Een paradox
Door William Marrion Branham1 U kunt gaan zitten. Ik heb een lange tijd moeten wachten om hier naar Phoenix terug te komen, en ik ben werkelijk blij vanmiddag hier te zijn. Ik houd veel van Phoenix, daar is iets mee, het laat me altijd voelen dat ik tussen mensen zit die mijn vrienden zijn, die mij liefhebben. En het is al jaren een leger van gebedsstrijders, dat van hier uit voor mij bidt. Ik vergeet nooit de eerste samenkomsten die ik hier had met broeder Outlaw, broeder Garcia en de predikers hier uit de stad. Wat zegende de Here toen ik nog maar in het begin van mijn samenkomsten was! Sindsdien heeft Phoenix iets groots... Het is iets in mijn hart dat moeilijk is uit te leggen.
2 Als kleine jongen wilde ik altijd naar Phoenix komen. Ik las altijd over de woestijn. Ik had toen ik nog maar een knaap was er enkele gedichten over gemaakt, over Arizona.
3 Ik ben zo blij nu een inlander te zijn. Ik denk dat ik net ongeveer een jaar oud ben, en misschien nog iets meer. Maar men vindt er niet teveel die veel ouder zijn. Ieder die ik tegen het lijf loop zeg ik: "Bent u een inlander?"
"Wel, wat dat aangaat, ik woon hier al zó lang."
4 En ik veronderstel dat ik naar het Indianenreservaat van de Apachen, of ergens, zou moeten gaan om een echte inboorling te vinden.
5 En iemand zei niet lang geleden: "Broeder Branham, hoe vindt u Arizona?"
6 Ik zei: "Wel, het is een van mijn grote levensverwachtingen geweest om in Arizona te wonen en God heeft me dat toegestaan."
7 We zijn hier, als vanouds, vlak voor de Zakenlieden Conventie begint, wat een jaarlijkse aangelegenheid voor ons is geworden. En vanmiddag zoals we hier vergaderd zijn op een voorafgaande bijeenkomst van de Conventie die naar ik geloof donderdagavond begint. Ik heb de laatste paar jaren het voorrecht gehad om te komen en deze kleine samenkomsten in de buurt te hebben voordat de echte samenkomst begint bij de... of de Conventie, liever, begint.
8 En broeder Williams is zo'n geweldige dierbare vriend, hij en zuster Williams. Ik heb stellig een warm plekje in mijn hart gekregen voor deze mensen. Zij nodigen mij voortdurend weer uit en we zijn dus blij die uitnodiging vanmiddag te beantwoorden.
9 Zo ook op het podium, broeder Fuller, broeder Jewel Rose en broeder Tony Stromei van Tucson en broeder Borders, onze campagneleider. En een goede, oude dierbare broeder Arganbright, wij zijn samen geweest in menige harde strijd, aan de overkant van de rivier; op een dag verwacht ik aan de overkant van de grote rivier met hem te wonen.
10 Ik kan niet op de naam van de broeder komen, ik heb het geprobeerd. Wat is uw naam, broeder? [Een broeder zegt: "Al Brewer"] Brewer, broeder Brewer. Ik ken zijn gezicht. En bent u niet degene die soms ook vertolkt voor de... ["vertolkt voor de doven"] voor de doven. Dat is...
En we zijn zo blij u allemaal hier te hebben.
11 Ik keek net naar beneden hier vlak voor mij en ik zie hier enkele van mijn vrienden helemaal vanuit Arkansas. Toen ik de eerste keer hier was vertelde ik u dat, overal waar ik ging, ik iemand van Arkansas vond. Ik ben er zeker van, wanneer ik ooit naar de Hemel ga, dat ik er enigen van Arkansas vind, omdat zij zeker gelovige, oprechte mensen waren.
12 Nu, gewoonlijk spreek ik vrij lang, maar ik heb geprobeerd mijn best te doen om zo'n beetje mijn Schriftgedeelten en aantekeningen te maken zodat ik niet te lang zou spreken. En ik wil voor de zieken bidden zolang ik in Phoenix ben.
13 Welnu, de Boodschap die de Here mij toebedeeld heeft, het wordt..., soms weet u, worden deze zaken tamelijk gevoelig. En in ieder tijdperk is het op die manier geweest. En ik heb getracht mijn best te doen daarbij te blijven. Dat is wat. En als ik niet datgene sprak wat God mij vertelde en als het niet van God was, dan zou Hij... het zou niet in het Woord staan. Als het in het Woord staat en een belofte voor dit uur is, dan voel ik dat ik doe wat juist is, omdat ik alleen maar tracht te bewaren wat Hij voor dit uur heeft beloofd.
14 En menigmaal wanneer u iemands theologie doorkruist maken ze zeer snel ruzie met u. Maar dat behoort niet zo te zijn. Ik probeer te... Ik ontdek vrienden van mij die aan allerlei verschillende denominationele kerken, enzovoort, behoren, ik krijg nooit ruzie met die broeders. My, ik ga naar hun kerken, zij laten mij overal komen en spreken. Maar wij behoren geen ruzie te maken over kleine denkbeelden.
15 Maar weet u, als ik iets anders zeg dan wat in mijn hart is zou ik een huichelaar zijn. Dat zij verre! Ik zou Hem misschien op een dag als een zondaar moeten ontmoeten, maar ik wil Hem zeker niet als een huichelaar ontmoeten. Maar ik wil waarachtig zijn. En als ik eenvoudigweg zei: "Wel, ik sla dit gewoon over omdat de rest van hen dit of dat gelooft", wat is dat dan voor iemand? U zou geen vertrouwen in mij kunnen hebben en ik zou geen vertrouwen in God of in mijzelf kunnen hebben, wanneer ik zo gemakkelijk water bij de wijn doe.
16 Ieder moet iets hebben waar men zeker van is. En dàn kunt u uw geloof baseren, wanneer u er zeker van bent. Maar voordat u zeker bent, als er een vraag is, laat het gaan tot u zeker bent.
17 Nu, Billy heeft waarschijnlijk enige gebedskaarten uitgegeven waarvan ik denk dat hij... Ja, ik had het hem gezegd. En ik meen dat hij me een poosje geleden vertelde dat hij het gedaan heeft. Ergens daaruit, zal ik na een poosje enkelen naar de gebedsrij roepen, om voor hen te bidden. En wanneer uw kaart niet genoemd wordt, als hij wel wordt genoemd liever, en u bent er niet zeker van dat God de Heelmeester is en u gaat genezen, zal het geen goed doen hierheen te komen omdat u niet zal worden genezen. Als er een vraag is en u zegt: "Welnu, als daar iets in mijn leven is; ik zou dit eigenlijk in orde moeten brengen", gaat u dat eerst in orde maken en kom dan terug naar de gebedsrij, ziet u.
18 Want genezing is het brood voor de kinderen. Wij beseffen dat. Het is besloten in de verzoening en de verzoening wordt eerst toegepast op onze zielen. En genezing is altijd aan iedere boodschap voorafgegaan en het is ook een middel geweest om de mensen bij elkaar te verzamelen. En het is een...
19 Veel mensen zullen een genezingsdienst steunen, velen zullen naar een genezingsdienst komen, of naar een liederendienst, maar wanneer het gaat om het redden van een arme verloren ziel, zijn daar niet veel mensen in geïnteresseerd. Maar dat is de hoofdzaak. Goddelijke genezing en zangdiensten, enzovoort, is alleen maar... Zoals broeder Bosworth gewoon was te zeggen: "Het is het aas aan de haak." En u toont de vis het aas, niet de haak.
20 En dat is net de zaak, om de mensen een ogenblik te laten luisteren tot u hun werkelijk uw boodschap kunt aanbieden. God heeft dit in ieder tijdperk gedaan, door elk tijdperk is er altijd een genezingscampagne geweest. En indien het een echte genezingscampagne is, bevindt zich achter die campagne altijd een boodschap. Er wordt nooit een teken gegeven enkel om een teken; het gaat aan een boodschap vooraf.
21 En ik geloof dat hetzelfde gebeurt; zeventien jaar geleden, of achttien jaar nu, zond de Here mij uit om voor de zieken te bidden. Het veroorzaakte een grote opwekking onder de mensen. Vele grote dienstknechten van God zijn uitgegaan in genezingscampagnes, maar de genezingscampagne op zichzelf, als u steeds in diezelfde oude tredmolen blijft waarin u altijd geweest bent, is er iets verkeerd, was die genezingscampagne niet door God gezonden. Het moet eerst aandacht trekken, ziet u, de aandacht krijgen en dan de boodschap.
22 Toen Jezus optrad en de zieken genas, enzovoort, was Hij voor ieder van hen een grote Profeet. Maar toen Hij hun de Waarheid begon te vertellen van het Evangelie, Wie Hij was en waarvoor Hij was gekomen, toen was Hij daarna niet populair. En dat is de manier waarop het door elk tijdperk altijd is geweest, en zo zal het door blijven gaan.
23 We zijn vanmiddag nu hier en dan morgenmiddag in deze zelfde aula. Alles begint om zeven uur. Is dat juist, broeder? [Een broeder zegt: "half acht"] Half acht, morgenmiddag, of avond, en dan dinsdagavond. En ik denk ook woensdagavond. ["Nee, woensdag in het Ramada Hotel"] In het Ramada Hotel, woensdag. En dan donderdag, dat is juist, begint de Conventie. En ik zal, zo de Here wil, gedurende dit alles hier zijn.
24 Ik ben hier, als uw broeder, een helper in het Koninkrijk van God, om u te helpen met alles wat ik kan. Ik zou misschien niet in staat zijn uw vraag te beantwoorden. Maar in gebed zouden we waarschijnlijk begrijpen, indien wij erover baden en ermee naar God gingen en niet onze eigen conclusies trekken.
25 Indien u ziek bent, wilde ik dat ik u kon genezen, maar geen mens kan dat. Het is reeds gedaan. Genezing ligt in ú. Het is uw geloof in het volbrachte werk, dat God op Calvarie deed met Jezus Christus. Daarbuiten is er geen genezing; en buiten dat is er geen redding; geen kerk, geen denominatie, geen ritueel, niets vervangt redding. Jezus Christus, "Hij werd om onze overtredingen verwond, door Zijn striemen zijn wij genezen. Hij werd verwond om onze overtredingen, (neem mij niet kwalijk), door Zijn striemen waren wij, (alles in verleden tijd), we waren genezen."
Nu, let daar op!
26 Ik heb slechts een paar ogenblikken om vanmiddag tot u te spreken, waarschijnlijk twintig, dertig minuten en dan gaan we beginnen met de gebedsrij. Iedere dag, zoals gewoonlijk, komen nieuwe mensen binnen, dus zullen er nieuwe gebedskaarten worden uitgegeven. Maar we zullen alles doen wat in ons vermogen ligt, alles wat God ons wil toestaan om te doen, te bidden voor elke zieke die komt, die voor zich wil laten bidden.
27 Als er zo'n geval is van iemand die in allerijl binnengebracht wordt, stervende, een noodtoestand of zoiets, wel, raadpleeg broeder Williams, Billy Paul of iemand van hen, om ze in een kamer te brengen, opdat zij niet hoeven te... Ze kunnen niet zitten, ze zijn stervende, ze moeten direct bediend worden, wel, leg ze in een kamer zodat ik onmiddellijk bij hen kan komen.
28 Maar het is veel beter wanneer u niet in die noodtoestand verkeert, dat u gewoon uw geloofsbelijdenis wilt nemen en wat u gelooft, en ze eenvoudig voor enkele ogenblikken opzij zet, net lang genoeg om te luisteren naar wat de Schrift zegt, en dan wat God doet met wat Hij beloofde. En dat zal geloof opbouwen. En u hoeft zelfs niet in de gebedsrij te zijn of nodig hebben dat iemand voor u bidt. U bent reeds genezen, indien u het enkel kunt geloven. Ziet u? En dat is de bedoeling ervan, u toe te staan, u tot het bewustzijn te brengen van wat Jezus voor ú heeft gedaan.
