De zonderling
Door William Marrion Branham1 Laten we een moment blijven staan. Dierbare God, we naderen weer Uw Goddelijke tegenwoordigheid door middel van het gebed; in de eerste plaats om U te bedanken voor alles wat U voor ons hebt gedaan en voor de grote liefde in ons hart voor U en voor Uw Woord. Heer, deze mensen die ik met heel mijn hart lief heb, hebben zich vanavond opgeofferd om in een hete zaal te komen zitten, enzovoort, omdat zij Uw Woord liefhebben.
2 En wij zijn hier vanavond gekomen, Heer, om voor de zieken en voor de behoeftigen te bidden. Moge er aan het eind van deze dienst geen enkel zwak persoon meer in ons midden zijn. Beloon hen voor hun getrouwheid, Heer. Spreek tot ons door Uw Woord en versterk ons, Here, als we verdergaan terwijl we de smaad dragen. Wat een voorrecht om dit te doen! We vragen het in Jezus' Naam. Amen. (U kunt gaan zitten.)
3 Natuurlijk kan ik geen woorden vinden om mijn dankbaarheid uit te drukken aan een groep mensen zoals deze, die zouden willen komen om in dit gebouw te zitten. Ik wilde zeggen, dat morgen... Of, we zijn van plan om naar Topeka, Kansas, te gaan voor de volgende samenkomsten en die eindigen de volgende zondag. En dan gaan we vandaar naar Philadelphia. En nu wordt er verondersteld, dat we overzee gaan naar Kenia en Tanzania en Uganda, naar de inlandse stammen. En ze hebben op dit moment een beetje oproer met de Mau Mau. Ik kan er niet binnenkomen als zendeling, maar ik ga proberen te komen als jager. Ben ik er eenmaal, dan zorgen zij voor de rest.
4 Gewoonlijk ga ik er als zendeling naar toe en ga dan jagen; deze keer ga ik als om te jagen, en ben ik een zendeling. Dus, daar... elke manier om daar bij hen te komen. En broeder Mattson Boze is daar dan bezig en probeert mij daar binnen te krijgen, organiseert een safari zodat ik kan komen om te gaan jagen. Wel, dan ga ik op deze safaritocht en vervolgens zegt hij: "Onze broeder Branham is in het land." Hij gaat naar de ambassade: "Zou het goed zijn als wij hier nu een kleine samenkomst konden houden?" Ziet u? Zo kan het dan beginnen en steeds verdergaan. Dus we weten nog niet of het doorgaat, of we in staat zijn dat te doen, of niet. Wij proberen het. En ik heb de Here gevraagd dat, als er iets gebeurt zodat hij het niet kan, het een teken zal zijn voor mij om hier naar Jeffersonville terug te keren en de zeven bazuinen te prediken, gedurende juli of augustus, zo ongeveer die tijd.
5 En dan, als we dat doen, we zullen zien vandaag, dan proberen we hier dat schoolgebouw te krijgen, met airconditioning, want dat zou echt fijn en koel zijn. Daar zijn vijftien- tot achttienhonderd zitplaatsen en er is airconditioning, een gloednieuw gebouw, ongeveer vijf huizenblokken hier vandaan. Een andere keer vroegen we ernaar, maar zij wilden het ons niet geven. En de man die het ons niet wilde geven heeft z'n ontslag gekregen. Dus nu is er een man die zegt dat we het kunnen krijgen op ieder moment dat wij het willen. Dus we zijn erg blij het te krijgen. Dus we kunnen het nu wellicht krijgen, ergens in de maand juli en... Hoevelen zouden ervoor willen bidden, of het nu de wil van de Here is, of dat iets ons ervan weerhoudt? [Samenkomst zegt "Amen." – Vert]
6 Weet u, ik houd van Arizona. Het is een heerlijk land. Ik heb er altijd naar verlangd daar te zijn. (Als je dat een beetje omhoog wilt duwen, broeder Ben, als je wilt, als het... O, dat... Ja, meneer. Ja. Of, wie er ook over gaat, wilt u het wat omhoog doen.) Want ik ben teruggekomen uit dat echte... [Iemand zegt: "Bandenbroeders." – Vert] Wat zegt u? ["Dat is alleen voor de banden."] O, alleen de banden. O, hier is die andere. Neem me niet kwalijk. In orde, broeder Ben. Dus ik...
7 Wanneer ik terugkom uit Arizona, wanneer ik hier aankom, maakt het mij een beetje hees, door de verandering van klimaat. Hier hebben we ongeveer zevenentachtig tot negentig en soms honderd procent vochtigheid. En daar daalt het tot nul en soms tot een gemiddelde van één twintigste van één procent vochtigheid. U leeft daar gewoon onder een zuurstoftent. En als je daar onder vandaan komt, hierheen, dan kunt u zich voorstellen wat een groot verschil dit in u teweegbrengt. Dus je krijgt last van je keel, enzovoort. (Trek hem terug waar hij was, als je wilt, broeder Ben. Ik maakte een vergissing en trok hem eruit. Ik dacht dat het deze was, maar het was hier waar ze het op plaatsten.)
8 Nu bid voor ons, ieder van u. Ik waardeer u zeker. Billy vertelde me van iemand die een mand perziken voor ons meebracht en gewoon kleine gaven die u... Ik kan u gewoon niet genoeg bedanken. Ik weet niet hoe ik het moet doen. En ik voel me zo onwaardig om zulke dingen van u aan te nemen. Ik bid dat God u zal zegenen en ik weet dat Hij het zal doen, want Hij zei: "In zoverre u dit doet aan de minste van dezen, in zoverre hebt u het aan Mij gedaan." En God zal u zegenen, daar ben ik zeker van.
9 En hoewel Arizona een fijn land is, is er één ding dat ik mis en dat bent u allen. Dat is waar. Ik mis u allen. Het maakt niet uit waar ik heenga, ik... het maakt niet uit, u bent het niet. Ik heb vrienden over de hele wereld, maar het – het is niet – u bent het niet allemaal. Er is iets met deze kleine groep, dat gewoon... Ik weet het niet. Ik denk aan hen.
10 En Tucson is een toeristische stad, weet u, en de kerken trekken, weet u. Het is nogal moeilijk. Niet erg geestelijk; en... omdat er een erg sterke wedijver is, en dat maakt het moeilijk. Als ik iedereen van u kon hebben, plus het kerkgebouw en dan daar wonen, ik denk dat het dan in orde zou zijn. Ziet u? Maar ik veronderstel dat, zolang dit hier als kerk blijft staan en u allen hier blijft komen, ik hier zal zijn totdat Jezus komt.
11 Dus bid voor mij, zoals ik een ogenblik geleden zei. Ik bedoel niet het te herhalen, maar wanneer ik voor u sta, word ik nerveus, en ik word weemoedig en sentimenteel en ook onevenwichtig. Ik ben zo om mee te beginnen, dus ik... het verscheurt me helemaal van binnen. Maar om te weten dat, waar ik ook heen kan gaan... Ik heb geen groep op aarde, voor zover ik weet, die mij zo na staat als deze groep. Moge God ons zo onafscheidelijk laten blijven, dat wij in het komende Koninkrijk daar tezamen mogen zijn, is mijn gebed.
12 Ik stond hier net bij de deur met Bill Dauch te praten, terwijl ik daarvoor iemand weer had teruggeleid tot Christus, in de andere kamer. Maar toen ik daar met hem stond te praten, éénennegentig jaar oud, zei hij: "Ik word zwak. Mijn ogen zijn niet meer wat ze geweest zijn." En ik geloof dat ik een paar jaar geleden bij hem kwam, toen hij een volledige hartverlamming en een hartstilstand had en stervende was. En die dokter zelf die hem behandelde en zei dat hij niet beter kon worden, die dokter is dood. En hier zit Bill Dauch, ziet u, éénennegentig jaar oud. Ik zei: "Bill, u hoeft op aarde niet meer te werken, en zo. Maar ik vraag dit: 'Moge God u kracht geven', omdat u zoveel van de samenkomsten houdt." Die éénennegentig jarige man doorkruist met een auto de natie of het nu heet, droog, koud, matig of wat dan ook is, om het Woord te horen. God zegene die dappere ziel. Nu, ik heb geen...
13 Ik heb nog één verontschuldiging voor de manier waarop ik u deze morgen drie uur vastgehouden heb. En ik deed de boodschap onrecht aan, omdat ik het inkortte en gedeelten wegliet en gedeelten ervan oversloeg, enzovoort. Dat is de reden waarom ik hun zei de band vast te houden. Laat mij erop terugkomen op een plaats waar het koel is of zoiets. En ik kon de Geest ervaren, maar dan kijk ik naar u en weet dat u uzelf koelte toewuift en ik weet dat u het warm hebt, en dat scheurt me gewoon aan stukken. Ik wil niet dat u lijdt; ik wil dat u zich aangenaam voelt. Ziet u? En dat maakt me bezorgd.
14 Bijvoorbeeld, ik zie zieke mensen; als ik niet – als ik geen medegevoel heb voor deze zieke mensen, dan kan ik niets goeds voor hen betekenen. Ik moet met hen kunnen meevoelen. Precies eender met u. Ik moet met u kunnen meevoelen, anders kan ik uw broeder niet zijn. Ziet u? Ik moet gevoel voor u hebben. En dat heb ik; God weet dat dat de waarheid is.
15 En nu vanavond zal ik voor de zieken bidden. En ik wil de mannen... en zegen deze mannen, broeder Collins en Hickerson, broeder Neville, broeder Capps, de beheerders en allen, voor de fijne rapporten die zijn binnengekomen, hoe u zo ordelijk de gemeente leidt en hoe alles op z'n juiste plaats komt te staan. Ik ben u mannen dankbaar. De Here zegene u voor de wijze waarop u probeert een opdracht uit te voeren. En de ene brief na de andere bereikt mij in Tucson: "Broeder Branham, het is niet meer zoals het voorheen was. Het is zo'n verschil, zo'n gezegend gevoel van de tegenwoordigheid van God." En ik ben daar dankbaar voor. De Here zegene u altijd!
16 Welnu, ik was vanavond in de Schrift een klein gedeelte aan het lezen, om er misschien enige woorden uit te nemen en er over te spreken en een Schriftgedeelte te lezen, en dan misschien een paar Schriftgedeelten, om er dan enige ogenblikken tot u over te spreken en dan voor de zieken te bidden. Slechts heel kort, ik let op de klok en ik zal proberen het zo snel mogelijk te doen. Maar ik denk dat, wanneer een grote groep mensen samen gekomen is, de dienst niet volledig zou zijn, als niet het Woord gelezen wordt of een vermaning of iets dergelijks wordt gebracht.
