Volhardend

Door William Marrion Branham

1a Dank u. U mag een ogenblik gaan zitten. Sorry dat we u zo moesten laten staan, maar ze hadden een noodgeval, net toen ik binnenkwam, dus moest ik dat opvangen. Een "noodsituatie" is, wanneer ze hier komen en weer terug moeten gaan. We proberen ze meteen op te vangen, omdat ze niet kunnen blijven.

     Ik veronderstel dat velen zich hebben afgevraagd, waarom we de route van de gebedsrij niet gewoon regelrecht over het podium hebben. Ik heb er een bedoeling mee om te doen wat ik doe. (Zie?) Je moet eerst een zaad planten, voordat je ooit probeert om een oogst te krijgen, ziet u?

     En dan, bedenk slechts, houd uw gebedskaart bij u; iedereen die een gebedskaart heeft. Iedereen die er een wil kan er een krijgen. Zo God wil, zullen we voor u bidden voordat we deze stad verlaten. Al duurt het twee weken om het te doen, zullen we het doen. Dus onthoud dat nu gewoon, en houd uw gebedskaart, breng uw buren binnen en wie er ook ziek zijn, en laat hen een gebedskaart krijgen, zodat er voor hen kan worden gebeden.

     Maar ik heb er een bedoeling mee om dit te doen: het eerste is om geloof op te bouwen en zaad te zaaien. En dan, nadat u het begrijpt, wanneer u in de gebedsrij komt, zult u weten waarvoor u komt. Ik heb dat zoveel zien gebeuren in de dagen dat ik bid voor de zieken, in deze afgelopen vijftien, achttien jaar: mensen die regelrecht het podium oprennen, met, van een... die voor een spoedoperatie staan, en die zeggen: "Ik voel me beter, maar..." En dan een paar dagen daarna zeggen ze: "Ik zal... ik veronderstel dat ik maar beter..." En ze zullen zich laten opereren en het... het is er zelfs niet eens meer, ziet u, het is weg. En zij begrijpen het niet, en weten niet dat ze daar een reactie op moeten hebben. En zij begrijpen het gewoon niet.

     Mijn samenkomsten zijn te snel geweest, gewoon naar binnen rennen en de stad weer uitrennen. Een dezer dagen, als God het wil en Jezus vertoeft, wil ik in een stad komen en daar lang genoeg blijven, totdat ik de mensen kan laten zien wat we proberen te doen: de Boodschap van God aan de mensen. Ze dagelijks onderwijzen, 's ochtends, 's middags, 's avonds. En gewoon aanhouden.

     Soms wanneer deze... we krijgen iedereen (wanneer ze geen opwekkingen in de steden rondom hebben), en elke voorganger, zodat hij de bekeerlingen mee kan nemen naar de mensen... naar de kerken. Zie, ik heb geen kerk, nee... Ik vertegenwoordig ze gewoon allemaal, en probeer de leden te sturen naar waar ze ook heen willen gaan, dat is aan hen. Het belangrijkste is: zijn ze wedergeboren? Kennen zij Jezus Christus als hun Verlosser? Dan is het aan de herbergier om hem van daar af verder te nemen, ziet u? God zal hem de bevoegdheid geven om hem mee te nemen in de richting waarheen hij moet gaan. En het is mijn zaak om hen gewoon op Christus te wijzen, te bidden voor de zieken, er olie in te gieten en hen over te dragen aan de herbergier, zodat zij dan zorgen voor de rest.

1b Nu, het lijkt erop dat onze menigte erg langzaam is gegroeid. Ik vraag mij gewoon af of het een... Ik herinner me dat we de laatste keer hier in Kansas zelfs geen plek konden vinden die groot genoeg was om ze te herbergen. Dus ik vraag me gewoon af: is het tijd dat de opwekkingen... komen we op de verkeerde tijd? Of wat, wat is er gebeurd? Of zijn de mensen gewoon afgevallen van de liefde met Christus? Of is het dat ze het vertrouwen in mij hebben verloren? Of, ik vraag me af wat het is? Ik weet dat ik voldoende medewerking heb, want ik zie op de... op de planning en de herders van de Assemblies, en de Church of God, en de verschillende kerken. En zij... Er ging iets mis.

     Morgenavond, zo de Here wil, wil ik... Ik wil de Boodschap gewoon in een kleine vorm houden, zodat iedereen het kan begrijpen, zelfs de... degenen die het misschien niet begrijpen. En dan morgenavond wil ik een min of meer evangelische soort dienst houden, voor de zaterdagavond.

     Morgenochtend zijn het de Volle Evangelie Zakenlieden. En ik veronderstel dat er hier een groep van hen zal zitten. Het is hun ontbijt. Ik spreek internationaal voor hen. En eerlijk gezegd, ik draag één kaart in mijn broekzak, en die is van de Volle Evangelie Zakenlieden. Ze zijn interkerkelijk. Dat is de reden dat ik hun kaart kan hebben, is, omdat ik niet gewoon kan zeggen: "Ik behoor tot de Assemblies"; "Ik behoor tot de United"; "Ik behoor tot de Church of God"; of... Zie, dat laat al de weinige invloed die ik heb toekomen aan één organisatie.

     Ik geloof dat Gods kinderen overal uit worden verspreid. Ze zijn overal rondom. En toen ik voor het eerst hier kwam (natuurlijk weet u dat ik een Baptist was), en toen ik hier kwam onder de Pinkstermensen, de Volle Evangelie-mensen, die de ervaring van de nieuwe geboorte genoten, en de doop van de Heilige Geest, enzovoort, dacht ik: "Dat is wat hen van Pinksteren maakt." Ik wist niet dat het vol was van op zichzelf staande kleine denominaties, maar ze hadden er net zoveel als de Baptisten, dus... (U Baptisten begrijpt dat er 'oorspronkelijke' Baptisten zijn, 'vrije wil', 'strenge', alle andere verschillende soorten.) Dus ik kwam hier naartoe. Ik dacht: "Gewoon, 'Pinksteren' betekent één ding." Dat geloof ik nog steeds. We kunnen Pinksteren niet organiseren. Het is geen organisatie, het is een ervaring. Ziet u? Dat is juist.

     Dus, we hebben kleine gemeenschappen, groepen, enzovoort. We behoren niet te verschillen met elkaar, maar, op de wijze dat ze... gewoon menselijke wezens, denk ik... Ik heb met teveel leiders enzovoort gesproken. Ik denk niet dat het onder de leiders is, ik denk dat het gewoon... iemand komt binnen, wakkert iets aan. Dat is zo goed als Satan het wil doen, ziet u. Zolang u op elkaar blijft schieten, schiet u niet op hem. Als we gewoon ons gezicht daarop konden richten en op hem zouden gaan schieten, zou de grote gemeente van de levende God tot haar kleuren komen; Christus zou komen. Ik geloof dat. Hij wacht erop dat wij het doen. En ik heb geprobeerd mijn best te doen, gedurende deze achttien jaar op het veld, om te proberen dat samen te brengen, om alle harten als één verenigd te zien, alle tenten opgerekt voorbij de grenslijn.

1c Zoals broeder Grant niet lang geleden zei, daarginds in Texas. (Ik had een dienst bij hem.) En hij zei: "Broeder Branham, ik houd van dat idee." Hij zei: "Weet u, het doet me denken aan een kerel die... sommige buren, zij hadden allemaal enige eenden, en allemaal deden zij ze in een kleine waterplas in de achtertuin, en zetten er een hek omheen." Hij zei: "Wel, weet u, het begon te regenen en te regenen." (U weet hoe traag broeder Grant kan praten.) Zei: "De waterplas bleef stijgen in elke tuin, totdat het zo hoog kwam dat het boven de hekken kwam", en zei: "De eenden zwommen helemaal rond." Ze waren niet meer omheind. Dus ik denk, dat als we gewoon het getij van Gods zegeningen kunnen laten stijgen en stijgen, ziet u, totdat we allemaal in dezelfde vijver, of, hetzelfde meer zijn... Tenslotte zijn we het. Het zijn de kleine geloofsbelijdenissen en dergelijke die ons scheiden. Maar als kinderen van God, zijn we allemaal onder één familie: God.

     Een man had eens een maïsveld. Een andere man had een maïsveld. Een vliegenier zou erover vliegen en zeggen: "Kijk eens naar de maïs van deze kerel, en de maïs van die kerel. Wat een mooie maïsvelden." De maïs bleef groeien en groeien totdat het na een poosje boven het hek uitkwam, en het vormde één groot maïsveld. Dus ik denk dat dat de manier is waarop het zou moeten zijn. We moeten gewoon... Als we een beetje groeien. Maar zolang we onvolwassen zijn, zullen er nog steeds hekken tussen ons staan. Maar wanneer we volwassen worden, zal er geen enkel verschil meer in het veld zijn. We zullen allemaal één groot veld zijn. God, sta toe dat ik in staat zal zijn om die dag te zien voordat ik wegga.

     Nu onthoud, morgenochtend zal het Zakenlieden-ontbijt worden gehouden in het... Was het Ramada? Of... [Een broeder zegt: "Holiday Inn." – Vert] Holiday Inn. Het Holiday Inn. En iedereen is uitgenodigd. En ik denk dat ze daar kaarten zullen hebben, op een of andere manier, hoe ze het ook doen. En die Volle Evangelie Zakenlieden, tot u zakenlieden hier, zijn een fijne groep mensen. Ik vertel u, ik denk dat iedere Volle Evangelie-man daarin behoorde te zijn voor gemeenschap. Dat is echt zo. Ze hebben een aantal fijne dingen. En zoals ik hen vertelde... (Ik spreek internationaal voor hen.) Maar, zodra ze er een denominatie van maken, om een omheining te gaan trekken, dan trek ik mijn kaart terug, uh-huh. Ik wil dat niet, ik... het moet voor iedereen vrij zijn.

     Dus, weet u, Jakob groef een put, en de Filistijnen dreven... joegen hem ervan weg, en hij noemde hem "Kwaadaardigheid". Hij groef een andere put, en hij noemde hem "Strijd". Toen groef hij de volgende put en zei: "Er is ruimte voor ons allemaal." Dus wij drinken we nu van die put, waar ruimte is voor ons allemaal, iedereen.

1d Nu, voelt iedereen zich goed? Zeg: "Amen." [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dat is goed. Dat, dat klonk goed. Daar houd ik van. Amen betekent "zo zij het". Iemand... Ik was een keer aan het prediken; er was een jongen die behoorde tot de Eerste Baptisten kerk, toen ik in de Zendings-baptisten kerk was, en ik was aan het prediken. Daar was een zuster die er echt van genoot en ze begon te huilen en te juichen. En hij was nogal een balspeler, en hij ontmoette mij een paar dagen daarna. Hij zei: "Ik kwam om je gisteravond te horen, Billy, maar", zei hij, "ik kon het niet vanwege al die mensen daar die 'Amen' zeiden."

     En ik zei: "O."

     En zei: "Die vrouw die daar zat te huilen," zei, "dat werkte gewoon verschrikkelijk op mijn zenuwen."

     Ik zei: "O, dat zou het niet moeten doen." Ik zei: "Ik denk niet dat..."

     Hij zei: "Wel, ik kan me niet voorstellen, dat het in de hemel zo zal zijn."

     Ik zei: "Dat kan ik me beslist wel."

     Hij zei: "Wel, dat liet gewoon de rillingen over mijn rug lopen."

     Ik zei: "Als u ooit in de hemel zou komen, zou u doodvriezen, als u die luidruchtige groep daarboven hoort. Uh-huh, uh-huh. U bent de... Dit is de rustigste plaats waar u ooit zult leven, dat kan ik u vertellen. Want als u naar de hel gaat zal er gehuil en geweeklaag en tandengeknars zijn. Als u naar de hemel gaat, wel, zelfs de engelen stoppen niet, dag en nacht, met het uit te roepen: 'Heilig, heilig, heilig is de Here God, de Almachtige.' Zie? Wel, zulke halleluja's en amens en 'Prijs de Here!', wel, u hebt nog nooit zoiets gehoord, totdat u daar die samenkomst hoort."

     Dus, dit is een rustige plek. En ik was altijd bang voor iets als stilte. Het klinkt zo dood. Dus, ik ben niet zo voor dode dingen. Dus, alles zonder emotie is dood. Het wetenschappelijk onderzoek zal dat bewijzen: alles zonder emotie. Dus als uw ervaring niet een klein beetje emotie erin heeft gekregen, kunt u het maar beter begraven en iets krijgen waar wel enige emotie in zit. Dat is juist. Het is precies waar.

     Nu, wij hebben Hem allemaal lief, daar ben ik zeker van. Maar er is een grote afkoeling onder het volk. De opwekking is voorbij. De vuren gaan uit. Ziet u, het is tijd dat er iets gaat gebeuren. U weet dat in de oude Romeinse tempel, de tempel van Vesta, iedereen naar huis ging wanneer de vuren uitgingen, want dan werden er geen zaken gedaan. En ik denk dat dit is... Ik ben zo ongeveer genoeg Quaker om dat te geloven, dat het... dat het op die wijze zou moeten zijn.

2 Nu denk ik vanavond – ik liet het elke avond weg – maar ik houd ervan om dit Woord van God te respecteren omdat ik denk dat het Gods Woord is, en dat Hij het is. Hij is het in lettervorm. De letter zelf is... je moet de Geest hebben om de letter levend te maken. Laten we daarom nu uit respect voor dit Woord gaan staan, terwijl we het lezen. Markus, het zevende hoofdstuk, te beginnen bij het vierentwintigste vers en doorlezend tot en met het dertigste vers. U, die uw Bijbel bij u hebt, ik wil daaruit een tekst nemen, misschien opnieuw als een kleine formele planting van enkele zaden vanavond, om dat geloof op te bouwen tot de tijd komt.

3 En wanneer ik voel dat de Geest die climax heeft gegeven, zal meteen daarna ieder van u naar het podium worden geroepen. Wees niet bezorgd, het zal dan direct gebeuren. Maar totdat die Geest tot die plaats komt waar je voelt dat de mensen het hebben!

4 Wat is het nut ervan hier boven te komen als u hier slechts naar boven komt? U gaat door de rij van Tommy Hicks, en van Tommy Osborn, en van Oral Roberts, en heen en terug door de gebedsrij. Het verzwakt alleen uw geloof. Dat is alles.

