De machtige God ontsluierd voor ons
Door William Marrion Branham1 Ik heb enkele Schriftplaatsen opgeschreven waarover ik tot u zou willen spreken en ik vertrouw erop dat God onze zwakke pogingen zal zegenen.
2 Nu, vele mensen hebben zich afgevraagd waarom wij zo vreemd en luidruchtig zijn. Weet u, dit is een beetje een ander type conventie dan de mensen gewoon waren te zien; en gewoonlijk is alles zo'n beetje een vaste ingesleten vorm. Maar wanneer wij naar deze conventies komen – wat nu mijn voorrecht is geweest gedurende verscheidene jaren sedert zij voor het eerst gestart waren – dan weten wij nauwelijks wat wij zullen doen. Wij komen gewoon en geven onszelf over. Dat is het enige wat wij weten te doen en God doet de rest. Dat maakt ons dus tot mensen die zich heel eigenaardig gedragen.
3 Onlangs zei iemand: "Weet u, u mensen bent werkelijk zonderling."
Ik zei: "Wel, ik veronderstel dat wij het zijn."
4 En ik herinner mij één van de conventies. Broeder Troy vertelde mij eens over een kleine Duitser die zei dat hij de doop met de Heilige Geest had ontvangen. En de volgende dag, in de zaak waar hij werkte, hief hij zijn handen op en prees de Here, en sprak in tongen en ging gewoon verschrikkelijk tekeer. En tenslotte kwam de baas langs en vroeg: "Heinie, wat is er met jou aan de hand?"
5 Hij zei: "O, ik werd gered." Hij zei: "Mijn hart loopt gewoon over van vreugde."
6 Hij zei: "Wel, je moet daar bij dat stel 'moeren' [Engelse slang-uitdrukking voor 'gek' – Vert] geweest zijn."
7 Hij zei: "Ja! Glorie voor God!" Zei: "Dank de Here voor de moeren." Hij zei: "Neemt u maar een auto die op de weg rijdt. Als u al de moeren eruit neemt, hebt u niets dan een hoop schroot." En dat is precies ongeveer juist, weet u.
8 Op een dag in Californië liep ik door de straten van Los Angeles en ik zag een man die een bord hier op zijn borst had en er stond op: "Ik ben een dwaas voor Christus." En iedereen keek naar hem en ik merkte op dat men zich omdraaide en keek nadat hij voorbijging. En ik dacht dat ik maar net zo zou doen als de rest. En op zijn rug stond: "Wiens dwaas bent u?" Ja! Ik veronderstel dat wij allen een beetje vreemd voor elkaar zijn, weet u.
9 Maar, weet u, de wereld raakt in zulk een sleur, dat iets anders het zo vreemd maakt, dat de mensen denken dat er iets verkeerd is. En gewoonlijk moet God iets zo ongebruikelijks doen om de mensen weer terug naar de Bijbel te krijgen.
10 Ik kan mij indenken dat Noach zo'n beetje een 'moer' was voor dat wetenschappelijk tijdperk waarin hij leefde, omdat men kon bewijzen dat er geen water was in de hemel. Maar God zei dat er daar wel wat zou zijn, dus predikte en geloofde Noach dat en hij werd een moer.
11 En ik kan mij indenken dat toen Mozes naar Egypte ging hij een beetje een moer was voor Farao; maar bedenk dat Farao ook een moer was voor hem. Dus zij... Wij beseffen dat.
12 Zelfs Jezus werd als een ketter beschouwd. Dat is juist. Maarten Luther was een moer voor de Katholieke kerk en John Wesley was een moer voor de Anglicaanse kerk. U weet dus dat het ongeveer tijd is voor een volgende moer, denkt u niet? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Maar voor er een moer kan zijn, weet u, moet er eerst een bout zijn om hem aan vast te draaien.
13 U weet dus dat Noach, die een moer was, hij... Neem de moer, hij trekt de bout vast, trekt iets samen en houdt iets samen vast. Noach was dus in staat allen in de ark te trekken die zouden geloven, buiten de oordelen, door een moer te zijn.
14 Wij ontdekken dat Mozes de gemeente uit Egypte trok door een moer te zijn. Dat is juist.
15 Ik denk dat wij nu een moer nodig hebben om de bruid uit de gemeente te trekken. Wij hebben nu iets nodig, een andere. Wij zijn dus een erg vreemd soort mensen. En ik dacht vanavond, zo de Here wil, dat ik zou proberen enkele Schriftplaatsen te lezen die hierop betrekking hebben, om gedurende enkele ogenblikken tot u te spreken en te proberen u te tonen waarom wij zo'n vreemd volk zijn.
16 Laten wij ons nu tot de Schriften wenden naar Filippensen het tweede hoofdstuk vers 1 tot en met 8 en II Korinthe 3:6; en laten wij lezen, omdat wij Gods Woord geloven.
17 En laten wij nu, voor wij lezen, ons hoofd buigen voor gebed.
18 Genadige hemelse Vader, wij zijn inderdaad een bevoorrecht volk vanavond om in dit tijdperk te leven en de dingen te zien die wij zien gebeuren en te weten dat de tijd zeer nabij is dat Jezus voor Zijn gemeente zal komen. O, dat grijpt onze harten aan, Heer.
En terwijl wij de bladzijden vanavond omslaan bidden wij dat U ons de samenhang uit deze tekst zult geven; en moge de Heilige Geest aan ons hart de dingen openbaren die goed en aangenaam zouden zijn voor God. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
19 Weet u, ik geloof dat ik u zal vragen iets te doen. Ik vraag gewoonlijk wat vreemde dingen en ik hoop dat ik niet iets vraag wat te vreemd is. Maar wanneer wij trouw beloven aan de vlag staan wij allemaal op; en wij staan op als de vlag passeert, wat wij zouden moeten doen; en wij staan op om te groeten. Laten wij gewoon opstaan terwijl wij het Woord lezen, als u wilt. II Korinthe 3:6.
Die ons ook bekwaam gemaakt heeft, om te zijn dienaars van het Nieuwe Testament, niet van de letter, maar van de Geest; want de letter doodt, maar de Geest maakt levend.
En indien de bediening des doods in letters bestaande, en in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israëls het aangezicht van Mozes niet sterk konden aanzien, om de heerlijkheid van zijn aangezicht, die te niet gedaan zou worden.
Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid overvloedig in heerlijkheid.
Want ook het verheerlijkte is zelfs niet verheerlijkt in dezen dele, ten aanzien van deze uitnemende heerlijkheid.
Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in heerlijkheid was, veel meer is hetgeen blijft, in heerlijkheid.
Daar wij dan zodanige hoop hebben, zo gebruiken wij veel vrijmoedigheid in het spreken;
En doen niet gelijk Mozes, die een bedekking op zijn aangezicht legde, opdat de kinderen Israëls niet sterk zouden zien op het einde van hetgeen te niet gedaan wordt.
Maar hun zinnen zijn verhard geworden; want tot op de dag van heden blijft dezelfde bedekking in het lezen van het Oude Testament, zonder weggenomen te worden, hetwelk door Christus te niet gedaan wordt.
Maar tot de huidige dag toe, wanneer Mozes gelezen wordt, ligt een bedekking op hun hart.
Doch zo wanneer het tot de Heere zal bekeerd zijn, zo wordt de bedekking weggenomen.
De Heere nu is de Geest; en waar de Geest des Heeren is, aldaar is vrijheid.
En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelfde beeld in gedaante veranderd, van heerlijkheid tot heerlijkheid, als van des Heeren Geest.
20 En in Filippensen 2 lezen wij dit (beginnend met het eerste en lezend tot en met het achtste vers):
Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn;
Zo vervult mijn blijdschap, dat gij moogt eensgezind zijn, dezelfde liefde hebbende, van één gemoed en van één gevoelen zijnde.
Doet geen ding door twisting of ijdele eer, maar door ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf.
Een ieder zie niet op het zijne, maar een ieder zie ook op hetgeen van de anderen is.
Want dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was.
Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn;
Maar heeft Zichzelf vernietigd, de gestaltenis van een dienstknecht aangenomen hebbende, en is de mensen gelijk geworden;
En in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelf vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot de dood, ja, de dood des kruises.
21 Laten wij bidden.
22 Hemelse Vader, maak dit geweldige Woord dat vanavond is gelezen uit Uw heilige Schrift zo werkelijk voor ons hart, dat wij van hier zullen weggaan zoals diegenen die van Emmaüs gingen en zeiden: "Brandde ons hart niet in ons toen Hij onderweg tot ons sprak?" Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen. (U kunt gaan zitten.)
23 Nu, dit is een zeer eigenaardige tekst, maar ik denk dat hij zeer geschikt is voor de gelegenheid. Ik wilde spreken over het onderwerp van 'De machtige God ontsluierd voor ons'.
24 Nu, sinds er mensen geweest zijn, is er een honger in het hart van de mens geweest om te ontdekken waar hij vandaan kwam en wat de reden is dat hij hier is en waar hij naar toe gaat. Er is slechts Eén Die dat beantwoorden kan: dat is Degene Die hem hier bracht. En de mens heeft altijd verlangd God te zien.
25 Terug in het Oude Testament ontdekken wij dat God Zich voor ongelovigen versluierde. God heeft een zeer eigenaardige manier om met de mensen te handelen. Hij verbergt Zich voor de ongelovige en openbaart Zich aan de gelovige. God doet dat. Jezus dankte de Vader dat Hij deze dingen verborgen had voor de wijzen en verstandigen en het zou openbaren aan kinderkens die zouden willen leren. Wij ontdekken dus dat God nooit verandert in Zijn natuur en dat Hij Zijn werk altijd hetzelfde doet. Wij ontdekken dat Hij in Maleachi 3 zegt: "Ik ben God en Ik verander niet." Hij werkt dus heel de tijd volgens hetzelfde principe.
26 Nu, wij nemen een van de oudste boeken van de Bijbel. Toen Job, een van de rechtvaardigste mannen van zijn dag, een volmaakt man in de wetten van God, een dienstknecht, een nobele, eerbare dienstknecht... zodat zelfs God zei: "Er is niemand zoals hij op aarde." Maar zijn verlangen op een keer om God te zien... Hij wist dat er een God was en hij voelde dat hij Hem zou willen zien, of anders naar Zijn huis gaan en op de deur kloppen en zeggen: "Ik zou graag met U willen spreken" en zich neerzetten, met Hem spreken, zoals wij met elkaar zouden doen.
27 Wij hebben een begrip. Daarom zijn wij in deze conventies, waar wij samenkomen om onze gedachten uit te drukken; en wij begrijpen elkaar beter wanneer wij dingen met elkaar uitpraten. En predikers doen dat. Mensen van allerlei levenswijzen doen dat: dingen uitpraten.
28 En Job... God was zo werkelijk voor hem dat hij wilde ontdekken of hij niet heen kon gaan, op Zijn deur kloppen en een gesprek met Hem hebben.