17 Velen van u hebben gewacht. Velen van u moeten vanavond nog mijlen ver rijden. Wat heb ik daar bewondering voor! Wat kijk ik rond en zie iedereen, en denk eraan... Daar in Arizona denk ik: "Wanneer ik hem weer zie, loop ik regelrecht naar hem toe en schud hem de hand en omarm hem." En hier zit u dan en naar wie, hoe, moet ik het doen, begrijpt u? Ik weet niet bij wie ik moet beginnen en bij wie ik moet ophouden. Maar echt, ik heb u lief. God heeft u ook lief.
18 Nu, ik denk, als ik me niet vergis, als ik hier niet het verkeerde Schriftgedeelte hier voor me heb, dan wil ik lezen uit I Korinthe, het eerste hoofdstuk, te beginnen bij het achttiende vers en ook II Korinthe 12:11, om een tekst te nemen. Nu, als ik dit snel kan vinden, dan zullen we het lezen en daarna bidden en direct beginnen, gewoon een paar minuten tot u spreken over een klein onderwerp. In I Korinthe, het eerste hoofdstuk beginnen we met het achttiende vers.
Want het woord des kruises is wel voor hen, die verloren gaan, dwaasheid; maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods;
Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken.
Waar is de wijze? Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid van deze wereld niet dwaas gemaakt?
Mag ik dit nog eens herhalen? "Heeft God niet de wijsheid der wereld tot dwaasheid gemaakt?" Wat is de wijsheid der wereld dan? Dwaasheid.
...heeft God de wijsheid van deze wereld niet dwaas gemaakt?
Want aangezien in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven;
Kan ik dat vers nog eens lezen? Luister aandachtig.
Want aangezien in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven;
Aangezien de Joden een teken begeren, en de Grieken wijsheid zoeken;
Doch wij prediken Christus, de Gekruisigde, de Joden wel een ergernis, en de Grieken een dwaasheid;
Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods.
Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen; en het zwakke Gods is sterker dan de mensen.
19 En in II Korinthe, het twaalfde hoofdstuk, het elfde vers, waar Paulus spreekt:
Ik ben roemende onwijs geworden; gij hebt mij genoodzaakt, want ik behoorde door u geprezen te zijn; want ik ben in geen ding minder geweest dan de uitnemendste apostelen, hoewel ik niets ben.
20 Laten we bidden. Here Jezus, wilt U vanavond toevoegen aan deze paar woorden, die in de voorbije dagen zijn gesproken door de grote apostel Paulus, zodat wij ons voordeel mogen doen met het horen van deze woorden, wanneer wij ze toepassen in ons leven, zodat wij het vaatwerk mogen zijn van God, gemaakt in de vorm die Hij voor ons heeft gekozen om in te zijn. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
21 Vanavond ga ik, zo de Here wil, enkele ogenblikken prediken over het onderwerp: 'De zonderling'. Nu, dat is een erg ruwe, ruige tekst om te nemen, maar ik denk dat het zo min of meer duidelijk maakt hoe ik het wil uitdrukken.
22 Weet u, er zijn vandaag zoveel dingen waardoor mensen 'zonderlingen' worden, zoals we dat noemen. En die uitdrukking betekent, als iemand het soms nog nooit heeft gehoord, dat iemand 'eigenaardig', dat iemand 'vreemd' wordt voor iemand anders. En ongetwijfeld zijn velen van ons vreemd voor elkaar.
23 Welnu, op een keer liep ik op straat in Los Angeles, Californiëen daar zag ik een erg vreemd persoon, die zich vreemd gedroeg. En hij liep op straat, viel de mensen niet lastig, maar het leek er meer op dat hij een avondwandelingetje maakte. En ik stak de straat over om te zien wat hij deed. Iedereen keek om en lachte hem uit, omdat hij zo eigenaardig deed. Ik merkte op, dat er op z'n borst een bord hing. En ik dacht: "Ik wil zien waarom iedereen zo lacht, om deze vreemde, typische man." En hij was dus... Ik lette op hem, terwijl de mensen naar hem keken, zij lachten hem uit, maar hij scheen een ander soort glimlach te hebben, een tevreden glimlach. De manier waarop de mensen naar hem lachten was meer of ze hem belachelijk maakten, maar hij scheen tevreden te zijn met datgene waar hij mee bezig was.
24 Welnu, dat is heel wat om over na te denken, dat iemand overtuigd is dat het juist is wat hij doet. Hoewel hij een zonderling is voor iemand anders, als hij tevreden is dat het goed is wat hij doet, laat hem dan begaan. En toen ik dichtbij de kleine man was gekomen, zag ik dat hier op... over zijn borst op een plaat of een bord was geschreven: "Ik ben een dwaas", en onderaan stond "voor Christus". "Ik ben een dwaas", in grote letters; helemaal onderaan stond "voor Christus". En iedereen lachte erom.
25 En terwijl de man onder hoongelach en gespot zijn weg vervolgde door de menigte, keek ik om, om te zien wat er op zijn rug stond. En daar op z'n rug stond een reusachtig groot vraagteken en helemaal onderaan stond: "Nu, wiens dwaas bent u?"
26 Wel, ik dacht, hij heeft daar iets. Ziet u? Hij scheen er echter tevreden mee, om een dwaas voor Christus te kunnen zijn. En dat was het wat Paulus zei, hij was "een dwaas" voor Christus geworden.
27 Broeder Troy van de Volle Evangelie Zakenlieden is een heel goede vriend van mij en hij is slager. En hij kreeg eens een of andere bacil in zijn hand, toen hij varkensvlees aan het snijden was. Misschien zou een man of vrouw hier weten welke bacil het was; maar deze zal je verteren. Om dus zijn leven te sparen, moesten ze drie vingers amputeren. En hij heeft nog slechts twee vingers aan één hand, maar hij is nog steeds slager.
28 En er was een kleine Duitser die bij hem werkte in een slagerij in Los Angeles en hij bleef maar proberen deze kleine Duitser tot Christus te leiden. Hij zei, dat hij Lutheraan was, en dat alles met hem in orde was. Hij was er tevreden mee een Christen te zijn, omdat hij tot de Lutherse kerk behoorde, zoals hij beweerde. Dus op een avond had broeder Troy het voorrecht hem mee naar de samenkomst te kunnen nemen.
29 Zijn naam was Henry. En Henry in het Duits is "Heinrich", daarom noemden ze hem "Heini". U hebt die uitspraak wel eens gehoord. Hij zei: "Heini, hoe zou je het vinden om vanavond met mij mee te gaan naar de samenkomst?"
30 "Wel", zei hij, "ik denk dat ik zal meegaan." Dus hij nam hem mee naar een ouderwetse samenkomst, waar ze een gebedssamenkomst hielden en hij raakte echt overtuigd van zonde en gaf zijn hart aan Christus. O, wat verheugde die kleine Duitser zich de volgende dag. Op ieder willekeurig moment liep hij met z'n handen omhoog in de lucht door het gebouw en zei: "Prijs God! Dank u, Here Jezus!" en hij trok de aandacht van allen, van hen allen.
31 Ziet u, hij werd een zonderling voor die hele groep slagers. En terwijl hij dan vlees stond te snijden begon hij aan de Here te denken en dan begon hij te huilen. Dan legde hij zijn mes neer en liep heen en weer door de gangen; niet hysterisch, maar gewoon zijn liefde uitdrukkend aan Christus, zeggend: "O, ik houd zoveel van U, Jezus!" U weet wel, heen en weer lopend.
32 En de baas kwam eraan en zag hem dit doen, heen en weer lopend, huilend. En de baas, hij merkte de baas nooit op; hij dacht aan Jezus. En daar liep hij, met z'n handen omhoog in de lucht en de tranen rolden over z'n wangen, zeggend: "O God, ik heb u zo lief!"
En de baas zei: "Heini, wat ter wereld is er met jou gebeurd?" Hij zei: "Iedereen, al je collega's praten over je. Wat is er in hemelsnaam met jou gebeurd, Heini?"
33 De kleine Duitser zei: "O baas!" Hij zei: "Glorie voor God, ik ben gered!"
Hij zei: "Je bent wat?"
Hij zei: "Ik ben gered!" Hij zei: "Ik ben met broeder Troy hier, naar een kleine zendingssamenkomst geweest, en ik werd gered. En Jezus kwam in m'n hart en nu ben ik zo vol van liefde!"
Hij zei: "Je bent zeker naar dat zootje 'moeren' ["dwazen" – Vert] geweest."
34 Hij zei: "Ja!" Zei: "Glorie voor God!" Zei: "Dank God voor de 'moeren'!" Hij zei: "Weet u, neem nu eens een auto die aan komt rijden en haal al de moeren eruit, dan houd je niets over dan een hoop schroot!"
35 Wel, ik weet het niet, maar ik geloof dat die kleine Duitser zo ongeveer gelijk had. Haal al de moeren er eens uit. Het zijn de moeren die het bij elkaar houden. En ik denk dat dat het is, wat soms de gemeente bij elkaar houdt, wat de samenleving bij elkaar houdt.
36 Nu, een paar dagen geleden kwam ik terug van een bezoek aan Prescott en ik keek naar de woestijn en bemerkte dat zij buiten Phoenix de Japanse tuinen hebben, waar zij bloemen in hadden staan, prachtige bloemen. Toen ik nog een jongen was, hoedde ik vee in die streken. Omdat er geen gras was, leefden de koeien door het eten van cactusboontjes, enzovoort.
37 En ik bemerkte toen, dat ze een weergave hadden gemaakt van het gebruik van de woestijn. In de woestijn vinden we dat, cactussen en bloemen. En bij mij thuis, of bij het huis dat wij huren van zuster Larson... Ik geloof dat zij hier is deze morgen, ik zag haar. En aan de buitenkant van het huis heeft ze een bloembed met wat aarde. Alles daar is zand. Daarom had ze wat aarde in een groot bloembed gedaan, aan elke kant van de duplexwoning. En iedere morgen moet ik naar buiten om deze bloemen water te geven. Als ik ze geen water geef, gaan ze dood. En ze zullen... Dan moet ik weer één of andere spuitbus halen en ze besproeien om de luis er vanaf te krijgen; anders eten de luizen ze op.
38 En wanneer je slechts een kleine beetje verder gaat, negen meter verder, dan groeien daar enkele bloemen, en ze groeien in de woestijn. En je kunt zes meter diep graven en het is net een klomp poeder, niets anders dan alleen stof, er is daar helemaal geen water. En wie besproeit ze? Ziet u? Deze hier in het bloembed zullen, als je nalaat ze te besproeien en water te geven, worden opgegeten door de witte mieren, torren of luizen. Maar die ene in de woestijn kan zelfs niet worden aangeraakt door de luis, noch hoeft hij vertroeteld te worden en iedere dag water gegeven; hij is een produkt van de Schepper. Dit is een bastaard namaakprodukt.
