Zijn Woord bewijzend
Door William Marrion Branham1 Laten we blijven staan en onze hoofden buigen. Here Jezus, we zijn U dankbaar deze morgen voor het voorrecht om in Uw tegenwoordigheid in Uw huis te komen, waar Uw volk zich verzameld heeft in Uw naam. En alles is het Uwe, Here. Wij dragen ons nu aan U op, voor de verwachting die we in onze harten hebben, voor een dienst tot degenen die zonder God en zonder Christus zijn, opdat zij gered zullen worden, de zieken genezen zullen worden en de heiligen gezegend zullen worden. Sta het toe, Here. Tenslotte willen we onze hoofden in nederigheid buigen en U prijzen voor alles wat U door ons doet in deze dag. Want het is in Jezus' Naam dat wij het vragen. Amen. U kunt gaan zitten.
2 Ik ben werkelijk dankbaar voor het voorrecht hier vandaag weer te zijn en voor u mensen, die zo'n eind gereisd hebt voor de boodschap, voor de dienst deze morgen. Ik weet dat u niet alleen kwam om mij te zien of te horen; u bent gekomen om de Here Jezus te ontmoeten. Dus ik vertrouw dat Hij u het verlangen van uw hart zal geven.
3 Nu, ik ben teruggekomen. Ik heb het gezin naar Tucson gebracht en ben teruggekomen. Ik ben moe en uitgeput. Ik ben de hele zomer op reis geweest sinds afgelopen januari en nu ben ik gekomen om naar Kentucky te gaan deze week en met enkele vrienden te gaan jagen om te proberen een beetje tot rust te komen. Het maakt me zo nerveus. Weet u, Billy en ik zijn allebei zowat aan het eind. Dus we bidden dat God ons deze week zal helpen om tot rust te komen.
4 Zo de Here wil, wil ik hier volgende zondag weer terug zijn. Ik wil een speciale dienst hebben volgende zondag. Ik wil iets doen wat een beetje anders is dan gewoonlijk. Nu, ik maak dit bekend, zodat de mensen die niet geïnteresseerd mochten zijn, niet hoeven te komen. Maar we bidden altijd voor de zieken, zo de Here wil, wanneer de mensen komen. En volgende zondag wil ik te weten komen wat u allemaal op uw hart heeft. Ik wil dat u het vandaag, wanneer u weggaat, opschrijft en het op de lessenaar legt en broeder Neville zal het aan Billy Paul geven en hij weer aan mij; datgene wat op uw hart is. Gewoonlijk nemen we Bijbelse vragen, maar nu zal ik het een beetje ruimer stellen. Misschien heeft u een probleem op uw hart, waar u op de een of andere manier niet doorheen komt. U heeft misschien een huiselijk probleem. U hoeft het niet met uw naam te ondertekenen, maar gewoon: "Mijn man doet dit en dat en het zit me dwars." "Mijn vrouw doet dit en dat." "Een bepaalde zaak heeft plaatsgevonden in mijn leven", of zoiets. Weet u, gewoon wat op uw hart is, iets wat u verontrust. Ik denk dat dat goed zou zijn. Denkt u niet? We zullen het te weten komen daar. En misschien stelt u de vraag en ik zou hem kunnen beantwoorden voor iemand anders. Ziet u, ze zouden hetzelfde probleem kunnen hebben. Gewoon wat op uw hart is. Houd het zo kort mogelijk, zoals: "Ik heb een kind dat verkeerd lijkt te gaan. Wat moet ik doen?" "Ik heb een man die niet met me naar de kerk wil komen. Hij is arrogant tegen me. Wat moet ik doen?" Of hetzelfde met iemands vrouw. Of, weet u: "De Bijbel zegt dit op de ene plaats en dit op een andere plaats. Ik begrijp het niet. Ik zou willen weten wat het betekent." "Zou ik... (In geval van een Christen.) Ik werk op een kantoor, en de baas zegt zus en zo en hij vraagt me met hem naar een feestje te gaan en op dit feestje wordt gedronken. Wat zou ik moeten doen?" Weet u, dingen die in de mensen omgaan. We willen dat u dat doet.
5 Daarna moet ik terug naar Arizona en ik dacht als we een kans zouden krijgen om u, naar mijn beste weten, wat te helpen het te begrijpen... Ik zou er vandaag zoveel willen krijgen als ik op de lessenaar kan leggen, voordat u weggaat. Schrijf het gewoon op, leg het hier neer en broeder Neville of een van de anderen zal ze aan me geven. En deze week zal ik daar in de bergen de kans hebben het te bestuderen en erover te bidden om een Schriftuurlijk antwoord voor u te krijgen. Ik wil alles doen wat ik maar kan, om u te helpen. Want daarom zijn we hier samengekomen; om elkaar te helpen. U helpt mij als u voor mij bidt en ik hoop dat ik u kan helpen. Nu, vergeet dan niet dat het de volgende zondagochtend zal zijn.
6 Nu, zoals gewoonlijk zijn er vandaag bezoekers bij ons. Hoeveel zijn er van meer dan honderdzestig kilometer hier vandaan? Steek uw hand op. Dat is negenennegentig procent van de samenkomst. Enige zondagen geleden zei ik: "Hoeveel zijn er van zo ver weg" en ik kon geen handen vinden uit Jeffersonville. De volgende dag begreep ik het echter. Ze zeiden: "Broeder Branham, al de bezoekers komen binnen en we laten hen gewoon onze plaats in de gemeente nemen." Ze zeiden: "Er komen honderden die anders niet binnen kunnen komen. Het is omdat we de bezoekers hebben gezien, snapt u." Nu, dat is fijn van de mensen uit Jeffersonville hier uit de omgeving. We zijn daar dankbaar voor, Jeffersonville, New Albany en de mensen uit de omtrek. We zijn er dankbaar voor.
Hoeveel zijn er van zestienhonderd kilometer hier vandaan? My! Hoeveel zijn van meer dan zestienhonderd kilometer hier vandaan? Steek uw handen op. O my, dat is fijn!
7 Vorige zondag, een week geleden, sprak ik over het onderwerp "Het toekomstige thuis van de bruid en Bruidegom" en ik geloof dat we van vierduizend vierkante kilometer [Vijftienhonderd vierkante mijl – Vert] kwamen. Het was juist precies de afmeting van de stad waarover ik sprak. Vierduizend vierkante kilometer! Ik heb me sindsdien daarin verlustigd, wetende dat ik naar die stad ga wanneer dit leven hier voorbij is. Ik ben op weg naar die stad en niets anders is van belang. Wat als de zon vandaag niet schijnt, of als morgen nooit meer komt? Wat maakt het uit? We hebben een thuis, een rustplaats. Vermoeid of niet vermoeid, toch hebben we die rustplaats. U zegt: "Dat is een oude-mannendroom." Nee, dat is het niet. Dat is het niet. Het is de Bijbelse waarheid.
8 Op een avond, nadat ik hier gesproken had, was er een man die hier achter om het podium kwam aansnellen, toen ik de deur uitging. Ze probeerden me naar buiten te krijgen naar de auto. Deze jonge kerel zei: "Ik wil u slechts één ding zeggen." (Billy en enige broeders probeerden me naar de auto te krijgen.) Hij zei: "Kan ik slechts dat ene ding zeggen?"
Ik zei: "Zeg het maar, meneer."
9 Hij zei: "U sprak vanavond over die vrouwen en kafferde hen uit over de manier waarop ze waren gekleed, die kleren dragend." Hij zei: "Een man van uw leeftijd zou zo denken, maar als u mijn leeftijd had, zou u anders denken."
Ik zei: "Hoe oud ben je?"
Hij zei: "Ik ben zevenentwintig."
10 En ik zei: "Ik was tien, vijftien jaar jonger dan u toen ik hetzelfde predikte. Het is wat er in je hart is, jongen. Je ogen zien door je hart." Hij liet zijn hoofd hangen en liep weg. Ik veronderstel dat daar geen antwoord meer op was. Het hangt ervan af wat er hier in is, wat er hier en hierdoor naar buiten komt. Jezus zei dat je een huichelaar wordt, als je iets anders zegt dan wat hier in is.
11 Ik ben blij deze morgen om ergens in de samenkomst een erg dierbare vriend van mij te hebben, broeder... eerwaarde Eddie Byskal en zijn vrouw en kinderen. Ik veronderstel dat ze naar de samenkomst kwamen deze morgen. Eddie, ben je hier? Ik dacht dat je... Wel, misschien haalde hij het niet om te komen. Broeder... O, ja, helemaal... Nu, dat is niet de 'amen-hoek', Eddie. Je bent welkom hierboven op het podium bij ons, de predikers, als je wilt komen. En wij zijn geweest op...
12 Broeder Eddie was erbij toen de Heer mij het visioen gaf over de beer en de kariboe. Hoeveel herinneren zich dat, toen ik het u vertelde? Goed. Hij was daarbij. Hij was de jonge kerel die het geruite overhemd aan had, broeder Eddie Byskal. En hij stond daar waar... Ik vroeg hen of een van hen een geruit overhemd had. "Nee", niemand had het. Ik zei: "Wel, het moet een geruit overhemd zijn. Er zal een grote zilver-tip grizzly zijn en een of ander soort dier, dat tweeënveertig inches [105 centimeter – Vert] over zijn horens mat, zoiets. Het leek op een hert." Toen ik het hier vertelde, weet u, was dat ongeveer zes maanden voordat het gebeurde; lang van te voren, vroeger dan nu in het jaar.
13 Toen werd ik door deze man uitgenodigd om daar te gaan jagen. Ik was nooit in die streek geweest, daar waar we heengingen, en ik zei het in die kleine caravan, boven op de Alaska-Hoofdweg, waar niets dan bossen, bergen en dieren zijn. En die nacht in de caravan, toen ik het aan broeder Byskal daarachter en aan broeder Southwick vertelde, zei hij: "Wel, we gaan het schapenland in. Daar zullen ze niet zijn."
14 Ik zei: "Jawel, één van de kleine kerels die bij me waren, had een geruit overhemd aan." Niemand had een geruit overhemd. Broeder Byskal had er geen, en niemand van de rest van ons had er een.
15 De tweede nacht boven, kregen we een ram in de gaten, ver boven de boomgrens. Dat is heel hoog, waar het bos zelfs niet meer groeit, waar er niets is dan kariboes en schapen. We hadden er een paar ver weg bespeurd. En op de weg naar beneden was broeder Byskal die middag in wat water gestruikeld en hij was nat geworden.
16 De volgende morgen stonden we vroeg op en begonnen achter die rammen aan te gaan, waarvan we dachten dat we ze zouden krijgen. En op deze... We gingen daar naar boven, hadden ons middagmaal opgegeten en we konden de rammen niet vinden en broeder Byskal had juist een kariboe geschoten. Ik keek rond en toen we naar boven gingen, zei broeder Southwick tegen me: "Ik geloof, als u echt goed wilt lopen, broeder Branham, dat we dan deze berg over zullen gaan en dan naar beneden in die geul. Die rammen zouden daar heen gegaan kunnen zijn." Het was wel een lange wandeling, maar het wordt pas heel laat donker, misschien is het soms al tien of elf uur.
17 Het was een goede, lange wandeling over die rotsachtige bergen en ik houd van wandelen. Wij stonden daar, met de armen om elkaar heengeslagen, onze beide baarden waren grijs aan het worden, met onze armen om elkaar, huilend en wetend dat... Ik zei: "Broeder Bud, eens in het duizendjarig rijk hoop ik al die bergen daar te kunnen beklimmen."
18 Hij zei: "Ik hoop dat ik bij u zal zijn, broeder Branham." Wij stonden daar, gewoon ons verheugend in de Heer. Ik houd zo van de bergen!
19 Toen gingen we naar beneden. Dat was waar broeder Byskal de kariboe had geschoten. Hij is een zendeling bij de Indianen en hij wilde die aan zijn Indianen te eten geven. We gingen naar beneden en aten ons middagmaal, vilden de kariboe en kwamen terug.
20 Bud en ik gingen omhoog over de berg en toen we toevallig uitkeken, kreeg ik met mijn verrekijker in de verte dit dier in de gaten dat ik gezien had in net zo'n panorama als dat ik het u hier vertelde. Broeder Byskal stond daar vlak naast ons. Dus ik zei: "Daar is dat dier!"
21 Hij keek door de verrekijker en zei: "Het is een grote, oude, reuze kariboe-stier."
22 Ik zei: "Ik heb er nog nooit een gezien. Ik dacht dat ze platte horens hadden." Maar deze had punten. Hij was een vreemd-uitziende makker, precies zoals ik het zag in het visioen. Ik had nog nooit eerder op kariboes geschoten.
23 "Wel," zei hij, "als de Heer hem aan u gegeven heeft, dat zou precies..."
24 Ik zei: "Ja, dat moet hem zijn. Het enige wat ik me afvraag, is over dat geruite overhemd." Ik keek om me heen en de vrouw van broeder Eddie (zij is hier bij hem) moet het in zijn plunjezak hebben gestopt. Toen hij nat was geworden de dag daarvoor, deed hij een ander overhemd aan en daar was het geruite overhemd! Ik zei: "Dit is het!"
25 Toen ik wegging en de kariboe kreeg, zei Bud tegen me: "Nu, broeder Branham, u zegt dat deze horens tweeënveertig inches zijn?"
Ik zei: "Dat zullen ze zijn."
Hij zei: "Ze lijken me tweeënnegentig inches." [234 centimeter – Vert]
Ik zei: "Nee, ze zijn tweeënveertig inches."
26 Hij zei: "Nu, overeenkomstig hetgeen u mij vertelde, zult u een grizzlybeer doden, voordat we terugkomen bij die jongen daar beneden met het geruite overhemd, Eddie", waar zij ons zouden ontmoeten beneden aan de berg, enkele kilometers verder.
Ik zei: "Dat is ZO SPREEKT DE HERE."
27 Hij zei: "Broeder Branham, waar zal hij vandaan komen? Ik kan vijftig mijl om me heen zien."
28 Ik zei: "Hij is nog steeds Jehova-Jireh. De Here kan voor Zichzelf voorzien. Hij kan eekhoorntjes in het bestaan doen komen. Hij kan een ram in bestaan laten komen. Als Hij het over een beer gesproken heeft, dan kan er ook een beer in bestaan komen."
29 We probeerden deze zware kariboe, de trofee, de berg af te dragen. Ik droeg het geweer een poosje en dan nam hij het geweer over en omgekeerd. Toen we bijna bij een grote gletsjer kwamen, gingen we daaronder. Het was tamelijk heet; we gingen in de gletsjer van ijs en gingen daar even zitten om af te koelen. Hij zei: "Weet u, broeder Branham, we zijn op minder dan ongeveer een mijl van de plaats waar Eddie en Blaine, die twee jongens, zullen staan. Die oude beer kan zich beter laten zien."
Ik zei: "Bud, volgens mij twijfel je eraan."
30 Hij zei: "Broeder Branham, mijn broer had gedurende vele jaren epileptische aanvallen en u vertelde me eens, de eerste keer hierboven (toen we naar beneden gingen naar een andere plaats) hoe die jongen eruit zag." Eddie reed vlak naast mij op een paard, toen de Here mij het visioen gaf. Ik vertelde hem wat hij met de jongen moest doen. De aanvallen stopten. "En nu," zei hij, "kan ik het niet betwijfelen."
31 Ik zei: "Bud, ik weet niet waar de beer vandaan zal komen." Ik was ongeveer vijftig... Ik ben nu vijfenvijftig en dat is ongeveer drie jaar geleden, dus ik was ongeveer tweeënvijftig of drieënvijftig. Ik zei: "Ik heb het nog nooit zien falen. God zal me die grizzlybeer geven, voordat ik bij die jongens zal zijn." We waren bijna beneden waar de kleine sparren en het woud begon.
32 Een beetje lager op de heuvel, we waren bijna in het bos, ging hij zitten. Hij was degene die de trofee toen droeg en ik had het geweer. En hij zei: "Die oude beer kan maar beter te voorschijn komen, is het niet?"
Ik zei: "Hij zal er zijn. Maak je geen zorgen."
Hij zei: "Ik kan elke heuvel zien."
33 Ik zei: "Maar ik zie de belofte!" Ziet u? Hij beloofde het. Ik zei: "Wat Hij ook..." Ik zei: "Bud, wat zit daar?"
34 Hij keek en zei: "Het is een grote zilver-tip grizzly." Zei: "Dat is hem."
Toen we de grizzlybeer hadden en terugkwamen... Nu, ik herinnerde me in het visioen dat ik u vertelde, dat ik bang was vanwege het geweer. Het was een kleine .270, kleine kogels. Het is op de band. Ik schoot de beer slechts op ongeveer vierhonderdvijftig meter afstand, zoals Hij had gezegd.
Bud zei: "U kunt die beer beter in de rug schieten." Hij zei: "Hebt u wel eens eerder een grizzlybeer geschoten?"
Ik zei: "Nee."
35 Hij zei: "O! Ze weten niet wat de dood is." (Daar kwam ik even later achter.)
Hij zei: "Ze breken niet van de schok. U kunt hem maar beter schieten."
Ik zei: "Overeenkomstig het visioen schoot ik hem in het hart."
36 Hij zei: "Wel, als dat visioen het zei, zal ik bij u blijven staan."
37 Ik zei: "Daar gaan we dan." We kwamen een beetje dichterbij en toen ik omhoog kwam, zag de beer me. Dat was wat hij wilde om een aanval doen. Ik schoot de beer. Het leek hem zelfs niet te deren. Hier kwam hij aan, maar voordat ik een andere kogel in het geweer kon doen, stierf de beer ongeveer vijvenveertig meter van me vandaan.
38 Bud was wit om zijn mond. Hij zei: "Broeder Branham, ik wilde hem niet op mijn schoot hebben!"
Ik zei: "Ik ook niet!"
39 Hij zei: "Ik ben blij dat het visioen zei dat u hem zou krijgen." Hij zei: "Nu, als deze horens tweeënveertig inches zijn, zal ik een..." (Ik zal het zeggen zoals hij het zei:) "zal ik een schreeuw-aanval krijgen."
40 Ik zei: "Wel, krijg hem dan nu maar, omdat ze dat zullen zijn."
41 Toen we beneden kwamen bij broeder Eddie, zei ik tegen broeder Eddie... We bonden de paarden vast. Ze zijn bang voor een beer. O, ze moesten het geroken hebben. We konden hem niet villen want het was al te laat. We moesten de volgende dag terugkomen. En toen braken we het touw ongeveer tien keer en de paarden renden overal heen. Toen we daar beneden kwamen ging hij de rolmaat uit zijn zadeltas halen en zei: "Blain!"
42 Ik zei tegen broeder Eddie: "Let nu op die kleine hand, overeenkomstig..." (Ik dacht dat het Billy Paul had kunnen zijn. Een kleine hand hield de rolmaat om de horen.) Ik zei: "Kijk die kleine hand." Ik porde broeder Eddie. We deden een stap terug. Hij deed het recht omhoog, zo, op de kop af tweeënveertig inches, precies. Jezus faalt nooit! Dat Woord zal nooit falen, zolang het van God komt.
43 Ik ontdekte zojuist in ons midden broeder en zuster Jackson uit Zuid-Afrika. Ik veronderstel dat ze al voorgesteld zijn. Is dat zo, broeder Jackson, deze morgen? Staat u op, u en zuster Jackson. Ik zou gewoon graag willen dat ze u zien... Broeder Eddie, hier is eveneens een oude jachtgenoot, ver weg uit Zuid-Afrika. De Here zegene u, broeder Jackson en zuster Jackson. Ik ben zo blij u hier bij ons te hebben. En al de voorgangers in het gebouw, steek uw handen op, allen die in de bediening zijn. Wel, dat is heel fijn. Goed, de Here zegene u. We zijn blij u hier allen te hebben. Ik zal binnen enkele minuten een gebedsrij hebben, dus ik zal niet... Ik zou willen dat ik u allen kon laten opstaan en hier laten komen om voor me te prediken. We zijn zo blij u allen hier te hebben.
44 Als ik denk aan uw trouw, komend dwars door het land enzovoort om mij te horen spreken over die lieflijke Here Jezus; het vertrouwen dat u hebt dat Hij mijn gebeden hoort. Ik sprak slechts enige ogenblikken geleden in een persoonlijk gesprek met een bepaald lid van deze gemeente, niet meer dan vijvenveertig minuten geleden. Een moeder wier hart gebroken was. En juist toen ik op het punt stond iets te zeggen tegen de vrouw (ik weet niet of ze wil dat ik zeg wie ze was of niet), kwam daar datzelfde licht dat u ziet op die foto. Alles was over. Ze ging gelukkig weg. We zijn zo blij dat we, in deze veranderende tijd waarin we leven, waar je nauwelijks meer ergens vertrouwen in kunt hebben, een Koninkrijk hebben dat niet kan veranderen, dat niet kan bewegen. De Onwankelbare! Niet op de rots van Gibraltar, maar ons geloof kan vast rusten op de Rots der Eeuwen, op Jezus Christus, de onwankelbare Rots van Verlossing.
45 Ik wil de zuster bedanken, die het kleine driehoekige kistje bracht met een Bijbel erin voor mijn vrouw, die hier is. Zij heeft een verbond met de Here gemaakt, wat betreft dit kistje. Zij had het gekoesterd. Er staan wat plaatjes op van vroeger, en zij vroeg de Here... Zij had het kistje misschien een beetje teveel gekoesterd. Slechts een gewoon kistje in de vorm van een piramide. Zij bracht het met een Bijbel naar mijn vrouw. Dank u, zuster. Billy Paul en de anderen zien erop toe, dat elk van uw kleine gaven en dingen die u geeft, bij mij komen. Ik ben dankbaar voor alles. God zij met u.
46 Vergeet volgende zondagochtend niet. Zodra de dienst vandaag voorbij is, schrijft u uw vraag op. Als u niet kunt, breng hem dan aanstaande zondagmorgen mee. Ik zal een beetje vroeg komen en ze dan naar de kamer laten brengen, zodat ik wat tijd heb om een Schriftuurlijke achtergrond te geven. We zullen de vragen volgende zondagochtend beantwoorden, zo de Here wil.
47 Nu, er liggen hier veel zakdoeken. Ik heb ze wat naar achteren geschoven om mijn aantekeningen hier te kunnen leggen en ook mijn Bijbel, of mijn Bijbel en mijn aantekeningen, liever gezegd, zodat ik een beetje ruimte zal hebben, maar ik bid voor elke zakdoek.
48 Ik heb mijn Schriftplaatsen opgeschreven, ik heb maar een korte tijd. Ik zal u niet zo lang houden als de laatste keer dat ik hier was; ongeveer vier uur. Ik beloofde mijzelf dat, als ik nog eens zoiets dergelijks op zou nemen, ik ze zelf op zou nemen of zoiets, zodat ik u niet zolang zou hoeven vasthouden.