5 Wanneer u hier komt met een volle verzekerdheid dat u niet voor uw broeder of iemand anders verschijnt, maar dat u hier komt omdat de Geest van God in u u heeft aangespoord om te komen, dan gaat er iets gebeuren. Er is niets dat het zal kunnen tegenhouden. Tot dan bent u gewoon aan het rondlopen, steeds weer opnieuw; de volgende prediker komt in de stad: weer opnieuw. De volgende prediker komt: weer opnieuw. Dat is niet goed. Er is niets in een prediker, niet meer dan in uw man of in uw broeder is, of wie het ook mag zijn. Wij zijn slechts vertegenwoordigers van Hem die u het Woord vertellen. Sommigen hebben verschillende gaven, en de Bijbel spreekt over deze gaven. Dit wordt allemaal gedaan om Zijn tegenwoordigheid te betuigen.

6 Nu, als ik het was geweest – of u ten opzichte van mij – als je elkaars woord niet kunt nemen, wel, dan zou dat het beëindigen. Maar God, vol van barmhartigheid, zond gaven en bevestiging om het te bewijzen, en gewoon... Hij is zo lankmoedig, zo zacht en vriendelijk, dat Hij niet wil dat er één verloren gaat of gekwetst wordt. Hij wil zeker zijn dat ieder van u binnenkomt. In orde.

7 Nu, hebt u uw Bijbel opgeslagen bij het zevende hoofdstuk van Markus, en het vierentwintigste vers.

     En van daar opstaande, ging Hij weg naar het gebied van Tyrus en Sidon; en in een huis gegaan zijnde, wilde Hij niet, dat iemand het wist, en Hij kon nochtans niet verborgen zijn.
     Want een vrouw, wier dochtertje een onreine geest had, van Hem gehoord hebbende, kwam en viel neer aan Zijn voeten.
     Deze nu was een Griekse vrouw, van geboorte uit Syro-Fenicië; en zij bad Hem, dat Hij de duivel uitwierp uit haar dochter.
     Maar Jezus zeide tot haar: Laat eerst de kinderen verzadigd worden; want het is niet betamelijk dat men het brood der kinderen neemt, en de hondjes voorwerpt.
     Maar zij antwoordde en zeide tot Hem: Ja, Heere, doch ook de hondjes eten onder de tafel van de kruimpjes der kinderen.
     En Hij zeide tot haar: Om dit woord, ga heen, de duivel is uit uw dochter uitgevaren.
     En toen zij in haar huis kwam, vond zij, dat de duivel uitgevaren was, en de dochter liggende op het bed.

8 Laten we nu bidden, en met onze hoofden en harten gebogen. Terwijl wij bidden, vraag ik me af hoevelen hierbinnen zouden willen dat er aan hen gedacht werd in gebed voor een bepaalde zaak; zou u uw hand willen opsteken, misschien: "Here, laat mij het vanavond zijn", ziet u, of: "Ik heb geliefden, laat hen het vanavond zijn."

9 Onze hemelse Vader, U kent de behoeften voordat wij het zelfs vragen. Jezus leerde ons dat "uw Vader weet wat u van node hebt voordat u het vraagt", maar toch moeten wij het vragen.

10 Toen Hij naar de oogst keek – terwijl Hij de Heer van de oogst was – zei Hij: "De oogst is rijp, de arbeiders zijn weinig; bid de Heer van de oogst dat Hij werkers in Zijn oogst zendt", waardoor Hij Zich zo met de mens verbond dat Hij alleen werkt door toedoen van de mens. Hij koos de mens om voor Hem te werken. Hij had de zon kunnen kiezen om het Evangelie te prediken, Hij had de winden kunnen kiezen, of de bomen, of de sterren. Maar Hij koos de mens, versluiert Zich aan de binnenkant, verbergt Zich voor de ongelovige, openbaart Zich aan wie Hij wil.

11 Here God, we zijn hier vanavond voor geen ander doel dan om te zien dat U Zichzelf aan ons openbaart, door de zonden te vergeven die wij hebben begaan, en ons te helpen, en de heiligen langs de weg te bemoedigen, zondaren te redden, teruggevallenen terug te roepen tot de gemeenschap van de hemelse Vader en de gemeente van gelovigen, de eerstgeborenen. Sta het toe, Here.

12 U weet wat er achter elk van deze handen is die omhoog gingen. U weet wat daaronder was, onder het hart. U kent hun verlangen. Ik bied mijn gebed aan ten behoeve van hen, opdat U allen hun verlangens zult toestaan. Mijn handen waren ook omhoog, Here. Sta onze verzoeken toe.

13 Zegen het lezen van Uw Woord. En nu, terwijl we een tekst nemen, bidden we dat U ons de samenhang zult ontvouwen, opdat we Hem beter mogen kennen. En wanneer wij hier vanavond vertrekken, mogen we spreken zoals degenen die van Emmaüs kwamen nadat Hij uit de dood was opgestaan. En zij hadden de hele dag met Hem gewandeld, met Hem gesproken, en toch wisten zij niet Wie Hij was. In deze stad zijn er velen vanavond, Here, die ongetwijfeld met U gesproken en gewandeld hebben en die toch nooit Uw tegenwoordigheid hebben herkend.

14 Maar die avond toen U... Toen zij bij U aandrongen om binnen te komen en met hen te verblijven, Kléopas en zijn vriend, en toen U de deur gesloten had en ging zitten, deed U iets op precies dezelfde wijze waarop U het deed vóór Uw kruisiging. Geen andere man deed het op die wijze. U deed het op Uw eigen wijze en daardoor wisten zij dat U de opgestane Christus was. Snel verdween U uit hun gezicht. En met een licht hart vol vreugde verenigden zij zich snel met de overige apostelen en zeiden: "Hij is inderdaad opgestaan uit de doden."

15 En wanneer wij vanavond dit gebouw verlaten, mogen wij U op het toneel zien komen en dezelfde dingen zien doen die U deed vóór Uw kruisiging, zoals U beloofde dat U het opnieuw zou herhalen in de laatste dagen. En sta het toe, Here, dat wanneer wij weggaan, wij zullen weggaan zoals zij, zeggende: "Brandden onze harten niet in ons toen Hij tot ons sprak langs de weg?" Want we vragen het in Jezus' Naam en voor Zijn glorie. Amen.

     U kunt gaan zitten.

16 Vanavond wens ik slechts één woord als tekst te nemen, en het woord dat ik wil nemen wordt genoemd: Volhardend.

17 U zegt misschien: "Broeder Branham, dat is een erg klein woord voor drie- of vierhonderd mensen die hier vanavond zitten", of wat het ook is; ik ben slecht in het inschatten van een gehoor. En u zegt: "Dat is een erg klein woord." Wel, het is niet de grootte, het is... het is eigenlijk wat ik erover zal zeggen.

18 Nu, 'volharding' is volgens Webster, het is om... het is een woord dat ook betekent dat u 'vasthoudend moet zijn' om te proberen een doel te bereiken, proberen iemand van iets te overtuigen, proberen iets te doen. U bent volhardend wanneer u vasthoudend bent.

19 Nu, alle Christenen moeten vasthoudend zijn. Zij moeten volhardend zijn. En de enige manier waarop u in staat bent om dit te doen, is door eerst geloof te hebben in wat u probeert te doen. En als u geen geloof hebt dan raadt u ernaar, dan... dan kunt u niet volhardend zijn. Maar wanneer u echt weet dat het de waarheid is, dan is er niets wat u zal stoppen, dan bent u werkelijk volhardend.

20 En mensen van alle tijdperken die ooit in staat zijn geweest om iets te doen – en geloof hadden in wat zij probeerden te doen – waren volhardend.

21 Bijvoorbeeld zoals degene die wij de vader van ons land noemen: George Washington. Hij was volhardend toen hij probeerde de overwinning te behalen op de Britten en de ijzige Delaware overstak. Hij was volhardend. Er was niets... Van zijn soldaten had de helft niet eens schoenen aan hun voeten; hun voeten waren in vodden gewikkeld. De wind blies. Maar hij had de hele nacht gebeden en hij had de overwinning in zijn hart. En er was geen Brits leger of iets anders dat hem zou stoppen, noch kon de ijzige rivier dat. Hij had doorgebeden en er was geen hindernis die hem zou kunnen stoppen. Hij was volhardend, en hij volbracht de taak die hij probeerde te doen omdat hij het antwoord van God had.

22 Wanneer een man zijn antwoord krijgt van God, zal niets hem kunnen stoppen.

23 De meeste mensen vandaag – als ik mezelf mag herhalen van gisteravond – zeggen dat zij hoop hebben, in plaats van geloof. Je vindt mensen die het podium opkomen bij wie alleen de hoop is opgebouwd.

24 Maar "geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet." Het is geen mythe; het is geen inbeelding. Het is iets wat u hebt. U hebt het reeds. En u bent er gewoon even gelukkig mee, met dat geloof wat u hebt, als u zou zijn wanneer u de werkelijke zaak in uw hand hield.

25 Bijvoorbeeld zoals dit: als ik sterf van de honger en een brood kost 25 dollarcent waarmee ik het brood zou kunnen kopen. Nu, wanneer ik de kwartdollar in mijn hand heb, ben ik even gelukkig als wanneer dit het brood was, omdat het de kostprijs van het brood is.

26 En wanneer ik in mijn hart weet dat ik het geaccepteerd heb, en ik geloof dat God het me gegeven heeft, dan ben ik gewoon even gelukkig met dat geloof als dat ik zou zijn als ik genezen was, omdat ik hoe dan ook genezen zou worden. Ik heb precies nu de zaak, niemand kan het mij afnemen. Ik weet dat het zo is, en daarmee kan ik volhardend zijn.

27 Wanneer God iets vertelt hetgeen zal gebeuren, zoals de visioenen of zoiets. Ik heb er tienduizenden gezien en velen van u zijn getuigen, en niet één ervan heeft ooit gefaald. En wanneer God iets zegt, ik... Als Hij vanavond zou zeggen: "Ga naar de nationale begraafplaats, want Ik ga George Washington in de morgen opwekken", zou ik de hele wereld uitnodigen om het te komen aanschouwen. Het zal gaan gebeuren.

28 Gods Woord kan niet falen. Hij heeft nooit gefaald en Hij kan niet falen. Er is één ding dat God niet kan doen, en dat is falen. Hij kan niet falen. En God is Zijn Woord.

29 Nu, Noach leefde in een wetenschappelijk tijdperk toen men wellicht in staat was om met radar een raket te lanceren naar de maan. Jezus zei dat het een dag was zoals deze. "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij het komen van de Zoon des mensen."

30 Nu, wij weten dat we ginds in Egypte deze piramiden vinden. Wij zouden ze vandaag niet opnieuw kunnen maken. Wij hebben geen kracht om het te doen. Zij beschikten over atoomkracht of een bepaald soort kracht om de piramiden mee te bouwen. Wij zouden op geen enkele manier die grote stenen daar bovenop kunnen krijgen. Evenmin zouden wij die sfinxen opnieuw kunnen maken. Er is geen manier om het te doen. Wij hebben het materiaal niet om een mummie te maken, een lichaam te balsemen dat er gedurende duizenden jaren nog net zo natuurlijk uitziet. Wij hebben die kunst verloren. Een kleurstof die niet verbleekt; betreffende veel dingen die men toen had, tasten wij in het duister. En zij bouwden die piramide zo centraal op de aarde dat ongeacht waar de zon is, er nooit een schaduw omheen is, nooit is er een schaduw bij de piramide. O, de architectuur, de instrumenten die zij hadden, het was ver boven de kennis van nu.

31 En Noach leefde in dat intellectuele wetenschappelijke tijdperk. Noach leefde toen. En hij was een profeet, en de Here vertelde hem dat het zou gaan regenen. En nadat Noach de stem van God had gehoord – en hij was een profeet van de stem van de Here; het Woord van de Here komt tot Zijn profeet – wist hij dat het zou gaan regenen, ongeacht wat iemand anders zei en of het ooit geregend had.

32 En het had nog nooit eerder geregend. God bevloeide de grond, de vegetatie, met irrigatie van de bronnen, enzovoort, in de aarde. Er was nooit een wolk in de lucht geweest, maar toch wist Noach dat er water van boven zou komen. Hoe zou Hij het gaan doen? Hij wist het niet, maar hij was zo volhardend dat hij heenging en een ark bouwde overeenkomstig de specificatie die God hem gegeven had om hem te bouwen, omdat hij de stem van God had gehoord en in de tegenwoordigheid van God stond toen de stem van God aan hem werd bekendgemaakt.

     Dat behoort deze wedergeboren gemeente in vuur te zetten; volhardend!

33 Ik geef er niet om hoeveel critici erom lachen, hoeveel er zeggen dat het zo niet kan zijn, en vervolgens naar buiten gaan om het wetenschappelijk te bewijzen door met radar een raket naar de maan te schieten en aan te tonen dat er niet zoiets is als water in de lucht. Maar Noach wist dat als God... stond in Zijn tegenwoordigheid, en Hij is de God Die tot hem gesproken had, en Hij was duidelijk geïdentificeerd dat het Gods Woord was, en terwijl hij in de tegenwoordigheid van God stond, was hij volhardend. Hij bouwde die ark hoe dan ook, en als niemand hem wilde helpen, bouwde hij hem zelf. Hij was volhardend omdat hij wist dat het Gods Woord was, en hij bouwde hem.

34 Ik kan eraan denken hoe Mozes – een groot geleerde – zo knap was dat hij de wijsheid aan de Egyptenaren kon onderwijzen. Hij kon de leraars onderwijzen. Hij kende alle theologie die de Egyptenaren kenden, en van zijn Hebreeuwse familie. En hij was een knappe, gevatte man, een groot... Ons werd geleerd dat hij een militair was. Maar hij had volkomen gefaald vanwege één ding. Hij sloeg deze Egyptenaar dood, en zijn opleiding stopte toen zij hem beschuldigden: "Wilt u ons doden, zoals u de Egyptenaar doodde?" Hij dacht dat zijn broeders het zouden begrijpen. En hij faalde jammerlijk.

35 En dat brengt mij op deze gedachte: dat is de reden vanavond waarom onze systemen gefaald hebben. Dat is de reden waarom wij nooit in staat zullen zijn mensen op te leiden naar God toe. Wij zullen nooit in staat zijn om hen door denominaties tot God te brengen. Wij hebben al deze systemen geprobeerd, en zij falen allemaal, zoals de toren van Babel viel. En zij zullen dat altijd doen.

36 God, de onveranderlijke God, nam Zijn beslissing in de hof van Eden hoe Hij de mens zou redden.

37 En wanneer God ooit een beslissing neemt, moet het altijd op die wijze blijven. Hij kan niet veranderen. Hij kan niet knapper worden. Hij is de bron van alle intelligentie. Ongeacht wat onze wetenschap zegt, als het tegen de Intelligentie of het Woord van God in gaat, is het niet juist als het ermee in tegenspraak is. Het maakt me niet uit hoe wetenschappelijk het bewezen kan worden, het is nog steeds verkeerd.