39 En ik denk dat de reden dat het Christendom voor de mensen een "moer" ["dwaasheid" – Vert] is geworden, is omdat we een stel namaakprodukten hebben gekregen in plaats van echte Christenen, een stel dat vertroeteld moet worden en bespoten om hen in de kerk te laten blijven.
40 Ik stel me voor hoe de eerste gemeente was en vergelijk het met dit namaakprodukt van vandaag. Dit zou een goedkope reproductie zijn van de ware eerste gemeente, die echte stoere gelovigen in God, met de Heilige Geest. U hoefde hen niet te vertroetelen. Je hoefde hun geen schouderklopjes te geven en hun te vertellen dat je hen hierin zou halen, en als ze er genoeg van krijgen gaan ze naar een andere; en dat je hen diaken zult maken als ze hierheen komen en uit deze andere weggaan. Dat is een bastaard namaakprodukt.
41 Ik dacht aan het originele schilderij van Michelangelo, ik geloof "Het Laatste Avondmaal". Ik geloof dat hij het schilderde. Beseft u wat het originele schilderij zou kosten? Het zou onnoemelijk vele duizenden dollars kosten, dat zou het origineel nog niet benaderen, omdat het boven iedere prijs staat. De waarde is zo hoog! Maar u kunt een goedkope reproductie ervan voor ongeveer twee dollar kopen.
42 Daarom kunnen de mensen de ruwheid van echte, wederomgeboren gelovigen niet verstaan. Ze worden een zonderling [een "moer" – Vert]. Weet u, de wereld begint in zo'n toestand te komen, dat je op ieder moment een dwaze "moer" nodig hebt om het weer op orde te krijgen. Het is nodig dat er een persoon op het toneel komt, die een beetje anders is, en hij wordt een "moer" voor die generatie. Ik was er onlangs over aan het nadenken, wie is in staat?
Wie is er vandaag geen moer? U bent een vreemde voor iemand anders. Ik geloof dat de wereld helemaal krankzinnig aan het worden is. Wist u dat dit een tijd is, waarin mensen niet meer kunnen oordelen tussen goed en kwaad, of tussen waarheid en misleiding?
43 Weet u dat de politici niet meer kunnen oordelen tussen goed en kwaad? Hebt u gezien hoe ze zich stilhielden toen er gestemd werd of de Bijbel terug moest in de kerk of in de... de Bijbel terug moest in de school? Ze weten niet welke kant de politiek op zal gaan. Denk er over na! Ik weet niet hoe het op dit moment in Indiana is, maar in de staat Arizona is het tegen de wet om de Bijbel te lezen op school. Ik denk dat het net eender is in Indiana, praktisch overal in de Verenigde Staten, omdat een ongelovige vrouw het hele programma veranderde. En bedenk, het is tegen de wet om de Bijbel te lezen op onze openbare scholen, maar met het belastinggeld van de gelovigen wordt in de scholen het ongeloof onderwezen.
44 Politiek. We hebben weer een Abraham Lincoln nodig. We hebben weer een Patrick Henry nodig. We hebben een Amerikaan nodig die er voor kan staan, ongeacht waar de politiek staat, en die goed "goed" noemt en fout "fout".
45 Wist u, dat predikers vandaag niet meer kunnen beoordelen wat goed is, het Woord van God of de denominatie kerk? Ze weten niet welke weg ze moeten inslaan. Ze kunnen niet beoordelen wat goed of verkeerd is. "Ik weet dat de Bijbel het zegt, maar onze kerk zegt..." Ziet u, de mensen zijn niet in staat te oordelen tussen goed en fout. En alles wat tegengesteld is aan de Bijbel is fout! Gods Woord is juist en ieder mensenwoord dat daarmee in tegenspraak is is een leugen. En als u daarop probeert te staan in zo'n tijd, om te staan voor wat goed is, wordt u een zonderling. Laten we een paar voorbeelden nemen.
46 Ik stel me Noach voor in die grote dag waarin hij leefde; dat grote wetenschappelijke tijdperk waarin ze piramiden en sfinxen bouwden, waarin ze konden bewijzen door middel van wetenschappelijk onderzoek, dat er geen water was in de lucht. Dan komt hier deze oude man tevoorschijn die zegt: "Er zal regen uit de hemel vallen." Noach was een zonderling voor die generatie. Hij werd een zonderling.
47 Laten we aan Mozes denken. Hoe hij naar Farao ging, zoals we er vanmorgen over spraken; Mozes ging daar naar Farao en zei: "De Here heeft mij hierheen gezonden om deze slaven uit te leiden", met een stok in z'n hand, tegen het grote leger dat de hele wereld had veroverd. Farao dacht in zijn grote geleerde geest dat Mozes een zonderling was. En hij was een zonderling voor hem.
48 Ik kan me de profeet Elia voorstellen in zijn grote dag, toen alles draaide om mode; toen Achab en Izébel de wereld regeerden, zoals het was in die dagen; en al de mode en dergelijke die Izébel wilde dragen en hoe zij ervoor zorgde dat alle vrouwen zich net zo kleedden als zij en zich verfden en zich gedroegen volgens haar mode en op de wijze waarop zij zich kleedde. En toen verscheen er een of andere idioot op het toneel, zoals Elia, en hij wederstond die hele natie; voor Achab was hij een zonderling. Dat is waar!
49 Toen Amos, de profeet, naar Samaria kwam, was Samaria in die tijd net als Hollywood vandaag, zoals de vrouwen op straat er bij lopen en zelfs openlijk overspel, hoe zij zich gedragen en daarbuiten leven, ze laten de man...
50 Het is zowat overspel in het openbaar vandaag, vlak voor uw neus. Ik ging onlangs 's avonds naar een bepaalde plaats om wat eten te halen en de jongens en meisjes daar hingen aan elkaars nek en kusten elkaar als ik weet niet wat. En weet u, mijn kleine zuster, dat dit potentieel overspel is? Wanneer een man u kust, heeft hij potentieel overspel met u gepleegd. U zou hem u nooit moeten laten kussen tot u bent gehuwd, want de klieren, zowel de mannelijke als vrouwelijke klieren zijn in de lippen. Begrijpt u dat? En wanneer de mannelijke en vrouwelijke klieren tezamen komen, ongeacht waar het gebeurt, hebt u potentieel overspel gepleegd. En u behoort u niet door een jongen te laten kussen totdat die sluier van uw gelaat is opgelicht en u zijn vrouw bent. Doe het niet! Het is het plegen van overspel. Het zal de mannelijke en vrouwelijke klieren mengen.
51 Waarom kust een man een andere man of een vrouw een andere vrouw niet op de lippen? Omdat het de klieren niet doet kruisen. Kinderen worden geboren door het kruisen van klieren. Dus het is praktisch overal opnieuw openbaar overspel. Kijk op de televisie en alles wat je ziet is een sentimenteel gedoe en losbandigheid. Geen wonder dat immoraliteit aan het toenemen is. Hoe kunnen ze het doen, zichzelf opwerkend met het kussen van die vrouwen op hun mond, terwijl ze weten dat het overspel is! God zal het niet vergeven, tenzij u zich bekeert.
52 Nu komt deze grote profeet Amos er aan. Hij staat bekend als een van de kleine profeten omdat er niet te veel over hem beschreven staat, maar hij had het Woord van de Here. En hij keek over die stad uit, ze waren allemaal... Mannen zaten in de parken met hun armen om vrouwen heen, vrouwen met hun armen om mannen heen, precies een modern Hollywood! En hij liep door de stad heen en zei: "Bekeert u of komt om!" Hij was een zonderling. Hij had zichzelf bijna krankzinnig verklaard voor hen.
53 Toen Johannes de Doper op het toneel verscheen, was hij voor de religieuze denominatie van die dag een zonderling. Hij had de gelegenheid om priester te worden, om in de voetstappen van zijn vader te treden. Maar hij weigerde het te worden, omdat God hem uit deze leringen en denominaties weghield, omdat zijn werk te belangrijk was. Hij moest de komst van de Messias aankondigen. En toen hij niets te maken had met de Farizeeërs, Sadduceeërs of wat ze ook waren, verwierp hij die hele groep en zei: "Begint niet te zeggen, 'Wij hebben Abraham tot onze vader', want ik zeg dat God in staat is uit deze stenen kinderen voor Abraham te verwekken." Voor de religieuze wereld van zijn dagen was hij een zonderling. Juist.
54 Toen Jezus op het toneel verscheen, was Hij voor de religieuze mensen van Zijn dag ook een zonderling. Want ze zeiden: "U bent een Samaritaan. U bent niet goed bij Uw hoofd. U bent een krankzinnige." Met andere woorden "een gek". Hij was dat, voor het volk, uw Heer en Heiland. Geen wonder dat Paulus, die opgeleid was door Gamaliël om priester te worden, met de mogelijkheid om op een dag hogepriester te worden... en op weg naar Damaskus werd hij door een bovennatuurlijk licht getroffen. En hij keek op. En een Jood zijnde, die wist dat de Vuurkolom zijn volk had geleid, zei hij: "Here, wie zijt Gij?"
En Hij zei: "Ik ben Jezus."
55 En toen hij zijn opvoeding verloochende, verloochende hij al zijn theologische kennis, waarin hij op de scholen was getraind en hij werd een gewone straatprediker, hij was een zonderling. Hij zei: "Ik ben een dwaas geworden."
56 En de mensen dachten dat hij gek was, buiten zichzelf. Hij vertelde Festus: "Ik ben niet gek." Hij kende gewoon de Here. Maar om de Here te kennen in een religieuze groep... Ik hoop dat u dit niet mist. In deze dag Jezus te kennen maakt u, in een religieuze groep, een zonderling. Het is niet veranderd. Ik zou hier een poosje bij kunnen blijven stilstaan, maar ik wil voortmaken voor de gebedsrij.
57 Maarten Luther, die kleine Duitse priester, nam op een dag het avondmaalsbrood, wierp het neer op de trap en zei: "Dit is niet het lichaam van Jezus Christus. Dit is gewoon brood, dat daar achter is gemaakt." En hij verkondigde dat "de rechtvaardige zal leven door geloof". Hij was een dwaas voor de Katholieke kerk. Ze hadden hem ervoor kunnen vermoorden, maar hij was een dwaas en ze lieten hem begaan. Maar hij werd een dwaas voor die generatie.
