hun ogen getrokken. Hij zei: "Dat is 'm. En, jongen, hij is ruw." Zei: "Hij is een ruziezoeker, een ongelovige."
254 We stopten dus. Ik zei: "Dan is het beter dat jij met hem praat. Als hij weet dat ik een prediker ben, zal hij ons helemaal niet laten jagen." Dus hij zei... Liep ernaartoe en hield stil.
255 Daar was hij dus, grote kerel, prop tabak in z'n mond, dat helemaal langs z'n baard liep, stond daar. Dus hij liep op hem af. Hij zei: "Wel, hallo, kom verder."
256 Dus liep hij erheen. En hij zei: "Mijn naam is Wood." Hij zei: "Ik ben Banks Wood." Zei: "Ik... we zijn... ik en mijn vriend waren hier een paar dagen aan het jagen in de buurt van Acton." En hij zei: " Ik – ik..." Of, "Het is zo droog, we kunnen de bossen niet inkomen. Er zijn maar heel weinig eekhoorns." Zei: "Ik weet dat uw plaats verboden terrein is, maar ik dacht dat ik u misschien toch kon vragen of u mij wilt laten jagen."
Zei: "Wie van de Woods ben jij?"
257 Hij zei: "Ik ben de zoon van Jim Wood." Dat was de voorlezer bij de Jehova's Getuigen. Zie?
258 Hij zei: "De oude Jim Wood is een van de eerlijkste mannen die er bestaan." Ze woonden toen in Indiana. Zei: "De eerlijkste man die er ooit in dit land was." Zei: "Ik kan je zeker vertrouwen dat je geen van mijn koeien doodt of een vuur aansteekt." Hij zei: "Dus help jezelf. Ga je gang en jaag er maar." Zei: "Ik heb hier ongeveer tweehonderd hectare. Voel je thuis."
259 "In orde. Dank u." Hij zei: "Ik neem aan dat het in orde is dat mijn voorganger ook meekomt?"
Hij zei: "Je wat?"
Zei: "Mijn voorganger."
Praat ik te lang? [Iemand zegt: "Beslist niet." – Vert] In orde.
Hij zei: "Mijn voorganger."
260 En hij zei: "Wood, je wilt me toch niet vertellen dat je zo bent afgezakt dat je een prediker bij je moet hebben waar je ook heengaat?" Dat zei hij.
261 Ik dacht dat het nu wel ongeveer tijd was voor mij om uit te stappen, dus stapte ik uit de auto en liep ernaartoe. Ik zei: "Hoe maakt u het?"
262 Keek me aan, schoof z'n tabak heen en weer, weet u, en spoog zo op de grond. Hij zei: "Bent u een prediker, huh?" Ik zei... Hij keek, allemaal eekhoorntjesbloed op me, en bakkebaarden. Ik had al twee weken geen bad genomen, zie. En je lag daar in de bossen te slapen, weet u.
Dus ik zei: "Mag er niet zo uitzien, maar", zei ik, "ik ben het."
263 En hij zei: "Wel, ik kan in elk geval waarderen dat u er uitziet als een menselijk wezen." Hij zei: "U ziet er niet uit zoals predikers die ik..."
Dus ik zei: "Wel, dank u, meneer."
Hij zei: "Ik heb eigenlijk wat tegen kerels als jullie."
Ik zei: "Ik begreep al zoiets van meneer Wood."
Hij zei: "Weet u, ik ben een ongelovige. Zo sta ik bekend."
264 En ik zei: "Ja, maar ik geloof niet dat dat iets is om trots op te zijn, wel?"
265 En hij zei: "Wel, dat weet ik niet." Hij zei: "Ik denk dat jullie, knapen, bij de verkeerde struik staan te blaffen." [Engelse uitdrukking voor: "Het helemaal bij het verkeerde eind hebben." – Vert] En weet u wat dat betekent? "Een leugenachtige hond." Kijk, de wasbeer zit daar helemaal niet. Zie? Dus hij zei: "Ik denk dat jullie bij de verkeerde struik staan te blaffen. Er is daar helemaal niets en jullie staan er allemaal over te liegen."
Ik zei: "Goed, dat is uw mening."
