Gebroken waterbakken
Door William Marrion Branham1 Heer, ik geloof; Heer ik geloof.
Alle dingen zijn mogelijk;
Heer, ik geloof.
2 Laten wij een ogenblik blijven staan en onze hoofden buigen. Here Jezus, wij proberen ons nederig tegenover U uit te drukken, door te zingen dat wij geloven. En wij bidden, Heer, dat U nu wilt voortgaan met het Brood des Levens voor ons te breken om ons te geven wat wij nodig hebben uit Uw Woord. Want wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
3 U mag gaan zitten. Ik ben er heel zeker van, dat als wij zouden, of als ik het algenoegzame woord van 'amen' zou zeggen, de verheven zegeningen van God nog steeds op dit gehoor zouden rusten.
4 Ik heb deze morgen aandachtig naar de dienst zitten luisteren en mij verheugd over de getuigenissen, de verschillende wijze die een ieder heeft om zichzelf uit te drukken. En om de nieuwkomers te horen, de Baptistenbroeder hier die kwam om zich te verontschuldigen dat hij een beetje fout was. Ik waardeer dus zeker het menselijke; iemand die mens genoeg kan zijn of ook heer genoeg als hij denkt dat hij een fout maakte. Hij verontschuldigde zich niet precies tegenover mij; ik was het niet tegenover wie hij dat deed, hij verontschuldigde zich tegenover God. Ik waardeer dat dus, ziet u. God zegene onze broeder en zijn evangelist-broeder.
5 My, die Baptist, weet u. Ik behoorde vroeger zelf tot de Baptistenkerk. Ik was lid van de Zendingsbaptistenkerk. Toen ik onder deze mensen kwam, ik weet hoe u zich voelt. Ik voelde mij precies zo, gewoon vol van iets wat ik niet kende.
6 Ik herinner mij mijn eerste ervaring van het zien van een Pinkstergelovige, het was in Dowagiac, Michigan... Neemt u mij niet kwalijk, ik was op vistocht geweest in Dowagiac en kwam van Dowagiac naar Indiana toe. En zo zag ik de naam van 'Jezus' overal op de wagens en zo en ik luisterde die dag naar hun diensten. En de volgende dag vroegen zij mij om op het podium te komen om een paar woorden te zeggen en ik deed het. En ik... Men vroeg mij tot welke kerk ik behoorde en ik vertelde hun dat ik Baptist was.
7 En die avond had men een oude kleurling die zou prediken. Hij moet ver in de tachtig geweest zijn en hij kwam naar het podium. Men moest de oude kerel er bijna heen leiden. Hij was gekleed met een van die lange predikersjassen aan, met een fluwelen kraag en een kleine rand van wit pelshaar rondom de kant. En ik dacht: "Hoe kunnen al deze grote mannen, theologen, deze dienst aan zo'n kerel geven? Wel, de oude heer zou ergens rustig op een stoel moeten zitten."
8 Men had die dag gepredikt over wat Jezus hier op aarde had gedaan. Maar hij kwam en nam zijn tekst. Ik geloof dat het uit Job 7:20 was, maar ik zou er niet zeker van zijn dat het die Schriftplaats was. Hoe dan ook, dit is het citaat of een deel ervan: "Waar waart gij toen Ik de fundamenten van de wereld legde, toen de morgensterren samen zongen en de zonen Gods van vreugde jubelden?" En hij sprak over wat er voortging in de hemel terwijl zij gesproken hadden over wat er op aarde gebeurde.
9 En ergens, binnen ongeveer vijf minuten nadat hij begon te spreken, trof de Geest des Heren hem en hij sprong ginds op de vloer en klikte zijn hielen samen. My, er was zoveel ruimte; er was bijna de helft van dit podium. En hij liep er vanaf en zei: "U hebt gewoon niet genoeg ruimte hier boven voor mij om te prediken."
10 Wel, ik was toen ongeveer twintig jaar oud. Ik dacht: "Als dit dat voor die oude man zal doen, wat zou het voor mij doen?" Zie?
11 Het is van belang om alles zo ordelijk mogelijk te houden voor onze nieuwe broeders, die wij zeker verwelkomen in onze gemeenschap. Ik zie, ik geloof dat er melding van gemaakt werd dat er hier een priester zit, denk ik. Natuurlijk is mijn familie omdat ze Ieren zijn, katholiek. En zo waren er een aantal meer, Baptisten en anderen. U kunt misschien wat verward geweest zijn daarstraks. Ik merkte op dat sommigen van de broeders erover spraken, maar ik dacht dat ik het zou proberen recht te zetten. Toen broeder Shakarian... Nadat de fijne spreker zo met blijdschap vervuld was te weten dat de komst des Heren zo nabij is, sprak hij in een onbekende tong tot ons. En wij hebben uitleggers die de uitleg geven. Welnu, de Schrift zegt: "Indien er geen uitleg is, laten zij zich dan stilhouden." Maar als zij in tongen spreken en het dan uitleggen wordt het profetie. De kleine verwarring dus van twee van hen op één tijdstip. Nu, dat was niet in het minst verwarrend, ziet u, omdat één van hen de uitleg gaf en de ander profeteerde. Ziet u? Dat is dus...
12 Ik dacht dat ik het onze broeders zou willen doen begrijpen, indien zij het niet begrepen omdat een van hen correct doorgaf... Merkte u de tijdsintervallen van elk op? En de ander was zelf zo vervuld dat de Geest van God door de één profeteerde; de ander werd de uitleg gegeven. Opdat het dus duidelijk moge zijn dat u... wij zijn niet... Soms is het voor het natuurlijk verstand... Net zoals onze dierbare broeder die deze morgen de verontschuldiging gaf. Het is wat verwarrend voor de persoon die het niet begrijpt. Maar voor degenen die binnen zijn, de veteranen van de strijd waarin wij zijn, wel, wij begrijpen wat deze dingen betekenen. Ik dacht dus gewoon dat ik er iets over zou zeggen, indien het in orde was.
13 Nu, ik weet dat dit geen plaats is om dit te zeggen. Maar omdat iedereen kleine dingen heeft verteld... Weet u, die man, die oude gekleurde man zei: "U hebt niet genoeg ruimte voor mij om te prediken." U hebt niet genoeg tijd voor mij om te prediken. [Samenkomst applaudisseert – Vert] Ik ben nogal langdradig.
14 Op een dag zei een man: "Een prediker kwam naar voren. Hij was voorganger van de gemeente geweest gedurende twintig jaar. En elke zondagmorgen predikte hij in zijn gemeente altijd precies dertig minuten." En hij zei: "Deze zondagmorgen predikte hij drie uur."
15 En dus riep de raad der diakenen hem binnen en zei: "Voorganger, wij waarderen u echt." Ze zeiden: "Wij weten dat u altijd staat voor de Bijbel en voor Zijn rechten." En toen zeiden ze: "En u corrigeert ons altijd zodat wij ons zuiver en rein kunnen voelen voor God. En wij waarderen u werkelijk en wij geloven dat u Gods dienstknecht bent. En wij waarderen zeker die boodschap deze morgen. Maar er is gewoon één ding dat wij u wilden vragen." Ze zeiden: "Als raad van diakenen hebben wij uw tijd bepaald. Elke zondagmorgen had u gewoon exact dertig minuten en vandaag had u drie uren. Nu, bedenk, wij waarderen elk beetje ervan. Het was in orde." Zij maakten dat de man zich goed voelde, weet u.
16 Hij zei: "Wel broeders, ik zal u zeggen wat het is. Elke morgen, wanneer ik naar de kansel geroepen word, doe ik één van die kleine 'Life Savers' in mijn mond en ik zuig er gewoon op." En hij zei: "Wanneer de 'Life Saver' verdwenen is, en daar zijn gewoon dertig minuten voor nodig, dan stop ik met prediken. Deze morgen weet u, dacht ik dat ik een beetje over tijd was. Ik spuwde hem uit; ik had een knoop in mijn mond." [Samenkomst lacht – Vert]
17 Ik zal niets in mijn mond steken, dus wij hopen dat wij geen knopen in onze jaszak krijgen. Maar wij zijn... Ik hoop dat het niet heiligschennend klinkt hier. Maar ik... Weet u, dat zelfs God gevoel voor humor heeft?
18 Wij zijn dus dankbaar om hier te zijn om deze tijd van gemeenschap te hebben en met dit grote voorrecht eens te meer het Brood des Levens te breken op mijn eigen eenvoudige wijze. Ik weet dat zoals theologen spreken, zoals die man uit Engeland die hier gisteravond sprak, dat ik er tegen op zie om achter een dergelijk persoon naar voren te komen met mijn lagere schoolopleiding. Maar ik hoop dat God u de bedoeling van mijn hart verklaart. Ziet u? Indien mijn woorden niet juist zijn, mijn intenties zijn het wel, vertrouw ik.
19 Nu, laten wij in de Schrift lezen. Velen van u houden ervan dit te volgen. En gedurende enkele ogenblikken zal ik vanmorgen uit het boek Jeremia, de profeet, lezen, het tweede hoofdstuk, en ik zal nu beginnen met het eerste vers.
En het woord des HEEREN geschiedde tot mij, zeggende:
Ga en roep voor de oren van Jeruzalem, zeggende: Zo zegt de HEERE : Ik gedenk de weldadigheid van uw jeugd, de liefde van uw ondertrouw, toen gij Mij nawandeldet in de woestijn, in onbezaaid land.
Israël was de HEERE een heiligheid, de eerstelingen van Zijn inkomst; allen, die hem opaten, werden voor schuldig gehouden; kwaad kwam over hen, spreekt de HEERE .
Hoort het Woord des HEEREN , gij huis van Jakob, en alle geslachten van het huis Israëls!
Zo zegt de HEERE : Wat voor onrecht hebben uw vaderen aan Mij gevonden, dat zij verre van Mij geweken zijn, en de ijdelheid hebben nagewandeld, en zij zijn ijdel geworden?
En ze zeiden: Waar is de HEERE , Die ons opvoerde uit Egypteland, Die ons omleidde in de woestijn in een land van wildernissen en kuilen, in een land van dorheid en schaduw des doods, in een land, waar niemand doorging, en waar geen mens woonde?
En Ik bracht u in een vruchtbaar land, om de vrucht ervan en het goede ervan te eten; maar toen gij daarin kwaamt, verontreinigdet gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis tot een gruwel.
De priesters zeiden niet: Waar is de HEERE ? en die de wet hanteerden, kenden Mij niet; en de herders overtraden tegen Mij; en de profeten profeteerden door Baäl, en wandelden dingen na, die geen nut doen.
Daarom zal Ik nog met u twisten, spreekt de HEERE ; ja, met uw kindskinderen zal Ik twisten.
Want, gaat over in de eilanden der Kitteeërs, en ziet toe, en zendt naar Kedar, en merkt er wel op; en ziet, of iets dergelijks geschied is?
Heeft ook een volk de goden veranderd, hoewel ze geen goden zijn? Nochtans heeft Mijn volk zijn eer veranderd in hetgeen geen nut doet.
Ontzet u hierover, gij hemelen, en weest verschrikt, wordt zeer woest, spreekt de HEERE .
Want Mijn volk heeft twee boosheden gedaan: Mij, de Springader van het levende water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.
20 Moge de Here Zijn zegeningen toevoegen aan de lezing van Zijn Woorden. En ik zou graag daarvan als tekst nemen "Gebroken waterbakken."