38 God besliste dat Hij de mens zou redden door het vergoten bloed van een onschuldige. Men heeft geprobeerd om steden te bouwen, men heeft geprobeerd om hen te verenigen, geprobeerd om torens te bouwen en hen er in op te leiden, en ze raken er de hele tijd verder bij vandaan. U zult nooit in staat zijn een mens te redden totdat hij terugkomt tot het bloed. Dat is de enige plaats waaronder God een mens ooit zal ontmoeten. Niet door zijn intellectuele capaciteiten, niet door hoe knap hij is, hoeveel mensen van hem een priester of een bisschop hebben gemaakt, of een staatsopzichter, of wat hij ook mag zijn: prediker, diaken. Dat zijn niet de gronden waarop God een mens ontmoet. Hij ontmoet hem op grond van het feit dat hij onder het vergoten bloed is. Dat was de enige plaats waaronder Israël ooit in staat was om God te ontmoeten en te aanbidden: onder het vergoten bloed. Dat is Gods voorziene weg. Geen andere manier zal werken. En onder het vergoten bloed ontmoet God de mens, en staat Hij in de tegenwoordigheid van de mens.

39 Mozes, deze weggelopen intellectueel, weggelopen profeet, daarbuiten achterin de woestijn, huwde deze mooie Ethiopische vrouw, leefde daar en kreeg een kind: kleine Gersom. En op een dag, terwijl hij in de woestijn rondwandelde, achterin de woestijn, een oude man van tachtig jaar oud die eruit zag alsof hij helemaal onbruikbaar was als prediker, ontdekte een struik die brandde door vuur en niet verteerde. En hij ging terzijde om te zien wat er was gebeurd, en hij kwam in de tegenwoordigheid van God. En hij hoorde de tegenwoordigheid van God, hoorde de stem van God terwijl hij in Zijn tegenwoordigheid was, terwijl die Vuurkolom zich in die struik bevond en tot hem sprak. Terwijl hij eerst bevreesd was geweest om zelfs in de buurt van Egypte te komen, wetend dat Farao zijn leven zou nemen, is er nu niets meer wat hem zal stoppen.

40 En soms, wanneer een mens in de tegenwoordigheid van God komt, en de stem van God hoort, doet hij zulke radicale dingen voor het gewone denken van de mensen dat het belachelijk klinkt.

41 De volgende dag nu. Een man die bang was om een leger te nemen om Egypte aan te vallen met al de slaven die er in Egypte waren – hij was bevreesd om Farao zo aan te vallen – hier is hij de volgende dag, tachtig jaar oud, met een baard die helemaal tot op zijn middel hangt, een blinkend kaal hoofd, een kromme stok in zijn hand, met zijn vrouw die op een muilezel zit met een jongen op haar heup. Hij gaat er naartoe, omhoog kijkend, God verheerlijkend.

     "Waar ga je heen, Mozes?"

42 "Ik ga naar Egypte om het over te nemen." Een éénmansinvasie. Waarom? Hij was in de tegenwoordigheid van God geweest. Hij had gezien wat God met een stok kon doen. Hij wist niet wat hij kon doen met een leger. Hij wist wat hij kon doen met een stok.

43 Ik weet niet wat Hij kan doen met een denominatie. Ik weet wat Hij kan doen met één man die zich volledig aan Hem zal overgeven. Dat is alles wat Hij nodig heeft: één persoon, dat bent u. Dan is hij volhardend. Niets zal hem stoppen.

44 Mozes was in de tegenwoordigheid van God gekomen, hoorde Zijn stem in een wonderteken. Hij wist dat Hij een verterend Vuur was, en hier is Hij in de Vuurkolom achterin een struik. Al zijn opleiding, al zijn theologie verliet hem. En hij wist één ding: er was een God en híj had Zijn bevelen. Een kromme stok was goed genoeg. Hij was in de tegenwoordigheid van God geweest.

45 Het maakte geen enkel verschil hoeveel getrainde mannen Egypte had. Al deze dingen betekenden niets voor Mozes. Hij was in de tegenwoordigheid van God geweest en hij was volhardend. Hij gaat er naartoe om het over te nemen, tegen schilden en getrainde mannen bij de tienduizenden, met een kromme stok in zijn hand. Stop hem maar als u kunt. Er is niets wat hem kan stoppen. En hij deed het; hij ging er naartoe en nam het over, omdat hij volhardend was toen hij absoluut wist dat hij in de tegenwoordigheid van God was geweest en de stem van God had gehoord uit de tegenwoordigheid van God. Amen. Niet alleen was de stem daar, maar het was een Schriftuurlijke stem.

     Er zijn allerlei soorten stemmen. Controleer het met het Woord.

46 De stem zei: "Ik ben de God van Abraham, Izak en Jakob. Ik deed een belofte dat Ik die mensen zou bevrijden. De tijd is nabij. Ik heb hun zuchten gehoord, gezien hoe hun opzichters hen onderdrukken, en Ik herinner Mij Mijn belofte. En Ik ben neergekomen om hen te bevrijden en Ik zend u om het te doen." Dat is goed genoeg. Hij zag Zijn heerlijkheid, en daar ging hij.

47 David was erg volhardend toen hij bij de legerscharen van Israël kwam die op dat tijdstip werden afgebluft, want aan de overkant van deze kleine kreek, aan de overzijde bevonden zich de Filistijnen. Daar was Goliath, de grote uitdager, ongeveer tweemaal de omvang en grootte van een gewone man, met vingers van vijfendertig centimeter lang; met een grote speer, enkele meters lang, die daar kon staan en een man er gewoon zo aan kon vastprikken en hem ervan afwerpen; ze met de speer oppakken en weggooien terwijl ze de heuvel op kwamen.

48 En wanneer de vijand weet dat hij de overhand over u heeft, houdt hij ervan op te scheppen. Hij zei dus: "Laten wij niet zoveel bloed vergieten." Zei: "Saul, laat één van uw mannen hierheen komen en met mij vechten. En als ik hem dood, wel, dan dient u ons. Maar als hij mij doodt, zullen wij u dienen." Ziet u, wanneer de vijand de overhand heeft!

49 En elke soldaat was gewoon zo beverig dat hij nauwelijks zijn uitrusting omhoog kon houden. En Saul, de meest bekwame van hen allemaal, met hoofd en schouders boven zijn leger uitstekend, zou het niet willen wagen hem aan te raken, en toch werd hij verondersteld de gezalfde des Heren te zijn.

50 Maar hier kwam vanuit de wildernis een kleine, wat voorovergebogen, roodachtig uitziende makker die een slinger in zijn hand hield. En die reus blufte de verkeerde man af. En David zei: "Bedoelt u mij te vertellen dat u die onbesneden Filistijn daar wilt laten staan om de legers van de levende God uit te dagen? Wilt u mij vertellen dat u zoiets zult doen?"

51 Nu zeiden zijn broers: "Nu, je bent ondeugend. Ga terug naar de schapen daar, waar je hoort."

52 En het nieuws kwam tot Saul. Saul zei: "Breng de knaap hier, laat me naar hem kijken."

53 En toen hij kwam, stond hij daar als een kleine gebogen rossig uitziende makker, waarschijnlijk met haar dat in zijn ogen hing. En hij zei: "Wel, jij, je kunt die man niet bevechten." Zei: "Je bent niets dan een kleine knaap, een rossig mannetje en in je jeugd. En hij is een krijgsman geweest vanaf zijn jeugd." Hij zei: "Je kunt hem niet bevechten. Ik bewonder je moed, maar de... het is te moeilijk."

54 En wat gebeurde er? Hij zei: "Laat me zien of je mijn harnas kunt gebruiken." Hij deed hem dus zijn harnas aan en gaf hem zijn schild.

55 Wel, de arme kleine David kon niet blijven staan. Hij... hij zei dat hij er niets over wist. Hij kwam erachter dat Sauls kerkelijke vest een man van God niet paste.

56 Daarom zei hij: "Ik zal hem wegsturen en hem een scholing geven, een Ph.D., LL.D. enzovoort, en zien wat hij eraan kan doen."

57 Hij zei: "Ik weet niets van deze dingen af. Neem ze van me af. Ik weet hier niets over."

58 "Maar hier is één ding dat ik weet. Ik hoedde de schapen van mijn vader en een leeuw kwam binnen en kreeg er een te pakken. En ik ging achter hem aan, omdat mijn vader mij opdracht had gegeven om op die schapen te passen." Amen. En elke goede herder is iemand die op de schapen past. En hij zei: "Ik heb niets dan deze slinger in mijn hand, maar ik sloeg hem neer; en toen hij tegen mij opstond, doodde ik hem. En een beer kwam binnen en kreeg er een te pakken. Ik rende achter hem aan en pakte het uit zijn muil; en toen hij opstond, doodde ik hem." En zei: "Hoeveel te meer zal de God van Israël, de God des hemels, die onbesneden Filistijn in mijn hand uitleveren!"

59 Die kleine makker was volhardend omdat hij wist waarover hij sprak. Hij wist in Wie hij geloofd had, en was volkomen overtuigd dat Hij in staat was te behouden wat hij Hem had toevertrouwd tot die dag. Nu, hij had alleen maar een slinger; dat is alles wat hij had. Hij zei: "Ik zal die Filistijn bevechten." De reden waarom hij zo volhardend was, was omdat hij wist dat als God hem geholpen had met de zorg voor een schaap, hem geholpen had om het schaap te bevrijden voor zijn vader, Hij het des te meer kon doen bij een man.

60 Denk daar nu aan, alle predikers. En vanavond voelen wij ons zo over u, schapen. De duivel is gekomen en sloeg u met een ziekte. Dat is juist. Hij heeft u weggenomen van goede gezondheid. Ik heb geen Ph.D. Ik heb geen LL.D. Ik heb zelfs geen middelbare schoolopleiding. Maar ik weet wat ik wel heb. Ik kom vanavond achter u aan om u terug te brengen tot de schaduwrijke groene weiden en de stille wateren. Daarvoor zijn wij hier vanavond op het podium, om u te pakken te krijgen, u weg te rukken uit de klauwen van de leeuw daarginds, om u terug te brengen. Wees geduldig, luister aandachtig en let op, probeer erachter te komen wat wij proberen te doen: het is proberen u te helpen.

61 Nu was David zeer volhardend omdat hij wist in Wie hij geloofd had, en hij wist dat hij in staat was zich toe te vertrouwen; hij wist dat hetgeen hij aan Hem had toevertrouwd, dat Hij in staat was dat te bewaren.

62 Wij komen erachter dat Simson, een andere grote richter in Israël... Sommigen beelden Simson af alsof hij schouders had ongeveer zo groot als een schuurdeur. Nu, het zou helemaal niet vreemd zijn om zo'n man te zien die de poorten van Gaza kon oppakken en ermee naar buiten wandelen, of die een leeuw neemt en hem uit elkaar trekt. Maar weet u, Simson was gewoon een klein iel... een kleine garnaal, volgens de straatuitdrukking, een kleine nietige krullenkop, meisjesachtig, een mama's jongetje met zeven krullen. Het was iets vreemds. Wel, men dacht dat een drie meter grote man een leeuw zou kunnen oppakken, zeker, en hem doden. Maar het vreemde was dat deze kleine makker hulpeloos scheen te zijn totdat de Geest des Heren op hem kwam. Het was Simson niet. Het was de Geest des Heren.

63 Dat is de reden dat het niet de apostelen waren. Jezus koos hen allen. Nagenoeg elk van hen had zelfs niet voldoende opleiding om zijn eigen naam te schrijven. Hij koos geen priesters; Hij koos geen theologen; Hij koos vissers en herders, de onwetenden en ongeletterden, zodat Hij dat in Zijn hand kon nemen, en 'niets' kon nemen om er iets uit te maken. Dat is Zijn natuur. Want Hij neemt geen opleidingsscholen en opgeleide geleerden. Hij neemt iets wat beseft dat het niets is. Hij komt erin en maakt er iets uit.

64 We ontdekken dat deze Simson een nazireeër was, hij had zeven kleine krullen die op zijn rug naar beneden hingen. En wanneer de Geest des Heren op hem kwam, vreesde hij niets. Waarom? Hij was volhardend zolang hij die nazireeërgelofte bij zich kon voelen. Zolang hij hier naar achteren kon reiken en die lokken voelen, wist hij dat hij in de wil van God was en dat niets hem kon binden. De stad kon hem niet binden. Een leeuw kon hem niet doden. Hij nam het kaakbeen van een muilezel dat droog was en hij sloeg er duizend Filistijnen mee neer.

65 Weet u dat die helmen, die koperen helmen, meer dan twee-en-een-halve centimeter dik waren? Weet u wat er gebeurd zou zijn wanneer een oud woestijndroog been daar tegenaan zou slaan? Wel, het zou in een miljoen stukken uiteenbarsten. Maar hij stond daar zonder hulp van anderen met dit muilezelkaakbeen, en hij sloeg ermee op hun hoofd en doodde duizend Filistijnen. Waarom? Hij was volhardend. Elke keer dat hij sloeg, voelde hij die nazireeërgelofte achterop zijn hoofd bewegen.

66 Hoeveel te meer behoorde de gemeente dat te zijn vanavond, die beweert uit de Geest van God geboren te zijn! In de samenkomst aanwezig zijn, en de betuiging zien van de opgestane Jezus Christus, en beweren vervuld te zijn met de Heilige Geest, en dan stil te kunnen zitten en de duivel toestaan u heen en weer te duwen zoals hij doet? Dat is iets vreemds. Zolang u de tegenwoordigheid van de Heilige Geest kunt voelen, wetend dat het Zijn Woord is en Zijn belofte voor deze dag, zou u volhardend moeten zijn om door te drukken totdat het voorbij is. Volhardend! Blijf erbij! God beloofde het. U bent het niet. Het is God!

67 Wat met de kleine maagd Maria? Nu tot u, vrouwen. Nu, zij was slechts een gewoon meisje dat in een echt gemene stad woonde, heel wat slechter dan Topeka. En zij woonde daar, maar zij leefde een recht en rein leven en zij was verloofd met een man, Jozef genaamd. En op een dag was zij op weg naar de bron om wat water te halen en een groot licht verscheen voor haar. En een engel stond daar, het was Gabriël, die haar vertelde dat zij die geen man bekende, een kind zou baren. En terzelfdertijd vertelde hij haar over Elizabet, haar nicht die op oudere leeftijd was, de vrouw van Zacharias, dat zij op haar oude dag zwanger was geworden.

