Een man die wegloopt uit de tegenwoordigheid des Heren
Door William Marrion Branham1 Laten we onze hoofden buigen. Dierbare God, we zijn blij deze middag voor het voorrecht dat we hebben om ons weer opnieuw te vergaderen. En Gij alleen, Here, weet hoe onze harten vurig verlangd hebben naar dit uur, dat we opnieuw hier zouden kunnen staan voor Uw volk om deze Boodschap te brengen, waarvan we de vitale noodzaak voelen, dat het zo urgent is in dit uur. En U hebt ons nu deze paar dagen gegeven, en we bidden, dierbare God, dat Uw genadige hand op ons zal zijn om ons te leiden, en ons te dirigeren. En geef ons deze dingen die we nodig hebben, Here, want onze harten verlangen vurig om U beter te kennen.
2 We zien het grote oogstveld, wit en rijp, en we weten dat het graan nu klaar is voor de grote dorstijd. Dierbare God, we bidden dat U het kaf om ons heen zult openen; laat ons liggen in de tegenwoordigheid van de Zoon nu deze volgende paar dagen, en maak ons rijp voor het Koninkrijk van God.
3 Zegen ieder lied dat gezongen zal worden; zegen elk gebed, en beantwoord elk dat gebeden zal worden, Here. Red al de verlorenen. Roep diegenen die zijn afgedwaald terug naar het huis van de levende God en naar de gemeenschap.
4 We bidden, God, dat U elke zieke zult genezen, die onder ons dak komt. Geef het, Here. Moge er aan het eind van deze samenkomsten niet één zwakke temidden van ons zijn.
5 En dierbare God, dan voor onszelf; wij die beweren in dit uur de gemeente te zijn; de eruit geroepenen, dezen die over de hele wereld uit Babylon gekomen zijn, om deel te kunnen zijn van deze wonderbare gemeenschap in deze laatste dag. We bidden, God, dat Gij onze harten op zo'n wijze zegent. We zijn werkelijk hongerig, Here, en hebben ons ontdaan van al de dingen van de wereld die we maar weten, Here. We hebben iedere last afgelegd die ons zo licht bezet, en laten we nu deze loopbaan die voor ons ligt lopen met volharding. Geef het, Vader. En mogen we voller zijn, sterkere, betere Christenen, aan het einde van deze dienst, dan we waren toen we hier binnen kwamen. Moge God al de heerlijkheid krijgen, want we vragen het in Jezus' Naam. Amen.
6 Ik denk dat dit een groot voorrecht is vanavond, waarop ik al enige tijd heb gewacht. Onlangs zei ik tegen mijn vrouw: "Ik word zo nerveus van het wachten om naar de tabernakel te gaan." Ik heb andere vrienden, natuurlijk heb ik die, over de hele wereld, maar er is iets aan de hand met deze tabernakel hier. Ik werd genomen uit het stof hier in de omgeving, toen God mij het leven hier op aarde gaf, en ik veronderstel dat als Hij uitblijft, ik hier ook ergens begraven zal worden. Wanneer Hij komt, zal Hij mij hier ergens vinden.
7 Maar het is alsof er iets is, wanneer ik begin te denken over Jeffersonville. Onlangs voelde ik me erg eenzaam. En ik zei tegen mijn vrouw: "Ik heb heimwee; en ik weet niet waarnaar ik heimwee heb, tenzij het is naar deze mensen die voor mij bidden." Ik zei: "Wel ik zal... Het enige wat ik weet te doen is terug te gaan en een paar dagen samenkomsten te hebben en te zien of we niet iets kunnen vinden van de Here, misschien wil Hij ons iets laten weten." En het grote vitale onderwerp dat nu voor ons ligt, is: Huwelijk en Echtscheiding. Als er een vraag is, dan moet er ook een antwoord zijn. Er kan geen vraag zijn, zonder dat er een antwoord is. Het doet er niet toe wat het is, maar er moet een antwoord zijn. En zo de Here wil, wil ik proberen daarover te spreken op die zondagmorgen.
8 En dan zullen we hier denk ik morgenavond in de... Hoe wordt die school ook al weer genoemd? 'Parkview gehoorzaal.' Wat zegt u meneer? [Broeder Branham spreekt met broeder Neville – Vert] 'Parkview Junior High.' Hoevelen weten waar dat is? Nu, ik veronderstel dat ze wel borden neerzetten, nietwaar, broeder Neville? Het ligt iets verderop, ongeveer driekwart mijl. Daar zal een bord staan. U draait hier de weg af. Het is een mooi schuin oplopend gebouw; en het heeft zitplaatsen met armleuningen, en waar u aantekeningen kunt maken van wat u wilt opschrijven, en dergelijke. Ik ben er zeker van dat u het fijner zult vinden dan wanneer u in de samenkomsten hier in de tabernakel opeengepakt zult zitten. Daar zal genoeg ruimte zijn, genoeg parkeerruimte.
9 Nu, ik geloof dat ze een kleine regeling hadden getroffen en we moesten beloven ons daaraan te houden; dat was dat we niet op die plaats zouden komen voor half zeven. [Broeder Neville zegt dat het niet voor half zes was – Vert] Ik geloof dat het een goed idee is dat wij daar niet eerder komen dan half zeven. Nu, ze hebben nog een andere gehoorzaal hier in de stad, en die telt 6000 zitplaatsen. Als we werkelijk heel goed zijn, mogen we... laten ze ons misschien nog eens voor enige tijd die andere hebben voor een grote samenkomst; misschien deze zomer, wanneer ik weer terugkom van overzee.
10 Ik denk dat we ongeveer kunnen plaatsen... Hoevelen kunnen we daar plaatsen? [Broeder Neville zegt: "Vierduizend." – Vert] Vierduizend. Dus u ziet het, we zullen daar genoeg plaats hebben, er zal geen gedrang zijn. En kom dus daar naar toe om half zeven. Dan kan iedereen binnenkomen op de juiste tijd, allemaal tezamen. En ik ben er zeker van, dat u een goede stoel hebt. En het loopt zo op en er is een plaats waar u kunt schrijven, aantekeningen op kunt schrijven, enzovoort. En dat zal beginnen, zo de Here wil,...
11 Ik geloof dat nu vanavond, omdat het woensdagavond is, dat we een gebedssamenkomst hebben... we krijgen... De zaal is bijna helemaal vol, dus ik denk dat we misschien beter morgenavond kunnen beginnen. We huurden het in de hoop dat als we misschien met genoeg mensen zouden zijn, en er hier teveel zouden zijn, we dan daarheen zouden kunnen gaan. Maar ik geloof dat het het beste zal zijn om daar maar heen te gaan, denkt u niet broeder Neville, om daar morgenavond naar toe te gaan? Hoevelen denken dat dit een goed idee is? En dan kunt u ook genoeg plaats hebben. Het is al gehuurd;... het is betaald door enige broeders hier in de gemeente. Het kost ons precies 50 dollar per avond, en dat is erg, erg... Ik wenste dat ik het overal had, dat ik zovelen een zitplaats kon geven, voor 50 dollar per avond, een splinternieuw gebouw, een fijn podium, en... maar we zijn...
12 Natuurlijk zullen we ook offergaven ophalen, veronderstel ik. We willen niet dat die mensen dat zelf betalen; maar wij zullen er voor betalen; hen terugbetalen. Maar wanneer we genoeg hebben voor onze onkosten en dergelijke, wel dan, natuurlijk, dan houden we op met offers op te halen.
13 Als er enige vreemden bij ons zijn, wij hebben dit als gewoonte om nooit te bedelen, attent te maken, of bij de mensen aan te dringen om geld te geven. Maar wij geven de collecteschaal door, wat alleen maar een religieuze handeling is. Ik heb het vele malen geprobeerd om de collecteschaal helemaal niet te laten doorgeven, maar dat werkt niet. Ziet u? Omdat geven een gedeelte is van onze godsdienst. Het maakt deel uit van onze plicht. En het doet er niet toe of het maar een dubbeltje is, of wat het ook is, of een stuiver, het is alles...
14 Want u herinnert zich dat Jezus op een dag een weduwe voorbij zag gaan, toen de rijke veel van zijn schatten in die schatkist deed. En deze weduwe ging voorbij, misschien liepen er een paar kleine, hongerige kinderen naast haar, en ze gaf alles wat ze had: drie penningen. En Jezus zei: "Wie heeft het meeste betaald?"
15 Nu, als ik daar gestaan zou hebben, zou ik gezegd hebben: "Doe dat niet, zuster! Wij... Kijk, wij hebben genoeg geld!" Maar Hij hield haar niet tegen. Ziet u? Hij wist dat Hij voor haar iets groters had in de toekomst. Dus, ziet u, zij had tenslotte een huis in de heerlijkheid waar zij heenging. En Hij hield haar nooit tegen. Hij liet haar die drie penningen er in doen, omdat het gewoon... Zij wilde het doen. Zij had het nodig voor haar kinderen; en een weduwe, en slechts drie penningen om van te leven. Ze moest dat willen doen, dus ziet u; wanneer mensen willen geven, moet je hen ook de kans geven om dat te doen.
16 Maar ik denk aan hen die daar tot de mensen zeggen: "Wie wil er 50 dollar geven? En wie wil er 20 dollar geven?" Ik denk dat dit schadelijk zou zijn voor uw intelligentie. Ik geloof dat de mensen beseffen dat er geld nodig is om een samenkomst te houden. En ik heb de beheerders dat nooit willen laten doen. Ik zei: "Wanneer u dat moet doen, dan is het voor mij tijd om terug te gaan naar de tabernakel, zodat we dat niet hoeven te doen." Maar ik geloof wel dat we de offerschaal moeten laten rondgaan om het tot een volledige godsdienstoefening maken.