29 Het is niet nodig hier naartoe te komen en neer te knielen en door te bidden tot u gered bent. U bent al gered, maar u moet het accepteren. Uw gebed bewerkt het niet. U wordt gered door geloof, niet door gebed. Maar: "Door geloof bent u gered." Hetzelfde met genezing. Ik ben er zeker van dat wij dit allen begrijpen.
30 En als er vreemdelingen in onze poorten zijn willen wij u laten weten, wat mijzelf betreft, of deze groep waarmee ik hier ben, de Volle Evangeliezakenlieden, wij geen zekere denominationele organisatie vertegenwoordigen. Wij vertegenwoordigen alleen Christelijke gelovigen in alle denominaties. Iedereen is welkom. We zijn eenvoudigweg blij u te hebben. U zegt: "Maar ja, ik behoor tot een zekere kerk, zou voor mij gebeden kunnen worden?" Welnu, u hoeft niet eens tot een kerk te behoren, u hoeft niets te doen dan alleen maar hier te komen en God te geloven. Dat is alles wat u moet doen. God doet de rest.
31 Nu heb ik een Bijbel versleten sinds ik begon met de genezingscampagnes, of liever, met voor de zieken te bidden. In Houston, Texas, werd mij jaren geleden, ongeveer achttien jaar geleden door broeder Kidson en zijn groep, een Bijbel gegeven. En ik droeg die Bijbel over de wereld heen en weer tot hij totaal versleten was, bladzijden kwamen eruit.
32 En mij werd net een nieuwe Bijbel gegeven. En het vreemde... Ik ben niet bijgelovig; ik hoop dat u mensen, niet denkt dat het bijgeloof is. Toen deze Bijbel mij werd gegeven, had het een kleine... twee kleine boekeleggers er in, smalle linten. Het is een Bijbel zoals ik gehad heb.
33 Die broeder Kidson mij gaf was een Scofield Bijbel; nu niet omdat ik het eens ben met Mr. Scofield zijn aantekeningen. Nu, waarschijnlijk sommigen van u wel en anderen niet, maar ik laat u gewoon weten dat ik niet alleen de Scofield Bijbel neem omdat ik dat geloof, maar omdat hij het zo in alinea's heeft ingedeeld. Dat was één van mijn eerste Bijbels en ik leerde het gewoon zo te lezen. En ik houd gewoon dezelfde Bijbel. Die, als het de Thompson Chain Bijbel was geweest, veel beter zou zijn geweest. Ik zou mijn tekst veel sneller in een Thompson Chain uitgave gevonden kunnen hebben.
34 Maar toen ik de Bijbel opensloeg, waar het eerste lintje in de Bijbel lag, was bij een heel ongewone zaak. Het was toen Salomo de tempel van God inwijdde en de glorie van God, de Shekinah-heerlijkheid in het gebouw zo geweldig was, dat zelfs de priesters niet konden dienen.
35 En dan het volgende lint lag waar Ezra terugkeerde en de tempel opdroeg.
36 En de derde kleine boekelegger die mijn vrouw mij gegeven had en in de Bijbel had gelegd, met mijn naam erop, enzovoort, onwetend, lag bij Markus 11:22. Zij stak het gewoon in de Bijbel en daar lag het. En daar staat "Als u tot deze berg zegt, 'wordt bewogen'." En ieder van u weet, dat toen dat Schriftgedeelte in mijn gedachte was, u mensen van de geluidsband, toen gebeurde het met die eekhoorns, precies direct daarna.
37 En dan was het bijzondere ervan, dat op die boekelegger een afbeelding stond van mijn lievelingsvogel, het roodborstje, het vogeltje met de rode borst. Zoals de legende vertelt, was hij eens een bruine vogel; maar op een dag was er een Man stervend aan een kruis en hij had zo'n medelijden met die Man dat hij kwam aanvliegen om te proberen de spijkers uit hem te trekken en hij kreeg Bloed over heel zijn borstje en sindsdien is hij een roodborst geworden. Zo wil ik ook mijn Redder ontmoeten, met Zijn Bloed aan de binnenkant van mijn borst, op mijn hart.
38 En dan mijn eerste dienst, Boodschap die ik hieruit ga prediken, is te Phoenix, Arizona. Phoenix is iets dat uit het niets tevoorschijn kan komen. Dat is wat God doet. Hij neemt niets, doet daaruit iets opstaan.
39 En mijn Boodschap vanmiddag is getiteld "Paradox", voor de komende dertig of veertig minuten. En ik wil lezen vanaf een Schriftgedeelte dat...
40 Wanneer ik enkele jaren geleden een Bijbel nam, en u mij de Bijbel gaf, toen ik voor het eerst mijn bediening begon; dan zou ik gewoon uw Bijbel nemen, en velen van u hebben mij dit zien doen, het alleen maar zo openslaan om te vragen: "Here, waar is de Boodschap voor mij?", en hij sloeg open bij Jozua, het 1e hoofdstuk. Elke Bijbel die u mij zou overhandigen.
41 Tot op een avond een visioen kwam, dat u bekend is, en ik die Bijbel uit de Hemel zag neerdalen, en een hand met een omgeslagen manchet, ging zó naar beneden langs de eerste negen verzen van Jozua.
42 Daaruit ga ik vanmiddag lezen, voor mijn lezing, of mijn Schriftlezing. Mijn tekst wordt gevonden in het 10e hoofdstuk, het 12e vers.
43 Laten wij, voor we de Bijbel openen, voor een ogenblik onze hoofden buigen. Met onze hoofden en harten gebogen, laten we nu dit bedenken. Laat dit voor ons niet alleen maar een gewone samenkomst zijn; we hebben die altijd al. Maar laat ons, ieder van ons, God bidden of dit een speciale zal zijn, zózeer dat de Tegenwoordigheid van God voortdurend tijdens de dienst bij ons zal wezen.
44 Hemelse Vader, we zijn dankbaar voor dit verheven en edel voorrecht hier vanmiddag in Phoenix te zijn, hier vergaderd bij deze mensen in dit grote auditorium. En we staan nu op het punt het Woord te benaderen. "En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." En mag het opnieuw zijn, Heer, dat het Woord vlees zal worden, Het door Uw gemeente en Uw volk zal stromen om de beloften van het uur te vervullen.
45 Daar wij beseffen dat wij de tijd aan het afsluiten zijn, de tijd loopt teneinde. Het gaat onmerkbaar over in Eeuwigheid. En wij zijn aan de Westkust. En zoals de beschaving van God naar West getrokken is, zo is het Evangelie meegereisd. En nu is er geen plaats om te gaan dan terug naar het Oosten. Het is voltooid.
46 En wij bidden, Hemelse Vader, dat dit voor ons allen een geweldig uur zal zijn, dat wij de Tegenwoordigheid van de Heilige Geest mogen gewaar worden, de Schrijver van dit Woord, terug in het gebouw van de tabernakel van vlees; Zichzelf aan ons manifesterend in de vergeving van onze zonden, de vergeving van onze ongerechtigheid en met de verzekerdheid dat Hij geen zonde zal toeschrijven aan de gelovige, met de verzekering daarvan. En ook dat Hij onze zwakheden zou genezen en de mensen uit de rolstoelen en van de krukken zou nemen; en het gezichtsvermogen zou geven aan degenen die blind zijn; en verlenging van dagen aan degenen die stervende zijn aan verschrikkelijke ziektes zoals kanker en tuberculose, vergevorderd, en ziektes die onze doktoren niet kunnen beteugelen. Het gaat verder dan dat, maar God, Gij gaat verder dan elk wetenschappelijk onderzoek. Gij gaat alle redenatie te boven. Sta vanmiddag aan Uw dienstknechten het spreken en horen van Uw Woord toe, over het onderwerp: Een Paradox. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
47 In de Bijbel nu, Jozua het 1e hoofdstuk en Jozua het 10e hoofdstuk. Het 1e hoofdstuk, vers 1:
Het geschiedde nu na de dood van Mozes, de knecht des HEEREN, dat de HEERE tot Jozua de zoon van Nun, Mozes' dienaar, sprak en zei:
Mijn knecht Mozes is gestorven, welnu, maak u gereed en trek over deze Jordaan, gij en dit gehele volk, naar het land dat Ik hun geven zal, namelijk aan de kinderen van Israël.
Elke plaats die uw voetzool betreden zal, geef Ik u, zoals Ik tot Mozes gesproken heb.
Van de woestijn en de Libanon ginds tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat, het gehele land der Hethieten en tot aan de ondergang der zon, zal uw gebied zijn.
Niemand zal voor u standhouden al de dagen van uw leven: zoals Ik met Mozes geweest ben, zal Ik met u zijn, Ik zal u niet begeven, en u niet verlaten.
Weest sterk en heb goede moed: want gij zult dit volk dat land erfelijk doen bezitten, dat Ik hun vaderen gezworen heb hun te zullen geven.
Wees alleen sterk en zeer moedig en handel nauwgezet overeenkomstig de gehele wet, die mijn knecht Mozes u geboden heeft en wijk daarvan niet ter rechter- noch ter linkerhand, opdat gij voorspoedig zijt, waar gij ook gaat.
Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond, maar overpeins het dag en nacht opdat gij nauwgezet handelt overeenkomstig alles wat daarin geschreven staat; want dan zult gij uw wegen voorspoedig maken en dan zult gij voorspoedig zijn.
Heb Ik het u niet bevolen? Wees sterk en heb goede moed; wees niet verschrikt en ontzet u niet; want de HEERE uw God is met u, overal waar gij gaat.
48 [Broeder Branham leest nu Jozua 10: 12-14]
Toen sprak Jozua tot de HEERE ten dage waarop de Here de Amorieten aan de Israëlieten overleverde en hij zei voor de ogen van Israël: Zon, sta stil te Gibeon en gij, maan, in het dal van Ajalon!
En de zon stond stil en de maan bleef staan, totdat het volk zich op zijn vijanden gewroken had. Is dit niet geschreven in het Boek des Oprechten? De zon bleef nu midden aan de hemel staan en haastte zich niet onder te gaan omtrent een volkomen dag.
Een dag als deze is er noch vroeger, noch later ooit geweest, waarop de HEERE de stem van een man zó verhoorde, want de HEERE streed voor Israël.
49 Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan de lezing van Zijn Woorden. Nu het onderwerp vanmiddag: Een Paradox.
50 Nu, het woord paradox, zoals ik het daarnet heb opgezocht om er zeker van te zijn dat ik het goed had, het woord paradox betekent, volgens Webster, "iets ongelofelijks, maar het is waar." Nu, weet u, we hebben het oude gezegde "de Waarheid is (hoe noemt men dat?) vreemder dan iets denkbeeldigs waar is". Omdat, wanneer de persoon de waarheid spreekt het soms zeer vreemd is.
51 Ik weet van een vriend van mij in Colorado. Men was op onderzoek, bezig met het inspecteren en rapporteren van de eland. En in de kudde elanden waren er eenentwintig stuks. En mijn vriend was daarginds wezen jagen, toen de opzichters verschenen. En men had van het reservaat een groot bedrag betaald, voor één van deze 'sneeuwmobielen' om daar een inspectie op elanden te gaan houden. Hij zei: "U had al dat geld niet hoeven uitgeven. Ik kan u vertellen hoeveel elanden er ginds zijn." En ze lachten hem gewoon uit en zeiden: "Hoeveel dan?"
52 Hij zei: "Het zijn er negentien." Hij zei: "Er waren er eenentwintig en ik doodde er twee van."
53 En de opzichter lachte hem uit. Je mag er slechts één doden, dat weet u wel. En hij zei: "Ja, ik weet dat u dit gedaan hebt."
54 "Wel", zei hij, "dat heb ik gedaan. Er waren eenentwintig elanden en ik doodde er twee."
55 En de opzichters lachten alleen maar en gingen door. En er waren daar negentien elanden. Zie?
56 Hij keerde zich naar mij toe en zei: "Ziet u, dominee, vertel gewoon de waarheid en de mensen willen het niet geloven." Ziet u, vertel gewoon de waarheid, het is dus stellig vreemder dan iets verzinnen.