49 Is doctor Lee Vayle vanmorgen binnen? Ik wilde vragen of dr. Lee Vayle... Bent u hier, broeder Vayle? Steek uw hand op als u er bent. Is hij achteraan? In orde. Dank u, broeder Roy. Ik wil dat u er zeker van bent dat u die notities controleert, broeder Vayle. U bent ergens tussen de mensen daar achterin of in de hal, waar ik het niet kan zien. We moeten oppassen, want we kunnen er niet te veel laten staan. De brandweer zal ons dat niet toestaan, ziet u. Ik wil dat u mijn openbaring over het slangenzaad controleert, zodat het ingevoegd kan worden in het eerste gemeentetijdperk van Efeze, wat hij aan het schrijven is. Hij herziet het taalkundig voor mij. Het wordt prachtig gedaan. Ik wil dat u dat controleert; en laat nu iemand iets zeggen tegen het slangenzaad, of het juist was of niet. De Here gaf het me juist gisteren. O, het is boven... Hoe ik een boodschap krijg; ik zal bezig zijn en iets treft mij. Dan, als ik weet dat het God is, neem ik het over en vind het in de Schrift. Dan heb ik... Het heeft nooit gefaald, het is waar van Genesis tot Openbaring, ongeacht wat de mensen er ook over denken. En het is meer zo geweest dan ooit, sinds die zeven zegels. Ziet u, dat was voldoende voor die tijd. Dus de Here zegene u als we nu studeren. Nu uit eerbied voor het Woord...
50 En ik geloof dat iemand, de technicus, of wie het ook is... volgens mij is er een beetje galm in de luidsprekers. Kunt u achteraan nu alles goed horen? Steek even uw handen op als het zo is. Fijn!
51 Nu, laat ons in de Bijbel twee Schriftplaatsen opslaan. Ik zal proberen de boodschap af te maken en op tijd op te houden, zo de Here wil. Laten we nu Markus opslaan, het vijfde hoofdstuk, en 1 Koningen, het tiende hoofdstuk. Markus, hoofdstuk 5, 1 Koningen, hoofdstuk 10.
52 Nu, voor de vreemdeling die binnen onze poorten zou kunnen zijn, wij houden onze zondagsschool in één grote klas (en dat is deze klas hier), omdat de ruimtes allemaal volgepakt zijn met mensen en we geen normaal gescheiden klassen kunnen hebben. We bestuderen het Woord een beetje en hebben gemeenschap samen. Wij zijn geen denominatie. We hebben geen denominatie. Wij zijn gewoon vrij in de Here en het is niet onze bedoeling een stelletje fanatiekelingen te zijn. We onderwijzen slechts de Bijbel en alleen dat. En de Here is zo goed voor ons, dat Hij het ondersteunt en toont dat het waar is. Het geeft ons grote vertroosting.
53 U bent altijd welkom in ons midden. Nu, ik ben hier niet de hele tijd, maar we hebben enige fijne voorgangers hier. Broeder Neville, een van onze voorgangers; broeder Capps, een andere voorganger; en broeder Collins, Wilbur Collins, een andere van onze voorgangers. En dan hebben we verschillende anderen uit diverse delen van het land, van de kleine gemeenten waarmee we verbonden zijn. Als u in de omgeving van Texas bent, de gebroeders Martin en broeder... wie is de broeder die bij u komt? Ik kan broeder Blair niet zien deze morgen. O, broeder Blair, ik zag u niet, broeder Blair. Broeder Ruddell, precies daarachter, een van de gemeenten op tweeënzestig, een van de zuster-gemeenten hier. Broeder Junior Jackson, hij zit precies naast broeder Blair. Ik zie hem nu, een van onze andere zuster-gemeenten. We hebben gemeenten over het hele land, overal vandaan.
54 Broeder Jack Palmer, ik geloof dat ze op weg hierheen een beetje te hard reden met de nieuwe wagen van zijn zoon en een beetje de snelheid overschreden, weet u, en een ongeluk kregen. Hij verwondde zijn kaak en hij was niet in staat om te komen, hij ging terug naar huis. Hij maakt het goed. Broeder Ben hier, nog een van onze broeders van hier uit Kentucky, belde hem vanmorgen op om te kijken of ze wat geld nodig hadden of iets dergelijks, waarmee de gemeente hen zou kunnen helpen. Hij zei dat alles prima was. Hij had een bocht met een te hoge snelheid genomen en kwam op wat grind terecht. Het verbrijzelde zijn kaak, of zoiets. Toen hij de auto een parkeerplaats of iets dergelijks opreed, belden ze vandaar uit, dat er voor gebeden zou worden.
55 We weten ook van Broeder Billy Collins; hij verbrijzelde zijn duim ook erg ernstig en brak er een bot van. Ik hoorde dat ze het moesten zetten. Dus we willen hem gedenken in het gebed.
56 Nu, de reden dat we staan... Wanneer we trouw betuigen als de vlag voorbij gaat, of zoiets, staan we altijd in de houding; we groeten of staan minstens om eer te bewijzen aan onze natie (hetgeen we behoren te doen) en aan onze vlag. Wat dan voor onze Here, wanneer we Zijn Woord lezen? Laten we staan als we Markus 5 lezen, te beginnen met het eenentwintigste vers. Let aandachtig op nu, als we lezen.
En toen Jezus weer in het schip overgevaren was aan de andere zijde, vergaderde een grote schare bij Hem; en Hij was bij de zee.
En ziet, er kwam er een van de oversten der synagoge, met name Jaïrus; en Hem ziende, viel hij aan Zijn voeten,
En bad Hem zeer, zeggende: Mijn dochtertje is in haar uiterste; ik bid U, dat Gij komt en de handen op haar legt, opdat zij behouden wordt, en zij zal leven.
En Hij ging met hem; en een grote schare volgde Hem, en zij verdrongen Hem.
En een zekere vrouw, die twaalf jaren de vloed des bloeds gehad had,
En veel geleden had van vele medicijnmeesters, en al het hare daaraan ten koste gelegd en geen baat gevonden had, maar met wie het veeleer erger geworden was;
Deze van Jezus horende, kwam onder de schare van achteren, en raakte Zijn kleed aan;
Want zij zeide: Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken, zal ik gezond worden.
En terstond is de fontein van haar bloed opgedroogd, en zij gevoelde aan haar lichaam, dat zij van die kwaal genezen was.
En terstond Jezus, bekennende in Zichzelf de kracht die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt?
En Zijn discipelen zeiden tot Hem: Gij ziet, dat de schare U verdringt, en zegt Gij: Wie heeft Mij aangeraakt?
En Hij zag rondom om haar te zien, die dat gedaan had.
En de vrouw, vrezende en bevende, wetende, wat aan haar geschied was, kwam en viel voor Hem neer, en zeide Hem al de waarheid.
En Hij zeide tot haar: Dochter, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede, en wees genezen van deze uw kwaal.
Terwijl Hij nog sprak, kwamen enigen van het huis van de overste der synagoge, zeggende: Uw dochter is gestorven; wat zijt gij de Meester nog moeilijk?
En Jezus, terstond gehoord hebbende het woord, dat er gesproken werd, zeide tot de overste der synagoge: Vrees niet; geloof alleen.
En Hij liet niemand toe Hem te volgen, dan Petrus, en Jakobus, en Johannes, de broeder van Jakobus;
En kwam in het huis van de overste der synagoge; en zag de beroering en hen, die zeer weenden en huilden.
En ingegaan zijnde, zeide Hij tot hen: Wat maakt gij beroering, en wat weent gij? Het kind is niet gestorven, maar het slaapt.
En zij belachten Hem; maar Hij, toen Hij hen allen had uitgedreven, nam bij Zich de vader en de moeder van het kind, en hen, die met Hem waren, en ging binnen, waar het kind lag.
En Hij vatte de hand van het kind, en zeide tot haar: Talítha kûmi! Hetwelk is, overgezet zijnde: Gij dochtertje (Ik zeg u), sta op.
En terstond stond het dochtertje op, en wandelde; want het was twaalf jaren oud; en zij ontzetten zich met grote ontzetting.
En Hij gebood hun zeer, dat niemand dat zou weten; en zeide, dat men haar te eten zou geven.
57 In het boek 1 Koningen, het tiende hoofdstuk, lezen we deze drie verzen:
En toen de koningin van Scheba het gerucht van Sálomo hoorde, aangaande de Naam des HEEREN, kwam zij, om hem met raadselen te beproeven.
En zij kwam te Jeruzalem, met een zeer zwaar heer, met kamelen, dragende specerijen, en zeer veel goud, en kostbaar gesteente; en zij kwam tot Sálomo, en sprak tot hem al wat in haar hart was.
En Sálomo verklaarde haar al haar woorden; geen ding was er verborgen voor de koning, dat hij haar niet verklaarde.
58 Laat ons bidden. Here Jezus, als we deze verhalen van de Bijbel lezen, springen onze harten op van vreugde. Want we weten dat Gij God zijt en dat U nooit verandert. U verandert Uw methoden nooit; U verandert Uw wegen nooit, U blijft God voor eeuwig. En wij bidden, God, dat U de uitlegging tot ons zult brengen deze morgen van deze Schriftgedeelten, die U ons wilt laten weten; dat onze harten onderscheiden zouden mogen worden, dat de grote Heilige Geest onder ons zou komen vandaag om onze gedachten en harten te onderscheiden. En moge er niets achterblijven, opdat onze harten zo vol van vreugde zullen zijn wanneer we hier weggaan, dat we zullen zeggen zoals diegenen die van Emmaüs kwamen die avond: "Was ons hart niet brandende in ons toen Hij sprak tot ons langs de weg?" Gij blijft God voor eeuwig, en wij zijn Uw hongerige kinderen, tezamen vergaderd vanochtend. Want er staat geschreven: "De mens zal leven bij elk Woord dat de mond Gods uitgaat." Zegen ons in ons samenzijn en al deze mensen, Here, die gekomen zijn van honderden, ja duizenden kilometers ver. We bidden dat als ze naar huis gaan, hun harten verzadigd zullen zijn van de goede dingen van de genade en de barmhartigheid van God. Want wij vragen het in Jezus' Naam, Amen.
59 Een erg vreemde, korte tekst. Drie woorden waarover ik wil spreken vanuit alles wat is voorgelezen. U zou kunnen zeggen: "Dat is erg weinig, drie woorden uit alles wat u gelezen hebt, een gedeelte van twee hoofdstukken uit de Bijbel." Maar ik deed dit als achtergrond, om deze drie woorden te nemen: "Zijn Woord bewijzend."
60 Weet u, er is een Schriftgedeelte in de Bijbel, in 1 Thessalonicensen 5:21, waar geschreven staat: "Beproeft alle dingen, behoudt het goede." Indien iets beproefd is, zal het juist of onjuist bevonden worden. En wanneer iets nog twijfelachtig is, zou het beproefd moeten worden, totdat u uitvindt wat juist is; en dan als u vindt wat juist is, zegt het Woord: "Houd vast." Met andere woorden: "Grijp het; laat het niet los! Houd het vast." Met andere woorden: "Houd het stevig vast, zodat het u niet zal ontglippen." Houd vast aan hetgeen juist is, nadat het is bewezen juist te zijn. En alles wat bewezen is onjuist te zijn, laat dat zo snel als u kunt los en ga ervan weg. Houd nooit vast aan het verkeerde.
61 Nu, het is mogelijk dat trouwe Christenen, fijne mensen, soms vasthouden aan het verkeerde, denkende dat het juist is. Maar dan zouden deze dingen beproefd moeten worden of ze juist of verkeerd zijn. En het is de plicht van ons allemaal, als wij verwachten naar de hemel te gaan wanneer Jezus komt. Het is de plicht van de prediker, wanneer er een vraag naar voren gebracht wordt, dat hij het oplost en het dan bewijst voor de mensen, zodat ze het kunnen begrijpen; omdat niemand verkeerd bevonden wil worden, vasthoudende aan het verkeerde.
62 Dus we hebben een Schriftgedeelte (en Jezus zei dat alle Schrift vervuld moet worden), dat we alle dingen zouden moeten beproeven om ze dan vast te houden of stevig vast te klemmen. Krijg er een dodelijke greep op. Laat het niet los. Houd vast aan hetgeen goed is.
63 Ik herinner me dat ik op school wat leerde en velen van u hebben dezelfde les geleerd. Wanneer je een som opgelost hebt, hem hebt uitgewerkt, dan kun je het antwoord nemen en het door middel van de som bewijzen. Hoeveel deden dat ooit? Ieder van u natuurlijk. Dan hoeft u zich geen zorgen te maken of uw antwoord juist is of niet. Het antwoord op de som moet bewezen worden door de som. Daardoor weet u dat u het juiste antwoord heeft. Indien u op uw lei of blaadje al uw antwoorden hebt bewezen door het in te vullen in de som, dan hebt u het. Niemand kan zeggen dat het fout is, u moet wel een... Indien u uw werk netjes en correct doet, zoals het gedaan moet worden en uw antwoord is bewezen, dan kunt u achterover gaan zitten en rusten met de zekerheid dat u een 10 zult krijgen op het blaadje papier dat u inlevert, omdat het bewezen is. Bewezen door de proef op de som.
64 Nu is er ook een oud spreekwoord dat zegt: "Bewijs het en ik zal het geloven." Een van onze staten in het land heeft als motto: "Ik kom uit Missouri, toon het me." Met andere woorden: "Bewijs het mij; ik kom uit Missouri." Maar dit werkt niet altijd, omdat God in elk tijdperk het werk vervuld en bewezen heeft, dat Hij voor dat tijdperk heeft beschreven en in Zijn Woord heeft gesproken; en telkens als Gods Woord bewezen is in het tijdperk heeft de meerderheid het afgewezen. Dus: "Bewijs het en ik zal het geloven" gaat niet op. U kunt alleen geloof hebben als God u geloof geeft. Geloof is een gave van God. Hoe religieus u ook mag wezen, toch moet u geloof hebben en uw geloof kan alleen rusten (indien u een Christen bent) op het bewezen Woord van God.
65 Nu onthoud, God bedeelde Zijn Woord toe aan elk tijdperk en voorzegde wat er zou gebeuren in dit bepaalde tijdperk waarover Hij sprak. Nu, als Mozes gekomen was met de boodschap van Noach, zou het niet gewerkt hebben. Indien Jezus was gekomen met Mozes' boodschap, zou het niet gewerkt hebben. Of de ene profeet zou zijn gekomen met de boodschap van de andere profeet; het zou niet gewerkt hebben. Maar door Zijn profeten heeft Hij het geheel van alles van Hemzelf en Zijn plan geopenbaard. Daarom kan aan de Bijbel niet één woord toegevoegd worden of één woord ervan afgenomen worden.
66 Dus als u de proef op uw som neemt door het antwoord van uw som te nemen, waarom niet het antwoord bewijzen, dat we nu krijgen door het Woord van dit tijdperk? Als de Bijbel zegt dat iets bepaalds moet gebeuren in dit tijdperk en het staat in de Bijbel, zal het gebeuren. Als uw antwoord, dat u de mensen probeert te vertellen, is bewezen door het Boek, dan is het waar. Het is waar. Indien het tegengesteld is, is het niet waar.
67 Nu bekijken we er nog een. U heeft ze ongetwijfeld horen zeggen: "Zien is geloven." Dat is een ander oud gezegde dat we hier hebben. Maar dat werkt ook niet. Het werkt niet, omdat de mens ergens rechtstreeks naar kan zitten kijken en toch zullen ze het niet zien. Het Engelse woord 'see' heeft zoveel verschillende betekenissen. 'Sea' kan betekenen: een massa water'. En 'see' zou begrijpen' kunnen betekenen. See zou kunnen betekenen: er naar kijken'; o, er zijn allerlei soorten woorden die je kunt gebruiken. Maar wanneer u zegt: "Zien is geloven", dan vergist u zich.
68 Als u het begrijpt, gelooft u het. Jezus zei: "Tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk niet zien." Met andere woorden: 'Het Koninkrijk begrijpen', omdat het Koninkrijk de Heilige Geest in u is. Dus u moet begrijpen wat dit in u is. De enige manier waarop u het zult begrijpen, is het te vergelijken met wat het u laat doen en wat de Bijbel zei dat het u zou laten doen. Dan is uw probleem opgelost. Dan... Hij is die Heilige Geest.
69 Dus zien is niet geloven. Ik kan bewijzen met de zintuigen van het lichaam, dat zien niet geloven is. Ik kan deze fles met olie niet zien. Ik kan het niet zien omdat het achter me is, maar ik heb een zintuig van gevoel dat me vertelt dat ik hem in mijn hand heb. Nu, ik kan het niet zien. Het is onmogelijk. En nu kan ik er niet bij. Het is onmogelijk en toch geloof ik het. Dit, zien is geloven. Dit, voelen is geloven. Als ik nu mijn ogen sluit, zie noch voel ik het, maar als ik het dichtbij zet en het kan ruiken, geloof ik nog steeds dat het er is. Dus: "Geloof is de vaste grond van de dingen die men hoopt, het bewijs..." Niet zien, proeven, voelen, ruiken of horen. U gelooft het! En geloof moet een rustplaats hebben. En alles wat in tegenstelling is met het Woord van God, geloof in God kan geen rustplaats hebben, tenzij het een belofte van God is; en daar neemt het zijn eeuwige standplaats.
70 Maar voor de ogen van al deze twijfelende tijdperken, en de dingen die we doormaakten en waarin we tegenwoordig leven, het ergste van allemaal, voor de ogen van al deze twijfel, gaat God gewoon door met te bewijzen dat Zijn Woorden waar zijn, zoals Hij in elk tijdperk gedaan heeft. Ongeloof houdt God niet tegen. Het belemmert Hem niet. Het maakt me niet uit hoe ongelovig de wereld is, het zal toch gebeuren. Ongeloof doet niets dan de ongelovige veroordelen. Het ongeloof zal de ongelovige naar de hel sturen en hem beroven van iedere zegening die God hem beloofde, maar het belemmert God niet om gewoon door te gaan met de gelovige. Ziet u, ongeloof houdt God niet tegen. Het houdt slechts de ongelovige tegen.
71 U zegt: "De zon zal morgen niet schijnen. Ik zal hem tegenhouden." Probeert u het. In orde, u kunt dat niet. God heeft het ingesteld en gezegd dat hij zou schijnen en hij zal schijnen. Dat is alles. Hij zei dat hij het zou doen. Er zouden wat wolken voor kunnen zijn, maar desondanks schijnt het als altijd. U kunt God daarmee niet tegenhouden.
72 Hoe maakt Hij Zijn Woord bekend aan de mensen? Ten eerste, God wist dat er ongelovigen zouden zijn... Nu, let op de wijsheid van God; wetende dat er ongelovigen zouden zijn, hoe de meerderheid ongelovig zou zijn, bestemde Hij door voorkennis een zaad voor, voor elk tijdperk, dat het wel zou geloven. Nu, als u daar op let... want elk tijdperk gaat regelrecht door met Zijn Woord, alles precies op tijd. Niets belemmert God. Hij gaat regelrecht door en elke tik beweegt gewoon precies goed. We denken soms dat het niet goed zal gaan. Wees niet bezorgd, Zijn klok is helemaal precies ingesteld tot op een ondeelbaar moment, en alles werkt precies goed.
73 Als ik soms zo om me heen kijk en deze 'Ricky's' en 'Ricketta's' zie, die we tegenwoordig hebben, en op de straten en hoe alles eraan toe gaat, denk ik: "O God."
74 "Wacht eens even," zegt Hij, "Mijn uurwerk loopt precies helemaal juist. Ik moet u op dezelfde basis stellen als de eerste mensen in hun dagen. Ik stel u op dezelfde basis als Luther, op dezelfde basis als Wesley." Want, ziet u, zonde werd toen nog niet zo gekend als nu. Als we nu meer kennis hebben gekregen, dan we toen hadden, en als de vijand binnenkomt als een vloed, richt de Geest van God er een standaard tegen op. Ziet u? En tegenwoordig hebben we meer kennis, meer begrip, dus stromen de rivieren van ongeloof krachtig naar binnen, maar God richt er een standaard tegen op. Maar onthoudt, Hij is altijd... de reden dat Hij deze dingen voorbestemd heeft om te gebeuren; Hij voorzegde door Zijn profeten dat ze zouden gebeuren. En wanneer de rechtvaardigen deze dingen bevestigd zien, weten ze dat het waar is. Ongeacht wat iemand anders zegt, ze weten dat het juist is.
75 We ontdekken hier (volgens mij is het in 1 Thessalonicensen) dat Hij zei: "Hij heeft ons voorbestemd tot de aanneming van zonen door Jezus Christus." God zei niet: "Ik kies jou, en jou kies Ik niet", maar door Zijn voorkennis wist Hij wat u zou doen. Dus door voorkennis kon Hij het in orde plaatsen en heeft Hij alles zo gemaakt dat het meewerkt ten goede voor Hem en ten goede voor u.
76 In Genesis vertelde God aan Adam en Eva wat er zou gebeuren als ze Zijn Woord niet geloofden. Nu, Hij stelde goed en kwaad voor hen. En Hij zei: "De dag dat gij daarvan eet, zult gij sterven." En God bedoelde precies wat Hij zei. Dat doet Hij altijd. Hij meent wat Hij zegt.
77 Satan leidde haar ertoe het niet te geloven, want Satan zelf geloofde het nooit. Hij gelooft het niet, dus leidde hij haar ertoe het niet te geloven. Hij doet nog steeds hetzelfde en hij onderwijst anderen hetzelfde en zij geloven het niet, net als zij. God verschanste Zijn volk achter Zijn Woord. Dat is uw enige verdediging. Niet uw denominatie, niet uw vader of uw moeder, dat is allemaal goed, maar achter Gods Woord. Dat is de plaats waar de gelovige beschermd is, achter het Woord. Die kleine toegang werd daarbinnen verbroken met een beetje: ' ik vraag me af of het goed is of niet? Het zou niet...' Redenering kwam binnen en nam de plaats in van het geloof. Ze verbraken de slagbomen en God hield Zijn Woord. Hij volvoerde het. Satan probeerde haar ertoe te krijgen het niet te geloven of te redeneren.
78 Redeneer er niet mee! U zegt: "Wel, volgens mij..." U hebt het recht niet! Als God iets zegt, dan is de manier om het te doen precies zoals Hij het zei. U zegt: "Wel, ik denk..." Maar u hebt helemaal geen gedachte die opkomt. Laat de gezindheid die in Christus was, in u zijn, en Christus is het Woord! Laat het Woord in u zijn; alle andere woorden zijn verkeerd, Christus' Woorden zijn juist! Anderen geloven hem in al zijn redeneringen, zoals zij redeneerde: "Wel, waarom zou God dit doen? Is dit nu niet net zo goed als dat?" Niet als het in tegenspraak is met het Woord! Dus als iets, welke leraar, welke Bijbel-uitlegger, of wie anders dan ook u iets zou onderwijzen of u iets zou laten geloven, één jota verschillend van wat deze Bijbel zegt, is het valse lering! Het is Satan weer, precies zoals het bij Eva was. God gaat gewoon door, het doet er niet toe wat Satan doet, God gaat gewoon door te bewijzen dat het zo is.