21 Wij waren deze Schriftplaats deze morgen aan het lezen. Welnu, alle Schrift is door inspiratie gegeven. En wij komen naar het Huis des Heren voor correctie en voor begrip. En soms zien wij dat er een of ander klein ding in de weg staat.
22 Zoals deze militair die een tijdje geleden tot ons sprak en zei dat sommige bepaalde dingen, zoals men in een ander land misschien wellicht een bepaald projectiel heeft of iets van dien aard en dat wij iets moeten ontdekken om dat met een militaire strategie tegen te gaan.
23 Wel, hetzelfde geldt in een gemeente, voor een kerkgebied waar een man predikt, of, als hij een evangelist is, op het zendingsveld. Wanneer hij opstanden ziet en er begint iets op te rijzen en komt in zijn beginstadium of wat het ook is; het is aan die persoon, als hij een dienstknecht van God is, om die zaak zo ver van de mensen hun gedachten weg te houden dat zij er van weg zullen blijven. En wij willen niet dat het ons gebeurt om in dergelijke plaatsen te komen.
24 Nu, gedurende de tijd van Jeremia, van zijn profetie, waren er ongeveer zestig jaren verlopen sinds de dood van Jesaja. En men was ongeveer zestig jaar zonder hoofdprofeet geweest. Er waren Habakuk en enkelen van de kleine profeten, maar Jesaja was de laatste hoofdprofeet. En de mensen hadden gedurende deze tijd niemand gehad om hen eruit te roepen. Zij waren afgeweken. Zij waren Gods volk en toch waren zij afgeweken in deze toestand waarin wij hen nu vinden, toen Jeremia kwam om tegen hen te profeteren. En Jeremia was ook... Hij profeteerde vóór de ballingschap; en ook ging hij met hen in ballingschap.
25 Vervolgens kwam Daniël op na Jeremia. En Daniël zei dat hij begrip had door de Schrift van de zeventig jaar dat zij daar zouden zijn.
26 Natuurlijk, er was nog een andere profeet onder hen, die dit juk wilde maken, zoals hij het op zijn nek plaatste, dat het een klein ding zou zijn; "Binnen twee jaar, wel, zou God hen allemaal terugbrengen." Maar Jeremia wist wel anders. En wij weten wat er met de profeet gebeurde die verkeerd profeteerde: hij stierf datzelfde jaar. God wilde hem niet toestaan te blijven.
27 En nu merken wij ook de toestand van de mensen in die dag op. Nu, ik wens niet dat u mij verkeerd begrijpt (ik bedoelde het niet) in wat ik hier bedoel te zeggen over enkele Schriftplaatsen en kleine notities.
28 Vroeger was het zo dat ik mijn Schriftplaatsen en zo niet hoefde op te schrijven. Maar nadat ik voor de tweede keer de vijfentwintig gepasseerd ben, is mijn geheugen niet meer zoals vroeger. Dus schrijf ik een Schriftplaats op en weet van daar af zo'n beetje waar ik heenga. En dan is er zoveel tijd om voor de zieken te bidden, enzovoort, en dan naar buiten en weg. Ik heb geen tijd om het werkelijk door te nemen zoals ik zou moeten doen.
29 Nu, maar deze grote profeet van deze dag was Jeremia en hij was iets in de orde van Amos en van de vele andere profeten die opstonden. Hij was ontsteld toen hij de toestanden van de natie zag. Nu, er waren plaatsen...
30 Wanneer men over een natie spreekt, kan er misschien gedacht worden dat er naar een bepaalde groep verwezen wordt. Dat is niet zo. Het is het algemene beeld van het land. En vandaag vinden wij een zeer vergelijkbare toestand met hoe het was in de dagen van Jeremia, toen het land zelf, in zijn geheel min of meer de afgoderij was ingegaan; ik zou zeggen: men was van God afgedwaald. En dat kwam door de zwakheid van de kansel. Want indien de kansel correct zou zijn gebleven, en met het Woord van God, zou God in elke kerk zijn zoals Hij hier onder ons beweegt. Maar zij zijn erbij vandaan geleid. En dat is de zaak waarover ik deze morgen wil spreken. En nu ontdekken wij dat dit absoluut waar is in ieder tijdperk.
31 Ik geloof dat het Amos was, zoals ik daarstraks naar hem verwees, die zei dat hij geen profeet was, noch de zoon van een profeet. Maar hij zei: "Wanneer de leeuw brult, wie zou niet vrezen?"
32 Als iemand ooit een echte leeuw in de wildernis heeft horen brullen, dan zijn deze die u hier in de kooien hoort gewoon aan het miauwen. Maar wanneer er één brult in de wildernis, slaat alles er acht op. Ik heb in het oerwoud gelegen om op hen te jagen. Hij is de koning der dieren en wanneer die leeuw brult, stoppen zelfs de kevers met schreeuwen, alles stopt. De jakhalzen en de hyena's stoppen met huilen. En de andere dieren... het gekrijs van de bavianen en de apen, de kevers, wel, u kunt uzelf nauwelijks horen denken. Maar laat er een leeuw brullen in de verte en elke kever zal ophouden te schreeuwen. Ziet u, alles is bang voor hem. Toch zijn er veel dingen die hem kunnen doden, maar hij wordt erkend als de koning onder de dieren.
33 Hij zei: "Wanneer de leeuw brult, wie zal niet vrezen? Dan heeft God gesproken, wie zou niet profeteren?"
34 En dat is, denk ik, de toestand die men vandaag opnieuw tegemoet moet treden. God heeft gesproken. Ziet u? En wij zien het handschrift op de muur. Het is dus zeer gemakkelijk om te profeteren en te zien dat wij in de eindtijd zijn.
35 En wij zien dat God uit elke afdeling van denominaties, vanuit het Katholicisme, vanuit de Protestantse kerken, het Boeddhisme, enzovoort, uit Indië, en wat er ook meer is, Zijn volk samen roept, hen samen vergadert. En ik ben daar zeer blij om, om deze dag te zien komen. Nu, wij... Het is een grote dag, een van de grootste voorrechten.
36 Als ik zou moeten... Indien ik zou hebben geweten vóór er een wereld was, toen wij zielen waren, een deel van God, wat wij zijn, want wij waren met Hem voor de grondlegging der wereld omdat er slechts één vorm van Eeuwig Leven is en dat is God. En wij zijn een deel van Hem. Wij waren niet zoiets dat wij zouden weten en konden denken en een wezen bezaten, maar wij waren in Zijn gedachten voor de grondlegging der wereld. Omdat wij een deel van Hem zijn zoals mijn zoon een deel van mij is en ik een deel ben van mijn vader, enzovoort. Wij waren zonen en dochters van God door Zijn voorkennis.
37 En als ik daarginds had geweten wat ik nu weet en de hele tijdspanne had kunnen overzien en Hij zou mij gevraagd hebben: "In welke tijd wil je leven?", zou ik onmiddellijk 'deze tijd' gezegd hebben, aan de vooravond van het eindigen der wereldgeschiedenis en het komen van het Koninkrijk van God dat op de aarde wordt gevestigd. Ik denk dat het het heerlijkste van alle tijdperken is, nu op dit moment.
38 Wij ontdekken hier dat Israël door de profeet beschuldigd wordt, toen God hem verordineerd had en hem uitzond. Zij werden beschuldigd van twee hoofdzonden. En wij willen spreken over die twee dingen die zij gedaan hadden. En daarmee willen wij ons voordeel doen. Nu, zij hadden zich van God, de bron van levend water, afgewend en zij hadden zich waterbakken uitgehouwen. Zij hadden zich afgewend van de zaak die God hun had gegeven en zij hadden zichzelf iets uitgehakt, iets wat zijzelf gedaan hadden. En deze waterbakken die zij hadden, waren gebroken en zij lekten.
39 Nu, een gebroken waterbak kan geen water vasthouden. Het zal er uitlekken. Ik werd op een boerderij opgevoed en ik weet wat een oude waterbak is en de moeite die wij ermee hadden.
40 En deze lekkende waterbak is een heel mooi beeld, denk ik, van deze dag. Al wat wij geprobeerd hebben om te doen om de mens samen te brengen, de mensen samen te krijgen, kerken samen te krijgen, heeft steeds plaatsgevonden met intellectuele pogingen. Wij hebben geprobeerd om te maken dat alle Methodisten Baptisten werden en omgekeerd, enzovoort, met de verschillende denominaties. En dat was helemaal Gods programma niet.
41 God heeft slechts één ontmoetingsplaats. Hij zei daarginds in het boek Exodus: "Ik heb de plaats verkozen om Mijn Naam in te doen wonen en dat is de enige plaats waarin Ik de mensen zal ontmoeten." En Hij had een plaats gekozen om Zijn Naam in te doen wonen. En waar Hij Zijn Naam in plaatste, daarin ontmoette Hij Israël. Hij heeft een plaats waarin Hij vandaag Zijn gemeente ontmoet. En Hij verkoos die Naam en die Naam is Jezus Christus. Daarin ontmoet Hij de ware gelovige, wanneer hij in Jezus Christus is. Daarin verkoos God Zijn Naam te doen wonen.
U zegt: "Gods Naam?"
42 Hij zei: "Ik kom in Mijns Vaders Naam." Daarin plaatst God dus Zijn Naam: in Christus. En in Christus kunnen wij allen samenkomen onder het gestorte Bloed en daar echte, ware gemeenschap hebben.
43 God maakte Zijn programma in het begin, in de hof van Eden, waar de plaats was waarin Hij de mens zou ontmoeten en dat was niet op basis van intellectueel begrip. Als dat het was, dan was Eva precies in lijn met Zijn programma. Maar wij weten dat zij Satans intellectuele conceptie aanvaardde van: "Zeker, God zal niet", maar God zei dat Hij wel zou! En Hij koos dus toen de plaats van verlossing en het was door Bloed en niet door intellectuele opvatting.
44 Wij slaan dus slechts in de lucht, maar het is gewoon de menselijke natuur dat mensen zullen proberen dat te doen. Als wij tijd hadden, zouden wij het op velerlei wijzen kunnen uitleggen, maar ik wil die knoop niet gebruiken. Wij zullen dus proberen het zo eenvoudig mogelijk te maken; "lekkende waterbakken". En wij zien dat het absoluut opnieuw gebeurd is. Het is een echt beeld van ons tijdperk waarin wij leven, met al ons proberen.
45 En geen geringschatting voor elke inspanning van enige dienstknecht van God, die maar de Naam van Jezus Christus noemt. Hij behoorde al geëerd te worden voor slechts het noemen van Zijn Naam in eerbied en respect. En de grote evangelische systemen, die de aarde doorkruisten enzovoort, in deze laatste dagen, ik denk nog steeds dat wij nooit in staat zullen zijn de mensen één van hart te krijgen tot wij hen onder het Bloed van Jezus Christus brengen. Dat is de enige plaats waarin wij ooit veilig zullen zijn.
46 Iemand belde mij niet lang geleden op, van ginds uit het oosten en hij zei: "Broeder Branham, ik hoor dat u verhuisd bent van Arizona en dat u daar een plaats hebt gevormd waar men in veiligheid is." En als u weet hoe de Boodschap kwam en de Here mij vertelde wat er in Alaska zou gebeuren en hoe het daar zou zijn door Californië heen; en het is gewoon zo gebeurd. Men zei: "Nu, als dat gaat beven en alles, waar is de veiligheidszone?"
47 Ik zei: "Er is één veiligheidszone waar ik van weet. Dat is in Christus. Want diegenen die in Christus zijn, zullen..." Het is de enige die ik ken.