57 Jozua hier, is een Boek... feitelijk is het een Boek van Verlossing van het Oude Testament. Jozua, we zouden dat moeten beschouwen als het Boek van Verlossing. Verlossing heeft namelijk twee kanten. Overal bestaat verlossing uit twee delen. Dat is: een 'uitgaan' en 'ingaan'. Men heeft twee delen nodig om verlossing te krijgen. 'Uit', 'in'.
58 Mozes vertegenwoordigde de wet die hen úit Egypte bracht, terwijl Jozua daarentegen genade vertegenwoordigde die hen ìn het beloofde land voerde. Een tweede manier was, de wet en genade waren twee verschillende aspecten van Gods opdracht. De wet nu, Mozes, bracht hen uit en Jozua bracht hen in.
59 Het beeldt ook iets uit voor onze dag. Nu stelt het voor: zoals zij op reis waren, komend uit Egypte, naar een beloofd land, zo zijn wij uit een Egyptische wereld, chaos, gekomen, op weg naar een beloofd Land. "In het huis Mijns Vaders zijn vele woningen; als het niet zo was zou Ik het u gezegd hebben." Johannes 14. Eruit komen, erin gaan.
60 De wet laat ons inzien dat wij verkeerd zijn, maar het is genade wat ons vergeeft. De wet heeft geen hoop voor verlossing, namelijk dat... om het volledig te maken. Het heeft geen genade in zich, omdat de wet alleen aanwijst dat u een zondaar bent, genade echter vertelt u hoe u eruit kan komen. De wet is de politieagent die u in de gevangenis zet, maar verlossing komt van Degene Die uw boete kwam betalen: 'uit', en 'in', in genade.
61 Efeze. We ontdekken nu hetzelfde als in het Oude Testament. Ik denk dat dit Boek van Jozua precies past. Een passend woord ervoor zou zijn: het Boek van Efeze van het Oude Testament. "Het Boek der Efeziërs van het Oude Testament" zou een goede betiteling zijn voor dit Boek van Jozua, het past er namelijk precies bij.
62 We bemerken nu, dat Jozua genade of een verzoening vertegenwoordigde, welke niet in dezelfde tijd kon bestaan dat de wet bestond.
63 Evenmin zal een boodschap die het volk vooruit helpt ooit overeenstemmen met een vorige boodschap. Het zal niet gaan. Daar hebt u heden moeite mee. Jezus zei: "Is er iemand die een nieuwe lap stof neemt en het op een oude zet? Of nieuwe wijn in oude zakken doet? Het vergaat. Het doet ze openbarsten." Ze kunnen er niet tegen.
64 En Jozua kon in het geheel niet in zijn bediening komen tot Mozes was heengegaan. Dus ziet u hier het eerste vers: "Mozes, Mijn dienstknecht, is gestorven; maak u nu gereed en neem dit volk naar het beloofde land." Mozes die de wet vertegenwoordigde had zijn tijd gediend. Het is de wet die haar tijd had gediend.
65 Om te beginnen vertrokken zij eigenlijk met genade. Zij hadden genade voordat zij de wet hadden. Terwijl zij in Egypte waren, zonder wet; niemand was daar dan alleen de priesters, enzovoort, maar zij hadden geen enkele wet. De wet was nog niet gegeven. Genade verschafte hun een profeet. En ook zorgde genade voor een verzoening, het offerlam. Deze week zullen wij daarop ingaan, op het offer, het bloed, omdat daarin uw genezing ligt. Dus op... De verzoening was al voorzien voordat er een wet was. Genade was vóór de wet, tijdens de wet en na de wet.
66 Daarna was dus Jozua, die genade vertegenwoordigde, gelijktijdig met de wet, maar kon niet met kracht uitgevoerd worden zo lang als de wet in haar eigenlijke plaats stond.
67 En zo is het met de kerkwereld in deze laatste dag! Het is gekomen, het heeft zijn rol gespeeld, maar er komt een tijd, waarin het moet ophouden. Het zal moeten ophouden. Er zal een Efeziërs moeten zijn, ook van deze reis, evenals er was op andere reizen. Er moet een Efeziërs komen, een Efeze, een Efeze van deze reis. Let op.
68 Aangezien die wet een zondaar nooit zou kunnen redden, zoals ik al heb aangetoond dat dit niet zou kunnen, daarom vertegenwoordigde het beloofde land een dag van genade. Ziet u, hij kon ze er niet in brengen, in die reis.
69 En als u hebt opgemerkt, in die reis, bestond hun reis uit drie etappes. De eerste was de voorbereiding in geloof, daar in Egypte onder het offerlam. Dan staken zij de Rode Zee over, de woestijn in, een afscheiding, hetwelk een ander stadium van de reis voorstelde.
70 Omdat, onder de voorbereiding, toen zij allen gereed waren, toen zij dan aan de Rode Zee kwamen, was daar opnieuw een falen. Het volk geloofde niet na het zien van vele dingen die God had gedaan. Zij geloofden nog steeds niet. En God opende de Rode Zee en leidde ze voort, zoals wij onderwezen zijn dat heel het volk gedoopt werd in Mozes, onder de Wolk en de zee.
71 Zij werden gedoopt, bekeerd en werden gedoopt, en kwamen eruit om in een nieuwigheid des levens te wandelen, in een nieuw land, in een nieuwe reis, onder nieuwe mensen en met de hand van God op hen. Maar tenslotte kwam het tot een punt, in deze levenswandel die zij hadden, dat zij met hun wandel in genade niet tevreden waren. Zij moesten tot iets komen wat ze zelf konden doen.
72 Welnu, zo denken de mensen vandaag over Goddelijke genezing, of enig ander werk van genade, over God, dat er iets is wat ú moet doen. Er is niets wat u hoeft te doen, behalve geloven, gewoon God geloven.
73 En zij, als zij maar waren doorgegaan! De belofte was hun niet gegeven onder de wet. De belofte werd gegeven vóór de wet, zonder enige voorwaarden daarbij: "Ik heb u dit land gegeven, ga heen en trek binnen!" Maar voordat zij die belofte verkregen bepaalden zij dat er iets was wat zij zelf moesten doen.
74 En dat bemerken wij nog steeds onder menselijke wezens. Wij zijn geneigd zó te zijn: "Er is iets wat wíj moeten doen." We voelen dat, dat wij er ook iets aan moeten doen.
75 U hebt er wel iets mee te maken, dat is uw overgave van uw eigen wil, uw eigen denkbeeld, aan de wil en gedachte van God Almachtig, en het is volbracht. Dat is alles. Neem gewoon Zijn belofte, denk aan niets anders. Wandel daarbij en God doet de rest.
76 Toen wensten zij een wet. En God geeft u altijd het verlangen van uw hart; Hij beloofde het. Maar wij ontdekken dat, wanneer zij één stap afkeerden van de kant van hetgeen God hun oorspronkelijk beloofd had, dàt voortaan een doorn in het vlees was tot de wet was weggenomen, tot Jezus Christus kwam en gekruisigd was om de wet weg te nemen. Het was een doorn in het vlees.
77 En alles wat u uit uzelf probeert te doen, zal altijd tot uw schande uitwerken. Het zal nadelig voor u uitwerken. God eenvoudig geloven en dat maakt het vast. Wat God heeft beloofd: "Ik ben de Here uw God die al uw krankheden geneest." Ziet u? "Indien er iemand onder u ziek is, laten ze de oudsten van de gemeente roepen." Hij beloofde: "De werken die Hij deed zouden in Zijn gemeente gedaan worden."
78 Waarom moeten wij organisaties, enzovoort, accepteren, die dat uit het Boek willen schrappen? Ziet u, het wordt een doorn in het vlees. En hier in de eindtijd treffen wij het weer aan van aangezicht tot aangezicht, het is voor de Methodist en Baptisten, Presbyterianen en wat nog meer, zie. U kunt niet doorgaan; u zult terug moeten keren naar het gehele volledige Evangelie. Het werd gemaakt voor de volledige mens, door een volmaakte God Die vlees werd gemaakt en onder ons woonde. En wij weten dat deze dingen waar zijn.
79 Als wij nu voorts opmerken was het op hun reis in de woestijn waar zij hun grootste fout maakten, die Israël tot aan Calvarie ooit gemaakt heeft, toen zij (in Exodus 19) de wet in plaats van genade aannamen. Zij hadden genade. Zij hadden een profeet. Zij hadden een offerlam. Zij hadden verlossing. Zij waren door de Rode Zee geleid. Zij waren genezen van hun ziekten. Zij hadden water verkregen uit een geslagen rots. Zij hadden manna uit de hemel gekregen. Aan alles wat zij nodig hadden was voldaan en toch wilden zij iets anders.
80 Welnu, dit is precies een volmaakt type van onze Efeziërs vandaag. We kwamen tevoorschijn onder Luther; wij kwamen door heiliging onder de Methodisten; en kwamen in het herstel onder 'Pinksteren'. Precies zoals het ging met de woestijnreis. En toen God ons uitleidde, deden we het heel goed. Maar wat deden wij? We wilden zijn als de rest van hen. Nu ontdekken wij dat genade het enige is wat ons er doorheen leidt, de wet nooit.
81 Jozua is hier het type van de bediening van de laatste dag. Zie? Vergeet nu niet de drie etappes van de reis. Alles hield op, allereerst moest de wet en alles ophouden, zodat Jozua... En Jozua is hetzelfde woord als Jezus, "Jehova-redder", die hen bracht uit de woestijn in het beloofde land. Nu, ik weet dat velen...
82 Ik wil het niet oneens zijn met de geleerden, maar velen houden het ervoor dat het beloofde land de Hemel voorstelt. Het zou de Hemel niet kunnen voorstellen. Nee, omdat zij oorlogen hadden en moeiten en teleurstelling en van alles in het beloofde land. Het stelt niet "Het Beloofde Land" voor.
83 Maar merkt u op, vlak voor zij het beloofde land binnentrokken, al de geschillen die onder hen waren opgerezen. Zij... Een van de belangrijkste gebeurtenissen was Korach. Hij wilde dit leiderschap van één man niet. Dathan, en hoe zij voor Mozes kwamen te staan en hem probeerden te vertellen: "De boodschap moest dìt betekenen", en voegden er een andere verklaring bij, hun eigen denkbeelden van wat het betekende. En zij kwamen allemaal om! Iedereen!
Jezus zei: "Er was er geen een, die niet omkwam."
84 Ze zeiden: "Onze vaders aten manna in de woestijn, voor een tijdsduur van veertig jaren", Johannes 6.
Jezus zei: "En zij allen zijn gestorven."
85 Gestorven, (dood) betekent: "Eeuwig afgescheiden." Zij zijn allen gestorven, toch verheugden zij zich de boodschap te horen, toch genoten zij van het manna dat viel. Geen ander manna; het waarachtige manna!
86 Maar toen het kwam tot de tijd waarin Bileam met zijn valse leerstelling naar voren kwam en zei: "We zijn allemaal één. Waarom gaan we niet gewoon samen en laten onze kinderen met elkaar trouwen. We zijn een grote natie. We zullen u bij ons groot maken." Ieder nu met een normaal geestelijk begrip kan vandaag precies hetzelfde zien, ze trouwen allemaal met elkaar. En het was een onvergeeflijke zonde. Het werd Israël nooit vergeven.
Maar toen stond Jozua op voor de uittocht.
87 Nu, ons is in Openbaring onderwezen, het 6e hoofdstuk geloof ik, ja, het 6e hoofdstuk over de Zeven Zegels. Daar wordt verondersteld... Het Boek verzegeld te zijn met zeven geheimenissen, of Zeven Zegels, Openbaring 6. En in de laatste dag, Openbaring 10, in Openbaring 10, bemerken we dat de Laodicéa - de laatste boodschapper van het laatste tijdperk, dat gedurende de tijd van zijn profetie, de Zeven Zegels geopend zouden worden, de zeven geheimenissen, de zevenvoudige geheimenissen die achtergehouden waren.
88 In ieder tijdperk was iets Daarvan weggelaten. De hervormer had geen tijd Er zorg voor te dragen. In de dagen van Luther predikte hij alleen rechtvaardiging door geloof. Zodra hij dood was vormde men een kerk. Daarna kwam Wesley, hij predikte heiligmaking. En het was weer zo. En verder komt de Pinkstergemeente.