79 Nu, kijk wat hij tegen Eva zei. "Zeker zal je niet sterven. Je zult wijs zijn." Dat is waar de wereld tegenwoordig naar uitkijkt: wetenschappelijk bewijs, de een of andere wijsheid van een mens. En hij zei: "Zeker zal je niet sterven."
80 Maar God had gezegd: "Gij zult sterven" en God bewees dat het zo was. We kunnen zien dat Hij meende wat Hij zei. Ga hier maar naar het kerkhof, dan zult u weten of Hij het meende of niet: "De dag dat gij ervan zult eten, zult gij sterven." En als u hier naartoe gaat en elk mens van elk tijdperk nagaat, dan is er nooit een mens geweest die duizend jaar oud werd. God bewees Zijn Woord, Hij zal het elke keer doen.
81 Maar onthoud, Hij houdt evenzeer elk van Zijn beloften van zegeningen, precies als Zijn vervloekingen. Omdat zij daarvan aten, stierven zij die dag; en Hij bewijst het aan u, dat ze de dag dat ze ervan aten, inderdaad stierven. Hij houdt ook elk Woord dat Hij zei over Zijn zegeningen. God houdt elke belofte. O, daar houd ik van! U moet kiezen wat u wilt: Zijn zegeningen, door het te geloven, of Zijn vervloekingen door het te verdraaien. Als u het verdraait en de verdraaide kant ervan gelooft, dan bent u vervloekt. Als u het gewoon gelooft zoals Hij het schreef en er aan vasthoudt, dan bent u gezegend. En het is altijd in tegenspraak met de wetenschap. Altijd tegengesteld aan de wetenschappelijke wijze van mensen om dingen aan te tonen. Want Hij houdt elk Woord, zowel van Zijn zegeningen als van Zijn vervloekingen.
82 Toen mannen en vrouwen zo zondigden in de antediluviaanse wereld tegen Zijn ware Woord, (Adam en Eva zondigden tegen Zijn ware Woord) begonnen alle generaties die volgden hetzelfde te doen. Toen sprak Hij de dood over hen uit en uiteindelijk kwam het tot een totale, complete vernietiging van alles op de aarde, ze werd bedekt met het water. Hij waste haar helemaal af met water.
83 Nu, dezelfde God die een totale vernietiging bracht aan alles op de aarde, al het gewas, elk schepsel, behalve wat Hij spaarde en opnam boven de aarde; alles wat Hij beloofde dat Hij zou doen, dat deed Hij. En dezelfde God die het water beloofde en Zijn Woord hield, dezelfde God belooft het vuur en Hij zal Zijn Woord houden. Hij zal Zijn Woord houden.
84 Nu wat deed Hij? Hoe kenden zij Zijn Woord? Door de wijze waarop Hij altijd handelt en waarop Hij Zichzelf bewijst. Voordat Hij enige schade aanricht of enig oordeel velt, zendt Hij de mensen altijd het Woord en waarschuwt Hij de mensen altijd. O, daar houd ik van! Dan kunnen we precies zien waar we aan toe zijn.
85 Er waren allerlei soorten predikers en genootschappen in de dagen van Noach en er waren allerlei godsdiensten in de dagen van Noach. Want Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn in de dagen van de Zoon des Mensen." Maar daar verscheen een profeet op het toneel en hij begon iets te doen. Hij begon een ark te bouwen. God zond Zijn profeet, Noach, om te bewijzen dat Hij Zijn Woord had gezonden en om hen te vertellen dat er een vernietiging op komst was, dat Hij de wijze van doen van de mensen niet kon verdragen en dat Hij de mens, die Hij eens had geschapen, moest vernietigen.
86 Nu kwam het Woord altijd tot de profeet. Hij verandert nooit. Maleachi 3 zei: "Ik, de Here, word niet veranderd."
87 Noach werd tot een wetenschappelijk tijdperk gezonden met een onwetenschappelijke boodschap. Noach werd naar een intellectueel tijdperk gezonden met een niet-intellectuele boodschap. Hij werd tot een tijdperk van wetenschap gezonden, terwijl hij een boodschap van geloof en belofte had aan een wetenschappelijk tijdperk. Zou u geloven dat een wetenschappelijk tijdperk een onwetenschappelijke boodschap zou geloven? Een tijdperk van groot intellect, en zou u dan geloven dat ze geloof zouden hebben in iets wat absoluut onnozel leek voor het menselijk verstand? Maar God doet het altijd op die manier. Noach was een bevestigde profeet van de Heer en het was Gods boodschap van het uur. Hij moest dat geloven, de mensen moesten zijn boodschap geloven nadat hij door God bevestigd was, dat het Gods Woord was; en God zou Zijn Woord houden.
88 Het is tegenwoordig hetzelfde. We zijn in de eindtijd. Nu, deze mensen zouden het geweten moeten hebben. Nu, let op. Noach was een type van de Joden, die door de verdrukking heengedragen zullen worden. Henoch was een type van de ware boodschap, van de verandering van de gemeente; want Henoch werd opgenomen en daarna kwam de zondvloed. En beiden... de eerste profeet, Henoch, werd uit de weg genomen zodat Noach verder kon gaan met zijn... zodat God verder kon gaan met Noach. Nu zal de gemeente weggenomen worden, zodat God weer kan handelen met de Joden, het overblijfsel van de Joden, de honderdvierenveertig duizend, zoals we dat hebben doorgenomen in de Schriften hier.
89 Maar voor de ogen van heel dat wetenschappelijke, ongelovige tijdperk, bewees God dat Zijn Woord van belofte waar was door hen de zondvloed te zenden. Onthoud nu, in de dagen van Noach had het nooit geregend op de aarde. God liet een damp opkomen van de aarde om die te bevochtigen, maar het had nooit geregend. Maar Noach zei: "Het zal gaan regenen!" Nu, dat was...
90 Ze konden een instrument nemen, het omhoog schieten in de lucht en zeggen: "Er is daarboven geen vocht. Er is daar geen regen. We kunnen bewijzen dat daar geen regen is."
91 Ongeacht wat de wetenschap zei, God zei dat het zou gaan regenen. Dus dat maakt het vast. Nu, wat deed God? Naar mijn mening, toen enkelen van hen de wereld een beetje deden schudden, werd deze uit haar stand geworpen, ze werd zo teruggeworpen en doordat de warmte van de aarde in de kou kwam, ontstond de vochtigheid. De wereld was eerst bedekt en de atmosfeer daarboven, de vochtigheid in de lucht kwam tezamen in een soort wolk en liet het vocht dalen. Dat was alles.
92 Nu weten we tegenwoordig dat er daarboven vuur is, omdat de gassen in de aarde zijn. De Bijbel zei dat "de hemelen en aarde voorbij zullen gaan met een groot gedruis, en de aarde zal smelten met vurige hitte". Dus weten we dat het daarboven is. Dan is het gewoon hetzelfde als in de dagen van Noach.
93 En onthoud nu; de boodschap van Noachs tijd was alleen door geloof en was niet wetenschappelijk bewezen. Maar tegenwoordig is de boodschap overeenkomstig het Woord van God èn wetenschappelijk bewezen. Elia kwam eerst, wonderen doende, helemaal niet predikend, slechts van plaats tot plaats gaande, wonderen verrichtende. De volgende keer kwam hij in de vorm van Johannes de Doper. Hij deed geen wonderen, hij predikte slechts. En de derde keer dat hij komt, doet hij zowel wonderen als dat hij predikt. Zie nu hoe de Schriften in samenhang verlopen! We zouden daar gewoon een heleboel tijd aan kunnen besteden, maar we zullen dat niet doen; we zullen het overslaan, omdat ik geloof dat u de gedachte begrijpt.
94 Hij handelde in dat tijdperk precies zoals Hij in alle tijdperken deed, en zoals Hij zal doen, precies zoals Hij beloofde te doen. God belooft iets en komt dan neer en bewijst dat Zijn Woord juist is. Allen die geloven, allen die de boodschap geloofden van dat tijdperk kwamen binnen en waren gered. Zo zal het in elk tijdperk zijn. Allen die de boodschap en de boodschapper niet geloofden kwamen om.
95 En allen die waarlijk het Woord van God vandaag geloven, zullen eruit genomen worden. Allen die het Woord van God niet geloven, zullen met de wereld vergaan, omdat ze van de wereld zijn; en alles wat in de wereld is, moet omkomen met de wereld. En alles wat in God gered is, moet in God zijn en kan niet omkomen. "Ik zal hen eeuwig leven geven en hen opwekken ten jongste dage." Nu, wat een troost voor elke gelovige, te weten dat wanneer u in Christus bent, dat zo zeker als God Zijn Woord houdt en de wereld doet omkomen, Hij Zijn Woord houdt, Zijn volk opwekt en hen redt. Hij bewijst het.
96 Hij bewees dat Zijn Woord van belofte waar was aan Abraham in zijn tijdperk. Let op, het was onwetenschappelijk voor Abrahams tijdperk dat een man van honderd jaar oud en een vrouw van negentig jaar oud een kind zouden krijgen. Ze waren die leeftijd ver voorbij. Abraham kon het niet uitleggen. Hij kon naar de dokter zijn gegaan en gezegd hebben: "Dokter, is het mogelijk?"
97 "Het is onmogelijk." Hij zou naar het ziekenhuis gaan om voor de moeder voorbereidingen te treffen om de baby te krijgen, of wat het ook zou zijn als u het met dit tijdperk wilt vergelijken. Ze zouden hem voor gek verklaren. "Hij is buiten zinnen."
98 Maar God zei...! De Bijbel zei in het vierde hoofdstuk van Romeinen dat Abraham niet aan de belofte van God twijfelde door ongeloof, maar versterkt werd, God prijzende. Want hij bleef standvastig, als ziende de Onzienlijke, en was tevreden en hield vol, vasthoudend! Hij was er volledig van verzekerd, dat God bij machte was hetgeen Hij beloofd had ook te volbrengen. En wij worden verondersteld zijn kinderen te zijn! Amen! Nu voel ik me religieus. Bedenk dat slechts! O, Hij bewees het. Na al die jaren, veranderde Hij Abraham en Sara terug in een jonge vrouw, en ze kregen het kind en Abraham en Sara leefden nog vijfenveertig jaar. Toen stierf Sara, en Abraham hertrouwde toen hij honderdvijfenveertig jaar oud was en kreeg nog zeven zonen, afgezien van zijn dochters, terwijl hij voorbij de tijd was dat hij zaad kon dragen! Hij was steriel! Hij had geen zaad, geen leven meer in zich, al bijna meer dan honderd jaar daarvoor niet meer. Amen! Waarom? Hij zag zijn eigen lichaam niet aan. Hij keek niet naar de dorheid van Sara's schoot. Hij zag slechts op wat God zei en wist dat God zou bewijzen wat Hij zei. Amen! God bewijst wat Hij zegt dat Hij zal doen. Te midden van onwetenschappelijke en wetenschappelijke dingen, te midden van alles, wat het ook is, bewijst God dat Hij juist is, dat Hij altijd Zijn Woord bewijst. Hij is juist en alle anderen zijn fout.
99 Hij bewees het ook aan Lot toen Hij zei: "Indien gij niet uit deze stad vertrekt... Ik zal haar verbranden." En Hij vertelde Abraham als Hij tien mensen zou kunnen vinden, Hij de stad zou sparen. Maar Hij kon geen tien man vinden. Dus bewees Hij dat Zijn Woord juist was.
100 "Waar komt het vuur vandaan? Het is niet hier buiten op deze vlakten of buiten in deze modderputten." Maar God had het gesproken en Abraham wist dat het zou gaan gebeuren. Lot wist dat het zo was en hij ontvluchtte naar de berg.
101 Hij beloofde dat zijn zaad een vreemdeling zou zijn in een vreemd land en verkeerd beoordeeld zou worden door het volk en dat ze (Abrahams zaad) gedurende vierhonderd jaar tussen vreemdelingen zouden verblijven bij een vreemd volk. Hij vervulde Zijn Woord precies zoals Hij had gezegd dat Hij zou doen. Abrahams zaad verbleef in Egypte gedurende vierhonderd jaar. Hij beloofde hen ook met een machtige hand te bevrijden. Met een sterke hand zou Hij het volk uit de Egyptische slavernij bevrijden, en Hij hield Zijn Woord. Kijk wat Hij moest doen om die kinderen in Egypte te krijgen. Het leek of een ramp hen in alles overviel.
102 Het moet verschrikkelijk voor Jozef geweest zijn om als dood beschouwd te worden en voor die arme Izaäk... of Jakob, zijn vader... of Izaäk, zijn vader... voor Jakob liever, dat was het. Izaäk was zijn grootvader. Voor Jakob, zijn vader, te geloven dat zijn eigen zoon door dieren gedood was. Hoe zwaar was het voor Jozef te weten, die arme kleine knaap, weg van zijn volk, verraden door zijn broeders, in een put gegooid, verondersteld dood te zijn; schapenbloed werd op zijn jas gedaan. Toen ze een lam geslacht hadden om op te eten, deden ze er bloed op en brachten het naar zijn vader; dit alles wetend. Maar Jozef kon één ding onthouden: dat de hand des Heren op hem was. Hij wist dat hij een gelovige was. Ongeacht hoezeer zijn broers hem eruit wierpen of dat er geen samenwerking was of iets anders, Jozef wist dat God Zijn Woord zou houden. Toen hij dat visioen zag waarin zij zich allen voor hem neerbogen, wist hij dat dat moest komen te gebeuren, omdat het 'ZO SPREEKT DE HERE' was. Amen. Het maakt me niet uit hoe onlogisch het leek, Jozef wist dat het de waarheid was. Hoe zwaar de taak ook was en waar hij ook door heen moest gaan, hij wist dat op een dag, elk van hen zich voor zijn voeten zou neerbuigen. Hoe zou hij dat doen, terwijl ze hem haatten? Maar hij wist dat God elke keer Zijn Woord zou bewijzen.
103 Zo zal Hij het vandaag doen! God zal Zijn Woord zo bewijzen, ongeacht of de wetenschap zegt: "Het kan niet." Hoe ontwikkeld en intellectueel we ook worden, hoe de kerken ook zijn afgegleden in een hoop vormelijkheid enzovoort, God zal toch de juistheid van Zijn Woord bewijzen. Rust u in dat Woord.
104 Ja, Jozef moest veel doormaken, doordat hij ginds naar Egypte ging, maar God nam hem eruit, precies zoals Hij had gezegd. Een erg mooi type van vandaag, als we tijd hadden erop in te gaan. (Volgens mij hebben we dat eerder doorgenomen hebben hier in de Tabernakel.) Maar God hield Zijn Woord, omdat zij daar moesten verblijven. Het was moeilijk voor die Hebreeën-kinderen daarginds in Egyptische slavernij, die gezegend waren geweest en hen de vrucht van de beste plaats van het land, Gosen, gegeven was, om dan te ontdekken dat ze slaven moesten worden. Die moeders, die de vrucht van hun schoot, hun lieve, kleine baby, in de handen van de Egyptische soldaat moesten geven. Ze zagen hem daar staan terwijl hij een groot mes nam, de baby gewoon opensneed, op de grond wierp en aan de krokodillen voerde. Nu, het was een moeilijke zaak voor hen om daar doorheen te gaan.
105 Maar op een dag werd het voorbestemde zaad geboren, een kind dat schoon was. Er was iets met hem, wat vreemd leek. Daar aan de achterzijde van de woestijn, kwam op een dag de Heilige Geest neer in de vorm van een Vuurkolom, daalde neer in een struik en zei: "Ik heb de verzuchtingen van Mijn volk gehoord en Ik gedenk Mijn belofte. De tijd van bevrijding is nabij en Ik zend u daar heen om het te doen." Met een stok in zijn hand, zijn vrouw met een baby op haar schoot op een muildier, deed hij het door de kracht van de almachtige God. Zoiets belachelijks! Wat zou een kromme stok zijn tegen tienduizend speren? Maar ziet u, God was erin. Het hangt ervan af waar Zijn Woord is. Mozes had Zijn Woord, Farao had speren. Mozes had het Woord.
106 Dat was alles wat hij nodig had; het Woord. Dat is alles wat u vandaag nodig heeft. Het is niet een geloofsbrief van de een of andere kerk. U heeft geen denominatie nodig om u te ondersteunen. U heeft het Woord nodig om mee in de opname te gaan. U heeft niet een of andere geloofsbrief nodig. U heeft niet een of andere lange geschiedenis van enige school nodig om vanochtend genezen te worden. U moet het Woord aannemen. Dat is het!
107 U heeft niet het woord van de dokter nodig. Als de dokter zegt dat hij alles heeft gedaan wat hij kan, is dat alles wat hij kan doen. Als hij zegt dat u kanker heeft, tumor, dat u blind wordt, dat u doof of stom bent; wat het ook is, dat doet er niet toe. Als u dat Woord kunt nemen door die brandende belofte van de struik daarginds, amen, dan zal er iets gaan gebeuren. God zal bewijzen dat Zijn Woord zo is, telkens wanneer het wordt ontvangen in de juiste soort grond. Dat is wat u nodig heeft; Zijn Woord. Hij bewijst het. Hij houdt het. U kunt ervan gerust zijn dat het juist is.
108 Hij bewijst Zijn Woord in elk tijdperk op de meest ongebruikelijk wijze, maar Hij doet het altijd op dezelfde wijze. Ziet u? Wat deed Hij in de dagen van Noach, toen Hij op het punt stond het overblijfsel te bevrijden? Hij zond hen Noach, de profeet; Hij zond Noach, een teken.
109 Let nu op als Hij komt om de kinderen van Israël te bevrijden. Wat doet Hij? Zijn zelfde manier; Hij zendt Zijn profeet. Zijn profeet ontving het Woord. De tekenen en wonderen van het beloofde Woord ondersteunen dat het precies de Waarheid is. Israël maakte haar opmars naar het beloofde land, omdat ze het geloofden.
110 En tijdens de woestijnreis gebeurde het dat ze deze profeet niet meer geloofden, na gezien te hebben dat het Woord zo bevestigd werd. De bruid raakte uit de pas. (U weet waarover ik spreek. In het visioen raakte ze uit de pas.) Er stond iemand op, genaamd Jozua en Kaleb en zij geloofden dat het Woord der belofte waar was, ongeacht wat de omstandigheden waren.
111 Kijk toen zij bij Kades-Barnea kwamen. Bij Kades-Barnea zond Mozes één van elke stam uit om het land te gaan verspieden, om te zien van welke kant ze moesten binnengaan. En hij zond zijn generaal, Jozua, die een profeet was, hij zond een kleinere profeet onder Mozes. Jozua luisterde naar Mozes. En hij zond hem uit en hij zei: "Ga uit en verspied het land."
112 De generaal ging uit en koos zich een man uit elke stam en ze vertrokken. Hij nam Kaleb, zijn naaste vriend, omdat hij wist dat Kaleb geloofde. Zij gingen het beloofde land binnen en kwamen terug met een tros druiven waar twee mannen voor nodig waren om ze te dragen. Ziet u? Hij zei: "Zo zal Israël het bewijs hebben voordat ze zelfs tot de belofte ingaan. Zij zullen het bewijs hebben dat God zei, dat het een goed land is, dat het gevuld is met melk en honing. Het is een prachtig land. Het is een goed land. Al deze oude knoflook en prei en wat je ook maar hebt hier in Egypte; nu brengen we jullie naar een land van melk en honing. U heeft waarschijnlijk noch melk, noch honing geproefd, al deze jaren ginds in Egypte; ze gaven u slechts het slavenrantsoen. Maar nu gaan jullie naar dit land." Precies op die tijd, ongeveer in een dagreis, kwamen ze bij Kades-Barnea, waar de grote oordeelstroon van de wereld was en ze stopten onder die grote palmbomen daarbuiten bij de bronnen en legerden zich. Hij zei: "Nu, om het volk te laten weten..." Zie wat een perfect, wat een werkelijk volmaakt bewijs het is. Hoe God dat doet precies zoals Hij het heden doet. Hij zei: "Nu, God heeft gezegd dat het land geweldig is. Voordat jullie oversteken, wil ik dat jullie zien dat het land geweldig is. Breng voor mij enig bewijs mee van het land en toon het aan de mensen."
113 Dus gingen ze daarheen. En nu, zoals altijd wanneer u een bewijs meebrengt, ligt daar de vijand op de loer. Toen enige van die knapen die grote reuzen van Kanaän zagen, oh, zeiden ze: "we kunnen het niet." Maar ze brachten het bewijs mee terug, dat het land daar was. Ze waren niet valselijk geleid geweest. God bewees hen Zijn Woord, zelfs voordat ze het land binnengingen.
114 Kunt u vandaag niet zien, dat als u zestienhonderd kilometer wilt rijden om het Woord te horen en het bewezen en bevestigd ziet worden, dat dat het bewijs is dat het een geweldig land is? U kunt een uitgeteerde man zien liggen, stervend aan kanker, die gezond wordt. Als wij de Woorden Gods, die Hij sprak, in deze dag zien gebeuren en bevestigd worden, is dat het bewijs dat Hij Zijn Woord houdt. Daar is een geweldig land. Als mijn leven bijna verdwenen is, en God komt neer en spaart het weer, dan toont dat dat er een bewijs is van een eeuwig leven. Waar u eens geen voet over de drempel van die kerk gezet zou hebben, staat u nu in de rij om binnen te komen. Het is een bewijs. God houdt Zijn Woord en bewijst aan u dat het waar is.
115 U rijdt duizenden kilometers. Ik kwam hier naar toe op een ochtend en keek rond en zag mensen hun baby's voeden uit een Coca-Colafles en wat granenontbijt, ongeveer vijf uur 's ochtends, zittend op dat terrein. Ik dacht: "God, ik zou de laagste huichelaar zijn van de wereld, om die mensen die hele afstand te laten komen en hen dan iets te vertellen wat verkeerd was. Want ik voel met hen mee en mijn hart gaat naar hen uit. Zij zijn hongerend en dorstend naar God. Help me, Here, hen de waarheid te vertellen, of neem me weg van deze wereld. Laat me deze mensen de Waarheid vertellen, zo helpe mij God." Ik zei: "Houdt U mijn hand vast en laat me weten wat de Waarheid is, en ondersteun het met een bevestiging dat hetgeen ik zei de Waarheid was, zodat ze zullen weten dat het de Waarheid is. Laat die arme mensen niet misleid worden. Nee." Wat gaat mijn hart uit naar zoiets als het zien van gelovige mensen.
116 Ik stel me voor dat Jozua hetzelfde dacht die dag toen hij hen vergaderde en ze hun kleren zag wassen om gereed te zijn op de derde dag. Ja, Hij bewees het. Wat zei Jozua toen? Toen ze zeiden: "O, we kunnen het niet. U kunt het gewoon niet. We zullen uit onze organisatie moeten gaan. We zijn verloren. We zouden het nu niet kunnen. We kunnen dit gewoon niet doen, omdat het niet redelijk is!" Toen Jozua hen daarheen leidde was het in de maand april, toen het water hoog was en de Jordaan bijna net zo breed was als de Ohio-rivier. Het leek of God een vreselijke fout maakte.