68 En nu Maria; kunt u zich voorstellen hoe de mensen zouden lachen, om te bedenken dat dit jonge meisje dat serieus met deze jongen gaat, hier moeder blijkt te worden? Maar het maakte haar niets uit. Zij was in de tegenwoordigheid van God geweest. Ze had de stem van God gehoord. Ze maakte zich niet druk om de hoon van de mensen of het gelach van de mensen, wat ze er ook over zeiden. Ze was vastbesloten. Daar ging ze door het heuvelachtige land!

69 En de vrouwen waren toen niet zoals nu dat ze naar buiten gingen in een korte broek, en dat ze zich een paar dagen voor ze moeder worden op straat vertonen voor een man. Dat is een schande voor de mensheid. Dat klopt.

70 Zij verborg zich. En kleine Maria ging op weg voordat ze moeder werd, en trok de heuvels van Judéa over om Elizabet te bezoeken. En toen Elizabet, die zich ongetwijfeld had verborgen, op een morgen door het gordijn keek, zag ze deze jongedame aan komen lopen, en ze herkende dat het haar nichtje Maria was. En zoals vrouwen toen deden, ze hielden ervan om elkaar te zien, zij betekenden zoveel voor elkaar, en wellicht liep ze snel naar buiten en sloeg haar armen om haar heen en omhelsde haar, en begroette haar.

     En ze zei: "Ik begrijp dat je moeder gaat worden."

     "Ja."

     Ze zei: "Weet je, ik ga ook moeder worden."

     "O, zijn jij en Jozef al getrouwd?"

     "Nee, we zijn niet getrouwd."

71 En ze zag aan haar dat zij moeder zou worden. Ze zei: "Je bedoelt, lieverd, dat jij en Jozef nog niet gehuwd zijn en dat jij moeder gaat worden?"

     "Ja."

     "Hoe zal dit zijn?"

72 "De Heilige Geest zal overschaduwen, zal... heeft mij overschaduwd. De stem van God zei het." En ze zei: "Ik weet dat jij ook moeder wordt."

73 Ze zei: "Ja, maar ik ben al zes maanden onderweg en ik ben bezorgd omdat de baby nog niet bewogen heeft."

74 Nu, iedereen weet dat dit absoluut niet normaal is; na twee of drie maanden wordt leven gevoeld. Maar dit had zes maanden geduurd zonder een teken van leven. Nu, die baby was dood, zes maanden zonder leven. Ze zei dat ze er bezorgd over was.

75 Ze zei: "Maar de Heilige Geest is op mij gekomen," Maria zei dit tegen Elizabet, "de Heilige Geest is op mij gekomen en heeft mij overschaduwd, en zei dat ik een Zoon zou krijgen en Hij zou de Zoon van God zijn en ik moest Zijn Naam 'Jezus' noemen."

76 En zodra die menselijke naam van God, 'Jezus', werd uitgesproken door sterfelijke lippen, uit een menselijk wezen vandaan, kwam een dode baby tot leven in de schoot van een vrouw, en ontving de Heilige Geest. En als het dat zal doen voor een baby die dood is in de moederschoot, wat behoorde het dan te doen voor een wedergeboren gemeente? De eerste keer dat de Naam van Jezus Christus ooit werd uitgesproken door sterfelijke lippen, kwam een dode baby in zijn moeders schoot tot leven en ontving de Heilige Geest. "Vanwaar komt de moeder mijns Heren?", zei Elizabet. "Want zodra de stem van uw begroeting in mijn oren klonk, sprong mijn baby van vreugde op in mijn schoot."

77 En vandaag beweren wij dat we die Heilige Geest hebben, en we zijn er lafhartig mee, bang om ermee te handelen. We moeten vastberaden worden. Als we de echte werkelijke Heilige Geest hebben, zullen we vastberaden zijn.

78 Nu word ik langdradig, dwaal af, ik dwaal af van mijn tekst. En hier is het nu al bijna tijd om de gebedsrij te beginnen en ik ben zelfs nog niet tot mijn tekst gekomen. Dit is te kort.

79 Deze vrouw waarover we spreken, deze Syro-Fenicische vrouw, was een Griekse en zij had over Jezus gehoord. Nu: "Geloof komt door het horen, het horen van het Woord van God." En zij had gehoord.

80 En op de een of andere manier vindt geloof een bron die anderen niet zien. Een dokter kan zeggen: "Kind, ik heb alles voor je gedaan wat ik kan." Hij is aan het einde van zijn weg. Dat is alles wat de man kan doen. Hij ziet dat de zaak vergevorderd is, en dat er niets is wat hij eraan kan doen. Maar, ziet u, geloof vindt een bron waar híj niets over weet. Wetenschap zal het niet bewijzen, omdat geloof...

81 De gehele wapenrusting van God is bovennatuurlijk. Wat is de wapenrusting van God? Liefde. Wat is liefde? Bewijs mij wetenschappelijk dat er zoiets als liefde is. Waar is het? U, hoevelen hebben lief, steek uw handen op; die uw vrouw liefhebt, uw broeder liefhebt, uw vrienden liefhebt? Wel, ik wil dat iemand, een bepaalde wetenschap, mij bewijst welk deel van u liefde is. Waar koopt u het, bij welke apotheek? Ik wil er heel wat van, liefde. Vreugde; hebt u vreugde? Vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, geduld, wat is het? Het is allemaal bovennatuurlijk.

82 God is bovennatuurlijk. U bewijst God niet wetenschappelijk, u gelooft God. U gelooft het. Als u het niet gelooft, dan... Iemand die zegt dat alles wat niet wetenschappelijk is onorthodox is, onjuist is, die man kan nooit een Christen zijn. Hij moet geloven. Door geloof geloven wij God; niet door opleiding, niet door theologie. "Maar door geloof bent u gered."

83 Merk op dat geloof een bron vindt die anderen niet zien. Zijn Woord is een zwaard. Hebreeën 4:12 zegt dat het Woord van God een tweesnijdend zwaard is dat zelfs de gedachten onderscheidt, de overleggingen die in het hart zijn. Dat is het Woord van God. En het enige wat dat zwaard kan vasthouden is de hand des geloofs.

84 Niets anders kan het doen, niets anders. U moet iets op een andere manier zien dan wetenschappelijk. U, wetenschappelijk, opgeleid, u kunt dat zwaard niet vasthouden. U kunt het niet door opleiding; het is te verwrongen, te gecompliceerd; u maakt het... het zou maken dat het... het zal proberen zichzelf te verloochenen en van alles. Dat kunt u niet doen. Jezus zei: "Het is voor u verborgen", vergeet het dus maar. U kunt het niet weten. Het is verborgen. En wanneer God iets verbergt, is het werkelijk verborgen.

85 Dat is de reden dat u zo verborgen bent als u een Christen bent. "Want u bent dood, en uw leven is verborgen in God door Jezus Christus en verzegeld door de Heilige Geest." Hoe zou de duivel u kunnen vinden? Hij kan het niet. U bent verborgen. God verbergt u. Amen. Wat een schuilplaats, in de boezem van Jezus Christus!

86 Nu, geloof houdt het vast, oefent het uit. Nu, misschien bent u niet sterk genoeg – die arm des geloofs – om er een gat helemaal doorheen te hakken en er doorheen te lopen zoals sommigen dat kunnen. Maar blijf er gewoon tegenaan stompen, het zal komen. Houd er gewoon aan vast.

87 Zij had vele hindernissen, deze kleine Griekse vrouw, maar haar geloof had er geen enkele. Geloof heeft helemaal geen hindernissen. Er is niets wat geloof kan hinderen. Het geeft er niet om wat iemand anders zegt, niets hindert geloof. Laten we eens naar enkele van die 'misschien dat...' kijken die met haar hadden kunnen gebeuren. Zij had misschien...

88 Iemand; ze zouden tegen haar gezegd kunnen hebben: "U bent een Griekse. Uw denominatie ondersteunt Zijn samenkomst niet." Maar zij was hoe dan ook vasthoudend. Zij ging hoe dan ook, omdat zij gehoord had. "En geloof komt door het horen." Niet door samenwerking, maar door horen.

89 Merk op, misschien hebben ze dit gezegd: "U bent een Griekse. U bent niet in hun klasse van mensen. U, er is... Zij hebben een andere huidskleur dan u. Zij zijn een ander ras." Dat hinderde haar nog steeds niet. Dat hinderde haar niet.

90 En misschien zijn er sommigen gekomen die gezegd hebben: "Nu, dat is onzin. De dagen van wonderen zijn voorbij. Er is niet zoiets als die genezing waarover u hoort. Dat is gewoon weer zo'n fanaticus die is opgestaan." Zeker, men heeft allerlei soorten valse dollars, maar er is ergens een echte, waarvan hij is nagemaakt. Dat is juist. Nu zeiden ze: "De dagen van wonderen zijn voorbij, zoiets is er niet. Dat is gewoon een groep fanatici daarginds, slechts een handjevol van hen die... Wij hebben dat altijd al gehad."

91 Maar toch, iets had die vrouw getroffen; ze was nog steeds volhardend. De dagen van wonderen mochten misschien voorbij zijn voor degene die tot haar sprak, maar niet voor haar. Misschien is het een gepasseerd station voor sommigen van uw bekenden, maar niet voor u als u geloof hebt.

92 Misschien was er een andere groep, misschien enkele vrouwen die op de hoek stonden en zeiden: "Martha." Ik hoop dat er hier geen Martha's zijn. "Martha, weet je wat? Je man zal je verlaten zo zeker als dat je naar die samenkomst gaat. Nu, ik weet dat je dochter epilepsie heeft, maar ik vertel je dat het zal... Als je man je ooit betrapt dat je daar naartoe gaat! Hij behoort tot de grote clubs en genootschappen van de stad. Als je daar naartoe gaat, zal hij je verlaten." Dat betekende niets voor haar. Zij ging hoe dan ook. Geloof had een houvast gekregen. Geloof kent geen hindernis.

93 Wel, dan, misschien stond daar een andere groep op de hoek, die zei: "Weet je wat? Je zult het lachertje worden van de kerk, omdat je daar gewoon voor niets naartoe gaat. En de mensen zullen erachter komen waar je naartoe gaat. En zodra jij je met hen vereenzelvigd hebt, zul je het lachertje van de mensen zijn. Iedereen zal je uitlachen." Dat betekende niets voor haar, helemaal niet. Zij was vastbesloten.

94 Misschien zei een bepaalde groep: "Ze zullen je uit je kerk zetten. Ze zullen jou je lidmaatschapskaart teruggeven." Nog steeds was zij volhardend. Dat hinderde haar totaal niet. Waarom? Zij had reeds een houvast op geloof gekregen.

95 Ik wou dat ik tijd had om hier vier uur te stoppen om u alleen maar te vertellen over vergelijkbare ervaringen, van vrouwen en mannen en kinderen die stervende waren, en met doktersverklaringen, maar die vanavond leven door de genade van God. Omdat iets een houvast op hen gekregen had: geloof! Dat is de gedachte. In orde.

96 Zij was door al deze poorten heen gebroken, al de kritiek, al het uitlachen, al het "je man zal je wegzenden; je gemeenschapskaart van de kerk word je ontnomen, je zult iets anders moeten vinden; je zult een uitgeworpene zijn; je zult een heilige roller genoemd worden". Dat betekende niets voor haar, omdat zij God reeds had gezien. En zij wist dat anderen waren genezen; waarom zou haar dochter niet genezen kunnen worden? Daar hebt u het; zij zette door.

97 Tenslotte komt zij aan bij de voeten van Jezus, en merk op wat een schok dat was! Veel mensen denken dat als ze daar slechts kunnen komen dat dat alles is; maar u bent nu nog maar net begonnen. Wat een teleurstelling voor haar toen zij bij Jezus kwam; of dat was het misschien voor ons geweest in deze dag. Jezus zei dat Hij zelfs niet tot haar ras gezonden was.

98 Als dat een van u Pinkstermensen van vandaag was geweest, wel, u zou uw neus in de lucht hebben gestoken en weggelopen zijn en hebben gezegd: "Is dat het? Als zij mij niet willen hebben bij de Assemblies zal ik me bij de Eenheids voegen. Als zij me daar niet willen, zal ik naar de Church of God gaan. Ik hoef dergelijke onzin niet te slikken." Wel, dat is de reden waarom de wonderen uit de kerk zijn gegaan. Dat is de reden waarom het geloof van de gemeente is weggegaan. Zie?

99 Zelfs Jezus, God Zelf! Luister ernaar. Dezelfde God Die zij zou aanbidden om haar gedachten te laten veranderen, naar Wie ze toekwam om in Hem te geloven; toen zij bij Hem aankwam, negeerde Hij haar.

100 Herinnert u zich dat ik gisteravond sprak over bastaardbloemen en zo? Christendom vandaag is een reproductie. Het is niet het origineel. Als u de oorspronkelijke doop had zoals zij het daar hadden, zou die pinkstergemeente... er zou niets zijn wat haar kon stoppen. Het zou zijn als een huis dat in brand staat bij droog weer en met een hete wind die waait. Er zou niets zijn wat haar kon stoppen; zij staat in brand! Maar wat is het vandaag? Nee, het is een andere groep vandaag. Mijn opinie is: het is een reproductie.

     Merk op dat Hij haar negeerde.

101 Vandaag moeten wij hen op de rug kloppen: "Ik beloof u, als u slechts hierheen komt, dat ik uw kaart hier in mijn register zal zetten, uw brief, en dat ik zal kijken wat ik kan doen. We zullen het met de raad van diakenen bespreken, en kijken of we u niet in de raad van diakenen kunnen opnemen, of zoiets." Dat is hoe men ze vandaag moet behandelen. Ziet u wat voor groep we gekregen hebben?

102 Maar zelfs toen zij daar aankwam, zei Hij: "Ik ben niet tot uw ras gezonden. En bovendien zijn zij niets anders dan een troep honden."

103 O my! Wat zouden wij gedaan hebben? Wat zou u gedaan hebben? Vraagt u zich dat af en wees eerlijk. Iemand wees u af, wel, zelfs als er op de eerste avond niet voor u gebeden wordt, beweert u dat u niet meer terugkomt. Hebt u dan geloof? Inderdaad. Nu, bedenk dat deze band over de hele wereld gaat. Ik wijs niet alleen met mijn vinger hier. Ik wijs overal heen. Zie? Ja, u, u wilt niet terugkomen. Nee. U kunt zelfs niet naar de hele dienst zitten luisteren. Ziet u? "Ja, ik heb geloof"? Ja.