29 Maar wij ontdekken dat God zeker met hem sprak, maar dat Hij versluierd was. Hij was versluierd in de vorm van een wervelwind. En Hij zei Job zijn lendenen aan te gorden; Hij zou tot hem als een man spreken. En Hij kwam neer in een wervelwind en sprak tot Job. En Hij werd aan Job bekend gemaakt door de wervelwind, ofschoon hij Hem niet exact zag. Hij kon alleen de wind horen waaien en ronddraaien in de bomen; en de stem kwam uit de wervelwind, maar God was versluierd in de wervelwind.
30 Ginds in Afrika, Zuid-Afrika, vinden wij dat men het woord 'amoyah' gebruikt, wat een 'ongeziene kracht' betekent.
31 En deze ongeziene kracht in de wervelwind had een hoorbare stem. Er werd tot Job daaruit gesproken en toch zag hij nooit Zijn vorm. Maar Hij was versluierd voor hem door de wervelwind.
32 Wij ontdekken dat een van de grootste profeten van de Bijbel, Mozes, uit het Oude Testament, een van Gods verkozen, geselecteerde, voorbestemde dienstknechten, ook verlangde om Hem te zien. Hij was zo dicht bij Hem geweest en had zo veel dingen gezien van Zijn grote, mystieke hand die voor hem uitging en dingen deed die alleen God kon doen, dat hij verlangde Hem op een dag te zien, en God zei hem: "Ga op de rots staan."
33 En terwijl hij op de rots stond, zag Mozes Hem voorbijgaan. Hij zag de rug van Hem. En hij zei: "Hij zag eruit als een man", de rug van een man. Toch zag hij God niet; hij zag alleen de sluier van God.
34 De Bijbel zegt: "Geen mens heeft God ooit gezien, maar de Eniggeborene van de Vader heeft Hem verklaard." Mozes zag Hem dus versluierd als een man. Wij ontdekken dat Jehova van het Oude Testament gewoon Jezus was van het Nieuwe Testament.
35 En Dr. Scofield hier, wij ontdekken dat wij voor zijn woord 'veranderend van vorm' het woord 'en morphe' vinden in het Grieks, wat betekent: "Het ongeziene werd zichtbaar gemaakt." Iets dat niet kan... Wij weten dat het er is. Het kan worden... het kan niet worden gezien, maar toch weten wij dat het er is. En toen Hij Zijn vorm veranderde van de 'en morphe', dat betekent dat Hij veranderde van het bovennatuurlijke tot het natuurlijke.
36 En Hij veranderde slechts Zijn masker, anders gezegd. Het is zoals in een toneelstuk; Hij acteerde. En bij de Grieken, wanneer zij hun masker veranderden, misschien in één toneelstuk... Een speler kon optreden in meerdere verschillende rollen.
37 En mijn dochter die hier aanwezig is... Ze speelden pas geleden een drama op de middelbare school. En ik weet van één jongen die ongeveer vier rollen speelde, maar hij ging dan achter het toneel om zijn masker te veranderen, om dan weer tevoorschijn te komen om een ander karakter uit te beelden.
38 Nu, als u de profetieën neemt van het Oude Testament betreffende wat de Messias moest zijn, kunt u het vergelijken met het leven van Jezus, en dan hebt u precies begrepen wie Jezus was. Hij was niet slechts een gewone man; Hij was God, 'en morphe'. Hij was veranderd van het bovennatuurlijke naar de natuurlijke vorm van een mens; toch was Hij God gemanifesteerd in het vlees, versluierd door een menselijke, vleselijke sluier. En let op het Oude Testament.
39 Ik weet dat ik vanavond spreek tot een gemengd gehoor van verschillende delen van de wereld. En wij zijn hier om te ontdekken: Wat doen wij? Wat zijn wij? Waar gaan wij heen? Wat gebeurt er? Wat betekent dit alles?
40 En nu ontdekken wij hierin dat enkele Joodse mannen en vrouwen en de rabbijnen in de tempel, in vroegere dagen... Als zij op de Bijbel gelet zouden hebben, op de profetieën in plaats van op de tradities, dan zouden zij herkend hebben Wie Jezus was. Zij zouden Hem nooit Beëlzebul genoemd hebben. Zij zouden Hem nooit gekruisigd hebben. Maar het moest allemaal uitgespeeld worden; dat is een deel van het drama. En zij waren verblind voor deze zaak.
41 Het is zoals velen van u hier vanavond, mannen en vrouwen van mijn leeftijd misschien of wat ouder... U herinnert zich hier in Amerika jaren geleden, vóór... de Chinezen. Door mijn broeder die men net hier introduceerde, kwam dat in mijn gedachten toen ik met hem sprak, hoe zij vroeger... Zij konden geen Engels spreken en zij leidden de wasserij. En u ging naar hun wasserij om uw was te laten doen. De Chinese wasbaas zou een kaartje nemen en zou het op een bepaalde wijze scheuren. U zou een deel van het kaartje nemen en hij zou het andere deel nemen. Maar wanneer u terugkwam om uw persoonlijke bezittingen op te eisen moesten deze twee stukken papier precies bij elkaar passen. En als zij niet geheel precies juist bij elkaar pasten (u zou het op geen enkele manier kunnen nabootsen omdat hij het ene deel had en u het andere) en als het nagebootst was... Dan had u een recht om op te eisen wat het uwe was. En dan kreeg u wat u toebehoorde wanneer u het andere deel van het contract bezat.
42 Zo is het vanavond wanneer wij het andere deel van het contract hebben. Toen God Zijn Zoon in tweeën scheurde op Calvarie, het lichaam opnam als een offer en de Geest tot ons neerzond, Die eens leefde in een Man, Jezus. Diezelfde God is in een sluier vanavond in de vorm van de Heilige Geest. Deze twee stukken moeten samenkomen; dan bent u deel van het contract. God deed dit om beter door de mens gekend te zijn, toen Hij Zichzelf mens maakte.
43 Enkele jaren geleden las ik een verhaal en in dit verhaal stond er dat een grote nobele koning... Ik vergeet nu net zijn naam. Ik had niet bedacht om over het verhaal te spreken. Het is wellicht verzonnen, maar het leidt ons tot een punt dat ons een achtergrond geeft voor wat wij willen zeggen.
Deze koning was zo'n nobele koning en zo'n groot liefhebber van zijn onderdanen dat hij op een dag voor zijn wacht en zijn hofhouding zei: "Vandaag ziet u mij voor de laatste keer voor vele jaren."
44 En zijn wacht en zijn edelen zeiden tot hem: "Goede koning, waarom zegt u dat? Gaat u ergens naar een vreemd land om een vreemdeling te worden?"
45 Hij zei: "Neen, ik blijf precies hier. Wel, ik ga heen onder mijn onderdanen. Ik ga boer worden. Ik ga hout hakken met de houthakker. Ik ga de grond bewerken met de landbouwer. Ik ga de wijnstokken snoeien met degenen die de wijnstok snoeien. Ik zal een van hen zijn teneinde beter bekend te zijn met wat zij doen. En ik houd van hen en ik wil meer met hen persoonlijk bekend zijn. Zij kennen mij niet, maar toch wil ik op die manier met hen bekend worden."
46 En de volgende morgen toen zijn afgevaardigden... Al zijn mensen zagen hem... of degenen die in het paleis waren... zagen dat hij zijn kroon afnam en op de zetel (de troon) neerlegde, zijn kleed uitdeed en boerenkleren aandeed en naar buiten ging onder het gewone volk.
Nu, in dit verhaaltje ontdekken wij dan iets over God.
47 Zij zeiden tegen de koning: "Koning, wij willen u. Wij houden van u. Wij willen dat u koning blijft." Maar hij wilde een van hen worden om hen beter te kennen opdat zij hem beter zouden kennen, hoe hij werkelijk was. Het zou hun tonen hoe hij echt was.
48 En dat is wat God deed. Hij veranderde Zichzelf van Jehova God om een van ons te worden zodat Hij zou kunnen lijden, Hij de dood zou mogen smaken, weten wat de prikkel des doods was en de doodstraf op Zich nemen. Hij legde Zijn kroon terzijde en Zijn kleed en werd een van ons. Hij waste de voeten van de eenvoudigen. Hij woonde in de tenten bij de armen. Hij sliep in de bossen en in de straten met degenen die kansarm waren. Hij werd een van ons opdat Hij ons beter kon verstaan en opdat wij Hem beter zouden begrijpen.
49 Nu, ik denk dat wij daarin ontdekken dat Hij Zichzelf veranderde, wat Hij deed. Zoals u zult opmerken, kwam Hij in de naam van drie zonen. Hij kwam in de naam van de Zoon des mensen, de Zoon van God en de Zoon van David. Hij kwam als Zoon des mensen...
50 Nu, in Ezechiël 2:3, noemde Jehova Zelf de profeet Ezechiël 'de zoon des mensen'.
51 'Zoon des mensen' betekent 'een profeet'. Hij moest op die wijze komen om Deuteronomium 18:15 te vervullen, waar Mozes zei: "De Here uw God zal een profeet, gelijkend op mij, onder u doen opstaan." Hij noemde Zichzelf nooit de Zoon van God. Hij verwees naar Zichzelf als 'de Zoon des mensen', omdat Hij moest komen volgens de Schrift. Zie? Hij moest die twee stukken gescheurd papier, de Oud-testamentische profetie en Zijn eigen karakter, tot precies hetzelfde maken. Dus kwam Hij, de Zoon des mensen, in die vorm.
52 Dan zien wij, na Zijn dood, begrafenis en opstanding, dat Hij op de Pinksterdag als Zoon van God kwam; God, de Geest, in de vorm, Heilige Geest. Wat deed Hij? Hij veranderde Zichzelf, maakte Zichzelf aan Zijn volk bekend in een andere vorm. Als de Heilige Geest, Die God is, kwam Hij om door de gemeentetijdperken heen te handelen als Zoon van God, de Heilige Geest.
53 Maar in het millennium komt Hij als Zoon van David om op de troon van David te zitten: Koning. Hij moet de troon van David nemen; Hij is nu op de troon des Vaders. En dan zei Hij: "Die overwint zal met Mij zitten op Mijn troon, zoals Ik heb overwonnen en zit op Mijns Vaders troon." Dus in het millennium zal Hij de Zoon van David zijn. Wat is het? Dezelfde God heel de tijd die alleen Zijn masker verandert.
Voor mijn vrouw ben ik een echtgenoot.
54 Hebt u dat opgemerkt? De Syrofenicische vrouw zei: "Gij Zoon van David, heb genade!" Hij stoorde Zich er zelfs helemaal niet aan. Zij had geen recht om Hem dat te noemen; zij kon geen aanspraak op Hem maken als Zoon van David. Hij is de Zoon van David voor de Jood. En nu kwam Hij... Maar toen zij Hem 'Heer' noemde (Hij was haar Heer), toen kreeg zij waarom zij vroeg. Nu... Hij veranderde Zichzelf gewoon.
55 Nu, in mijn huis ben ik drie verschillende mensen. In mijn huis maakt mijn vrouw aanspraak op mij als echtgenoot. Mijn dochter daar buiten maakt geen enkele aanspraak op mij als echtgenoot. Ik ben haar vader. En voor mijn kleine kleinzoon ben ik grootvader. Hij heeft dus geen recht om mij vader te noemen. Ik ben zijn vader niet; mijn zoon is zijn vader. Ik ben zijn grootvader, maar ik ben steeds dezelfde man.