117 Weet u, soms wordt u ziek en u zegt: "Wel, ik ben een Christen. God maakte een vergissing. Hij liet me ziek worden, terwijl ik een Christen ben." Beseft u niet dat de Bijbel zei dat alles zou meewerken ten goede voor hen die God liefhebben?
118 Waar Jozua hen nu heenleidde... Nu, de Jordaan is echt ondiep. U kunt er bijna overal doorheen waden, tenzij u stuit op een watergat, waar het tamelijk diep is. Met al de kleine inhammen en zo, daar op de oevers waaraan Jericho lag; u kunt erdoor waden. Het is niet veel dieper dan tot de enkels. Je kunt erdoorheen rijden in een jeep, te paard erover steken, erdoor lopen, van alles. Maar hij leidde hen daar omstreeks april, wanneer het land daar bijna anderhalve kilometer overstroomd is. Het water was daar toen waarschijnlijk negen tot twaalf meter diep. En hij zei: "De derde dag steken we over. God heeft het gezegd! Roep het volk tezamen en heilig hen, want de derde dag steken jullie de Jordaan over." Ziet u hoe God dat laat gebeuren? Gewoon om Zijn volk eruit te trekken. Wat deden ze? Ze heiligden zich en maakten zich gereed. Ongeacht hoe diep het water was, hoe modderig het was, of hoe snel de stroming was. Ze wisten dat God Zijn Woord zou bewijzen.
119 Ongeacht hoe dicht u bij de Jordaan bent, ongeacht wat uw omstandigheden zijn, als u alleen die belofte van God in uw hart kunt vasthouden, dan zal God bewijzen dat het zo is. Te midden van alle ongeloof, zal Hij nog steeds bewijzen dat het zo is. Omstandigheden stoppen Hem niet, Hij zal nog steeds hetzelfde blijven doen als wat Hij toen deed.
120 Bemerk dat het door Zijn gelovigen was, dat Hij Zijn Woord bewijst. Hij kan Zijn Woord alleen bewijzen... Niet door ongelovigen, het is slechts door de gelovigen dat Hij Zijn Woord kan bewijzen, ongeacht hoezeer de rest van hen beweert het te zijn. "O, ik geloof, broeder!" Indien u dat doet, zal God het ook bewijzen, omdat we het bij de anderen zien. Hoe kunnen wij het dan zeggen? Ziet u, het is door de ware gelovigen dat Hij Zijn Woord bewijst; niet door degenen die zeggen te geloven, maar door hen die werkelijk geloven. Het is door Zijn gelovige kinderen dat Hij Zijn Woord bewijst.
121 Nu, Hij had de gelovigen. De oude oogst was uitgestorven, de ongelovigen, die zeiden: "We kunnen het niet innemen." Hij liet een ieder van hen omkomen. Waarom? Ieder van hen, behalve de gelovigen. Wie waren overgebleven? Mozes was opgenomen in de heerlijkheid, de ongelovigen waren omgekomen in de woestijn en dezen waren hun kinderen. Er waren er slechts twee die overstaken en dat waren de gelovigen, Jozua en Kaleb. Zij waren de gelovigen. Zij waren degenen die overstaken. Het is de enige manier waarop God het kan doen, door Zijn gelovige kinderen. Gelooft u dat? In orde. Zijn gelovigen waren degenen die het deden. Hij gebruikte hen om mee over te steken. Ziet u?
122 Nu wil ik dat u opmerkt dat Hij het in elk tijdperk zo doet. Elke keer doet Hij het met dezelfde methode. Hij moet gelovigen nemen en dan, ten einde gelovigen te hebben om aan dat Woord te voldoen, moet Hij het voorbestemmen voor dat tijdperk. Begrijpt u het? Hij moet deze zaak voorbestemmen om daar te zijn om de uitdaging van het tijdperk tegemoet te treden. Vat u het? Voelt u het? Zag u het? Begrijpt u het? Dat is wat er vandaag gebeurt. Hij bestemde het hiertoe voor, door Zijn voorkennis. Toen Hij het in Maleachi 4 voorbestemde, moest het gebeuren. Wanneer Hij komt en ook maar iets voorbestemt om te gebeuren in Zijn Woord, moet Hij bewijzen dat dat Zijn Woord was. Als Hij iets voorbestemt om te gebeuren en zegt dat het zal gebeuren, weet Hij dat dat zaad daar precies op die tijd zal zijn. Hij bestemde een bruid voor. Ze zal daar zijn. Er zal een opname zijn. Zij zal er zijn. Hij heeft het voorbestemd in Zijn voorkennis. Er is niets wat het zal tegenhouden.
123 God vertelde hen: "Nu, Ik geef jullie een belofte van een beloofd land. Ik vertelde jullie vader, Abraham, dat zijn kinderen hier vierhonderd jaar zouden verblijven."
124 Mozes zei: "Ik ben de profeet des Heren. Let op en zie dat hetgeen ik profeteer komt te gebeuren; dan weten jullie dat ik gezonden ben door de Heer, want u weet dat God u dat alreeds heeft verteld. Als ik dit profeteer en het gebeurt; en dat en het gebeurt; en dit en het gebeurt; telkens op dezelfde manier, dan weet u dat ik gezonden ben door de Heer om het u te vertellen. Nu, er is een beloofd land dat God beloofde. God beloofde dit land. Het is een goed land, vloeiend van melk en honing. Volg mij."
125 En toen zij de woestijn ingingen, waarheen hij moest reizen om hen mee te nemen, de woestijn in. God had hem gezegd hen terug te brengen naar de berg Sinaï. Toen kwam God neer voor heel Israël met een vuurkolom en bevestigde wat Mozes had gezegd dat het daar was, bewijzend dat het juist was. Mozes werd daar bevestigd: "Mozes zei dat Ik op deze berg was, waar Ik aan hem verscheen in de vorm van een brandende struik en nu laat Ik de hele berg branden."
126 Ze zeiden: "Laat God niet spreken, laat Mozes spreken anders zullen wij omkomen."
127 Hij antwoordde: "Ik zal dit niet meer doen. Ik zal hen een profeet opwekken. Hij zal tot hen spreken in Mijn Naam." Dus dat is wat Hij doet, precies de wijze waarop Hij Zijn Woord laat werken.
128 Bemerk dat degenen die niet geloofden, nadat ze zo dichtbij het land waren, geloofden ze niet. U, die aantekeningen maakt, schrijf Hebreeën 6 op, waar staat dat het "onmogelijk is, degenen die eens verlicht zijn geweest en deel hebben gekregen aan de Heilige Geest en daarna afgevallen zijn, weer opnieuw tot bekering te brengen, daar zij wat hen betreft de Zoon van God opnieuw kruisigen en tot een bespotting maken; het is onmogelijk voor hen om gered te worden." Net zo onmogelijk als voor hen die over zouden steken naar dat beloofde land.
129 Mensen zullen regelrecht komen tot de doop met de Heilige Geest. Zij zullen regelrecht tot het Woord komen. Zij zullen opkomen door alle denominaties en alle kerken, alle catechismussen en alles, maar als het op dat Woord aankomt, die grens die overschreden moet worden, zeggen ze: "O, daar weet ik niets van. Mijn kerk onderwijst het niet zo." Het kan me niet schelen wat uw kerk onderwijst; de Bijbel zegt dat het zo is. Dan zegt u: "Hoe weet ik dat het juist is?" Hij bevestigt het en bewijst het!
130 Nu, de Bijbel zei op die dag: "Er is daar een goed land en het is gewoon vol van melk en honing, heerlijke druiven en granaatappels en o, het is een prachtig oord!"
131 Ze zeiden: "Wel, enigen van jullie sluipen naar de andere kant en nemen er een kijkje en komen terug, zodat we deze mensen kunnen vertroosten. We zullen nu direct oversteken, als u allen het slechts gelooft." En weg gingen ze.
132 En hier komen ze terug, twee van hen jubelden gewoonweg: "Prijst God, we hebben het gezien! We hebben het gezien! O, het is prachtig, niets is eraan gelijk!" De overige tien stonden eromheen en zeiden: "O nee, nee, nee, nee! We kunnen het niet doen!" Hoeveel staken over? Deze twee. Dat is juist. Deze twee, omdat ze wisten dat God Zijn Woord als juist zou bewijzen. Bemerk, geen wassende Jordaan, o nee, geen overstroomde Jordaanoevers of geen reuzen van Kanaän konden hen tegenhouden. God bewees dat Zijn Woord zo was. Hij nam hen regelrecht het land in.
133 Hij zal hetzelfde opnieuw doen. Jawel, in de beloften van vandaag. Hij bewijst Zijn Woord. Hoe dan ook, Hij bewijst Zijn Woord.
134 Hij sloot op een dag de muilen van hongerige, mensen-etende leeuwen toe om aan Daniël, de profeet, te bewijzen dat Zijn Woord waar was; dat Hij kon verlossen. Zij hielden die leeuwen, die gevoed werden met menselijk vlees. En zij hielden deze leeuwen hongerig, zodat wanneer een man daar in viel, of een kind, of wat ze daar ook in wierpen, het de doodstraf was, want die leeuwen zouden hen aan stukken scheuren, deze groep hongerige leeuwen. En zij namen deze profeet met het Woord des Heren voor de kinderen van Israël, die had geprofeteerd dat ze die plek zouden nemen. En daar kwamen ze met hem aan. Maar God was er nog niet klaar mee, want Hij wilde Zijn Woord bewijzen, dat Hij hem kon verlossen. Ze hongerden die leeuwen uit en wierpen die profeet erin en ze stormden zo op hem af. Daar stond die Vuurkolom (en elk dier is bang van vuur); daar stond die Vuurkolom en de leeuwen gingen liggen. Hij hield Zijn Woord. Hij is Dezelfde gisteren, heden en tot in eeuwigheid. God houdt Zijn Woord. Hij bewijst het. Hij bewijst dat het zo is.
135 Nu, Hij nam de hitte uit die vlammen weg van de vurige oven om te bewijzen dat Zijn Woord, dat Hij van vuur kon verlossen, zo was. Precies tussen deze vlammen waarin deze kinderen geworpen werden en waarin ze een lange tijd bleven. Zelfs de mannen die hen er in geworpen hadden, deze grote soldaten, die hen daar naar boven leidden, werden gedood door de intense hitte van de oven. God liet het vuur gewoon doorbranden, maar Hij nam de hitte eruit weg. Hij bewijst dat als u Hem trouw blijft, Hij u trouw zal blijven. U trouw blijven? Wel zeker! Een uur later openden ze de deur en zeiden: "Zeg, hoeveel hebben jullie er eigenlijk ingegooid? We hebben er drie in zien werpen, maar nu zijn er vier binnen en één van hen is de Zoon van God gelijk." Ziet u, Hij toont het! Waarom? Hij is het Woord.
136 Ze hadden gezegd: "God is in staat om ons uit die brandende oven te verlossen, maar desondanks buigen we niet voor enig beeld, omdat we het Woord trouw blijven." Ga weg bij enig beeld, enige vorm van religie. God zal u trouw blijven. Hij zal de hitte van de verdrukking wegnemen. Hij zal het leven uit de kanker wegnemen. Hij zal alles doen, Hij is God. Als u Hem trouw blijft, zal Hij u trouw blijven. Hij bewijst elke keer dat Zijn Woord waar is. Hij nam de hitte uit de vlammen weg, sloot de leeuwenmuilen, enzovoort.
137 Hier is nog iets anders wat God deed om te tonen dat Hij God was. Na die tijd in de woestijn, werden de mensen zo, dat ze zichzelf geleerdheden verwierven, zichzelf grote mannen maakten. Ze hadden enkele organisaties, genaamd Farizeeën, Sadduceeën, Herodianen en wat meer. En ze waren voorname mannen. Ze maakten elkaar tot priesters en zij deden zulke grote dingen. Ze maakten hogepriesters, grote mannen, hoogwaardigheidsbekleders, enzovoorts.
138 Maar te midden van dit alles liet God een profeet opstaan, een priesterzoon. Nooit... Hij ging op negenjarige leeftijd de woestijn in. Hij kon zijn naam niet lezen al was hij geschreven in letters zo groot als een vrachtwagen. Waarom? Waarom deed Hij dat? Hij was een profeet. Indien hij opgeleid was volgens de opleiding van zijn vader, zou hij waarschijnlijk een Farizeeër, Sadduceeër, of van een van hun groepen geweest zijn, maar hij had belangrijk werk, namelijk het aankondigen van de Messias. Waarom? Omdat God Zijn Woord hield en het bewees. "De stem van een, roepende van het seminarie: 'Voorwaar, ik heb mijn doctorsgraad gehaald!'" Dat zou in de 'Verjaardagsalmanak van oude dames' kunnen staan, maar niet in Gods Woord. Hij zei: "De stem van één, roepende in de woestijn: 'Bereid de weg des Heren, en maakt recht Zijn paden!'" Bereidde hij toen de weg van het Woord voor, opdat het Woord gemanifesteerd kon worden? Halleluja!
139 Ziet u het niet in de afschaduwingen? Wacht hier een ogenblikje. In de laatste dagen moet er een plaats bereid worden voor het Woord, zodat het gemanifesteerd wordt, en wij leven nu door het bewijs van het nieuwe Land. Amen! De Zoon des mensen.
140 Johannes met zijn boodschap, zonder opleiding, zonder wat ook, verbleef in de woestijn. Zijn predikingen waren in types. "De bijl ligt aan de wortel van de boom." Dat is wat hij zag. Hij kapte met de bijl, bouwde zijn hut en maakte wat vuur met zijn hout. "O, adderengebroed", dat is wat hij zag. Het gemeenste ding voor hem in de wildernis, was een slang. Hij zei: "Adderengebroed, wie heeft u een wenk gegeven om de komende toorn te ontgaan? Zeg niet: 'Wij hebben dit, we behoren hiertoe en we behoren daartoe.' God is bij machte uit deze stenen Abraham kinderen te verwekken. De bijl is aan de wortel van de boom gelegd en elke boom die geen goede vrucht voortbrengt..." Wat doet hij ermee in de woestijn? Als het niet een of andere sprinkhaan en zo voor hem opbrengt, hakt hij hem om en verbrandt hem. Ziet u? "Hij zal het graan in de schuur bijeen brengen, maar het kaf zal Hij verbranden met onuitblusbaar vuur."
Zo'n man was hij, zonder zelfs zijn priesterkleed aan, zonder priesterkapje op. Ziet u? Hij kwam met een stuk schapenvel om zich heengeslagen, met een stuk leer uit een kamelenrug gesneden, om zich heen gewikkeld en hij verscheen met bakkebaarden en zo'n bos haar. Hij zei: "De bijl werd aan de wortel van de boom gelegd." Hij kwam met durf. Waarom? Het was Gods Woord dat werd bewezen. "God is bij machte uit deze stenen...!" God beloofde het. "Voorwaar, Ik zend mijn boodschapper voor Mijn aangezicht." Niet een zeer religieus, niet een wetenschappelijk of religieus bewijs, maar het bewezen Woord van God. God hield Zijn Woord. Helemaal geen geleerde, maar een profeet, gezonden in de Naam des Heren. Waarom deed Hij dat? Om Zijn Woord te bevestigen.
141 Nu, deze priesters zeiden: "We weten dat er één komt in de laatste dagen, dus zullen we elke jongen die we hebben onderrichten om daarvoor gereed te zijn. Elk van jullie jongens moet een universitaire opleiding hebben. Jullie moeten hierheen komen. Er is geen twijfel over waarvan hij zal afstammen. Hij zal komen uit de stam der Levieten, omdat daar het priesterschap vandaan komt." Maar hij was geen priester, hij was een profeet! Die keuze is aan God. Hij hoeft niet uit een bepaalde denominatie te komen of uit een zeker geslacht. Het is Gods keuze, door voorbestemming, door voorkennis. Hij komt door Gods wijze van kiezen. Ze zouden hem niet geloven, omdat hij niet op de manier kwam dat zij dachten dat hij zou komen. (Dat zou zich weer kunnen herhalen, weet u. Dat gebeurt meestal.) Maar we ontdekken dat hij kwam op Gods wijze, om Zijn Woord te bewijzen.
142 Bemerk dat Hij bewerkte dat een maagd zwanger werd, om Zijn Woord te bewijzen. In Jesaja 9 vers 6 [Broeder Branham bedoelt vers 5 – Vert] vinden wij: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven." Wij ontdekken dat Hij had gezegd dat een maagd zwanger zou worden en God bewerkte dat een maagd zwanger werd. Waarom? Om Zijn Woord te bewijzen. Luister nu een paar ogenblikken, dan zullen we gaan sluiten. Hij maakte dat een maagd zwanger werd om Zijn Woord te bewijzen. Dat was volstrekt... Het deed alle geleerden versteld staan. [Leeg gedeelte op de band] ... om te gaan.
143 U begreep dat, is het niet? Ziet u, de aarde is vervloekt. De gehele aarde is vervloekt vanwege Adams zonde. Maar wanneer dit kleine zaad... Nu, de vrouw heeft geen zaad. Zij had een veld waar het zaad in ligt, geen zaad, omdat er geen kiem is. Een zaad moet leven in zich hebben. Als dat niet zo is, is het slechts het materiaal, het leven is er niet. Dus is het zaad in de man. Dat is de reden dat het slangenzaad in de vrouw moest zijn, omdat het niet het zaad van God was. We weten dat. Ga verder en wacht tot u dit boek krijgt. Lees het, dan zult u het zien en het zal u de hele zaak door de Schrift tonen en gewoon openleggen, precies op dezelfde manier als de waterdoop in Zijn Naam. Dan ziet u hoe het is. God is nooit fout. Hij is altijd juist. Hoewel u het niet kunt begrijpen, geloof het toch. Het is precies de waarheid.
144 En nu ontdekken we dat Hij dit zei en dat Hij dit liet gebeuren. Wanneer nu dit kleine zaad, zonder een man, in een klein eitje in het veld kwam, dat Hij geschapen had, kruipt die zaadkiem in het ei, het staartje wrikt zich eraf en dan begint het zich te ontwikkelen, cel na cel, levend van het leven van de moeder; haar lichaam. Daar binnen voedt zij het door haar bloedstroom. We ontdekken dat zij het voedt, niet door het bloed van het kind, door haar bloed. Nee, het heeft geen druppel van het bloed van de moeder, maar het wordt gevoed door de vitaminen die van de moeder komen, maar niet door haar bloed. Het is allemaal samen gebonden in een bundel van haar bloed en het water om het voor schokken te bewaren en dergelijke, maar er is geen druppel bij van het bloed van de moeder. De moeder zou stervend kunnen zijn aan tuberculose en zwanger zijn, maar hij kan het niet overerven, omdat tuberculose een kiem is, die door de bloedstroom komt. Tuberculose wordt niet overgedragen. Zwakheid wel, maar tuberculose niet, omdat het de adem van de moeder binnen moet krijgen om de kiem te krijgen, ziet u. De baby is volmaakt vrij wanneer hij geboren wordt, omdat hij niets van het bloed van de moeder heeft.
145 Nu ontdekken we dat God in die kleine cel kwam, en dat Hij cellen begon te ontwikkelen, vitaminen en dingen die zij eet van Zijn moeder onttrekkend. Toen Hijzelf oud genoeg werd om te eten, ging Hij eten. Wat is dat? Het is het stof van de aarde, waar u uit voortkwam, het plantaardig leven en dierlijk leven, enzovoorts. Toen Hij vis, brood enzovoorts begon te eten, ontwikkelde zich cellen. En toen Hij tot volle wasdom kwam, op dertigjarige leeftijd, werd Hij gedoopt in gehoorzaamheid aan Johannes, of aan God, hier ginds in het water en wat gebeurde er toen Hij eruit ging? De Duif, welke God was, daalde neer van de hemel, met een stem, zeggend: "Dit is Mijn geliefde Zoon, in Wie het Mij behaagt te wonen." Wat kwam Hij doen? Dat deel van de aarde verlossen. Hij was het begin van de schepping Gods, omdat God geen schepping is; alleen in Christus is Hij een schepping, omdat God eeuwig is en een Geest; en een Geest is niet geschapen. Hij was het begin van de schepping Gods en God verloste dat lichaam. Toen Hij neerkwam: "Dit is mijn geliefde Zoon in Wie Ik Mijn welbehagen heb."
146 Dus God daalde neer na dit vervuld te hebben en elke zoon nu... U eet en wordt geboren door een natuurlijke, seksuele geboorte; dat is de wijze waarop u komt. Dan komt het op het punt, waar u de waterdoop doormaakt, dan de doop van de Heilige Geest. Dan komt de Heilige Geest neer bij de vuurdoop en eist deze schepping op, precies zoals het Hem opeiste. De Heilige Geest en God is dezelfde Geest, ziet u, Die neerkomt en dit lichaam opeist voor de opstanding. Hij werd opgewekt voor onze rechtvaardiging. "Alles wat de Vader Mij gegeven heeft, zal komen. Niet één zal verloren gaan. Ik zal hen opwekken op de laatste dag en geen haar op hun hoofd zal zelfs vergaan." Dat is het begin van de schepping Gods. Dit is de voortzetting van de schepping Gods.
Daarna moet de hele aarde een doop hebben. Dan komt de Heilige Geest neer, afdalende in een stad om op aarde te wonen, en de tabernakel van God is bij de mensen en woont onder hen. God heeft hier op aarde Zijn tabernakel. Dit hele verlossingsplan: rechtvaardiging, heiliging, doop met de Heilige Geest is hetzelfde als toen.
147 Bemerk nu dat Hij een maagd zwanger liet worden, en zij hierin een Zoon voortbracht zonder een man te bekennen. Dit heeft de wetenschap door de eeuwen heen versteld doen staan. Dat doet het nog steeds. Ze lachten misschien om Jesaja toen hij zei dat deze maagd zwanger zou worden: "Hoe kan dat nu?"
148 Stel u voor hoe verlegen Jesaja er mee moet zijn geweest, toen Hij God hoorde zeggen: "Ik zal hun een super-teken geven. Ik zal hen een eeuwigdurend teken geven. Een maagd zal zwanger worden." Hij stond bekend onder het volk, zijn volk, als een door God betuigd profeet. Toen kwam hij bij de doctoren enzovoort aan met deze bewering: "Een maagd zal zwanger worden", terwijl het nooit gebeurd was sinds het begin van de tijd. Het gaat helemaal terug tot waar God Zijn eerste mens schiep. Maar nu gaat een vrouw die hier op aarde is, zwanger worden. Stelt u zich het voor op het verstandelijke vlak; wat als die profeet er verlegen over was? Maar hij wist dat God Zijn Woord zou houden, dat Hij het zou bewijzen. Ik stel me voor dat elk Hebreeuws gezin hun dochtertje gereed maakte om deze baby te krijgen, dat ze er schoenen en laarzen voor kochten, of wat ze ook dragen, kleine luiers, en ze maakten zich gereed voor de komst van de baby. Generaties gingen voorbij, maar God bewees Zijn Woord! Een maagd werd zwanger en ze bracht de Baby voort, wat bewees dat het Woord van Zijn profeet de waarheid was. Hij houdt Zich daar altijd aan.