17 Dus ze zullen waarschijnlijk wel iedere avond de kleine offerschaal laten rondgaan en iets zeggen zoals: "Wel, we halen nu de collecte op." En ze zullen dan de offerschaal laten rondgaan, en dat zal dan ook genoeg zijn.
18 En iedere avond, zo de Here wil, geloof ik dat de Here een werkelijk duidelijke boodschap op mijn hart heeft gelegd voor de gemeente. Ik ben verscheidene dagen in gebed geweest. En ik wil er niet op ingaan, omdat er een groot wonder gebeurde onlangs, en dat was werkelijk iets groots. En ik verlang ernaar om het u te vertellen. Nu, het hoofdonderwerp, veronderstel ik, waarnaar de meesten, zoals Billy zei, hadden gevraagd, ging over 'Huwelijk en Echtscheiding', wat een geweldig onderwerp is. Ik wist niet hoe ik het benaderen moest. En ik ging heen om er over te bidden, en de Here ontmoette mij. En ik weet dat ik door... Ik heb het niet, maar God heeft het mij gegeven... Ik heb het nu! God heeft mij het juiste antwoord gegeven (ziet u) en ik, ik weet dat het waar is.
19 En ik weet het nog niet helemaal precies, maar misschien vraag ik zondag onze zusters, om zelf niet naar de samenkomst te komen, maar ik weet het nog niet. Het hangt er vanaf, of de getrouwde vrouwen willen komen met hun mannen. Er zijn enige zaken van levensbelang, waarover de waarheid verteld moet worden en hoe... En we willen het absoluut laten zien als ZO SPREEKT DE HERE, en dan hebt u... Dan weet u wat de waarheid is. En ik vertrouw op Hem, dat Hij dat doet.
20 En nu, ik was daar bij het restaurant onlangs aan het eten, en Jerry en zij allen zien allemaal naar u uit. Zij zeiden: "Wel, we..." Een van de jongens was daar, en hij zei: "Deze man zei: 'Ik spring er heel goed uit deze week...'" Hij zei: "Ze hebben deze aankomende twee weken... Ze hebben daar een bijeenkomst, basketbal of zoiets." Vervolgens zei hij: "Branham gaat daar een samenkomst houden." Hij zei: "Ik zal dus een heleboel mensen te eten geven." In het 'Ranch House', een van die plaatsen daar, en ze waren werkelijk aardig.
21 En ik waardeer u allemaal, want zij schepten echt op en ze zeiden aardige dingen over u...
22 De beheerder daar in het 'Ranch House' ontmoette mij op een morgen. Ik kwam ongeveer half drie thuis uit Arizona en hij zei: "Wel, broeder Branham, ik hoor dat u weer een samenkomst gaat houden, ik heb al extra hulp genomen." En hij zei: "En dan wil ik nog iets zeggen, dat deze mensen die daar vandaan komen, werkelijk aardige mensen zijn." Nu, dat deed me werkelijk heel goed, want uiteindelijk voel ik zo'n beetje dat jullie mijn kleine kinderen zijn, of kinderen liever. En dus, ik... 'kleine kinderen' [kids] verwijst naar een geit, en u bent geen geit. U bent mijn lammeren. Hoe is dat? U bent de lammeren van de Here, die Hij mij te eten laat geven. En ik vertrouw dat Hij mij dat zal laten doen. We gaan verder op de weg...
23 En over 'Huwelijk en echtscheiding'; ik heb er al steeds over willen spreken sinds de tijd van deze zeven zegels. U weet, al de geheimenissen werden verondersteld bekend gemaakt te zijn in het openen van die zeven zegels, al de geheimenissen van de Bijbel. En ik denk nu... Ik word al een beetje oud, ik dacht dat het beter zou zijn, als ik het tenminste op de band vastleg, omdat, als er iets met mij zou gebeuren, dat de gemeente zich niet zou afvragen: "Ik vraag mij af wat hij in zijn gedachte had, wat wilde hij zeggen?" En al deze onderwerpen die zo moeilijk schijnen te zijn, probeer ik met de hulp des Heren aan u te brengen. En als er dan iets gebeurt, of als ik misschien heenga voordat Hij komt, wel dan zult u het op band hebben.
24 Ik geloof dat we ook enige nieuwe boeken uitgebracht hebben. Ik zie zuster Vayle, ik weet niet of doctor hier is of niet. Is hij hier, zuster Vayle? Hij is waarschijnlijk in de samenkomst, ik zie hem niet, maar... O ja, helemaal daar achterin. Broeder Vayle heeft een boek geschreven, en het is... Ik dacht, ik geloof dat zij vandaag zeiden van twee. Broeder Vayle is dat juist? Hebt u er nu twee? Twee boeken. Nu, ik weet het niet, maar naar ik begrijp krijgt iedereen een exemplaar. Dus ik... als u... Dat is zoals ik het begrijp. Maar misschien heb ik het fout.
25 En dan zijn de 'Zeven gemeente-tijdperken' ook klaar gekomen (Is dat juist, broeder Vayle?) en die gaan nu in druk. En ik weet dat u ze graag zult willen hebben, want zij beantwoorden veel vragen die in uw hart zijn geweest. En dan daarna zullen we gaan proberen om de geopende zeven zegels in boekvorm te krijgen, weet u, zodat een ieder het kan lezen in boekvorm, zodat zij die willen, het kunnen begrijpen en het kunnen bestuderen.
26 Ik denk wanneer het helemaal uitgeschreven is, als het... Eerst namen we het direct van de band zoals het werd geschreven of gesproken. En u weet, u kunt een preek spreken; dat is dan één ding. En dan een boek schrijven, dat is iets anders. Ziet u? Als ik toevallig een onderwerp aanroer, dan zeg ik het tegen u op een manier dat u het begrijpt. Ik zou dan zeggen: "Nu het 'slangenzaad'..." Ziet u? Welnu, de lezer van dat boek, als u dat dan zo overneemt, zou zich afvragen: "Wat is het 'slangenzaad'?" Ziet u? En ze zouden het niet weten. Als dat dan toevallig naar een plaats ging zoals Princeton, of daar ergens, dan zouden ze denken dat wij geen intelligente mensen zijn. Dus ik vroeg broeder Vayle om me hiermee een beetje te helpen en toch dezelfde gedachtenlijn vast te houden, en het taalkundig weer te geven. Ik ben er zeker van dat mijn taalkunde vast en zeker een geheimenis voor hen zou zijn. Maar broeder Vayle is daar werkelijk goed in, en dus hij heeft een...
27 En ik denk dat onze dierbare broeder daarbij op de een of andere manier wat extra inspiratie opgevangen moet hebben, en hij zei dat hij zelf een tweetal dergelijke boeken ging schrijven. En dus, hij schreef er één, genaamd naar ik geloof: 'De profeet van de twintigste eeuw', en de andere is: 'Laodicéa gemeente', geloof ik, of zoiets.
28 En Billy vertelde mij vanavond dat – ik geloof, dat er vandaag verscheidene duizenden van aangekomen zijn; iemand bracht ze mee uit Texas. Ze zullen hier dus wel zijn. En ze zullen wel aankondigen, denk ik, hoe duur ze zijn. Ik denk dat ze financieel gesteund zijn; ik ben er niet zeker van. Als dat zo is, dan zullen ze gratis aan u weggegeven worden. En we hopen dat u er blij mee bent. En als u dat bent, geef broeder Vayle daarginds dan een hand, en zeg hem hoezeer u het waardeert. Ik heb het zelf niet gelezen. En als ik ze zou lezen, dan zou ik misschien mijn gedachten daarover veranderen, dus ik zal proberen om ze deze week te lezen, als ik de kans krijg.
29 Nu, daar het woensdagavond is, onze samenkomst begint officieel morgenavond, dacht ik echter, omdat ik hier bij u ben... Ik kon gewoon niet thuis blijven, terwijl ik wist dat u allemaal hier was. Precies zoals, weet u, als er enigen van uw familie aankomen, weet u, en dan loopt u helemaal naar het eind van het pad, om ze te begroeten, weet u. En ik dacht dat ik gewoon hierheen zou gaan om u in Jeffersonville te verwelkomen. En dus, deze afgelopen week was ik... ongeveer... Nee, neem me niet kwalijk, het is ongeveer drie weken geleden, dat ik thuis kwam, want ik was daarginds geweest om te proberen... Ik ben in enige samenkomsten geweest door heel Arizona daar. En ik kwam terug om te proberen me een beetje te ontspannen, en ik ging op een jachttocht, en ik kreeg de recordleeuw van de staat Arizona te pakken. Ik dreef hem door 20 mijl woud om hem te krijgen.
30 Maar dan te bedenken, hoewel ik dat nooit had gedacht, toen ik een kleine jongen was... Alleen om u te laten zien hoe deze dingen gebeuren, een kleine plaats die de Here mij daarginds heeft gegeven, gedurende de maanden dat wij daarginds zijn, en dan de school voor de kinderen. Ik was een kleine jongen... Ik veronderstel dat Jimmy Poole hier vanavond is; misschien is zijn vader hier, de grote Jim. We gingen samen naar school, en ik herinner me dat ik daar zat; ik was een klein, oud, haveloos kind, met tennisschoenen aan waar de tenen uitstaken, en ik leende een stuk papier van de één, en een potlood van de ander...
31 En gewoonlijk schreef ik dan gedichten. Mevrouw Wood hier, liet het mij vanmiddag opzeggen op een band, over mijn oude Ford, weet u, het is een hele goeie. Nu... Ze zei: "We zouden dat eigenlijk naar meneer Ford moeten sturen."