56 En wat God doet, is dat Hij gewoon Zichzelf verandert om voor die generatie te worden... om Zichzelf aan die mensen bekend te maken. En daarvoor zijn wij vanavond hier om dit te ontdekken: Op welke wijze wordt God verondersteld Zichzelf bekend te maken aan deze mensen en in deze tijd? Hij verandert Zijn masker; Hij speelt een ander bedrijf, maar Hij verandert niet Zijn beschikking. Hij verandert Zijn natuur niet; Hij verandert gewoon Zijn masker van het een naar het ander. Hij doet het om Zichzelf duidelijker aan de mensen te openbaren, opdat zij mogen weten wie Hij is en wat Hij is.
57 In Hebreeën 1 lezen wij: "God heeft eertijds vele malen en op vele wijzen tot de vaderen gesproken door de profeten, maar nu in deze laatste dagen door Zijn Zoon Jezus."
58 Nu, de profeten, zei Jezus toen Hij hier op aarde was, waren goden. "U noemt diegenen tot wie het Woord van God komt, goden, en de Schriften kunnen niet gebroken worden", zei Hij. "Hoe kunt u Hem dan veroordelen, wanneer Hij de Zoon van God is?" Zie?
59 Het Woord van God is toebedeeld aan ieder tijdperk, wat het moet zijn; en Jezus was de vervulling van al de profetieën. "In Hem woonde de volheid van de Godheid lichamelijk." Het was in Hem. Hij was Degene Die in Jozef was. Hij was Degene Die in Elia was. Hij was Degene Die in Mozes was. Hij was Degene Die in David was, een verworpen koning.
60 Zijn eigen volk had hem als koning verworpen. En toen hij de binnenplaats uit ging, spoog een kleine kreupele kerel, die rondkroop en niet van zijn regering, zijn systeem, hield, op hem. En de wacht trok zijn zwaard en zei: "Zal ik het hoofd van die hond op hem laten, die op mijn koning spuwt?"
61 En David, misschien niet beseffend wat hij deed op dat tijdstip, maar hij was gezalfd. En hij zei: "Laat hem gaan. God zei hem dit te doen." En hij klom de heuvel op en weende over Jeruzalem, een verworpen koning.
62 Merkte u op dat een paar honderd jaar later de Zoon van David, waarop in de straten werd gespuwd, op de heuvel was, dezelfde berg, en uitkeek over Jeruzalem, een verworpen Koning, en uitriep: "Jeruzalem, hoe dikwijls heb Ik u willen vergaderen zoals een hen haar kuikens, maar u hebt niet gewild"?
63 Hij veranderde nooit Zijn natuur, omdat Hebreeën 13:8 zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." God werd vleesgemaakt ten einde te sterven om ons van de zonde te verlossen. Dat is waarom Hij Zichzelf veranderde om mens te zijn.
64 Wij zien in Johannes 12:20 dat de Grieken van Hem gehoord hadden. Nu er is geen mens die ooit van Hem kan horen tenzij het hart brandt om Hem te zien. Zoals Job en de profeten van ouds, wilden zij allemaal Hem zien. Deze Grieken dus kwamen om Hem te zien. Zij kwamen naar Filippus, die van Bethsaïda was, en zeiden: "Mijnheer, wij zouden Jezus willen zien."
65 De Grieken wilden Hem zien; maar zij waren niet in staat Hem te zien, omdat Hij in de tempel van Zijn menselijkheid was. "God verzoende de wereld met Zichzelf in Christus." Nu, hierin ontdekken wij dat deze Grieken Hem niet konden zien.
66 En merk de woorden op die Jezus nadien tot hen richtte; Hij zei: "Tenzij een tarwekorrel in de grond valt en sterft, blijft hij alleen." Met andere woorden: zij zouden nooit in staat zijn Hem te zien in de verandering, in het masker waarin Hij toen was, omdat Hij was versluierd in menselijk vlees. Maar wanneer deze Tarwekorrel in de grond viel, zou het vervolgens alle rassen voortbrengen. Hij werd natuurlijk tot de Joden gezonden op dat tijdstip, maar deze Tarwekorrel moest vallen; een versluierde God in menselijk vlees, verborgen voor ongelovigen, maar geopenbaard aan gelovigen.
67 In Johannes 1:
In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God.
En het Woord is vlees geworden, en heeft onder ons gewoond (en wij hebben Hem aanschouwd... de Eniggeborene van de Vader), vol van genade...
Nu, in den beginne was het Woord. Een woord is een uitgedrukte gedachte.
68 In den beginne was Hij zelfs geen God. Nu, ons Engelse woord vandaag, god, betekent 'een voorwerp van aanbidding'. Hoe verwarrend is het voor het verstand. U kunt van iemand een god maken. U kunt van alles een god maken.
69 Maar in het Oude Testament, in Genesis 1, staat: "In den beginne schiep God..." Het gebruikte woord is Elohim. Elohim betekent 'Degene Die in Zichzelf bestaat'. Wat een verschil is er tussen het woord Elohim en ons woord god. Elohim betekent 'De in Zichzelf bestaande'.
70 Wij kunnen niet in onszelf bestaan. Wij kunnen niet almachtig zijn, alvermogend, alomtegenwoordig en alwetend. Dat Elohim drukt dat allemaal uit. Wij kunnen dat niet zijn. De boom waaruit u een god maakt, of het gebouw, het is niet in zichzelf bestaand.
71 Dus, in den beginne was God Leven, de Eeuwige. In Hem waren attributen en die attributen werden woorden en het Woord werd vlees. Jezus was de Verlosser. En verlossen betekent 'terugbrengen'. Als Hij het terug moest brengen, moest het ergens naar teruggebracht kunnen worden. Dus, u ziet dat alle mensen nooit in staat zullen zijn om het te zien, omdat alle mensen niet in Gods gedachten waren in den beginne. Ziet u?
72 Kijk naar de priesters! Toen zij Hem Zichzelf zagen uitdrukken, exact met het Woord, wat Hij was, zeiden zij: "Het is Beëlzebul." Dat toonde aan wat hun natuur was; het was in de moderne gedachte van de dag.
73 Maar toen de kleine prostituée, die Hij ontmoette bij de poort... en Hij sprak haar aan en toonde haar Zijn Messiaanse teken door te zeggen wat zij gedaan had. "Wel," zei zij, "Heer, ik bemerk dat Gij een profeet zijt. Wij weten dat wanneer de Messias komt, Hij ons al deze dingen zal vertellen." Zij herkende Hem als de Messias, de Gezalfde, omdat Hij voldeed aan de schriftuurlijke kwalificaties. Ziet u het niet? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] De twee stukken papier kwamen samen. Zij: "Wij weten dat wanneer de Messias komt..."
74 Nu, God moest misschien dit en dat kruisen om die bepaalde klank van de klok te verkrijgen, zoals de klokkengieter, maar toen Jezus Zich omkeerde en zei: "Ik ben Hem, Die met u spreekt", was er niet zo'n uitdrukking als 'Beëlzebul'. "Zij verliet haar waterkruik, liep de stad in en zei: 'Kom, zie een Man, Die mij al de dingen zei die ik gedaan heb. Is Deze niet de ware Messias?'" Ziet u?
75 Nu, wat deed dit? Het plaatsen van de oude Schriftplaats bij de ervaring die Jezus haar gaf, wat deed het? Het maakte de Messias! En merkte u het op? Snel werden haar zonden vergeven omdat zij verlosbaar was in het begin, omdat zij in Gods gedachten was in het begin. Dus verloste het haar of bracht haar terug, toen zij de uitgedrukte Schrift zag gemanifesteerd door Jehova: wat Hij was; wat Hij is.
76 Nu, toen Jezus kwam, zou het niet gewerkt hebben als Hij met Noachs boodschap zou zijn gekomen: een ark bouwen en wegdrijven. Dat zou niet gewerkt hebben. Maar dat... Noach was een deel van God. Hij handelde op een bijzondere wijze omdat hij bijzonder was. En zijn boodschap was bijzonder, omdat het het Woord was dat werd bekendgemaakt.
77 Hij had niet kunnen komen met Mozes' boodschap omdat het niet zou gewerkt hebben. Mozes was God ten dele bekend gemaakt; hij was het Woord, uitgedrukt voor dat uur. Maar Jezus kon daarin niet komen. De Bijbel zei nooit dat Hij op die wijze zou komen.
78 Maar toen Hij kwam, precies uitgedrukt zoals het Testament zei dat Hij uitgedrukt zou zijn, geloofden al degenen het die verlosbaar waren, omdat zij de gedachten van God waren. De attributen van Hem in het begin waren vlees gemaakt en verlosbaar en werden tot God teruggebracht. "Zovelen als Hem ontvingen, gaf Hij de kracht om zonen Gods te worden", omdat zij verlosbaar waren. Zij waren vanaf het begin, in de uitdrukking.
79 Als wij hier een ogenblik zouden kunnen stoppen (als het mogelijk zou zijn) om daaraan te denken vanavond, aan de boodschap van het uur, de uitgedrukte gedachten van Jehova. "Voor de grondlegging van de wereld", wordt ons gezegd, "werden onze namen gezet in het boek des levens des Lams." Dan kunnen wij de twee partijen zien, zoals ik in het begin zei, waarom de een eigenaardig is voor de ander. Het moet zo zijn. Zo was het altijd; het is altijd zo geweest; en het zal altijd zo zijn. "Hij was het Woord. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons."
80 Nu, God, in... vroeger, in de dagen van het Oude Testament, ontdekken wij dat, nadat Hij aan Zijn volk was verschenen in verschillende vormen; Hij versluierde Zich achter oude dassenvellen: God verborgen achter dassenvellen op Zijn genadetroon. Wij ontdekken, Salomo, toen hij de tempel des Heren inwijdde en die dassenvellen – de voorhang – daar hingen, hoe Hij binnenkwam als de Vuurkolom en als een Wolk, en daarachter ging en Zich versluierde voor de buitenwereld. Maar door geloof wist Israël dat Hij daar achter was. Zij wisten dat Hij daar was, ongeacht wat een van de heidenlanden had te zeggen. Hij was verborgen voor de ongelovige, maar de gelovige wist, door geloof, dat Hij daar achter was; zij hadden genade. En Hij was op Zijn genadetroon, wat een groot geheim was.
81 U weet dat het in het Oude Testament de dood betekende om achter die huid binnen te gaan. Nu betekent het de dood om er van achter weg te blijven. Toen was het de dood om in Zijn glorie binnen te gaan; nu is het de dood om van Zijn glorie weg te blijven. Dat gebeurde natuurlijk bij het scheuren van de voorhang op Calvarie, toen de voorhang gescheurd werd, de oude voorhang. Nu is het de dood om buiten Zijn tegenwoordigheid te blijven. Toen was het de dood om Zijn tegenwoordigheid binnen te gaan. Ziet u? Het verandert heen en weer en u moet de Schrift vinden om te zien in welke dag wij leven.