149 Deze Zoon van de maagd was het gemanifesteerde Woord. Johannes 1, als u het wilt lezen. Johannes 1, deze profeet; deze profeet ook. Maar deze Zoon van de maagd was het gemanifesteerde Woord, het Begin van de schepping Gods. Nu is de gehele aarde Gods schepping, maar zij is verloren. Ziet u? Toen verloste Hij deze aarde. U bent een deel van de aarde en Hij verlost u op dezelfde manier als hoe Hij de hele aarde verlost. Deze Zoon van de maagd was het gemanifesteerde Woord. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond."
150 Satan probeerde elk plan om Hem dit tot schande te laten maken. Satan probeerde al wat hij kon, om Hem tot schande te maken. Hij probeerde Hem over te halen het Koninkrijk te nemen zonder te lijden en probeerde Hem zo ver te krijgen om het te nemen zonder verlossing, terwijl het Gods plan was in de Hof van Eden, toen Hij het lam doodde, dat Hij het alleen door bloed zou nemen. Hij beloofde Hem zelfs alle koninkrijken van de wereld, indien Hij het zou nemen. Bedenk slechts, wat een belofte!
151 Beseft u op dit moment niet, mijn geliefde, dierbare vrienden, dat Satan u een belofte doet? Hij zal u een van de beste predikers van het genootschap maken. Hij zal u de stoel vooraan in elke gemeente geven en u een diaken maken. Hij zal alles doen, indien u slechts weg wilt gaan bij dit Woord.
152 Bedenk, zou alles... Hij zou Hem de wereld geven en al de koninkrijken; Hij kon ze nemen. Hij probeerde Hem zover te krijgen dat Hij dat Woord zou breken, omdat hij wist dat hij Hem daar precies zou hebben, indien hij zou kunnen. Hij liet Mozes het breken en hij liet Eva het breken. Maar dit keer had hij de verkeerde Man voor zich. Waarom? Hij was het Woord. En hij wist het niet. Hij was dat Woord Zelf.
153 Ik kan hem zien. Wij willen hem zo'n beetje uitbeelden als op een kinderplaatje. Ik kan die grote zwarte vleugels tegen Eva omhoog zien slaan, terwijl hij zegt: "Nu zal ik je wat vertellen. Het is plezierig. Je zou het moeten proberen."
"Maar God zei, dat we zouden sterven als we het zouden doen."
154 "Ach nee, zeker zullen jullie niet sterven. O, dat is onzin. Dat is het een of ander oud, vaag idee. Geloof daar niets van." Maar God had het gezegd! God bewees dat het juist was. En Hij bewijst het precies nu. Mensen zijn stervende op dit moment. Hij bewijst nog steeds dat het juist is.
155 Bemerk, toen hij tot Mozes kwam, zei hij: "Mozes, je weet dat je een heethoofd bent. Je bent opvliegend. Kijk eens wat dat stel afvalligen gedaan heeft. Waarom ga je er niet heen en vertel je het hen eens goed?" En hij deed het.
156 Maar toen hij deze tienduizend-volt draad aanraakte, verschroeide hij zijn veren. Toen hij Hem tegen het lijf liep, zei hij: "O luister, ik zal U alle koninkrijken geven."
"Er staat geschreven...! Er staat geschreven...!"
157 Hij zei: "Nu, indien gij de Zoon van God zijt..." Zie, hij heeft het altijd betwijfeld. Hij onderwijst nog steeds anderen eraan te twijfelen. Hij leerde Eva eraan te twijfelen. Hij leerde het Mozes. Hij leerde hen allen te proberen het te betwijfelen.
158 Hij leert u om te proberen eraan te twijfelen. En bij u die hier nu zit, als u wilt dat ik uw namen noem, heeft Satan een lange tijd geprobeerd om u aan mij te laten twijfelen. Doe dat niet. Zuster, als u dat doet, wel u... of niet aan mij, maar slechts te laten twijfelen. Geloof slechts dit Woord. U hoeft mij niet te geloven, maar gelooft u dit. Als ik dit Woord spreek, is het niet het mijne, maar is het van Hem. Mijn woorden, dat is wat anders, maar dit is het Zijne. Let nu op. Ik wil daar nu niet meteen op ingaan.
159 Al Zijn Woorden van belofte zijn absoluut waar. Hij bewees ze. Hij bewees het, omdat Hij bewees dat Hij het ware Woord was. "De mens zal niet alleen bij brood leven, maar bij elk Woord dat uitgaat van de mond Gods."
Waardoor? Hoe leeft hij? Door... "Wel, als u gewoon enkele woorden van God neemt, zal hij leven"? Dat was niet wat Hij zei. Hebt u het opgemerkt? E-l-k... "elk Woord." Waardoor leeft hij? "Och, hij eet daar"? Nee, hij zal snel sterven, dat is het vlees. "Wel, hij behoort tot de kerk. Hij gelooft alles, behalve dat"? Hij is nog steeds dood. Vat u het? "Hij kan alléén leven door elk woord dat de mond van de hogepriester, de bisschop, de kardinaal, de voorganger uitgaat"? God. Ieder Woord dat uitgaat van de mond Gods.
160 Hoe weet u dat het Gods Woord is? Hij zegt het zo, en dan bewijst Hij het. Hij bewijst Zijn Woord. Bemerk dan, dat als het zo is, dat uw belijdenis u niet zal doen leven. Uw kerklidmaatschap zal u niet doen leven. Bemerk, slechts door Zijn Woord, geen enkel woord misplaatst. Geen woord zal... Eén woord doodde het menselijk ras. In de Bijbel, in Openbaring 22, staat dat één woord de hele zaak nog steeds zal doden. Zijn naam zal weggenomen worden uit het Boek des Levens. "Wie ook maar één woord zal toevoegen of één woord zal afdoen..." Niet één woord. Niet twee woorden, bedoel ik, slechts één woord! Niet één zin, één woord! Eén woord! O mensen, begrijpt u het?
161 Ik spreek nu niet helemaal alleen tot deze samenkomst. Dit wordt opgenomen, ziet u, en het gaat de hele wereld over. Begrijpt u, mensen uit de wereld, dat één woord, één woord; niet een zin, niet een alinea, één woord alles was, waar Eva aan twijfelde? God bewees het. "Maar als u elk woord houdt, dan zult u leven." Ze twijfelden aan één woord en brachten dood aan het menselijke ras. Maar de mens zal niet leven van brood alleen voor zijn lichamelijke kracht, maar door elk woord, elk woord, precies zoals het geschreven staat. De Bijbel zei dat het geen eigenmachtige uitlegging toelaat. Geen mens moet ook maar iets, wat dan ook proberen uit te leggen van het Woord van God. God is Zijn eigen Uitlegger.
162 Toen Hij het beloofde, zei Hij: "Er zij licht" en er was licht. Hij zei: "Een maagd zal zwanger worden" en het gebeurde. Wat God ook zegt, God bewijst het.
163 Ongeacht hoezeer u probeert te bedenken dat de lichamelijke opstanding niet zou kunnen gebeuren en dat die mensen van vroeger gewoon stof van de aarde zijn en voorbij stof nu; ze zijn eenvoudigweg de zuren en gassen waaruit hun lichaam was opgebouwd. Hun ziel leeft nog steeds. God zei: "Ik zal het opwekken." Job zei: "Hoewel de huidwormen dit lichaam vernietigen, toch zal ik in mijn vlees God aanschouwen." Ondanks alles moet elk Woord gehouden worden en de mens zal leven bij dat Woord. Hij wekte een man op uit de dood, nadat deze vier dagen dood was geweest om te bewijzen dat Hij de Opstanding en het Leven was. Toen een man vier dagen dood was geweest en stonk; zijn neus was in die vier dagen al ingevallen. Dat is juist. Het eerste wat van het menselijk wezen invalt, is de neus die in het lijk verzinkt. Hij wordt glanzend en valt in. Dan de huid... Ze leggen u in een verzegelde doodskist of wat het ook mag zijn, maar toch hoeven de huidwormen niet uit de grond te komen, ze zijn in u. Hebt u gemerkt, dat Job zei: "Hoewel mijn huidwormen me verteren." Niet de wormen van de aarde, die zouden het niet zijn. De wormen zijn in u, gereed om u te vernietigen. De dood is werkzaam in uw sterfelijk lichaam. Maar als u Christus heeft, is leven werkzaam in uw sterfelijk lichaam, om u weer op te wekken. Ziet u? Hij wekte een man op uit de dood, nadat deze vier dagen dood was geweest, hij stonk, om te bewijzen wat Hij zei: "Ik ben de Opstanding en het Leven." Nu, wie kan dat zeggen dan God. "Ik ben de Opstanding en het Leven. Wie in Mij gelooft zal leven, ook al is hij gestorven." Gelooft u dat? En Hij wekte die man op om te bewijzen dat Zijn Woord juist was.
164 Merk op. Hij was het Woord. Hebreeën 4:12, als u het op wilt schrijven. In Hebreeën 4:12 staat: "Het Woord Gods is scherper dan een tweesnijdend zwaard, een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart." Is dat juist? Een onderscheider. Wat deed Hij om te bewijzen dat Hij het Woord was? Petrus kwam bij Hem. Zijn naam was Simon. Toen hij bij Jezus kwam en daarbuiten ging zitten, zodra hij bij Hem kwam, zei Jezus: "Uw naam is Simon en u bent de zoon van Jonas." Niet opgeleid, geen graad achter zich, alles wat hij had was dat hij een gewone visser was, zonder opleiding. De Bijbel zei dat hij onwetend en ongeletterd was, maar hij werd de bisschop van de gemeente van Jeruzalem. Waarom? Waarom? Jezus zei hem wie hij was, hoe hij heette en wat zijn vaders naam was. En hij wist dat dat het Woord was, omdat de Bijbel zei: "De Here uw God zal een Profeet doen opstaan gelijk mij" en dat moest de Profeet zijn. Er werden geen profeten beloofd na Maleachi tot aan de Messias. Vierhonderd jaren zonder een profeet. En hier stond een man die daar Zijn Woord bevestigde, of bewees, aan deze man die voorbestemd was ten leven. Hij zei: "Uw naam is Simon. Gij zijt de zoon van Jonas. Van nu af aan zult gij 'Petrus' genoemd worden." Stel u voor! Aan wie bewees Hij het? Waarom bewees Hij dat Woord niet aan Kajafas? Hij was God; Hij wist dat Kajafas het nooit zou geloven. Maar deze man was bestemd ten leven. Hij wist het meteen op dat moment.
165 Eens stond Hij in hun midden, waar een andere man een paar dagen later heengegaan was om een vriend te halen aan de andere kant van de berg, ongeveer vijfentwintig kilometer vanwaar Hij predikte. Hij bracht hem de volgende dag mee terug. Hij stond daar tussen hen en kwam daar waar Jezus was. Jezus keek om Zich heen. Hij was God, ziet u. Hij had onderscheiding. Dat toont het, maakt het Woord juist. Hij bewees het Woord.
Nu, sommigen zeggen: "Weet u, die Man is het Woord."
166 "Onzin," zeiden die priesters, "die knaap is het niet. Nee, dat is het Woord niet."
167 "U weet wat de Schrift zegt: 'De Here onze God zal een profeet opwekken gelijk Mozes.' Dat is Hem. Luister naar Hem."
168 Hij zei: "Zie daar, een Israëliet in wie geen bedrog is."
Deze knaap vroeg: "Rabbi, vanwaar kent Gij mij?"
169 Hij antwoordde: "Voordat Filippus u riep, zag Ik u onder de boom." Hij wist wie het zou geloven.
170 Hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt het Woord." Jezus bewees dat Hij het Woord was door het Woord.
171 Let op de vrouw bij de bron. Zij keek uit naar de Messias. Zij had niets te maken met hun grote groepen en denominaties, enzovoort, die ze in die dagen hadden. Zij keek uit naar het Woord. En op een keer zat daar een Man, een gewone Man, zittend aan de weg, die zei: "Vrouw, breng Mij wat te drinken."
172 Ze zei: "Nu, wacht eens even. Hij probeert vermoedelijk vrijpostig met me te zijn". Dat kon ze in haar hart gedacht hebben, omdat ze bekend stond als een vrouw met een slechte reputatie. Ze zei: "Waarom stelt U me zo'n vraag? Wij hebben rassenscheiding hier. U bent een Jood. Wij zijn Samaritanen. Het is niet de gewoonte, het is niet juist van U om me dat zomaar te vragen."
173 Hij zei: "Vrouw, als u wist tegen Wie u spreekt, zou u Mij om een dronk vragen."
174 Ze zei: "U om een dronk vragen? Ik zie niet eens een emmer of een touw. Hoe zou U mij ooit enig water uit deze bron kunnen geven?"
Hij zei: "Dat is niet de bron waarover Ik sprak."
175 Na een poosje zei ze: "Dit is een vreemde man." Dus begon ze de wateremmer omhoog te halen.
176 Hij zei: "Wel het water dat Ik geef, zouden fonteinen zijn van water, geisers, opwellend tot in het eeuwige leven, en in uw ziel."
177 Ze zei: "Nu, wacht eens even! Ik begrijp dat U een Jood bent... Jullie Joden, wilt U mij vertellen dat U groter bent dan onze vader Jakob, die deze bron groef?" Hij was de God van Jakob. Ze zei: "Bedoelt U dat U groter bent dan Jakob die deze bron groef?" Hij zag eruit als een gewone man, dat is alles wat u kon zien, een gewone man. "U zegt dat U groter bent dan onze vader Jakob die deze bron groef, die er zelf van dronk met zijn kudde? Wel, we worden gewoon gezegend door te drinken van deze bron, die deze profeet heeft gegraven!"
Hij zei: "Uh-huh."
"Wij aanbidden op deze berg. Gij zegt 'in Jeruzalem.'"
178 Hij zei: "Vrouw, de behoudenis is uit de Joden. Wij weten waarover wij spreken. Jullie weten niet wat jullie aanbidden." Een Jood wordt verondersteld het Woord te kennen, ziet u, hoe het wordt verondersteld te zijn. Maar zie, Hij was nu aan het opletten. Waarom? Hij gaat... Wat zal Hij gaan doen? Zijn Woord bewijzen. Ziet u? Hij zei: "Trouwens, ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
179 "Wel," zei Hij, "u sprak de waarheid, omdat u er vijf had en degene die u nu hebt, is uw man niet." Ziet u? Kijk! Er gebeurde iets. Er begon iets te leven. Nu, als het van tevoren daarbinnen niet was geweest; als zij vanuit de voorbestemming geen vertegenwoordiging had gehad, zou het nooit houvast gevonden kunnen hebben.
180 Daar stonden priesters die zeiden: "Deze Man is Beëlzebul." Ziet u, geen vertegenwoordiging.
181 Eeuwig leven, u was altijd. U heeft eeuwig leven. Er is slechts één vorm van, dat is God. U was Zijn attribuut. Hij dacht aan u en kende u; voor de grondlegging van de wereld was u in Zijn gedachten. Ziet u?
182 Ze keek rond. Kijk in wat een zondige toestand ze verkeerde. Maar ziet u, Hij kon die priester er niet toe krijgen, omdat de priester een ontwikkelde geleerde was, een theoloog in het Woord, maar zonder vertegenwoordiging in de hemel. Hij was helemaal niet in Gods gedachten, maar deze vrouw wel. Ze zei: "Heer, ik bemerk dat Gij een profeet zijt." Dat was gewoon alles wat Hij wilde dat ze begreep. Zie? Ze zei: "We geloven dat U bent.... Ik geloof dat U een profeet bent. We weten het. We begrijpen nu niets over de profeten, omdat het erg laat is. We weten dat er een Messias zal komen en als die Messias komt, zal Hij het Woord zijn. Hij zal de geheimen van de harten kennen. Hij zal hetzelfde doen als U deed, dus U moet een van Zijn profeten zijn, om aan Hem vooraf te gaan."
Hij zei: "Ik ben Hem."
183 Wat was Hij aan het doen? Hij bewees Zijn Woord, bewees Zijn positie, bewees wat Hij was. God was in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende en God is het Woord. Goed. Hij kalmeerde de winden en de golven om Jesaja's profetie te bewijzen: "Hij zal genoemd worden: de machtige God, de eeuwige Vader." Ziet u? Hij vermenigvuldigde ook brood en vissen, deze maagdelijk geboren Zoon. Waarom was het? Om het Woord te bewijzen. Heel de Schrift moet vervuld worden. Hij bewees het Woord, door te zeggen dat Hij Jehova gemanifesteerd was. Hij was het begin van de schepping Gods. God in schepping. God met een klein deeltje van de schepping hier, dat God leefde in Zichzelf. Hij was het begin van die schepping van God. "Uit Hem brengt Hij vele zonen voort." Merk op dat Hij ook de vissen vermenigvuldigde. Hij is het Woord en het bewijs van het Woord.
184 Luister aandachtig nu we aan het einde komen. Die dag, waarover ik enige minuten geleden las, toen Hij bij het huis van Jaïrus kwam. Toen Hij er aankwam, ging Hij naar binnen. Nu onthoud dat Jaïrus een priester was, een grensgelovige. Hij wilde Jezus geloven, maar hij had er een hekel aan om zijn kerk los te laten, omdat ze gezegd hadden: "Een ieder die in Hem gelooft zal uit de kerk gezet worden." Luister nu aandachtig, tot slot. Geef me uw onverdeelde aandacht! Let hierop: ik geloof dat Jezus dat wist toen Hij de zee overstak, omdat Hij alle dingen wist. Toen Hij de zee was overgestoken en daar stopte, kwam deze kleine priester eraan. Zijn dochtertje was erg ziek geworden. De dokters hadden haar opgegeven en hadden gezegd: "Ze ligt op sterven." Nu kwam de tijd om te handelen.
185 Misschien geldt dat voor u vanochtend. De tijd om te handelen, is gekomen voor u. Misschien bent u erg ziek. Misschien bent u er van overtuigd dat u fout bent. Het zou kunnen. God dwingt de beslissing af. De tijd van handelen komt.
186 Aandachtig nu. Hij kwam, het kon hem niet schelen wat de anderen zeiden en hij viel zomaar in het openbaar neer aan Jezus' voeten. Wat een stap voor een bestudeerd geleerde, om tot Eén te komen van wie we geen vermelding hebben dat Hij ooit naar school ging. Een man die verondersteld werd thuis te zijn in alle theologie, tegenover een man die verondersteld werd te zijn 'een verworpene, een wildeman, een krankzinnige, niet bij Zijn verstand, die zelfs niet bij Zijn volle verstand was.' Vergeeft u me de uitdrukking, maar Hij was slechts een doodgewone dwaas in die tijd! Iedereen dacht dat over Hem. Zoals we tegenwoordig in straattaal zeggen: een gek [Letterlijke vertaling van 'a nut' is 'een moer' – Vert] Zoals ik onlangs predikte over de moer en de bout, weet u. Dat is wat Hij voor het publiek was; gewoon een alledaagse... Ze zeiden: "Ach, U bent niet bij Uw verstand! U bent gek! U bent een idioot!" Hier was nu een man die alle geleerdheid had, en hij kwam naar Degene van wie verondersteld werd dat Hij niet bij Zijn verstand was. Hij werd ertoe gedwongen.
187 Let nu op haar. Het zal u een beetje steken, maar dat zal goed voor u zijn. Ziet u, soms maakt een schok u wakker.
188 Let op, Hij kwam naar binnen en ging naast dit kleine, dode meisje staan, dat waarschijnlijk uren tevoren gestorven was, en zij hadden haar afgelegd, de balsemvloeistof op haar gedaan, en haar op het rustbed gelegd. Zo deden ze het in die tijd. Men legde hen neer en plaatste hen in een holte op een plank. Ze lag op het rustbed omringd door bloemen.
189 En, o, die aardige, kleine voorganger, kleine Jaïrus. Ik stel me voor dat hij een vriendelijke kleine voorganger was. Iedereen hield van hem. Ziet u, ik kan dat bewijzen, omdat hij in zijn hart wel in Jezus geloofde, maar hij kon nauwelijks het besluit nemen, omdat hij dan niet elke zaterdag of elke maandagochtend een cheque zou ontvangen. Ziet u? Hij kon nauwelijks het besluit nemen. En nog iets anders, de mensen, de voorname, uitstekende reputatie die hij onder de mensen had. Ze zouden zeggen: "Moet u nu eens horen. Jaïrus is een fanatiekeling geworden! Hij ging naar die valse profeet. Dat deed hij echt! Waar al die zogenaamde tekenen zijn en zo, die profeet van Galilea, weet u, Jezus van Nazareth."
190 We geloven het nu niet. Het klinkt heiligschennend, maar dat is de wijze hoe het toen was. En op een dag, zoals het nu is, zo zal het dan zijn. Ziet u, dezelfde zaak.
191 Bemerk nu dat hij daar heenging en hij kon het nauwelijks doen, maar de tijd kwam dat hij gedwongen werd om het te doen. Hij moest het doen. Hier ging hij en hij vond Jezus en precies voor iedereen viel hij voor Zijn voeten en zei: "Meester! Meester!" Weet u wat dat betekent? Heerschappij, eigendomsrecht. Dat is juist.
192 Een heleboel mensen willen dat Jezus hun Verlosser is, maar niet hun Heer. Heer' betekent heerser'. U zegt: "Jezus, redt U mij en laat me hier staan, dat is prima; en ik zal mijn eigen zaken afhandelen. Bemoei U niet met mijn zaken. U kunt Mijn Verlosser zijn, maar niet mijn Heer." Hij wil Heer zijn, ziet u, dan is Hij uw Redder.
193 Maar nu zei hij: "Meester (Verlosser), mijn kleine meisje, mijn enig kind is twaalf jaar oud. De dokters hebben haar opgegeven." Ongetwijfeld zou de priester dit gezegd kunnen hebben: "Weet u, ze hebben over U gezegd dat U een fanatiekeling zou zijn, maar weet u, Meester, ik, ik geloof U. Ik geloof. Ik weet dat U onderscheiding heeft en het enige wat ik wil dat U doet is, dat U Uw handen op haar legt en me dan vertelt wat te doen. Ik zal het doen." Nu komt u ergens!
Hij zei: "Ik zal gaan, Ik zal gaan." En Hij ging op weg.
194 Nadat ze een aantal uren hadden gelopen, kwam er een man aanrennen, zoals toen de gewoonte was, met as op zijn hoofd, die zei: "Val de Man niet lastig, uw dochter is gestorven. Ze is al dood en ze hebben haar al klaargemaakt en haar afgelegd."