89 Maar ons werd beloofd, volgens Openbaring 10 en volgens Maleachi 4 en Lukas 22:17, enzovoort, dat er voor deze een 'Efeziërs' moest komen. Het is er beloofd, vrienden. Er moet een 'Efeziërs' komen, waarin deze zevenvoudige geheimenissen van het Woord van God ontvouwd moeten worden. En het is in het Tijdperk van Laodicéa dat dit plaats vindt. Ik geloof dat we daar zijn.
90 Ik geloof dat we ons precies in de schaduwen van de komst van de Zoon van God bevinden. En zoals Jozua net voor de 'Efeziërs' verscheen, zo trad Johannes de Doper op, net voor de volgende 'Efeziër'. En ons is er nog één beloofd, een andere 'Efeziërs'. Het wordt hier in de Schrift voorspeld, daarom geloof ik dat wij opnieuw in de 'Efeziërs' leven. Opnieuw terug om... Dat is ons beloofd, wat gedurende die zeven tijdperken was weggelaten.
91 Nu kunt u niets aan het Boek toevoegen of iets Ervan afnemen. Openbaring 22:18 zegt dit: "Wie één Woord zal toevoegen of één Woord zal afnemen, zijn deel zal uit het Boek des Levens worden genomen." Welnu, we kunnen niet toevoegen of afnemen.
92 Bijgevolg weten we dus dat Luther Daar niet bij kon komen; Wesley, enzovoort, de hervormers, Knox, Finney, Calvijn en zo maar door, zij hebben niet alles kunnen begrijpen, maar wat zij hadden was de Waarheid van het Evangelie.
93 Maar nu in de laatste dagen wordt ons, door het Woord, het verstand gegeven, dat wij Het zullen gaan begrijpen, omdat er een Efeziër-tijdperk zal komen. En we zijn er! Nu, paradox! Ik laat het daarbij, omdat ik ongeveer nog maar tien minuten heb en dan krijgen we de gebedsrij. Paradox!
94 Er zijn mensen vandaag die niet in wonderen geloven. Zij zeggen dat ze "niet kunnen geloven dat er zoiets als wonderen bestaat in dit moderne tijdperk." Wel, ik wil niet iets verkeerds over die persoon zeggen, maar ze zijn geestelijk verdoofd. Ze zijn geestelijk blind. Ze hebben totaal geen geestelijke waarneming of geestelijke gevoelens. Want in een mensenmenigte waar de Heilige Geest valt kan geen mens zitten - het maakt niet uit of hij, of zij, totaal een zondaar is - of zij zullen zich de Tegenwoordigheid van God bewust moeten zijn wanneer men het Woord dat Hij beloofde vervuld ziet worden. Dan zou u wel verdoofd moeten zijn; en wanneer u het met uw eigen ogen ziet gebeuren, dan zult u blind moeten zijn, geestelijk, ik spreek niet over lichamelijk. Maar u kunt inderdaad geestelijk blind zijn met een lichamelijk gezichtsvermogen van 100%.
95 Herinnert u zich Eliza daar in Dothan, toen hij uittrok en dat hele leger met blindheid sloeg? De Bijbel zei het. En hij leidde ze rechtstreeks in een hinderlaag, terwijl zij niet wisten wie hij was. En toch zag hij er precies uit zoals hij verondersteld werd te zijn, enzovoort, en hij liep hen regelrecht tegemoet. Maar zij waren blind.
96 En u kunt in de Tegenwoordigheid van de levende God staan, u kunt onder de zalving van de Geest staan en Het zien bewegen, en toch zal het u niet raken. U kunt zien wat God heeft gezegd, volmaakt tot u gepredikt en dan gemanifesteerd en toch er niet op in willen gaan, "geloven het niet", dan bent u niet meer te bereiken. U bent reeds gestorven, verdoofd, blind, heengegaan. Dat waren zij volledig.
97 De wereld. Ik vraag mij af of diezelfde persoon, die niet in een wonder gelooft, ik vraag me af, en als zij alleen de dingen kunnen geloven die mogelijk zijn en die werkelijk zijn, zijn dat degene die wetenschappelijk worden bewezen? Ik ben benieuwd of u een geleerde of iemand die niet in een wonder gelooft mij zou kunnen laten uitleggen hoe deze wereld in zijn baan blijft staan. Hoe houdt hij zijn perfecte tijd, rond de equator en de manier waarop het gaat, en precies volmaakt? We hebben geen mechanisme, een horloge, of enig soort, dat zodanig tijd kan houden; het zal iedere maand een paar minuten verschillen. Maar die zon is precies op tijd. Duizenden jaren gaan voorbij. Zij beweegt nooit anders; zeker, perfect.
98 Hoe de maan, biljoenen mijlen van de aarde, toch het getij kan regelen. Vertel me hoe in deze melkweg waarin wij leven, hoe de maan op de aarde enig effect op het water zou kunnen hebben. Vertel me wetenschappelijk hoe het gedaan wordt. Het zou niet gedaan kunnen worden, omdat er geen wetenschappelijke manier is om het te vertellen. Maar God plaatste de maan om de zee in de gaten te houden. En wanneer de maan zijn rug begint te keren wanneer de aarde wegdraait, daar komt het getij op. Maar wanneer hij de volgende ochtend ontwaakt, déze kant terugblikt, loopt het getij weer terug naar zijn plaats. Het is een waker.
"O", zegt u, "dat is alleen maar aan de zeekust." Nee.
99 Dat is helemaal hier in Arizona, precies daarginds in de staat Kentucky, waar u ook maar een gat in de grond graaft, ver genoeg om zout water te vinden. U zult ontdekken dat wanneer het getij afneemt, dat zoute water in de pijp naar beneden gaat. En wanneer het getij opkomt, rijst het ook op honderden mijlen afstand van de zeekust.
100 We zouden daar een prediking over kunnen houden. Hoe dat God, het maakt niet uit of hij in de Heerlijkheid is, maar Zijn bevel daar heeft precies hetzelfde effect op de wereld en op ieder die de belofte neemt. Zij besluit is gegeven. Hij heeft natuurwetten en zij zullen zich absoluut waarmaken, van Pinksteren of elke andere tijd. Telkens wanneer God de belofte deed, zal Hij zich houden aan die belofte ongeacht waar de mensen zijn, hoeveel duizenden jaren daarna. Zijn wetten blijven altijd hetzelfde.
101 Hoe het zaad in de grond valt en rot om weer leven voort te brengen. Het ziet er naar uit wanneer het ooit leven zou voortbrengen, het zou zijn wanneer het in zijn volmaakte vorm is. Als er ooit leven in was, waarom zou het dan niet naar voren komen? Stop het in de grond en het leven springt tevoorschijn. Hoe komt het dat alles rondom dat leven, alles wat om die kiem is die niemand kan vinden, hoe komt het dat alle materie rondom die kiem moet sterven? Opdat het in een nieuw leven kan uitbotten. Maar alles er omheen moet ook sterven en rotten vóór het leven kan voortbrengen.
102 Zo is het met een persoon. Zolang er nog een menselijke inbreng is, menselijke ideeën, dan kan Gods levenskiem, de Heilige Geest, niet werken. U kunt niet genezen zolang er nog ergens een gedeelte is dat nog niet is weggerot; het heeft alle menselijke beginselen, alle wetenschappelijke ideeën, al het zogenaamde: "de dagen van wonderen zijn voorbij." Dat alles moet niet alleen allemaal sterven, maar rotten, van daaruit groeit dan de Levenskiem tot een nieuw leven. Dit is de enige manier waarop het kan groeien.
103 Dat is de reden waarom wij niet krijgen waarvoor we gevraagd hebben. Wij proberen zoveel van onze eigen ideeën met ons mee te nemen.
104 Dat is de reden waarom de Lutheraanse kerk niet verder kon komen dan zij ging, en de Pinkstergroep en de rest; omdat zij daar een stel theologen inbrengen: "Dit had zo niet moeten zijn. Dat is voor een andere dag. En dit was daarvoor." Daar blijft het bij. Het kan niet tot dat volmaakte beeld van Christus groeien tenzij ieder Woord van God in u wordt ontvangen en dan wordt u dat Woord zoals het zaad dat in de grond ging.
105 Ik zou voor hen Hebreeën 11:3 willen verklaren. De grootste geleerde, die wij voor zover ik weet ooit hebben gehad, was Einstein. Ik luisterde hier niet lang geleden, in New York, naar wat hij gezegd had. En hij sprak over de melkweg en hoever het verwijderd was en hij bewees dat er een Eeuwigheid bestond. Hoelang het voor de man die met zoveel miljoen mijlen per uur gaat, zou duren, of het hem een miljoen lichtjaren per uur, zoveel jaren, een driehonderdduizend of zoiets dergelijks, zou kosten om daar te komen en dan nog driehonderdduizend om terug te keren. En hij bewees er dan bij, op de een of andere wijze, dat de man slechts vijftig jaar van de aarde was weggegaan. Eeuwigheid!
106 En dat is een kleine melkweg, toen God ze uit Zijn hand blies! De Bijbel zei het! En Einstein eindigde tenslotte hiermee: "Er is slechts één manier waarop iemand de oorsprong van deze wereld kan verklaren, dit wordt gevonden in Hebreeën 11:3, 'Wij begrijpen dat de werelden door het Woord van God tot stand werden gebracht'." Dit is volkomen juist. De wetenschap kan er zelfs niet aan tippen. En dan zegt u dat u niet in een wonder gelooft? Hoe kunt u?
107 Hoe zou een geleerde ooit Noach's regen kunnen verklaren wanneer er vóór die dag nooit een druppel regen op de aarde was gevallen! En toen Noach's regen kwam, tegen alle wetenschap in, waren er geen wolken daarboven, nog nooit was daar regen geweest. Men kon bewijzen dat er daarboven geen regen was. En wanneer God toen de hemelen opende en de bronnen der aarde deed uitstromen die de aarde wegspoelden, was dat een paradox; hoe zeker is dit niet te beredeneren, niet te verklaren. Maar wij weten dat God het deed, omdat de Bijbel het zei. En we hebben vandaag bewijsmateriaal op de aarde, dat het zo was. God deed het. Dat was een paradox.
108 Toen nam God een oude man, Abraham genaamd, op vijfenzeventigjarige leeftijd; en zijn vrouw vijfenzestig, vele jaren de levenstijd, menopauze, gepasseerd. En toen Hij die man nam en hem een belofte gaf op vijfenzeventigjarige leeftijd; aan deze vrouw waarmee hij gehuwd was, zijn halfzuster. En hij had met haar geleefd sinds zij een meisje was; ze waren getrouwd toen zij waarschijnlijk een teenager was en hier was zij vijfenzestig jaar oud. En Hij zei: "U zult een baby bij deze vrouw krijgen."
109 En wat als Abraham gezegd zou hebben: "Ik geloof niet in paradoxen. Ik kan dit gewoon niet aannemen?" Het zou nooit zijn gebeurd.
110 Maar, ziet u, wanneer u zegt dat u iets gelooft, dan zult u het in werking moeten stellen. Vervolgens werd Abraham opgedragen zich af te scheiden van alle ongeloof en alleen met God te wandelen. En in plaats van zwakker te worden werd hij sterker. En toen hij honderd jaar was en Sara negentig, kwam de baby.
111 Hoe zou Abraham zijn eigen zoon kunnen nemen, een driedaagse reis ver, waarschijnlijk negentig mijl van enige beschaving verwijderd, boven op de top van een berg daar waar de Here hem had getoond zijn eigen zoon Izaäk te gaan offeren? Izaäk die omhoog ging beladen met het hout, zoals wij weten, wat een type van Christus is. En boven op deze berg moest hij Izaäk als een slachtoffer offeren en toen hij alles volbracht wat God hem had gezegd, op het doodsteken van zijn eigen zoon na, (dwars door zijn keel) toen trok hij het mes uit de schede en zijn hand rees omhoog om God te gehoorzamen, naar het Woord! Want de Bijbel zei, dat "Hij wist dat God geen belofte kon doen tenzij Hij deze hield. En zoals hij hem kreeg als één uit de dood, was Hij in staat hem uit de dood op te wekken en hem opnieuw aan hem te geven."