48 Nu, Jeremia werd ook wel "de wenende profeet" genoemd. En daarom geloof ik, dat dit deze profeet deed wenen, liever gezegd, omdat hij een profeet was (en het Woord des Heren komt tot dezulken) en zag dat de mensen volgens hun tradities wandelden en dachten dat zij in orde waren en dat er totaal geen manier was om hen te doen omkeren.
49 Want zij liepen recht af op hun verbanning, omdat wij weten dat u oogst wat u zaait, ongeacht wie u bent, wat u bent. En wij als natie hebben geoogst, gezaaid liever en wij moeten oogsten. Morgen spreek ik, zo de Here wil, 's middags, over Geboorteweeën; en ik spreek daar over dat we niet zomaar iets kunnen doen. Wij moeten oogsten wat wij zaaien.
50 En als God ons zou laten doorgaan met onze verdraaiing van het Christendom vandaag en de mensen tot deze dingen te verleiden, die een zogenaamd Christendom zijn, zoals broeder Moore eens zei: "Dan zou God moreel verplicht zijn Sodom en Gomorra op te wekken en Zich te verontschuldigen dat Hij hen had verbrand." Dat is juist, omdat God nog steeds rechtvaardig is. En waar onrecht is gekomen betaamt het Hem vanwege Zijn heiligheid en Zijn Woord dat Hij de mensen doet oogsten wat zij hebben gezaaid en wij zullen dat ook doen.
51 Nu, merk op dat zij Hem verlaten hadden, de bron van levende wateren, en zichzelf waterbakken hadden uitgehakt.
52 Nu, misschien is er iemand hier die niet zou begrijpen wat een waterbak is. Een waterbak is een door de mens gemaakte opslagplaats, die de plaats van een bron probeert in te nemen. Het is iets dat iemand uitgroef. En hoevelen weten wat een waterbak is? Fijn. In orde. Er zijn een hoop plattelandsmensen hier deze morgen. Ik herinner mij de oude waterbak op de plaats, hoe het er uitzag en ik was altijd bang uit het ding te drinken. Het was een door de mens gemaakte voorraadbak. En nooit kan men erop vertrouwen. U kunt niet steunen op een waterbak.
53 Nu, iets wat de mens doet, is gewoonlijk niet erg goed. Maar zoals de Here de tijd in zijn cyclus plaatste, en de aarde draait. Elk jaar, elke tijdspanne doorkruist het, elke dag, ieder uur en de zon gaat onder en faalt nooit. Maar de allerbeste uurwerken die wij kunnen krijgen, zullen ongetwijfeld vele minuten fout aangeven in een maand tijd. Maar, ziet u, alles wat God doet is volmaakt en wat de mens doet is niet volmaakt. Waarom dus accepteren wat de mens doet, wanneer u het volmaakte kunt hebben?
54 Ik heb dat altijd gezegd over ons Pinkstermensen. Ziet u, wij weten en wij zijn... natuurlijk niet uit de orde van God, dat geloven wij niet; maar wij weten ook dat wij mensen onder ons hebben die proberen om de ander na te bootsen. Dat is gewoon menselijk. Men zal proberen dat te doen. Men deed het in de Bijbel. De een zei: "Ik ben van Paulus", de ander zei: "Ik ben van Silas", enzovoort. Maar men probeerde na te doen wat iemand anders had gedaan of bezig was te doen.
55 Maar waarom zou u een valse nabootsing accepteren wanneer de hemelen vol zijn van het echte, wanneer geldt: "De belofte is voor u en voor uw kinderen?" Waarom zouden wij iets aanvaarden dat anders was? Waarom zouden wij een geloofsbelijdenis of dogma opnemen terwijl de Bijbel het zuivere Woord van God is? Waarom zouden wij proberen er aan toe te voegen of er van af te nemen terwijl de Here Jezus in Openbaring 22:18 zei: "Wie er één woord van af zal nemen, of er één woord aan toe zal voegen, zijn deel zal van het boek des levens genomen worden?"
56 Toen God eerst het menselijk ras op aarde plaatste, zei Hij hun dat zij moesten leven door Zijn Woord. Nu, het Woord van God is als een keten; u gaat er mee aan de hel voorbij. En de keten is slechts zo goed als zijn zwakste schakel en God wil dat wij ieder woord ervan houden. Nu, dat was het begin van de Bijbel. Slechts één woord ervan breken, deed het menselijke ras in de donkerheid des doods terechtkomen.
57 Jezus kwam in het midden van de Bijbel en Hij zei dat de mens niet alleen van brood zal leven, maar door ieder woord. Niet slechts een deel van de woorden, of negenennegentig van de honderd, maar ieder woord, net zoals het bij Eva en Adam was.
58 En in het laatst van de Bijbel, Openbaring 22:18, zei Hij: "Wie hier uit één Woord zal wegnemen of er één Woord aan zal toevoegen..."!
59 Waarom moeten wij dus hier zo nodig iemands ideeën van de zaken injecteren, wanneer dit Gods idee erover is. Wij willen nemen wat Hij zei. En er staat ook geschreven: "Laat het woord van ieder mens een leugen zijn en het Mijne de Waarheid."
60 Dat was er aan de hand met deze profeet. In de dagen van Jeremia was hij een profeet. Hij had het Woord des Heren. En deze man probeerde iets te injecteren. Nu, dan kan er niet meer op vertrouwd worden. En ik vergelijk nu deze waterbakken met deze systemen die wij geprobeerd hebben te nemen om de plaats van het originele Woord van God in te nemen.
61 Want niets kan de plaats ervan innemen. Het is God. "In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." In Hebreeën 13:8 staat er: "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig." Hoe kunnen wij dat uitgommen? Het moet de Waarheid zijn. Hij blijft Dezelfde. Hij is Dezelfde in ieder beginsel.
62 Daarom verheugt u zich er in; u, Baptisten en Methodisten en Katholieken en Presbyterianen, enzovoort, verheugt zich in die tegenwoordigheid. Ergens in u hebt u God aanvaard. Misschien soms op een intellectuele wijze. Misschien hebt u de kracht van God gevoeld en bent u een dienstknecht van God. Maar wanneer u werkelijk in God kunt komen en uw plaats in Hem herkent als een zoon of een dochter van God, brengt dat die grote ontroering tot u, die God bedoelde dat u zou hebben.
63 Wij merken nu op in Markus, het zestiende hoofdstuk dat Jezus niet zei: "Ga in heel de wereld en onderwijs." Hij zei: "Ga het Evangelie prediken." Het Evangelie prediken is de kracht van de Heilige Geest demonstreren. "Gaat heen in heel de wereld en demonstreer de kracht van de Heilige Geest."
64 Ik sprak met een broeder, een van de sponsors van mijn samenkomst in Indië, in Bombay daar, en ginds in Zuid-Afrika en verschillende plaatsen waar de zendelingen het hadden onderwezen als een woord of als een intellectuele opvatting. Maar op een dag in de samenkomst kwam de Heilige Geest zelf neer en redde dertigduizend inboorlingen in één altaaroproep. Er stonden daar vrouwen die net zo naakt waren als toen zij ter wereld kwamen, maar op het ogenblik dat zij hun handen omhoog staken om Christus te ontvangen...
65 De Heilige Geest viel op die plaats en genas vijfentwintigduizend mensen in één keer, uit rolstoelen, van brancards en veldbedden. De burgemeester van de stad liet mij de volgende dag kijken naar vrachtwagens vol die de straat afreden.
66 Die naakte vrouwen stonden daar, niet wetend dat zij naakt waren. Maar zodra de Heilige Geest hen trof, vouwden zij hun armen om weg te wandelen uit de aanwezigheid van hun mannen.
67 En ik vraag mij af hoe wij in Amerika ons een christelijk land kunnen noemen en in de tegenwoordigheid van God, terwijl onze vrouwen ieder jaar meer uittrekken. U behoorde meer aan te trekken. En hoe meer u van Christus aandoet, hoe bewuster u zich zult zijn van uw eigen toestand. Soms als ik de wijze zie waarop de mensen op straat handelen vraag ik mij af of men nog wel helemaal geestelijk in orde is. Het ziet er naar uit dat zij niet beseffen dat wanneer zij datgene doen wat zij doen, zichzelf tot een lokaas voor de duivel maken om zielen naar de hel te zenden. Dat is juist. Maar de wereld is verdorven zoals het was in de dagen van Jeremia.
68 Nu, terug naar de waterbak nu. Op deze waterbak kan men niet vertrouwen omdat hij zichzelf niet kan vullen en afhankelijk is van de plaatselijke regens om hem te vullen, de lokale regens of plaatselijke opwekkingen, om een kleine opwekking hier of een kleine opwekking daar te hebben, enzovoort, om hem vol te krijgen. Er kan dus niet op vertrouwd worden. Hij kan zichzelf niet vullen. Hij is ontoereikend voor zichzelf. Hij kan het niet. En hij is afhankelijk van de regens om hem te vullen.
69 Laten wij dan opmerken waar die bak zijn regen vandaan krijgt, waar hij zijn water vandaan krijgt. Het komt van het dak van de schuren, afdaken, waar al het vuil is dat als stof daar op wordt geblazen. Het spoelt met de regen gewoon naar beneden de waterbak in, een door mensen gemaakte tank. Het wordt bijna als een beerput. En het spoelt het dak van de schuur af waar al de dieren van de mest op de boerenerven, enzovoort, gaan zitten. En de wind blaast in het stof en werpt het stof op de schuur, dan komen de plaatselijke regens en de regen spoelt het er af.
70 Vervolgens wordt het water weggevoerd door een door de mens gemaakte goot, door een door mensen gemaakte pijp naar een door mensen gemaakte tank. En wanneer het daar komt, is het vuil, zo vuil, dat u er een filterdoek op moet doen anders zou u het niet kunnen drinken. Nu, ziet u, het spoelt van het dak door een door de mens gemaakte goot, een door mensen gemaakte pijp in een door de mens gemaakte tank. En dan met een door de mens gemaakte filterdoek over het uiteinde ervan om te zorgen dat sommige van de kevers en zo worden tegengehouden.
71 Nu, wij merken nu op dat in deze paar dagen, nadat het water daar in deze door de mens gemaakte denominatie of tank zit. Excuseer mij, neem mij niet kwalijk. In orde. Nadat het weggespoeld is, van alle soort theologieën en dingen die er in gespoeld zijn, ontdekken we dat het stilstaat wanneer het daar enkele dagen in zit.
72 En iedereen weet in de geschiedenis van de kerk dat wanneer God iets naar voren brengt, een boodschap, is het vers van God. Na het leven van die stichter dan, of wat het ook mag zijn; u mag hem een hervormer noemen of wat u er ook over wilt zeggen – na zijn dood, krijgt men een opgewerkt systeem en men maakt een organisatie. En zodra zij er een organisatie van maken, sterft het daar precies. Het staat nooit weer op. Het is zo altijd gegaan, destijds, regelrecht terug.
73 Ten aanzien van deze katholieke priester die hier zit; toen God de kerk organiseerde of niet organiseerde... God organiseerde nooit een kerk. Hij is niet in dat soort zaken. Hij is in geboorte, niet in organisatie. Toen God dus de gemeente begon op de Pinksterdag, organiseerde men haar tenslotte ginds in Nicea, Rome, en daar verloor ze haar kracht.