195 O, zijn kleine hart... Jezus draaide Zich om en keek naar hem. Hij zei: "O! O! O!"
196 Hij zei: "Heb Ik u niet gezegd?" Nu, wat had Hij daar gedaan? Hij had het beloofd aan Jaïrus. Nu moest Hij dat bewijzen. Amen! "Ik zei u, 'Geloof slechts, en gij zult de heerlijkheid Gods zien.'" Hij wist wat Hij deed! Hij zei dat Hij niets deed, tenzij de Vader het Hem eerst toonde. Johannes 5:19. "Ik doe slechts wat de Vader Mij toont." Dus Hij had Hem getoond wat er zou gebeuren.
197 Toen Hij het huis binnenging, stond Hij daar naast die kleine, koude, stijve gedaante, die wekenlang ziek geweest was. Haar kleine, bleke lichaam had door die koorts en dergelijke, geen voedsel tot zich genomen. Ze was gestorven. Ze hadden haar helemaal besprenkeld met balsemkruiden en dergelijke en ze lag daar op het rustbed, klaar om in doeken gewikkeld en in het graf gelegd te worden. Ze hadden hun kleine plechtigheid, met bloemen om haar heen, gehouden. Jezus kwam binnen. En iedereen zei: "O, Jaïrus, uw dochtertje is dood! O, vader Jaïrus! Ach, we voelen zo met u mee!"
198 Jezus zei: "Wees stil! Jullie maken teveel lawaai! Wat is dit allemaal voor tumult dat jullie maken? Deze tumult, jullie roepen en schreeuwen. Het meisje is niet dood. Ze slaapt. Sssst!"
199 Wat deden ze toen? Toen ze Hem hoorden zeggen dat ze niet dood was, staat er: "Ze lachten Hem minachtend uit." Met andere woorden, ze joelden Hem uit. "Boe, wel U! U, valse profeet! U, mensenverleider! Het meisje is dood. De dokter zei dat ze dood was. We hebben haar gebalsemd. We hebben haar afgelegd. Ze ligt daar. Ze is dood." Ze zeiden: "Ha, ha, ha! Nu, Jaïrus, u heeft over Hem verteld. Wat zegt u er nu van?"
200 Weet u wat Hij deed? Hij zei: "Gaan jullie er allemaal uit." Te midden van zo'n ongeloof kan Hij niet werken. Nu, wat had Hij gezegd? Hij zei: "Jaïrus, als u slechts zult geloven, zult u de heerlijkheid Gods zien." Welnu, dat is Zijn Woord. Hij moet dat bewijzen. Goed.
201 Toen Hij het huis binnenging waar ze allemaal aan het huilen waren, zei Hij: "Ze slaapt." Dat was in tegenspraak met de wetenschap. Dat was tegengesteld aan het gezonde verstand. Ze was dood en gebalsemd.
202 Zodra ze stierven, balsemden zij hen onmiddellijk. Gewoon zodra het leven uit hen ging, goten zij die kruiden en spullen op hen, wikkelden hen in en maakten hen gereed om hen weg te leggen en te begraven. Ze begraven ze en soms brachten ze zelfs de mensen er niet van op de hoogte. U weet van Ananias en Saffira, dat ze Ananias begraven hadden, toen Saffira binnenkwam. Ze hadden hem het huis uit gedragen en begraven. Zodra ze sterven, gieten ze dat spul over hen, nemen ze mee naar buiten en begraven ze. Ziet u?
203 Dus ze was al klaar om in het graf te gaan, maar ze wilden wachten zodat papa haar kon zien, voordat ze haar wegbrachten. En toen Hij binnenkwam, terwijl zij in die toestand was, zei Hij: "Ze doet alleen maar een dutje."
"Wel," zeiden ze, "als die Kerel niet helemaal krankzinnig is!"
204 Wat deed Hij nu? Hij had al gezegd dat ze sliep. Hij moest Zijn Woord bewijzen. Hij kon het echter niet doen met dat stel erbij, dus zei Hij: "Stuur ze allemaal naar buiten." Ik kan Hem om zien kijken naar Jaïrus, zeggend: "Gelooft u nog steeds?"
"Ja, Here."
205 "Komt u hier met uw vrouw. Petrus, Jakobus en Johannes, kom met Mij mee." Hij liep er heen en zei deze woorden: "Talítha kûmi", hetgeen betekent: "Meisje, ik zeg u, sta op"; en Hij bewees Zijn Woord. Ze sliep slechts. Is dat juist? Hier bewees Hij dat Zijn Woord juist was. Ongeacht hun ongeloof, bewees Hij toch dat Zijn Woord juist was, door haar op te wekken, omdat Hij zei dat ze sliep. Ze sliep.
206 Hij zal hetzelfde doen voor elke ware gelovige, want Zijn Woord beloofde het. "Zij die in Christus zijn, zal God met Zich meebrengen." Ziet u? "Zij die in Christus zijn."
207 Wat deed dit Joodse meisje? Ik was net van plan dit Schriftgedeelte over te slaan, maar ik zal het toch nemen. Ik weet dat het een beetje laat is en we zullen bijna tot de gebedsrij overgaan. Ik zal u misschien weer een week niet zien, maar wacht slechts een ogenblik. 'De mens zal niet leven bij brood alleen.' Ziet u? Merk op, laat me dit er nu in prenten door het u te tonen. Waarom wekte Jezus dit Hebreeuwse meisje op? Omdat Hij wist dat ze niet dood was. Voorbestemming. Precies hetzelfde als wat Hij met Lazarus deed. Ziet u? Misschien waren er veel kleine meisjes die op dezelfde dag stierven, waar Hij nooit een woord tegen zei. Hij wist dat dit meisje eeuwig leven had. Hij wekte de rest van hen niet op.
208 Kijk, toen Hij uit Jericho kwam, zeiden ze: "Hier, deze knaap hier!" Ongetwijfeld zeiden ze: "Wekt U de doden op? Vertelt u mij dat U doden kunt opwekken? We hebben hier een kerkhof vol. Kom, en wek ze op." Hij besteedde nooit enige aandacht aan hen. Ziet u, Hij deed het nooit, omdat Hij wist dat Hij het Woord was.
209 Bemerk, dat ze slechts sliep. Hij wist dat haar vader zou komen. Nu, dit kleine meisje, ziet u, Hij wist dat dat Joodse meisje alleen sliep. Ziet u, de rechtvaardigen sterven niet. Jezus kwam om de rechtvaardigen te verlossen, en verlossen betekent: "te worden teruggebracht naar waar u eens was." Ziet u? Hij kon de ongelovigen niet verlossen, ongeacht hoe bestudeerd, hoeveel doctorsgraden ze hadden. Hij kon ze niet verlossen omdat ze niet te verlossen waren. Ze moesten naar hun bestemming gaan. Maar in Zijn voorkennis wist Hij dat Lazarus uit het graf kwam. Hij wist ook dat dit meisje eeuwig leven had. Dus was ze niet dood, ze sliep slechts. En als ons werk op aarde voorbij is, indien we niet leven tot aan Zijn komst, kunnen we niet sterven, maar slapen we slechts. Hij bewees het hier. Hij zal het opnieuw bewijzen. "Ofschoon de huidwormen dit lichaam vernietigen, zal ik toch ontwaken in Zijn gelijkenis."
210 Hij bewijst alles van Zijn Woord, heel Zijn Woord. Bedenk het toch: heel Zijn Woord! En u was Zijn Woord. Hij was het Woord en u was deel van Zijn Woord. Dat is de reden dat u hierheen wordt gezonden om uw plaats in het leven te bevestigen. Ik geloof niet dat u dat hebt begrepen. Hij is het Woord. Begrijpt u het nu?
211 Hij was in de voeten in Luther, in de dijbenen in Wesley, in de schouders in Pinksteren. Ziet u wat ik bedoel? Hij is het Hoofd. U heeft een deel dat dat samenvoegt: dit uur waarin we nu leven. Niet het voeten-deel, niet het dijbeen-deel, niet het schouder-gedeelte, maar het nek-gedeelte. Is dat juist? Dat voegt zich samen met het hoofd. Dat is het deel van het lichaam. Degenen die ontslapen zijn in Jezus zal God met Zich meebrengen. De bazuin van God zal klinken en de doden in Christus zullen het eerst opstaan. Is dat juist? Ziet u, als u een deel wordt van dat Woord, wordt u een deel van Hem. En u neemt Zijn Naam aan om het te erkennen, ziet u. U wordt daarin geplaatst, gedoopt in Zijn Naam, in Zijn lichaam: "Door één Geest zijn wij allen in één lichaam gedoopt." Hierin, helemaal precies zo, in dezelfde positie. Hij verandert Zijn wijze nooit. Hoeveel geloven dat de vroegere gemeente in Hem is? Laat eens zien, hoeveel geloven het? Hoe waren ze gedoopt? [Een broeder zegt: "... de Here Jezus Christus." – Vert] In orde, ziet u, Hij is de onveranderlijke God. We hebben dat bewezen. We zouden hier kunnen blijven tot middernacht en dat bewijzen en maar doorgaan, doorgaan en doorgaan. Onveranderlijk! U bent in Hem en een deel van Hem, omdat u een deel van Zijn gedachten was. Voor de grondlegging der wereld riep Hij u!
212 De Bijbel zei dat het beest op de aarde... dat is de denominationele antichrist die op de aarde komt, die het beest van Rome vormt, wat de eerste denominatie was. En deze Wereldraad van Kerken vormt een beeld voor het beest, gewoon precies wat we onlangs daar in het boek zetten. Bemerk, het vormt dat, ziet u, de antichrist. De Bijbel zei: "Allen, wier namen niet geschreven zijn in het Boek des Levens van het Lam (Wanneer? Tijdens de opwekking?), dat geslacht werd voor de grondlegging der wereld (uw naam werd daarin geschreven), zal deze antichrist verleiden." Mattheüs 24:24 zegt dat de antichrist zo dicht bij de echte zaak zal zijn in de laatste dagen, dat het zelfs de uitverkorenen of voorbestemden zou verleiden... Het is hetzelfde: uitverkiezing en voorbestemming. God verkoos u of bestemde u voor, voor de grondlegging van de wereld. "Hij zal al diegenen verleiden, wier namen niet voorbestemd werden in het Boek des Levens."
213 Daniël sprak ervan, hoe de wijzen en de dwazen in die dag zullen zijn, enzovoort. In orde, er is zoveel, maar ik blijf er gewoon te ver bij vandaan. De klok loopt te snel voor mij. Bemerk, let nu op. Kijk wat hier heeft plaatsgevonden. "Allen die Hij tevoren kende, heeft Hij geroepen. Allen, die Hij geroepen heeft, heeft Hij gerechtvaardigd. Allen die Hij gerechtvaardigd heeft, heeft Hij verheerlijkt." Uw reis is beëindigd. U speelt uw rol uit. Genade is wat God voor u deed, werken is wat u doet uit waardering.
214 Door ditzelfde ding bewees Hij dat Hij alle dingen wist, deze uit een maagd geboren Zoon. Hij wist waar er wat vissen in het water waren en Hij wist dat Petrus en de anderen daar juist gevist hadden en niets hadden gevangen. Dat bewees Zijn Woord. Is dat juist? Hij wist alle dingen.
215 Toen Hij gereed was Zijn belastingen te betalen, toonde Hij dat Hij alles bezit. Hij wist waar een vis was, die juist genoeg geld in zijn bek had om te betalen. Iemand had het daar laten vallen en de vis pakte het. Hij zei: "Petrus, ga heen en gooi je lijn uit, haal die vis op en neem dat geldstuk uit zijn bek. Ga heen en stel ze tevreden; betaal de belastingen." O, ja!
216 De vossen hebben holen en de vogels in de lucht hebben nesten, maar Hij had het Woord. Hij was het Woord, en bewees dit. Hij bewijst Zijn Woord altijd. Hij zal nu hetzelfde doen. In elke generatie bewijst Hij hetzelfde.
217 De derde dag na Zijn dood en begrafenis, op de derde dag verrees Hij weer, om Zijn Woord te bewijzen, omdat de profeet had gezegd: "Ik zal niet toestaan dat mijn Heilige ontbinding ziet, noch zal Ik Zijn ziel in de hel laten." De derde dag, voor de ontbinding kon aanvangen, binnen tweeënzeventig uur. Zie, Hij maakte de drie dagen niet compleet, omdat de ontbinding inzet na tweeënzeventig uur. Hij maakte de tijd niet vol, omdat de profeet zei: "Ik zal niet toestaan dat mijn Heilige ontbinding ziet." Hij bewees Zijn Woord.
218 Hij genas de zieken, de verlamden, om Zijn Woord te bewijzen, dat Jesaja en de andere profeten hadden gesproken.
219 Hij zond de Heilige Geest op de dag van Pinksteren om Zijn Woord te bewijzen. Wilt u enige Schriftgedeelten opschrijven? Nu, Joël 2:28. Hij zei: "En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van Mijn Geest op alle vlees; en op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik uitstorten van Mijn Geest. Uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouden zullen dromen dromen", enzovoort. Hij bewees het door het uit te storten! Ook zei Hij vóór deze tijd in Lukas 24:49, als u het wilt opschrijven: "En zie, Ik doe de belofte Mijns Vaders op u komen. Maar gij moet in de stad blijven, totdat gij bekleed wordt met kracht uit den Hoge." Daar is het! Hij deed het! Hij zond de Geest om verder te gaan met het bewijzen van Zijn Woord. Maar let nu op wat Hij zei. Deed Hij het? Goed.
220 In Markus 16 zei Hij: "Gaat heen in de gehele wereld, verkondigt het Evangelie aan de ganse schepping." Hoe ver? "In de gehele wereld." Aan wie? "Aan de ganse schepping." "Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden. En deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Hij zei in Markus 4... Ook in Johannes 14:12 zei Hij: "Wie in Mij gelooft..." Geen namaak-geloof, maar "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen." Dezelfde Geest die in Hem was, is nodig om dezelfde werken te doen. Waarom? De Geest kwam om het beloofde Woord in de toekomst te manifesteren. Ziet u, Hij trof er een voorziening voor. Hij wist dat deze dingen zouden gebeuren.
221 Nu, na negentienhonderd jaar, met de voorbijgegane gemeente-tijdperken en met al de dingen die Hij geprofeteerd had over Luther, Wesley... We hebben het zojuist doorgenomen en we zagen dat het werd uitgetekend; dat de maan neerkwam en het uittekende, en de Here tekende het hier uit op het bord en Hij toonde het en kwam Zelf neer en bevestigde dat het juist was. Na negentienhonderd jaren zijn we aan het einde van het Laodicéa-gemeentetijdperk. In Lukas 17:30 beloofde Hij dat dezelfde Zoon des mensen (Hij beloofde het) op aarde geopenbaard zou worden, zoals het was in de dagen van Sodom. Deed Hij het? Móet het gaan gebeuren? Het is onmogelijk... Onthoudt nu, dat Hij in drie namen kwam: de Zoon des mensen, een profeet; de Zoon van God, de Geest; de Zoon van David, voor het duizendjarig rijk. Maar hier tussen, deze overgang, overeenkomstig Zijn eigen woord zal Hij Zich in de dag dat de Zoon des mensen geopenbaard zal worden, openbaren als... Als wat? Niet als de Zoon van God, als Zoon des mensen. Hij zal Zichzelf op een andere wijze openbaren. Wat brengt dat nu voort? Maleachi 4, precies juist. Ziet u, de Zoon des mensen zal Zich openbaren, niet in hele grote denominaties en zaken zoals we door de tijdperken heen gehad hebben, maar Hij zou Zich weer manifesteren als Zoon des mensen, om Maleachi 4 te manifesteren. "In die dag zal Ik de profeet Elia tot u zenden en hij zal de harten van de kinderen terugbrengen tot het geloof van de apostolische vaders, weg van al dit denominationalisme en opnieuw terugbrengen naar het originele Woord", om die beloofde bruidsboom van de laatste dag eruit te trekken. "Het zal licht zijn in de avondtijd." Niet: "Het zal licht zijn op de mistige dag"; het zal een dag zijn die noch dag noch nacht genoemd kan worden. Ziet u, het vormt het lichaam. Maar hetzelfde Hoofd dat hier in het oosten was, is hier opnieuw in het westen. "Ten tijde des avonds zal het licht zijn." O, ik zou een lied willen zingen!
Het zal licht zijn in de avondtijd;
Het glorieuze pad zal u zeker vinden.
In de waterweg is het licht vandaag,
Begraven in Zijn dierbare Naam.
Jong en oud, bekeert u van al uw zonden,
Dan zal de Heilige Geest zeker binnenkomen.
Het avondlicht schijnt;
Het is een feit en bekend gemaakt dat God en Christus één zijn .
222 En de Zoon des mensen openbaart Zich in dezelfde kracht, als waarin Hij was. Niet ginds door het gemeente-tijdperk, door rechtvaardiging, heiliging, en al deze dingen hier, maar als de Zoon des mensen. Wie is de Zoon des mensen? Het Woord! En het Woord is sneller en krachtiger dan een tweesnijdend zwaard en onderscheidt de gedachten van het hart. Wat zou Hij moeten doen? Hij moet dat Woord bewijzen. Wat zal Hij doen? Let op wanneer we het zien gebeuren. Kijk ernaar, in dezelfde vorm waarin Hij hier was in het begin, de Vuurkolom. Bewijzend dat Hij Hebreeën 13:8 is, waar staat: "Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, heden en tot in eeuwigheid." Wat was het? Jezus Christus dezelfde gisteren: dat was Christus in de woestijn met Mozes. Hoeveel weten dat de Bijbel dat zegt? Gisteren! Dat was Christus toen Paulus hier heden sprak (gelooft u dat?) in het Nieuwe Testament. Vervolgens de Zoon des mensen, dezelfde Christus in de laatste dag. Ziet u? Goed.
223 Bemerk ook Johannes 14:12. Hij zei: "De werken die Ik doe, zult u ook doen." Al deze andere Schriftgedeelten. Wat doet Hij? Hij is hier nu en bewijst... niet Luthers tijdperk, niet Wesley's tijdperk, niet het Pinkstertijdperk, niet het Baptisten tijdperk, niet het Presbyteriaanse tijdperk. We zijn verder doorgegaan, we hebben het bewezen door de geschiedenis en de Bijbel. Wat dan? Het tijdperk van de Zoon des mensen, geopenbaard zijnde, om deze zaken binnen te brengen om het Woord te vervullen, zoals alles vervuld moet worden. Ziet u? We zien het, en het is waar.
224 En bedenk, dat het door dezelfde methodes gebeurt als die Hij eerst toepaste. Het is niet alleen onder òns bevestigd, maar het is bevestigd door de wetenschap. Ze moeten toegeven dat het juist is. George J. Lacy, het hoofd van de F.B.I. voor vingerafdrukken en documenten zei: "Het licht trof de lens. Ik noemde het zelf psychologie, maar deze camera zal geen psychologie fotograferen, meneer Branham. Het is daar."
225 Wat is het? Een getuigenis dat vele jaren geleden die Vuurkolom daar in die struik stond als een wervelwind en dat Hij sprak, zeggende: "Rook of drink nooit. Er is een werk voor je te doen als je ouder wordt."
226 De mensen zeiden: "Die jongen heeft zijn verstand verloren." M'n moeder wilde de dokter roepen, omdat ik nerveus was.
227 Maar wat was het? Hij daalde precies hier aan de oever van de Ohio-rivier neer en zei: "Zoals Johannes de Doper werd gezonden om de mensen gereed te maken voor het gemanifesteerde Woord, zo zal uw Boodschap dat ook doen."
228 En dr. Davis en de anderen zeiden dat ik buiten zinnen was en ze wilden me uit de gemeente zetten, omdat ik het niet met hem eens was over vrouwelijke predikers en al die zaken die onschriftuurlijk waren. Hij zei: "En jij zegt, dat je zult gaan prediken en dat er een opwekking zal ontstaan die de wereld zal treffen?"
Ik zei: "Niet ik, maar Hij zei het."
Hij zei: "Billy, je hebt een nachtmerrie gehad."
Ik zei: "Ik zal mijn kaart nu teruggeven. Ik hoor niet langer bij jullie."
229 Hij zei het, ik geloof het en Hij bewees het. Dat is het goede gedeelte. Hij heeft het bewezen. Hij bewees Zijn Woord door het Woord, want Hij is het Woord. En wat doet het Woord? Het kent de geheimen van het hart. Is dat juist? Goed, het wordt bewezen in Hebreeën 13:8.
230 Hij zal een bruidsgemeente gereed hebben in de laatste dagen. "Hoe gaat Hij dat doen, broeder Branham?" Ik weet het niet, maar Hij zei dat Hij het zou doen. Hij zal het bewijzen. Een uitgeroepene uit alle anderen. Dat is juist. De gevlekte vogel die bevlekt is door Zijn bloed. Ziet u? Uitgeroepen, heel de rest van de kudde is tegen haar. Zij is veracht en verworpen.
231 Maar de gevlekte vogel... het interesseert me niet hoezeer de schrijver het daarmee oneens is, hij vergist zich. Bedenk wat er met de vogel gebeurde, die de gevlekte vogel was. Ze namen er twee van. De één werd gedood, de ene levensgezel, en zijn bloed werd over de andere vogel uitgegoten. Het was voor het reinigen van melaatsheid, en de bloedvlekken riepen uit: "Heilig, heilig, heilig voor de Heer." Dat was onze levensgezel, Jezus Christus, die gedood werd; en Zijn bloed is op ons, roepend: "Heilig, heilig, heilig voor de Heer." De rest van de vogels... Ik ben blij dat mijn naam in haar Boek is. Niet hier op aarde, maar daarboven. Niet op een geitenvel, maar op de huid van het Lam. Dat is juist.
232 Er zal een opstanding van de doden zijn. Hij zal het bevestigen. Dat is juist. Hij zal het bewijzen. Er zal een opname van de gemeente zijn. "Hoe zal dat gebeuren?" Ik weet het niet, maar Hij zal het bewijzen. Zijn Woord is waarachtig. Er zal een duizendjarig rijk zijn. Hij zal het bewijzen. Het is Zijn Woord. Er zal een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn. Hij zal het bewijzen, omdat Zijn Woord het zei. En alleen de rechtvaardigen zullen daar zijn. Hij zal dat ook bewijzen. Dat is juist. Alleen degenen die deel van dit Woord zijn gemaakt (ziet u, het zal hun deel zijn en hun positie in het Woord voor hun tijdperk), zullen de enigen zijn die daar zullen zijn. Want dat is wat het is, Hij is het Woord. En wat is de vrouw? Het beeld van de man. En wat is de gemeente? Het beeld van het Woord. Dat is het precies. Ziet u? Dus het zal daar precies zo zijn. Alleen de ware gelovigen in Zijn Woord weten dit en kunnen het geloven en God helpt hen het te bewijzen, dat het juist is, dat het waar is.