266 En hij zei: "Ja, ik vermoed dat jullie er zo over denken." Hij zei: "Kijk hier, meneer." Zei: "Ziet u die oude schoorsteen daar? Daar staat het oude huis. Ik ben daarboven geboren. Mijn vader bouwde dit huis hier beneden, ongeveer vijfenzeventig jaar geleden." Zei: "Ik ben hier opgegroeid. Ik heb over deze heuvels gelopen. Ik heb overal gekeken, boven in de lucht, overal. Ik heb geen God gezien, noch engelen of iets anders."
Ik zei: "Wel, dat is uw mening."
267 En hij zei: "Ik heb nog nooit iemand van jullie gezien of ik dacht dat hij stond te liegen." Hij zei: "Ik wil uw gevoelens niet kwetsen, meneer. Ik..."
268 Wel, is... Wel, zal ik gaan jagen of zal ik hem eens goed een lesje leren? Dus ik dacht dat ik hem... Mama zei altijd: "Als je een koe genoeg touw geeft, zal ze zichzelf ophangen." Zie? Dus ik dacht om erop door te gaan.
Ik zei: "Jazeker. Dat klopt."
269 Hij zei: "Ik ontmoette... Ik hoorde een keer van een prediker, met wie ik – als ik die knaap ooit eens ontmoet – zou willen spreken." Zei: "Hij kan wel iets hebben gehad." En hij...
We spraken een poosje, weet u. En ik zei: "Wie was dat?"
270 Zei: "Er was een man..." Zei: "Wat was zijn naam? Hij was hier in Acton. Ik geloof dat ze hem noemden... ik ben vergeten wat zijn naam was. Branham."
Ik keek Wood aan. En broeder Wood zei: "Uh-huh."
271 Hij zei: "Weet u, de oude dame Casmo woont hierboven op de heuvel." En hij zei: "We hadden haar naar de dokter in Louisville gebracht en hij zei dat ze kanker had. En ze naaiden haar gewoon weer dicht." Zei: "De dokter gaf hun medicijnen mee om haar te geven, om haar rustig te houden tot ze zou sterven. En het was toen ongeveer de tijd dat ze zou heengaan." Zei: "Ze kon zelfs niet meer in haar bed omhoog komen." Zei: "We moesten een laken onder haar vandaan wegtrekken. Ze... We konden haar niet op de po zetten, zie, onder haar vandaan." Zei: "Mijn vrouw en ik gingen er iedere morgen naartoe om haar bed te verschonen."
272 En zei: "Er was een prediker van ergens ver vandaan, ergens in Indiana." Zei: "Hij kwam hierheen en hij hield daarginds een samenkomst." Zei: "Die man stond daar die avond en vertelde haar zuster Zo-en-zo over een zakdoek die ze in haar zak had." Zei: "Toen ze aankwamen..."
273 En zei: "Ze namen een stel van die heilige rollers mee daarheen." En hij zei: "Ik dacht dat ze die avond het Leger des Heils daarboven op de heuvel hadden." Dat was onze Ben die het uitschreeuwde op die manier, weet u.
274 Dus hij zei... hij zei: "Ik zei: 'Wel, weet je, ze is overleden.'" Zei: "Dat is haar familie."
275 O, u weet hoe het daar op het platteland is. Ze hebben alleen elkaar en ze houden van elkaar en leven voor elkaar. Het is erg jammer dat we dat rondom de grote steden niet doen.
276 "Dus ze zeiden dat we... En ze waren bij haar in het sterven." En hij zei: "Ik dacht: 'Wel, dat is zij. Wel, het is al laat. We zullen haar lichaam niet kunnen weghalen tot het ochtend is.' Ik zei: 'Ik zal m'n wagen halen. Ik zal er heengaan om haar op te halen, haar uit huis te halen, zodat we haar naar Campbellsville, Kentucky, kunnen brengen, ongeveer vijfenzestig kilometer hier vandaan, naar de begrafenisondernemer.' De begrafenisondernemer zou naar de hoofdweg toe moeten komen, wat ongeveer dertien of vijftien kilometer daar vandaan is. Ik zei: 'Hij kan haar lichaam van daar vandaan meenemen.' Zei: 'Het heeft geen nut om daar vanavond al heen te gaan. Ze zijn alleen maar aan het huilen. We zullen wachten tot het daglicht wordt.'"