104 Maar zij werd een hond genoemd. Dat is het laagste wat je kunt vinden, of dat was het voor hen in die dag, een onrein dier. Natuurlijk, vandaag is het een afgod. Maar een vrouw zal een klein hondje nemen en hem moederlijke zorg geven en geboortecontrole toepassen omdat zij wil uitgaan naar dansen en partijtjes om zo haar gang te kunnen gaan, waardoor zij geen tijd heeft voor haar kind. Ze weet dat je de hond ergens in een kleine kooi kunt opbergen, en hem meenemen. Dat is precies juist, zie. Ze past geboortecontrole toe, en gaat vervolgens naar de kerk en zingt in het koor, draagt korte broekjes, lange broeken, al het andere, en noemt zichzelf een Christen; knipt haar haar af en zegt nog steeds dat ze in gemeenschap met God is, terwijl de Bijbel zegt dat zij het niet is. Dat is precies juist. Het maakt me niet uit... Luister.

     U zegt: "Zoiets kleins, waarom spreekt u daarover?"

105 In den beginne veroorzaakte één woord alle ziekte en dood. Dezelfde God zei in het laatste gedeelte van het Boek: "Wie er één woord van zal wegnemen of er één woord aan zal toevoegen..." Ongeacht dus wat u doet, hoe heilig u beweert te zijn, hoezeer u op en neer springt en schreeuwt, in tongen spreekt, over de vloer rent of wat u ook wilt doen, of aan de armen geeft, of wat u ook doet, dat is het niet. U hebt dat Woord gebroken, en door dat ene woord dat gebroken is, kunt u er niet in teruggaan! Precies juist, niet één woord. U neemt een geloofsbelijdenis in plaats van het Woord omdat het u beter uitkomt.

106 Dat is de reden waarom mensen tot een kerk kunnen toetreden en naar dit gaan, dat en van alles, en zich daaromheen scharen; het is niets anders dan een loge. Het is geen gemeente. U wordt in de gemeente geboren; u voegt u bij een loge. Maar u wordt in een gemeente geboren, de gemeente, niet een kerk; de gemeente. Er is maar één gemeente. En u...

107 Ik ben in de Branham familie sinds vijfenvijftig jaar en zij vroegen me nooit om tot de familie toe te treden. Ik werd daarin geboren. Dat is juist.

     Ja, afgewezen, een 'hond' genoemd, maar nog steeds hield zij vol.

108 Kijk, zij had geloof. Zij was teleurgesteld in al haar vrienden, teleurgesteld in haar volk, allerlei soorten dingen probeerden haar te hinderen. Maar op die manier wordt van alles op uw pad gegooid. Dat toont dat Satan probeert waarachtig geloof terug te dringen, maar hij kan het niet. Wat een ander ook zegt, het is daar nog steeds. Ze is volhardend. Ze blijft doorgaan.

109 Zij kwam bij Jezus, en Jezus zei: "Ik ben niet tot uw ras gezonden. Ik ben niet tot uw kerk gezonden. Ze werken niet samen. U bent hoe dan ook niets anders dan een troep honden." Nog steeds ging ze door! Hij zei: "Ik ben gekomen om dezen te genezen, de Mijnen, ben niet gekomen om u te genezen. Het past Mij niet om het brood der kinderen te nemen om het aan u, een troep honden, uit te delen."

     Ze zei: "Dat is de waarheid, Here." Amen.

110 Geloof zal altijd toegeven dat het Woord waar is. Amen. Nu, als u wilt vasthouden aan een geloofsbelijdenis, ga uw gang; maar het geloof, echt werkelijk geloof, geeft toe dat het Woord de Waarheid is.

111 Ze zei: "Dat is waar, Here, maar de honden kunnen de kruimels eten die onder de tafel van de kinderen liggen." Dat deed het. Dat deed het. Zij was geen kasplantje. Zij was niet van een verbasterde groep zogenaamde gelovigen waar wij vandaag de oogst van hebben. Zij had waarachtig geloof. Zij gaf toe dat Hij gelijk had. Maar zij was zelfs niet uit op het hele brood dat de kinderen konden eten; zij was slechts op zoek naar de kruimels.

112 Óf wij hebben het beste, óf wij hebben helemaal niets. Wij zullen er van weglopen en dan zeggen: "Wij hebben geloof. Zij behandelen me niet juist, ik ga weg." Dat is geen geloof. Dat is geloof niet.

113 Geloof is daar. Wat ik u probeer te zeggen, vrienden, is dat wij hier een dezer avonden een gebedsrij zullen hebben. En ik wil niet één stretcher zien, één rolstoel, één kruk of wat dan ook, die niet hier op de vloer ligt terwijl zij naar buiten lopen. Zie? Tenzij u komt met de juiste soort benadering, zult u niets krijgen. Dat is juist, dan loopt u er slechts doorheen, iemand laat een hand op u vallen, en u gaat weer naar buiten. Dat, dat is niet goed. U moet weten waarvoor u komt. "Die tot God komt, moet geloven."

114 Let op. Bedenk dat zij nooit een wonder had gezien. Zij was een Griekse. Ze wist... Zij was een heidense. Zij had nog nooit een wonder gezien, toch had ze geloof dat er zoiets was. En jaar na jaar en dag na dag zien wij wonderen, en toch kunnen we het nog geen uur of twee volhouden.

115 Zij was zoals Rachab, de hoer. Rachab wilde niet... Die heidense vrouw wilde niet zien hoe Jozua zijn kleren droeg, of Jozua zien. Ze zei: "Ik heb gehoord en ik geloof." Dat is alles. Zij hoorde en zij had geloofd.

116 Jezus zei: "Vanwege deze uitspraak!" Zij had de juiste benadering ten opzichte van de gave van God. Bedenk dat zij de eerste heiden was voor wie ooit een wonder werd gedaan vanwege haar geloof. Geloof geeft toe dat het Woord gelijk heeft, vernedert zichzelf, hetzelfde als vandaag.

117 Martha in de tegenwoordigheid van God. Martha, de zus van Lazarus, was nederig in de tegenwoordigheid van Jezus. En zij was volhardend toen zij daar kwam. Hij zei... Ze zei: "Here, als U hier geweest was, zou mijn broeder niet gestorven zijn, maar zelfs nu zal God U geven wat U ook vraagt."

118 Hij zei: "Ik ben de Opstanding en het Leven; wie in Mij gelooft, zal, al ware hij gestorven, toch leven; eenieder die leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven. Gelooft gij dit?"

119 Bedenk dat zij een recht had om Hem te verwijten. Tweemaal had zij iemand gezonden om Hem te laten komen toen hij ziek was; Hij liet hem sterven. Maar, ziet u, zij had geloof. Zij wist het.

120 Evenals die Sunamietische vrouw in haar tijdperk toen haar baby stierf, zij geloofde dat God in deze profeet Elia was en zij hield gewoon aan Elia vast. Ze zei: "Zoals de Here God leeft en uw ziel leeft en nooit sterft, ik zal u niet verlaten." Zij was volhardend. En Elia wist niet wat te doen. Hij ging eenvoudig de kamer binnen, wandelde heen en weer totdat de Geest van God, de tegenwoordigheid van God kwam. Hij legde zich op het kind; het niesde zeven keer en kwam tot leven. Omdat iemand volhardend was, iemand een houvast op geloof had om de man van God te halen.

121 En zij wist dat als God in Elia was, Hij des te meer in Zijn eigen Zoon was. Zij wist het. Geloof komt door horen. En in de tegenwoordigheid van God was zij volhardend.

122 Het leek alsof Jezus haar probeerde terug te sturen door te zeggen: "Hij zal opstaan", en dit alles, enzovoort. Maar zij was volhardend. Zij zette zich over elke criticus heen die zei: "Waar is nu dat programma van Goddelijke genezing waarover je sprak? Waar is dat allemaal? Je broer is dood en ligt daar nu buiten begraven. En de Voorganger glipte de stad uit totdat hij stierf, en kwam toen terug." Maar dat stond haar niet in de weg. Zij zette zich over elke kritiek heen om bij Hem te komen. Zij kreeg waarom zij vroeg.

123 Nu, enige tijd geleden, ik herinnerde het me net, bij de Tabernakel... Ik zie sommige broeders van de Tabernakel hier vanavond zitten. Er was een dame... Ik was de kerk binnengekomen. En we hebben in onze samenkomst zowat elke avond ongeveer het aantal dat we hier hebben. En toen hadden we dus... Ik bad niet voor de zieken die avond. En er was een vrouw uit Californië gekomen die een tumor had, de tumor zelf woog bijna vijftig pond. En men had haar dus achterin neergezet. En zij vertelden toen dat we die avond niet voor de zieken gingen bidden, maar dat we slechts daarheen waren gekomen om te spreken, omdat ik net van een samenkomst kwam.

124 En toen ik de achterdeur uitliep, hadden twee van de diakenen haar in een stoel om het huis heen gebracht en haar bij de deur neergezet, zo op de grond. En toen ik naar buiten kwam, greep zij mij vast bij mijn broekspijp, terwijl ik naar buiten ging. Ze zei: "Broeder Branham, het enige wat ik u vraag is dat u uw handen op mij legt." Ze zei: "Mijn tumor zal weggaan." En zij was zo ongeveer als dit.

125 Ongeveer zes weken daarna was zij in een samenkomst en nam de zusters mee naar binnen om haar te onderzoeken. Zonder enige operatie was er nergens een plek van de tumor. Zij was volhardend, ongeacht of het de avond was om voor de zieken te bidden of niet. Zij kreeg waarom zij vroeg. Geloof had zijn plaats gevonden en had een houvast.

126 Micha. En ik ga over een ogenblik afsluiten. Micha was in de tegenwoordigheid van vierhonderd goed opgeleide priesters, allemaal profeten der Hebreeërs. Hij zei: "Kom mee, Micha, je bent hier uit de predikersvereniging gezet; maar als je nu hetzelfde zult zeggen als zij, en tegen Achab zult zeggen dat hij moet optrekken, dat Achab en Jósafat moeten optrekken, dan zullen wij het realiseren dat zij je terug zullen plaatsen in de gemeenschap."

127 Hij zei: "Zo waarachtig als de Here leeft, ik zal alleen zeggen wat Hij tot mij zegt." God, geef ons nog een paar Micha's! Ziet u?

128 Hij wachtte dus. Die avond kwam het visioen. Hij onderzocht zijn visioen met het Woord. Want het Woord van God had over Achab gezegd dat de honden zijn bloed zouden likken zoals zij dat van Naboth hadden gedaan. We komen er dus achter dat zijn visioen precies in overeenstemming was met het Woord.

129 Daarom was hij volhardend toen hij de volgende morgen naar buiten liep. Hij zei: "Trek maar op, maar ik zag Israël als schapen verstrooid op een heuvel, zonder herder."

130 En deze hogepriester, of hoofd over de profeten, liep er naartoe en sloeg hem op de mond, en zei: "Waarheen ging de Geest van God toen Hij uit mij ging?" Nog steeds gaf Micha er niet om wat zij zeiden. Hij stond daar. "Zet deze kerel in de kerker," zei Achab, "en zet hem in de binnenste kerkers, en voed hem met het brood en water der verdrukking. Ik zal met hem afrekenen als hij... wanneer ik terugkom." Met andere woorden, hem onthoofden, of zoiets.

131 Hij zei: "Als u al terugkeert, dan heeft de Here niet tot mij gesproken." O, hij wist waar hij stond. Het maakte geen enkel verschil wat de rest van hen dacht; hij wist dat hij in de tegenwoordigheid van God was geweest. Hij had de stem van God gehoord. Het was exact in overeenstemming met het Woord van God.

132 Eveneens behoorden wij vanavond dit uur te zien waarin wij leven, om de belofte van deze dag te zien, dat het Woord van God het beloofde. Ongeacht wat iemand anders zegt, het Woord zei het, en Jezus komt om Zichzelf bekend te maken. Volhardend!

133 De blinde man die Jezus verborg... of genas, kon niet... kon hun theologie niet uitleggen of erover argumenteren. Maar hij wist één ding, daardoor was hij volhardend.

134 Zijn vader en moeder konden het niet zeggen. Zij zeiden: "Wel, we zijn bang dat zij ons uit de synagoge zullen zetten." En zij zeiden: "Vraag het hem, hij heeft zijn leeftijd."

     Hij zei: "Wie genas u?"

     Hij zei: "Ene Jezus van Nazareth."

135 Hij zei: "Geef God lof! Wij weten dat deze Man een zondaar is."

136 Hij zei: "Nu, of Hij een zondaar is of niet, weet ik niet. Ik kan dat niet zeggen. Maar", zei hij: "één ding weet ik wel. Waar ik eens blind was, zie ik nu."

     Ze zeiden: "Wij weten niet waar deze Man vandaan komt."

137 Hij zei: "Dat is een vreemde zaak. U wordt verondersteld de leiders van deze dag te zijn die alle geestelijke dingen weten. En hier komt een Man en opende mijn ogen terwijl ik blind geboren ben, en toch weet u niet waar Hij vandaan komt?" O, hij was volhardend, hij kon zich nergens druk over maken. Hij had met God gesproken.

138 Het maakte Nathanaël niet uit om Hem "Here, Koning van Israël" te noemen voor zijn voorganger en al de overigen toen Hij hem vertelde waar hij de dag daarvoor was. Nathanaël gaf er niet om.

139 De vrouw bij de bron gaf er niet om hoeveel mensen tot haar zeiden dat het niet wettig was dat zij iets zei omdat zij een prostituee was. Zij had een Man ontmoet waar zij naar had uitgekeken sinds zij een klein meisje was, wetend dat Jezus op het toneel moest komen, een Profeet. En zij had die Profeet gevonden van Wie ze had gezien dat Hij haar de dingen vertelde die zij had gedaan. Haar stoppen? Zoals ik opnieuw zeg: het is als een huis dat in brand staat bij een felle wind. U zou het niet kunnen. Haar hart stond in vlam met vreugde en vrede. Haar zonden waren haar vergeven. Zij had de Messias gezien. Zij had Zijn tegenwoordigheid gezien. Zij had Zijn Woord gezien.

140 "Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons deze dingen zal vertellen. Maar wie bent U? U moet Zijn Profeet zijn."

     Hij zei: "Ik ben Hem."

141 En als de Man een dergelijk ding kon doen en niet zou liegen, dan wist zij dat dat de Messias was, daarom moest het goede nieuws worden verspreid.

142 Hoe behoorden wij vanavond in hetzelfde vuur te zijn, volhardend om iedereen te laten weten dat de Heilige Geest vandaag werkelijk is, dat Hij op ons valt en hetzelfde doet als wat Hij deed, en de beloften van dit uur. Wij zijn niet volhardend. Ik vraag me af of het ons werkelijk getroffen heeft? Kijk naar de vrouw bij de bron.