58 John Wesley, in de dagen dat Engeland in diep moreel verval was geraakt. Als toen de Wesleyaanse opwekking niet op het toneel was verschenen... De hele wereld was corrupt, overal was immoraliteit. En de Anglicaanse kerk was zo ver teruggevallen, dat er geen opwekking meer was; zo'n Calvinistische denkwijze! En John Wesley kwam op het toneel, met het Woord van heiligmaking, de immorele mensen reinigend. Hij werd een zonderling.
59 Een aanhaling uit het boek van meneer Wesley. Hij liep eens over een pad en iemand van de Engelse kerk... Ze dachten allemaal dat hij gek was, dus hij ging voor hem staan. Meneer Wesley was een klein mannetje. Deze grote sterke kerel dacht dat hij hem wel even zou neerslaan, daarom ging hij voor hem staan. Meneer Wesley liep verder en zei: "Neem me niet kwalijk meneer, zou u opzij willen gaan? Ik heb haast." En de Anglicaan zei tegen hem: "Ik ga niet opzij voor een dwaas."
60 Meneer Wesley tikte beleefd tegen zijn hoed, liep om hem heen en zei: "Dat doe ik altijd." Dus u ziet, dat was iemand die een zonderling was; de een was het voor Christus; de ander was het voor de kerk. Dus u bent, hoe dan ook, iemands dwaas. Ja!
61 Toen de Pinkstermensen vijftig jaar geleden op het toneel kwamen, zei men: "Die mensen zijn gek!" Zij waren "moeren" ["zonderlingen" – Vert], dat is juist, omdat zij, toen zij op het toneel kwamen, al het bederf veroordeelden dat in die tijdperken van de kerk heerste. Maar wat hebben de Pinkstermensen gedaan? Keerden regelrecht terug tot het uitbraaksel waar ze uitgekomen waren, regelrecht terug in het corrupte stelsel van denominaties. Weet u wat? Het is tijd voor een andere "moer". Ja. het is tijd voor een andere. Dat is juist.
62 [Broeder Branham gebruikt hier een woordspeling met het woord "nut", wat 'moer' betekent, maar in volkstaal ook als scheldwoord 'gek' of 'zonderling' gebruikt wordt – Vert] Merk op, een moer, voordat er een moer is, moet er een bout zijn om de moer op te laten passen. En de schroefdraad van die moer is gedraaid voor die bout; als hij niet past, is het een mislukking. Let op. Allen die gedraaid waren, in de dagen van Noach, gedraaid voor de Evangelie boodschap, werden door Noach, de moer, de ark binnengetrokken. Het hangt er vanaf wat uw schroefdraad is, waarvoor u bent gedraaid. Als u bent gedraaid voor de wereld, dan zullen zij aan u trekken. Als u bent gedraaid voor het Woord, dan zal dat u trekken. Het hangt er vanaf voor welke u bent gedraaid, welke moer u zult volgen.
63 Maar Noach, een moer geworden met het Woord van God, een moer voor het wetenschappelijk tijdperk en voor het religieuze tijdperk, waarin hij leefde, hij trok degenen die gered zouden worden de ark in. Amen. Degenen die waren voorbestemd, de bout die voor de moer was gemaakt. De schroefdraad van de bout moet passen bij die van de moer.
64 Dus, Satan heeft ook enige bouten en moeren, bouten en moeren van de koninkrijken dezer wereld. Farao was net zo goed een moer voor Noach, of voor Mozes, als Mozes het was voor Farao. Farao had met al zijn wetenschappelijke trucjes zijn natie aan zich vastgetrokken. Noach trok de gemeente naar het beloofde land, door een moer te zijn voor God. Het hangt er vanaf hoe je gedraaid bent. Hij trok de gemeente uit Egypte; zoals Noach de gemeente uit de wereld naar de ark trok. Mozes trok de gemeente uit Egypte naar Gods beloofde land.
65 Jezus zei... Nu, wees voorzichtig, want deze moeren en bouten lijken heel veel op elkaar. Let goed op de schroefdraad. Hij zei in Mattheüs 24:24: "Het zou bijna de uitverkorenen verleiden." Nu, de Amerikanen en de denominaties wereldwijd hebben weer een moer nodig.
66 De Methodisten, de Baptisten, de Presbyterianen, zijn allemaal verdeeld in van alles en nog wat, en vechten allemaal met elkaar. En tenslotte worden ze allemaal vastgeschroefd aan dezelfde bout. Dus, God heeft hun een bout gegeven en een moer gezonden, de Wereldraad van kerken. Deze zal hen allen tezamen trekken. Dat is juist! Zeker zal het gebeuren, deze zal ze tezamen trekken, de Wereldraad.
67 Weet u, ze hadden hier niet lang geleden... Er kan niets plaatsvinden of het moet een oorzaak hebben, een reden. De vrouwen willen hun kleren uittrekken. Ze willen shorts dragen. Ze willen nog steeds bij de kerk behoren. Ze willen al die 'kini's' dragen, of hoe u die dingen ook noemt. Ze willen dat doen en ze willen toch ook bij de kerk behoren; ze willen roepen, schreeuwen en dansen, aanbidden. Dat is een aanbidding.
68 Nu, als ik tijd had, zou ik dat aan u bewijzen. Dat is de duivel aanbidden, op die manier te dansen en die dingen te doen. Ik kan het aan u bewijzen, in de heidenlanden. Ze willen aanbidden en hun getuigenis vasthouden en toch in de kerk blijven. Daarom gaf God hun een moer, twee of drie van hen; de ene heet Elvis Presley, één Pat Boone en Ernie Ford; ze kunnen liederen zingen en van alles en toch claimen een Christen te zijn. Het is een moer. Het heeft niet de schroefdraad van het Woord. Goed.
69 Nu, ik zei dat ik er met een half uurtje doorheen zou zijn en het is op. Maar luister, de wereld wil een moer. De duivel ziet er op toe dat zij hem krijgen. Hun schroefdraad is er al voor gedraaid. Maar, terwijl de schroefdraad van de wereld wordt gedraaid voor een moer, is er een volk, dat de bruid wordt genoemd. Haar schroefdraad wordt ook gedraaid. Zo zeker als ik hier sta, zal God hun een moer sturen, die de bruid uit deze chaos zal trekken in de tegenwoordigheid van God. Het zal een moer zijn met de schroefdraad van het Woord!
70 Een criticus zei een paar dagen geleden in Tucson tegen mij, hij zei: "Weet u, sommige mensen maken u uit voor een moer en anderen maken een god van u."
Ik zei: "Wel, dat klopt wel zo ongeveer." Ik wist dat hij probeerde me te bekritiseren. Ziet u?
71 Hij zei: "De mensen denken dat u een god bent."
72 Ik zei: "Wel, dat..." Ik weet dat de mensen dat niet deden. Maar ik wist dat hij het niet begreep, omdat hij aan de andere kant van de huid was, ziet u. Daarom wist ik dat hij het niet begreep, hij wist het niet. Dus ik zei: "Dat is niet al te zeer buiten het Woord van God. Nietwaar?" Ziet u, gewoon om hem te laten weten dat wij de weg niet kwijt zijn. We weten wel waar we staan. We weten wel, welke zeilen we hebben gehesen en welke wind er blaast. We weten wat onze schroefdraad is en wat onze moer is. En we weten hoe we moeten staan. Ik zei: "Dat is toch niet al te zeer in strijd met het Woord van God, wel?" Ik zei: "Bedenk dat, toen God Mozes naar de kinderen Israëls zond, God van Mozes een god maakte, dat is juist; en Hij maakte ook van Aäron, zijn broer, een profeet. Dat is waar. 'Al de profeten', zei Jezus, 'waren goden.' Zij waren goden; mannen." Dat is waar. God bedoelt het op die wijze.
73 Luister naar het Woord dat wij prediken en het woord dat ik deze morgen sprak: "God Die Zich verbergt achter huiden, dassenhuiden, God Die Zich verbergt achter de huid van een man." Ziet u? Dat is wat Hij deed. Toen God werd bekendgemaakt aan de wereld, was Hij verborgen achter een sluier, achter de huid van een Man genaamd Jezus. Hij was versluierd en verborgen achter de huid van een man, genaamd Mozes, en zij waren goden, geen Goden; maar zij waren God, de ene God Die eenvoudig Zijn masker veranderde, waarbij Hij iedere keer hetzelfde deed, dit Woord brengend. Ziet u, God deed het op die wijze. Hij weet dat de mens iets moet zien; ieder van ons, die op deze wereld geboren is, heeft dat.
74 Zoals ik u deze morgen vertelde, het was aan niemand toegestaan Mozes daarin te volgen. God handelde nooit met twee tegelijk. Hij handelt altijd met één. Niemand mocht Mozes nadoen. Het betekende de dood, natuurlijke dood, om te proberen hem na te doen, om hem te volgen in die Vuurkolom. Dus niet alle mensen zijn zo gemaakt... U bent niet op die wijze geboren om binnen te treden in dat bovennatuurlijke. Maar God plaatst sommigen op aarde om Hem te vertegenwoordigen als een ambassadeur van Hem. En die ambassadeur is verordineerd door God om in het grote, onbekende, bovennatuurlijke binnen te gaan en te onderscheiden en dingen naar voren te brengen, die het natuurlijke verstand niet kan bevatten. Het brengt het geheimenis van God naar voren, voorzegt dingen die er zijn, en dingen die er zijn geweest, en dingen die er zullen zijn. Wat is het? God, God achter huiden, menselijke huiden. Precies juist.
75 Sam Connelly woont in Tucson. Eens kwam hij hier, vele jaren geleden, met meneer Kidd, en hij werd genezen van een chronische maagzweer, die hij al jarenlang had. Toen ik afgelopen herfst wegging, had Sam een steen, die de specialist daar in Tucson had onderzocht. Hij was zo groot als een knikker. Broeder Sam Connelly... Velen van u hier kennen hem; hij komt uit Ohio. En hij ging naar de dokter en hij zei: "Sam, maak jezelf gereed voor volgende week, ik zal die steen eruit halen", een paar dagen daarna.
Hij zei: "Kan ik de steen vanzelf kwijtraken, dokter?"
Zei: "Dat is onmogelijk. De steen is te groot."
76 Hij liet dus een taxi voor hem komen die hem naar huis bracht. En hij belde op; hij zei: "Ik wil dat u naar me toekomt en voor me bidt, broeder Branham." Waarom belde hij me op voor zoiets? En ik begon voor hem te bidden.
77 Ik zei: "Sam, het is ZO SPREEKT DE HERE, de steen zal er vanzelf uitgaan."
78 En de volgende morgen nam hij de steen mee naar de dokter. En hij zei... De dokter zei: "Meneer Connelly, ik begrijp niet hoe het gebeurde."