277 Zei: "Weet u, toen ik de volgende morgen daar heenging, had die vrouw een paar appeltaarten gebakken en zij en haar man zaten ze aan tafel op te eten. En ze leefde slechts op gerstewater."
278 (Ik dacht: "Uh-oh!") Ik zei: "O, nu, nu, een ogenblik." Ik zei: "Dat gelooft u toch niet?"
Zei: "En u gelooft dat niet?"
279 En ik zei... "Wel, u was degene die dat zei." Ik dacht: "Ouwe jongen, je bent nu tegen mij aan het prediken, zie."
Hij zei: "Gelooft u mij niet?"
280 Ik zei: "Man, zou u mij zoiets willen vertellen, dat zoiets kan gebeuren in dit volkomen wetenschappelijke tijdperk waarin we de beste dokters hebben?"
281 Hij zei: "Als u het niet gelooft, zal ik u daarginds mee naartoe nemen en het aan u bewijzen." Nu is de ongelovige tot mij aan het prediken over God. Zie?
Ik zei: "Wel, u, u meent dat?"
Hij zei: "Ja."
Ik zei: "Wel, wat was het?"
282 Hij zei: "Ik wil... Als ik die man ooit ontmoet, zal ik hem vragen wat ter wereld het was wat hem daarover vertelde, en hoe hij wist dat die vrouw gezond zou worden. Zie?" Zei: "Ik zal hem daarnaar vragen."
283 Ik zei: "Uh-huh." Ik zei: "Wel, dat zal een goede zaak zijn." En ik zei: "Zeg, vindt u het goed dat ik een van die appels eet?"
284 Hij lag op de grond. Eind van de zomer, weet u, het was de tweede week in augustus, en de bladeren vielen van de boom af. En de appels lagen daar en het waren mooie appels. Ik raapte hem op en wreef hem over die vuile broekspijp heen en begon hem op te eten, weet u, op die manier.
285 Hij zei: "Ja, ga je gang. De geeljakjes eten ze anders op." Hoeveel weten wat een geeljakje is? [Een wesp – Vert] Dus hij zei: "De geeljakjes eten ze op. U kunt uw gang gaan."
286 Dus ik zei: "In orde." Dus ik begon te eten. Ik zei: "Jongen, dat is een fijne appel."
287 Hij zei: "O ja. Ik plantte die boom daar zelf, vijftig jaar geleden, bij die beek." Ik zei: "Hé, weet u, we krijgen een vroege herfst dit jaar." Ik zei: "Kijk daar eens." Ik zei: "Vraag me af waarom die bladeren al op de grond vallen voordat we zelfs een koele nacht hebben gehad. Augustus, de heetste maand."
"O," zei hij, "het leven is er uitgegaan."
"O, komt het daardoor?"
Hij zei: "Ja, ze worden geel en vallen af."
Ik zei: "Waar zou het leven heengaan?"
Hij zei: "Het ging naar beneden in de wortels."
Ik zei: "Wel, waarvoor zou het dat doen?" Zie?
288 Hij zei: "Wel, als het dat niet doet, als het niet in de wortels gaat, zal de winter de boom doden. De levenskiem zit in het sap dat in de boom is, en dat gaat naar beneden naar de wortel." En wat zien we daar een prachtig voorbeeld van dood, begrafenis en weer opstaan. Zie?
Ik zei: "Wat gebeurt er dan daarna? Blijft het daar?"
Zei: "Nee. Nee."
289 Ik zei: "De volgende lente komt het terug en brengt weer een hoeveelheid appels voort."
"Ja."
"En u zit hier en eet ze op."
"Ja."
"En dan zegt u dat u God nog nooit hebt gezien."
Hij zei: "Wel, dat is gewoon de natuur."
Ik zei: "Is dat waar?"
"Beslist."