143 Eén ding, ik moet sluiten. Ik heb daar ongeveer een halve bladzijde met notities, maar ik wil sluiten met dit te zeggen. Dit brengt een verhaal in mijn gedachten. Daarna zullen we voor de zieken gaan bidden. Het zal slechts een beetje te laat zijn, misschien tien, vijftien minuten, maar houd gewoon nog even met mij vol.

144 Ongeveer drie jaar geleden was ik in Mexico City. Hoevelen kennen broeder Espinoza, u Spaanse mensen hier? Wel, ik denk velen van u. Hij was mijn vertaler. We waren daarginds in Mexico City. Ik was, voor zover zij weten, de enige protestant die daar ooit, gesteund door de overheid, binnenkwam. Maar generaal Valdivia – u herinnert zich hem – hij is een van de Christenzakenlieden, had ontvangen... was gered en vervuld met de Heilige Geest, en hij had doorgezet bij de overheid en had mij binnengekregen.

145 En toen kregen wij daarginds een ander groot stadion. Het bood plaats aan verscheidene duizenden mensen; er was niets om op te zitten, zij moesten staan. En denk u in dat u hier gedurende twee of drie uren in deze zaal moest staan... Die mensen stonden daar dag na dag in die verzengende woestijnzon van negen uur 's morgens tot negen uur 's avonds. En op een avond, terwijl de regen neerstroomde, stonden zij daar; en die jonge Mexicaanse vrouwen met het haar hangend langs hun gezicht; en het regende zo hard dat ik maar halverwege het gehoor kon zien. Het maakte voor hen geen enkel verschil; zij hielden vast aan dat Woord des levens.

146 Ik herinner me een avond dat ik daar binnenkwam. Ik was daar slechts drie avonden. Het podium was ongeveer zo lang als dit, of misschien een beetje langer. Er was een oude blinde man over het podium gekomen en men had hem naar boven gebracht.

147 De man die mij kwam ophalen, noemde ik Mañana , wat "morgen" betekent. Hij was zo traag! Hij kwam steeds maar niet, en, wel, hij zou rondkijken en daar op elk willekeurig tijdstip arriveren. En ik bad en hij... En ik noemde hem gewoon Mañana.

148 Ze lieten mij op een ladder aan de achterkant van deze grote muur omhoogklimmen en lieten mij vervolgens op het podium neer. Broeder Jack Moore, hoevelen kennen hem? Zeker, ik denk dat u hem kent; en broeder John Sharrit en velen van hen hier. Zij waren daar op het podium. Die avond kwam er over het podium...

149 Mañana had de plaatsbewijzen uitgedeeld, de gebedskaarten, maar Billy liep naast hem mee om erop toe te zien dat alles goed ging. Hij kon tot hen spreken en hun gebedskaarten geven, maar Billy ging mee om te bepalen of het echt goed was of niet, of hij er enige van zou verkopen, of wat hij zou doen, of de persoon aanzien; zodat hij iedereen die een gebedskaart wilde hebben er een gaf.

150 Dus die avond toen de gebedskaarten werden opgeroepen, was er een oude man op het podium gekomen, blootsvoets, met zijn broekspijpen helemaal gescheurd en een oude hoed in zijn hand die met touw omwikkeld was. En toen hij dichtbij mij kwam... hij was blind, en ik keek naar de oude man. En ik stond daar met net zulke goede kleding aan als vanavond; iemand had me een mooi nieuw pak gegeven en ik had goede schoenen aan. En die arme oude kerel daar droeg een oud versleten overhemd en zat helemaal onder het stof. Daar was hij: volkomen blind, zijn ogen waren door staar nagenoeg zo wit als mijn overhemd. En ik dacht: "Wat een wrede zaak heeft Satan hier gedaan!" De arme oude kerel had waarschijnlijk nooit een degelijke maaltijd in zijn leven gehad.

151 De economie zit daar zo armzalig in elkaar. En zij – bedenk dit nu slechts – laten we zeggen dat Pedro, Peter, een metselaar is, en dat hij dertig peso per dag verdient, maar ze moeten vier dagen werken om een paar schoenen te kunnen kopen. Zie? En wat dan met Pancho of Chico, de kleine die hierbuiten werkt en slechts ongeveer vier peso per dag verdient, met vier of vijf kinderen om te voeden? Hij zou wat eenvoudige amebaboontortilla's kunnen gaan halen, en Martina zou er vanavond één kunnen krijgen en kleine Chico kan er één krijgen, maar iemand zou het zonder één moeten stellen. Ze moeten zoveel sparen om een vetkaars te kopen die op een gouden altaar wordt verbrand voor hun zonden. Dat is wat mij doet branden. Daar hebt u het.

152 Nu, deze oude man stond daar, en hij zei iets in het Spaans. En hij had een heleboel kraaltjes om zijn vingers gewikkeld en ik zei: "Doe ze af", door middel van broeder Espinoza.

153 En ik dacht... ik dacht: "Ik zal mijn schouders optrekken. Ik kan gewoon mijn jas over hem heen leggen en het hem vertellen. Maar zijn schouders zijn veel breder dan de mijne." Ik zette mijn voet naast de zijne, dacht: "Ik zou uit mijn schoenen kunnen glippen en niemand zou het zien dat ik hem mijn schoenen geef", maar zijn voeten waren veel groter. En ik dacht: "Wel, wat zou ik kunnen doen?" Ik dacht: "O God!"

154 Als u geen gevoel hebt voor mensen heeft het geen zin om te proberen hen te dienen. U moet het gevoel hebben. Daarom voelde Hij onze zwakheden.

155 Ik legde gewoon mijn arm zo om hem heen en ik zei: "Hemelse Vader, als mijn vader geleefd zou hebben, zou hij ongeveer even oud zijn geweest. Hij is iemands vader." En ik stond daar gewoon zo en ik hoorde hem schreeuwen: "Gloria a Dios!" Dat betekent "Glorie voor God" weet u. Ik keek op en de oude man kon net zo goed zien als ik, liep gewoon heen en weer over het podium, steeds maar weer. Wel, en natuurlijk moesten zij de zaalwachters erbij halen – er stonden daar ongeveer drie- of vierhonderd zaalwachters – om hen beneden te houden. Toen moesten zij mij met de touwladder weer optrekken.

156 De volgende avond toen ik daar kwam, lagen er stapels gewoon zo hoog, een rek over de hele lengte met oude sjaals en hoeden en dergelijke die zij daarop hadden gelegd opdat erover gebeden zou worden. Hoe men ooit wist wat aan wie toebehoorde, weet ik niet; alles was daar opgestapeld en lag daar. En het regende. Ik was te laat. En ik kwam daar binnen en ik begon net te prediken: "Het geloof nu is de vaste grond der dingen die men hoopt, het bewijs der zaken die men niet ziet", en broeder Espinoza vertaalde het.

157 En Billy kwam naar me toe en tikte me op de schouder, zei: "Papa, u zult iets moeten gaan doen. Mañana heeft alle gebedskaarten uitgedeeld." En hij zei: "Er staat daar een kleine vrouw, een kleine dame, zij heeft een dode baby en hij stierf deze morgen."

158 U hebt het artikel in de Volle Evangelie Zakenlieden gezien. En bedenk dat het bewezen moet zijn voordat het gedrukt wordt. De dokter moet deze verklaring ondertekenen dat het waar is, wanneer u het publiceert.

159 En hij zei: [Leeg gedeelte op de band – Vert] ..."En hij stierf deze morgen. Zij had er de hele dag mee in de regen gestaan en zij kende Espinoza niet, die... of, ik bedoel Mañana, die deze gebedskaarten uitdeelde. En hij zei dat hij geen gebedskaart meer had. Ik heb veertig of vijftig zaalwachters die haar niet van het podium kunnen weghouden." Zei: "Zij probeert onder hen door te gaan, duwt ze omver, klimt over hun ruggen en doet alles wat ze kan om hierboven te komen."

160 En ik zei: "Wel, ik zal het je vertellen." Ik zei: "Kom hier, broeder Moore." Weet u, u allen, velen van u staken uw hand op dat u broeder Jack Moore kent. Ik zei: "Broeder Moore, zij weet niet wie ik ben. Zij weet het niet. Er hebben hier vele predikers staan spreken, heel wat Baptisten en anderen die de samenkomst ondersteunen." En ik zei: "Nu, u; gaat u er naartoe en bid voor de baby en zij zal het verschil niet weten, ziet u."

     Hij zei: "In orde, broeder Branham."

161 Hij begon het podium af te lopen, ongeveer zo ver als de muur daarginds en ik draaide me om. De mensen wisten het niet omdat zij geen Engels verstonden. En ik zei: "Nu, zoals ik zei, is het geloof de vaste..." En ik keek hier vlak voor mij, en ik zag een kleine Mexicaanse baby met een donkere gelaatskleur zonder tanden gewoon naar mij zitten te lachen, hier vlak voor mij.

162 Ik zei: "Wacht even, broeder Moore. Zeg de kleine dame hier te komen."

     En Billy zei: "Papa, zij heeft geen gebedskaart."

     Ik zei: "Ik zag net een visioen, Billy."

163 Daarom gingen ze naar beneden en haalden de kleine dame. Hier kwam zij naar boven rennen, en zij viel op haar knieën en begon "padre" te schreeuwen wat vader betekent, weet u. Ik vroeg haar via broeder Espinoza om op te staan. Hield de baby vast, en zij had er een klein blauw en wit gestreept dekentje overheen dat gewoon drijfnat was en waar het water vanaf droop. En haar haar hing naar beneden. Het was een knap uitziende kleine vrouw, waarschijnlijk was het haar eerste baby. Zij was in haar... tweeëntwintig of vijfentwintig jaar oud, en zij hield dat kleine ding zo vast, een kleine stijve vorm, ongeveer zo lang, onder deze deken. Ik dacht na.

164 Zij dachten allemaal dat ik alleen maar bad om ervan af te komen, weet u, om haar daar van hun handen af te krijgen.

165 En ik legde mijn handen op de kleine baby en ik zei: "Hemelse Vader, ik weet niet of dit de baby is, maar ik zag daar enkele ogenblikken geleden een visioen van een kleine Mexicaantje, hij zag eruit als een kleine baby met een donker gezichtje die lachte." En ik zei... Zij vertalen het gebed niet, weet u. En ik zei: "Ik zag het glimlachen." Ik legde er eenvoudig mijn handen zo op, in de Naam van Jezus Christus, om te bidden, en de kleine baby gaf een schop en begon te huilen zo hard als hij... Hij begon dus te schreeuwen.

166 En ik zei: "Broeder Espinoza, laat dit niet zomaar gaan. Stuur een bode mee met die baby en die vrouw, en breng hem naar de dokter." En die avond riep men de dokter op; de dokter ondertekende een verklaring dat de baby stierf aan longontsteking die morgen in zijn ziekenhuis, of in zijn spreekkamer, om negen uur. En hier was het omstreeks tien uur die avond, en hij was dood geweest sinds die morgen en kwam tot leven; en leeft vandaag voor de glorie van God.

167 Waarom? Omdat zij net zo volhardend was als deze kleine Syro-Fenicische vrouw daarginds waar wij vanavond over spreken. Het is om te tonen dat God nog steeds Dezelfde is, gisteren, vandaag en voor eeuwig. De zaak ervan was (wat was het?) dat zij had gehoord over die oude blinde man.

168 Zij was Katholiek van geloof. Zij zijn allen Katholiek, want wanneer je in Mexico geboren wordt, ben je automatisch een Katholiek.

169 Die mensen daar hadden dus deze oude blinde man op straat gezien en spraken over zijn getuigenis. Zij, ze hadden erover gehoord. Deze vrouw had nog nooit een wonder gezien. Maar zij wist dat als God een blinde man zijn gezicht kon geven, Hij haar baby terug tot leven kon brengen, omdat het dezelfde Jezus Christus was. Zij zou soms maken dat Pinkstermensen zich klein voelen. En dat is juist, met zulk geloof, omdat zij volhardend was dat het God moest zijn Die het gezicht kon herstellen. "En als het God was Die Zijn Woord kon houden en het gezicht kon herstellen, dan kon Hij de doden opwekken." En Hij deed het, omdat zij volhardend was. Ik zou daar nog één avond zijn en zij zou... Dat was de avond voor haar.

170 Zouden wij vanavond niet, vrienden, zouden wij niet volhardend zijn? Kunnen wij niet door de mystieke donkere dakspanen hier heendringen en Jezus Christus als onze Geneesheer aanvaarden? Kunt u dat niet?

     Laten we bidden.

171 Here Jezus, o God, ik weet niet meer wat te zeggen. Ik bid, God, zal ik slechts een kleine gebedsrij oproepen, Vader? En misschien wilt U dat aan de mensen tonen door iets te doen precies zoals U deed voor Uw dood en begrafenis; omdat er hier op deze dag en tijd misschien vreemdelingen zijn, zodat wij mogen zien dat U nog steeds Dezelfde bent, gisteren, vandaag en voor eeuwig, Degene Die Uw Woord houdt. En misschien is er iemand met genoeg geloof om daar door de barrière heen te breken, die geluidsbarrière, die zondebarrière, die barrière van ongeloof daarginds, om daar doorheen te breken tot de plaats waar alle dingen mogelijk zijn. Sta het toe, Here. Er wordt ons verteld dat wanneer een vliegtuig die geluidsbarrière passeert, hij onbegrensd is in snelheid en kracht. God, als wij slechts door die kracht van ongeloof heen konden breken, dan zijn wonderen en dingen en beloften van God onbegrensd, "want alle dingen zijn mogelijk voor hem die gelooft". Sta het toe, Vader. Wij vragen het in de Naam van Uw Zoon Jezus Christus. Amen.

172 Al ben ik wat laat, is het in orde om nog door te gaan zodat we een kleine gebedsrij kunnen hebben, om die op te roepen? Ik weet dat de mensen rusteloos worden, maar laten we gewoon een kleine gebedsrij oproepen. Laten we zien, maandagavond hadden wij A's, was dat juist toen wij gebedskaarten uitgaven? Of, nee, ik bedoel woensdagavond. Ik denk dat maan-... woensdagavond de eerste avond was, dat waren A's, en gisteravond zouden het B's zijn, en vandaag zouden het C's zijn. We riepen op van 1 tot en met 25 in A. Ik denk dat dat juist was, nietwaar, van 1 tot en met 25 in A? Is dat juist, 1 tot en met 25 in A? 1 tot en met 15 in A.

173 Wel, laten wij oproepen in B, de gebedskaarten van gister dus. Laten wij B oproepen, 75 tot en met 100. Gebedskaart B. Wij zullen uw C en de rest nog oppakken. Wij zijn bij B 25... Nee, B 75, geloof ik dat ik zei, nietwaar? B 75 tot en met 100. In orde. Laat hen nu aan deze kant opstaan. B 75 tot en met 100, sta op aan deze kant. Kom precies naar deze kant en maak hier een rij; enigen van u, broeders, ga er naartoe. Billy, Roy, laat enigen daar heengaan en zorg dat de mensen in de gebedsrij komen. In orde.