Ik zei: "Daar is teveel van de waarheid in, hij..." Over een ratel in de voorkant, en het knarsen in de versnelling, en de Chinese puzzel als stuurversnelling. Maar ik heb altijd gezegd dat het enige wat ik moest doen, was de vier banden tellen, en hem dan genoeg schudden om hem te starten, en dan er snel in te gaan zitten. Ik zei: "Het was goed als ik tegen een heuvel begon op te rijden; en dan trok die zo héél langzaam op, zeggende: 'Ik-denk-dat-ik-het-haal, ik-denk-dat-ik-het-haal, ik-denk-dat-ik-het-haal.' En vervolgens begon hij weer aan de andere kant te zeggen: 'Ik-dacht-het-wel! Ik-dacht-het-wel!'" Dat is de manier waarop we deze heuvel nemen zoals in de 'Christenreis'. Dus wij...
32 Ik had een klein gedicht, zoiets dergelijks, dat ik schreef. Het luidde... Nu, bedenk, ik was ongeveer 12 jaar oud. En ik stond onlangs omhoog te kijken naar die kloof, en te bedenken dat die leeuw hier in deze werkkamer, vanuit een vitrine, naar buiten zal zitten te kijken, en ik dacht aan dat kleine gedicht. Ik ging het pakken, en het is zoiets als dit.
33 Denk eens hoe God... Gelooft u dat God in alle inspiratie is? God moet een lied schrijven. Gelooft u dat God in liederen is? Jezus zei dit. Hij verwees naar David. Weet u niet wat David zei in de Psalmen, weet u dat? "Heeft het niet..."
34 Kijk naar de kruisiging zelf. David zong het in de 22ste Psalm. "Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten? Al Mijn beenderen, zij kijken naar Mij. Zij hebben Mijn handen en voeten doorboord." Weet u. En dat was een lied. De Psalmen zijn liederen.
35 En let in dit gedicht op hoe het gebeurde. Ik stond daar als een kleine jongen van vroeger, met een geleend vel papier; ik zei:
Ik ben eenzaam, o, zo eenzaam, voor dat verre zuidwesten,
Waar de schaduwen heel diep over de bergkam vallen.
Ik kan een loerende prairiewolf zien; helemaal in die purperen nevel.
Ik kan een lobo horen roepen, daar waar de bisons grazen.
En ergens daarboven in een kloof kan ik een leeuw horen huilen.
In die verre Catalina Bergen, bij de grens van Arizona.
36 Veertig jaar later zit ik daar bij die kloof en die leeuw kijkt mij in het gezicht. O God, daar is ergens een land aan de overkant van de rivier, vrienden. Het is er gewoon, het moet daar zijn. Ziet u? Er is teveel wat daarvan spreekt. Al deze dingen zijn niet alleen maar mythen, maar ze zijn werkelijk. Ze zijn realiteiten. Ik ben zo blij hier vanavond te zijn bij deze mensen, waarvan ik verwacht daar met hen voor eeuwig te leven, waar geen ziekte meer zal zijn, of dood, of scheidingen. En reizen zal dan niets meer voor ons betekenen.
37 Nu, ik denk dat er geen samenkomst volledig is, zonder het lezen van het Woord en het hebben van een kleine... Broeder Neville, ik ben hier gewoon naar toegelopen. Billy zei dat u wilde dat ik zou spreken. Is dat juist, broeder Neville? Ik heb het misschien een beetje teveel als vanzelfsprekend aangenomen. Maar ik voelde me er zo goed over. Dus nu, u die liederen hebt en zo, vraag het broeder Neville wanneer u gaat zingen, en doe het dan daar, en houd ongeveer een half uur aan als inleiding, en laten we dan regelrecht in deze werkelijk diepe boodschappen gaan, en zien wat we kunnen zien dat de Here zal doen. En ik vertrouw alleen...
38 Ik geloof dat wij de Waarheid hebben. Ik ben daar ook voldaan over. En ik geloof dat het koren op zichzelf staat, het kaf wordt er vanaf getrokken. Weet u het? En zie, ik geef daar morgenavond een kleine inleiding over (ziet u?) hoe het kaf aan het wegtrekken is van het koren. Maar het koren moet liggen in de tegenwoordigheid van de zon om te rijpen. En daarvoor zijn we hier, vrienden. Blijf in de tegenwoordigheid van de Zoon, totdat onze kleine groep mensen hier, totdat het zo rijp wordt voor Christus, dat het brood wordt op Zijn tafel. En dat wil ik doen.
39 En nu, voordat we het Woord benaderen, na het oplezen van gedichten en zo, laten we opnieuw bidden. En dan gaan we een tekst nemen.
40 Dierbare Jezus, help ons nu vanavond, in deze paar woorden als we wachten op U. En we bidden dat Uw barmhartigheid en genade met ons zal zijn, Here. En maak onze harten week; beweeg het kaf helemaal naar achteren, de doornen, de distels, en laat de gezegende zonneschijn van God binnenvallen op het Woord, Here. En mogen wij zo'n geweldige samenkomst hebben, dat er niet één ongeredde onder ons zal zijn, dat al de kinderen in het Koninkrijk van God zullen zijn. En dezen zonder de doop van de Geest, mogen zij het ontvangen, Vader. Mogen al de grote geheimenissen die we verondersteld worden te weten in dit tijdperk, Here, voor ons worden ontsluierd en we zullen de eenvoud van God zien, zodat we zullen weten hoe we ons moeten gedragen, en handelen, en onszelf verbeteren, en de leden van ons lichaam onder de tucht van het Woord brengen, opdat we mogen weten hoe we moeten leven in deze huidige dag bij de nadering van de Here Jezus.
41 Als ik lees uit Uw Woord vanavond, Here, zou ik door een onvolledige opleiding in staat kunnen zijn om sommige van de woorden te lezen, en misschien spreek ik andere verkeerd uit, maar, Here God, U alleen kunt het verband daarvan naar voren halen. U bent de Enige die dat kan doen. Er is geen manier voor een menselijk wezen om dat ooit te doen; het ligt in Uw handen, Here. Dus geef ons iedere avond die dingen, die verborgen zijn in Uw woord, opdat we betere Christenen mogen zijn en leven in overeenstemming met de tijd waarin we leven, als voorbeelden van Christendom. We vragen het in de Naam van de Here Jezus. Amen.
42 Nu, velen van u, ik wil dat u in uw Bijbels opslaat het Boek van Jona. Het is een... Wij spreken altijd zoveel over Jona dat hij een teruggevallene was, en van alles. Ik heb het altijd voor Jona opgenomen. Want ik geloof niet dat Jona teruggevallen was. Ik, ik geloof dat het juist is, dat we het gewoon soms gebruiken, als we zeggen: "Hij is een Jona." Maar als we... Ik heb er al over gesproken op een andere manier, door te vertellen hoe ik dacht over Jona, wat er gebeurde.
En het Woord des HEEREN geschiedde tot Jona, de zoon van Amitthai, zeggende:
Maak u op, ga naar de grote stad Ninevé, en predik tegen haar; want hun boosheid is opgeklommen voor Mijn aangezicht.
Maar Jona maakte zich op om te vluchten naar Tarsis, van het aangezicht des HEEREN; en hij kwam af te Jafo, en vond een schip, gaande naar Tarsis, hij gaf de vracht daarvan, en ging er in neer, om met hen te gaan naar Tarsis, van het aangezicht des HEEREN.
43 Is dat niet een droevig eind? Een man die wegloopt van het aangezicht des Heren, en dat is mijn onderwerp.
44 Nu, allereerst willen we dit bedenken. Jona was... Ik geloof dat de reden, de voornaamste reden dat hij die grote zaak hier deed, was omdat Jona een Jood was, en hij gevraagd werd om naar een heidense stad te gaan, om het daartegen uit te roepen, en hij dacht dat hij niet ontvangen zou worden, omdat de heidenen zouden denken: "Wat heeft deze Jood met ons te maken?" Maar ziet u, nog iets anders, het geeft ons hier een belangrijk iets te zien, dat God niet alleen een God van de Joden is, maar Hij is ook een God van de heidenen. Hij is God van alle mensen. Hij koos alleen de Joden.
45 De Joden werden Gods verkozen volk genoemd. Ze waren gekozen voor een specifieke zaak. En die zaak was, om hun de wet te geven. En zij konden deze niet houden. En Hij toonde gewoon door dat volk dat de wet niet gehouden kon worden. En als Hij een God was van gerechtigheid... En de wet verlangde gerechtigheid, maar daar was geen genade in de wet om een mens eruit te brengen; er werd geen straf betaald door de wet. Maar er was genade voor nodig om die straf te betalen, waar de wet ons onder stelde.
46 En Jona hier, werd geroepen als deze – een van de kleine profeten van de Bijbel – om naar deze stad te gaan. En hier vinden we een voorbeeld voor ons allemaal. Wij allen, wij lopen altijd voor iets weg. Wij lopen weg voor moeilijkheden. We lopen weg voor verantwoordelijkheden. We zijn allemaal geneigd om dat te doen. We zijn meer geneigd om weg te lopen dan te blijven staan om je er doorheen te slaan. Ziet u? Wij ontdekken dat we weglopen. Soms ontdekken we dat we geneigd zijn om van het werk weg te lopen. We willen niet werken. Sommige mensen denken dat zij kunnen leven zonder te werken. Maar ik denk dat het Salomo was, die zei dat we hier het antwoord konden vinden als we naar de mier zouden kijken.
47 Weet u, een kleine mier... Men zegt mij dat iedere mier die niet werkt en verzamelt, dat die mier ook niet eet in de winter. Dus iedereen moet werken.
48 We hebben zoveel dingen die we te doen hebben, zoveel verantwoording die we onder ogen moeten zien. Iedereen moet een bepaalde verantwoordelijkheid onder ogen zien.