112 En toen hij klaarstond om God volledig te gehoorzamen, greep Hij zijn hand en zei: "Laat jouw hand daar, Abraham." En er was een ram in de wildernis vastgeraakt, met zijn horens in de heggeranken verstrikt, boven op die berg, waar leeuwen, wolven, hyena's, jakhalzen en de grote verscheurende beesten zijn die schapen eten. En hij was toen hoog op de berg waar geen water is. Hoe kwam die ram daar? Abraham had overal stenen opgeraapt om een altaar te bouwen. Maar op de een of andere manier was daar die ram. Het was een paradox.
113 En elke man die God gelooft en Hem op Zijn Woord neemt, het maakt niet uit wat de situatie is, God zal een andere paradox verrichten om Zijn Woord te houden. Want Abraham noemde de plaats Jehova-Jireh, "de Here heeft voor Zichzelf in een offer voorzien." Hij kan nog steeds een paradox laten gebeuren. Hij kan dat vanmiddag doen als u Hem gewoon op Zijn Woord zult nemen.
114 Daniël, uit een kuil vol met hongerige leeuwen, hoe kon het dat die man... Hoe zou het kunnen bestaan dat die man, temidden van een groep hongerige leeuwen, heel de nacht bij hen in de kooi bleef zonder enig letsel? De Engel des Heren, onzichtbaar voor iemand anders, stond daar. Het was een paradox. Iets moest die leeuw weerhouden bij hem te komen.
115 Toen de Hebreeuwse kinderen in de vurige oven gingen was dat in die geweldige eeuw tegen alle wetenschappelijk begrip in. Het was onwetenschappelijk voor een mens in een oven geworpen te worden, waarbij de man die ze daar heen leidde omkwam en degenen die in de oven vielen in die oven een poos leefden en het enige wat het veroorzaakte was, dat het hun van hun boeien ontdeed. Dat is een paradox. Het was onverklaarbaar, niet te beredeneren, maar toch is het de waarheid.
116 Hier is Jozua, waar we over spreken. Hoe dat die man, een gewone man, die alleen door een stel geloofsbelijdenissen was gekomen die de mens had opgesteld, wetten en ceremonieën waarin niets staat dat ook maar iets zegt over het geven van macht aan een man om de zon tot stilstand te brengen. Maar hier, wat een opdracht van God: "Elk stuk grond waarop uw voetzool zal treden, zal Ik u geven." En de vijand werd totaal verslagen.
117 De zon zou ondergaan. Als de koningen tijd kregen zich de volgende dag weer te verzamelen zou hij zeker mannen verliezen. Maar Jozua wist dat hij zonlicht nodig had. En hij keek omhoog naar de zon en zei: "Sta stil boven Gibeon. En, maan, sta daar boven Ajalon." En voor de tijd van een volle dag, dat was heel de nacht, stond de zon stil en de maan stond daar. Dat is een paradox. En man wandelend in de wil van God kon zoiets doen, want hij was in een... hij was opnieuw in een Efeze, in een Efeziër met het Evangelie. Zéker was het een paradox.
118 Mozes met een stok in zijn hand om de kinderen van Israël te gaan verlossen, was een paradox, terwijl Egypte al die legers en hun goedgetrainde mannen had. Het was een paradox.
119 De maagdelijke geboorte was een paradox. Hoe zou een maagd, tegen elk wetenschappelijk begrip in, een vrouw die geen man bekende, een kind kunnen voortbrengen; en niet alleen een kind, maar Immanuël, Die precies bewees te zijn wat het zei dat het zou zijn. Hoe kon dat gebeuren? Het was een paradox. Omdat God honderden jaren tevoren tot Zijn profeet sprak en de profeet gehoorzaamde Gods Woord en het Woord werd gesproken. "En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons." En wij geloven dat. Zeker, het was een paradox.
120 Hoe Hij op water kon wandelen, was een paradox. Een menselijk wezen, naar de grootte van uw voet gemeten, kon dat niet doen. Maar Hij deed het. Wat was het. Onverklaarbaar, maar het was toch een paradox. God deed het. Wij geloven het.
121 Hoe voedde Hij vijfduizend mensen met twee vissen en vijf broodjes? Maar Hij deed het. Hij vermenigvuldigde de vis niet alleen, maar bakte vis; niet alleen brood, maar gebakken brood. Hoe kon Hij water in wijn veranderen? Alles een paradox!
122 Hij genas de zieken, degenen met melaatsheid. Waarvoor tot op heden de wetenschap niets heeft, om melaatsheid te genezen, maar Jezus genas het met Zijn Woord. Het was een paradox.
123 En Hij is gisteren, heden en voor eeuwig Dezelfde. Zijn Woord geneest nog steeds de zieken. Het is een paradox; zeker.
124 Hij wekte de doden op, nadat het sterfelijk leven uit hen gegaan was; Lazarus, de zoon van de vrouw uit Naïn, en Jaïrus' dochter. Hij wekte de doden op met Zijn Woord, omdat Hij het Woord is.
125 En dan, tot slot, nog iets geweldigs om te bewijzen dat Hij de Messias was. Om te bewijzen wat Hij was, moest Hij komen op de juiste wijze en in antwoord op het Woord. En het Woord zei, toen Hij tot de profeet sprak: "De Here uw God zal een Profeet verwekken zoals ik."
126 Er waren vele mannen opgestaan. En er was in honderden en honderden jaren geen profeet geweest. O, ze hadden priesters en grote mannen en als wij de geschiedenis tussen de tijd van Maleachi en Mattheüs lezen, vierhonderd jaar, waren er geweldige mannen geweest. Maar er was geen profeet.
127 En toen Hij dan op het toneel verscheen om te bewijzen dat Hij die "Efeziërs" gemanifesteerd was, kondigde Johannes het aan. Maar Jezus was Dat, Hij was het Woord gemanifesteerd, Hijzelf.
128 Toen Petrus op een dag met Andreas naar Hem toekwam, was zijn naam Simon. En terwijl Jezus daar stond, de man nooit in Zijn leven gezien had, (luister aandachtig) toen Hij daar stond en naar de man keek en zei: "Uw naam is Simon, en u bent de zoon van Jonas." Dat was een paradox. Zeker was het dat. Gewis was het een paradox.
129 En toen Filippus daar stond en dit hoorde en al die identiteit kende dat deze de Messias was, was hij zeker. Hij geloofde het. Hij was niet verdoofd, noch blind. Hij rende een paar mijl langs de oever en haalde zijn vriend, Nathanaël genaamd. En toen hij aan kwam wandelen... Het geloof van die man, dat iemand anders naar de samenkomst kon brengen, om te gaan zien!
130 Toen hij voor Jezus naar voren kwam, zei Jezus: "Zie, daar is een Israëliet in wien geen bedrog is."
131 Het verbaasde de man. Hij zei: "Wanneer hebt U mij ooit gekend?" Nu, let op, dit is onberedeneerbaar. Jazeker. Het is onverklaarbaar. Hij zei: "Hoe hebt U mij ooit gekend?"
132 Hij zei: "Voor Filippus u riep, zag ik u, toen u onder de boom zat." Een paradox!
133 Hij moést door Samaria gaan. En toen hij Samaria, een stad in Sichar, passeerde, ging Hij daarbuiten zitten om op Zijn discipelen te wachten die heengegaan waren om voedsel te kopen. En merk op, een vrouw van lichte zeden kwam naar de bron. En Hij zei tegen haar: "Vrouw, ga Mij wat drinken halen, of breng Mij wat te drinken."
134 En ze zei: "Het is ongewoon van U om dat te vragen. Wij zijn... ik ben een Samaritaan en U bent een Jood. Wij hebben geen relaties met U."
135 Hij zei: "Maar als u wist met Wie u sprak! Let op deze paradox die staat te gebeuren. Mis het niet. Ze zei: "Hoe kunt U dit doen, dit zeggen? Ik ben een vrouw van Samaria en U bent een Jood. Wij hebben geen omgang."
136 Hij zei: "Maar als u wist tegen Wie u sprak, of Wie tegen u sprak, zou u Mij om wat drinken hebben gevraagd." En Hij ging verder tot Hij vond waar haar moeite lag. En Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."
En ze zei: "Ik heb geen man."
137 Hij zei: "Dat is de waarheid. U hebt geen man, omdat u er vijf hebt gehad en degene met wie u nu leeft is uw man niet. Wat dat betreft hebt u de waarheid gezegd."
138 Ze zei: "Heer, ik zie dat Gij een profeet zijt." Men had er in honderden jaren geen gezien. Ze zei: "Wij weten dat de Messias zal komen en wanneer Hij komt, zal Hij ons deze dingen vertellen."
Hij zei: "Ik ben Hem."
139 [Leeg gedeelte op de band] Was een bewezen paradox, en het is de Evangeliewaarheid gebleken; een Evangelie dat dit had beloofd en hier gebeurde het en het bewees wat het was.
140 Laat mij u hier nu een geweldig indrukwekkende paradox geven, in een ogenblik. In Johannes 14:12 zei Jezus, beloofde Hij, dat "De gelovige die Hem geloofde zou dezelfde werken doen." Is dat waar? God, Die een wet maakt of een belofte doet, moet die belofte houden om God te zijn. Hij houdt hem. Om te bedenken dat de God... Wel, het is een paradox op zichzelf dat God, Die een belofte doet en die belofte niet kan breken, dat Hij die belofte van de dingen die Hij deed aan Zijn volk gaf, en door het tijdperk heen laat volgen tot Hij weer terugkeert. "Gaat dan heen in de gehele wereld, predik het Evangelie aan elk schepsel; elk schepsel, heel de wereld. Hij die gelooft en gedoopt is zal gered worden en hij die niet gelooft zal verdoemd worden; en deze tekenen zullen degenen die geloven volgen." Hij zal dat Woord moeten houden. En omdat Hij het gezegd heeft, het uit Zijn mond kwam, zal het vervuld moeten worden.
141 Heel de Schrift zal vervuld moeten worden. Dus is het een paradox, op zichzelf, om Jezus, de Zoon van God zo'n verklaring te horen geven: "De dingen die Ik doe zult u ook doen." De Bijbel zegt nu, in Hebreeën 13:8: "Hij is gisteren, vandaag en voor eeuwig Dezelfde." Dit is een paradox, omdat het gedaan moeten worden. "Hemelen en aarde zullen voorbijgaan, maar geen Woord dat Ik ooit gezegd heb, zal ooit falen." Hij heeft gesproken! Het moet worden gedaan.
142 Welnu vrienden, ik geloof dat Hij gisteren, heden en voor eeuwig Dezelfde is. Ik geloof dat Hij vanmiddag in dit gebouw net zo in staat is een paradox te veroorzaken, omdat Hij beloofde dat het zou gebeuren.
143 En hoeveel te meer heeft Hij beloofd, hoeveel te meer is het in de Bijbel gebleven, voor ditzelfde tijdperk waarin wij leven, de 'Efeziërs' opnieuw, van de gemeentetijdperken. We hebben zeven Gemeentetijdperken en ons is beloofd dat met het Laodicéa Gemeente Tijdperk er weer een 'Efeziërs' zou zijn. Dat is waar. En hier zijn wij. Ik geloof met heel mijn hart deze Jezus Christus, Die de belofte deed.
144 Zoals ik in mijn vorige boodschap zei, terwijl ik daarginds tegen die muur stond toen ik enkele weken geleden hier was. Telkens wanneer u uw vinger beweegt gaat dat de wereld rond, het stopt nooit. Elke beweging die u maakt, zult u zien bij het Oordeel. Televisie bewijst dat het hier is, de vierde dimensie. Want televisie fabriceert dat beeld niet, het leidt die golf slechts door kanalen in een buis, en u ziet een beeld. Kleur, alles, elk bewegend object dat in de wereld plaats vindt, gaat hier nu regelrecht door deze ruimte, en maakt een opname. Op een dag zal uw opname gesloten worden en zult u verantwoording moeten afleggen ten opzichte van deze opname. Dat is waar.
145 God, laat mij zo geplant zijn, laat me zo dood zijn aan mijzelf en alles om me heen, maar me bewust zijn van het Woord van God dat leeft onder ons vandaag!