74 Dan komen wij voorts bij de Lutherse reformatie en dat was een geweldige zaak. Het Woord van God: "De rechtvaardige zal leven door geloof" werd gegeven. En toen zij dat deden, in plaats van alles bij elkaar op te nemen, allen van hen tezamen en voort te marcheren, maakte men een Lutherse kerk, die zichzelf van deze groep afscheidde en toen stierf het.
75 Toen wekte God John Wesley op met heiligmaking, een boodschap van het tweede werk van genade, en het was een wonderbare zaak. Maar na Wesley en Asbury organiseerde men het en het stierf.
76 Voorts kwamen de Pinkstermensen met het herstel van de gaven. Zij waren goed bezig, maar wat gebeurde er? Zij organiseerden het en het stierf. Precies juist.
77 Nu, temidden van dit alles roept God nog steeds een overblijfsel uit elk van die generaties. Hij roept zeker. En het is onze tijd om eruit te komen, om samen te vergaderen. En daarin hebben naar ik denk de Volle Evangelie Zakenlieden een grote rol gespeeld, in het afbreken van deze muren door dit te zeggen: "Er is geen verschil tussen ons. Laten wij samenkomen en God aanbidden onder één beginsel, niet onder een organisatie." Als het een organisatie was, zou ik onmiddellijk van dit podium weggaan. Ik heb daar niets mee te maken.
78 Wat het is, is dat het een gemeenschap moet zijn en niet een gemeenschap onder een geloofsbelijdenis, maar gemeenschap in Christus, door de kracht van Zijn opstanding. Dat is de zaak die leven brengt. Het brengt geboorte.
79 En voor er geboorte kan komen, beseffen wij dat er dood moet zijn voor de geboorte. En een geboorte is een knoeiboel, ik geef er niet om wat voor soort geboorte het is. Of het in een varkensstal is of waar het ook is, het is een knoeiboel. En zo is de nieuwe geboorte: zij laat u dingen doen waarvan u gewoonlijk zou denken dat u ze niet zou doen. Maar wanneer u bereid bent om aan uzelf te sterven, dan wordt u wedergeboren, een nieuwe schepping in Christus Jezus, dan openen de dingen zich en het leven wordt een nieuw gezicht voor u, omdat u de Persoon van Jezus Christus geaccepteerd hebt en niet de een of andere theorie of geloofsbelijdenis.
80 Of, zelfs met betrekking tot het geschreven Woord: het moet levend gemaakt worden door de Heilige Geest. Ongeacht hoeveel theologie u hebt, het ligt daar dood. Ik zou een handvol tarwe kunnen hebben; tot het in het proces komt waar het levend gemaakt kan worden, zal de tarwe nooit leven. En u kunt een doctorsgraad hebben in de filosofie, de rechten of wat u maar wenst; maar tot de Heilige Geest daarover komt en het levend maakt voor u als een persoonlijke ervaring met God, dan doet de tarwe geen goed. Uw geleerdheid is tevergeefs.
81 Zoals deze Engelsman hier onlangs zei, waarover ik zo verbaasd was. Al de geleerdheid die hij had, moest hij net zoals Paulus allemaal vergeten teneinde Christus te vinden en dingen doen waarvan hij dacht dat hij ze niet zou doen.
82 Maar dat is de wijze waarop God het doet. Hij vernedert ons in ons opleidingssysteem. Niet dat ik probeer om onwetendheid te ondersteunen, maar ik probeer u het verschil te vertellen. Opleiding kan nooit leven brengen. De Geest van God is er voor nodig om leven te brengen en dat leven moet niet komen uit de intellectuele opwekking. Het moet uit de Bijbel komen, de Woord-opwekking en dat Woord is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. En wanneer het vandaag valt en levend maakt, krijgt u dezelfde resultaten die men had in Handelingen 2. Precies. Het is altijd zo geweest en het zal altijd zo zijn, omdat het de Geest van God is die de atmosfeer in de gewenste toestand brengt.
83 Er is atmosfeer voor nodig om dingen te doen. Dat is de reden dat u, mensen, altijd geleerd is: "Brengt uw kinderen hier." Wel, dat is zeker juist. Ik was blij mijn dochter Rebekka slechts enkele minuten geleden te zien binnenkomen en te gaan zitten. Sommigen van u zagen mij naar een vrouw knipogen; het was mijn dochter. Zij kwam dus binnen en ging zitten. Ik wil dat zíj de doop van de Geest ontvangt en dat is de reden dat zij hier in de samenkomst is. Dat is het doel ervan. Er is atmosfeer voor nodig.
84 Zoals de oude dr. Bosworth vroeger zei: "U kunt een ei nemen en het onder een jonge hond leggen, en hij zal een kip uitbroeden." Waarom? Omdat het een ei is en de juiste atmosfeer krijgt.
85 Ik geef er niet om of u een Methodist, Baptist of Presbyteriaan bent, in de juiste atmosfeer zal het een nieuwgeboren kind van God voortbrengen. Atmosfeer, dat doet het, ongeacht welk denominatielabel u heeft.
86 Vroeger hoedde ik vee. Ik lette op de veeboer wanneer wij ze ginds naar het bos zouden brengen uit het grasland bij de ranches, en hen naar het bos brachten. Hij zou daar staan en ze in het oog houden als zij door de poort heen gingen bij het dranghek. Hij lette nooit zozeer op het brandmerk omdat er allerlei soorten brandmerken waren. Maar er was één ding dat hij in het oog hield: het bloedetiket. Het moest een volbloed Hereford zijn anders kon het dier niet doorgaan naar dat bos omdat het de Hereford Association was die dat bos begraasde. Het moest een bloedetiket hebben, om het ras juist te houden.
87 En ik denk dat het zo zal zijn op de Dag des Oordeels. Hij zal mij niet vragen of ik Methodist was, Baptist, Pinksterman of Presbyteriaan, maar Hij zal uitkijken naar het bloedlabel. "Wanneer Ik het bloed zie, zal Ik u voorbijgaan." Dat is de zaak.
88 Wij komen er dus achter dat deze waterbakken, nadat zij een poosje rondom zitten, stilstaand water hebben en geen goed doen. En het wordt dan ook het tehuis van kikkers en hagedissen en slangen en kevers, en kiemen en wat meer, omdat het zich in een stilstaande toestand bevindt. Zou u zich kunnen indenken bij het afspoelen van een schuur of van een huis dicht bij de schuur of waar het vuil ook vandaan komt, wat voor kevers en kiemen en alles in deze waterbak spoelen?
89 Nu, het is een perfect voorbeeld van elk door de mens gemaakt systeem. Hij is een mislukking om mee te beginnen. Dat is de reden dat hij een Redder nodig heeft. Hij zou zichzelf niet kunnen redden. Hij kan er niets voor doen. Hij is verloren om mee te beginnen. Hij is zondig in de wereld geboren, hij komt in de wereld, leugens sprekend. Hij is een leugenaar om mee te beginnen, hoe ter wereld kan hij dus iets gaan doen uit zichzelf? Hoe kan hij een heilig man zijn?
90 Er is geen heilig man. Er is geen heilige kerk. Het is een Heilige Geest! Niet een heilige kerk, een heilig volk; het is een Heilige Geest onder het volk, zo is het. Amen. Niet een heilige berg waar Petrus en de anderen stonden. De berg was niet heilig. Maar het was de heilige God op de berg, die hem heilig maakte. Het is niet een heilig persoon; het is de Heilige Geest die deze persoon gebruikt wat hem heilig maakt! Niet de persoon zelf, maar de Persoon van de Heilige Geest. Het is niet de mens omdat hij slechts een mens is, "geboren in zonde, gevormd in ongerechtigheid, leugens sprekend ter wereld komend."
91 Elk door de mens gemaakt systeem zal hem daar gewoon in houden. Het zal de zaak voor de intellectueel, voor de intellectuele ogen verbergen, zodat zij denken: "Ik behoor tot de kerk, mijn naam is in het boek. Ik heb dit gedaan. Mijn vader was dit, enzovoort." Dat klinkt in orde, wat het ook is. Er is niets tegen in te brengen. Maar toch, vriend, zei Jezus: "Tenzij een mens wederom geboren wordt, kan hij zelfs niet zien." "Zien", daar, betekent niet dat hij ziet met zijn ogen, maar het "Koninkrijk des Hemels begrijpt." Tot u erin geboren bent!
92 Hoe zou deze Baptistenevangelist, hoe zou die man die daar stond te bekritiseren en er gekheid over te maken het kunnen begrijpen? Ziet u, er is zelfs niets in hem dat het zelfs maar zou kunnen ontvangen. Maar God moest het doen, ziet u. God gaf hem de Heilige Geest. Hij manifesteerde dat dit geen schijnheiligheid was. Dit is het Woord. Hij hoort het alleen van een Bijbelschoolidee en men probeert al de zegeningen van God te nemen en die in een voorbije dag te plaatsen.
93 Een jonge Baptistenprediker, die hier vanmorgen tegenwoordig is, kwam niet lang geleden naar mij toen en zei: "Broeder Branham, er is één ding wat u doet dat verkeerd is."
Ik zei: "Help mij."
94 En hij zei: "U bent, denk ik, oprecht en een goed persoon, maar..."
Ik zei: "Dank u, meneer."
Hij zei: "Maar er is één ding wat u verkeerd doet."
Ik zei: "Ik hoop dat de Here slechts één verkeerd ding vindt."
95 En hij zei: "Wel, er is... Dit is wat u verkeerd doet. U probeert een apostolische bediening tot de wereld te introduceren. De apostolische bediening stopte met de apostelen."
96 Ik zei: "Als een Baptist tegenover een Baptist zou ik u graag een vraag willen stellen."
Hij zei: "Welke?"
97 Ik zei: "Gelooft u dat het Woord van God geïnspireerd is, elk stukje ervan?"
Hij zei: "Welzeker."
98 Ik zei: "Hij zei: 'Voeg er geen woord aan toe of neem er iets van af'." Ik zei dan: "Ik zal u tonen waar de apostolische zegen op de mensen kwam door een belofte van God, toont u mij dan wanneer de belofte van God van de mensen wegging. Ziet u, als u dat niet in het Woord kunt voortbrengen, vergeet het dan maar, ziet u, omdat het nog steeds voortgaat."
99 Gedurende enkele minuten zweeg hij totaal. En dus zei ik: "Wel dan, broeder, ik zou u dit willen vragen. Petrus introduceerde de apostolische boodschap op de Pinksterdag. En wij weten allen dat dat waar is want hij had de sleutels tot het Koninkrijk, die Jezus hem gegeven had. En let nu op wat hij zei: 'Bekeert u, elkeen van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden en gij zult de gave van de Heilige Geest ontvangen. Want de belofte is voor u en voor uw kinderen en voor degenen die ver weg zijn, zelfs zovelen als de Here onze God zal roepen'. Als er dan een plaats is waar Hij het wegnam, wat gebeurde er dan met Petrus' woorden op de Pinksterdag?" Ziet u? Neen, het stopte nooit!
Geliefd stervend Lam, Uw dierbaar bloed
Zal nooit zijn kracht verliezen.
Tot heel de verloste gemeente van God
Gered is, om nooit meer te zondigen.
In een nobeler, lieflijker lied,
Zal ik dan Uw kracht om te redden bezingen.
Wanneer deze arme lispelende, stamelende tong,
Stil in het graf ligt.
100 God helpe mij om dat te geloven en er aan vast te houden, en wij allen, en erbij te blijven, omdat het de Evangelie Waarheid is! Jazeker.