290 Ik zei: "Ik wil u iets vragen. Als het slechts de natuur is, vertel mij dan welke intelligentie die boom waarschuwt, dat sap in die boom? Het heeft geen intelligentie van zichzelf. Maar welke intelligentie laat dat sap naar de wortel stromen en zegt: 'Ga hier naar beneden en verberg je nu in de diepten van de aarde tot alle narigheid voorbij is, dan zal ik je weer terugbrengen'? Zie? Vertel me dat. Het leven dat in het blad was, alleen het lichaam stierf. Het blad viel af. Het leven zelf ging naar beneden, en komt weer terug met een nieuw blad. Zie?" Ik zei: "Het leven verborg zich, ging de grond in."
291 Zoals Job, zoals ik gisteravond zei: "O, verberg mij in het graf totdat Uw toorn voorbij is." Natuurlijk had hij de verdrukking zien aankomen. Zie? Merk op, hij zei: "Verberg mij."
Hij zei: "Wel, dat is gewoon de natuur."
292 En ik zei: "Meneer," zei ik, "zou, als ik hier een emmer water op de paal neerzet, het water elke augustus naar de onderkant van de paal lopen, en dan in het volgend voorjaar weer terugkomen in de emmer?"
Hij zei; "O, o, nee. Het heeft helemaal geen leven."
293 Ik zei: "Dat bedoel ik. Nu begrijpt u het. Kijk, het is leven." Ik zei: "Kijk, dat is God."
Hij zei: "Weet u, daar heb ik nooit aan gedacht."
Ik zei: "Vertel mij wat dat veroorzaakt."
294 Hij zei: "Dat weet ik niet. Ik weet niet wat het veroorzaakt. Ik zeg dat het de natuur is."
Ik zei: "Wel, Wie bestuurt de natuur? Heeft de natuur een intelligentie? Nee."
Hij zei: "Wel, ik heb er op die manier nog nooit over gedacht."
295 Ik zei: "Ik zal u zeggen, ik ga hier weg om eekhoorns te jagen, als het in orde is."
Zei: "Ga uw gang."
296 Ik zei: "Als ik terugkom, als ik terugkom... Denk er nu goed over na. En als ik terugkom, vertelt u mij dan welke Intelligentie het is, die dat leven in de boom vertelt om naar beneden in de wortel te gaan en het volgend voorjaar terug te komen, en dan zal ik u vertellen dat Datzelfde mij over die vrouw vertelde dat zij daarboven zou leven, die de kanker had."
Zei: "Vertelde u?"
Ik zei: "Ja, meneer."
Hij zei: "Bent u die prediker?"
Ik zei: "Ja, meneer. Ik ben broeder Branham."
297 En daar onder die boom die middag, door een eenvoudig ding zoals dat, leidde ik hem tot Christus, met tranen die over z'n wangen liepen.
298 Een jaar later ging ik er weer heen. Ik parkeerde mijn truck op het erf. Ze waren vertrokken. Hij was heengegaan. Hij was gestorven. En toen ik terugkwam, stond de dame daar en gaf me een grote mond, omdat ik had gejaagd op verboden gebied. Hij had mij verteld dat ik kon jagen wanneer ik maar wilde. Zij was niet... had hem dat niet horen zeggen.
299 Dus toen ik daar stond, zei ik: "Het spijt me, ik was hier vanmorgen vroeg aangekomen en heb de auto hier geparkeerd waar u hem kon zien."
Zei: "Daar met dat kenteken van Indiana?"
Ik zei: "Ja, mevrouw." Ik zei: "Uw man..."
300 Zei: "Mijn man is al bijna een jaar dood." Ze zat achter op de veranda appels te schillen van diezelfde boom. Ik zei: "Wel, hij zei het tegen me voordat hij stierf."
Zei: "Dat geloof ik niet."
301 Ik zei: "Op een dag zat ik daar." En ik zei: "Ik was hier gekomen en zat met hem te praten. Ze zeiden dat hij een ongelovige was."
302 Ze liet die appel zakken en keek me aan. Zei: "Bent u broeder Branham?"
Zei: "Ja, mevrouw."
303 Ze zei: "Vergeef mij." Ze zei: "Vergeef mij." Ze zei: "Hij stierf, juichend, met beide handen omhoog in de lucht, God prijzend; wetend dat zoals dat blad terugkomt, hij weer zal terugkomen."
Kijk, een paradox, niet te verklaren.