82 Nu, toen de voorhang op Calvarie werd gescheurd, kwam de genadetroon volledig in zicht, maar wat gebeurde er? Hij hing aan Calvarie, badend in bloed. Zoals men jaar na jaar bloed had genomen bij het reinigen van het heiligdom en het besprenkelen van de genadetroon, spleet God daar, van boven naar onder, de oude dassenvoorhang met Zijn grote machtige slag van bliksemende kracht, en de genadetroon kwam volledig in zicht.
83 Het echte waarachtige Lam van God hing volledig zichtbaar op Calvarie, de werkelijke genadetroon, toen God Zelf de prijs had betaald en een van ons werd en Zichzelf had gemanifesteerd als een Man om met ons bekend te raken, en opdat wij bekend zouden raken met Hem. De genadetroon was in vol zicht van heel Israël op die dag der verzoening.
84 Maar helaas, de tradities van de kerkvaders in die dag hadden, door hun tradities, de ware genadetroon voor de mensen versluierd. Als zij de Schrift hadden gekend, zou ieder stuk bij elkaar gekomen zijn zoals het Chinese kaartje. De Oud-testamentische profetie zou vervuld worden en zij werd het. En als men hun de Schrift had onderwezen, dan zouden zij de genadetroon gezien hebben. Zoals Mozes... er staat hier dat zij tot op deze dag versluierd zijn. Het is nog steeds over hun hart; zij zien het niet.
85 Maar Hij was God, het lijden en de Verzoening. Hij was de waarachtige Genadetroon Die in volledig zicht stond. Zoals wij het lied zongen:
Zie! Zie Hem in volledig zicht.
Daar is Hij, de machtige Overwinnaar.
Sinds Hij de voorhang in tweeën scheurde.
86 Ziet u, Hij kwam, de genadetroon, en hing duidelijk zichtbaar voor de samenkomst. Maar zij die vasthielden aan de algemeen gehuldigde opvatting...
87 Nu, mannen en vrouwen en afgevaardigden van deze conventie, ik wil dit zeggen, zonder aanziens des persoons. Maar in het zicht van vandaag, in het zicht van waarvoor wij hier zijn vandaag, ben ik bevreesd dat de tradities van de vaderen, de kerkvaders, dit voor te veel mensen verborgen hebben. Sedert de Heilige Geest in deze laatste dagen is gekomen zoals is geprofeteerd, en de voorhang is gescheurd, proberen te veel mensen vast te houden aan de tradities van hun vaders; en daarom kunnen zij deze extreme vreugde en vrede en dergelijke, die de gemeente vandaag heeft, niet begrijpen. Toch is het in duidelijk zicht van diegenen die geloven. Hij verborg het Woord, het beloofde Woord van deze dag.
88 Nu, de tradities hebben een sluier gemaakt. Men zegt dat de dagen van wonderen voorbij zijn. Een man sprak tot mij, een fijne, ontwikkelde gentleman in Tucson, Arizona, waar ik woon. Ik had een samenkomst gehad in de Ramada; en wij hadden gesproken op de zakenlieden conventie, waar de Here Jezus tegenwoordig was geweest en grote dingen had gedaan. En deze Christen-gentleman kwam naar mij toe en zei (een prediker van de kerk, een fijne man): "Broeder Branham, u probeert een apostolisch tijdperk op de mensen te projecteren," zei hij, "terwijl het apostolische tijdperk gestopt is."
89 En ik zei: "Ik verzoek u, mijn broeder, mij in de Schrift aan te tonen wanneer het apostolische tijdperk is gestopt." Ik zei: "Het apostolische tijdperk begon op de Pinksterdag en heeft... Petrus zei op de Pinksterdag: 'De belofte is aan u en aan uw kinderen en aan degenen die verre zijn, zovelen als de Here onze God zal roepen.' Wanneer stopte het? Als God nog steeds roept, dan is het apostolische tijdperk nog steeds bezig."
90 En dus dat is waar de mensen zovelen proberen te blinddoeken, door hun tradities van de ouden, zoals het toen was. En u faalt om te zien waarom de mensen zo opgetogen en zo enthousiast zijn. En deze conventies zijn zo'n eigenaardigheid, zo'n vreemde zaak voor de andere mensen, omdat zij zien dat zij door die barrières heenbraken. Zij braken door die sluiers heen, in de tegenwoordigheid van God, waar zij de gemanifesteerde belofte van dit uur zien, bekend gemaakt voor de mensen. Zij zien wat God beloofde.
91 In Joël 2:28 beloofde Hij dat in deze laatste dagen er een late regen zou worden uitgegoten op de mensen. In de laatste dagen. Ik denk dat het Griekse woord daar kenos is, wat betekent 'Hij ontledigde Zichzelf', niet op de manier dat wij zouden zeggen, als iets dat in iemand was, en dat leeg werd gemaakt, maar Hij stortte Zichzelf uit.
92 Hij veranderde Zijn en morphe, Hij veranderde van wat Hij was in wat Hij is. Hij verandert nooit Zijn natuur. Maar op de Pinksterdag veranderde Hij Zichzelf van de Zoon des mensen in de Zoon van God. Hij kwam niet bij de mensen, Hij kwam in de mensen, ziet u, dezelfde God om Zijn bediening voort te zetten in dit grote tijdperk.
93 Hij profeteerde in de Bijbel dat er een dag zou komen dat het dag noch nacht zou zijn, maar dat het in de avondtijd licht zou zijn. Nu, de zon gaat geografisch op in het oosten en gaat onder in het westen. Het is dezelfde zon heel de tijd. Nu, toen de Zoon, Z-o-o-n, Zichzelf openbaarde in de manifestatie van het beloofde Woord aan Israël, het oostelijke volk...
94 Wij hebben een sombere dag gehad. Wij hebben genoeg licht gehad in de hervormers enzovoort om kerken en denominaties te stichten en tot ze toe te treden en binnen te komen; en de baby's te kussen en de ouderen te huwen en de doden te begraven enzovoort en te leven in de kerk.
95 Maar in de avondtijd; "Het zal licht zijn", zei Hij, "in de avondtijd." En geen Schriftplaats kan gebroken worden. En dezelfde Z-o-o-n Die Zichzelf uitgoot, kenos, op de Pinksterdag, beloofde hetzelfde te doen in de avondtijd. Zie? Het is in overeenstemming met de belofte.
96 Krijg het kaartje samen. Kijk wat er gebeurt en kijk wat Hij beloofde, dan zult u zien waar wij aan toe zijn. Krijg de zaak tezamen. U kunt de ontsluiering van deze Grote en Machtige zien. Opnieuw hebben tradities de mensen verblind voor deze grote dingen die geprofeteerd zijn.
97 Mozes, toen hij van de berg tevoorschijn kwam, die in brand stond... wat een prachtige illustratie.
98 Mozes was naar Egypte gegaan en had de kerkvaders gezegd dat de Here God hem had bezocht in de Naam van "IK BEN". Die Naam is tegenwoordige tijd, niet "Ik was", "zal zijn", maar "IK BEN", altijd Dezelfde; Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Hij is tegenwoordige tijd. Hij... Dat komt overeen met Hebreeën 13:8: "Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."
99 Het is nog steeds het geprofeteerde Woord en de samenkomst die moest passen bij dat Woord, de ervaring van deze dag... De hervormers hadden het, o, maar dit is een andere dag. Zie in welke dag wij leven! Precies zoals Hij niet zou kunnen komen, in de dagen dat Hij op aarde kwam, op de wijze dat Mozes kwam of een van de profeten; dat was niet geprofeteerd. En in deze laatste dagen is het geprofeteerd op deze wijze te komen. Het kan niet komen in de vorm van Luthers opwekking; het kan niet komen in de vorm van Wesleys opwekking; het is een uur van herstel. Het is een tijd dat het tot het originele zonlicht moet komen, het originele.
100 O, hoe zouden wij de Schriften daarop kunnen inpassen! En u, theologen, van welk deel van de wereld u ook vandaan komt, u weet dat dat waar is. Het is een belofte. Dat is wat de mensen zo eigenaardig maakt. Dat is wat de zonderlingen maakt, zoals u hen noemt; het is omdat zij... het is... De voorhang is geopend, weg uit de tradities, en zij zien het. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Zie? Het is de belofte van God en wij kunnen daar niet tegenin gaan omdat de Schriften niet kunnen gebroken worden. Ja, wij ontdekken dat Hij beloofde dat Hij Zichzelf in Zijn volk zou uitgieten; en Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.
101 Nadat Mozes naar Egypte was gegaan en dit verkondigd had, betuigde de Vader zijn boodschap door op de berg Sinaï te komen in dezelfde Vuurkolom en de berg in vuur te zetten. Hebben wij het opgemerkt? Degene aan wie Hij de belofte had gedaan, bracht Hij te voorschijn met het Woord. Hij had de geboden, en om dit gebod te hebben, moest hij... De geboden waren het Woord; het Woord was nog nooit tot het volk gekomen. Het Woord komt altijd tot de profeet en hij was de profeet voor dat uur.
102 Zoals, Jezus was het Woord. Johannes was een profeet en Jezus kwam tot hem in het water, omdat het Woord altijd tot de profeet komt, zonder uitzondering. Zie? Het Woord kwam daarheen.
103 Het Woord kwam dus tot Mozes, de geboden, en hij had ze. Nu, wel, vóór het Woord werd uitgegeven en bekend gemaakt, moest Mozes zijn gelaat sluieren, want het Woord was niet volledig gemanifesteerd. Zij wisten dat er iets gebeurd was, maar zij wisten niet wat het was – het brullen en het donderen – tot zij zeiden: "Laat Mozes spreken en niet God."
104 En God zei: "Wel, dat zal Ik doen. Vanaf nu zal Ik niet meer op deze manier verschijnen. Ik zal hun een profeet zenden. Dan zal hij... Ik zal door Mijn profeet heen spreken."
105 Nu, als Mozes met de natuurlijke wet, zoals Paulus ons hier in II Korinthe geopenbaard heeft, zijn gelaat met het natuurlijke moest sluieren, hoeveel te meer zal het geestelijke vol heerlijkheid zijn en versluierd voor de ongelovige voordat het hem wordt bekend gemaakt. Hoeveel te meer zal men u noemen...! Mozes was een zonderling. Hoeveel te meer zal men u zo noemen, die door de voorhang brak, de Vuurkolom bent ingegaan en met de zegeningen bent buitengekomen! En nu bent u versluierd! De mensen kunnen het niet zien. Zij kunnen het niet begrijpen.
106 Als het natuurlijke heerlijk is, hoeveel te meer zal het bovennatuurlijke het zijn! Als het natuurlijke, waar een einde aan was, heerlijk moest zijn, hoeveel te meer zal dit heerlijk zijn, waaraan geen einde is!
107 Maar het is nog steeds versluierd. Het is niet voor de gelovige versluierd, maar voor de ongelovige; hij kan het niet zien. God versluiert Zichzelf altijd voor de ongelovige. Tradities verbergen het. Zoals men toen deed, doet men het vandaag.