Laat ons bidden.
146 Here Jezus, Gij waart een paradox toen God vleesgemaakt werd. Ik bid U, Hemelse Vader, dat U Zich vanmiddag wilt manifesteren door U hier vandaag aan ons te bewijzen. Niet alleen aan ons bewijzen... Er is, naar ik vermoed, negentig procent of meer van de mensen die hier zitten, die ieder Woord geloven. Maar opdat wij U opnieuw zouden mogen zien en dat U laat weten dat dit Woord dat U sprak nog steeds alsmaar rond de wereld reist, net als een grammofoonplaat, laat ons in die plaat bewegen, Heer. Laat ons erin bewegen en het niet alleen horen alsof het tweedehands kwam uit een mensenmond, maar laat die mond en persoon en de mensen, allen die hier zitten, Uw Woord worden. We zijn gereed om te sterven, Heer, aan onze eigen ideeën, om enkel te zien dat U Uw belofte houdt: "De dingen die Ik doe zult u ook doen." Ik bid dat U dit wilt toestaan in Jezus' Naam. Amen.
147 Even voor wij de gebedsrij roepen. Ik at op een dag een beetje ijs met een oude vriend van mij, die dokter is. Hij zei: "Ik wil je iets vragen, Billy."
Ik zei: "Goed."
148 Hij zei: "Geloof jij in..." (Dit is waar ik deze gedachte paradox van kreeg). Hij zei: "Geloof jij in een paradox?"
Ik zei: "Jazeker."
149 Hij zei: "Ik weet dat je het gelooft." Hij vertelde me over een zeker persoon die genezen was, waarvoor was gebeden, waaraan hij jarenlang medicijnen voor epilepsie had verkocht, soms waren het wel zeven of acht aanvallen per dag; zware medicijnen. En hij zei: "Ze zijn nooit meer teruggekeerd. En ik bezoek hen nog steeds; nooit meer gehad." Hij zei: "Ik wil je iets vertellen, alleen om je te laten weten dat ik geloof waar je over spreekt."
150 Hij zei: "Gedurende de tijd van de economische crisis ging mijn zoon hier over de winkel." Hij zei: "Hij bediende een nog tamelijk jonge man die net zei dat hij... Men had hem een briefje gestuurd voor medicijnen." En hij zei: "Er kwam hier een man naartoe met zijn vrouw, een kleine vrouw, ze was... Je kon aan haar zien dat ze ongeveer op het punt stond elk moment een kind te krijgen." En hij zei: "Ze kon gewoon niet langer in die rij staan, dus bracht hij zijn vrouw naar de deur en zij leunde gewoon op zijn schouder."
151 En hij zei: "Mijn zoon ging er heen en zei: 'Kan ik u helpen?' Hij zei: 'Ja, hier is het recept van de dokter. Maar ik wil het u verduidelijken, ik... we hebben het geld nog niet. We krijgen het van de provincie, maar mijn vrouw kan het niet langer meer uithouden. De dokter zei dat ze direct medicijnen moest hebben.' En hij zei: 'Als u haar slechts de medicijnen wilt geven, zal ik er rechtstreeks naartoe gaan en in de rij gaan staan tot ik het geld van de provincie krijg.'
152 En de jongen zei: 'Meneer, het spijt me, het is tegen onze regel hier medicijn te geven zonder geld te krijgen'. U weet wat voor tijd het was in die dagen. En hij zei: 'Ik vind het jammer voor haar, maar ik kan het niet doen'."
153 Hij zei: "Ik zat hier binnen de krant te lezen. En ik keek op, iets vreemds verwarmde mijn hart. Ik wandelde erheen en zei: 'Wacht even, zoon, wacht een ogenblik'. De man liep de deur al uit en zei: 'Ja, in orde zoon', terwijl hij de deur uitging." En hij zei: "Ik zei: 'Een ogenblikje, wat was dat'? Hij zei: 'Wel, deze man...' Hij legde me het uit."
154 Hij zei: " 'Laat me het recept eens zien'. En zei: 'Wacht maar even, zoon, ik zal het medicijn voor je halen'."
155 Hij zei: "Ik ging weer terug en maakte het recept klaar wat de dokter op het briefje had voorgeschreven." En hij zei: "Ik ging erheen en zij hadden dat geld niet. Ik overhandigde het hem, niet wetend of ik het zou ontvangen of niet, maar ik dacht gewoon dat ik het moest doen. Ik voelde gewoon dat ik het moest doen." En hij zei: "Billy, toen ik dat medicijn in de hand van die vrouw legde, was het de Here Jezus. Ik zag daar een Man staan. Later las ik dat de Schrift zei: 'In zoverre u het aan de geringste van dezen, Mijn kleintjes, gedaan hebt, hebt u het Mij gedaan'." Hij zei: "Billy, wat gebeurde er met mijn ogen? Zag ik het eigenlijk wel?"
156 Ik zei: "Jazeker, ik geloof het. Ik geloof dat u zo uw werk als apotheker vervulde in de noodtoestand waar het voor nodig was. Jezus zei: 'Wat u aan die anderen gedaan hebt, hebt u aan Mij gedaan'. Ik geloof het."
157 En ik geloof vandaag hetzelfde, hier tegenwoordig met deze mensen, dat Jezus Christus Zichzelf kan manifesteren, Zich onder ons vanmiddag het vleesgemaakte Woord kan maken. Wilt u het geloven? [Samenkomst zegt: "Amen"] De Here zegene u.
158 Nu gaan we de gebedskaarten oproepen, opdat de mensen kunnen komen. En we kunnen er niet te veel hebben, omdat ik, als ik goed naar mijn horloge kijk, nog vijfentwintig minuten heb om precies om vier uur, op tijd, te sluiten; maar we zullen blijven doorgaan. Laten we nu beginnen vanaf gebedskaart, ik geloof dat het A was. Ja? A, laat ons beginnen met A, één.
159 Wie heeft gebedskaart A, één? Ik roep u één voor één, als u dus verlamd bent kunnen wij u dragen. Goed. Gebedskaart A, één. Wie heeft deze, steek uw hand op, ergens in het gebouw? In orde, kom. Zij ginds achteraan. Zou u willen komen, dame, als u kunt. Eén, twee, wie heeft gebedskaart twee. A twee, zou u uw hand willen opsteken als u.. kunt u lopen? Goed, kom direct hierheen, aan deze kant. Drie. Als u direct uw hand wilt opsteken, ik kan u halen, we zullen dan niet zolang hoeven wachten. Gebedskaart nummer drie, zou u uw hand willen opsteken. In orde, een man daar beneden. Goed, kom maar hier, meneer.
160 Gebedskaart nummer vier, wilt u uw hand nu snel opsteken, zo snel mogelijk. Gebedskaart nummer vier. In orde. Nummer vijf. Zodra ik vraag, staat u op, nummer vijf. Goed. Nummer zes, nummer zeven, nummer acht, nummer negen, tien. Tien, hier nu langs, meneer. Tien, in orde. Elf, twaalf, dertien, veertien. Kwam u meneer, veertien? Goed. Veertien, vijftien. Wel dat, dat zal... Dat zal op het ogenblik genoeg zijn, dat zal voor vanmiddag genoeg zijn, want we hebben niet te veel tijd.
161 Nu kijk. Ik verlang dat u mij uw onverdeelde aandacht schenkt. Nu. Jezus deed deze belofte: "Een klein ogenblikje en de wereld zal Mij niet meer zien, doch gij zult Mij zien." Gelooft u dat? [Samenkomst zegt: "Amen"] De 'wereld', de wereld, is 'de gang van zaken in de wereld'. Ziet u, Hij wist dat zij verder zouden overgaan in modes en dergelijke. "Maar zij zullen Mij niet meer zien, maar u zult Mij zien." Want Hij beloofde: "Ik zal met u zijn, zelfs tot het einde van de wereld." Is dat zo? ["Amen"] En de Bijbel zei in Hebreeën 13:8: "Hij is gisteren, heden en voor eeuwig Dezelfde." Gelooft u dat? ["Amen"] Dat is een belofte.
162 Nu, u hoeft niet hierboven te zijn om genezen te worden. Het enige wat u doen moet is geloven dat dat Woord de Waarheid is. Nu ga ik u vragen, als u wilt, om gewoon even een paar ogenblikken eerbiedig en stil te zijn.
163 Zijn zij allemaal gekomen, Billy? Zijn er twee niet, drie niet? Wat zeg je? [Een broeder zegt: "Nog drie."] Nog drie? Nummer drie, gebedskaart nummer drie. Wat, hoe, wat is het Mexicaanse woord voor drie? Kan iemand het zeggen? [Iemand zegt: "Tres"] In orde, stellig hebben ze het gehoord. Wat, wie die gebedskaart ook heeft, kom in de rij, wilt u? O ja. O, ik denk dat iemand hem had en het niet wist en zij gingen terug. In orde. Nu, nu wat betreft...
164 Gelooft nu iedereen met heel zijn hart? Wel, laat ons dan nogmaals bidden.
165 Here Jezus, wij beseffen nu dat we het Woord kunnen lezen, Het uitleggen naar ons beste weten. Maar Heer, U bent de Enige Die Het kan bevestigen. U bent de Enige Die kan zeggen of het goed of verkeerd is. En ik bid U vandaag, Vader, dat U wilt toestaan dat de ogen van de mensen worden geopend. Mogen wij vanmiddag een paradox zien, net genoeg Heer om de mensen te laten zien dat U aanwezig bent, dat U niet uit bestaan bent, dat Uw Woord gisteren, heden en voor eeuwig hetzelfde is. Want U bent dat Woord. Terwille van de zieken, Heer, terwille van degenen die lijden; velen zijn hier waarschijnlijk uit verschillende delen van het land, delen van de natie, zij moeten... zij lijden zo, zij zouden anders niet van de samenkomsten kunnen genieten als zij niet genezen waren. Ik bid dat U ze genezen wilt. Sta het toe, Heer. En nu wij slechts fysieke menselijke wezens zijn en slechts het Woord kunnen prediken en zeggen wat U gezegd hebt de Waarheid te zijn, bent U nu Degene om het tot werkelijkheid te brengen. Ik bid dat U het wilt toestaan, in Jezus' Naam. Amen.
166 Ik zou graag voor een moment uw onverdeelde aandacht willen hebben en als iedereen nu enkele ogenblikken wil gaan zitten. Welnu, voor zover ik weet, natuurlijk, weet ik niet iemand die ik in het gebouw kan zien, die ik zou kennen. Nu, u hoeft niet hier te zijn om genezen te worden, iedereen weet dat. Zie?
167 Er was eens een kleine vrouw, ze kon geen gebedskaart krijgen zouden wij zeggen, en zij raakte Zijn kleed aan. En Hij keerde zich om en keek en zei: "Wie heeft Mij aangeraakt?" En zij allen ontkenden het. En Hij keek om Zich heen en zag deze kleine vrouw. Zij kon zich niet verbergen, want ziet u, de Geest van God die in Hem was leidde Hem. Hij was het Woord. En Het leidde direct naar haar en Hij vertelde haar wat haar moeite was. Ze had een bloedvloeiing en ze werd genezen. Ze geloofde het. En onmiddellijk voelde ze in haar lichaam dat de bloedvloeiing werd geremd, (is dat juist?) het werd daar direct gestopt.
168 Hij is vandaag nu precies eender. U hoeft niet hier te zijn. Nu, de Bijbel zei in het Nieuwe Testament: "Jezus Christus is onze Hogepriester." Geloven wij dat? [Samenkomst zegt: "Amen"] De enige Hogepriester die wij hebben, de enige Bemiddelaar die wij hebben tussen God en mens is de Man Jezus Christus. Gelooft u dat? ["Amen"] En de Bijbel zei: "Hij is de Hogepriester die aangeraakt kan worden door het gevoel van onze zwakheid. Is dat juist? ["Amen"] Hoevelen weten dat echt? Steek uw hand op zodat men... In orde. Ik ben niet tussen vreemdelingen met dit Woord.