304 Toen ik ergens een ijsje zat te eten (ik ga sluiten)... Niet lang geleden zat ik ergens een ijsje te eten. Een oude drogist vertelde me iets, hij zei: "Weet u, broeder Branham, ik kreeg... Gelooft u in een paradox?"
En ik zei: "Ja."
305 Zei: "Ik hoorde eens op een band uw boodschap over Een Paradox." Hij zei: "Vele jaren geleden tijdens de depressie moesten mensen op rekening, op afbetaling, bestellen om hun medicijnen te krijgen." En hij zei: "Ze moesten in lange rijen staan." En zei: "Op een dag gebeurde er iets vreemds." Hij zei: "Ik zat hier achterin een krant te lezen en mijn jonge zoon was daar voorin."
306 En hij zei: "Er stond daar een kleine vrouw in de rij. Ze kon ieder ogenblik moeder worden, weet u. Ze had wat medicijnen nodig. De dokter had dat voorgeschreven. Het recept moest worden klaargemaakt." Dus hij zei: "De jongen... De moeder kon gewoon niet langer blijven staan. Hij bracht haar naar de toonbank. Zei: 'Meneer, ik zal in de rij gaan staan, maar ik moet mijn vrouw thuisbrengen.' Zie? Zei: 'Kan ik haar thuisbrengen? De dokter zei dat ze dit medicijn vanmiddag moest hebben, maar ze kan niet langer blijven staan.' Zei: 'Wilt u dit recept klaarmaken? Kijk, ik heb hier de opdracht, ik heb alleen een bewijs nodig dat ik dit kan doen.' En hij zei: 'Ik zal het zo dadelijk bij u brengen.'"
307 "En de jongen, natuurlijk, het was in de tijd van de depressie, weet u, hij zei: 'Het spijt me, dat kan ik niet doen. We hebben orders gekregen om dat niet te doen.' Zei: 'Dat kan ik niet doen.'"
308 En hij zei dat hij zich toevallig omkeerde om te horen wat er was. Hij keek op. En die arme, kleine vrouw, haar mond bleek en ze hield zich zo tegen de muur omhoog. En haar man stond daar, net zo beleefd als hij maar kon. Hij zei: "Wacht even, zoon."
309 Zei: "Ik nam het recept, maakte het klaar en bracht het mee terug." Zei: "Broeder Branham, toen ik het overhandigde, keek ik. Ik legde het in de handen van de Here Jezus." Hij zei: "Ik wreef in m'n ogen. Ik keek opnieuw. Hij was Degene Die Zijn hand uitstak en dat recept aanpakte." Zei: "Denkt u dat ik buiten mezelf ben, broeder Branham?"
310 Ik zei: "Nee, nee. 'In zoverre gij dat aan de geringste van Mijn kleintjes hebt gedaan, hebt gij het aan Mij gedaan.' Een paradox, inderdaad, dat was het. Het vervulde het Woord."
311 Er zijn vele geweldige paradoxen waarover we zouden kunnen spreken. Maar, dierbare vrienden, laten we, bij het sluiten, hieraan denken. Er is één grote aanstaande: de opname. Laten we allen gereed zijn voor die ene daar. Laten we nu onze ziel in de goede conditie brengen voor God, zodat we kunnen gaan wanneer die tijd komt.
Als 't bazuingeschal des Heren klinkt en tijd niet meer bestaat,
De morgen voor eeuwig aanbreekt, licht en mooi;
En wanneer onze gekozenen worden verzameld voor hun woning in de lucht,
Als ginds de rol wordt voorgelezen, laten we allen daar zijn.
312 Ik zat vanmorgen aan tafel naar u te kijken. Weet u, het kan zijn dat we nooit meer gezamenlijk een ontbijt nuttigen. Weet u dat? Dit kan de laatste keer zijn dat we ooit nog eens samen een ontbijt nuttigen. Maar één ding is zeker, door de genade van God zullen we een dezer dagen samen bij een avondmaal zijn. Ik zal daar over de tafel heen kijken en u zien. Ik zal zeggen: "Herinnert u zich nog dat we in Tampa waren?"
"Ja, daar heb ik mij helemaal overgegeven." My!