49 Wanneer u uw vrouw moet kiezen, om te gaan trouwen, of wanneer u uw man kiest, u, dan moet u een verantwoordelijkheid nemen. En dan moet u zich bedenken... Misschien gaat u een huis bouwen; en het is een aardig lief huisje. En dan bedenk, als getrouwde vrouw, moet je denken aan de verantwoordelijkheid voor het opvoeden van kinderen. Dan moet u bedenken dat die mooie glanzende muren overal kleine vieze handafdrukken zullen krijgen. Dan hebt u de verantwoordelijkheid voor het opvoeden van uw kinderen. U hebt de verantwoordelijkheid voor kleding en voeding. Alles is een verantwoordelijkheid. En het is zo gemakkelijk wanneer er verantwoordelijkheid voor ons opduikt om je eraan te onttrekken.
50 En we ontdekken dat het huwelijk een verantwoordelijkheid is in alle opzichten.
51 Zelfs vele keren vinden we – dit is moeilijk om te zeggen, maar het is waar – dat voorgangers vele malen zich onttrekken aan de verantwoordelijkheid om te staan voor het ware Woord van God, wanneer ze ermee geconfronteerd worden. Ze onttrekken zich aan die verantwoordelijkheid. Wanneer de waarheid van het Woord van God gebracht is van aangezicht tot aangezicht met ons, als menselijke wezens, hebben we de neiging ons eraan te onttrekken tot aan de laatste uitvlucht.
52 Ik was net klaar met een gesprek met mijn kleine neefje daarboven. Hij is Katholiek, en hij... En ik doopte die jongen in de Naam van Jezus Christus, hier een paar jaar geleden, en hij ging om met een of ander meisje, en werd Katholiek. En ik hield zijn moeders hand vast toen zij daarginds stierf. Haar laatste woorden tot mij waren: "Zorg voor Melvin." En hij heeft telkens dromen gedroomd. Hij kan gewoon niet... De afgelopen week heeft hij elke dag dromen gedroomd. En hij zei: "Ik liep uw gemeente binnen, oom Bill; u stond daar te prediken, en ik begon naar voren te lopen – om een belijdenis te doen; en dan werd ik wakker." Hij zei: "Ik ben fout geweest."
Ik zei: "Melvin, daar heb je geen uitleg voor nodig, jouw plaats is daar waar je behoort." En dat is juist. Ziet u?
53 Maar om de verantwoordelijkheid onder ogen te zien; het kost ons soms alles om dat te aanvaarden. Zoals een vader de verantwoordelijkheid onder ogen moet zien om zijn kind een pak slaag te geven. Die kleine kerels, je wilt dat niet doen. Maar als vader of moeder moet je die verantwoordelijkheid onder ogen zien, om dat kind op te voeden, omdat de Bijbel zegt: "Wie de roede spaart, bederft zijn zoon." En dat is nog altijd goed ten aanschouwen van iedere psycholoog die er in de wereld is. Dat blijft nog steeds Gods waarheid. Als dat eens meer in praktijk werd gebracht, zouden we niet zoveel jeugdmisdaad en dat gedoe hebben, en het bederf dat we heden ten dage hebben. Maar die oude gouden huisregel is al een lange tijd geleden gebroken, en ze laten de kinderen maar doen wat ze willen.
54 Maar zelfs, zoals ik zei, voorgangers komen oog in oog te staan met de waarheid, en lopen er dan van weg. Ziet u, ze zijn gewoon – ze hebben – het schijnt alsof er iets is wat zij niet onder ogen willen zien.
55 Vaak zijn er mensen bij mij gekomen die zeiden: "Ik weet dat het juist is, broeder Branham, maar als ik dat deed, gooien ze me uit de kerk." Nou en? Als u dat niet doet, dan wordt u er daarboven uitgegooid, dus u moet ergens uitgegooid worden. Ziet u? Dus u kunt het maar beter onder ogen zien. In plaats ervan weg te lopen en te zeggen: "Wel, ik ga hierheen; ik zal niet meer teruggaan." Ga terug, zeker, luister naar meer daarvan. Onderzoek de Schriften. Jezus zei: "Onderzoek de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben, en zij zijn het die van Mij getuigen." Maar we ontdekken dat de mensen dat niet onder ogen willen zien.
56 Als u in de tegenwoordigheid van God bent gebracht, en ziet dat God een belofte deed – en God is verplicht die belofte te houden – en wanneer Hij die belofte doet uitkomen, dan zijn de mensen bang om de verantwoordelijkheid van het voldoen aan de Boodschap van het uur onder ogen te zien. Dat vinden we overal.
57 Hoe is het dan met u, Lutheranen? Hoeveel Lutheranen waren bang? De mensen waren bang om de waarheid van Luther onder ogen te zien, toen hij naar voren kwam met rechtvaardiging. Kijk eens wat het u kostte, misschien wel uw eigen leven, om eruit te komen en Jezus Christus te belijden, en een Lutheraan te worden.
58 Kijk naar u Methodisten, hoe u bijna altijd 'heilige rollers' genoemd werd; ik veronderstelde dat u dat wist. En ze kwamen onder de Geest en ze schokten heen en weer. En ze zeiden dat ze 'de stuipen' hadden. Nee, dat waren niet de Pinkstermensen, dat waren de Methodisten vele jaren geleden. En zij schokten en zij schudden, en zij vielen onder de kracht van God. En zij wierpen water in hun gezicht, en zij waaiden hun frisse lucht toe, want ze dachten dat zij bewusteloos waren. En nu, u werd beschouwd als een groep 'heilige rollers'. Maar u had... Uw moeders en vaders moesten het aannemen: òf de waarheid en de feiten onder ogen zien, òf het afwijzen.
59 Wat dan met u, Pinkstermensen, die het herstel van de gaven ontving? Toen de doop met de Heilige Geest kwam met spreken in tongen en de gaven van de Geest die weer terug kwamen in de gemeente, wel, toen wilden de Methodisten u eruit gooien en dat deden ze ook. Maar u moest het onder ogen zien. Het is iets wat u moest doen. Wat dan toen de kwestie oprees over de doop in de Naam van Jezus Christus en u zag dat het de Waarheid was? U moest het onder ogen zien of er iets aan doen. Want u heeft een verantwoordelijkheid en dat heeft iedereen. En u moet deze dingen onder ogen zien. In orde.
60 En wanneer u dan nu in deze dag ziet wanneer het Woord van God deze beloften van dingen gedaan heeft die wij nu zien gebeuren, dan hebben wij de verantwoordelijkheid gekregen om het òf onder ogen te zien, òf om ervan weg te gaan. U moet... u kunt niet neutraal blijven; u moet er iets mee doen. Er moet een of andere beweging gemaakt worden. U kunt niet door die kerkdeur binnen komen, en er weer precies uitgaan zoals u er in kwam. U bent òf verder weg of dichter bij God! Iedere keer dat u binnenkomt en daar weer uitgaat.
61 O, wat gemakkelijk is het voor de mensen om zich te onttrekken aan deze dingen! En ik wil dat we hieraan denken, wanneer we beginnen met officiële diensten morgenavond. Ik wil dat u daar acht op slaat, wanneer we met iets worden geconfronteerd, als u – als er een vraag is daarover... Als er een vraag is, dan moet er ook een antwoord zijn.
62 Zeg bijvoorbeeld dat ik naar het westen zou gaan, en u wees mij deze kant op. Wel, het eerste weet u, ik liep helemaal mijn doel voorbij. En dat deed ik ook, ik ging naar het noordwesten. Wel, wat als iemand mij deze kant opwees, en ik ging die kant op. Ik ging mijn doel weer voorbij, ik ging naar het zuidwesten. Wel, zolang er een vraag is over waar het westen is, moet er ergens ook een direct antwoord zijn. En wanneer deze vragen ons confronteren met de Bijbelse waarheden, dan moet er ook ergens een juist antwoord zijn. Dat is juist; het moet daar zijn.
63 En wanneer we iets zien verschijnen, geloof ik dat in plaats van juist weg te lopen en te zeggen: "O, dat is onzin, zoiets als dat kan ik niet geloven; ik kan dat niet geloven", waarom neemt u dan niet de Bijbel en gaat u zitten en ziet u het onder ogen? Bestudeer het. U bent hier nu in de samenkomst, kijk het gewoon door. Zoek het zelf uit met het Woord; controleer het Woord door het Woord. Dat is de enige manier om het de waarheid te laten vertellen. En het moet de waarheid vertellen van Genesis tot Openbaring.
64 Christus is de Openbaring van de gehele Bijbel. In Hem, in Christus, de gehele volheid – de vervulling van alle profetieën van de Bijbel worden onvoorwaardelijk gevonden in Christus Jezus, want Hij was God gemanifesteerd in het vlees.
65 Nu, wanneer wij deze dingen echter ontdekken; wanneer we ermee geconfronteerd worden, en we komen in een samenkomst en zien de kracht van God bewegen en dingen doen, en bovennatuurlijke werken doen, en we zien het volvoerd worden, dan kijken wij in de Bijbel en zien dat het beloofd is voor dit uur; dan wanneer we deze dingen zien, dan worden we geconfronteerd met een verantwoordelijkheid om het òf aan te nemen, ik bedoel, voor uzelf...
66 Nu, vele mensen sympathiseren; vele mensen zeggen dat het goed is. Maar dat maakt het nog niet... Dat is niet de zaak waarvoor u verantwoordelijk bent.
67 Zoals ik gezegd heb... Wat als ik, als ik een jongeman was en ik zocht een vrouw om mee te trouwen, en hier stond een meisje dat beantwoordde aan iedere vereiste waarvan ik dacht dat het nodig was om een vrouw te vormen. Wel, moreel was zij een koningin, en lieflijk, en een fijne persoonlijkheid, een werkelijke christin; alles waarvan ik kon bedenken wat voor mij nodig was om een goede vrouw te vormen. Het doet er niet toe, hoezeer ik denk dat ze perfect is, ze volkomen juist is, ze is niet eerder de mijne totdat ik haar aanneem en de verantwoordelijkheid voor haar als mijn vrouw aanvaard.