174 Ik wil uw onverdeelde aandacht voor een ogenblik. Wees nu echt eerbiedig. Nu, kijk, sommige mensen gaan en zeggen: "Die prediker draagt de verkeerde soort stropdas. Hij heeft een verkeerd pak aan. Zijn manieren zijn niet juist. Hij staat niet rechtop genoeg." Wel, ziet u, u hebt nog steeds geen geloof. Zie?

175 Als iemand daar door die deur achteraan binnenkomt en u vertelde dat ze hadden... dat ze... dat hij een postwissel of een bankcheque voor u had van een miljoen dollar, dan zou het u niet uitmaken of hij hoog- of laagopgeleid was, het zou u niet uitmaken of hij een overall aan had of een smoking, het zou u niet uitmaken of hij zwart, geel, bruin of blank was.

176 Het is niet de boodschapper, het is de Boodschap waar u naar wilt luisteren: "Jezus Christus is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Hoevelen zijn zich daarvan bewust? Nu, als u slechts ...

177 Als de... als de technicus daar, ik denk meneer Ruby – ik dacht dat dat zijn naam was – die ik gisteravond ontmoette, als hij nog even wil... Hij heeft ons de lichten hier, enzovoort, gegeven; als hij het nog even kan volhouden ter wille van het Evangelie.

178 Laat nu iedereen echt eerbiedig zijn, maar wees echt volhardend. Drukt u zich voorbij de sluier erin.

179 Nu, wanneer Jezus Christus de zieken geneest... Nu zeg ik niet dat zij zullen genezen; ik kan u dat niet vertellen. Bedenk dat ik geen kracht heb om te genezen. Ik heb geen kracht, u hebt geen kracht, niemand van ons heeft dat. Wij hebben autoriteit. Hoevelen begrijpen dat?

180 Kijk hier, laat mij u iets vragen. Hierbuiten op straat, op deze drukke snelweg die vanaf de hoofdsnelweg hierlangs komt, precies op de voornaamste tolweg zie ik dat de maximumsnelheid 130 kilometer per uur is. Er zijn auto's die daar langskomen met wel 200 tot 300 of 400 pk.

181 En nummer 76, kom alstublieft. Ze hebben nummer 76 nodig. B 76, het kan misschien iemand zijn die doof is. Kijk rond. O, neem me niet kwalijk. In orde. B zeven-... Is dat juist, mijn broeder? B 76. In orde.

182 Merk nu op, hier verschijnt bijvoorbeeld een kleine politieman buiten op de snelweg. Hij is zo klein dat zijn pet zijn oren naar beneden drukt en hij zal niet meer dan vijftig kilo wegen. Nu, hoeveel kracht heeft hij om een van die wagens te stoppen? En daar stormen ze gewoon met drie of vier naast elkaar zo hard als zij kunnen die snelweg af met elk 300 pk in zich. Hij zou zelfs niet 1 pk kunnen stoppen. En hier zijn deze auto's. Maar laat dat grote insigne oplichten en laat hem die hand opsteken! Hij mag dan geen kracht hebben, maar hij heeft autoriteit gekregen. Luister naar de remmen die piepen en hoe ze opzij gaan, en iedereen stopt. Waarom? Omdat hij autoriteit heeft gekregen.

183 Ik heb geen enkele kracht. U hebt geen enkele kracht. Maar wij hebben de autoriteit gekregen, amen, het insigne van geloof dat aan het Woord hangt: "Ik geloof het. Het is de Waarheid." Dat is wat het stopt. Dan kunt u volhardend zijn.

184 De kleine politieman staat daarbuiten en blaast op dat kleine fluitje en steekt zijn hand omhoog; ik zal u zeggen dat alles zal stoppen. Het is zijn autoriteit. Het is zijn autoriteit om te geloven.

185 Laat nu ieder van u geloof hebben. Nu, u die daar staat, wees nu niet ontmoedigd, blijf daar gewoon en druk door, zeg: "Here, deze man weet niets over mij, daar ben ik zeker van. Als hij kan spreken om het mij te vertellen, zal ik met heel mijn hart geloven." Nu, wat weten wij er nu over?

186 Wie is de Genezer? Jezus Christus. Is dat juist? Wel, dan, als Hij hier tegenwoordig is, wel, het enige wat wij hoeven te doen is Hem gewoon te vragen. "En Hij is de Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden." Is dat juist? In orde. Vervolgens: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Vandaag is Hij de Hogepriester. Hoe, hoe handelde Hij toen een vrouw tweeduizend jaar geleden Zijn kleed aanraakte? Hij keerde Zich om en vertelde haar wat haar moeite was, en vertelde haar dat haar geloof haar had genezen. Is dat juist? Wel, Hij is vandaag Dezelfde, en zou op dezelfde manier moeten handelen omdat Hij Dezelfde is.

     Is uw gebedsrij nu gereed?

187 Nu, hier is een vrouw die hier naar boven komt. Voor zover ik weet heb ik haar nog nooit gezien. Zij is een totaal vreemde voor mij voor zover ik weet. Wij zijn vreemden voor elkaar. [De zuster zegt: "Ik was in uw samenkomst in 1947, 1950 tot en met 1953." – Vert] Ze zei dat zij in mijn samenkomsten was in '47 en in '53. Maar... ["'51 tot en met '53."] '51 tot en met '53. Maar u kennen doe ik niet. ["Nee."] Nee.

188 Kijk, hetzelfde als wanneer ik u over één of twee weken vanaf nu zou ontmoeten, dan zou ik u waarschijnlijk ook niet kennen. Er zijn heel wat mensen in de samenkomsten geweest, tienduizenden sinds die tijd, ziet u, en ik zou het niet weten. Maar wat betreft over wat ik bedoel als ik vraag: "Kent u mij?" dan kent u mij omdat u in de samenkomst bent geweest. Maar voor mij om u te kennen, of te weten wat uw moeite is, of wat u gedaan hebt tussen nu en toen of daarvoor, of wat u van plan bent om te doen, dat kan ik natuurlijk niet weten. Nee.

189 Maar nu, opdat wij niet lang met elke persoon bezig zullen zijn, om te proberen... Gisteravond stopte ik eerder. Ik zag het niet; ik dacht niet dat er nog iemand over was. Ik liet er twee of drie in de rij staan. Ik had dat niet moeten doen. Ik deed het gewoon niet. Ik weet niet waarom. Ik... Wel, iedereen... Het leek alsof die tijd de climax was. Je wilt mensen niet verwennen. Je wilt dat zij flink genoeg zijn om zich daarnaar uit te strekken en een houvast te nemen op wat je zegt, zie, en dan zijn ze genezen. Als je dat niet doet, wel, dan zijn zij niet genezen.

190 Nu deze dame hier, onze eerste ontmoeting. Nu, als Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig... Nu, als Hij hier stond met dit pak aan dat Hij mij gaf door een goed persoon die mij dit pak gaf, nu, als Hij hier stond met dit pak aan, zou Hij u kunnen genezen? Nee, nee. Hij heeft het reeds gedaan, ziet u. "Hij werd verwond om onze overtredingen." Hij zou u niet kunnen genezen. Hoevelen weten dat dit de waarheid is? Het is reeds gedaan.

191 Elke zondaar hier: Hij zou u niet kunnen redden; Hij heeft het reeds gedaan. U moet het aannemen.

192 Nu, als Hij hier stond met dit pak aan dat Hij mij gaf, dan zou Hij... Het enige wat Hij zou kunnen doen, Hij zou zeggen... Als u zou zeggen: "Ik ben ziek. Ik ben behoeftig. Of, ik heb een geliefde die ziek is", of wat het ook is. "Ik ben in financiële problemen, ik heb huiselijke problemen", of wat het ook is, Hij zou het niet kunnen doen. Hij zou het u niet kunnen geven. Hij zou u alleen kunnen vertellen dat Hij het reeds gekocht heeft. Nu, hoevelen begrijpen dat? Dat is waar, zie, zie, omdat het reeds gedaan is. Zie? Hij kan het niet doen.

193 Als u van iets vrijgekocht bent, kan de pandjesbaas u niet langer vasthouden, als u vrijgekocht bent. Als u de kwitantie hebt dat het betaald is, maakt dat het vast. Hij kan het niet meer vasthouden.

194 Wij hebben de kwitantie, zie; als u nu maar het geloof hebt om het te incasseren! Zie? Maar als Hij hier nu stond – en ik baseer mijn hele campagne op: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig" – dan zou Hij weten wat uw moeite was. En dat zou beslist... Omdat ik het niet weet, zou dat beslist identificeren dat Hij het moest zijn. Het zou de een of andere kracht moeten zijn, een kracht. Het hangt af van wat u denkt dat de kracht zal zijn. Want u weet dat ik u niet ken, menselijk gesproken. En het zou een kracht moeten zijn. En als u gelooft dat Hij het is... En als u niet geloofde dat Hij het is, zou u natuurlijk hier niet staan. En... maar als u echt gelooft dat Hij het is, dan, als Hij u zou vertellen wat u gedaan hebt of waarvoor u hier bent of zoiets, zou dat uw geloof doen toenemen, nietwaar?

195 Zou het het uwe doen toenemen in de zaal? Want – hier is mijn hand – voor zover ik weet, heb ik de vrouw nog nooit in mijn leven gezien, of ze zat eens in het gehoor, of misschien was zij in de gebedsrij of iets dergelijks, jaren en jaren geleden. Ik heb geen enkele herinnering aan haar, nee. Maar moge de Here mij nu helpen. Als een gave...

196 Kijk, zoals deze predikers hier. Als u mij hebt horen prediken, weet u al dat ik geen prediker ben. Ik heb geen opleiding. Ik zou mezelf geen prediker kunnen noemen, maar er zijn hier mannen die bekwamer zijn dan ik om het te doen.

197 Maar mijn gave komt van God, want ik heb Hem lief. En ik geloof dit: "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." Ze zijn door God voorbestemd en zijn er in elke generatie. En mijn deel hierin was voor dat Woord om het opnieuw tot leven te brengen, het Woord te worden om te onderscheiden en te weten. Dat is profetisch, wat overeenkomstig Maleachi 4 beloofd is om in deze dag te gebeuren, om ons volmaakt te maken in de laatste dag.

198 Nu, als de Here Jezus mij vertelt wat uw moeite is, zult u dan geloven dat ik Zijn profeet ben, of Zijn dienstknecht? Moge Hij het toestaan. U lijdt aan een huidziekte. Er is iets verkeerd met uw huid. Dat is juist. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Nu, als dat juist is, steek uw hand omhoog. Zie? Dus...

199 Nu, ik blijf dat uit de zaal voelen komen dat iemand zegt: "Hij raadde dat." Nu, wacht gewoon een ogenblik. Ik raadde dat niet, dame. Sommigen, zie, zij... U kunt nu geen gedachte verbergen, zie, omdat Hij hier nu is. En ik neem elke geest hierbinnen onder mijn controle, in de Naam van Jezus Christus, zie, voor de heerlijkheid van God. Ik raadde dat niet.

200 Dat komt door een zenuwkwaal. U hebt een zenuwkwaal waar u last van hebt. U bidt voor een geliefde. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Dat is een vrouw. ["Ja."] Dat is uw schoondochter. ["Ja."] En zij lijdt aan epilepsie. ["Ja."] Dat is juist.

     Nu, ik raadde dat niet. In orde.

201 Geloof het! [De zuster zegt: "Is zij bevrijd?" – Vert] Geloof het met heel uw hart; en zoals u geloofd hebt zo zal het u geworden. Ik geloof het. ["Zij is bevrijd?"] Ik zal het geloven. Als u het zult geloven, zal het zo zijn.

202 Kijk, ik kan het niet bevrijden op mijn geloof; het moet bevrijd worden op haar geloof. Zie? Zie? Begrijp het.

203 Hoe maakt u het? Ik heb pas mijn moeder verloren, ongeveer twee jaar geleden. En wanneer ik u zo naar boven zie komen, brengt het herinneringen omhoog. Zou ik niet een verschrikkelijk persoon zijn om hier te staan om Jezus Christus te vertegenwoordigen en een misleider te zijn? Dat zou afschuwelijk zijn als ik een dergelijk iets zou doen. Maar ik ben geen misleider. Ik ben Zijn dienstknecht. En als God mij zal toestaan, door Zijn genade, om iets over u te weten, wel, zult u dan geloven dat het van God komt? [De zuster zegt: "Ja." – Vert]

204 Nu, opdat de mensen het zullen begrijpen. Kijk hier, zie. Die ene onderscheiding deed meer dan wanneer ik tot middernacht gepredikt zou hebben. Jezus zei: "Ik bemerk dat er kracht van Mij is uitgegaan." Als dat het was voor de Zoon van God, hoeveel te meer voor mij, een zondaar? Zie? Daniël zag één visioen en had vele dagen last van zijn hoofd. Hoevelen weten dat? Zeker. Zie? U beseft de genade niet die God ons toestaat.

205 Nu, de dame lijdt aan een maagkwaal. Het is in uw maag. Ik zie dat u van de tafel wegloopt. En het wordt veroorzaakt door een nerveuze toestand die veroorzaakt dat de maag zo is dat dit voedsel niet in staat is verteerd te worden. Het is een maagzweer, wat het in werkelijkheid is, in uw maag. En gelooft u dat God die voor u zal genezen? [De zuster zegt: "Ja." – Vert] Aanvaardt u het als zijnde genezen? U gelooft dat God het van u zal wegnemen. God zegene u. Ga, en moge de Here God het u toestaan.

     Wees zeer eerbiedig.

206 Hoe maakt u het? Ik veronderstel dat wij vreemden voor elkaar zijn. Het is echt onze eerste keer dat wij elkaar ontmoeten, nietwaar? [De zuster zegt: "Ik ben in de samenkomsten geweest." – Vert] U bent in de samenkomsten geweest. Maar wat mij aangaat, ik ken u niet.

207 [Broeder Branham pauzeert en keert zich naar het gehoor – Vert] U vroeg voor uzelf. Als u het zult geloven zal die artritis van u weggaan. Ja. Zij zat daar met haar hoofd gebogen te bidden. Het zal van u weggaan als u het zult geloven. Uw man, gelooft u dat God mij kan openbaren wat zijn moeite is? Gelooft u dat God het mij kan vertellen? U was zo gelukkig te weten dat zij daarvan genezen zou worden. U heeft een prostaatkwaal die u hindert. Steek uw hand omhoog.