313 Natuurlijk zullen er tranen over onze wangen lopen. Dan zal de Koning naar voren komen in Zijn schoonheid, alle tranen van onze ogen afwissen en zeggen: "Ween niet meer, kinderen. Het is allemaal voorbij. Ga binnen in de vreugde des Heren, die voor u is toebereid sinds de grondlegging der wereld."
Laten we ons hoofd buigen.
314 Hemelse Vader, ons tijdselement betekent zoveel, Here. We zijn slechts aardgebonden. En slechts een paar minuten hier en daar, en het vliegt gewoon voorbij. En wanneer we met U spreken, geloven wij dat wij nu met U zijn opgestaan, "zittende in hemelse gewesten in Christus Jezus". En U bent deze morgen bij ons. Wij zijn ons daarvan bewust. Wij weten dat U hier bent.
315 En we hebben gesproken over het onderwerp van een paradox. Dat is het bovennatuurlijke. Het is een paradox dat U ooit een wrak redde zoals ik. Hoe kon U mij, met een hele familie die zondaars waren, met een opvoeding ergens in de binnenlanden, een dolik, hoe kon U daar ooit een graankorrel uit maken, Here? Paradox! De meeste van mijn familieleden stierven met hun laarzen aan, vechtend met geweren. O God! Maar Uw genade redde mij. Ik zal altijd dankbaar zijn, Here. Ik ben voor altijd dankbaar.
316 Ik bid voor anderen, Here. Als ik kon... Als zij slechts deze wonderbare Persoon konden kennen, Christus. En ik zie hen zitten, Here, met een afwachtende houding, met een intellectuele opvatting erover, terwijl ze werkelijk niet weten wat de Persoon Christus is. Here, maak het werkelijkheid voor hen.
317 Help dezen, deze fijne groep mannen, Here, mijn broeders. Deze predikers en zakenlieden die, in dit grote uur van duisternis, zichzelf hiermee hebben geïdentificeerd, Here, hun overtuiging. Soms zelfs tegen het betere denken van hun organisaties in, willen zij het toch. Zegen hen, Vader. Zegen eenieder.
318 Nu, terwijl we ons hoofd gebogen houden. Ik vraag mij vanmorgen af, of er iemand is die er niet zeker van is dat het blaadje, waarmee u schaduw maakt voor een ander, als het leven eruit weg zou gaan, terug in de grond, of het dan opnieuw zou opstaan? Is het zaad bevrucht door de Man, waardoor het terug kan komen tot leven? Als u daar niet absoluut zeker van bent, vriend, laten we er dan nu over bidden.
319 Weet u wat het Leven is? Het is de Heilige Geest. Als u die Heilige Geest niet in u hebt ontvangen, wat het Leven is dat in de eerste Plant was Die opstond, zie, Christus, de Eersteling van degenen die sliepen. Nu, als dat leven dat in Hem was, diezelfde Geest, niet in u is – het doet er niet toe hoe aardig u probeert te zijn – dan kunt u niet voortkomen. Er is daar niets om u te doen opstaan. Je kunt graan nemen en het met iets anders kruisen, het zal niet meer opnieuw vrucht dragen. Het is afgelopen. Als u alleen maar tot de kerk behoort, en u bent niet echt gevuld met de Geest van God.
320 Ik weet dat het nu moeilijk is om een standpunt in te nemen, omdat ze u van alles zullen noemen. Ze noemden Hem ook zo. "En allen die godzalig in Christus Jezus leven, zullen vervolgingen lijden." "Zij vervolgden de profeten die vóór u waren." Dat doen ze vandaag. "Ze vervolgden degenen die de profeten geloofden die vóór hen waren, zo zullen ze het ook bij u doen."
321 Als u er niet zeker van bent, met uw hoofd gebogen en uw ogen gesloten. Ik vraag u nog één ding meer te doen. Begrijp me alstublieft goed. Buig uw hart, wilt u? Buig uw hart slechts voor een moment. En zegt u dan: "Broeder Branham..." Laat niemand kijken behalve God en ik. "Ik – ik ben echt een beetje in twijfel of ik weer zal opkomen. Wilt u mij gedenken in gebed?" Nu, we kunnen geen altaaroproep doen, niet meer dan dat u even uw hand opsteekt. Steek slechts uw hand omhoog en zeg: "Gedenk mij, broeder Branham" God zegene u, u, u, u, u, u. Ja, overal. Dank God. Dank u.