169 Hoe zou Hij nu handelen als ú Hem aanraakte? Hij zou eender handelen als Hij deed toen Hij hier was omdat Hij Dezelfde is, gisteren, heden en voor eeuwig. Is dat juist? [Samenkomst zegt: "Amen"]
170 Gelooft u nu. U zegt: "Heer, ik ben in samenkomsten geweest, maar ik ga vandaag geloven. Ik zal zelfs geen enkele gedachte van mijzelf nemen, ik ga alleen met heel mijn hart geloven dat U hier bent. En ik heb een nood en U... helpt U me maar, Heer." Ziet u? Doet u dat nu. Wordt niet nerveus; gewoon rustig, gelovig.
171 Een gave van geloof is niet iets wat u neemt en u doet er iets mee. Een gave van geloof is dat u zichzelf uit de weg ruimt. De gave is om uzelf uit de weg te krijgen.
172 Hier staat nu een vrouw. Vader God weet, zover ik ooit geweten heb, heb ik de vrouw nog nooit in mijn leven gezien. Zij is een volslagen onbekende voor mij. Maar, en er zijn nog geen twee of drie mensen die ik daar kan zien, die ik wel ken.
173 Ik geloof dat dit mevrouw Vayle is die hier zit, broeder Lee's vrouw. Ik weet het niet zeker. Dan ken ik deze drie of vier jongens die hier zitten. Voor zover ik weet is dit alles wat ik op het moment in de samenkomst zie, die ik ken. Ik geloof dat dat broeder Anthony Milano is die daar zit, van New York. Broeder Pat Tyler van Kentucky. Behalve die... Ik weet dat Fred Sothmann hier ergens is, ik hoorde hem een poosje geleden "Amen" roepen. Dat is ongeveer alles en de Hemelse Vader weet dat.
174 En deze vrouw hier, ik heb haar nog nooit gezien. Ik heb geen idee waarvoor ze hier is. Zij is gewoon een vrouw die hier op het podium komt, net zoals u die daar zit.
175 Nu, als deze vrouw in nood is, dan..., als ik haar kon helpen zou ik het zeker doen. Maar nu ik... Dat hangt af van wat zij nodig heeft. Als het geld was, zou ik vijf of tien dollar bijeen kunnen scharrelen. Behalve dat, ik weet het niet ziet u, tenminste zou ik haar een gedateerde postcheque willen geven, tot ik mijn inkomen volgende maand ontvang. Maar wat nu als zij huiselijke moeilijkheden heeft? Ik zou zeggen: "Ga uw man halen, laten we met elkaar spreken, misschien kan ik u helpen." "Ik heb geen manier om thuis te komen?" "Goed, ik zal iemand vragen of zij u willen brengen, u thuis brengen, die uw richting moeten gaan. U woont hier in welke straat?" Of wat het ook is, ik weet het niet. Maar als het ziekte is, dan weet ik het niet. Ziet u? Maar ik ken de vrouw niet.
176 Maar er is Iemand hier, dit Woord dat beloofde: "De dingen die Ik doe zult u ook doen."
177 Welnu, misschien, wat als deze vrouw ziek is, misschien heeft zij kanker, misschien heeft zij T.B.C. of iets waarbij medicijn niet kan helpen in dit stadium? Goed, nu, ik zou in geen geval de vrouw kunnen genezen.
178 Maar als Hij nu aan mij kan openbaren wat zij verlangt, net zoals Hij deed bij de vrouw aan de bron, of zoals Hij tegen Nathanaël zei, of Simon vertelde wat zijn naam was. Hij zei: "Uw naam is Simon. U bent de zoon van Jonas. Voortaan zult u Petrus worden genoemd, wat 'een kleine steen' betekent."
179 Welnu, als Hij zoiets in uw aller tegenwoordigheid zou doen, laat dat zien dat dit Woord waarheid is. Hoevelen willen dat nu geloven? [Samenkomst zegt: "Amen"] Is hier iemand die de vrouw kent, steek dan uw hand op, enige mensen in dit gebouw? Ja, velen van u kennen haar. Goed. En de Vader weet, dat ik haar niet ken. Welnu, laat ons zien wat Hij zou willen zeggen. En dat, zou dat een paradox zijn? ["Amen"] Ik weet niet, wat er verkeerd is met haar. Maar God weet dat.
180 Ik ga nu tot de vrouw spreken. Dit is nu de eerste persoon die ik ongeveer sinds drie maanden geleden voor mij heb gehad. Ik wil nu even tot de dame spreken. En wat is dat? Contact maken met haar geest. Net zoals Jezus deed met de vrouw aan de bron, contact maken met haar geest.
181 Nu dame, als de Here Jezus mij kan openbaren wat verkeerd met u is, of waarvoor u hier bent, of iets waarvan u weet dat ik er niets vanaf weet, of iets in die lijn, zou u willen geloven dat Hij het was? Het zou Hèm moeten zijn, nietwaar? [De zuster zegt: "Ja"] Het zou Hèm moeten zijn. Als Hij het doen wil, dan zullen we allen dankbaar zijn dat wij weten of Zijn Woord juist is, dan kunnen wij daar vertrouwen in stellen.
182 Welnu, als Hij mij kan openbaren wat uw moeite is, en ik ken u niet en u weet dat; maar als Hij mij nu kan openbaren wat uw moeite is, of iets omtrent u, dan toont dit dat hier ergens een Geest is die u kent en u weet dat ik u niet ken. Dus zou het niet de mens zijn, het zou de Geest zijn. En dit is wat God in deze tijd van Efeze beloofde. Gelooft u dat dit de Waarheid is? [De zuster zegt: "Ja, dat geloof ik"] Moge Hij het u toestaan.
183 Ik zie iets, zij lijdt aan iets zoals voorhoofdsholteontsteking hier in haar hoofd. Dat is waar. Is het zo? Steek uw hand op als dat zo is. Maar voorhoofdsholteontsteking zou u niet zo laten niezen en op die manier gedragen, dus hebt u ook hooikoorts. Dat is waar. U bent niet van Phoenix. U bent van daar, waar er heel veel heuvels zijn, bomen. U bent van Flagstaff. Ja. Gelooft u dat God mij kan vertellen wie u bent? [De zuster zegt: "Ja"] U bent mevrouw Earl. Ja. ["Dat is zo"] Dat is waar, is het niet? Ga nu in geloof, het zal allemaal voorbij zijn.
184 Is Hij nu gisteren, vandaag en voor eeuwig Dezelfde? [Samenkomst zegt: "Amen"] Nu, de Hemelse Vader weet dat ik de vrouw gewoon zag. Zie het Woord bewezen. Nu, dat ben ik niet, ik ben maar een man. Net zoals deze microfoon, zonder dat ik of iemand anders er doorheen spreekt, is hij stom. En zo is een mens gewoon stom. Maar het is de Geest en die Geest is daar precies onder u. Zie? Hij is de Geneesheer, niet ik.
185 Hoe maakt u het, meneer? Nog een man welke een persoon is, die voor mij een onbekende is. Ik ken de man niet. Nu, voor zover ik weet, heb ik hem nog nooit in mijn leven gezien.
186 Maar de Geest nu, de Heilige Geest, de Heilige Geest en Jezus Christus is dezelfde Geest. De Gezalfde, Jezus, de Man, was de Zoon van God, maar de Heilige Geest die op Hem was, was God. "Mijn Vader woont in Mij." Zie, Het is de Heilige Geest, dus is het nog steeds God.
187 Nu, als ik alleen maar mezelf, die man zichzelf uit de weg kan krijgen, dan is dat gedeelte dood, laat dan de Geest van Leven aan het werk gaan. Ziet u? Daarom wacht ik een ogenblik om te zien wat er gebeurt tot de zalving gaat beginnen.
188 Als de Here God, in Wiens Tegenwoordigheid wij zijn, mij wil openbaren, meneer, wat uw moeite is, of iets wat u hebt gedaan, of iets omtrent u, gewoon maar iets. Natuurlijk, hoe meer wij zouden spreken, hoe meer het zou werken. Maar er zijn nog anderen die in de rij staan, ziet u. Maar indien Hij mij alleen vertelt wat uw kwaal is, wilt u dan geloven dat ik Zijn dienstknecht ben en geloven dat Hij aanwezig is? [De broeder zegt: "Ik geloof het"] Een breuk. Is dat juist? ["Dat is waar".] Dat is juist.
189 U zegt nu: "Hoe werd dat gedaan?" Ik wilde dat ik het wist. Er is niemand die dat kan verklaren. Dat is een paradox. Ziet u?
190 Ja, opdat u het zou weten, ik zie nog iets anders, een onderzoek; u hebt ook een hartkwaal. Steek uw hand op. Meneer Anderson, u kunt nu naar huis gaan, Jezus Christus zal u beter maken. Zo is het. Geloof gewoon, heb geloof. Twijfel niet.
191 Hoe gaat het met u, meneer? Wij zijn vreemdelingen voor elkaar. Ik ken u niet. Voor zover ik weet is het de eerste keer dat ik u ooit gezien heb, voor mij om u te kennen. Dat is zo. Maar Hij kent ons allebei.
192 Weet u nu waarom dit plaats vindt? Het is Zijn genade die het toestaat, om deze mensen te brengen tot het bewustzijn van God. Nu, niets over u wetende, u op generlei wijze kennende, dan een onbekende man die hier komt. Het zou volkomen een paradox zijn om iets te laten gebeuren, om te weten wat verkeerd was met u, of iets wat u gedaan hebt, of iets wat u niet had mogen doen, of iets wat u had moeten doen, of wie u bent, of iets omtrent u. Het zou een paradox moeten zijn, omdat er geen manier is voor iemand om dat te weten, behalve een openbaring van het ongeziene. Zo is het. Als Hij dit nu voor u zal doen, tussen u en mij, zodat het gehoor... niet een show, maar opdat men mocht zien dat het 'Efeze' hier is, dat dit de zaak is die overbrugt tussen denominatie en het Glorieland. Hij beloofde het, opdat men overtuigd mocht zijn dat wat wij vertellen de Waarheid is.
193 U nu te kennen, u weet dat ik u niet ken. Dat is, steek uw hand op zodat de mensen zien dat u... ik, ik heb de man nog nooit in mijn leven gezien. Hij is gewoon een man die hier staat. Vraag elk ander. Maar u lijdt aan een breuk. U hebt ook aambeien. Dat is waar. U hebt een lange reis moeten afleggen om hier te komen. U bent zelfs geen Amerikaan. U bent een Canadees. U hebt een zoon met u meegebracht die geestelijk gehandicapt is. Dat is waar. Wilt u dat ik u vertel waar u vandaan komt? U bent van de provincie Sasketchewan, de stad Saskatoon. Geloof met heel uw hart en God zal u, met uw zoon, gezond naar huis terugzenden. Gelooft u het? God zegene u.
194 Gelooft u nu? [Samenkomst zegt: "Amen"] De Here God blijft nog steeds God. Ziet u? Er is geen ander dan Hij.
195 Hoe maakt u het? Hier is een dame, een onbekende voor mij, misschien een beetje ouder. Ik heb haar nooit gezien; maar ze is gewoon een vrouw die hier staat. Ik zal me moeten haasten, omdat ik nog zeven of acht minuten over heb, zie. Kijk eens hier. Gelooft u dat deze dingen waar zijn? Met heel uw hart? U weet dat het voor mij onmogelijk is om te weten wat er aan u mankeert, of iets omtrent u. Maar het is niet onmogelijk voor God om het te weten, daar Hij het wist voor er zelfs een wereld bestond. Is dat niet zo? [De zuster zegt: "Dat is zo"]
196 Hoevelen geloven dat dit waar is? [Samenkomst zegt: "Amen"] Zeker. Hij kende elke knippering van uw oog. Hij is oneindig. En bedenk even; door Zijn genade heeft Hij, met Zijn Evangelie hetzelfde aangeboden, wat Hij beloofde te doen. Dan is daar een Hemel en wij gaan er naartoe. En we zijn nú in deze 'Efeze'. We zijn hierin, komend vanuit de een in de ander.