108 Dat is een geestelijke sluier die wij nu hebben, waar het daar de natuurlijke sluier was. Zij zijn betuigd door de profeet met het geschreven Woord, een profeteerder, iemand die komt met het geschreven Woord om het duidelijk te maken.
109 Zij wisten dat het Woord daar was, maar zij wisten niet wat het betekende; en Mozes maakte het duidelijk. Hij zei: "Het gebod zegt dit en dit is waarom." Hij maakte het duidelijk. En vóór het duidelijk was gemaakt, was het versluierd.
110 En zo is het vandaag, versluierd voor de mensen tot het geopenbaard en duidelijk gemaakt is aan de mensen; God, de machtige God, versluierd in menselijk vlees, het Woord. Merk op. Nu, wij ontdekken dat het voor de ongelovige verborgen was, maar geopenbaard aan de gelovige.
111 Merk op. Mozes moest deze Vuurkolom alleen binnengaan; niemand kon met hem meegaan. Het was niet... het... Wat zegt dat tot ons? Dat men niet binnenkomt door toe te treden tot een Pinkstergroep. Ziet u? Hij openbaarde het nooit aan een groep. Hij openbaarde het aan een individu. En zo is het vandaag ook. U zegt: "Ik behoor tot een kerk. In behoor hiertoe." Maar dat zal niet werken. Zie?
112 En als iemand probeerde om Mozes te volgen, om het na te bootsen, betekende dat de dood. En zo is het vandaag: geestelijke dood, om te proberen het na te bootsen. Dat is wat de...
113 Vanavond gaan wij in op het opkomen van vleselijke nabootsingen onder de groepen; iemand die probeert te handelen alsof, en een ander leven leeft; die kan drinken, kan roken. Vrouwen kunnen nagenoeg op elke wijze leven die zij willen, en zoals de wereld, en thuisblijven en televisie kijken en de dingen van de wereld hebben en zichzelf nog steeds Pinkstermensen noemen. Zij proberen iets waarachtigs na te bootsen. Het is nog nooit aan hen geopenbaard. Wanneer het geopenbaard is, is het heerlijk, en iets neemt dat uit u wanneer u daarin wandelt. U wordt een sluier. Het is... Het zal gewoon niet werken. En om het na te bootsen was de dood.
114 De sluier van Mozes; hij was het levende Woord aan de mensen. En vandaag zijn de mensen die versluierd zijn hetzelfde; zij zijn "geschreven brieven, gelezen door alle mensen", niet een nieuwe brief, maar het epistel dat geschreven is, bekend gemaakt. Het zijn degenen die het Woord geloven en de belofte van deze dag, dat God Zijn Geest uitgiet op alle vlees; en dat zijn geschreven brieven. En wanneer een persoon probeert om dat vleselijk na te bootsen, kaatst het terug. Uw leven toont wat u bent.
115 Op een keer was er een jongen; hij was enigszins in problemen gekomen. Hij was een goede jongen, maar hij ging naar de rechtbank. En de rechter zei: "Ik bevind u schuldig. Ik moet u levenslange gevangenisstraf geven."
116 Hij zei: "Ik wil mijn eigen zaak bepleiten." Hij zei: "Ik wil ingaan op mijn verleden."
117 Hij zei: "U hebt geen verleden. Uw verleden is wat u veroordeeld heeft."
118 En dat is de wijze waarop het vandaag is. De reden dat de gemeente niet is vooruitgekomen zoals zij behoorde, is haar verleden; het is het leven. Wij moeten toegewijder worden. Wij moeten ieder Woord van God geloven. Wij moeten zoeken tot dat Woord voor ons is werkelijk gemaakt. Ziet u? Zie? Het verleden is wat ons weerhoudt om binnen te gaan.
119 Maar op een keer – om u uit deze strik te laten komen – in ditzelfde gerechtshof, had de jongen geen geld. Hij kon het niet betalen. De boete was vele duizenden dollars. Maar hij had een grote broer die kwam om het voor hem te betalen.
120 Nu, wij hebben een grote Broeder, Jezus, de Zoon van God; en Hij kwam om het voor ons te betalen, indien wij het gewoon zullen geloven en in staat zullen zijn om met Hem in de voorhang binnen te gaan. Zoals Hij onze Mozes is... Jezus is onze Mozes van vandaag; Mozes gesluierd was het levende Woord voor de mensen. Vandaag is Jezus gesluierd, het levende Woord voor de mensen die... Jezus in de gemeente. De Heilige Geest, de Zoon van God, in de mensen, openbaart het Woord door de belofte van deze dag, maakt het gewoon precies hetzelfde nu!
121 En bedenk dat Mozes dit deed en manifesteerde, niet voor heel de wereld, maar aan de exodus mensen, slechts één klasse mensen. Dat waren degenen die uittrokken in de exodus.
122 En vandaag is de Heilige Geest, ten aanschouwe van de mensen die zeggen dat Goddelijke genezing niet juist is... Toen ik op consult ging...
123 Een dokter belde mij onlangs over een kleine dame... O, er zijn vier of vijf gevallen daar geweest, die gewoon op het randje van de dood lagen, en nog maar enkele uren waren gegeven, en de Heilige Geest genas hen. De dokter had er vragen over. Hij zei: "Hoe kan dit zijn? Wel," zei hij, "ik... dat is mijn patiënt."
124 Ik zei: "Dat was het, maar nu was het Gods patiënt. Het is nu Zijn onderdaan." Ziet u?
125 Dus u ziet, de zaak is, dat God een exodus uitroept om achter het vleselijk gordijn vandaan te komen, van wie probeert na te bootsen, wie probeert tot de kerk toe te treden; niet zozeer de Methodisten, Baptisten, Presbyterianen, allemaal, maar de Pinkstergemeenten. Het is een individuele zaak; het is u en God. U moet binnengaan, niet uw groep, niet uw gemeente, niet uw voorganger, maar u bent het die moet binnengaan.
126 Ik wil dat u een andere karaktertrek van Mozes opmerkt, toen hij naar voren kwam. Hoewel hij een profeet was, een groot man als hij was, toen hij naar voren kwam met het Woord, zagen de mensen dat hij veranderd was. Er was iets met hem gebeurd. Toen hij naar voren kwam met het betuigde Woord voor dat uur, de geboden, was hij een veranderd persoon.
127 En zo zult u zijn wanneer u van achter die menselijke sluier komt, die zou lachen om een samenkomst zoals deze; die mens die zou struikelen over Goddelijke genezing en zou zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij." U ontdoet u van die menselijke sluier daar, de traditionele sluier, en iedereen zal weten dat er iets met u gebeurd is.
128 Zoals onze eerbare broeder Jim Brown. Ik veronderstel dat de meeste Presbyterianen weten dat er iets met hem gebeurde, omdat hij van achter een traditionele sluier kwam. Hij zag iets in de mensen dat hem aantrok en hij kwam achter de sluier vandaan.
129 Wel u... Wanneer u achter de sluier vandaan komt, dan zult u in volledig zicht van de mensen zijn, zodat zij kunnen zien dat er iets met u is gebeurd. Het gesluierde Woord voor de ongelovige, maar in het volle zicht van de gelovige: "Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."
130 Het was God destijds... In die dagen was het God in een Man, Zijn Zoon, Jezus Christus. Wij geloven dat. Niet slechts een profeet, niet zo maar een gewone man, een gewoon menselijk wezen, het was God in Christus, God, in een mens, de volheid van de Godheid lichamelijk in een mens; God in een mens!
131 Nu is het God in de mensen, de volheid van God in de Godheid, lichamelijk in Zijn gehele gemeente, Zichzelf manifesterend, Zijn Woord vervullend.
132 Nu, wij ontdekken dat God er in alle tijdperken huid over heeft gehad. Hij, God, was verborgen achter de voorhang.
133 Het herinnert mij gewoon aan een verhaaltje dat ginds in het zuiden gebeurde. Er was een christelijk huis. En men geloofde God in dit christelijk huis en zij dachten dat God hen voor alle moeilijkheden bewaarde; wat Hij doet. En zij hadden een klein zoontje, een kleine jongen van ongeveer zeven of acht jaar oud, en hij ging naar de zondagsschool en was een erg fijne kleine kerel; maar hij was bevreesd in een onweer, in het bijzonder wanneer de bliksem flitste.
134 En onlangs vertelde ik dit aan een man, toen dit stuk uitgekomen was over die man die genezen werd. Diezelfde prediker zei: "Zij maken een god van u, broeder Branham."
135 Wel, hij was een criticus; ik dacht dus dat ik het gewoon een klein beetje zou afbreken, niet om te kwetsen, weet u, maar gewoon wat... Ik zei: "Is dat te ver van de Schrift om dat te zijn?" Ziet u? Ik zei: "Neen, dat is het niet, omdat Jezus profeten goden noemde." Ziet u? Dat is juist. God...
136 En men zei: "Wel, u mensen probeert de plaats van God in te nemen." Dat is er niet zover vanaf; dat is exact wat het is. Dat is het precies! God gemanifesteerd in vlees, net zoals Hij beloofde.
137 Wij ontdekken dat dit kleine gezin... Ik vertelde hem het verhaaltje dat juist nu in mijn gedachten komt. Die zekere avond kwam er een onweer op en moeder zei tegen zoonlief: "Nu, ga naar boven, zoon, en ga naar bed."
Hij zei: "Mama, ik ben bang", zei hij.
"Er is niets dat je zal deren. Ga naar boven en ga naar bed."
138 Kleine junior lag daar en de bliksem flitste rond de vensters. En de kleine makker raakte zo zenuwachtig. Hij stak zijn hoofd onder de deken maar hij kon nog steeds de bliksem horen, of... de bliksemflits op de ramen zien en de donder horen dreunen. Hij riep dus: "Mama!"
En zij zei: "Wat wil je, jongen?"
Hij zei: "Kom hier naar boven en kom bij mij slapen!"
139 Zij liep de trap op zoals elke goede ware moeder zou doen. En zij kwam naar boven en nam de kleine junior in haar armen en zei: "Junior, moeder wil gewoon even met je praten."
Hij zei: "Goed, mama."
140 Zij zei: "Nu, je moet dit in gedachten houden. Wij gaan altijd naar de kerk; wij lezen de Bijbel; wij bidden; wij zijn een christelijk gezin; wij geloven in God." En ze zei: "Wij geloven dat in onweer en wat er ook maar komt, God onze bescherming is."
141 Hij zei: "Mama, ik geloof dat allemaal, maar wanneer die bliksem zo nabij is," zei hij, "wil ik een God met huid er op."
142 Dus, ik denk dat niet alleen junior, maar wij allemaal ons op die manier voelen. Wanneer wij samenkomen, wanneer wij bidden voor elkaar; God met huid erop.
143 En wij ontdekken hier dat God altijd huid op Zich had. Toen Mozes Hem zag, had Hij huid op Zich; Hij zag eruit als een Man. Toen God achter de voorhang was, had Hij huid op Zich. En vanavond is God in Zijn gemeente versluierd met huid op Zich. Hij is nog steeds dezelfde God vanavond. Wij zien dat.