322 Hemelse Vader, kleine, eenvoudige woorden, maar toch is de grote Heilige Geest dichtbij, Hij Die het geheim van het hart kent. En zij hebben hun hand opgestoken dat zij er niet zeker van zijn. Maar toch geloven ze U. Dat willen zij. En zij – zij... Zij hebben dat niet. Ze weten eenvoudig niet hoe die weg zal zijn, uit de tak naar beneden; uit de twijg in de tak; uit de tak omlaag in de stam, dan weer terug.
323 U bent de Gids, Here. Zoals bij een jachttocht, als je niet van tevoren schrijft en een afspraak maakt met de gids, kun je de weg kwijtraken. En we maken nu met de Gids des levens een afspraak, Die zei: "Ik ben de Opstanding en het Leven." U kent de weg, Here. Ik schrijf U dit briefje in de vorm van een gebed. En zij schrijven hetzelfde. Ontvang hen, Here.
324 Ze willen reserveren voor de opname, die grote paradox. Ze zijn deze week in de samenkomst geweest en ze hebben Uw tegenwoordigheid gezien, en ze weten dat U hier bent. Zij zijn niet zo strak dat ze denken dat... Mannen die boodschappen brengen, zijn geen engelen; het zijn mannen. En wij weten dat u door mensen heen werkt. En ik bid nu dat hun reservering vanmorgen gemaakt zal worden. U zei: "Wie Mij zal belijden voor de mensen, die zal Ik belijden voor Mijn Vader en de heilige engelen." Wanneer die dag komt, zult U hen over de rivier leiden; uit de tak vandaan in de wijnstok, in de wortel van de boom, indien U vertoeft; daarna brengt U hen weer terug in die grote paradox aan het einde van de weg. Zij zijn de Uwen, Here. Het is tussen U en hen.
325 Ik bid, Here, als zij nog nooit zijn gedoopt met een christelijke doop, dat zij dat zullen doen. Dan zullen ze worden gevuld met de Heilige Geest, het Leven dat hen zal leiden. Want het is in de Naam van Jezus Christus dat wij dit vragen. Amen.
326 Dank u voor uw vriendelijkheid, ver over tijd. En ik voel dat ik daar verantwoordelijk voor ben. Als er moet worden bijbetaald voor deze zaal vanmorgen, dan betaal ik het zelf. We zullen dat in orde maken.
Ik min Hem (Hem!), ik min Hem,
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En voor mijn verlossing betaalde
Op Calvarie.
327 Let op de wijze van de opname, hoe het zal gaan. We ontmoeten elkaar voordat we Hem ontmoeten, want Hij weet dat, wanneer we daar komen, ik me zou afvragen of u daar was, en u zou zich afvragen of ik daar zou zijn. "Maar", zegt de Bijbel, "wij die levend overgebleven zijn tot de toekomst des Heren, zullen geenszins voorkomen hen die ontslapen zijn. Want de bazuin zal klinken en die in Christus gestorven zijn zullen eerst opstaan, daarna wij, die levend overgebleven zijn, zullen veranderd worden in een ogenblik, en tezamen met hen opgenomen worden." O, wat een tijd van aanbidding zal het dan zijn. Nu: "Tezamen met hen opgenomen." Nu, wij worden daar een deel van voordat die tijd komt, wanneer we in de opname worden opgenomen.
328 Laten we elkaar gewoon even een hand geven. Dan zullen we over een ogenblik officieel afsluiten. Terwijl we Ik min Hem zingen, laten we elkaar een hand geven en zeg dan: "God zegene u, broeder. God zegene u, zuster."
329 "Ik..." God zegene u. "... Hem." God zegene u, broeder. [Broeder Branham spreekt met iemand. "Terwijl we uitgaan, zal ik volgen, weet u, anders kom ik in de menigte vast te zitten, begrijpt u." – Vert] "Omdat..." Wel, God zegene u, broeder ...?...
... Hij mij eerst liefhad.
En voor mijn verlossing betaalde
Op...
God zegene u, broeder.
330 Laten we nu onze handen opheffen en onze ogen sluiten. Nu, heel lieflijk.
Ik min Hem, ik...