79 En hij zei: "Ik ben een gelovige in God en God heeft de steen voor mij naar buiten gebracht, heeft me er vanaf geholpen." De man kon het nauwelijks geloven, de dokter. Net zo min als hij het kon geloven van die grote tumor, die de zijde van mijn vrouw verliet. U weet daarvan, ziet u. Dus hij zei...
80 Ongeveer zes maanden later, dat was ongeveer drie... ongeveer twee weken geleden, of drie weken geleden, werd Sam Connelly getroffen door een ernstige hartaandoening. En ik weet de naam niet, de kransslagader, of een bepaald soort hartinfarct, of wat het ook is. Het is heel gevaarlijk... Het zal niet... Ze beweren, dat je er niet van kunt genezen. Een hartaanval, en een hartstilstand. En zijn benen waren zo opgezwollen, dat zijn enkels dikker waren dan zijn been, hier boven bij zijn heup. Ze brachten hem dus bij de dokter. De dokter zei: "Breng hem heel voorzichtig naar huis of naar het ziekenhuis."
Sam zei: "Ik wil niet naar het ziekenhuis!"
Zei: "Neem hem mee naar huis en leg hem op bed en beweeg niet uw hoofd, hand of voet gedurende zes maanden." Zei: "U zou ieder moment kunnen sterven."
81 En broeder Norman belde op. En we gingen die avond naar broeder Sam. En we baden voor hem en de Here sprak. En de volgende morgen ging Sam naar het kantoor van de dokter, stroopte z'n smalle broekspijpen op, ging voor de dokter staan en zei: "Kijk naar mij, dokter!" En de dokter maakte een cardiogram van hem en hij zei: "Ik begrijp het niet." Zei: "Ga maar aan het werk." Hij zei: "Bij welke kerk behoort u?"
Hij zei: "Ik behoor bij geen van alle."
82 Hij zei: "U kunt geen Christen zijn zonder tot die denominaties te behoren. U moet wel." Ziet u, dat was alles wat de dokter wist. Sam was een zonderling voor hem. En voor Sam was hij een zonderling door zo'n vraag te stellen. Wat gebeurde er toen? Sam kwam en hij zei: "Wat kan ik tegen de mensen zeggen, broeder Branham, die mij zulke dingen vertellen?"
83 "Vertel hun dat je behoort tot, 'de enige waarachtige kerk'. Je voegt je er niet bij. Het is geen denominatie. Je wordt er in geboren."
84 Een kleine dame, ongeveer zes maanden geleden, geleund tegen de borst van zuster Norman. Ik ben haar naam vergeten, een erg aardige, kleine vrouw van ongeveer dertig jaar. Zij en haar man waren gescheiden en ze had leukemie gekregen. En ze was in zo'n toestand gekomen dat ze nauwelijks op haar benen kon blijven staan. En tenslotte werd het zo erg, dat de dokters haar op bed legden. En de dokters bezochten haar totdat de tijd zou komen. Ze gaven haar nog tot de volgende woensdag. Zij zou de volgende woensdag dood zijn. En mevrouw Norman kreeg haar op de één of andere manier uit het bed en bracht haar hierheen en ze moest haar omhoog houden op een stoel. En terwijl ze daar zat, dat kleine ding, naar voor en achter vallend, zo grauw als ze maar kon zijn, haar huid helemaal geel van de kanker, leukemie...
Ik zei: "Wel, ik kan voor u bidden, zuster."
En zij probeerde te spreken, tranen in haar ogen, ze zei...
Ik zei: "Bent u een Christen?"
Ze zei: "Ik ben een Methodist."
Ik zei: "Ik vroeg of u een Christen was."
En ze zei: "Bedoelt u het behoren bij een christelijke kerk?"
85 Ik zei: "Nee mevrouw. Ik bedoel, bent u geboren uit de Geest van God en hebt u de Here Jezus lief?"
Ze zei: "Wel, ik heb altijd tot de kerk behoord."
86 Ik zei: "Als God u zal laten leven, wilt u me dan beloven dat u tot mij zult terugkeren en mij u de weg tot God duidelijker zult laten uitleggen?"
Ze zei: "Ik beloof God alles, als Hij mijn leven spaart. Ik zal Hem dienen."
87 Precies op dat moment kwam er een visioen, dat zei: "ZO SPREEKT DE HERE. Maak jezelf niet gereed; verscheur de dingen voor je dood, overmorgen." Dat was op maandag en ze zou 's woensdags sterven. "U zult niet sterven." Vorige week zondag, een week voor deze zondag, zat ik met haar in de kamer. Was ruim dertig pond aangekomen; de dokter zei dat er geen spoor van leukemie, waar dan ook maar, kon worden gevonden. En ze wilde meer weten; en ik stuurde haar naar een irrigatiekanaal om gedoopt te worden in de Naam van Jezus Christus, de manier van de Here. Het mag een moer zijn, maar: "Als Ik zal zijn opgeheven, zal Ik alle mensen tot Mij trekken."
88 Ik bezocht de jongen die hier vroeger de banden opnam, Leo Mercier. Hij heeft een caravanpark. En ik had voor sommige mensen gebeden. En ik bad voor een kleine dame, genaamd Lokar, geloof ik dat het was. En ze had veertien operaties wegens kanker ondergaan en de dokters hadden haar opgegeven om te sterven. En er werd voor gebeden en haar werd verteld, dat ze niet zou sterven, maar zou leven. En er is nergens meer een spoor van te vinden. En vanwege dat stonden er daar achtentwintig mensen van haar familie, gered en gevuld met de Heilige Geest. Het mag een moer zijn, maar het trekt alle mensen tot Hem, die zullen komen. Hun schroefdraad komt overeen met die van het Woord. Ziet u wat ik bedoel?
89 Eergisteren kreeg ik een brief binnen, hij ligt daar in de ordner. Afgelopen herfst toen ik op een jachttocht was... of, afgelopen voorjaar, het was een jaar geleden. Een Indiaanse jongen, genaamd Oscar, met wie we daar boven bij de hoofdweg aan het jagen waren; daar waar de Engel des Heren, zoals ik u hier vertelde, die caribou en die zilvertip-grizzly beer aan ons zou geven. Ieder van u herinnert zich dat. Die jongen dan, toen ik naar binnenging... Hij wandelde de tent binnen, afgelopen voorjaar. En toen Bud me vroeg de zegen te vragen (hij had z'n handschoenen uit gedaan; hij reed), deed hij die handschoenen aan en was klaar om naar buiten te gaan. Hij was een Katholiek. Hij wilde daar niets mee te maken hebben.
90 Afgelopen herfst stond hij, als hij kon, naast me... Toen zijn moeder daar stervende lag met een hartaanval, zei hij: "Zou u niet mee willen komen en voor haar bidden?" Ik ging mee naar die kleine hut van de Indianen daar. En daar waren ze allemaal verzameld om deze moeder, en ze was stervende, kende geen woord Engels. En de Heilige Geest kwam neer en vertelde de moeder, door een tolk, haar dochter, wat er had plaatsgevonden, wat het was. Vertelde zelfs haar naam, vertelde haar wat ze was en tot welke stam ze behoorde en hoe dit zou plaats vinden. En de moeder was ogenblikkelijk genezen.
91 En de volgende morgen, toen ik terugging om ze op te zoeken, omdat ik weggereden was, en ik vijfenzestig kilometer terugging voor een schaap, zaten ze daar allemaal, ze was helemaal... bezig op het paard te klimmen om heen te gaan om elandvlees te drogen. En ik zei: "Gisteravond toen ik bad, zei ik: 'Onze Vader Die in de hemelen zijt.'" Ik zei: "Louise, ik– ik... Dat was een Katholiek gebed. Jullie begonnen allemaal en toen, natuurlijk, verliet ik jullie." En ik zei: "Nu ga ik eenvoudig God bedanken. Wij zeggen geen gebeden op; wij bidden."
92 Ze zei: "Wij zijn geen Katholieken meer." Ze zei: "Wij geloven zoals u gelooft. Wij willen dat u ons allemaal meeneemt en ons doopt op de wijze waarop údoopt. Wij willen de Heilige Geest."
93 Op de terugreis... De jongen had zijn paarden verloren, maanden daarvoor, kon ze niet vinden. En de gids foeterde hem uit en zei: "Oscar, je zou toch beter moeten weten, dan die paarden zo achter te laten. De beren, zoveel grizzly's, zullen in dit jaargetijde die paarden opeten."
En hij bleef vlak bij me staan. En op een avond zei hij: "Mag ik u iets vragen?"
Ik zei: "Ja."
Zei: "Broeder Branham, bid God! God geeft mij mijn pony's terug."
Ik zei: "Bud zei, dat de beer ze heeft opgegeten."
Zei: "Broeder Branham, vraag God! God geeft Oscar zijn pony's terug."
Ik zei: "Geloof je dat, Oscar?"
Hij zei: "Ik geloof. God maakte mijn moeder beter. God vertelt u waar beer was, waar wild was. Die God, Die weet waar wild is, weet waar mijn paarden zijn."
94 Een jaar geleden, terwijl ik daar stond met Fred Sothmann, die hier vanavond is, en Billy Paul, mijn zoon. De Heilige Geest kwam neer. Ik zei: "Oscar, je zult je pony's vinden. Ze zullen in de sneeuw staan." Daar ligt de brief, hij schreef me vorige week, ik kreeg hem vrijdag, hij kwam hier aan. Het ligt daar precies op de stapel. "Broeder Branham, Oscar vindt pony's, staande in de sneeuw."
95 Hoe ze konden leven weet niemand. Daar, de jongen... In dit jaargetijde, juni, is daar zoveel sneeuw, het is daar nu nog zes tot negen meter hoog, rondom. Hoe konden ze het de hele winter uithouden in deze canyon? Oscar kon bij ze komen op sneeuwschoenen, maar hij kan zijn pony natuurlijk geen sneeuwschoenen aantrekken. Maar hij vond ze, overeenkomstig het Woord des Heren. Het mag klinken als een moer; maar geloof het eens! Het hangt er vanaf hoe je schroefdraad loopt.
96 Nu, de schroefdraad zal niet passen bij een denominatie. Het zal slechts passen bij het Woord. Maar er zijn enige mensen op aarde die dat Woord geloven! Er zal een moer voor nodig zijn om die bruid er in te doen opgaan, die de schroefdraad heeft, want de bruid en de Bruidegom zijn één. En die God is één en het Woord is God! Het moet een schroefdraad hebben die past bij het Woord en het zal de bruid uit deze denominaties trekken.
97 Ja, hij wilde mij bekritiseren. Weet u, het herinnert mij aan datgene waar wij vanmorgen over spraken, God Die Zich verbergt achter huiden, de huid van een man.