101 Een wijs man zou nooit naar deze dingen moeten kijken. En weet dat zij niet zullen werken. Zij hebben nooit gewerkt. Een georganiseerde religie en een georganiseerde ervaring zullen nooit werken in de tegenwoordigheid van God. Het moet zuiver van God komen. Het is nooit door God gebruikt, geen enkele keer in het verleden heeft God ooit zo'n systeem gebruikt. Nu, u, o, u krijgt leden en dergelijke. Maar ik bedoel het waarachtige zaad van God; de zegen gevallen zoals op de Pinksterdag, komt nooit door organisatie, het komt door een geboorte, door wedergeboren te worden.
102 Wij zijn uitgenodigd om Israël als een voorbeeld te nemen, wat zij geweest zijn. Merk op: "Zij hadden Hem, hun voorziene bron, verzaakt en hadden zichzelf bakken uitgehouwen." Zou u zich kunnen indenken, wanneer een mens bij een artesische bron is, ervan drinkt, dat hij zich dan een bak wil maken, ziet u, om daar uit te drinken? Nu, dat is wat de profeet zei, dat is wat het Woord van God zei. Dat is wat God tegen de profeet zei. "Gij hebt Mij verzaakt en hebt Mij verlaten, de bron van levende wateren en hebt uzelf waterbakken uitgehakt, die gebroken zijn en lekken."
103 Ziet u iets? Zij wilden iets wat zij zouden kunnen beheersen, of om te tonen wat zij gedaan hadden. Dat is de dwaasheid van de georganiseerde godsdienst. Het probeert het altijd; zij moeten er iets van zichzelf in hebben. Zij moeten al deze systemen en sociteiten en dergelijke hebben. "En ik hoor nu hierbij." In plaats van gewoon nederige kinderen van God te zijn, willen zij iets waarmee zij zichzelf zouden kunnen tonen. In plaats van God het op Zijn wijze te laten doen, wilden zij het op hun eigen wijze. En dat is de manier waarop de systemen de kerk vandaag hebben gekregen. Niet... Elk systeem, de een wil het op deze manier, de andere op die manier. Als u Methodist bent moet u het op die wijze zijn. Een Baptist op deze wijze. Een Presbyteriaan, Katholiek, wat er ook meer is, zij hebben hun systemen. Niets daartegen, maar daar spreek ik niet over.
104 De mens wil zíjn manier van doen en God heeft Zíjn manier om het te doen. En Hij zei: "Gij houdt vast aan uw weg, een gebroken waterbak, en wil Mijn weg niet accepteren, de weg des levens."
105 En dat is hetzelfde als dat het vandaag is. Het is totaal niet veranderd. Bedenk hoe dwaas het is van een mens om een artesische bron met puur zuiver water dat opborrelt te verlaten, om dan heen te gaan naar een gebroken waterbak die hij zelf maakte, en hij graaft een bak uit met die rommel die van het dak van de schuur spoelt en gaat dan daarvan drinken. Er is zeker iets verstandelijk fout met die persoon.
106 En wanneer een mens zich wil vastklemmen aan een kerkelijke opvatting van de Schrift in plaats van de Heilige Geest te accepteren Die de Schrift betuigt en het voor u bewijst, dan is er geestelijk iets verkeerd met die persoon. Dat is precies juist. Zeker, de Heilige Geest! Ieder heeft een uitleg van hun Bijbel; wat ú denkt is juist. God heeft uw hulp niet nodig. God behoeft uw uitleg niet.
107 God is Zijn eigen uitlegger. God doet de uitleg op de wijze dat Hij zei dat Hij zou doen. De Here zei in het begin: "Er zij licht" en er was licht. Dat behoeft geen enkele interpretatie. Zo zei God het. Hij zei: "Een maagd zal zwanger worden" en zij werd het. Dat behoeft geen enkele uitlegging. Hij zei dat Hij Zijn Geest op alle vlees zou uitstorten en Hij deed het. Het behoeft geen enkele uitleg. God legt Zijn Eigen Woord uit door het te betuigen en het te manifesteren en te bewijzen.
108 Zo werd een profeet bewezen van God te zijn. Hij zei: "Als er iemand onder u is die geestelijk is of een profeet, Ik de Here zal Mijzelf aan hem bekend maken in visioenen, door in dromen tot hem te spreken. En als er gebeurt wat hij zegt, vrees hem dan; maar als het niet gebeurt, vrees hem niet."
109 Dat is hetzelfde wanneer God Zijn Woord spreekt en de man zegt: "Het Woord is dit" en het gebeurt op die wijze, dan is God het die het doet.
110 Maar als hij zegt: "Het is op deze wijze en de dagen zijn voorbij", wel dan neemt het al de... Hij reikt met een brood in zijn hand uit naar hongerige kinderen, en neemt het dan van hen weg; en zij verhongeren. Waarom zou u een dronk uit een waterbak willen terwijl deze artesische bron daar was?
111 Wat is nu een bron des levens? Wat is de bron des levens, de bron van levende wateren? Een artesische bron; wij zouden het willen vergelijken.
112 Nu, ik wil dat u het verschil opmerkt tussen een waterbak en een bron van levend water, een artesische bron en een oude gebroken waterbak daarbuiten, vol van kevers, hagedissen, kikkers, kiemen en wat meer, ziet u.
113 En hier is een artesische bron. Let nu hier op. Hij voorziet voor zichzelf. U hoeft geen enkel groot systeem te verkrijgen en een hoop geld binnen te brengen. U hoeft geen hoop leden te laten toetreden. Het onderhoudt zijn leden, door de Geest des levens in hen, die functioneert.
114 Merk het water op dat er vandaan komt: vers, puur en zuiver. Niet een waterbak, iets wat stilstaat dat geïndoctrineerd is door veertig, vijftig verschillende geesten die zeggen: "Dit is juist en dat is juist en deze opvatting" en stemmen erover en beroepen zich erop en zoals zij doen, en maken er dan een denominatie uit. Het is het puur en zuiver, ongerept Woord van God dat komt van de hand van God. Het is een echte artesische bron.
115 Merk op, het geheim van zijn kracht is in zichzelf. De mens kan het niet vinden. Een soort van druk maakt dat het van onderen naar boven geduwd wordt.
116 Ik herinner mij dat toen ik vroeger staatsjachtopziener van Indiana was, ik in Harrison County langs een bepaalde wel, een bron ging. Hij was altijd aan het opborrelen. En o, het zag er naar uit dat het overgelukkig was. Of er nu sneeuw op de grond lag, ijs, bevroren was, hoe koud het ook was, hij borrelde nog steeds, terwijl de oude door mensen gemaakte vijvers en tanks met kikkers en alles daarbuiten geheel dichtgevroren waren.
117 En dat bewijst dat elke denominatie door een klein gebrek aan de Geest of een kleine verandering van atmosfeer, geheel zal bevriezen. Maar Gods artesische bron, Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig. Het houdt al de dingen eruit door ze er bij het opborrelen uit te stoten. En er zit daar totaal niets in. Het ogenblik dat er wat inkomt, zal het uit de weg geduwd worden.
118 Dat ding was zo aan het opborrelen en ik zei toen ik er op een dag bij neerzat, en ik dacht: "Ik geloof dat ik eens even tot die bron zal spreken." Ik nam mijn hoed af en ik zei: "Waarover ben je zo gelukkig? Waar borrel je zo over? Misschien is het omdat de herten af en toe van je drinken?"
Als hij zou hebben kunnen spreken, zou hij gezegd hebben: "Neen."
Ik zei: "Misschien is het omdat ik van je drink."
"Neen, dat is het niet."
119 Ik zei: "Wel, wat is het dat je zo puur, zo zuiver maakt? Wat borrelt er zo dat je heel de tijd vol vreugde doet borrelen, en dat niets je kan bevriezen? Je spuit omhoog in de lucht en er is niets dan zuiver water."
120 Als hij tot mij gesproken zou kunnen hebben, weet u wat die bron gezegd zou hebben? Hij zou gezegd hebben: "Broeder Branham, ik ben het niet die borrelt. Het is iets achter mij dat mij doet opborrelen." En zo is het. Dat is slecht uitgedrukt, maar u weet wat ik bedoel.
121 En zo is het met een wedergeboren ervaring. U kunt het niet in toom houden. Het is een bron van water binnen u, die opborrelt in eeuwig leven. Ziet u, er is iets mee, waar u niets mee te maken hebt. De door mensen gemaakte tanks mogen bevriezen en zij mogen misschien bedelen om een opwekking en alles, maar voor een mens die onder die bron is, in die bron leeft, gaat het dag en nacht door! Nee, u hoeft niet te wachten op lokale regens en plaatselijke opwekkingen. U bent er vol van. "Ik zal hem een bron van leven geven, in hem opborrelend." Er is iets in dat elke dag vers is, puur en zuiver. Het is het ongerepte Woord van God in uw hart en mond, dat Zichzelf betuigt, voor Zichzelf spreekt. Ik geef er niet om of het regent, of het sneeuwt, wat voor weer het is, u bent nog steeds gelukkig omdat de Heilige Geest daarbinnen opborrelt. Het is de verborgen kracht. Merk op. O, het geheim ervan is er binnenin.
122 Het geeft vrijelijk van zichzelf uit aan wie maar wil drinken en gebruik wil maken van haar inhoud. Nu, u haalt het niet en zegt: "Welnu, ik moet alleen naar de Methodistenkerk gaan omdat ik een Methodist ben, voor een opwekking. Ik zal hierheen moeten gaan, maar als ik naar een Pinksterkerk moet gaan omdat ik een Pinksteropwekkingspromotor ben." Ik zeg u, wanneer u die waterbron hebt, die opspringt, die bron, wanneer u daarbij drinkt, is er geen verschil, u geeft uit aan alles wat langs komt. U bent bereid om de hoop des levens te geven aan een Katholiek, aan een Protestant, een Jood, een atheïst of wie het ook is. U hebt werkelijk, echt Iets in u, dat het doet.
123 U merkt daarbij nog iets op: u hoeft het niet op te pompen. U hoeft er niet aan te trekken en het op te pompen. Ik heb daar zoveel van gezien dat het mij ziek maakt, iets op te pompen: een hoop muziek te spelen en op-en-neer te springen of een grote hoeveelheid literatuur in de stad en enorme borden: "De man van het uur."
124 Er is slechts één Man van het uur en dat is Jezus Christus, Die Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig. Er is slechts één Boodschapper van God en dat is Jezus Christus. Jazeker.
125 U hoeft dit niet op te pompen of het naar beneden te trekken. O, u hoeft zich er niet bij te voegen. U neemt het gewoon, gratis. Amen. "Ik ben de Bron van levend water; u hebt Mij verlaten om heen te gaan en uzelf enkele opslagtanks te maken." Nu, u hoeft het niet op te pompen, het op te halen en u ermee samen te voegen, het opgraven, niets anders. U moet het gewoon vrijelijk nemen.
126 U hebt evenmin enige mensengemaakte theologie nodig als een filterdoek om u te vertellen wat er doorheen gaat, wat het deed. Geen enkele. Een door de mens gemaakte theologie of opleidingssysteem, vol eigengerechtigheid in dit of dit of een waterbak van een religieus systeem, hebt u niet nodig. Het hoeft daar niet te zijn. Als u daar een doek over doet, zou deze regelrecht in de lucht geworpen worden. Het heeft er niets mee te maken. Het kan zich zelf onderhouden! Het is de kracht van God die opspringt in het leven. Waarom zou een mens zoiets verlaten om zich te voegen in een systeem? Het is meer dan ik zou kunnen zeggen. Het heeft geen filterdoeken nodig. Het heeft ze niet nodig. Het hoeft er niet te zijn, hoeft niet te vertrouwen op plaatselijke regens voor zijn vulling. Hij is altijd vol. Amen.