68 Dat is hetzelfde met de Boodschap. U zegt misschien dat het goed is, of dit, dat, of iets anders, en u zegt: "Ik sympathiseer ermee; ik geloof dat het de waarheid is", maar u moet het aannemen; en het moet een deel van u worden en u een deel ervan. U moet... Dan is het van u.
69 Wanneer u deze bepaalde vrouw trouwt die u gekozen hebt, dan bent u één! En dat is de wijze waarop u het bent met Christus. Wanneer u Hem gemanifesteerd ziet, en werkelijk gemaakt, dan bent u deel van Hem, en Hij is deel van u, en tezamen bent u deel van de Boodschap.
70 O, hoeveel denominatieschepen hebben we die naar Tarsis gaan, voor de Jonassen van deze dagen; zo ongeveer 900; een schip om de gemakkelijke weg te nemen. Ze willen het niet onder ogen zien. Jona wilde het niet onder ogen zien... de zaak om naar de heidenen te gaan. Hij wilde die wrede boodschap daar niet heen brengen: "Binnen veertig dagen zult u omkomen, indien u zich niet bekeert." Hij had er een hekel aan dat te doen, en hij dacht: "Die heidenen, het is moeilijk te zeggen wat ze met me zullen doen." Maar hij moest het onder ogen zien. Ziet u? Maar hij nam een gemakkelijk schip en ging naar Tarsis, hij ging naar binnen in de romp van het schip en hij ging slapen; nam de gemakkelijke route; de gemakkelijke weg nam hij.
71 Het is een populaire weg bij de mensen. Het is gemakkelijk om die weg te nemen, waar iedereen je op de rug kan kloppen en zeggen dat je een goede kerel bent, en: 'Dit is Zo en zo; en dat is een ...!' en de wereld zou naar u opkijken. Het is gemakkelijk om de populaire weg te gaan. Maar wanneer u iets anders moet doen, wanneer u moet staan voor uw overtuiging van wat u weet dat de waarheid is, daar is het moeilijke gedeelte, daar komt de wrijving, juist daar.
72 O, zoals we zo vaak dat oude lied zongen:
Hoe gemakkelijk is het als we over deze zee zeilen als het kalm is,
Om te vertrouwen in de kracht van Jehova's sterke arm.
Maar o, laat de wind beginnen te blazen,
Laat de wind de golven opzwiepen; wat doet u dan?
73 Zoiets als wat mij op een keer werd verteld door die dame die zei, destijds in de dagen van paard en wagen, dat het paard met haar op hol sloeg, toen ze uit de kerk kwam. Ik zei: "Wat deed u?"
74 Ze zei: "Ik vertrouwde op de Here, totdat de teugels braken." Welnu, dat is nu juist de tijd om op de Here te vertrouwen, nadat iedere... nadat de teugels gebroken zijn. U vertrouwde in de teugels totdat ze braken. Jawel!
75 En zo ontdekken we dat we vele gemakkelijke wegen hebben om te gaan, schepen die naar Tarsis gaan, want het is gemakkelijk. De onverantwoordelijkheden, het stroomt gewoon binnen, u hebt alles mee, iedereen houdt van u, en iedereen – niemand is het oneens met u, en u bent het met niemand oneens; nu, als dat niet een vaatdoek is! (Dat is juist! jawel!) Schuift van de ene naar de andere kant! Waarom, iedereen, het kan me niet schelen wie u bent en waarvoor u staat... Werkelijk, fatsoenlijk denkende mensen zullen beter over u denken als u staat voor uw overtuiging van wat juist is. Dat is juist!
76 Maakt niet uit! U neemt een vrouw, ze is misschien nog zo... niet erg aantrekkelijk en wat ze ook is, maar laat die vrouw stáán voor de beginselen van het vrouw zijn, laat haar staan als een dame, en als er dan een man is die maar een ons mannelijkheid over zich heeft, dan zal hij het voor haar opnemen. Absoluut! We waarderen iets wat iemand heeft, dat ze gelooft dat het de waarheid is en zal staan voor wat zij denkt dat juist is.
77 Hoe slap is dat. Teveel Christenen vandaag zijn zo inschikkelijk, en al het andere, dat zij denken dat alles wat zij hebben te doen is zich te verbinden met een gemeente, ergens heengaan, hun naam laten opschrijven in een boek, of een klein dingetje doen, op en neer springen, jubelen, of zoiets dergelijks, en noemen het Christendom. Christendom is iedere dag een ruw leven leven voor God in deze tegenwoordige wereld. Het is een constant branden van het vuur en de liefde van God in het hart, dat u in brand zet, u daarginds onder de mensen stelt en bekeerlingen voor Christus maakt.
78 Verantwoordelijkheid! Maar het is zo gemakkelijk om de weg te gaan die de wereld gaat. Het is zo gemakkelijk om stroomafwaarts te gaan. Ga maar eens naar buiten en ga in uw boot zitten op de rivier. U neemt dan uw riemen en u begint tegen de stroming op te trekken; u gaat niet snel en het gaat zwaar, maar wanneer u maar even de riemen loslaat, kijk dan eens hoe vlug u de bomen weer stroomafwaarts voorbij ziet gaan. Maar kijk waar u heengaat! Wanneer de dingen gemakkelijk drijven, bedenk dan, u gaat naar een of andere grote waterval daarginds, u gaat naar de watervallen. En het zal niet lang meer duren voordat u over de watervallen gaat, gewoon meedrijvend met de wereld, gemakkelijk, op de wijze waarop het valt. U wilt dat niet. Zeker niet! Maar u moet uw verantwoordelijkheid aanvaarden.
79 Nu, u gelooft het en u denkt dat het de waarheid is...
80 En de verantwoordelijkheid die God ons gegeven heeft in deze dag om deze Boodschap te brengen... Naarmate ik ouder word en ik weet dat mijn dagen opraken, voel ik de verantwoordelijkheid nog sterker dan ik ooit voelde – ga door! We moeten het doen. We moeten ernaar toegaan in onze – overal heengaan en de Boodschap vertellen, en aan de mensen vertellen dat Jezus Christus komt, dat Hij God is en dat Hij spoedig komt. Daar is geen enkele hoop overgebleven in de wereld dan alleen de komst van de Here.
81 Als ik kijk naar enige vrienden die daar bij mij waren toen de Engel des Heren... Deze jongens zitten hier, ik geloof dat zij die plaats vonden waar het gebeurde daarboven. En bedenk wat de Here zei die dag tegen broeder Wood toen we de heuvel opliepen. En hij huilde zo'n beetje omdat zijn vrouw ziek was. En de Here zei: "Neem dat stuk rots op, en gooi het in de lucht, en zeg 'ZO SPREEKT DE HERE'." En ik deed dat. En broeder Wood zit daar als getuige.
82 En ik zei: "Broeder Wood, het zal niet lang meer duren of je zult iets zien gebeuren." En de volgende dag toen we daar stonden, wij allemaal tezamen... En een stel van de mannen zijn hier vanavond...
83 Er was daar een jonge prediker, en hij was een... Ik bemerkte... Ik had hem net die avond daarvoor ontmoet; hij was in ons kamp. Hij kwam naar boven met ons mee. En hij zei tegen mij: "Broeder Branham, ziet u ooit visioenen als u hier buiten bent?"
84 Ik zei: "Ja zeker! Maar ik kom hier om daaraan te ontkomen, om te rusten." Hij zei... "Wel," zei ik, "natuurlijk laat Hij mij hier buiten dingen zien." En ik zei: "Daarginds over de heuvel hier, daar verschenen de zeven engelen."
Hij zei: "Ja, ik begrijp het." En hij zei: "Ik was een van de sponsors op uw samenkomst daar in Californië."
Ik zei: "Wel, ik ben zeker blij dat ik dat weet."
85 En terwijl ik daar stond, op dat moment, keek ik rond en ik zag een nogal gezette dokter in zijn ogen kijken, en ik hoorde hem zeggen: "U zult dat oog gaan verliezen, omdat er een allergie in is. En ik heb er al twee jaar lang aan gedokterd, maar u gaat dat oog verliezen." Ik zei: "De reden waarom je mij dat vroeg, is omdat uw dokter u onlangs vertelde dat u dat oog zou verliezen."
En hij zei: "Dat is juist."
86 En hij keek zo rond; en ik zag zijn moeder één van haar kousen uittrekken en haar voet naar voren houden en kleine tumoren hingen neer tussen haar tenen en over haar hele been, en ze zei: "Als je broeder Branham ziet, vertel hem dan hier voor te bidden." En ik zei: "Je moeder hield haar voet zó uitgestoken en zei dat ze kleine tumoren over haar tenen had en zo, en ze zei: 'Laat broeder Branham bidden.'"
Hij zei: "Broeder Branham, dat is de waarheid."
87 En ik keek om, en toen ik dat deed, zag ik hem daar staan en hij keek naar mij met zijn ogen zo helder als het maar zijn kan. Ik ontmoette hem deze herfst; hij had betere ogen dan wie ook uit het kamp. De Here had hem genezen en gezond gemaakt.
88 Terwijl ik daar stond, zei de Here – toonde mij wat er ging gebeuren: "Oordeel staat op het punt de Westkust te treffen." En Hij zei: "Ga daarheen, naast het kampvuur."