233 Gelooft u het nu? Gelooft u het? Als het zo is, strek u uit in geloof en raak Zijn kleed aan, omdat Hij hier voorbij komt. Hij zal bewijzen dat Hij dezelfde is gisteren, heden en tot in eeuwigheid. (Hebreeën 13:8.) "En zie, Ik ben met u al de dagen, tot aan de voleinding der wereld." (Mattheüs.) Hij is Hogepriester volgens het boek der Hebreeën, het vierde hoofdstuk, vers 15. Hij is de Hogepriester, Die aangeraakt kan worden door het meevoelen van onze zwakheden. Gelooft u dat? Strek u ernaar uit en raak de Here aan. Hij is altijd tegenwoordig. "Zie, Ik ben met u al de dagen." Kijk terug door de tijdperken. "Beproeft alle dingen. Houd vast aan hetgeen goed is."
234 Als u behoort tot een kerk die niet gelooft dat Hij dezelfde is, gisteren, heden en tot in der eeuwigheid, dezelfde op elke wijze, ga erbij vandaan. Beproef het!
235 We zeggen dat Hij uit de doden is opgestaan. Ik zei het niet, maar het Woord hier zei het. Ze zeiden: "Hij stond op uit de doden." Hij zegt dat Hij dezelfde is, gisteren, heden en tot in der eeuwigheid. Gelooft u dat? Hij beloofde dat deze dingen zouden gebeuren, dat in de laatste dagen dezelfde Zoon des mensen gemanifesteerd zal worden.
236 Onthoudt nu dat het Jezus niet was, die daar tot Abraham sprak, die de gedachten in Sara's geest onderscheidde achter Hem. Dat was Jezus niet. Hij was nog niet geboren. Maar het was een Man in menselijk vlees, en Abraham noemde Hem: "Elohim, de grote Almachtige". Tonend... En Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom..." Wees nu oplettend! "Zoals in de dagen van Sodom, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen, wanneer de Zoon des mensen wordt geopenbaard." Niet langer als een kerk; nee, niet meer. De bruid is geroepen, ziet u. "In die dag zal de Zoon des mensen geopenbaard worden." Waarom? Om de gemeente en het Hoofd samen te voegen, te verenigen, het huwelijk van de bruid. De roep van de Bruidegom zal precies hierdoor komen, als de Zoon des mensen neer zal komen en in menselijk vlees zal komen om de twee te verenigen. De gemeente moet het Woord zijn. Hij is het Woord en de twee verenigen zich. En om dat te doen, is de manifestatie van de openbaring van de Zoon des mensen nodig. Niet van een dominee. Ik weet het niet, ik... Ziet u wat ik bedoel? Zie, het is de Zoon des mensen, Jezus Christus zal onder ons neerkomen in menselijk vlees en zal Zijn Woord zo werkelijk maken, dat het Hem en de gemeente zal verenigen tot één, de bruid, en dan zal ze naar huis gaan naar het bruiloftsmaal. Amen! Ze is reeds verenigd. We gaan naar het bruiloftsmaal, niet naar de bruiloft. "... vul uzelf met vlees, met al het vlees van machtige mannen, want de bruiloft van het Lam is gekomen." Maar de opname gaat naar het bruiloftsmaal. Als het Woord hier één wordt met de persoon, en de twee worden één, wat gebeurt er dan? Het manifesteert de Zoon des mensen opnieuw. Niet de kerk-theologen; de Zoon des mensen! Het Woord en de gemeente worden één. Wat de Zoon des mensen ook deed (Hij was het Woord), de gemeente doet hetzelfde.
237 Hoe bewees Hij Zichzelf door de tijdperken heen? Door de profeten, die het Woord konden spreken en hun gedachten kenden. Zo werd Hij gekend. Dat werd beloofd voor het gemeentetijdperk dat door 'dag noch nacht' is gekomen, maar in de avondtijd, wanneer de Zoon des mensen geopenbaard zou worden, zou het opnieuw komen. "Het zal licht zijn in de avondtijd." Wat doet Hij? Zijn Woord bewijzen.
238 Kijk nu terug. Kwam Hij als een maagd? Of liever gezegd, kwam Hij, zoals Hij had gezegd, door een maagd? Kwam Hij precies zoals Hij had gezegd? Kijk vandaag; Hij bewees Zijn Woord, ondanks hoeveel atheïsten, ongelovigen en onverschilligheid er was. Hij bleef gewoon komen en bewees Zijn Woord. Hier zijn we: gekomen door dit tijdperk, uit allerlei kerken en dingen, ontkomen net zoals diegenen uit de tijd van Maleachi tot aan de komst van Christus. Alle profeten en zo waren verdwenen en ze waren vervallen tot waardigheidsbekleders enzovoort, maar, helemaal hetzelfde, kijk wat voor karakter Hij zond. Gewoon precies de Elia, een hater van immorele vrouwen die een heleboel verf, poeder en make-up opdoen en al dat soort spul. En de 'geestelijken' maakte hij links en rechts af. Toen hij uit de woestijn kwam ging hij niet met een van hen in zee, maar hij zei. "De Messias komt eraan! Ik zal Hem kennen als Hij komt. Ik zal Hem voorstellen." Amen! "Denk niet dat u tot dit of dat behoort." Hij deed precies hetzelfde als Elia.
239 "En het zal geschieden in de laatste dagen, voordat de grote en geduchte dag des Heren zal komen, dat Ik tot u zal zenden... voordat die grote en geduchte dag des Heren zal komen, dat Ik tot u zal zenden de profeet Elia en hij zal het geloof van de kinderen terugvoeren tot de vaderen." En zie, het geloof van de vaderen tot de kinderen, de Joden. Ziet u? Hun belofte van de Schrift, de heidenen en waar ze vanaf waren gevallen. Kijk naar dit dubbele. Gewoon precies volmaakt. Hier zien we het. God bewijst Zijn Woord.
240 Laten we onze hoofden een ogenblik buigen. Dierbare God, Die onze Here Jezus weer terugbracht van de dood om Uw Woord te bewijzen. Hij is levend vandaag en bewijst Uw Woord. "Zie, Ik ben met u alle dagen, zelfs tot aan de voleinding." Hij bewijst Zijn Woord. "Jezus Christus is Dezelfde, gisteren, heden en tot in eeuwigheid." Als het niet 'voor eeuwig' was... Misschien zou iemand erover kunnen struikelen. Ik ben niet gestopt om het uit te leggen, Here, maar we weten dat voor eeuwig 'een tijdsruimte' is. En nu, na dit tijdperk, zal er geen voor eeuwig meer zijn, het zal eeuwigheid zijn. Hij was dezelfde God Die in Mozes en in de profeten was. Toen kwam Hij na een tijdsruimte en manifesteerde Zich als de God-profeet; en daarna hadden we een tijdsruimte en komt Hij opnieuw. "Dezelfde gisteren, heden en tot in der eeuwigheid."
241 We denken aan deze Salomo, in dat grote duizendjarige rijk van de Joden, dat toen geen natie hen durfde aan te raken en die grote gave van God in de profeet was, dat hij de koningin al de geheimen van haar hart bekend maakte. Niets werd achtergehouden. Het grote tijdperk tonend en typerend, dat er een groot tijdperk op komst was.
242 En nu, Vader, dat was U, niet Salomo. Dat was U in Jezus, want Hij zei: "God was in Christus, de wereld met Zichzelf verzoenende." Hij was het begin van de schepping. Zijn lichaam was de verloste schepping. En nu door de eeuwen heen heeft de gemeente haar eerste liefde verloren. En nu heeft U in de laatste dagen beloofd een kleine minderheid te roepen, de kleine kudde, in de laatste dagen.
243 Vader, onze harten springen op, en mijn hart bonst wanneer ik daaraan denk en weet dat Uw Woorden waar zijn. Niet één ervan kan falen. Laat deze mensen dat begrijpen vandaag en laat de zondaar U zoeken in dit uur, voordat de poorten sluiten en er geen tijd meer zal zijn. Laat de bruid, als ze uit de pas begint te raken door dit of dat, terug mogen komen in de pas, zoals het visioen enkele weken geleden toonde.
244 Ik bid U, Vader, om nu te zegenen en de zieken te genezen. Hier liggen doeken en zakdoeken, komend van verschillende streken. In de Schrift wordt er gezegd dat er doeken, schorten en zakdoeken van het lichaam van Paulus werden genomen die naar de zieken gingen, en dat God hen genas. We weten dat we geen Paulus zijn, maar we weten dat het Paulus niet was, het was het geloof van de mensen dat hij Uw dienstknecht was.
Here, deze mensen zouden deze honderden kilometers niet rijden, als ze niet geloofden. Beloon hun geloof, Here, wanneer ik nu... de zakdoeken niet zalf (Paulus zalfde ze nooit, hij nam ze van zijn lichaam), wanneer ik deze zakdoeken vasthoud, Here, niet dat het mijn lichaam is, want dat is niets waard, maar omdat het Uw verloste eigendom is. Dus bid ik, God, dat U hun geloof zult belonen. Moge ieder van hen genezen worden, omwille van het koninkrijk van God. Nu, Here, het was een lange boodschap en het was de bedoeling dat het niet langer dan een paar minuten zou duren, maar het is twee uur of meer geworden. Nu, laat de zieken genezen worden, Here. Laat de mensen zien dat U hier bent. Dat ik dit niet uit mijzelf gezegd heb. U bent het, Here. Ik bid het in Jezus' Naam. Amen.
245 Nu, slechts tien minuten ongeveer... Ik weet niet... (Heb je wat uitgegeven, hoe zat het?) Billy zei dat hij enige gebedskaarten had uitgegeven. Ik vroeg hem vanmorgen dat te doen. En ik kwam daar net enige ogenblikken geleden binnen, waardoor ik niet de kans had om het hem te vragen, omdat ik aan het praten was met broeder Ben en de anderen. Ik kreeg geen kans het hem te zeggen. Hij zei me alleen dat hij gebedskaarten had uitgegeven. Gebedskaart B, honderd, van één tot honderd. Wel, volgens mij gebedskaart nummer één, B. Wie heeft er B? Als u kunt opstaan, steek uw hand op, als u kunt lopen. Een zekere vrouw achterin. Goed, B, nummer één, nummer twee, drie, vier, vijf, kom hierheen. Ik zal deze kleine kinderen vragen of ze hier achter rond het podium willen komen zitten. Goed. Nu, ik vraag u ze hierheen te sturen, gaat u recht door dat gangpad daar, u mensen van één tot vijf, ga rechtdoor die kant op en kom dan daarheen. Laat degenen die daar bij dat gangpad zitten regelrecht zo hier langs komen, indien mogelijk, en dan weer naar hun zitplaatsen terug. De kleine kinderen die hier zitten, kom hier achter het podium. En ik wil dat de mensen hier langs lopen zodat ik voor ze kan bidden.
246 Laten we nu eens zien. Wat riep ik op, één tot vijf, nietwaar? Eén, twee, drie, vier, vijf. Een ieder daar die een gebedskaart heeft, van één tot vijf, steek uw hand op, dan kan ik zien of ze allen staan. Daar, één, twee, drie, vier. Ik mis er één. Eén, twee, drie, vier, vijf, in B. Bent u dat allen, één, twee, drie, vier? Eén, twee, drie, vier? Waar is vijf van B? Vijf! Ga terug naar die kant, dame. Goed meneer, langs die kant. Dat is goed. Loopt u even om en kom weer terug, vijf. Zes, zeven, acht, negen, tien. Goed, B, gebedskaart B, zes, zeven, acht, negen, tien. Ziet u, we doen dit, zodat je dan geen verstoring krijgt. Zes, zeven, acht, negen, tien. Nu ik heb... Hebt u een gebedskaart, meneer, die hier staat? Zeven? Goed, ga daarheen, gaat u bij hen staan. Volgens mij heb ik er maar twee daar. Goed, zes, zeven, acht, negen, tien. Ik heb er hier maar twee ... Hebt u er één, meneer? Dat is hem. Daar zijn ze, precies. Tien, elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien. Nu, dat zijn één, twee, drie, vier, vijf. Goed, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig. Eén, twee, drie, vier, dat. Goed, twintig, eenentwintig, tweeëntwintig, drieëntwintig, vierentwintig, vijfentwintig. Eén, twee, drie, ga die kant op meneer, zo rond in de rij. Help hem daar, laat hem gaan langs welke weg hij maar wil. Hierheen, broeder, hier hebben ze ruimte voor u gemaakt. De mensen hebben een weg hier voor u gemaakt. Laat iemand hem daar helpen, als u kunt. Laat hem zo rond lopen om daar in de rij te komen. Laat hem daar zitten, vraag ik u, en als zijn nummer wordt afgeroepen breng hem dan daar naar boven. Ziet u? Wanneer hij aan de beurt is, zet hem dan in de rij. Goed, ik geloof dat dit ongeveer het aantal is wat nu mogelijk is.
247 Hoeveel zijn er hier, die geen gebedskaart hebben en u bent overtuigd en absoluut zeker dat God de zieken kan genezen? Steek uw hand op. Gelooft u het? Hoeveel van u weten dat ik niets over u weet, dat ik geen enkele kwaal van u weet? Er zijn hier mensen... nu, mijn Tabernakel. Voor u vreemdelingen, er is hier nauwelijks iemand, behalve deze voorgangers, die ik kan zien. Alleen daar zie ik iemand die ik herken. Ik ben hier niet vaak genoeg, ziet u, en er zijn mensen die van overal vandaan komen. Laat me het u bewijzen. Hoeveel hier weten dat ik niets van u weet? Steek uw handen op. Zie, dat is uw hand voor God. Ik weet niets van hen af. Nu, ik weet het niet, maar ik zou iemand in een gebedsrij als deze opgeroepen kunnen krijgen, die ik wel ken, maar ik zou niet weten waarvoor ze hier waren. Ziet u, ik zou niet weten waarvoor ze hier waren.
248 Wat ik nu probeer te doen, is u dit te laten zien, nu let op: "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Gelooft u dat? Gelooft u dat Hij dat Woord zal bewijzen? In orde. Zei Hij dat Hij Zichzelf zou openbaren als Zoon des mensen aan het einde van het gemeente-tijdperk? Hoeveel? En dat de wereld eruit zou zien, zich zou bevinden in de toestand van Sodom en Gomorra? Gelooft u dat?
249 Nu, Billy, waarom laat je ze niet hier precies voorbijkomen? Ja, goed. Wel, goed, in orde.
250 Aan het einde van het tijdperk zou Hij Zich openbaren. Nu kijk, beseft u dan dat hier een totale onmogelijkheid is? Er zijn hier nu mensen die in deze rij staan, die ik nooit in mijn leven gezien heb. Er zitten daar mensen die ik nooit gezien heb, maar onthoudt dat Hebreeën 4:15, volgens mij, zei, dat Hij nu de Hogepriester is, Die met onze zwakheden mee kan voelen. Is dat waar? Nu, als Hij de Hogepriester is, dan is Hij Hebreeën 13:8: "Dezelfde gisteren, heden en tot in der eeuwigheid." Is dat juist? Nu hoe zou Hij Zich openbaren? Zoals ik u vertelde, spreekt Hij altijd door Zijn profeten. Hij zendt altijd een boodschap voor oordeel. Nu, in dit alles, verandert Hij zijn wijze nooit.
251 Hij besloot in de Hof van Eden hoe Hij de mens zou redden: door het gestorte bloed van een onschuldige. Hij heeft het nooit veranderd. Wij proberen het te veranderen door opleiding, door torens van Babel, door grote steden en van alles zoals dat. Wij proberen het te veranderen maar het werkt niet. We proberen het te veranderen door de wereld voor Hem op te leiden. We proberen het te veranderen door een denominatie van mensen. Het heeft nooit gewerkt. Er is slechts één plaats waar de mens kan komen om te aanbidden; onder het Bloed. Uw denominaties zullen u verdelen, maar onder het Bloed bent u hetzelfde. Hij verandert nooit.
252 Als Hij de onveranderlijke Hogepriester is, Dezelfde, gisteren, heden en tot in der eeuwigheid, dan moet Hij dat Woord houden. Niet omdat wij zeiden dat Hij het deed, maar omdat Hij zei dat Hij het zou doen. Ziet u? Als Hij dat zal doen... Wacht nu een ogenblik en denk na. Hoeveel van u in deze gebedsrij weten dat ik niet één ding van u of van uw ziekte af weet? Steek dan uw hand op, u weet wat ik... Hoeveel in die gebedsrij weten dat ik u niet eens ken? Steek uw hand op.
253 Kijk in het gehoor, ziet u. U daar, u hoeft niet hier te zijn, raakt u slechts Zijn kleed aan. Spreek slechts en zeg: "Here Jezus, ik geloof U." Zeg nu: "Ik geloof dat U het aan broeder Branham kunt openbaren, omdat..."
254 Niet omdat het broeder Branham is, hij is slechts een gewone man. En waarschijnlijk als de opname deze morgen komt... Denkt u aan de opname. Als de opname vanochtend zou komen (ik zeg dit in nederigheid), is er geen twijfel over dat de helft van de samenkomst, als we volgens graden gingen, volgens waar we behoorden te zijn, zou de helft van u voor mij gaan. Dat is juist. Ik ben niet... Kijk naar de verantwoordelijkheid die ik heb gekregen en hoe oppervlakkig ik haar draag. Ik ben een onnutte dienstknecht voor Christus; te weten wat ik over Hem weet en dan te leven op de wijze dat ik doe; niet immoreel, niet onrein, niets zoals dat. God weet dat het waar is. Ziet u, ik probeer goed te leven, maar het lijkt me alsof ik de zaak niet over kan brengen. Misschien als het iemand anders was geweest, die misschien hoog ontwikkeld of zoiets zou zijn, zouden zij het tot de mensen gebracht kunnen hebben. Maar daarbij moet eveneens bedacht worden, dat toch niet alle mensen het zullen begrijpen. Ziet u? Hij weet wat Hij gaat doen. Dus draag ik mijzelf aan Hem op en zeg: "Here, ik ben in Uw handen. Handel met me zoals het U past." Nu, als Jezus Christus Dezelfde is, gisteren, heden, tot in der eeuwigheid...
255 Nu, ik geloof dat ik deze vrouw ken. Ik kan niet bedenken wie ze is, maar ik ken haar. Op de één of andere manier ken ik haar. Ik heb haar gezicht gezien, maar ik weet op dit moment niet precies wie ze is, maar ergens ken ik haar. Kent u mij? Ik dacht, toen ik naar haar gezicht keek, dat ik haar kende, maar ik kan niet zeggen wie ze is, maar ik geloof dat ze... Werkt uw man... Bent u niet de vrouw die werkt bij de... Haar man werkt bij de Zeven-Zeven-Zeven, of Zeven-Elf of zoiets in New Albany. [De zuster zegt: "Mevrouw Agan." – Vert] Mevrouw Agan! Dat is juist. Nu, u bent hier al geweest en naar de gemeente gekomen. [De zuster antwoordt: "Ja."] Roy, is dat degene waar we op een dag naar toe gingen, degene op de berg? Wat zeg je? Het was haar zus. Dat was het, daarom, ziet u. Ik herinner me dat Roy en ik rondreden, en dat hij die naam noemde en de Here zond me daar naar boven en genas de vrouw terstond. Jawel, het schoot me net te binnen.
256 Maar om te weten wat u scheelt; ik heb geen idee. U weet dat. Maar als de Here Jezus haar iets kan vertellen van wat ze gedaan heeft; of misschien heeft ze een of ander financieel probleem. Misschien hebben zij en haar man wat moeilijkheden. Misschien zij en haar kinderen. Misschien een van haar kinderen, als ze kinderen heeft, ik weet het niet. Maar als ze ze heeft... misschien zijn sommigen van haar kinderen van huis weggelopen. Misschien staat ze hier om daarover iets te weten. Ik weet het niet. Ik kan het op geen enkele manier weten. Ik kan het u niet vertellen, maar Hij weet het. Ziet u? Dus u begrijpt het. Begrijpt u het?
257 Nu luister, vat dit heel goed. Ik heb dit nooit eerder in een samenkomst gezegd, maar ik voel me geleid het nu te zeggen. Wat is een woord? Het is een uitgedrukte gedachte. Hoe kan ik nu haar gedachten uitdrukken? Of hoe kan ik aan haar uitdrukken wat haar gedachte is? Het zal iets van de gedachte die wordt aangeboden moeten zijn en zij kan dat niet doen. Dus moet ik Zijn gedachte uitdrukken, en als het juist is... Als het Gods gedachte is, zal het juist zijn; als het Gods gedachte niet is, dan zal het niet juist zijn. Zij zal het weten en u zult het weten. Allen zullen het weten. Zie, je kunt er niet omheen. Het moet of van God, of niet van God zijn. Zijn genade is voldoende. Gelooft u nu allemaal.
258 Hoeveel zullen geloven? Misschien heeft u nooit te voren één van deze samenkomsten bezocht, maar zult u geloven als God dat doet? En dan u daar nu, die niet in de gebedsrij zult zijn, bidt u ook. Zelfs als u in de gebedsrij komt, het kan me niet schelen wie u bent, bidt u gewoon.
259 Here Jezus, ik heb nu veel tijd genomen, maar het is Uw dienst, Here. Ik heb alles gedaan, wat ik menselijkerwijs kan doen, maar Gij zijt God, de rest is nu in Uw handen, Vader. Laat het bekend worden, dat U God bent en Uw Woord waar is. Bewijs Uw Woord van deze laatste dag, Here, wanneer de Zoon des mensen geopenbaard zal worden. Hoe maakte Hij Zichzelf bekend? Hij was het Woord. Wat is het Woord? Een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart. Hij bemerkte hun gedachten. Hij zei Petrus, Filippus, Nathanaël, de vrouw bij de bron, de rest daar, dat als zij zouden komen... wist dat het meisje sliep en niet dood was. Ik bid, God, dat u onze nederige tabernakels van deze aardse woning, zult gebruiken vandaag, dat U Zichzelf bekend zult maken. Door Jezus Christus' Naam. Amen.
260 Nu ik kan niet genezen. U weet dat. "Wat is een gave, broeder Branham? Iets wat je neemt?" Nee, het is iets dat je weet hoe je jezelf uit de weg kunt krijgen. Begrijpt u? Zolang als u daar bent, zal het nooit werken. William Branham is de grootste vijand die ik heb. Maar als ik hem uit de weg krijg, dan kan Jezus Christus het lichaam gebruiken. Ziet u? Zie, nu kom ik bij die vrouw. Wat nu? Nu, stel u voor dat ze ziek was...
261 Hier is een dame die haar been op een stoel heeft liggen. Nu, als ik... als Jezus hier was en er heen zou gaan en Zijn handen op die vrouw zou leggen, zou dat been gezond worden. Daar is geen twijfel over, maar ziet u, wij zijn menselijke wezens met vuile handen. Zijn handen zijn heilig. God betuigde Hem. Hij was het Woord. Gelooft u dat? Zeker. Hij had geen twijfel. Hij zou Zijn handen op haar leggen en zeggen: "Dochter, wees gezond" en ze zou gezond worden. Maar daarna droeg Hij ons op hetzelfde te doen. Ik geloof dat Hij het duidelijk betuigd heeft.