98 Een klein verhaal en dan stop ik; neem me niet kwalijk dat ik u hier nu ongeveer vijfenveertig minuten heb vastgehouden. Daar was een huis, een christelijk huis, en daar was een... Ik vertelde dit aan deze criticus. En in dit huis was er... geloofde men in God. Ze hadden daar een kleine jongen, maar als het onweerde was hij doodsbang. Als het weerlichtte, o, dan was hij gewoon doodsbenauwd. Hij kroop onder tafels of waar dan ook als het weerlichtte. Dus op een avond woedde er een zwaar onweer om de boerderij waar zij woonden, en de bomen zwiepten heen en weer en de bliksem weerlichtte, het werd al laat op de avond. De moeder zei tegen Junior: "Welnu, Junior, ga naar boven en ga naar bed." Zei: "Wees nu niet bang. Ga maar naar boven."
99 Dus kleine Junior ging met z'n pyjama aan, achterom kijkend, half huilend de trap op. Hij ging liggen, probeerde te gaan slapen en bedekte zijn hoofd. Hij kon niet in slaap komen; die bliksem flitste langs het raam. Toen riep hij: "O mamma, kom hier naar boven en slaap bij mij." Wel, ze zei: "Junior, er zal niets met je gebeuren. Die bliksem kan je niets doen."
Hij zei: "Maar mamma, kom toch hier boven bij mij slapen."
100 De moeder ging de trap op en ging op het bed liggen bij haar Junior. En ze zei: "Junior, mijn kleine jongen, moeder wil jou iets vertellen." Ze zei: "Junior, wij zijn een christelijke familie. Wij geloven in God en wij geloven dat God ons in onweer beschermt. Wij geloven dat. En wij geloven, dat God voor de Zijnen zorgdraagt." En zei: "Ik wil dat je dat gelooft, Junior. Dus, wees niet bevreesd. God is met ons en Hij zal ons beschermen."
101 Junior snoof een paar keer. Hij zei: "Mamma, dat geloof ik ook." Hij zei: "Maar wanneer die bliksem zo dichtbij het raam is, wil ik de God voelen die een huid heeft." Dus ik denk, dat er heel wat van ons, volwassenen, zijn, die hetzelfde denken. God met een huid erop! [Leeg gedeelte op de band – Vert] God met huid erop! Het mag als een moer klinken voor de wereld, maar het trekt alle mensen tot Hem.
Laten we bidden.
102 Hemelse Vader, deze kleine verhalen over ervaringen gebeuren soms met een reden. En toch, hoe ruw het ook mag klinken, we begrijpen het in de taal waarin ze hebben plaatsgevonden. We danken U dus vanavond, Here, dat God in ons voor Zichzelf een woonplaats kan maken. Wij zijn dankbaar dat er een verzoening tot stand werd gebracht, het bloed van de Rechtvaardige, Jezus; Die de volheid van God was, de volheid van de Godheid lichamelijk, en dat Hij Zijn kostbaar leven aflegde; niet dat het van Hem werd afgenomen, maar Hij legde het vrijwillig af, zodat wij ons in Hem zouden kunnen verheugen in de volheid van Zijn tegenwoordigheid, in de Shekinah heerlijkheid waarin Hij leefde, zodat onze zielen geheiligd zouden mogen worden door dat bloed, zodat de grote Heilige Geest Zelf in ons zou kunnen leven. En wij worden leraren, profeten, enzovoort, voor de mensen, voor hen Here, die in nood zijn; gaven van God; God Die Zichzelf manifesteert, Die de grote gaven van God uitstraalt in de tegenwoordigheid van dit moderne tijdperk.
103 En die ruwe uitdrukking Heer, om een moer te zijn. En we weten dat het in deze tijd soms nodig is, omdat de wereld in een sleur terecht komt, net als de kerk vandaag, het is slechts het zich voegen bij nieuwe kerken en nieuwe denominaties. Een man die optreedt met het Woord wordt verondersteld een moer te zijn, een krankzinnige. Zoals de grote apostel Paulus, die opgeleid werd om een theoloog of priester te zijn, maar toch zei hij dat hij een dwaas werd, voor de glorie van God. Hij verzaakte zijn opleiding, zodat de mensen zouden... luisteren naar zijn hoogbeschaafde woorden. En hij zei, dat hij niet kwam met meeslepende woorden en wijsheid van mensen, zodat hun geloof in iets dergelijks zou rusten. Wat heeft de kerk zich daartoe gekeerd vandaag, zoals hij profeteerde: "Na mijn vertrek zullen wolven binnenkomen, die de kudde niet zullen sparen." Maar hij zei dat hij tot hen kwam "in kracht en manifestaties van de Heilige Geest", zodat hun geloof zou zijn in God. Vader, hij werd een dwaas voor de wereld, om Jezus te kennen.
104 En dat doen wij vandaag ook, Here. Er zitten hier mensen, die verondersteld worden gek te zijn, omdat zij bereid zijn God te vertrouwen voor hun genezing, voor hun eeuwige bestemming. Die hun reputatie op het spel zetten, door Hem te aanbidden. Hem dankende, Hem prijzende, hun geest loslatend om God te aanbidden; ze worden verondersteld gek te zijn. Maar U zei, dat de dwaasheid van God, als we dwazen zijn, sterker en wijzer was dan de wijsheid der mensen; want mensen kenden God niet door hun wijsheid. Maar door de dwaasheid der prediking behaagde het God hen te redden die konden worden gered. We bidden, God, of de grote Auteur van dit Woord zou willen komen vanavond om de zieken te genezen, de verlorenen te redden. We vragen het in Jezus' Naam. Amen.
105 Ik zou God met iets willen vergelijken, zodat u niet verward raakt door wat ik vandaag heb gezegd; God is een grote Diamant, de Eeuwige. En wanneer een diamant wordt gewonnen in de blauwe gesteenten van Afrika, ik ben in de mijnen geweest en heb het gadegeslagen, in de grote... hoe ze dit bewerken en de diamanten eruit halen, hoe ze door de pletmachine gaan en de grote blauwe vuurdiamanten, zwarte diamanten komen eruit. Ze hebben niet veel vorm, een bepaalde vorm. Ze zijn slechts een grote steen. En werkelijk, op dat moment hebben ze geen vuur in zich. Het is slechts een diamant, een steen; de meeste rond en glad. Maar deze diamant moet geslepen worden. Het is tegen de wet om een ongeslepen diamant te hebben. Hij moet geslepen worden en dan heb je een certificaat nodig, waar je hem hebt gekocht, want ze zijn miljoenen dollars waard. En ik vergelijk God met die diamant.
106 Nu, een diamant wordt zodanig geslepen, dat het zal reflecteren wat aan de binnenkant ervan is, het vuur dat in de diamant zit. En het moet op ieder plekje, ieder kantje geslepen worden tot het drie punten heeft. Maak bij een diamant drie punten en een lichtstraal zal door deze drie punten breken in zeven kleuren, ziet u, het vormt zeven kleuren.
107 En let nu op: "God werd verwond om onze zonden, verbrijzeld om onze ongerechtigheden." Ziet u, Hij werd geslagen, verbrijzeld, die grote Diamant, zodat vanuit Hem de gaven aan de gemeente zouden mogen reflecteren. En het gaat niet om het licht; omdat het licht moet terugkeren wanneer de zon ervan weggaat, terug naar waar het van af geslepen is. Maar ieder klein stukje dat er tijdens het slijpen van af komt, wordt niet weggegooid; het wordt in gebruik genomen. Veel ervan worden grammofoonnaalden. En deze naalden, die van de diamant worden afgeslepen brengen muziek ten gehore, die op een plaat is opgenomen.
108 En ik hoop dat u ziet wat ik bedoel. Wanneer de naald van Christus, de gave van Christus, op de Bijbel wordt geplaatst, spreekt het de verborgen geheimenissen van God uit aan de gelovige. Hij kent de geheimen van het hart. Hij kent iedere persoon. Gelooft u dat? De diamant zou niet zeggen: "Ziet u wat ik ben?" Het gaat er om, waar hij vandaan komt. De diamant is een diamant omdat hij van een diamant is afgehaald.
109 Op die zelfde wijze is het met de gaven van de Geest aan een persoon, het is een deel van die Diamant. Het is gezonden, naar beneden gebracht, geplaatst in een gave, om uitleg te geven, te prediken, te onderwijzen. Er zijn vijf geestelijke gaven; apostelen, profeten, leraars, herders en evangelisten, en ze zijn er allemaal om het lichaam van Christus op te bouwen. En net zo zeker als dat er leraren zijn en herders, moeten er ook profeten zijn. We weten dat.
110 En we geloven dat God in de laatste dagen gemanifesteerd zal worden onder Zijn volk, aan het uitverkoren zaad, overeenkomstig de Bijbel, in de vorm van een profeet. Dat is precies in overeenstemming met het Woord. Niet dat de man God is, maar dat de gave God is. Ziet u? En dat is de naald. Nu, een speld zou geen goede weergave produceren van de plaat. Een normale naainaald zou geen goede weergave voortbrengen. Maar een diamant is het beste dat er is. Een naald met de punt van een diamant, zal een helder geluid produceren.
111 Moge God vanavond... Uw grammofoonplaat van dit leven, wat er ook verkeerd mag zijn met u, wat u ook maar zou verlangen van God, moge de grote Meester, Die de naald in Zijn hand houdt, moge Hij hem op uw leven plaatsen en aan ons openbaren waarom u hier bent, wat u wenst; dan zullen we weten dat Hij hier is.
112 Hemelse Vader, wilt U het toestaan voordat ik deze gebedsrij begin, niet omdat ik het er op aanstuur, maar wilt U het toestaan, zodat de mensen het mogen weten. Misschien zijn hier vreemdelingen voor gebed. Ik ken ze niet, maar U wel. En Paulus zei: "Als u in tongen spreekt en er is geen uitleg, of het sticht niet, zullen de mensen zeggen dat u gek bent. Maar wanneer iemand profeteert en openbaart wat in het hart is, dan zullen ze zeggen: 'Waarlijk God is met u.'" Moge het opnieuw zo zijn, God, in dit late uur. U beloofde het, en zo zal het zijn. In de Naam van Jezus Christus. Amen.
113 Nu, ik vraag me af hoeveel zieke mensen hier vanavond zijn? Of gaf Billy gebeds...? Zijn er gebedskaarten uitgereikt? [De broeders zeggen: "Ja." – Vert] Ja. Wel, ik veronderstel dat ieder ziek persoon een gebedskaart heeft gekregen, maar ik weet niet wat u erop geschreven hebt. Ik denk, dat hij u gewoon een kaart heeft gegeven; u schrijft erop wat u wilt. Klopt dat? U kreeg de kaart; u zette er op wat u maar wilde.