89 En ik had een schop in mijn hand, en liep daar naar toe... Broeder Roy Roberson, wij allen kennen hem hier; hij is hier vanavond niet voor zover ik weet; hij is daarginds in Arizona. Hij is de voorzitter van de beheerders hier. En ik wist dat hij een oorlogsveteraan was. En iets stond op het punt te gebeuren. Op een werkelijk mooie, stille morgen, ongeveer 10 uur in de morgen, en de jongens (tien of twaalf van ons) waren daar allemaal in de omgeving tenten aan het afbreken en zwijnen aan het villen, en zo. Dus, ik liep rond en zei: "Roy, zoek snel dekking! Iets staat op het punt te gebeuren!" Meer kon ik hem niet vertellen. En op hetzelfde moment dat ik daar kwam... En toen kwam van de hemel de wervelwind van God, en sloeg zó neer, deed de heuvel beven, snelde die berg binnen, en het sneed een baan direct rondom, ongeveer vijf voet boven mijn hoofd, en sneed al de toppen van de bomen af, terwijl de rotsblokken eruit vlogen, ging weer omhoog in de lucht, en kwam weer naar beneden met nog een grote doop, en sloeg dwars tegen de berg, en wierp de rotsblokken er zo uit. Dat gebeurde driemaal, toen ging het weer omhoog in de lucht. En broeder Banks kwam naar mij toe en zei: "Is dat wat u gisteren zei?"
90 Ik zei: "Jazeker; dat is het precies!" Ziet u? En toen zonk twee dagen daarna Alaska bijna. En van boven tot beneden aan die Westkust zijn donderslagen geweest en schokken en van alles is er gebeurd. Eén dezer dagen zal ze de oceaan in glijden. Dat is juist! Wat is het? We leven in het uur van de komst des Heren.
91 En we hebben deze ismen gezien en dingen zien opstaan, en al deze verschillende dingen; we weten dat er hier één waar antwoord op moet zijn. Er zijn mensen nu daarginds in het land die in grotten en dergelijke gaan. "Op 16 maart (u heeft het in de krant gelezen) komt de Here." U weet dat het niet zo is. Jezus zei: "Niemand weet de minuut of het uur."
92 Wanneer we al deze dingen zien en zulke dingen zien plaats vinden, dan moet er ergens een waar antwoord zijn! Er moet een waarheid zijn! Er is één oosten en één westen, maar er is... één zuidoosten en noordwesten of zoiets, maar er moet ergens een waar antwoord zijn op het probleem.
93 Dit ontduiken? We moeten de mensen vertellen dat ze leven in het uur van de komst van de Zoon van God. We willen waakzaam zijn en God... Wees voortdurend in beweging, gereed om iemand een juist antwoord te geven.
94 Het is altijd zo geweest. Het is zo geweest dat de mensen zich onttrokken en weggingen van God sinds Adam in de hof van Eden. Toen Adam in de hof van Eden was, toen hij tot de verantwoordelijkheid kwam om zijn keuze te maken: Zou hij bij God blijven of zou hij met zijn vrouw meegaan? Hij moest dat doen, hij moest die maken... De verantwoordelijkheid was aan hem. Hij moest òf nemen wat zijn vrouw zei, òf wat God zei. En toen hij koos om de weg van zijn vrouw te gaan... En toen hij dat deed, toen verloor hij zijn oorspronkelijke toestand en bracht de gehele wereld in onderwerping aan de dood. Toen hij de verantwoordelijkheid moest nemen van, òf een nieuw licht aannemen dat zijn vrouw had gevonden, dat in tegenstelling was aan... O God! Denk daar eens over na. God gaf hun maar ongeveer acht of tien woorden die ze moesten houden: 'Maar van die boom zult gij niet eten.' Dat is alles waaraan ze zich moesten houden. En zelfs met die paar woorden maar, braken ze het. Toen moest Adam het onder ogen zien: "Zal ik doen zoals mijn vrouw gezegd heeft te doen, of zal ik doen wat God zei om te doen." Toen liep hij weg met zijn ogen open. Hij moest de verantwoordelijkheid nemen. En dat wierp het gehele menselijke ras in de dood.
95 Toen kwam daar die andere Adam welke Christus was, niet één was er zoals Hij. Laat iemand zeggen dat Hij God niet was! Zijn ongeëvenaardheid bewees dat Hij God was. Er was nooit een schepsel dat leefde zoals Hij. Hij leefde in een wereld voor Zichzelf. Hij werd geboren buiten het gebied van het natuurlijke...?... Halleluja! Hij was de Schepper Zelf vleesgemaakt. Wie zou ooit kunnen staan waar Hij stond? Wie sprak er ooit zoals Hij? Wie zou er ooit de dingen kunnen zeggen die Hij zei? Wie zou er ooit de dingen kunnen doen die Hij deed? Zijn ongeëvenaardheid bewees dat Hij God was. Er was geen profeet of iets anders die doen kon wat Hij deed, die de doden kon terugroepen uit het graf en die de hemelen kon doen stilstaan, en alles kon doen wat Hij wilde. Hij was God! Wie kon ooit in Zijn plaats staan? Wie? Wat kon Hij anders zijn dan die volmaakte, onsterfelijke God die vlees werd en onder ons woonde.
96 Niets is er ooit met Hem te vergelijken. Hij leefde in een wereld voor Zichzelf. Geen mens sprak er ooit zoals Hij. Wanneer Hij alleen maar Zijn mond opende, was er iets mee aan de hand. Iets was er anders dan bij alle andere mensen. Iemand zei dat Hij maar een gewone man was. Daar ga ik dwars tegenin. Hij was God; dat was Hij. Want geen mens sprak er ooit zoals Hij; geen mens kon spreken zoals Hij; want Hij was het levende Woord Zelf vleesgemaakt, de manifestatie van de volheid van God.
97 Ik wil toegeven dat die profeten hun boodschap hadden. Zij hadden ze toen; ze hebben ze nu. Maar daar was de volheid der Godheid lichamelijk gemanifesteerd. Hij was de Ongeëvenaarde, en Hij was Degene die de beslissing onder ogen moest zien met al Zijn grote krachten die Hij had. En Hij had absoluut de koning van de wereld kunnen zijn. Hij zal het ook zijn en Hij is het – voor Zijn heiligen is Hij het nu.
98 Hij stond daar. Welke man zou zo arm zijn, dat hij zelfs geen plaats had om Zijn hoofd neer te leggen, die toch wist waar een vis een muntstuk had opgeslokt. Wie? Welke man zou die grote kruiken water kunnen nemen en ze in wijn veranderen, en niet een plaats hebben om zijn hoofd neer te leggen? Hij moest de verantwoordelijkheid onder ogen zien die in Zijn handen was gegeven. Welke man zou een man uit het graf kunnen opwekken nadat hij daar vier dagen dood had liggen rotten? Zou Hij Zichzelf niet hebben kunnen redden? Zeker kon Hij dat, maar als Hij dat had gedaan, dan had Hij ons niet gered. Hij moest de verantwoordelijkheid onder ogen zien. En omdat Hij gehoorzaamde aan het Woord, waar Adam ongehoorzaam was – hij nam de kortere weg, hij nam de weg naar Tarsis – maar Jezus nam de weg naar Ninevé, naar de heidenen om Zichzelf een bruid te nemen. En ik ben vanavond blij dat Hij dat deed. En wij behoren de feiten onder ogen te zien dat wij tot Hem behoren en de wereld weg doen. Amen!
99 Ieder mens moest dat onder ogen zien, die een verantwoordelijkheid voor God had. Wij nemen bijvoorbeeld Noach, hij had... Noach, Mozes, Elia, en al de overigen van ieder tijdperk, moesten de verantwoordelijkheid onder ogen zien. Ze moesten dat doen. Maar dat is de reden dat zij gezonden werden in het uur...
100 Kijk naar Noach in zijn wetenschappelijk tijdperk, hoe hij een zaak onder ogen moest zien die zo onwetenschappelijk was. Waarom? Er was geen reden waarom het niet onwetenschappelijk kon zijn. Ziet u? Het was onwetenschappelijk, liever gezegd. Waarom? Zij zeiden dat het zou gaan regenen uit de hemel. Zij... Nog nooit had er één druppel geregend uit de hemel. Welnu, hij moest dat onder ogen zien. En God zei dat het zou gaan regenen.
101 En toen hij... Dan, geloof zonder werken is dood. Als u zegt: "Ik geloof het!" en u handelt er niet naar... Gewoon zoals de Boodschap. Als u zegt: "Ik geloof het!" en handelt er niet naar, wat voor goed doet het dan? Ziet u? Noach ging aan het werk met zijn hamer en bouwde een ark om te bevestigen waarover hij sprak. En dat moeten wij ook doen. Wij moeten aan het werk gaan en ons geloof bewijzen door onze werken. Onze werken bewijzen ons geloof.
102 Mozes moest het doen, en Elia moest het doen. Iedere profeet in zijn tijdperk moest opstaan en deze verantwoordelijkheid onder ogen zien. Maar velen van hen deden het niet, zoals Jona. Hij liep weg; zij deden het niet.
103 Let op! Roep het er tegen uit. O! Daar is het! Dat is het onderwerp. Roep het er tegen uit! Daar is de afrekening. Hij moest niet heengaan om deze vrienden te vertellen: "Zeg, ik kom me bij jullie voegen. Weet je, ik geloof dat ik jullie zal vertellen wat ik zal doen; ik heb maar een klein dingetje hier, waarvan ik geloof dat ik kan maken dat het ons allemaal tezamen brengt, en dit, dat, en nog meer zal doen", maar het was om het er tegen uit te roepen! Wanneer u het tegen iets moet uitroepen... Nu, hij moest het uitroepen tegen alles wat zij daarginds hadden, het uitroepen tegen de stad, het uitroepen tegen hun werk, het uitroepen tegen hun gemeente, het uitroepen tegen hun profeet, het uitroepen tegen hun voorgangers, het uitroepen tegen hun priesters; het uitroepen tegen de hele zaak, het er tegen uitroepen!