197 U mankeert zoveel dingen, complicaties, zoveel dingen verkeerd. U bent niet hier vandaan. U komt uit het westen. U bent van Californië. Juist. U hebt ook een zoon die gekweld wordt. Dat is zo. U... Er is iets, ik blijf water zien op een geweldig groot meer. O, het is, u hebt - u hebt iemand die u zeer nabij is, die in Chicago woont, die mij kent. Juist. Dat is waar. Nu, u weet dat ik u niet ken, maar gelooft u dat God weet wie u bent? Mevrouw Mc.Guire. U hebt uw verzoek ontvangen. Ga naar huis en dank God.
Hoe gaat het met je? Je bent een zeer jong persoon.
198 Maar ziekte en kwalen maken geen onderscheid in personen. Hoevelen weten dat? [Samenkomst zegt: "Amen"] Wij weten dat het geen onderscheid maakt.
199 "Indien Gij kunt geloven met heel uw hart en heel uw ziel!" Die astma zou je verlaten als je met je hele hart zou geloven.
200 De borstkwaal, gelooft u dat het u ook zou verlaten, zuster, en u gezond zou worden? Wat hebt u aangeraakt? Zij is zes meter of meer van mij verwijderd. Zij raakte de Meester aan. Het is verstopping, van zenuwen. U zult in orde zijn.
201 Dit is iets edels waarvoor deze jonge vrouw hier staat. Zij is puur een onbekende. Ik heb de vrouw nog nooit gezien. Maar ze is hier door iemand anders gebracht. En wat haar hier bracht was omdat zij een geluidsband die ik gemaakt heb, hoorde. En zij is hier en zoekt naar de doop van de Heilige Geest. Dat is precies waarvoor zij hier is. Dat is waar, jonge dame. Juist. Kom hier.
202 Dierbare God, mag dit kind dat hier staat, dat zich door de duisternis naar het Licht heenbreekt, mag zij de Heilige Geest ontvangen en naar haar huis en haar geliefden gaan, hun tonen wat voor geweldige dingen Jezus voor haar heeft gedaan! Amen.
God zegen je. Twijfel niet. Geloof.
203 God kan alle soorten van nervositeit genezen (gelooft u dat?) en astmatische toestanden en u beter maken. Gelooft u dat? Ga dan en geloof met heel uw hart. Moge God u zegenen, broeder.
204 Hoe oud bent u? [De zuster zegt: "Achtendertig"] U moet uit die nervositeit komen, voordat het te lang duurt, is het niet? Omdat u allerlei afmattende aanvallen krijgt en van alles overkomt u. Maar het heeft u nu verlaten. Dat is juist. Geloof.
205 God geneest nervositeit, ook maagkwalen. Gelooft u dat? Ga dan eten wat u wilt. Jezus Christus heeft u genezen.
206 Gelooft u daarginds, ieder van u? [Samenkomst zegt: "Amen"]
207 Er zit een man in een overhemd naar mij te kijken, ja, hij keek zojuist naar beneden naar zijn overhemd. Ja. Gelooft u dat God klierkwalen kan genezen, u gezond kan maken? U geloofde toen (is het niet?), op datzelfde moment genas deze kleine jongen van die astma conditie. Ga naar huis en u zult ook beter worden, zie. Geloof met heel uw hart.
208 Kleine dame die naast uw vrouw daar zit, zou u kunnen geloven dat uw ogen ook gezond worden? U gelooft dat God die oogkwaal zal genezen? Steek uw hand op als dat het was waarvoor u bad. Zie?
Wat raakten zij aan? Jezus Christus de Zoon van God.
209 Geloof je? Geloof je, jongeman? God kan die bloedtoestand genezen, het in orde maken, (wil je dat geloven?) die suikerziekte rommel wegnemen en je gezond maken. Geloof je dat? Ga Hem vertellen dat je het gelooft en ga heen.
210 Kom meneer. U hebt een maagkwaal. Gelooft u dat God het kan genezen, het gezond maken? [De broeder zegt: "Ja, ik geloof het."] Ga heen, geloof het; u zult beter worden, gezond gemaakt worden.
211 Kom, breng dit jongetje. Kijk eens hier, zoon. Komt van ver. Verandering in hoogte, verandering van klimaat zal astma soms genezen. Maar er is één onfeilbare genezing, Jezus Christus de Zoon van God. Hij gaf Zijn Zoon, zodat de uwe genezen mocht worden. Gelooft u dat? Geloof het met heel uw hart en het zal hem verlaten. Hij zal een normale, gezonde man worden. God zegene u, zuster.
212 Gelooft u? Voert God nog steeds paradoxen uit? [De samenkomst zegt: "Amen"] Het onverklaarbare, onberedeneerbare, dingen waarvan mensen niet zouden begrijpen hoe het zou moeten, maar het is toch waar, is het niet? ["Amen"] Hoevelen worden nu gewaar en bemerken in hun geest dat er hier Iets moet zijn dat boven menselijk begrip uitgaat?
213 Nu, ik denk dat we minstens vijftien mensen hebben opgeroepen in die rij, elk van hen; en vier of vijf, zes, daarginds in de rij zonder gebedskaart of wie er daar ook in de rij was, daar in de gehoorzaal. Maar wij zijn nu precies een minuut voor sluitingstijd.
214 Heeft Hij het precies op de manier gedaan waarop Hij gezegd had dat Hij het zou doen? [De samenkomst zegt: "Amen"] Hoevelen geloven nu dat Hij gisteren, heden en voor eeuwig Dezelfde is en bemerken Zijn Aanwezigheid? ["Amen"] Nu hebt u Zijn Tegenwoordigheid gezien. Nu hebben uw ogen gezien, uw oren verstaan, en God heeft Zijn Aanwezigheid voor uw ogen bevestigd. En dat wat u heel de tijd voelt, wat u veroordeelt wanneer u verkeerd bent en u vertelt dat niet te doen, diezelfde God is voor u hier vanmiddag zichtbaar geworden in Zijn werken. Hoevelen zeggen hier "amen" op? ["Amen"] Zeker is het zo. Hij is hier nu.
215 Is er hier een in ons midden die nooit een Christen geweest is; nooit enige geloofsbelijdenis heeft gehad, u bent nog nooit naar de kerk geweest? Zou u op willen staan en zeggen: "Ik wil niet voor u staan, prediker; maar ik wil gaan staan omdat ik in de Tegenwoordigheid van deze Persoon, Jezus Christus, ben, Die nu de Heilige Geest over ons is. Ik wil staan en zeggen: 'Ik wil dat U mij redt van mijn zonden'?" Dat is alles wat ik van u verlang, sta gewoon op en dat zal getuigen. Dit is de enige tijd die we hebben om het te doen. Zeg: "Ik verlang een Christen te zijn." Sta op en ga dan direct weer zitten.
216 Is er één in het gebouw? Hoeveel zijn er in het gebouw? Ik zou niet moeten zeggen: "Is er één?" omdat het er wel meer dan één zou kunnen zijn. Hoevelen in het gebouw willen nu direct gaan staan en zeggen: "Ik ben verkeerd geweest, God. Vergeef mij. Ik ga staan om aan U te getuigen dat ik fout ben geweest. Ik zal gaan zitten terwijl ik hier in Uw Tegenwoordigheid ben. Ik zal gaan zitten?" Sta gewoon op.
217 Is er één, zijn er meer dan één? Eén hand. God zegene u, jongeman. Is er nog één? God zegene u. Is er nog één? God zegene u. God zegene u. God zegene u, broeder. Nog meer? God zegene u, daarginds. Nog een ander, "Ik ben verkeerd geweest, God, vergeef mij?" God zegene u, meneer. "Ik ben verkeerd geweest. Het spijt me, Heer." God zegene u. God zegene u. God zegene u.
218 Is er iemand geweest die achterdochtig over deze bediening was en u bent nu overtuigd dat het waar is? Sta op daar en zeg: "God vergeef mij." Sta hier gewoon op en zeg: "Ik was wat achterdochtig, broeder Branham; het is nu allemaal weg." Steek uw hand op. Niemand? Dank u.
219 Hoevelen geloven Dit? Ik kon het niet zijn; maar het is de Christus, de Zoon van God. Dank u. Dan zult u grotere dingen zien dan deze die gedaan zijn, zolang u zult geloven. Blijf bij Christus. Ik zal mijn best doen om zelf recht te staan met Hem.
220 Hoevelen zijn hier nu ziek en gebrekkig, steek uw hand omhoog: "Ik ben ziek, broeder Branham, ik ben behoeftig"? Ziet u, kijk eens naar de mensen. Wilt u dit nu doen en gewoon mijn woord zozeer geloven? Laten wij elkaar de handen opleggen, terwijl ik mijn handen naar u uitsteek.
Laat ons bidden.
221 Dierbare God, ik breng dit kleine auditorium, waar wij het Woord van God vanmiddag hebben gehoord en gelezen, tot U. Wij weten dat elk gedeelte de Waarheid is, omdat het Uw Woord is. Wij geloven nu niet alleen dat het waar is; we weten dat het waar is. Wij hebben U iets zien doen, Heer, dat mensen laat weten dat daar nog steeds... Behalve een schijnbare tegenstrijdigheid van de wereld en tijdsruimte en de natuurlijke wetten van God, kunnen wij hier zien waar de wet van de dood die werkt in een menselijk lichaam, waar de wetenschap gefaald heeft te genezen door hun onderzoek. En Here, we zijn U dankbaar voor deze mensen. Geenszins kleineren wij hen. Wij zijn dankbaar voor hen. Maar, Heer, wanneer het komt tot een plaats dat men niets meer kan doen, zien wij nu Uw grote Hand binnenkomen; wetend dat er geen mens is die hen zou kunnen genezen, omdat hij een dokter zou zijn, of een geneesmiddel moet nemen. Maar om de Zoon van God neer te zien komen, en Die deed de belofte, zodat wij er allen in geloven.
222 En ieder mens hield zijn hand omhoog, die niet gered was en die gered wilde worden. God, iets waarschuwde hun hart. Sommigen van hen zeiden dat zij "verkeerd waren geweest", misschien teruggevallen en ze wilden terugkeren. Ik bid dat u elk van hen wilt terugnemen. Want zij weten, Heer, en wisten... Velen van hen mogen mij gekend, of van mij gehoord hebben gedurende deze jaren en weten dat er niets goeds in een mens is, mijzelf in het bijzonder. Hoe zou er enig goed ding in kunnen zijn? Maar toch hebben zij dat Woord dat God beloofde gemanifesteerd zien worden. Zij zijn overtuigd dat Het de Waarheid is. Zij hebben Het aangenomen.
223 Velen hier kon ik niet naar het podium brengen. En Vader, U bent mijn getuige, nooit heb ik gezegd dat het iets zou zijn wat ik kon doen, niets meer dan mijzelf aan U toe te wijden en U mij uit de weg te laten ruimen en Uw Geest daarin te laten werken. Nu Vader, als wij zien dat één persoon dat kan doen, kunnen anderen het doen, ik bid dat ieder die zijn handen op een ander gelegd heeft, die ziek en aangevochten is, op dit moment genezen zal worden.
224 Laat de grote Heilige Geest nu het gebouw doorgaan en ieder gezond maken. Red ieder, Heer. Geef zo'n ervaring. Stort de Heilige Geest op dit gehoor uit. O, we kijken er deze komende week naar uit dat U grote dingen zult doen. Laat het zo zijn, Heer, op dit moment, in de Naam van Jezus Christus.
225 Laten we nu allen gaan staan. Gelooft u met uw hele hart? Nu, ik vraag me af of onze zuster daar bij de piano ons het akkoord wil geven van: "Ik wil Hem prijzen. Ik wil Hem prijzen." Hoorde u dat? Laten we het nu samen zingen. Wij hopen u morgenavond te ontmoeten. We zullen dadelijk officieel sluiten, maar ik wil dit lied nog met u zingen. Goed, daar gaat het.
Ik wil Hem prijzen (laten we onze handen opheffen); ik wil Hem prijzen,
Prijzen het Lam voor zondaren geslacht;
Geef Hem de glorie, alle gij volken,
Want Zijn Bloed heeft iedere smet weggewassen.
226 Laten we nu onze hoofden buigen voor het slotgebed. Goed. Broeder Jewel Rose zal met ons eindigen. God zegene u, broeder Rose.