144 Maar nu, zoals altijd, is het de huidsluier waar de tradities in verward raken. Zij kunnen gewoon niet geloven dat dat God is, Die die mensen zo laat handelen. Ziet u? Het is omdat God in Zijn gemeente versluierd is, in een huid; met huid erop. Dat is juist. Hij is verborgen voor de ongelovige en geopenbaard aan de gelovige. Jazeker!
145 Nu, wanneer hun traditiesluier, van tradities van de oudvaders en het Woord is doorbroken (o, vandaag, natuurlijk), dan komt het in duidelijk zicht; wij zien Hem, de Godheid, opnieuw versluierd in menselijk vlees. Hebreeën 1 zegt het.
146 En Genesis 18 ook. Herinner u dat God een Man was, Die daar stond, at en sprak met Abraham en zei wat Sara deed in de tent achter Hem.
147 En Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." De Godheid opnieuw versluierd in menselijk vlees! Nu, bedenk dat Jezus niet zei: "Wanneer de Zoon van God geopenbaard is", in Lukas, het zeventiende hoofdstuk, geloof ik, en ongeveer het twintigste, eenentwintigste vers, ergens in die buurt. Hij zei: "En wanneer de Zoon des mensen is geopenbaard", de Zoon des mensen weer opnieuw in de gemeente, geopenbaard in menselijke wezens, niet Zoon van God, maar opnieuw de Zoon des mensen, terug in Zijn gemeente in de laatste dagen. Wij ontdekken dat Hij dat beloofde in Gods beloften.
148 Wij merken een ander ding op, in het Oude Testament – ik heb de Schriftplaats hier in Exodus – dat de oude dassenvellen... Wat deed het? Het verborg de heerlijkheid van God voor de mensen, de dassenvellen... Zelfs mensen konden het niet zien, omdat een huid het weerhield... De huid was... De glorie van God was achter de huid.
149 En nu is de heerlijkheid van God achter uw huid, dat is juist, en de tradities zien het niet. Het is binnen de sluier waar Zijn Woord was.
150 Wat was er aan de binnenkant van die huiden, daarginds, de oude dassenvellen?
151 Waaraan geen schoonheid was dat wij het zouden begeren? En toen het vlees werd gemaakt en onder ons woonde, was er nog steeds geen schoonheid aan dat wij het zouden verlangen.
152 En nu is het vandaag hetzelfde. Er is niets in een man of een vrouw dat aantrekkelijk kan zijn, maar het gaat om wat er daar achter is. Daar gaat het om. "Wel," zegt u, "die kerel, weet dat hij vroeger een dronkaard was. Hij was gewoon dit te doen." Ik geef er niet om wat hij vroeger deed. Wat is er achter die huid verborgen? Wat daarachter is, dat telt, dat is wat... De mensen zijn verblind; de huid verblindt de mensen. Ziet u? Zij zeggen: "Ik herinner mij dat die vrouw vroeger..." Ik weet wat zij vroeger deed, maar hoe is het nu? Zie?
153 Die vellen die eens op de das waren, verbergen nu echter de glorie van God, kreeg het erachter gehuisvest. Het was op een dier, maar nu huisvest het de glorie van God.
154 En zo kan uw huid vanavond veranderd worden om te worden gemaakt tot een woonplaats voor God; God Die woont in de mensheid.
155 Kijk, de oude dassenvellen. Wij ontdekken dat erachter was... daarbinnen was het Woord. En het Woord... Er was ook het toonbrood. De ark was besprenkeld. En wat was het? De Shekina heerlijkheid was daarin.
156 Nu, het Woord is een zaad en het kan niet voortbrengen tot de Zoon het treft. De Zoon moet op het zaad komen om het vrucht te doen dragen, om het te voorschijn te doen komen. En dat is de enige wijze. Neem het Woord, zie, neem het Woord van God in uw hart en wandel in de Shekina heerlijkheid. En wanneer u dat doet zal het toonbrood, manna, voortbrengen, dat slechts gegeven is voor een afgescheiden volk. De enigen die het kunnen eten, die toegestaan is het te eten, zijn alleen de mensen aan wie dat toegestaan is, en die het weten. Paulus zei hier: "Veranderend van heerlijkheid tot heerlijkheid." Ziet u? Tenslotte komt het terug tot zijn oorspronkelijke heerlijkheid.
157 Het is net zoals een zaad in de ochtendglorie. Het zaad van een bloem, het valt in de grond. Het zaad van koren valt in de grond. Wat is het eerste? Het komt op en het is een kleine loot; dat gaat het naar een stengel. Dan van een stengel terug tot zijn oorspronkelijke graan.
158 Wel, dat is precies wat de gemeente gedaan heeft. Het is gekomen van Luther, Wesley, en nu terug naar het oorspronkelijke graan, terug naar zijn oorspronkelijke heerlijkheid, terug naar de glorie die het in het begin had. De Zoon Die in het oosten opkwam, is dezelfde Zoon Die hetzelfde manifesteert in het westen, veranderend van glorie tot glorie. Het veranderde van het heidense ginds, in Luther; en van Luther verder in Wesley en van Wesley tot Pinksteren enzovoort enzovoort, veranderend van heerlijkheid tot heerlijkheid, het verborgen manna producerend.
159 En nu is het rijp om Hem terug te brengen, precies zoals Hij was in het begin: Zijn zelfde bediening, dezelfde Jezus, dezelfde kracht, dezelfde Heilige Geest. Dezelfde Die neerkwam op de dag van Pinksteren is dezelfde Heilige Geest Die vandaag gemanifesteerd wordt, van glorie, in glorie, tot glorie en terug naar zijn oorspronkelijke zaad met de doop van de Heilige Geest, met dezelfde tekenen, dezelfde wonderen, dezelfde doop, dezelfde soort mensen die op dezelfde wijze handelen met dezelfde kracht, dezelfde sensatie. Het is van heerlijkheid tot heerlijkheid. En het volgende zal zijn om van deze heerlijkheid veranderd te worden in een lichaam zoals Zijn eigen heerlijk lichaam waarin wij Hem zullen zien. Abraham zag hetzelfde.
160 Merk nu op. Wij zien hoe het veranderd werd. Sedert Calvarie zijn wij uitgenodigd om Zijn heerlijkheid te delen. Nu, in I Korinthe 12: "Wij zijn gedoopt in Zijn lichaam." Door één Geest zijn wij allen gedoopt, niet "door één water". "Door één Geest zijn wij allen gedoopt." Dat is juist. Nu, en dan worden wij deel van Hem.
161 Ik hoop dat ik u niet te lang houd. [Samenkomst zegt: "Nee." – Vert] Zie? Ik hoop van niet.
162 Maar het is gewoon zoals een grote symfonie die wordt uitgevoerd of het opvoeren van een toneelstuk.
163 Ik weet niet al te veel af van symfonieën of toneel, maar ik heb dit toneelstuk gezien, waarover ik sprak, Carmen, toen mijn dochter en anderen daarin optraden. En zij speelden in deze symfonie, in Carmen. Zij voerden het uit... De muziek voerde hetzelfde uit.
164 Zo is het ook wanneer u door de Heilige Geest in Christus gedoopt wordt.
165 Nu kijk, velen van u hebben het verhaal gelezen of gehoord van de grote Russische componist die 'Peter en de wolf' componeerde. En hoe men dat uitvoert op cymbalen en alles. En iedereen die het verhaal kent, die het van een papier leest, en die die symfonie kan horen, hoe het wordt opgevoerd, hoe het drama wordt uitgevoerd, wel, die kent elke verandering. Men kan er hier naar kijken en de verandering zien.
166 Maar nu, wat gebeurt er als de componist iets opschrijft en wij ontdekken dat het niet helemaal goed wordt uitgevoerd? Wij ontdekken dan dat er iets is dat gebeurt; er is iets dat ontbreekt. Wanneer wij hen zien... Degene die het componeerde, het in elkaar zette en het schreef; en vervolgens wordt de symfonie gespeeld en er wordt een verkeerde toon aangeslagen; er is iets verkeerd. De dirigent gaf de verkeerde beweging. Zie?
167 En dat is wat er vandaag aan de hand is, mijn Lutherse broeders, mijn Baptistenbroeders, mijn Pinksterbroeders, al mijn broeders van allerlei denominaties; dat is er aan de hand. Ziet u? U probeert een toon aan te geven die aangeslagen werd in de dagen van Luther of Wesley, en dergelijke, terwijl in werkelijkheid het muziekblad hier aantoont dat het een andere dag is. Zie, zie, zie? Wij kunnen niet leven in het licht van Luther; hij was een hervormer. Wij waarderen zijn deel, maar wij hebben dat uitgespeeld. Wij zijn er een eind voorbij, aan de achterkant van het boek nu. Ziet u? Wij kunnen het zo niet uitspelen.
168 Nu, de enige manier waarop u ooit in staat zult zijn het te doen, mijn broeders, is dit. En broeders van de wereld (van de verschillende delen van de wereld kan ik misschien zeggen), er is slechts één manier voor die dirigent om het te doen. Hij moet in dezelfde geest komen als waarin de componist was, dan heeft hij het gevat. En wanneer de gemeente, de symfonie zelf (want de wereld ziet uit naar deze tekenen en wonderen), wanneer de gemeente, de Componist en de dirigent allen in de Geest van de Componist geraken...
169 Wanneer men dan zegt: "De dagen van wonderen zijn voorbij", treft het niet de juiste toon.
170 Maar als het komt in de juiste beweging ervan en in de juiste geest ervan... Hoe zult u het doen tenzij de Geest van de Componist neerkomt? Amen! Wanneer u dan zegt: "De dagen van wonderen zijn helemaal niet voorbij", roept de symfonie het uit: "Amen." Wanneer wij dat aanslaan: "Jezus Christus, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer", dan roept de symfonie uit: "Amen!" "Gij zult kracht ontvangen nadat deze Heilige Geest op u gekomen is." De symfonie roept uit: "Amen! Ik heb het." Er is daar dan geen gissen meer over, de gehele symfonie is gewoon in harmonie met het Woord. Het gaat... [Broeder Branham klapt drie keer in zijn handen – Vert] Dat is het. O, het is iets geweldigs. De dirigent en de Componist moeten in dezelfde Geest zijn en evenzo moeten de musici in dezelfde Geest zijn om het allemaal uit te voeren. En de wereld vraagt zich af wat er gaande is.
171 Men praat over het communisme en men heeft mij er ziek van gemaakt, en al deze integratie en heel de rest en segregatie... O, genade! Al die onzin terwijl de komst des Heren nabij is! Er is iets verkeerd aangeslagen. Ik ben bang dat de dirigent... de dirigenten uit de Geest van de Componist zijn geraakt.
172 Wanneer wij die Geest van de Componist hebben, die originele kracht van God, waarvan de Bijbel zegt dat mannen van ouds bewogen werden door de Heilige Geest om deze Bijbel te schrijven, dan zult u zien dat die twee Chinese stukjes papier samen zullen komen net zoals Gods Bijbel en een gelovige samen zullen komen, omdat zij beiden in dezelfde Geest zijn; zij zijn beiden hetzelfde ding. Zij passen helemaal precies samen. Wat wij vandaag nodig hebben is dirigenten. Dat is juist. Terug naar het Woord. Terug! En geloof het gewoon zoals het er staat. Dan ziet u de God Zelf; dat is de ontsluiering; het toneelstuk is werkelijkheid gemaakt.