104 Noach riep het uit tegen zijn tijdperk (zeker deed hij dat!), tegen de gemeenten van zijn tijdperk. Mozes moest het, zeker, hij riep het uit tegen zijn tijdperk, de mensen, de priesters, enzovoort. Hij riep de gehele woestijnreis door. En hij riep bij ieder kruispunt, voortdurend riep hij tot de mensen. Elia was erg impopulair in zijn dag, omdat hij het uitriep tegen dat tijdperk. Zeker was hij dat!
105 Johannes de Doper was erg impopulair in zijn tijdperk. Hij riep het uit tegen zijn tijdperk. Hij zei tegen de koning; de heerser van het land... Hij was met de vrouw van zijn broer getrouwd. Hij moest op een morgen prediken over huwelijk en echtscheiding. Dus hij riep het ertegen uit; hij zei: "Het is niet wettig dat u haar hebt!" Het kostte hem zijn hoofd, dat er later werd afgehakt; maar hij riep het uit en hij stond op de post van zijn plicht. Hij nam nooit een schip naar Tarsis en zei: "Wel, ik ben het met je eens, Herodus. Het is wel goed. Zolang je denkt dat ze een aardige vrouw is, dat ze een aardige vrouw voor je is, ga je gang." O, genade! Die vaatdoeken! Ziet u? Gewoon bij ieder klein ding... Wel, het is niets anders dan om vuile borden mee schoon te maken.
106 Maar let op! Johannes was niet zo. Hij ging er direct tegen in. Hij zei: "Het is niet wettig dat u haar hebt!" Jazeker! "Het is niet wettig dat u haar hebt!" En hij stond er tegen op.
107 Zij liepen nooit weg. Johannes deed dat niet; zij stonden en zagen de feiten onder ogen. Mozes probeerde éénmaal weg te lopen zoals Jona, maar God bracht hem terug. Velen van hen probeerden om ervan weg te komen; ze begonnen... Maar kijk, als God u geroepen heeft en u weet zeker dat God in de Boodschap is, dan is er niets wat u doet terugkeren. Het deed Jona ook niet terugkeren. Zeker niet!
108 Amos riep het destijds uit, en zei: "De leeuw heeft gebruld; wie zou niet vrezen? En God heeft gesproken; wie zou niet profeteren? Wie zou niet profeteren?" Wanneer u God ziet spreken en zeggen dat een bepaald iets zal gebeuren, en daar is het...
109 Als een leeuw brult, is iedereen bang. Jazeker! Als u ooit een leeuw hebt horen brullen in het oerwoud! U hoort deze hier miauwen bij deze kooien, die tamme leeuwen, maar u zou eens een werkelijke wilde leeuw moeten horen brullen. De rotsblokken zullen van de heuvel vallen op vijfhonderd meter afstand. Ik begrijp niet hoe die hele uitbarsting uit die longen komt die... Hij gooit zijn hoofd naar beneden, en dan gooit hij die manen omhoog; Ik heb nog nooit zoiets gehoord... Het is alsof er een kanon afgeschoten wordt, wanneer hij die geweldige brul uitstoot uit zijn longen. Wie zou er dan niet bang zijn? Ze zeggen dat als je ooit gedood wordt door een leeuw, het pijnloos is. Want hij doet je doodschrikken voordat hij je te pakken krijgt. Ziet u? U merkt het niet eens. Hij laat u schrikken met die grote verscheurende brul, en hier is hij op u in een onderdeel van een seconde.
110 Hij zei: "De leeuw heeft gebruld; wie zou niet vrezen? En God heeft gesproken; wie zou niet profeteren?" Wanneer u God iets ziet doen... U zegt, ik mag misschien geen profeet zijn... Jona zei... "Ik mag misschien geen profeet zijn, of de zoon van een profeet; maar God heeft gesproken, wie zou niet profeteren?"
111 Ik mag misschien geen profeet zijn; ik mag misschien niet dit zijn, dat, of wat anders; wanneer ik God iets zie doen, en ik zie het hier in het Woord, en Hij beloofde het, wie kan zich dan stilhouden en niets zeggen! Zeker, Hij heeft het gedaan.
112 Evenmin kunnen wij ons verbergen achter geloofsbelijdenissen en al deze gemeenschappen hier en naar Tarsis gaan, we willen niet in die gemeenschappen gaan.
113 Maar velen doen hetzelfde als Adam, die probeerde om op de een of andere wijze een vervangingsmiddel te maken, probeerde om een uitweg te vinden en een vervangingsmiddel te maken om God onder ogen te komen. Nadat zij weten dat ze fout zijn, de waarheid hebben aanschouwd. Adam ging verder met zijn vrouw en deed precies wat God hem vertelde niet te doen. Hij ging gewoon door en deed het hoe dan ook. Toen vond hij zichzelf naakt, zij en hij beiden in de hof van Eden. Hun ogen werden geopend; zij wisten toen wat goed en kwaad was. En toen probeerde hij om een vervanging te vinden om zichzelf daarmee een beetje te bedekken. Nu, dat is ongeveer dezelfde wijze als waarop we vandaag handelen, een excuus zoeken en zeggen: "Wel, ik vertel u; als het hier was of als dit..." "Als, als, als." Dat is het precies. Ziet u? Maar u moet het onder ogen zien. Het is òf goed òf fout. En als het goed is, laten we er dan bij blijven. En als het fout is, ga er dan bij vandaan. En dat is alles. Neem wat – ontdek wat goed is. U behoeft dan niet langer te wachten. Laten we nu uitvinden wat de waarheid is en wat goed is, en daar bij blijven. We weten dat het waar is.
114 Nu, we vinden heden ten dage dat onze mensen zo... Het lijkt of al de oprechtheid is weggegaan uit de gemeenten.
115 Ik... In de... We wonen daar in het huis van een dierbare zuster die naar deze gemeente komt; zij zit hier waarschijnlijk vanavond. En zij verhuurt het aan haar – aan de mensen; en ze is zo lief voor ons wat dit huis betreft, dat wij dit huis mochten hebben. En dus, ik zou haar naam wel willen noemen, maar misschien wil ze niet dat ik dat doe. En ze is zo lief voor ons geweest; welnu, we zouden haar zeker niet in het zonnetje willen zetten. Maar ze is een erg, erg aardige vrouw geweest. En in het huis daar stond een televisie tegen de muur. We hadden een klein tweepersoonsbed. Ik heb een groot gezin, een paar kleintjes, en weet u, en ze hebben genoeg bedden daar. En alles staat opgestapeld boven op elkaar, en we moeten er dan hier langs lopen en daar langs om er in en uit te komen.
116 En dan hadden ze daar een televisie. En deze kinderen keken naar deze televisie op zondagmorgen, naar een of ander programma met christelijke liederen dat er op kwam. En weet u, het zou u bijna beschaamd maken als er niet ergens waarachtig Christendom was waarnaar u kon verwijzen, als u zag wat Christendom genoemd werd. Wel, het leek alsof alle oprechtheid eruit weg is. Wel, men schijnt niet... Wel, het is gewoon verschrikkelijk zoals zij daar staan, op de vuist gaan en elkaar daar bestrijden, en dan proberen liederen te zingen en al dat andere, en moppen tappen die een zeeman nauwelijks zou maken, en dan van alles zeggen, en grappen maken en ga zo maar door. Weet u, de heiligheid van het Christendom heeft, naar het schijnt, zijn plaats verloren.
117 Nu, ik ga naar de gemeente en zie de herder daar naar voren komen en aankondigen dat er een zwemwedstrijd zal zijn. Alle vrouwen in die zwemkleding, ze gaan daar allemaal naar toe. Ze gaan een zwemwedstrijd houden, deze vrouwen. En ze zullen dan één of ander soort feestje houden, waarbij ze een heleboel kippen gaan roosteren, bingo spelen en al dergelijke dingen. Voor mij neemt dat de waarachtige oprechtheid weg uit het Christendom. Alles kan er gewoon mee door.
118 Ik zag... Toen we hier naar toe kwamen ontdekten we... Weet u, we vinden meer van onze zusters hier die korte broeken dragen in deze koude streek, dan dat u ze vindt in die hete streek. Ziet u? Het is waar. Daarginds waar het werkelijk heet is, zijn er niet erg veel die ze dragen. Maar hier waar het koud is, doen zij het juist. Ziet u, het is... Ze realiseren zich niet dat het de duivel is die dat doet. Ziet u? Nu, als het voor het gemak was, als het was om uzelf te helpen, zou het wat anders zijn. Weest mannen. Ik denk dat het er ziekelijk uitziet voor een man. Maar aan een man zou u geen aandacht schenken. Maar de dame, háár lichaam is heilig, en ze moet het op die manier houden. En om te zien, oude...
119 U kan de mensen vandaag zien... Er zijn twee geesten; de Ene daarvan is de Heilige Geest; de andere is een onheilige geest, wordt daardoor geregeerd. En beiden zijn religieus. Nu, dat is het vreemde; zij zijn beiden religieus. En precies zoals Ezau en Jakob beiden religieus waren; zoals Kaïn en Abel beiden religieus waren, zoals Judas en Jezus beiden religieus waren; beiden religieus! En we zien het vandaag, beide kanten religieus. Ziet u, het is dezelfde geest. De mensen sterven, maar de geest sterft niet; deze gaat gewoon door. Beiden religieus; één van hen wordt beheerst door de Heilige Geest, die dat soort leven leeft dat men behoort te leven en ze wandelen godzalig en oprecht. Ze zullen je niet om een stuiver neerslaan, en ze doen alles eerlijk wat ze kunnen doen om je te helpen (terwijl de anderen zullen...), zo aardig als ze maar kunnen zijn. En met die anderen ontdekken we dat het precies tegenovergesteld is. En toch zijn het beiden religieuze geesten. Twee stuks: Eén Heilige Geest en de ander een onheilige geest. En als u opmerkt, het zal... Zelfs hoewel ze godsdienstig beweren te zijn, zullen ze grappen over u maken en u een heilige roller noemen; ze zullen alles doen wat ze kunnen.