114 Ik ken u niet. Hoevelen hier weten dat ik u niet ken en toch bent u ziek en u zou dit mogen zeggen: "Wat heb ik u vandaag horen zeggen: 'God achter huiden. God achter een menselijke huid, Zichzelf versluierend'?" Maar wanneer u geestelijke ogen hebt, zou u ze kunnen opendoen en Hem zien, zien Wie Hij is. En u gelooft dat. Jezus zei: "Hij, die in Mij gelooft, zal ook de werken doen die Ik doe; meer dan deze zal hij doen, want Ik ga naar de Vader." Nu, indien u met geheel uw hart gelooft!
115 Hoevelen hier zijn ziek en weten dat ik u niet ken, niet weet wat verkeerd is met u? Steek slechts uw hand op en zeg: "Ik ben ziek. Ik heb een nood." Hoevelen hebben verlangens in hun hart, niet ziek, maar hebben verlangens? Weet u wat...?... In orde. Ik zag niemand daar die niet z'n hand opstak. Nu, ik weet niet...
116 Ik ken deze man die hier zit. Ik ben er zeker van dat het broeder James is, en ik denk dat dat zuster James is. Broeder Ben ken ik. Soms alleen uw gezicht; de broeder die de foto's neemt. Maar de... Laat iemand achteraan, ergens... ik doe deze uitdaging op grond van en bij het sluiten van deze boodschap.
117 Weet u dat God beloofde dat dit in de laatste dagen zou plaatsvinden? Hij deed de belofte. Ziet u? Nu, ik kan het niet laten plaatsvinden. Ziet u, ik kan dat niet. Hij moet het doen. Hij is Degene Die het doet; niet ik. Maar ik geloof in Hem, anders zou ik hier niet staan en u iets vertellen waarin ik niet geloofde. Nu, bid en zeg: "Here Jezus, ik ben onderwezen in de Bijbel dat U nu een Hogepriester bent, Die aangeraakt kan worden door de gevoelens van onze zwakheden." Het maakt mij niet uit waar u bent. Zeg eenvoudig: "Ik geloof U. En door geloof geloof ik wat die man vandaag zei."
118 Dat is wat de engel mij vertelde. "Zorg ervoor dat de mensen u geloven." En wanneer ik het Woord van God vertel, is het niet de zaak "om mij te geloven", maar het is "het Woord geloven". Wanneer het niet overeenstemt met het Woord, geloof het dan niet. Maar wanneer u gelooft dat dit het Woord is, dan, wat het ook mag zijn, bid en geloof, en zie of Hij nog steeds in staat is te openbaren wat in uw hart is.
119 En iedereen weet dat de Bijbel zegt, dat: "Het Woord van God scherper is dan een tweesnijdend zwaard en de gedachten en overleggingen van het hart onderscheidt." Dat is hoe Abraham wist dat dat God was, toen Hij kon vertellen wat Sara achter in de tent zei, waaraan zij dacht, toen Hij zei: "Ik zal u bezoeken" en Sara dacht in haar hart: "Dat kan helemaal niet."
120 Nu, ik zei dat Hij hier is om u te genezen. Hoe denkt u daar over? Als u slechts zult geloven! Nu, ik kan het niet, ik heb geen enkele mogelijkheid; de hemelse Vader weet dat. Ziet u? Ik moet het eerst zien. En wat ik zie, zeg ik; en wat ik niet zie, kan ik natuurlijk niet zeggen. Maar Hij is nog steeds evenveel God! Zou dat uw geloof versterken als Hij het zou doen? Het zet mij een beetje aan de kant als ik op die manier predik. Maar Hij is hier. Ik ben me daarvan bewust.
121 Ik let op een man die zijn hoofd boog, precies hier. Zijn vrouw zit naast hem en bidt ook. Precies hier. U hebt iets op uw hart. Uw vrouw bidt. U hebt een last op uw hart. Het is voor uw schoonmoeder. Dat is waar. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er verkeerd is met uw schoonmoeder? Ik ken u niet. We zijn vreemden voor elkaar. Klopt dat? Gelooft u dat God mij kan vertellen wat er verkeerd is met haar? Ze is niet hier. Ik zie een grote afstand; ze is in het oosten vanaf hier. Ze is in Ohio. Dat is juist. Ze lijdt aan een toestand met haar bloed. Laat uw vrouw de zakdoek nemen waar ze nu op huilt en op haar leggen. Twijfel niet, ze zal gezond worden. Gelooft u dat?
122 Hier zit een kleine dame, hier vlak voor mij. Ze huilt. Er is iets verkeerd met het kind, ik weet het niet... Nee, er is niets verkeerd. Ze heeft slechts een wens. Ze heeft een verlangen om de doop met de Heilige Geest te ontvangen. Dat is ZO SPREEKT DE HERE. Geloof het, kind, je zult het ontvangen. Dat is waar. Twijfel niet.
123 Hier zit een dame aan het eind van de rij. Ze bidt. Ik ben een vreemde voor haar, maar zij is overschaduwd. U hebt operaties ondergaan. Ik veronderstel dat we vreemden zijn voor elkaar. Ik ken u niet. U kent mij niet, misschien alleen maar door over mij te horen. U komt hier niet vandaan. U bent een vreemdeling onder ons. U komt uit Wisconsin. De stad is Milwaukee. En uw probleem is kanker; het is in de borst. Operatie na operatie, echter zonder succes. Laat het geloof, dat de zoom van Zijn kleed aanraakte, het nu precies geloven. Laat het in uw hart zinken; het zal gebeuren. Heb geloof!
124 Een man die daar in de hoek zit. Hij bidt voor zijn moeder. Hij is een vreemde voor mij. Ik ken hem niet. Maar hij bidt voor zijn moeder en zijn moeder heeft hetzelfde als deze vrouw: kanker. Of, ze is bevreesd dat ze het heeft, en het is zo. Er is een man waar u voor bidt, en die man heeft last van z'n rug. Hij is ook, ik zie hem, onder invloed. Hij is een alcoholist. Uw broer. U komt niet hier vandaan. U komt uit Illinois. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw naam is? Farmer. Is dat juist? Steek uw hand op. Geloof!
125 Daar is iemand die over iemand heen knielt, biddende, over iemand die op een draagbaar ligt. In orde. Gelooft u, dame, dat wat u hebt gehoord de Waarheid is? U gelooft het. Als ik u kon genezen zou ik het komen doen. Maar u bent al genezen door Christus, ziet u. U moet het slechts geloven. Die dame, die daar staat te bidden, bad voor u, dat u aangeraakt mocht worden. Ik ken u niet, maar God kent u. U bent ook van buiten de stad. Dat is waar. U komt uit Illinois. Dat is precies juist. De stad heet East Moline, Illinois. [De zuster zegt: "Dat is de stad waar ik ben geboren." – Vert] U lijdt aan kanker. U bent de vrouw van een voorganger. Gelooft u? ["Ja."] U zult sterven, zoals u daar ligt. Waarom accepteert u Hem niet vanavond en zegt: "Ik kan in mijn hart, met mijn geloof, uitkomen boven ieder ding dat hier is, ik geloof dat ik genezen ben. Ik ben in de tegenwoordigheid van God." Sta op, geloof en ga naar huis en wees gezond. Daar staat ze.
Gelooft u allen met geheel uw hart? [De samenkomst verheugt zich – Vert] Laten we God prijzen.
126 Hemelse Vader, wij danken U voor al Uw goedheid en genade. We danken U daarvoor, dat U nog steeds hier bent, precies temidden van al onze moeiten. Terwijl de hele wereld bedorven is, bent U hier. Laat Uw Geest, Here, altijd bij ons blijven. We zien dat U hier bent, God met huid erop, in menselijke harten; geloof schenkend en openbaring en visioenen. U bent God in Uw gemeente, God in Uw mensen. We danken U hiervoor, Here. En mag iedereen vanavond één van hart geloven en mogen zij gezond worden. Door Jezus Christus' Naam, bid ik. Amen.
127 Hoevelen aan die kant hebben gebedskaarten? Laten degenen die aan die kant zitten naar achteren gaan en hier door het midden van dit pad komen. Degenen aan deze kant, loopt u deze kant op, neemt uw plaats in, komt deze kant op. En zodra zij klaar zijn, laat deze rij de andere kant nemen.
128 Oudsten, kom hierheen. Broeder Roy, de Here zegene je; ik wist niet dat je daar zat. Ik wil ogenblikkelijk de diakenen van de kerk hier hebben, als ze erbij kunnen komen vanaf de plaats waar ze zijn. Kom hier wat helpen. Ik wil dat een ieder voor wie gebeden zal worden, zijn hand opheft en mij dit nazegt. Here, [Samenkomst: "Here," – Vert] ik geloof; ["ik geloof;"] helpt U mijn ongeloof. ["helpt U mijn ongeloof."] Ik geloof ["Ik geloof"] dat in Uw tegenwoordigheid, ["dat in Uw tegenwoordigheid,"] wanneer ik Uw Woord volg ["wanneer ik Uw Woord volg"] en mij... en mij vanavond de handen worden opgelegd, ["en mij vanavond de handen worden opgelegd,"] ik mijn genezing zal aanvaarden, ["ik mijn genezing zal aanvaarden,"] in Jezus' Naam. ["in Jezus' Naam."] Amen. ["Amen."] God zegene u.
129 Let nu op. "Het gebed des geloofs zal de zieke oprichten. Wanneer zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." Hij vertelde Noach dat het zou gaan regenen. Het, Hij... Nu, ik zei nooit: "Zodra er voor u is gebeden, zult u gezond worden." Hij zei: "Zij zullen herstellen."
130 Hij vertelde Noach dat het ging regenen. Het duurde honderdtwintig jaar, maar het regende. Hij vertelde Abraham dat hij een baby zou krijgen bij Sara. Het duurde vijfentwintig jaar, maar hij kreeg hem. Vertelde Jesaja dat een maagd zwanger zou worden. Het duurde achthonderd jaar voor het gebeurde, maar zij werd zwanger. Is dat juist? Hij beloofde het! Het doet er niet toe hoe lang het duurt, Hij doet het hoe dan ook. U gelooft dat.
131 Kom nu naar voren. Laat broeder Capps de zangdienst leiden. Wilt u de kaarten bewegen? Laat nu iedereen in gebed zijn.