173 Vandaag zegt men: "Wel, Hij is een historische God. Wij weten dat Hij de Rode Zee doorkruiste. Hij deed dit allemaal en Hij was in de vurige oven met de Hebreeën-kinderen." Welk nut heeft een God der geschiedenis als Hij vandaag niet Dezelfde is? De mens verheerlijkt God altijd voor wat Hij deed, denkt aan wat Hij zal doen, en ontkent wat Hij doet. Dat is gewoon in de mens om dat te doen en het is hetzelfde vandaag, mijn broeders; het is precies hetzelfde. Oh my!
174 Laten wij terugkomen en de symfonie juist gespeeld krijgen, waar de wereld het kan zien. Jezus zei: "Als Ik van de aarde verhoogd zal zijn, zal Ik alle mensen tot Mij trekken." En Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.
175 Laten de dirigenten in de juiste Geest komen met de musici en met de Componist, en alles zal in orde zijn. Dan zijn wij, daar is niets te raden aan, dan zijn wij met Hem geïdentificeerd. Hebreeën 13:8 zegt: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."
176 Wij zijn met Hem geïdentificeerd in Handelingen 2. Wij zijn met hen vereenzelvigd, met dezelfde doop, dezelfde zaak. Al wat Hij toen was en al wat Hij is, al wat Hij was en al wat Hij is, zijn wij. Dat is het precies.
177 Het is net zoals wanneer ik een ware Amerikaan wil zijn. Ik moet vereenzelvigd zijn met alles wat zij was, alles wat zij is. Ik moet ermee geïdentificeerd worden, als ik een ware Amerikaan ben.
178 Indien ik een ware Amerikaan ben, dan landde ik op Plymouth Rock. Amen! Ik deed dat als ik een Amerikaan ben. U ook; u landde op Plymouth Rock met de 'pilgrim fathers'. Ik was met hen toen zij daar landden op Plymouth Rock; u ook, iedereen.
179 Ik reed met Paul Revere de weg af om voor elk gevaar te waarschuwen.
180 Dat is precies juist. Precies hier bij Valley Forge, stak ik de ijskoude Delaware over met een troep soldaten waarvan de helft geen schoenen aan had. Daarvoor bad ik de hele nacht met George Washington. Ik stak de Delaware over met een visioen in mijn hart. Wij zijn Amerikanen. Ja meneer! Te Valley Forge deed ik het zeker.
181 Ik bracht dank met de oorspronkelijke Dankzeggings-vaderen; ik bracht dank aan God. Als ik een echte Amerikaan ben, was ik daarmee geïdentificeerd aan die tafel.
182 Als ik een echte Amerikaan ben, werd ik geïdentificeerd toen ik stond met Stonewall Jackson.
183 Als ik een echte Amerikaan ben, werd ik geïdentificeerd bij de Boston Tea Party (ja, beslist!) toen wij weigerden ons iets te laten wijsmaken. Wel, ik ben als het echte Amerika, ik werd er daar mee geïdentificeerd. Jazeker! Oh my!
184 Ik luidde de 'Liberty Bell' [Vrijheidsklok] het eerst op 4 juli 1776. Ik luidde de 'Liberty Bell' hier en verklaarde dat wij onafhankelijk waren. Om een echte Amerikaan te zijn moest ik dat doen.
185 Ik werd geïdentificeerd met haar schande in de Revolutie toen broeder ertegen vocht. Ik moet haar schande dragen, net zogoed als dat ik haar glorie moet dragen. Als ik een Amerikaan ben, moet ik het zijn. Ik werd ermee geïdentificeerd. Jazeker!
186 Ik was daarginds te Gettysburg geïdentificeerd, toen Lincoln zijn rede hield. Jazeker!
187 Ik was op Wake Island, bij die bloedige soldaten lichamen. Ik rees op op Wake Island. Op Guam hielp ik die vlag te hijsen.
188 Ik ben een echte Amerikaan. Amen! Alles wat zij is ben ik en ik ben er trots op. Ja, inderdaad! Alles wat Amerika is geweest, al wat zij is, ik ben dat nog steeds, om een Amerikaan te zijn. Alles wat zij was, moet ik zijn, omdat ik met haar vereenzelvigd ben.
189 Precies zo is het om een ware Christen te zijn. U moet er mee vereenzelvigd zijn.
190 Ik predikte met Mozes en waar... of, met Noach en waarschuwde de mensen voor het komende oordeel; om een echte Christen te zijn.
191 Ik was met Mozes bij de brandende struik; ik zag de Vuurkolom; ik zag Zijn heerlijkheid. Ik was met Mozes daar in de woestijn, als ik een Christen ben. Ik moet geïdentificeerd worden met alles wat God was, om een Christen te zijn. Ik heb Zijn heerlijkheid gezien; ik hoorde Zijn stem. Probeer het nu niet van mij weg te verklaren, want ik was daar. Ik weet waar ik over spreek. Ik heb gezien wat er gebeurde. Jazeker!
192 Ik was bij de Rode Zee toen ik de Geest van God ginds zag neerdalen Die het water van elkander deed scheiden; niet door een hoop riet heen, zoals men vandaag probeert te zeggen, maar door een zee van ongeveer dertig meter diep. Ik zag de Geest van God. Ik wandelde met Mozes over die droge grond door die Rode Zee.
193 Ik stond bij de berg Sinaï en zag de donder en bliksem vallen. Ik at manna met hen daarbuiten. Ik dronk uit die Rots; ik doe het nog steeds vanavond. Ik werd geïdentificeerd met de manna-eters. Ik werd vereenzelvigd met hen die uit de Rots dronken.
194 Ik was ook vereenzelvigd toen Jozua een bazuin blies en de muren van Jericho neervielen. Ik was in de leeuwenkuil met Daniël. Ik was in de vurige oven met de Hebreeën-kinderen. Ik was met Elia op de berg Karmel.
195 Ik stond met Johannes de Doper voor die critici. Ik zag de Geest van God nederdalen, ik hoorde de stem van God zeggen: "Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wien Ik Mijn welbehagen heb te wonen." Jazeker! Ik was zeker met hem vereenzelvigd. Dat is precies juist.
196 Ik was geïdentificeerd daar bij het graf van Lazarus toen Hij Lazarus opwekte. Ik was geïdentificeerd met de vrouw bij de bron toen Hij haar haar zonden vertelde. Beslist!
197 Ik ben zeker geïdentificeerd met Hem in Zijn dood. En ik was vereenzelvigd op de eerste Paasdag; ik stond met Hem op uit de dood. Ik ben vereenzelvigd met Hem in Zijn dood.
198 Ik was met de honderdtwintig in de opperkamer. Ik was met hen daar boven geïdentificeerd. O, ik voel mij religieus. Oh, my! Ik was daar geïdentificeerd. Ik ben één van hen. Ik werd vereenzelvigd; ik kreeg dezelfde ervaring als zij. Ik was daar toen het gebeurde, om een echte Christen te zijn. Ik was getuige van de machtig ruisende wind die kwam. Ik was daar getuige van. Ik voelde de kracht van God schudden. Ik was met hen die in tongen spraken. Ik voelde de zalving daar binnenkomen. Ik was met hen. Ik was met hen geïdentificeerd toen de Heilige Geest door tongen bij hen begon te spreken.
199 Ik was met Petrus voor de critici in Handelingen 2 toen hij die grote prediking hield. Ik was met hem geïdentificeerd. Jazeker!
200 In Handelingen 4 toen zij zich samen vergaderden was ik met hen toen het gebouw werd bewogen. Na de gebedssamenkomst schudde het gebouw waar zij zaten; ik was daar met hen vereenzelvigd.
Ik predikte met Paulus op Marsheuvel. Jazeker!
201 Ik was met Johannes op het eiland Patmos en zag Zijn tweede komst.
Ik was met Luther in de Reformatie.
202 Ik was met Wesley, dat brandhout aan het vuur ontrukt, toen er de grote omwenteling tegen de Anglicaanse kerk was; ik was daar met hem.
203 En hier ben ik vanavond in 1964, in Philadelphia, Pennsylvania, geïdentificeerd met dezelfde soort groep, met eenzelfde soort ervaring. Ik moet het zijn om een Christen te zijn. Ik moet geïdentificeerd blijven met waar het Woord van God wordt gemanifesteerd. Ik ben geïdentificeerd met een groep die de Geest van God voelt.
204 Ik ben vereenzelvigd met een groep die weet dat Hij ontsluierd is, die weet dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, en weet dat dit geen fanatisme is; het is Jezus Christus Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Ik ben vereenzelvigd met die groep hier vanavond, toch worden zij een troep ketters genoemd, een troep fanatici vanwege het Woord van God. Maar ik ben niet beschaamd voor het Evangelie van Jezus Christus, want het is de kracht van God tot redding. En ik ben er één van. Ik ben met die levende brieven waarvan ik sprak, betuigd. God versluierd in menselijke vorm, in mannen en vrouwen. O!
205 God, opnieuw in Zijn 'en morphe', ontsluierde Zichzelf en maakte Zich bekend aan Zijn volk; de grote Koning Die Zijn heerlijkheid aflegde. "Nog een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien. Ik zal voor hen versluierd zijn, maar gij zult Mij zien; want Ik zal met u zijn, zelfs in u, heel de weg tot aan de voleinding. Veranderend van Luther naar Wesley en verder door, van heerlijkheid tot heerlijkheid, ben Ik nog steeds dezelfde levende God Die teruggaat naar de oorspronkelijke heerlijkheid." Halleluja!
206 Hij heeft elke denominatiesluier gebroken, elke geluidsbarrière. Dat geluid dat zei: "O, dat is fanatisme." Hij brak daar regelrecht doorheen. Het geluid dat daar uitkwam, zei: "O, die mensen zijn gek"; Hij brak gewoon door die sluier heen. Ja, Hij deed het! "Oh, dat kunt u niet doen. Jullie zijn niets anders dan een stel fanatiekelingen!" Hij brak daar regelrecht doorheen. "Er is niet zoiets als Goddelijke genezing." Hij brak daar recht doorheen, oh, want Zijn Woord zei dat Hij het zou doen. U kunt het Woord van God niet overwinnen.
207 En daar staat Hij nog vanavond, de machtige Overwinnaar, sedert Hij iedere voorhang brak van Methodist, Baptist, Presbyteriaan en elke andere soort voorhang. Hij staat nog steeds onder Zijn volk vanavond, onoverwonnen door tradities. Laat de mensen zeggen wat zij willen, doen wat zij willen, wat zij ook maar willen; God komt om regelrecht door die geluidsbarrière heen te breken.
208 En bedenk, men vertelt mij, dat wanneer een vliegtuig werkelijk door die geluidsbarrière heen breekt, er geen grens is aan zijn snelheid.