262 Wat nu, indien Hij me een visioen zou geven en deze vrouw zou vertellen iets te doen? Ik geloof dan, als ik mijn handen op haar legde, dat ze gezond zou worden. Gelooft u dat? Maar wat als Hij het visioen niet gaf? Wat zou het visioen doen? Mij slechts geloof geven. Het zou mijn geloof overbrengen, de ongeziene kracht van God. Ziet u? Als een ieder van u precies op dit ogenblik zou sterven, zou u nooit uzelf het lichaam zien verlaten. Al uw geestelijke vaardigheden, alles wat u bent zou verdwijnen; maar u zou het nooit zien uitgaan. Ziet u? Het zou een on... De kracht die me mijn handen laat bewegen, dat is een kracht, is het niet? De kracht die me kan laten denken, de kracht die me laat prediken, de kracht die me laat leven, handelen, diezelfde kracht die dit lichaam kan motiveren zou eruit gaan, terwijl u niet zou zien dat de kracht eruit ging. Het is een ongeziene kracht. Zo is geloof! Mis dit niet. Geloof! En Jezus zei: "Ze zullen handen leggen op de zieken." Nu, ziet u, als ik ging en een visioen had en haar de handen oplegde, zou ik geloven dat ze gezond zou worden, omdat ik het visioen zag en ik vertrouwen in het visioen heb. Maar hoe zit het met het Woord? Leg haar de handen op met hetzelfde geloof. Het visioen wordt alleen gegeven om mijn geloof en uw geloof in beweging te zetten, maar hetzelfde geloof zonder het visioen zal hetzelfde uitwerken. Sommige mensen is groot geloof gegeven, sommigen hebben dat soort geloof niet. Hun worden visioenen gegeven om hun dat geloof te geven. Nu ziet u, dit zouden nog steeds dezelfde vuile handen zijn, het zou dezelfde persoon zijn; maar het is enkel eenvoudig hen de handen opleggen.
263 Laat nu de Heilige Geest Zijn aanwezigheid bevestigen, Zijn Woord bevestigen, wat Hij beloofde. Ik vergat wat uw naam was. Wat is uw naam? Agan. Wel, Hij had me dat kunnen vertellen, als Hij het gewild had, maar ik zei zojuist dat ik wist dat ik u kende. Komt u hier nu even een beetje dichterbij. Er staan daar mensen te bidden, ziet u. Mevrouw Agan, als ik de dienstknecht van Christus ben, en ik het Woord heb gepredikt, waarvan ik geloof dat het de waarheid is, gelooft u dat? [Mevrouw Agan zegt: "Ja." – Vert] U gelooft het. Als u iets nodig heeft, zou ik het u niet kunnen geven, omdat ik niets te geven heb, tenzij het misschien wat geld is of zo. Of ik zou kunnen praten met uw man, kinderen, of geliefden, dat zou ik kunnen doen. Maar als u genezing nodig had, zou ik het u niet kunnen geven. Dat is reeds gekocht. Maar door een gave zou ik het u kunnen laten herkennen, als u geloof heeft, dat dat reeds gekocht is, omdat Degene die het kocht, de Enige in wie u geloof zou kunnen hebben, de Zoon van God is. De Koper staat hier. Is dat juist? De Koper is hier.
264 U kent me als een broeder, een voorganger, en ik ken u als een zuster. We kennen Hem als God. Als nu die ongeziene Persoon, door een gave die ik heb om mijzelf aan de kant te kunnen zetten, mij kan vertellen... u kan vertellen, door mij, mijn lippen... Nu, wanneer ik aan het bidden ben, ziet God mij niet. Hij hoort alleen mijn stem door het bloed van Jezus. Hij ziet me niet, Hij hoort mijn stem en dat bloed is daar om te vertegenwoordigen wat ik vraag. Ziet u? Dan hoort Hij mijn stem, maar Hij ziet slechts het bloed. Hij ziet mij niet, dus kan ik niet vuil zijn als ik onder het bloed ben. Het bloed reinigt. Ziet u, Hij is de buffer tussen mij en God en heeft beloofd: "Wat gij de Vader ook vraagt, Ik zal het doen." Gelooft u dat dat waar is? [Zuster Agan zegt: "Ja." – Vert]
265 Nu als iedereen... het ziet eruit als... Kunt u zien wat er gebeurt? Kijk, hierbinnen komt een amberkleurig licht, hier precies bewegend.
266 Nu, ze kon het niet verbergen, als ze dat moest. Nee, nee. U bent hier vanwege de gevolgen van iets wat u overkomen is. U heeft longontsteking gehad en heeft in het ziekenhuis gelegen. U heeft onder een zuurstoftent gelegen en u lijdt aan de gevolgen ervan. U zult gezond worden. Jezus Christus gaat u beter maken, ik zie dat. Ga heen, geloof het, zuster Agan. Ik ga mijn handen op u leggen, in Jezus' Naam. God zegene u, zuster. Ga, wees nu gelukkig, twijfel niet aan wat Hij heeft gezegd.
267 Hoe maakt u het, zuster. Ik geloof niet dat ik u ken. We zijn vreemden. Er is hier nu een vrouw, die ik niet ken. Ik ken u niet. Er is geen manier voor mij om u te kennen. Maar gelooft u dat God het mij door Zijn Woord zou kunnen openbaren, omdat Hij het beloofde? Gelooft u dat Hij me iets over u zou kunnen vertellen? En daardoor zou u het aanvaarden, nietwaar, wetend dat ik, uw broeder, het niet zou zijn, maar dat Hij het zou zijn, uw Verlosser. Gelooft u dat? U bent in afwachting van een operatie. Er werd aan u verteld dat u een operatie zult moeten ondergaan. Gelooft u dat Hij mij kan vertellen waar die operatie voor is? Het bevindt zich in de maag en in de ingewanden. Dat is helemaal juist. U wilt eraan ontkomen. [De zuster bevestigt alles wat broeder Branham zegt met: "Dat is juist." – Vert] Gelooft u nu, met deze Geest hier, de Geest van Christus, die overal om ons heen is en die boven mij staat? U weet dat iets het u moest vertellen, omdat ik u niet ken. Gelooft u, dat ik, door handen op u te leggen, het geloof waarin ik geloof zou overbrengen naar uw geloof en dat u voor God, onze Vader, zou worden genezen? Dan, Here Jezus, gehoorzaam ik Uw geboden, toen U zei: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven. Indien ze handen leggen op de zieken, zullen ze herstellen." Laat onze zuster gezond worden voor de heerlijkheid van God. In Jezus' Naam, Amen. Ga heen naar huis en vergeet het gewoon. Blijf het geloven met heel uw hart.
268 Hoe maakt u het? Ik zeg dat slechts om in contact te komen met uw geest, dame. Precies zoals Jezus deed bij de bron. Hij zei: "Breng me wat te drinken." Ik geloof... Ik geloof niet dat ik u ooit gezien heb. Ik geloof dat u een vreemde voor me bent. Is dat juist? Als dat juist is, steek dan uw hand op zodat de samenkomst het kan zien. Ik ken de dame niet.
269 Dit is onvervalste genezing, het is onvervalst geloof, de onvervalste Schrift, het zuivere Woord van God gemanifesteerd en bewezen dat Hij niet dood is, dat Hij levend is voor eeuwig. "Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe, zal hij ook doen en deze gelovige zal handen leggen op de zieken en ze zullen genezen." O, hoe kunt u eraan twijfelen? Ziet u? Hij wist wie het wel zou geloven en wie niet, ik niet. Dat is aan Hem.
270 Maar nu als deze dame een vreemde is... ik ken haar niet. Ik heb haar nooit in mijn leven gezien. Ze is een jonge vrouw, veel jonger dan ik, maar ik heb haar nooit gezien. En ze is hier met een of ander doel. Gelooft u dat deze dingen die ik uit de Bijbel onderwees, dame, de waarheid zijn? U gelooft dat ze de waarheid zijn. En aanvaardt u het, niet omdat ik het zei, maar omdat God het zei?
271 Gelooft u dat we in de laatste dagen leven, wanneer de Zoon des mensen gemanifesteerd moest worden? Dat zou het hele Woord zijn, bijeengebracht via Luther, Wesley, de Baptisten, de Pinkstermensen en dat alles; alles bijeengebracht tot de openbaring van wat het allemaal geweest is.
De zevende engel moest het geheimenis van de zes zegels openen. Het moet allemaal bijeengebracht worden in de Zoon des mensen, Zijn volheid des tijds is gekomen tot de volheid van Zijn Woord, om de volheid van Zijn lichaam te manifesteren. Dat is hét Woord, dan is dat het gesproken Woord, gemanifesteerd door het Woord en het openbaart het Woord.
272 Nu als God me kan vertellen wat uw probleem is... Hij maakte u, Hij weet alles van u af en als Hij het kan openbaren... U ziet er als een gezond persoon uit, maar als Hij het aan mij kan openbaren, zult u weten of het waarheid is of niet. Zult u het aanvaarden? Kijk me nu recht aan. Natuurlijk, u draagt een bril, u moest het dragen. Dat is echt niet waarvoor u hier bent. Ik kan het precies terug zien bewegen, ziet u. U bent hier vanwege een bloedstolsel. [De zuster begint te huilen – Vert] Ziet u? Ziet u? Gelooft u dat Hij me kan vertellen waar ze zitten? In uw benen. Gelooft u dat het God is Die dat doet? Gelooft u dat God me meer over u zou kunnen vertellen? Het is in orde; u bent een vreemde... Nu, ik wil slechts een ogenblikje met u praten. Gelooft u dat Hij me kan vertellen waar u vandaan komt? U komt uit Gary, Indiana. Gelooft u dat Hij me kan vertellen wie u bent? Mevrouw Ogden. Dat is waar. Nu, ga terug naar huis en word gezond in de Naam van Jezus Christus.
273 Hoe gaat het met u? Wij zijn ook vreemden voor elkaar. Ik ken u niet. Maar gelooft u dat de Here Jezus mij uw moeite kan openbaren? [De zuster antwoordt: "Ik weet het." – Vert] U weet het. Dank u, zuster. Dat is erg fijn. Goed, aangezien u dat dan weet, zal die hernia in orde komen. [De zuster zegt: "Dank U, Jezus."] En u hebt een gezwel in uw zij. Dat is juist, nietwaar? ["Dat is juist."] Wilt u dat ik zeg aan welke zij? Aan uw rechterzij. Dat is precies juist. Nu ga uws weegs, geloof het en u zult gezond worden.
274 Gelooft u? Het is absoluut de waarheid. Gelooft u dat de Zoon van God, de Zoon des mensen is neergedaald door de tijdperken heen zoals Hij beloofde? Maar, gelooft u dat de wereld in de toestand is als die van Sodom, gereed om door het vuur te worden vernietigd zoals Sodom? Sodomieten waren heidenen, bedenk dat. Maar daar in Sodom waren enige rechtvaardige mensen. God zond een boodschapper om hen eruit te roepen; een paar van hen kwamen, een paar van hen kwamen niet, de meesten bleven erin. Maar er was een groep die op de berg zat; Abraham, en er was een Boodschapper die tot hem kwam om hem te tonen wat er zou gebeuren. Hij zou daar hoe dan ook niet in betrokken worden. Maar dan is de wereld tegenwoordig in diezelfde toestand en Jezus Christus is de Zoon van God, Zoon des mensen, Zoon van David, en Hij komt om Zichzelf te manifesteren.
275 Ik bemerk dat er juist wat met de vrouw gebeurde. Ze is hier voor een belangrijke zaak. Ze is hier niet voor ziekte. Weet u wat ze me wil vragen? "Leg mij de handen op voor het ontvangen van de doop van de Heilige Geest." Ziet u? Ziet u? Is dat niet juist? Steek uw hand op als dat juist is. Ziet u? Ze verlangt een geweldige zaak. Dierbare Hemelse Vader, geef dit kind van U het verlangen van haar hart, moge zij de doop van de Heilige Geest ontvangen. Dus zal zij het ontvangen. Amen. U zult het ontvangen, zuster. God zegene u. Geef Hem de eer en de glorie.
276 Gelooft u? Hoe is het met u daar? Gelooft u ook? 'Indien gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk.' U lijkt er zeer ernstig over te zijn; gelooft u dat dat bloedstolsel ook kan weggaan? U die daar zit met dat groen-uitziende overhemd aan. Steek uw hand op als u gelooft dat het u zal verlaten; het zal gebeuren. Ik heb de man nooit eerder in mijn leven gezien, hij is absoluut totaal een vreemde voor mij. Ik heb hem nooit gezien.
277 Gelooft u het, de rest van het gehoor? Ziet u nu niet dat Hij het moet zijn?
278 Kanker is voor God geen moeilijke zaak om te genezen. Hij kan het in orde maken, niet? Gelooft u dat Hij het zal doen? Goed, ga dan heen, ontvang het in de Naam van Jezus Christus. Geloof slechts met uw hele hart.
279 Dag lieveling. Weet je dat Jezus Zijn bloed stortte, zodat jouw bloed gezond kon zijn? Geloof je dat? Dierbare God, ik zegen dit kind en moge ze een bloedtransfusie van Golgotha ontvangen. Neem al de suiker weg, Here, en laat haar gezond zijn, in Jezus' Naam. God zegene je.
280 Hoe maakt u het? Gelooft u dat Hij die rug kan genezen en gezond kan maken? [De broeder antwoordt: "Ik weet dat Hij het kan." – Vert] Goed, ga, geloof het, heb geloof. Ik zal u gewoon de handen opleggen, omdat u dat verzoek had. God zegene u, broeder.
281 Gelooft u? Hij maakte voedsel om te eten, Hij maakte de maag om het te verteren. En als er iets verkeerd gaat in die maag, is Hij de Genezer daarvan. Gelooft u dat? Goed, dat is alles wat u moet weten; geloof met uw hele hart.
282 Aangezien u hetzelfde had, ga gewoon heen en geloof eveneens met uw hele hart.
283 Het is goed, breng de dame verder. Hoe maakt u het? Een lief klein meisje, ze is veel te klein om een vrouwenkwaal te hebben. Geloof je dat Jezus je daarvan zal genezen? Dierbare God, dit kleine meisje... Ik vervloek deze vijand in de tegenwoordigheid van Jezus Christus, moge het haar verlaten, moge ze gezond zijn. In Jezus' Naam. Amen. Gods zegen, lieverd.
284 Gelooft u? Een donkere schaduw komt nu op; dood. Een kanker is niet... God kan kanker genezen en gezond maken. Gelooft u dat met heel uw hart? Gelooft u dat Hij u daarvan zal genezen? [De zuster antwoordt: " Ja, ik geloof." – Vert] In de Naam van Jezus Christus vervloek ik deze vervloekte zaak onder die gekruiste vissen, moge het kruis van Christus het wegnemen. Laat het verdwijnen, in Jezus' Naam. Twijfel niet, ga, geloof met heel uw hart. Amen. 'Indien gij kunt geloven, alle dingen zijn mogelijk.'
285 Hoe maakt u het? Natuurlijk, uw artritis zal verdwijnen en u zult gezond worden, indien u gelooft. Gelooft u dat u zo zult worden dat u weer kunt rondwandelen en in orde zult zijn? De Here zegene deze dierbare zuster en maakt haar gezond in Jezus Christus' Naam. Ga heen en geloof met uw hele hart.
286 Gelooft u dat hetzelfde met u kan gebeuren? Wel, ik geloof dat het is gebeurd. U zult... Als u dat gelooft zult u nu terstond genezen zijn. Ik geloof zelf dat het bij u verdwenen is. In de Naam van Jezus Christus, laat onze broeder heen gaan, gezond en wel, tot de eer van God. Amen.
287 Eindelijk gebeurde het. U, die daar zit te huilen, gelooft u dat die aambeien u zullen verlaten? Hij bleef daar tot het laatste half uur leek het, recht voor me, Hij staat nu precies naast deze man. U hebt geloofd, nietwaar? U gelooft met heel uw hart en u kunt gezond naar Texas teruggaan. Ik heb de man nooit eerder in mijn leven gezien.
288 Geloof je dat jouw rugje in orde zal komen en ben je gereed om te worden genezen? Here Jezus, raak het kleintje aan en genees haar, in Jezus Christus' Naam. Amen. Geloof het met je hele hart.
289 Deze Geest komt dichterbij, Hij is door het hele gebouw heen. Het is moeilijk te zeggen waar dat vandaan komt, nerveus. Laat me u iets tonen. Hoeveel zijn er daar nerveus, steek uw hand op. Het is moeilijk te zeggen wie wie is. Maar God weet er alles van, van al uw verlangens. U hebt allen zeer geprobeerd het te overwinnen. Vele dingen in uw leven hebt u geprobeerd op te geven en u wilt God dienen met alles wat in u is. Het lijkt wel of er altijd iets is wat u tegenhoudt. Gelooft u dat het precies nu, deze ochtend, gaat gebeuren, dat u van deze dingen bevrijd zult worden? Zult u het geloven?
290 Onze hemelse Vader, opdat anderen mogen zien dat Gij de Christus, de Zoon van God, zijt, genees deze dierbare vrouw die hier staat, Vader, geef haar rust. We weten allen waaraan zij lijdt, Here, en we bidden dat U haar gezond zult maken. Terwijl ik haar mijn handen opleg met heel mijn geloof, ook ik heb nu een aanval van Satan: vermoeid, overwerkt, gespannen zenuwen. Verlaat haar, Satan. Ik leg haar mijn handen op met al het geloof dat ik heb, verlaat haar in Jezus' Naam. Gaat u heen, geloof in Hem. Dat is wat u wilde dat ik zou doen.
291 Ik ken u niet, u bent een vreemde voor mij. Die hernia zal in orde komen, indien u gelooft. En nog iets, u hebt artritis. Als u gelooft zult u gezond worden. Uw rugkwaal heeft u verlaten. Ga heen, gelovend.
292 Gelooft u met heel uw hart? Zijn dat allen in de rij? Zijn er nog meer in de rij? Komt u allen hierlangs, zodat ik de handen op de zieken kan leggen. Laten we onze hoofden een ogenblik buigen, het is één uur geweest. Dierbare God, ik leg mijn zuster de handen op, terwijl de zalving van de Heilige Geest hier is. Maak haar gezond, in Jezus' Naam. Dierbare hemelse Vader, ik leg mijn broeder de handen op... [Leeg gedeelte op de band. Broeder Branham gaat voort met het bidden voor de zieken – Vert] ... geloof.
293 O, is er niet voor u gebeden, broeder? [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... broeder; weet u wat hij deed? Hij is een oude hertenjager. Hij zei dat hij een geweer had waarmee hij altijd op herten had gejaagd en dat hij nu te oud was geworden om te gaan jagen. Hij wilde het geweer komen brengen om het mij te geven. Amen. Laten we zeggen: "Prijs de Heer." [De samenkomst zegt: "Prijs de Heer."]
Ik heb Hem lief, (Vergeet niet uw korte vraag neer te leggen. Als u het vandaag niet hebt, breng hem dan woensdag of zondag mee.)
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En kocht... (Bent u allen in de gebedsrij geweest?) ... redding
Aan Golgotha's hout.
294 Denk eraan hoe lieflijk Hij nu voor ons is. Bedenk, Hij bewijst Zijn Woord! Ziet u? Nu, als ik zou kunnen genezen, zou het wat anders zijn, maar Hij is Degene Die het reeds gedaan heeft. Ziet u? Hij bewijst alleen Zijn tegenwoordigheid hier: "Ik ben Hem Die dood was en leef voor eeuwig." Er was nooit een mens als Hij. Hij was een Mens geheel op Zichzelf. Hij was God. Ziet u? Nooit was er een mens die leefde zoals Hij leefde. Nooit werd er een mens geboren zoals Hij werd geboren. Nooit was er een mens die zou kunnen doen wat Hij deed. Nooit was er een mens die stierf zoals Hij stierf. Nooit was er een mens die uit de dood opstond zoals Hij. U zegt: "O, wacht even, broeder Branham, anderen werden uit de dood opgewekt." Ja, maar zij stierven weer. Maar Hij leeft tot in der eeuwigheid. Ziet u? Nooit stond er een mens op zoals Hij. Hij stond op uit de dood, voor eeuwig.
295 [Broeder Branham neuriet: "Ik min Hem." – Vert] Laten we het voor Hem zingen.
O, ik heb Hem lief, ik heb Hem lief,
Omdat Hij mij eerst liefhad.
En mijn redding kocht op Golgotha.
296 Laten we onze hoofden buigen. Here Jezus, ik heb deze mensen lief. Ik houd hen maar vast, Here, het was niet mijn bedoeling. Velen van hen hier hebben kleine kinderen die wachten, ze hebben honger en begrijpen het niet. Maar ze zitten hier, omdat ze weten dat de mens slechts kan leven door het Woord van God. En als dan het Woord wordt gesproken en daarna wordt bekendgemaakt, gemanifesteerd en bewezen, dan weten ze dat alleen U dat kan zijn. Ik bid voor een ieder. Zegen hen, Vader. Mogen ze gezond en sterk zijn voor de reis die voor ons ligt. Zegen hen door de week. En indien het Uw wil is, Here, dat we elkaar hier weer mogen ontmoeten aanstaande zondag, aanstaande Sabbat, om hier te komen aanbidden, bid ik, God, dat U hun kracht geeft. Sommigen van hen kunnen misschien niet, sommigen zullen naar hun huis moeten gaan naar de verschillende delen van het land, misschien overzee, of buiten de Verenigde Staten. We bidden dat U met hen zal zijn en hen zal helpen. Mogen we elkaar op een dag weer ontmoeten aan Jezus' voeten. Sta het toe, Vader. Help ons nu, daar we elkaar liefhebben en in U geloven en we hopen dat eens de band die nu onze harten met elkaar verbindt het eeuwige koord zal zijn, dat ons zal laten leven in die Stad die vierkant is, in alle eeuwigheid. In Jezus' Naam. Amen. Goed.
Neem de Naam van Jezus mede,
Kind van... (Schud elkaar nu de hand.) ... smart;
Het zal vreugd... (Draai u om en schud iemand de hand en zeg: "Ik ben blij hier vanmorgen met u te zijn.")
Neem die Naam steeds met u mee.
Dierb're Naam, o, hoe zoet! (God zegene u, Ben.)
Hoop der aard en 's Hemels vreugd;
Dierb're Naam, o, hoe zoet!
Hoop der aard en 's Hemels vreugd.
Luister hier nu naar, zing het nu op deze wijze.
Neem de Naam van Jezus mede,
Als een schild in iedere strijd; (Luister nu goed.)
Wanneer u te midden van de verzoekingen bent, (Wat te doen?)
Fluister slechts die Heilige Naam in gebed!
Dierb're Naam, (dierb're Naam) o, hoe zoet!
Hoop der aard en 's Hemels vreugd;
Dierb're Naam! . . .