127 Een man, ik hoor ze zeggen: "Ik ben gewoon in de put vandaag." O my!
128 O, ik ben blij dat ik leef in de tegenwoordigheid van God of de dingen nu goed gaan of niet. Hij is mijn leven. Amen. Hij is ons leven. Hij is het leven, het overvloedige leven. Jazeker. En kijk wat het voor ons doet. Zijn kracht en zuiverheid is in Zichzelf. Hij hoeft niet aan de gang gemaakt te worden met een pomp zoals bij de waterbak of enig ander systeem.
129 Iemand zegt: "Wel, wat is uw gemeenschapskaart? Laat ons zien of u een goed Baptist bent. Ik zal eens zien of u een kaart hebt, of u een goede Pinksterman of dat u een Eenheids-, Tweeheids-, Drieheidsgelovige bent of wat meer." Ziet u, het hoeft totaal niet aan de gang gemaakt te worden. Hij gaat altijd door. Ja.
130 Weet u, ik had vroeger zo'n oude waterbak. Ik moest daar water op uitgieten en pompen en pompen en pompen met deze oude zuigerpomp om het eruit te krijgen; weet u, giet er wat meer water in en giet er gewoon een hoop kevers enzovoort in, om er weer kevers en dergelijke uit te pompen. Dat is zo ongeveer de wijze waarop sommige van deze systematische opwekkingen zijn.
131 Maar dank God: "Er is een Bron gevuld met bloed, waarin zondaars zich onderdompelen in die vloed!" U maakt geen kerkleden; u maakt christenen uit hen wanneer zij tot die Bron komen.
132 Waarom zou u de Bron van levende wateren verlaten om uit een dergelijke beerput te drinken?
133 Geen oppompen; de kracht ervan is in zichzelf. Hij hoeft niet aan de gang gemaakt te worden, jazeker, want het eigen leven ervan is in zichzelf. Dat is de wijze waarop het zaad van God in een mensenhart is. Het leven van God is binnenin het individu, niet in de kerk. In u, het is in u; ú bent degene die de kiem des levens in u heeft.
134 Slechts één slokje ervan is overtuigend voor allerlei geestelijken. Vraag de Katholieke priester, vraag de Baptist, wie het ook is. Slechts één slokje van dit geweldige, frisse, artesische water, en ik zeg u, dat het overtuigt dat het de Waarheid is. Uw hongerige ziel hoe dan ook, het is overtuigend voor de dorstige hoe dan ook. Nu, als u niet dorst... Deze kleine Baptist dorstte niet om mee te beginnen. Maar toen hij dorstig werd, smaakte het water verschrikkelijk goed. Dat is juist, maar u moet dorsten, "de gezegende dorst" hebben, zoals Jezus dat noemde. "Zalig zijt gij wanneer gij hongert en dorst naar gerechtigheid, want gij zult gevuld worden." En Jezus zei dat, vriend. Jazeker, het is een gezegende Bron voor de dorstigen.
135 Waarom zou iemand het willen ruilen voor een moeras? Waarom zou u zo graag een artesische put in willen ruilen voor moeraswater, vol kevers en verontreinigingen van allerlei mensengemaakte theorieën, waarvan God zei: "Wie één woord toevoegt aan Zijn Woord of één van Zijn Woorden wegneemt, zijn deel zal van het boek des levens worden weggenomen"?
136 En wanneer God beloofde dat Hij dit Woord in elke generatie zou betuigen: "Want de belofte is voor u en voor uw kinderen en degenen die verre zijn, zovelen als de Here, onze God zal roepen", waarom zou u dan willen pompen aan een systematische pomp, die gedurende jaren verontreinigd is geweest door een of ander oud manna? Misschien was het manna in orde, niets daarop tegen, in de dagen van Maarten Luther, in de dagen van dit en de dagen van dat en de andere hervormers. Niets aan de hand daarmee, maar dat is manna dat een hele tijd geleden viel.
137 Zoals wij in de Bijbel opmerken, moest men het elke dag oprapen. Men moest het nieuwe halen. Nadat het wat oud werd, ging het rotten. Het kan niet rotten zonder dat het afgebroken wordt. Er moeten bacteriën in zitten of zoiets, om het te doen rotten. Wij weten dat het zo is.
138 En zo zijn de systemen! Nadat het daar ligt van de ene grote opwekking tot een volgende, raakt het bedorven en vol kevers, zoals een waterbak vol wriemelstaartjes, zoals wij ze vroeger noemden, kleine kevertjes die daarin wriemelden.
139 En dat is er vandaag met de ervaring van zoveel mensen aan de hand. Zij zijn gewoon vol wriemelstaartjes, die van de een naar de ander wriemelen, en verhalen vertellen die helemaal geen waarheid bevatten. Dat is juist, ze wriemelen van de een in de ander. "Ik was Methodist; ik trad toe tot de Baptisten. Ik was Katholiek, ik ging heen om dit te worden. Ik ging heen om dat te worden." Het zijn gewoon wriemelstaartjes. O, vergeet de hele zaak!
140 En kom tot de Bron, amen, de artesische Springader, de altijd-levende tegenwoordigheid van Christus! Ik geloof dat Hij de onuitputtelijke Bron des levens is. Hoe meer u van Hem krijgt, des te verser wordt het en des te koeler wordt het en des te beter en des te zoeter smaakt het. Ik heb Hem nu gedurende drieëndertig jaar gediend en elke dag wordt nog steeds lieflijker dan de dag daarvoor. Ik heb nooit... Hij zei dat u nooit zou dorsten als u van dit water drinkt. Merk op hoe geweldig het is. O!
141 Israël deed als zovelen vandaag. Zij verlieten de Bron van levende wateren om zichzelf waterbakken uit te graven.
142 Sprekend van genade nu, voor een ogenblik, wat de genade van God is. Wij hebben wetten en bijwetten. "En als u niet voldoet aan deze standaard... Ik heb een religieuze maatstaf; als u daaraan niet voldoet en u moét dat doen, kunt u niet binnenkomen", enzovoort. Maar God redt ons door genade, niet door een maatstaf. Ziet u? Maar God, om nu van genade te spreken... Gewoon hoe dit toevallig plaatsvond, van Hem drinkend. Vanuit deze maatstaf...
143 Mopperend, morrend Israël. Let op, Hij zei: "En Ik zal u opnieuw bezoeken." Merk het op in de Schrift. Merk op, dat Hij hen gaat beproeven, hen opnieuw gaat bezoeken. Morrend Israël, bij de Rode Zee, was uitgenodigd om Hem te volgen door het stilstaande Egyptische water om een vrij volk te zijn. Zij waren uitgenodigd om over te steken om een vrij volk te zijn, met Hem, om uit te komen door de Dode Zee, de Rode Zee, beter gezegd, daar doorheen te komen om een woestijn in te gaan om een afscheiding te brengen tussen hen en de nabootsers, die het zonder besnijdenis probeerden na te bootsen.
144 O, dat is wat de moeite veroorzaakte. Ieder van hen kwam daar om in de woes-... of, precies in de zee, Farao en zijn leger. Zij zagen menselijke wezens wandelen door bovennatuurlijke kracht, dus kwamen zij hen achterna en probeerden het na te bootsen zonder deel te zijn van de zegening. En toen zij dat deden, kwamen zij om. Het is vleselijke vergelijking.
145 Een mens die dat probeert te doen, iets probeert na te bootsen, maakt een vleselijke vergelijking van een echte Christen.
146 Mijn Indische broeder daar weet dat. Kom naar Bombay en u zult de mensen daar zien, de Hindoes enzovoort, die op spijkers liggen en op glas wandelen en door het vuur gaan om te tonen wat zij kunnen en dingen zoals... Dat zijn vleselijke nabootsingen van iemand ginds in het oerwoud daar, die dat doet als zijn offer voor zijn god.
147 Wij vinden dat onder heel het religieuze leven, vleselijke nabootsingen, iemand die probeert als de ander te zijn. Er is slechts één voorbeeld waarop u zou moeten willen lijken en dat is om zoals Jezus Christus te zijn, Die het Woord was. En wanneer het Woord van God dan tot u komt, zal het op dezelfde wijze zijn.
148 Maar God leidde hen recht naar het beloofde land hoe dan ook. Toen zij nu hun reis door de woestijn waren begonnen, nadat zij zich hadden afgescheiden, kwamen zij er achter dat elke opslagplaats, elke tank, droog voor hen was.
149 En u zult hetzelfde ondervinden, broeder, wanneer u deze reis naar het beloofde land begint. U zult deuren gesloten vinden. Zoals die kleine prediker zei, een Anglicaan, of wat hij ook was. Het eerste, weet u, was dat zijn kerk hem eruit gooide. Ziet u, zo lang hij zovelen de Heilige Geest liet ontvangen, was dat het eind ervan.
150 En Israël ondervond hetzelfde, als voorbeeld, op reis naar het beloofde land. De tanks waren allemaal droog. Ja, hun reis was in gehoorzaamheid aan Zijn beloofde Woord. En zij ondervonden dat de tanks op hun reis droog waren. Nu, zij kwamen er achter dat zij voor hun reis niet op de watertanks konden vertrouwen.
151 En indien u zult reizen in gehoorzaamheid aan het Woord van God en probeert tot dit en tot dat toe te treden, zult u ondervinden dat er geen watertank ter wereld is die het zal ondersteunen. Totaal niet. U bent een individu. God leidt u op de wijze waarop Hij u wil leiden. Dan hebben wij vandaag hetzelfde ondervonden, en alle tanks zijn opgedroogd.
152 Maar de beloften zijn altijd waar voor God, Die Zijn beloften aan Zijn volk zal houden. Hij beloofde te voorzien in alles wat zij nodig hadden, dus deed Hij dat. Temidden van de lege, droge tanks, denk er eens aan. En klagend Israël in de woestijn op hun reis! Hij riep Zijn dienstknecht-leider, de profeet Mozes, terzijde en opende een bron van levend water, door een geslagen Rots, zodat Zijn gelovende kinderen niet zouden omkomen.
153 In deze dag, die voor mij van genade spreekt, die wij niet verdienen. De wijze waarop wij gehandeld hebben, de wijze waarop wij geleefd hebben, wij verdienen het niet.
154 Maar God in deze dag is precies hier deze morgen, kijk, voor Methodist, Baptist, Presbyteriaan, Katholiek en allen. Hij heeft een Bron geopend. Hebreeën 13 bewijst dit dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor eeuwig. Het maakt dus Johannes 3:16 waar: "Want God had de wereld zo lief dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gaf, zodat elk die in Hem geloofde niet zou omkomen, maar eeuwigdurend leven zou hebben."
155 En Hij werd omhoog geheven voor een meervoudige reden, omdat de mensen murmureerden en zondigden; en zij werden door slangen gebeten en stierven; en het was voor de vergeving van hun zonden en de genezing van hun ziekten.
156 En dat is dezelfde Bron die vandaag voor ons open is, voor onze redding en voor onze genezing, fysieke genezing. "Want Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor eeuwig."
157 En toen de Rots, die werd geslagen door het beloofde Woord van God, werd bevolen, bracht hij springaders voort van puur zuiver water, niet stilstaand, niet verontreinigd, maar Gods eigen tegenwoordigheid. Het was puur water en het redde allen die dronken. Nu, wij weten dat dit waar is omdat wij het als type lezen in het Oude Testament.