209 En ik zeg u, dat wanneer u die traditiebarrière doorbreekt – dat Jezus er ginds was in het verleden en Hij er nu niet is – wanneer u ontdekt dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer, dan is er geen grens aan wat God zou kunnen doen precies hier in deze conventie, en dat Hij de wereld zou tonen wat men nodig heeft: geen wereldtentoonstelling, maar een wereld-ópwekking die vervuld zal worden en gedoopt met de tegenwoordigheid van de levende God. 'En morphe', Zichzelf versluierend in menselijk vlees. Halleluja! Ik geloof het.
210 Elke barrière, elke voorhang, elke sluier, is doorbroken. Niets kon Zijn tegenwoordigheid verbergen. Wanneer mensen een honger krijgen in hun hart, staat er een voorhang op het punt om doorbroken te worden; daar kunt u gewoon op vertrouwen. Hij scheurde elke voorhang door Zijn grote Heilige Geest.
211 En hier staat Hij vanavond, de machtige Overwinnaar, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer; de zieken genezend, de gelovigen dopend, net zoals Hij altijd deed. Hij is de machtige Overwinnaar. Verdoemde duivels zijn op de vlucht. Jazeker! Dat zijn zij altijd wanneer Hij in de buurt is.
212 Tot slot kan ik misschien dit zeggen. Er was een... Vele jaren geleden las ik een verhaal over een oude violist. En hij had een oude viool die ze gingen verkopen. U hebt het verhaal vele malen gehoord. En men wilde hem voor een bepaalde prijs verkopen. En de veilingmeester zei: "Wie wil mij zo-en-zoveel geven?" Ik geloof dat hem enkele muntstukken werden aangeboden, misschien vijftig cent of zoiets. "Eenmaal, andermaal..."
213 Onmiddellijk stond een man achteraan op. Hij zei: "Wacht even." Hij liep naar voren en pakte hem. Laten wij denken dat hij dit speelde:
Er is een Bron gevuld met bloed,
Vloeid' uit Immanëls aderen.
En zondaars gedompeld in die vloed
Verliezen al hun schuldvlekken.
214 Toen hij hem weer neerlegde, was er geen droog oog in de zaal. Toen zei hij: "Wie biedt..."
215 De een zei: "Vijfduizend." "Tienduizend." Hij was onbetaalbaar. Waarom? De oude meester van de viool had de ware kwaliteit ervan geopenbaard.
216 O, broeder, zuster, nu, laat de Meester van dit Woord, Die het schreef, de grote Heilige Geest, Zijn strijkstok opheffen met liefde en hem over uw hart strijken.
Er is een Bron gevuld met bloed.
Vloeid' uit Immanuëls aderen...
217 U zult de volle waarde en de ontsluierde God precies in zicht zien komen, dat Hij gewoon Dezelfde is als toen Hij op de Pinksterdag op de mensen viel, toen Hij Zichzelf 'kenos-te', Zich in hen ontledigde. Dat is juist.
218 U zegt: "Broeder Branham, ik heb geprobeerd. Ik heb getracht. Ik heb dit, dat en de rest gedaan."
219 Op een dag had ik een samenkomst in Carlsbad, New Mexico; en wij daalden af naar dat grote oude vleermuizenverblijf daar beneden; en het zag er wat spookachtig uit. En wij kwamen daar beneden; en de man, toen hij daar beneden kwam in deze plaats, knipte de lichten uit. En o, u kunt zich indenken hoe donker het was! Het was gewoon zo donker dat je het kon voelen.
220 En dat is gewoon ongeveer de wijze waarop de tijden worden. Wanneer wij de kerk zien, die faalt om Gods Woord te herkennen; wanneer u ziet dat onze dochters van Sion handelen op de wijze dat zij doen; wanneer u onze broeders ziet die roken en drinken en schuine moppen vertellen en dergelijke, en nog steeds proberen hun belijdenis in Christus vast te houden. Oh my! Het is donker, het is pikdonker.
221 Wij zien het teken van Zijn komst. Er zal... Het is altijd het donkerst vlak voor de dag. Dan komt de Morgenster te voorschijn om de dag te begroeten en aan te kondigen en te tonen dat hij komt. Merk op!
222 Toen men dat licht daar binnen uitdeed, was er een klein meisje dat het gewoon uit alle macht uitschreeuwde. Er was een kleine jongen die bij de gids stond. En hij had gezien dat die gids zo het licht uitdeed. En het kleine zusje kreeg het bijna te kwaad. Zij schreeuwde en sprong op en neer. "O, wat gaat er nu gebeuren, wat is er aan de hand? Wat scheelt er?"
223 Weet u wat hij riep? Hij zei: "Vrees niet, kleine zuster. Er is een man hier die het licht kan aandoen."
224 Luister, kleine zuster, u kunt misschien denken dat wij klein zijn en in de minderheid, maar vrees niet. Er is hier een Man Die het licht kan aandoen; dat is de Heilige Geest. Gelooft u het? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
225 Laten wij onze hoofden even buigen. Het spijt mij u te hebben gehouden.
226 O, grote God des hemels, Die Zichzelf ontsluiert, Uzelf ontvouwt, Uzelf bekend maakt als de grote Koning der heerlijkheid; neem deze kleine illustraties vanavond en laat ze vallen in het hart van de mensen. En mogen wij die Ontsluierde zien, Diegene Die neerkwam en de voorhang van de tempel scheurde en toen regelrecht uit die sluier ging en direct weer neerkwam in menselijke sluiers op de Pinksterdag; en Die immer Dezelfde geweest is, veranderend van heerlijkheid tot heerlijkheid.
227 En nu zijn wij precies terug zoals de hele natuur zich gedraagt, gewoon terug naar het originele zaad, regelrecht van één gemeentetijdperk naar een ander. En in dit laatste tijdperk hier zijn wij weer precies terug bij het oorspronkelijke dat viel op de Pinksterdag om elke Schriftplaats te vervullen: "Het licht in de avondtijd", en "De werken die Ik doe, zult gij ook doen", en zovele dingen die U in Uw Woord beloofde.
228 Vader, als er hier iemand is die nog nooit door die voorhang is gebroken of als er hier iemand is die gewoon iemand nagebootst heeft die door de voorhang is gegaan, geef genade vanavond, Vader. Mogen zij die machtige Overwinnaar hier zien staan, vol van genade en kracht om te vergeven. Sta het toe, Vader.
229 En terwijl ons hoofd gebogen is, zouden hier sommigen zijn...? Hoevelen – mag ik dat zeggen – zouden willen zeggen: "Broeder Branham, ik steek mijn hand op. Bid voor mij"? Blijf gewoon uw hoofd gebogen houden en steek uw hand op. "Ik wil door elke voorhang heen breken tot ik werkelijk de Overwinnaar kan zien." God zegene u. Tjonge, wat een handen! Boven in de balkons rechts? God zegene u. De balkons achteraan? Steek... God zegene u. Wees werkelijk eerlijk. Links, steek uw hand op en zeg: "Broeder Branham, ik ben misschien jaren een Christen geweest, maar werkelijk, ik ben nooit door die voorhang heen gekomen. Ik heb het eigenlijk nooit gedaan. Ik heb dat niet gekregen, wat zij toen hadden." Vandaag hebben wij... "Ik ben een kasplant."
230 Neem een bloem die in een broeikas gekweekt is; die moet je vertroetelen, knuffelen, besproeien, bewateren; maar die originele plant die daar buiten groeit in de woestijn, dezelfde soort bloem, hij lijkt er op; hij krijgt geen drup water, maar kevers komen er niet op. Zij is ruw. Zij is een echte...
231 Zou u het christendom kunnen vergelijken met het christendom vandaag, met wat het toen was? Zou u zich deze groep kunnen indenken, wat wij vandaag Christenen noemen, rondom de wereld, dat zij zijn als degenen na Pinksteren; vertroeteld en op de rug geklopt, en van de ene kerk naar de andere, en als er iets wordt gezegd waarvan u niet houdt, staat u op en loopt naar buiten? En o, zou u zich dat kunnen indenken? Neen! Wat is er aan de hand? Het is een reproductie.
232 Michelangelo, die het monument van Mozes schiep... U kunt daarvan een zeer goedkope reproductie verkrijgen, maar het oorspronkelijke?
233 Degene die 'Het avondmaal des Heren' schilderde... Ik denk dat dat originele schilderij in de miljoenen dollars zou lopen als u het zelfs zou kúnnen kopen. Ik weet zelfs niet waar het is. Maar u kunt een goedkope reproductie ervan kopen voor ongeveer één dollar achtennegentig. Dat kunt u.
234 En zo is het vandaag. Een goedkope Christen, een reproductie, gewoon een kerkganger. U kunt hen kopen voor een sigaret of een gewoon drankje. Of wat een vrouw betreft met afgeknipt haar of geverfde lippen, u kunt haar kopen voor om het even wat in de modes van de wereld, maar dat waarachtige kunt u niet aanraken.
235 Ik zie Hem in volledig zicht, Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.
236 O, Christen, wilt u niet een echte Christen zijn? Als er iemand is die niet zijn hand opstak, zult u het doen terwijl...? Ik zal gewoon bidden. God zegene u. God zegene u. O, dat is gewoon fijn. Kijk daar gewoon naar.
237 Onze hemelse Vader, Uw Woord zal niet ledig tot U terugkeren. U was Degene Die de belofte deed. Ik ben slechts verantwoordelijk om te zeggen dat U het zei. Ik herhaal alleen Uw woorden. U zei: "Die Mijn Woord hoort en gelooft in Hem Die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig leven." U beloofde het.
238 En Here, wij weten dat wij vandaag die reproducties hebben, velen die zeggen dat zij geloven terwijl zij het niet doen, het is zichtbaar. Maar, Heer, er zijn ook sommigen die echt zijn.
239 Ik bid dat U hier vanavond gewoon wilt toestaan dat elke man en vrouw, jongen of meisje, ongeacht van welke natie zij zijn, welke kleur zij hebben, tot welke kerk zij behoren... O, God, vul hen. Mogen zij de werkelijke manifestatie zien van diezelfde Jezus vandaag, gewoon onder ons, zoals Hij was op de Pinksterdag toen Hij Zichzelf voor dit tijdperk openbaarde, als de Heilige Geest. Sta het toe, ziende dat de woorden in vervulling gaan, de profetieën plaatsvinden!
240 Vergelijken wij vandaag wat de kerk van de wereld genoemd wordt, de Wereldraad van kerken, en vergelijken dat met een belofte op Pinksteren; er is helemaal geen vergelijking. Wij kunnen onze vuile kleren op dat kaartje niet gewassen krijgen.
241 Maar Here God, als wij naar die Bron zullen terugkomen, is er een reinigingsproces. Dan zullen onze ervaring en Gods Woord in elkaar passen, dan kunnen wij onze positie opeisen. Sta het toe, Here, vanavond als ik deze mensen in Uw handen opdraag. Geef aan elkeen waaraan wij behoefte hebben, Vader. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
242 God zegene u. Dank u zeer voor het staan, voor het lange wachten. En het spijt me dat ik u hield tot tien over tien. God zij met u tot ik u morgenochtend zie. Ik geef de dienst nu over, veronderstel ik, aan de ceremoniemeester.