208 Ik heb hen nooit in mijn leven gezien. Vertel mij wat zij aanraakten. Stel nu gewoon die vraag: Wat raakten zij aan? Zij raakten mij nooit aan; ze zitten tien meter bij mij vandaan. Maar zij raakten die Hogepriester aan.

209 Als ik voor u mensen een vreemde ben, wuif dan zo met uw hand. U... u twee mensen die hier zitten, als ik... Wuif gewoon zo met uw hand als ik een vreemde voor u ben. Zie? Zie? U zat daar gewoon. En de dame bad, ziet u; en Hij stond daar en keerde Zich om precies zoals Hij in de Bijbel deed. Ik draaide mij niet om; Hij keerde mij om.

210 Kijk, ik weet die dingen niet. Het is net zoals met deze microfoon, die is volkomen stom zolang er niets doorheen spreekt. Maar u kunt mij door deze microfoon horen (klopt dat?), maar de microfoon kan zelf niet spreken. Hij heeft geen stem. Ik ken deze mensen niet. Kunt u niet beseffen dat het in de tegenwoordigheid van God is, waardoor dit gebruikt wordt, om u Zijn tegenwoordigheid te tonen? Dring er recht in door!

211 Nu, wij zijn vreemden voor elkaar. U bent jonger dan ik. Wij zijn waarschijnlijk jaren uit elkaar en mijlen uit elkaar geboren, en hier ontmoeten wij elkaar voor de eerste keer. Nu, als het daarheen gaat, kan ik slechts volgen; het is een licht; ik let erop, ziet u. De Heilige Geest is een licht, wij weten dat. Maar als de Here Jezus mij zal helpen om te weten wat uw moeite is, zult u dan geloven dat ik Zijn dienstknecht ben en weten dat ik het niet ben, maar dat Hij het is?

212 Ik ben slechts Zijn dienstknecht, zoals die microfoon. Nu dit, deze lessenaar hier is een deel van het meubilair van het huis, maar hij werd niet gemaakt om te spreken; hij draagt mijn Bijbel. De microfoon zal mijn Bijbel niet dragen; hij draagt mijn stem. Wel, er zijn verschillende gaven in de gemeente: sommigen zijn Zijn stem, sommigen krijgen een visioen, sommigen hebben andere dingen die zij doen. Maar ik word geleid door visioenen, als Zijn dienstknecht.

213 Nu, als God mij zal laten weten wat uw moeite is, waarvoor u hier bent, dan zult u mij geloven en geloven dat het het Woord van God is. U lijdt aan een infectie. De infectie is in uw huid. [De zuster zegt: "Dat is juist." – Vert]

214 Ziet u dat? Zij weet of het de waarheid is of niet. Zie? Nu, hoe meer je er met haar over zou spreken, hoe meer er gezegd zou worden. Zij is een zeer fijn persoon.

215 Tussen haakjes, kijk even hierheen; daarna de rest van hen, als jullie ze wat sneller laten komen. Laten we even praten, omdat u zo'n fijn iemand bent. Nu weet u dat er iets met u gebeurd is. Nu, tussen u en mij is er een licht. Zag u er ooit de foto van? Het staat precies tussen u en mij in. Ik kijk naar u door dat licht. Zie? En gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? Hij vertelde Simon wie hij was.

216 Hoevelen geloven dat nu? Hier staan wij nu met onze handen omhoog, dat wij totaal vreemden voor elkaar zijn.

217 Zij noemen u "Florence" en uw familienaam is McAllister. [De zuster zegt: "Dat is juist. Dat is juist." – Vert] Gelooft u dat God mij kan vertellen waar u vandaan komt? ["Ja."] U komt niet hier vandaan. ["Nee."] U komt van een plaats, Lawrence, Kansas, genaamd. ["Dat is juist."] Dat is juist. Nu, keer terug, Jezus Christus maakt u gezond.

218 Heb geloof in God. Zie? Ziet u dat? Alstublieft, wees nu eerbiedig. Beweeg niet. Zie, beweeg niet.

219 God geneest diabetes. Gelooft u dat? Gelooft u dat Hij u zal genezen? Ga gewoon voort en zeg: "Dank U, Here." En geloof het met heel uw hart en u zult genezen zijn.

220 Gelooft u dat God die vrouwenkwaal die u hebt, kan genezen? Ga dan gewoon voort en zeg: "Dank U, Here. Ik geloof het met heel mijn hart."

221 In orde, laat de dame komen. U heeft een dameskwaal en u heeft ook diabetes. Gelooft u dat God u gezond zal maken? Wandel gewoon door en zeg: "Dank U, Here", en geloof het nu met heel uw hart.

222 Kom. Een nerveuze toestand veroorzaakt een maagkwaal. Gelooft u dat u nu uw avondmaal kunt eten? Ga en zeg: "Dank U, Here." Eet uw avondmaal en geloof met heel uw hart.

223 God geneest hartkwalen. Gelooft u dat Hij uw hartkwaal zal genezen? In orde. Ga, het gelovend, en Hij zal het doen, ziet u, als u gelooft.

224 Wat als ik niets tegen u zei, enkel om geloof te tonen dat ik geloof dat u dat hebt, en u eenvoudig de handen opleg; gelooft u dan dat u gezond zult worden? Kom hierheen. U was al genezen toen u er daarginds mee opstond. Dat is waar.

225 Nu, kom. Kom. Natuurlijk kan iedereen zien dat deze vrouw mank loopt, dat is heel haar leven zo geweest. Maar er is nog iets wat u hebt, het is een maagkwaal die u hindert waarvoor u wilt... Wandel gewoon door en zeg: "Dank U, Here." Geloof met heel uw hart, en ga en geloof het.

226 Gelooft u dat God die artritis zal genezen en u gezond naar huis zal laten gaan? Ga, geloof het met uw hele hart.

227 Hoevelen daarginds geloven, u allen? Hier zit een man, precies hier, die hier recht naar mij zit te kijken. Kunt u dat licht niet zien dat precies hier over deze man heen hangt?

228 Waar hij in feite bezorgd over is, is een probleem van overgewicht. Dat is juist. Steek uw hand omhoog als dat zo is. Gelooft u dat God u zal genezen? Uw vrouw zit daar bij u; gelooft u dat God mij kan vertellen wat haar moeite is? Gelooft u? Zult u dat, dame? U gelooft dat ik Zijn profeet, Zijn dienstknecht, ben? Dat verblindt mensen wanneer je "profeet" zegt. Gelooft u dat ik Zijn dienstknecht ben? Gelooft u dat God mij kan vertellen wat uw moeite is? Hoge bloeddruk. Geloof nu met heel uw hart en het zal u verlaten, omdat u gelooft.

229 Deze gekleurde jongen die hier op het puntje van zijn stoel zit en intens zit te kijken, wat denkt u hierover, meneer? Gelooft u dat het van God is, u die daar zit? U keek zo ernstig naar mij. Ik ken u niet. U bent een vreemde voor mij. Maar u lijdt aan een kwaal. Gelooft u dat God mij kan vertellen wat het is? Gelooft u dat? Het is een allergie. Dat is juist. Gelooft u dat God u zal genezen? Eén belangrijk ding aangaande u is dit, één van uw grootste moeiten is dat u teruggevallen bent. U wilt echt terugkomen naar God. Als dat waar is, steek uw hand omhoog en kom dan hier. [De broeder staat op en komt naar voren – Vert] Uw zonden zijn u vergeven, mijn broeder.

230 U zegt: "Hoe weet u dat?" Dezelfde Die mij vertelde wat er met hem verkeerd was.

231 Hoevelen hierbinnen willen dat uw zonden vergeven zijn? Wilt u gaan staan? Wilt u dat uw zonden vergeven zijn? Ik wil alleen maar zien of u eerlijk genoeg bent om het te doen. Dank u. Ik vraag mij af of u hier naartoe zou willen komen en hier bij deze man wilt komen staan die net vergeven is, en wilt zeggen: "Ik wil dat mijn zonden vergeven zijn. Ik ben er eerlijk over"? U kunt niet...

232 Kom op, er zijn er meer dan dit hier. Nu, als onderscheiding ziekten en kwalen onderscheidt, dan onderscheidt het ook zonde. U weet dat. Hoe zou ik weten dat deze man een zondaar was? Dat is het, kom er direct uit en kom direct hierheen. Wij... Wilt u het doen, slechts een ogenblik? Kom hier en blijf even staan en zeg: "Ik wil dat ik vergeven word, broeder. Ik wil dat God mij mijn verkeerdheden vergeeft. Ik besef dat ik in Zijn tegenwoordigheid ben. Ik geef er niet om wat mijn buren denken. Ik kom hoe dan ook. Ik ben volhardend. Ik wil vanavond gered zijn. Ik geloof God. Ik wil nu direct komen om al mijn zonden te laten wegwassen."

233 Is het in orde om predikers op te roepen? Hoeveel predikers zijn hierbinnen die geloven dat deze mensen een recht hebben om door de genade van God gered te worden? Ik wil dat elke prediker die het gelooft nu hier om hen heen komt staan terwijl wij bidden, elke prediker die geïnteresseerd is in verloren zielen. Ik had niet gedacht dat ik dit ging doen, maar ik weet wel beter dan Zijn stem ongehoorzaam te zijn. Hij zei mij om dit te doen. Het kan misschien hun laatste keer zijn, ik weet het niet.

234 Hoevelen weten dat dit is wat Hij deed toen Hij hier op aarde was? Dan moet Hij het opnieuw zijn. Het is onmogelijk voor een man, welk menselijk wezen ook, om zoiets te doen. Wij zijn in Zijn tegenwoordigheid. En hier zien wij Hem vanavond doen... "Als Ik opgeheven zal zijn, zal Ik alle mensen tot Mij trekken." Zie? Wij zien Hem hier hetzelfde doen als toen Hij hier op aarde was. Kunnen wij nu niet volhardend zijn? Druk u erin. Wat is de oorzaak dat wij hier kwamen? Wat is de oorzaak van dit alles hoe dan ook? Het is God. Gelooft u dat niet?

235 Ik wil dat ieder van u prediker-broeders naar voren komt en uw handen legt op een van deze belijdende mensen daar.

236 Nu, mijn dierbare broeder, zuster, u die belijdenis doet bij het altaar, wat liet u komen? U kwam niet door uw eigen kracht. U kwam omdat iets u overtuigde dat u verkeerd was. U wilt vergeven worden. Want u zag die arme gekleurde jongen, die Ethiopische jongen daar staan, die van God was weggegaan, en dat de Heilige Geest openbaarde dat hij een zondaar was. Diezelfde Heilige Geest riep u er niet zomaar uit door mijn lippen, maar Hij riep u, en hier bent u vanavond, staat op dezelfde manier als die jongen deed. Belijd uw zonden nu voor God. Geloof Hem met heel uw hart en Hij zal elke zonde vergeven die u hebt begaan, en u vanavond terugnemen op grond van uw belijdenis en gemeenschap. Hij zal het doen als u Hem eenvoudig zult geloven.

237 Laten we nu onze hoofden buigen, overal in het gehoor, en laat iedereen echt eerbiedig zijn. Laten we nu bidden. Ieder van u, belijd uw zonden. Hij is hier. De Heilige Geest is hier, Degene Die roept. Geloof het nu met heel uw hart, belijd dat u verkeerd bent en vraag Hem u te vergeven. En elk van u broeders, bid met deze mensen.

238 Hemelse Vader, wij komen nu in de Naam van de Here Jezus, U dankend voor Uw grote genade en kracht jegens ons, Here. Wij, die onwaardig zijn, bevinden ons hier in een laat uur, het sluiten van de tijd. Wij vragen dat Uw barmhartigheid zal worden verlengd, Here, verder door totdat de laatste ziel is binnengebracht. Wegens Uw verschijning vanavond voor ons, deed het de mensen doordrukken voorbij elke omstandigheid om hier naar voren te komen, om te geloven dat dit het uur is dat hun zonden hun vergeven zullen worden, en dat zij van af deze avond vrij zullen zijn. Sta het toe, hemelse Vader. Moge elke zonde van hen weggaan.

239 U zei: "Wie tot Mij zal komen, zal Ik geenszins uitwerpen. Ofschoon uw zonden zijn als scharlaken, toch zullen zij witter zijn dan wol; rood als karmozijn, zij zullen witter zijn dan sneeuw." Wij dompelen ons onder in de vloed van het bloed van Jezus Christus. Door geloof brengen wij deze mensen die belijden in de tegenwoordigheid van God, in het bloed van de Zoon van God, en vragen om vergiffenis voor hen. Wij vragen dit verzoek in Jezus' Naam. Vergeef elke zonde en neem hen in Uw zorg, Vader. Terwijl zij belijden, breng hen terug op basis van Uw belofte. U zei dat U het zou doen, en ik weet dat U het zult doen. Zij zijn de uwen, Vader. Wij geven hen aan U in de Naam van Jezus Christus.

240 Ieder van u die nu rond het altaar staat, die waarlijk beleden heeft dat u verkeerd was, en in de tegenwoordigheid van God, gelooft u dat ik Zijn profeet ben en dat ik u hierover de waarheid heb verteld, en gelooft u dat uw zonden vergeven zijn? En breekt u nu door geloof door die sluier heen in de tegenwoordigheid van God en zegt u: "Here, ik geloof U precies nu en neem U aan"? Steek uw handen omhoog en zeg: "Ik doe het." Ieder van u rond het altaar, steek uw handen omhoog en zeg: "Ik doe het. Ik geloof het nu." God zegene u. Amen. Dat is de manier om het te doen. Dat is het. Slechts door geloof, breek door die sluier heen.

241 Nu, terwijl u precies op dezelfde grond bent waarop u staat dat u vergeven bent, nu broeders, leg uw handen opnieuw op hen voor de doop met de Heilige Geest. Precies waar u staat, leg uw handen nu op hen en bid dat zij de doop van de Heilige Geest ontvangen, degenen die hier staan.

242 Here Jezus, zend Uw kracht op hen als een ruisende, machtige wind. Zend nog een herhaling van Pinksteren en vervul de mensen, niet de ruimte, de mensen met het vuur van de Heilige Geest, en vergiffenis, en demonstraties van kracht door, Jezus' Naam. Amen.

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-BookPrint
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
pdf Download PDFPDF is het meest ondersteunde formaat met absolute pagina indeling. meer info...
xps Download XPSXPS is een relatief nieuw formaat dat vanaf Windows 7 gelezen kan worden zonder extra software te installeren. meer info...
printPrint
book Download PDFPDF ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
xpsbook Download XPSXPS document ingedeeld als printbaar boekje (dubbelzijdig printen en in het midden vouwen en nieten). meer info...
English (Engels)