158 Nu, u hoefde er niet aan te trekken, te pompen, erbij toe te treden, naar het seminarie te gaan om te leren hoe u het moest gebruiken. Zij zullen u zeggen hoe u het daar moet gebruiken, ziet u. "O, wel, als u de Heilige Geest hebt ontvangen, geloven wij dat, maar doet u het op deze manier."
159 Maar ziet u, het is niet te regelen. U gebruikt de Heilige Geest niet; de Heilige Geest gebruikt u, ziet u. Ziet u, u bent er niet om de Heilige Geest te gebruiken; de Heilige Geest neemt u. Een gave is niet iets wat u pakt zoals een mes om daarmee een potlood te slijpen. Het is een overgave van uzelf aan God en uzelf uit de weg krijgen, zodat de Heilige Geest u kan gebruiken.
160 Merk op dat zij nooit hoefden op te pompen of omhoog te trekken, of dat zij nooit hoefden te vragen: "Nu, hoe gebruiken wij dit water?" Omdat zij wisten hoe ze het moesten gebruiken. Zij waren dorstig. Zij wisten wat ze ermee moesten doen.
161 En zo is een man of vrouw ongeacht tot welke geloofsbelijdenis of denominatie hij behoort. Als hij dorst naar God, hoeft hij niet terug te lopen naar het seminarie, zoals deze Anglicaanse broeder of Britse broeder deed gisteravond, die moest teruggaan naar de Anglicaanse kerk om daar raad te vragen hoe hij deze grote gave die hij heeft – spreken in tongen – moet gebruiken en hoe hij dit moet doen. Zij zouden hem eruit schoppen om mee te beginnen. Ziet u? Hij was dorstig zodat God hem gewoon vulde. Dat is alles wat er nodig is. Het is om te dorsten, en dan vult Hij gewoon.
162 U hoeft het op geen enkele manier te regelen. Niemand hoeft u te zeggen wat u ermee moet doen. God leidt elk individu op de wijze dat Hij wil dat u handelt. U bent een individu, uzelf. U bent een deel van God. Niemand kan uw plaats innemen. En er is geen manier om naar iemand toe te gaan en te zeggen: "Ik zal er dit mee moeten doen" of "ik moet er dat mee doen". Beslist niet. God gebruikt het zoals Hij wil. Wanneer u dorstig bent, weet u genoeg om te drinken.
163 En als u deze morgen dorst, drink ervan, dat is alles wat u moet doen. God had in een weg voorzien voor hun dorst, voor de dorstige kinderen om vrij aan Hem deel te hebben. En God heeft in een weg voorzien voor elke man en vrouw deze morgen, die hongert en dorst. Wellicht zijn er mensen die hier zitten, die nog nooit gered zijn. Er zijn mensen die hier zitten die op het punt staan om gered te worden.
164 Er zijn hier mensen die hier zitten als kerkleden; u wilt juist doen maar u drinkt uit een tank. Men zal u nimmer deze waarheden vertellen.
165 De enige manier om te komen, is de belofte van God nemen en naar die Bron komen, dan zal Hij de dorst stillen. "Hij die drinkt van deze Bron zal nimmermeer dorsten."
166 Merk op hoe Hij de Zijnen bevrijdde die dit water ontvingen door genade en niet door een systeem of een waterbak van opleiding. Hij betuigt Zijn Woord, het is een levengevende bron. Hoevelen hier weten dat u leven ontving toen u dat Woord en Zijn water nam, zodat u weet dat u leven ontving? [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
167 Laten wij even een ander voorbeeld nemen, of twee, en dan ga ik over een ogenblik sluiten. Ik moet die knoop nog ergens hebben. Maar merk op. Ik blijf maar spreken, dat is echter niet mijn bedoeling. Kijk, laten wij als voorbeeld gewoon enkele mensen nemen.
168 Laten wij de vrouw nemen bij de waterbak van Jakob, een gegraven bron. Daar zat zij. Dat is al wat de vrouw wist: deze waterbak waar zij kwam om water te halen. En daar bij de bron trof zij, in een klein tafereel, een Man aan die daar zat, een Jood. En zij was een Samaritaanse, uit de stad Sichar. En wij zien dat deze Man, deze Jood, een ongewoon Woord tot deze vrouw sprak en zei: "Breng Mij te drinken."
169 Zij zei nu: "Wij hebben rassenscheiding. Het is niet juist van u om mij een dergelijke vraag te stellen; U bent een Jood en ik een Samaritaanse."
170 Hij zei: "Maar als u wist tot Wie u spreekt, zou u Mij om drinken vragen en Ik zou u wateren geven, zodat u niet naar deze waterbak zou hoeven komen om te drinken; maar een bron van water zal in u opborrelen." Merk op, toen zij uitvond dat bewezen werd dat dit de waarheid was!
171 Nu, ten eerste zou elk mens dat gezegd kunnen hebben. Maar zij zei: "U aanbidt in Jeruzalem en wij aanbidden op deze berg."
172 Hij zei: "Het heil is uit de Joden. Wij weten wat wij geloven, maar laat Mij u één ding vertellen" – met andere woorden – "noch op deze berg, noch te Jeruzalem. De tijd komt, wanneer de mens God zal aanbidden in Geest en in Waarheid, want de Vader zoekt dezulken." Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier." Let op dat het hier werd bewezen. Hier wordt aangetoond bij welke berg zij was. Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
173 Hij zei: "Gij hebt de waarheid gezegd." Ziet u, het zag er naar uit dat het in volle tegenspraak was met wat Hij haar gevraagd had, toen Hij zei: "Ga uw man halen."
Ze zei: "Ik heb geen man."
174 Hij zei: "Gij hebt de waarheid gezegd. Want gij hebt er vijf gehad en degene waarmee u nu leeft is de uwe niet."
175 Let op die vrouw; hoe verschillend van de priesters van die dag! De priesters van die dag zagen datzelfde gebeuren en zeiden: "Dat is een duivel, telepathie, of een Beëlzebub." Zij faalden om te zien dat het Woord dat beloofde.
176 Maar deze kleine vrouw was beter op de hoogte van de Schrift dan elk van die priesters. Ze zei: "Heer, ik bemerk dat U een profeet bent. Gedurende vierhonderd jaar hebben wij er geen gehad, sedert Maleachi. Maar wij hebben er naar één uitgekeken en wij weten dat er één komt, de Messias. En wanneer Hij komt zal dit zijn wat Hij zal doen!"
Jezus zei: "Ik ben Hem." Amen.
177 Merkte u op dat zij haar emmer achterliet bij de waterbak van Jakob en de stad inrende, vol van een artesische bron? Zij had het perfect betuigd gezien en Hij was die Bron in haar leven. Laat mij het aan u introduceren. Zij verliet dat, toen Hij werd bewezen het Woord van God te zijn. Zij verliet het en had ontdekt dat dezelfde Rots, die geslagen werd in de woestijn, werd bewezen toén tegenwoordig te zijn.
178 Laat mij zeggen dat diezelfde God, Die er was in voorbije dagen, waarvan wij zo dikwijls spreken, hier nú tegenwoordig is. Niet door een theologisch begrip, maar door een persoonlijke kennis van Zijn betuiging dat Hij in deze laatste dagen de Heilige Geest op Zijn gemeente zou uitgieten. Hij is niet een "ik was", Hij is nog steeds de "IK BEN", altijd tegenwoordige tijd.
179 Toen verloor de waterbak zijn smaak. En zo is het met ieder mens die ooit valt in de kracht van God door de doop van de Heilige Geest. De denominatiesystemen verliezen hun smaak. U wil niet meer van die gestagneerde kikkers, en hagedissen en kevers, enzovoort. U drinkt van een Bron die fris en zuiver is, het Woord van God, elk uur vers in uw ziel. Hetzelfde als nu, wanneer het Woord bewezen is de Waarheid te zijn, smaak en zie of het niet juist is.
180 Ofschoon de waterbak goed had gediend, zijn tijd goed uitgediend had, was daar nu dan, ziet u, de Bron des Levens, niet langer Jakobs bron om geestelijk te drinken. Zij dachten dat indien zij van die put dronken, het in orde zou zijn; maar nu zat de Bron des Levens daar Zelf.
181 Nu, wij hebben geen systemen en organisaties nodig die wij hadden. Wij zijn in de eindtijd. En God beloofde in deze eindtijd de dingen die Hij zou doen. En wij zien het vervuld naar het Woord. Wij horen dat de mannen van militaire macht opstaan en sidderen en zeggen: "Iets staat op het punt te gebeuren." Wij voelen dat de Heilige Geest ons waarschuwt dat er iets op het punt staat te gebeuren. Wij zien dat alles op orde is gezet. Verlaat dan dat systeem en kom tot de Bron. Jazeker.
182 Het diende het doel, maar nu was zij van aangezicht tot aangezicht met de Bron zelf.
183 In Johannes 7:37-38 zei Jezus in de laatste dagen van het Loofhuttenfeest (wat zei Hij?): "Als iemand dorst, laat hem tot Mij komen en drinken." Recht tot een stel theologen! "Als iemand dorst, laat hem tot Mij komen en drinken. Want de Schrift heeft gezegd dat uit zijn allerbinnenste wezen stromen van levend water zullen vloeien."
184 Daar is de levende Fontein. Dat is de Fontein die de mensen vandaag verzaakt hebben. Voor de geloofsbelijdenis hebben zij de Fontein van levend water verlaten. Laat mij u bij Hem introduceren. Voor mij is Hij... En ik sluit.
185 Voor mij is Hij de Bron die Hagars leven en het kind redde, toen zij stervend waren in de woestijn.
186 Ik geloof dat Hij die Rots is, in Jesaja 32. Hij is die Rots in een dorstig land. Hij is de schuilplaats in de tijd van storm.
187 Zacharias 13: Hij is de Bron die open is in het Huis van David, voor zonde. Ik geloof dat Hij dat is. U niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
188 In Psalm 36:10 is Hij Davids bron des Levens. Hij is de stille wateren van David, en de groene weiden. Hij is het water bij de beekoever voor David.
189 In Genesis 17 is Hij Abrahams voedende borst, El Shaddai. Toen zijn leven was weggegaan van hem, kon hij nog steeds... God zei het.
190 "Een man van honderd jaar oud, hoe zal dit zijn? Ik ben oud, mijn vrouw is oud, hoe kunnen deze dingen gebeuren?"
191 Hij zei: "Ik ben El Shaddai." Nu, El is "de" en Shaddai is "borst" en Shaddai is meervoud, wat dus betekent: "Ik ben de God met borsten."
192 Zoals een baby die jengelt en ziek is, en z'n kracht is van hem geweken, dan leunt hij aan de boezem van de moeder en zuigt zijn kracht terug. Zeker. Niet alleen... Wanneer hij zoogt, zeurt hij niet langer. Aan moeders borst is hij tevreden terwijl hij zijn kracht krijgt.
193 En elk mens die Gods belofte in zijn hart wil opnemen van: "De belofte is voor u en voor uw kinderen, voor degenen die ver af zijn, zovelen als de Here onze God zal roepen" en gewoon daar tegen gaat liggen, uw kracht terug te zogen. Kniezend kind, geloof het! Het is voor de gelovigen.
194 Voor de gelovige dichter, ik kan denken aan vele liederen die de dichters ons verschaft hebben. Er was één van hen die eens zei, Hij...
Er is een Bron gevuld met bloed,
Getrokken uit Immanëls aders.