132 Onze hemelse Vader, we gaan nu Uw verordeningen gehoorzamen, door deze zieke mensen de handen op te leggen. Ik weet niet wat U nog meer zou kunnen doen, Heer, want U hebt in Uw Woord gezegd, dat U hun genezing betaalde. U hebt bewezen dat U hier vanavond bij ons bent, het Woord, dat de gedachten die in het hart zijn kan onderscheiden. U hebt bewezen, dat U temidden van ons bent. En ik bid U, Vader, dat Uw Woord, dat niet kan falen, zo'n werkelijkheid mag worden voor ieder hart! Want U zei: "Indien u het kunt geloven; niet twijfelt, maar het gelooft; zeg tegen deze berg: 'Word opgeheven', en twijfel niet, maar geloof dat het zal gebeuren!" Hij zei niet wanneer.
133 U vertelde de mensen op het Pinksterfeest daar naar boven te gaan en te wachten. U vertelde nooit hoeveel uren, dagen; U zei: "totdat". Nu zijn zij gekomen om hun genezing te aanvaarden. Mogen zij, totdat de bevrijding komt, aan niets anders denken dan aan hun genezing. Wij gehoorzamen U, als gelovigen, door hen de handen op te leggen. In Jezus Christus' Naam. Amen.
134 In orde, kom nu dichterbij. [Broeder Branham en de broeders leggen handen op de mensen en bidden voor iedereen in de gebedsrij. Leeg gedeelte op de band – Vert] U bent genezen. God zegene u. Dat is goed. [Leeg gedeelte op de band.]
Alles is mogelijk, geloven alleen;
Geloven alleen, geloven alleen,
Alles...
Here Jezus, ik bid nu voor deze zakdoeken, in Jezus Christus' Naam. Amen. Ik vraag me af of we die woorden kunnen veranderen:
Nu geloof ik; nu geloof ik;
Alles is mogelijk, nu geloof ik;
Nu geloof ik; nu geloof ik;
Alles is mogelijk, nu geloof ik.
135 Gelooft u dat hetgeen we gevraagd en verlangd hebben zal worden toegestaan? [Samenkomst: "Amen." – Vert] Het zal gebeuren.
136 Ik zag enigen van mijn Italiaanse vrienden van Chicago, een paar ogenblikken geleden, toen ze door de gebedsrij gingen. Hoevelen kennen zuster Bottazzi van Chicago? Wel, weet u, ze had kort geleden een geestelijke zenuwinzinking, heel, heel ernstig. Maar op de morgen van het Christen Zakenlieden ontbijt in Chicago, vertelde ik de zuster, onder de inspiratie van de Heilige Geest. Ze kwam terug naar één kant en ze kon zichzelf eenvoudig niet overeind houden. En ik zei: "Zuster, u zult niet onmiddellijk herstellen, maar u zult gezond worden." Ik zei: "Het zal òf achttien maanden duren, of twee jaar, zo ongeveer, dat u gezond zult zijn."
137 Ik sprak onlangs met haar... ik hoorde haar getuigen, zo blij, was nog nooit zo gelukkig geweest in heel haar leven. Ze reed in een auto. Ze had geen vrede, de tegenwoordigheid van God scheen van haar te zijn geweken, het was natuurlijk een nerveuze toestand, u weet wel; en plotseling kwam het terug met een grote stroom van vreugde en de kracht van de Heilige Geest was op haar. Ze huilde, ze riep het uit, ze... ze had... Ze hadden een geweldige tijd, ongeveer drie of vier weken geleden, of een maand. En ik hoorde haar vorige week zondag getuigen en ze zei: "Broeder Branham, toen ik thuiskwam noteerde ik het en nam die band. En het was op de dag, achttien maanden." Amen.
Hebt u Hem lief? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Is Hij niet wonderbaar? ["Amen."]
138 Nu, dezelfde Heilige Geest Die precies kan voorzeggen, zonder één keer te missen gedurende al deze jaren, heeft vandaag, door Zijn Woord, geprobeerd u te onthullen, dat God niet een of ander object is, dat heel ver weg is of een historisch iets. Hij leeft, tegenwoordige tijd, Zijn Woord wordt gemanifesteerd. Hij verbergt Zich in een menselijke sluier, in Zijn gemeente, openbaart Zich door uw geloof en mijn geloof, samen, tezamen komend, de eenheid van God tot stand brengend. Ik kan niets doen zonder u; u kunt niets doen zonder mij; net zo min kunnen wij iets doen zonder God. Dus, tezamen vormen wij de eenheid, de verbondenheid. God zond mij voor dat doel; u gelooft het; en daar vindt het plaats. Zo is het precies, ziet u, het wordt volmaakt bevestigd. Het maakt me niet uit wat er verkeerd is met u, wat iemand heeft gezegd; wanneer u vanuit uw hart gelooft dat u gezond zult worden, dan zal niets het ooit kunnen tegenhouden. Hij zei het zo. En Hij zei: "Hemel en aarde zullen voorbij gaan, maar Mijn Woord zal nooit voorbij gaan." Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
139 Hoevelen willen voor mij bidden wanneer ik uitga naar andere samenkomsten? [Samenkomst: "Amen." – Vert] Ik ben degene die gebed van node heeft. Ziet u? Iedereen heeft me laten vallen, ziet u, behalve u, en toch is daar buiten nog zaad.
140 Ik stuurde een brief naar Zuid Afrika. Ze wilden me niet binnen laten tenzij ik een papier tekende dat ik "op de ene plaats iedereen drie keer zou dopen, één keer voor de Vader, en één keer voor de Zoon en de Heilige Geest, voorover. Op de andere plaats moest ik achterover dopen, één voor de Vader... En dat als leerstelling onderwijzen." Ik schreef hun een brief. Ik zei: "De Heilige Geest heeft gedurende de laatste paar jaren geprobeerd mij terug te brengen in Afrika. Hij wil mijn bediening daar gebruiken, waar dertigduizend mensen op één middag Christus aannamen." Ik zei: "Onthoud, het bloed van deze zielen is op uw handen, niet op de mijne. Ik heb aangeboden om te komen, maar u wilde het niet." Ik vraag mij af wat er van komt in deze dag, als Jezus, de Zoon van God, door de kerk is afgewezen, het Woord verworpen. Maar ondanks dat, maakt Hij nog steeds Zichzelf bekend aan Zijn volk. Bent u daar niet dankbaar voor? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
141 En ik liet vanavond de rij voorbijgaan, legde mijn handen op hen, sommigen bejaarde vrouwen, sommigen jong, sommigen oud, sommigen jonge mannen, oude mannen, net zo bezweet als ikzelf. Ik dacht: "Zitten daar, zitten daar te luisteren naar het Woord, waarvan de rest van de wereld denkt dat het krankzinnig is." Ziet u? Zij zijn de bout. Ziet u, God is hier om het vast te draaien, om u geheel uit uw ziekte te trekken. Het is een belofte van het Woord. Onthoud gewoon, het zal strakker gaan aantrekken: "Ik zal hen trekken; wanneer Ik opgeheven ben, zal Ik hen trekken." Hij zal het uit u trekken. Zeker zal Hij dat. Geloof Hem slechts, heb geloof in Hem. Betwijfel Hem niet. Geloof Hem!
142 Bid voor mij. Wanneer u niemand anders hebt om voor te bidden, denk dan aan mij.
Tot wij elkaar weer ontmoeten, weer ontmoeten!
Tot wij elkaar ontmoeten...
Dank u wel om zulke lange einden te rijden. God bescherme u als u naar huis gaat!
Tot wij...
Groet al de Christenen, groet hen, van deze groep hier. Gods vrede zij op u! Shalom!
God zij met u tot wij weer elkaar ontmoeten!
[Broeder Branham begint te neuriën, "God be with you"]
... totdat wij weer elkaar ontmoeten!
Totdat wij elkaar ontmoeten aan Jezus' voeten;
Totdat wij elkaar ontmoeten! elkaar ontmoeten!
God zij met u tot wij weer elkaar ontmoeten!
143 Ik ben zo blij. Weet u, er zijn sommige, vele dingen die ik niet weet, maar er zijn een paar dingen die ik wel weet. Ik ben zo dankbaar voor u. Ik ben zo blij om met u verbonden te zijn. Ik ben zo blij één van u te zijn. God zij met u. Hij zal het zijn. Hij zal u nooit verlaten. Hij zal u nooit in de steek laten. Hij wil u niet verlaten. U bent nu door die sluier heengebroken. Ziet u?
144 Ik ben zo blij om vanavond broeder Palmer te zien, één van de met ons samenwerkende voorgangers hier uit Georgia. Broeder Junior Jackson is hier ergens in het gebouw, achteraan in de hoek, we zijn blij hem te hebben. Hier zit broeder Don Ruddell. O, zo velen! Ik weet niet of ik iemand oversla... Hier is broeder Ben Bryant en veel van de anderen hier, een fijne broeder, Wilbur Collins. We zijn zo blij u allen hier te hebben. Ik vraag me af, of we nu een moment op onze voeten zouden kunnen gaan staan. Laten we nu onze hoofden buigen.
Tot wij ontmoeten!
Tot wij ontmoeten aan Jezus' voeten; tot wij ontmoeten!
... tot wij ontmoeten!
God zij met u tot wij elkaar weer ontmoeten.
145 Voelt u die nabijheid van de gemeenschap met de Geest? Laten we het neuriën. [Broeder Branham en samenkomst beginnen te neuriën, "God be with you"] Ik merkte broeder McKinney van Ohio op, ook bij ons. Broeder John Martin en zijn broer. Ik ben zo blij u allemaal te hebben. Misschien zou ik u zelfs niet hebben gezien, broeders. Hij kent u. Tot wij weer ontmoeten! Moge mijn hart en het uwe, met Gods hart één zijn, totdat wij elkaar weer ontmoeten! [Broeder Branham en samenkomst gaan door met het neuriën van, "God be with you"]
146 Terwijl wij nu onze hoofden buigen in gebed. Ik probeerde iedere prediker te laten weten dat we blij zijn om hen hier te hebben, maar ook al de leken, u mensen uit Tennessee, Ohio en vanuit het hele land. Ik ontmoette vandaag enige vrouwen, helemaal uit Boston. Vanmorgen waren hier onze gekleurde broeders, ook daar vandaan. Zovelen uit verschillende delen van het land; ik dank u, mijn dierbare loyale vriend. God zij met u. Ik noem u mijn vriend. Herinnert u zich wat Jezus daarover zei? "Staat zelfs nader dan een broeder", ja, een vriend.
147 Terwijl we nu onze hoofden buigen... Totdat wij elkaar over enkele dagen weer zullen ontmoeten, God zij met u. Ik ga onze goede, trouwe broeder, broeder Richard Blair, vragen of hij misschien met ons de dienst wil beëindigen met een woord van gebed. Broeder Blair.