Wanneer zondaars zich onderdompelen in de vloed,
Verliezen zij alle schuldige smetten.
Die stervende dief verheugde zich,
Om die Bron in zijn dag te zien.
Daar mag ik, ofschoon verachtelijk als hij,
Al mijn zonden wegwassen.
En altijd sedert ik die stroom zag door geloof,
Die Uw vloeiende wonden verstrekken.
Is verlossende liefde altijd mijn thema geweest,
En dat zal het zijn tot ik sterf.
195 Voor mij is Hij de wateren van het woord van afscheiding dat u van alles afscheidt wat in tegenspraak is met Zijn Woord. Dat is de Fontein die ik geloof dat Hij is. Jazeker. Dat zijn de wateren die mij afscheiden van door mensen gemaakte waterbakken, naar de Bron van levend water. O vriend, ik kan gewoon... U kunt gewoon voortgaan en voortgaan met de dingen die Hij voor ons is! Hij is Alfa, Omega. Hij is het Eind. Hij is Hij Die was, Die is en zal komen. Hij is de Wortel en de Scheut van David. Hij is de Morgenster en Hij is mijn Al in al.
196 En broeder, zuster, als u nog niet hebt... Als u alleen maar gedronken hebt van die kleine door de mens gemaakte tank, heel uw leven, waarom verlaat u deze morgen dan niet deze tank om naar deze Bron te komen!
197 Laten wij onze hoofden een ogenblik buigen. Met uw hoofden gebogen... [Een zuster begint in een andere tong te zingen. Blanco gedeelte op de band als iemand een uitlegging geeft – Vert] ... naar mijn mening, de altaaroproep. Hoevelen nu?
198 Ik was helemaal nerveus. Ik hield u te lang en het deed mij mijn boodschap in stukken hakken. Maar ik geloof dat de Heilige Geest wil dat u krijgt wat ik bedoel. Kijk, er is niets belangrijkers in deze dag dan in orde te komen met God; ziet u, onze diners, wat het ook is, wat ook. De Here is hier. Nu, ik heb dat slechts ongeveer eenmaal gehoord in mijn leven sinds deze tijd.
199 Nu, hoe... u allen hier, niet "hoevelen". U allen hier die daarvan wil drinken, sta gewoon een ogenblikje op, voor gebed. God zegene u.
200 Nu, hoevelen hier binnen, die nu aanwezig zijn en zijn opgestaan, zouden met een opgestoken hand dit willen zeggen: "God, beweeg op mij, vul mij, laat mij van deze Bron drinken. En ik heb niet gedaan wat juist is, maar ik wil dat U mij ervoor vergeeft. Ik wil dat U mijn zonden wegwast. En laat mij van deze dag af..."! Kijk eens! My!
Er is een Bron gevuld met bloed,
Getrokken uit Immanëls aderen.
En zondaars, ondergedompeld in die vloed.
Verliezen al hun schuldige smetten.
Verliezen al hun schuldige smetten;
Verliezen al hun schuldige smetten.
En zondaars, ondergedompeld in die vloed.
Verliezen al hun schuldige smetten.
201 Nu, u die een Christelijke gelovige bent, u hebt Christus aanvaard als uw persoonlijke Redder, maar u hebt tot dusver niet... Nu, als u het niet gedaan hebt, dat is de Bron. De Enige waarvan ik weet is die Bron van Immanuëls aderen. Nu, en als velen van u hier...
202 Het is net zoals ik onlangs sprak over deze kleine arend die op het erf rondliep met de kippen. En hij kende niets anders dan de kippen, maar hij wist dat er iets met hem was dat anders was dan de kippen. En toen kwam zijn moeder hem opzoeken en zij schreeuwde van boven. Het was de roep van een arend. Ziet u, hij moest een arend zijn om mee te beginnen anders zou hij nooit die roep herkend hebben. Ziet u, hij...
203 Er moet daar iets zijn, ontkiemd, anders kan het nooit leven produceren. En als het Zaad, het Woord van God in u is, de Heilige Geest is hier nu om dat te doen ontkiemen en het voor u tot een realiteit te brengen.
204 Hoevelen hier hebben de doop van de Heilige Geest niet ontvangen? Zou u uw hand willen opsteken? Overal verspreid, overal, gewoon echt eerlijk, als u de Heilige Geest niet ontvangen hebt, en u zou dat willen, steekt uw hand omhoog. Waar u ook bent, blijf uw hand even omhooghouden, gewoon een ogenblik.
205 Nu wil ik dat u, die rondom staat en naar hen kijkt, hun de handen oplegt.
206 Ik geloof dat nu op dit moment de Heilige Geest ieder van u die Hem wil ontvangen zal vullen. Nu, denk niet aan het voedsel in het restaurant. Laten wij aan dit voedsel hier denken. Dit is het enige, dit is leven. Ziet u, dit is leven.
207 Nu, draait u gewoon om, elk van u, en legt elkaar de handen op. "En zij legden hun de handen op!" Nu, ik wil dat u bidt voor die persoon waar u uw hand op hebt...
208 Nu, denk niet aan weggaan. Denk aan niets anders. Denk gewoon, precies nu, dat de Heilige Geest hier is om ieder individu te vullen. Open uw hart, gooi al het waterbakwater eruit en zeg: "O, Bron des Levens, kom in mij. Vul mij, o Here God met Uw goedheid en barmhartigheid."
209 Here Jezus, die onuitputtelijke Bron! Ik bid, God, dat U elk van hen zult vullen. Moge de Heilige Geest hier vallen. Ik bid God dat wij alles over al het andere zouden willen vergeten; dat de Heilige Geest temidden van ons valt, nu op dit moment, en ons die wateren des levens wil geven, vrijelijk, van overal. Sta het toe, God. Terwijl het bidden en de zang zich samen mengen. Heer, wetend dat dit Uw tegenwoordigheid is, Uw Goddelijke tegenwoordigheid, willen wij naar de Bron komen. Wij willen de echte, werkelijke doop met de Heilige Geest. Here, deze mensen bidden erom. Ik bid dat zij nu op dit ogenblik gevuld zullen worden met deze goedheid van God. Sta het toe, o God. Verhoor het gebed van Uw kinderen. Moge U op hun wezen komen, moge de kracht van God en de Heilige Geest zich over hen uitstrekken. Sta het toe, God.
210 O, hoe danken wij U voor de verfrissing, voor de tegenwoordigheid van de machtige God des hemels, Die in ons midden staat! Precies op dit middaguur, Heer, voed ons! Heer, wij willen voedsel van Uw tafel. Voed ons, Here, precies nu. Voed ons met de Heilige Geest. En in onze levens, onze hongerige verdrogende zielen zijn dorstig. Zoals U zei in de interpretatie van het lied: "Het zou water doen uitgieten op verdroogde grond." Laat het gebeuren, Heer. Laten Uw Woorden gemanifesteerd worden in de harten van Uw kinderen. "Wateren op droge, smachtende grond." Eeuwige God, hoor het gebed van Uw dienstknecht en geef ons die zegen. Amen.
O, hoe heb ik Jezus lief.
211 Blijf Hem nu prijzen. Ondervind dat de Heilige Geest hier is. Als u het niet ontvangt is het uw fout.
O, wat houd ik van Jezus ("Hebt gij Mij meer lief dan deze?")
... houd ik van Jezus
Omdat Hij mij eerst liefhad.
O, wat houd ik van Jezus (Geprezen zij God!)
O, wat houd ik van Jezus (Wat als Hij op dit ogenblik zou komen?)
O, wat houd ik van Jezus
Omdat Hij mij eerst liefhad.
Ik zal Hem nooit verlaten.
Ik zal Hem nooit verlaten.
Ik zal Hem nooit verlaten.
Omdat Hij mij eerst liefhad.
Wondervol, wondervol, is Jezus voor mij.
De Raadsman, Vredevorst, machtig God is Hij.
O, mij reddend, mij bewarend van alle zonde en schande.
Wondervol is mijn Verlosser, prijs Zijn...
212 Laten wij nu tot Hem zingen!
Wondervol, wondervol, is Jezus voor mij.
Raadsman, Vredevorst, machtig God is Hij.
O, redde mij, bewaart mij, van alle zonde en schande.
Wondervol is mijn Verlosser, prijs Zijn Naam!
213 Allen die dat voelen, zeg: "Amen." [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] O, halleluja! Ik zie sommige mensen die nu doorbreken in de Heilige Geest.
Ik was eens verloren, nu ben ik gevonden, vrij van veroordeling.
Jezus geeft vrijheid en volle verlossing.
Mij reddend, mij bewarend, van alle zonde en schande.
Wondervol is mijn Verlosser, prijs Zijn Naam!
Laten wij nu onze handen opheffen en echt prijzen...
O, wondervol, wondervol, is Jezus voor mij.
Een Raadsman, de Vredevorst, machtig God is Hij.
O, mij reddend, mij bewarend, van alle zonde en schande.
Wondervol is mijn Verlosser, prijs Zijn Naam.
214 Hebt u Hem lief? [Samenkomst zegt: "Amen!" – Vert] O wondervol! Geprezen zij die Bron gevuld met bloed, waar zondaars alle mensenvrees verliezen, alle veroordeling, gewoon vrij in Hem! Halleluja! O my, dat is werkelijk wonderbaar!
215 Nu, terwijl wij dat opnieuw zingen, laten al de Methodisten, Baptisten, Katholieken, Presbyterianen, wat het ook is, terwijl wij dit zingen: "Wondervol is Jezus voor mij", laten wij ons omkeren en elkaar de hand schudden, gewoon een goede, oude vermenging hebben. Weet u, dat is waar ik van houd. Kom, laten wij het nu zingen als wij het doen.
O, wondervol, wondervol, is Jezus voor mij.
216 [Broeder Demos Shakarian spreekt met broeder Branham: "Broeder Branham, ik kreeg net over President Johnson, Lyndon Johnson, te horen dat hij een hartaanval had en misschien behoorden wij voor hem te bidden en voor onze natie." De broeders spreken erover. Sommigen zeggen: "Laten we even wachten." – Vert]
Wondervol is Jezus (dat is juist).
O, Raadsman, Vredevorst...
217 [Broeder Shakarian spreekt opnieuw met broeder Branham: "Excuseer mij, excuseer mij opnieuw, wilt u even naar beneden komen?" Broeder Earl Prickett leidt de samenkomst in de zang: "Wondervol". Leeg gedeelte op de band. Samenkomst zingt: "Er is een rivier des levens." Een ander leeg gedeelte op de band – Vert]
De Bijbel zegt: "Bidt voor degenen die in autoriteit zijn."
218 Onze Hemelse Vader, wij staan in een wanhopige nood voor de leider van ons land, onze president. Hij mag dit misschien nooit weten, Heer, maar U weet het. Ik bid voor broeder Johnson, die belijdt een gelovige in U te zijn. En Vader, een hartaanval heeft hem getroffen begrijpen wij. Ik bid God, spaar zijn leven. Wij zijn hoe dan ook, precies nu in een nationale crisis. En laat Uw Geest op hem komen, Heer. En nu op dit moment, in het ziekenhuis of waar hij ook mag zijn, laat Uw Geest neerkomen op dat Walter Reed ziekenhuis en raak zijn lichaam aan, spaar zijn leven. Heer, de man staat onder druk, meer druk dan wij begrijpen. Wij bidden dus, God, als gelovigen en als een deel van dit land, voor onze leider, opdat U wil toestaan dat zijn leven verlengd wordt in dit grote uur, in de Naam van Jezus Christus. Amen.