120 Zij veronachtzamen het onveranderlijke Woord van God alsof het nooit geschreven was. Zie, u kunt zeggen: "Nu, kijk hier, als de doop... ik hèb de Heilige Geest!" En daar met die sigaar in uw hand staan te roken? "Ja, ik hèb de Heilige Geest. Ik denk niet dat het fout is om af en toe een borreltje te drinken. Ik zie daar geen kwaad in..." Ziet u? En hebt u ook opgemerkt: "Ik denk niet!" Maar God denkt anders! Ziet u? Naar Zijn Woord natuurlijk! Ziet u? Zie, zij doen gewoon eenvoudig alsof ze er op spuwen. Dat is precies juist.
121 Gewoon net als deze kleine, oude, kreupele kerel die daar naar voren sloop in die tijd toen David verdreven was van zijn troon. Hij ging de Olijfberg op, ging wenend weg toen hij omhoog klom, en keek om. En deze kleine, oude makker sloop daar naar voren en spuwde op hem. Die wacht zei: "Zal ik het hoofd van die hond op hem laten, daar hij op mijn koning spuwt?"
122 David zei: "Laat hem met rust!" Ziet u, zij spuwden op hem. Ongeveer 800 jaar later spuwden zij ook op zijn zoon, Jezus Christus. En vandaag spuwen ze opnieuw op Hem alsof er zelfs niet eens was... Volkomen oneerbiedig, onverschillig, draaien gewoon hun hoofd om, en lopen er bij vandaan, en lachen je in je gezicht uit. Waarom is dat? Ze zijn op een schip naar Tarsis, dat is precies juist.
Omdat u het vanwege God uitroept tegen het kwade, het uitroept tegen de zonde, het uitroept tegen de dingen die fout zijn.
Nu, bedenk; het zal zijn... Zeg, weet u, deze tijd, weet u? Ik heb twee uur verschil. In Tucson is het ongeveer tien over zeven. Ik... dat... Ik ben een beetje uit mijn doen hier. In orde.
123 Nu bedenk, we zullen er verantwoording voor af moeten leggen. Bedenk dat degenen die op Christus spuwen ter verantwoording worden geroepen. Toen David terugkeerde van zijn verbanning, toen hij een vluchteling was, toen hij terugkeerde, bedenk dat deze makker op zijn aangezicht viel, en om genade smeekte. Hij spuwde op David toen hij wegging, maar hij was bijna bereid om zijn voeten met tranen te wassen toen hij terugkwam. En op een dag zullen degenen die Jezus doorstoken hebben het zien, en degenen die Hem vandaag doorsteken zullen het ook zien. Zij... Op een dag zal het weer terugkomen. Bedenk Openbaring 22; Hij eist van ons om ieder Woord te houden dat Hij geschreven heeft. Ieder Woord!
124 Nu, we weten dat Zijn tegenwoordigheid hier is. Het is bewezen. Wij hebben het. Wij vertrouwen dat het in deze komende week zal doorgaan met bewezen te worden onder ons dat de zieken zullen worden genezen en grote dingen zullen plaats vinden. Wij willen niet de populaire gedachte; wij willen de Waarheid. En we willen niet naar... We willen niets anders onder ogen zien dan hetgeen God heeft gezegd dat de Waarheid is. Maar wees er zeker van dat uw zonden u altijd zullen ontdekken. Indien het hier niet is, zal het u bij het oordeel achterhalen. Dus u bent, u bent... Het zal u ergens achterhalen. Nu, dat is waar!
125 Maar indien u een ware Christen bent, waarlijk geroepen zoals Jona, dan heeft God alreeds uw reiskosten betaald. Ga van dat schip af dat naar Tarsis gaat, hoe dan ook. God heeft u voorbestemd voor dit leven. Jazeker! Als u een waar, geroepen kind van God bent, kom dan tot Christus. Kom in de volheid van Hem. Uw weg is betaald; waarnaar toe? Het is betaald naar Ninevé, niet naar Tarsis. U bent voorbestemd! Uw schip... Daar is nu een schip dat vertrekt voor zijn reis. Dus er staat maar één ding te doen: ga aan boord. En als u was zoals God... U zult nooit vrede hebben.
126 Zoals mijn kleine neefje een poosje geleden; hij is nu ongeveer tien jaar van het kastje naar de muur gegaan, de ene morgen gaat hij naar deze kerk, deze Katholieke kerk hier en neemt deze, vanwege wat een of andere heilige vader hier over spreekt, en daar iemand, en enigen ginds. Wat doet dit er allemaal toe? Zie? En hij weet dat hij nog steeds hongert en dorst. Ik zei: "Jouw plaats is daar bij het altaar, zoon!" Ziet u? Er is geen ontkomen aan. Wanneer God ooit achter u aangaat, kunt u het maar beter opgeven en doorgaan; dat is alles.
127 Bedenk, God was in de boot; God was in de storm; God was in de vis; overal waar hij heenging was daar God. Ziet u? God is daar! En Hij zal u gewoon blijven achtervolgen. Dus waarom wachten we nog langer? Laten we gewoon deze opwekking goed beginnen. Dat is juist. Waar wacht u op? Wij geloven dat de komst van de Here op handen is, en Hij zal een bruid gaan hebben, en het is klaar. En we willen geen schepen, naar geen enkele Tarsis. We gaan naar Ninevé; we gaan naar de heerlijkheid. Amen! Dat is juist. We gaan waar God gaat zegenen, en dat willen we doen.
128 Lig dan buiten in de tegenwoordigheid van God met uw harten, niet zozeer met onze handen, maar met onze harten voor God, totdat Hij ons zo door en door rijp gemaakt heeft met de stralen van Zijn heerlijkheid en ons heeft gebakken in Zijn goedheid en gerijpt zodat wat we hebben in werkelijkheid overgaat (ziet u?), dat we anderen kunnen tonen dat Jezus Christus leeft. Oh! Zo willen we zijn.
129 En bedenk, waar Jona ook ging: God was in de boot; en God was in de storm; God was in de vis. Hij bleef steeds met Jona meegaan totdat Zijn volmaakte wil was gedaan. Dat is juist! En indien Hij ooit op u uit is, mag u hier naar uitwijken en daar naar uitwijken, maar u zult ellendig zijn, totdat u weer terugkomt en datgene voor Hem doet waarmee u in de eerste plaats begon. Ziet u? Loop niet weg uit de tegenwoordigheid van God. Maar zie het onder ogen! U gelooft dat het de waarheid is; laat dan... Als het de waarheid is, dan is het waard om ervoor te leven en ervoor te sterven, en al het andere. En indien Hij ooit aan u betuigd heeft dat het de waarheid is, dan kunnen we nergens meer heenlopen; Hij zal daar toch weer evenzo zijn. U kunt nergens heen.
130 Door Zijn voorziene profeet, degene die Hij aanstelde om daarheen te gaan en die boodschap uit te roepen. Nu, het leek alsof Hij een andere profeet had kunnen zenden, maar Hij stelde Jona aan. En zelfs Elia zou het niet hebben kunnen doen. Jeremia zou het niet hebben kunnen doen. Mozes zou het niet hebben kunnen doen. Het was Jona die naar Ninevé moest gaan. Dat is alles wat moest gebeuren. Hij gaf de opdracht aan hem en vertelde hem te gaan. En wanneer Hij zegt daarheen te gaan: "Jona, ga naar Ninevé", kan niemand anders dat doen dan Jona. En wanneer God ú iets zegt, moet ú het doen! Niemand anders... Ziet u? We moeten het onder ogen zien en het gaan doen.
131 We geloven dat wij leven in het uur waarin God iets doet. We geloven dat we nu temidden daarvan leven. ik geloof dat ik vanavond predik tot een samenkomst die aan het liggen is, die gewoon daarginds wacht om rijp te worden. Ik geloof dat werkelijk met mijn gehele hart. Ik zou willen zeggen dat het nu hetzelfde is, zoals het altijd is geweest.
132 Nu, we geloven dat het uur gekomen is, dat Johannes 14:12 moet worden vervuld. We geloven dat Maleachi 4 moet worden vervuld. We geloven dat Lukas 17:30 moet worden vervuld. We geloven dat al deze profetieën die Hij zei, in deze dag zouden komen te geschieden, we geloven dat ze vervuld moeten worden. En we geloven dat we ze juist nu vervuld zien. Dat is precies juist!
133 Stop met weglopen; ga niet uit Zijn tegenwoordigheid weg; ga juist in Zijn tegenwoordigheid. Dat is juist! Ik weet dat dat uw verlangen is om te doen, omdat ik kentekenborden hier zag uit Texas, en Louisiana, en overal vandaan. Daarvoor zijn wij hier; niet om weg te lopen uit Zijn tegenwoordigheid, maar om in Zijn tegenwoordigheid te lopen. Kom terug, ga af... [Leeg gedeelte op de band – Vert] Als u een Jona bent geweest, als u zich afvroeg welke weg te gaan, of wat te doen, kom mee, ga met ons in het schip vanavond. We gaan naar Ninevé om het uit te roepen. We zullen dat schip naar Tarsis verder laten gaan, als ze dat willen. Wij hebben een plicht voor God; dat is een Boodschap waarvoor wij verantwoordelijk zijn.
134 Dus in deze komende week, gewoon een kleine inleiding vanavond om u te laten weten dat ik, wanneer ik het ga uitroepen, alleen verantwoordelijk ben voor een Boodschap, broeders. U, voorgangers, die hier zit, ik ben hier niet om uw gevoelens te kwetsen. En u, vrouwen en mannen, wat betreft deze huwelijk- en echtscheiding-kwestie die gaat komen; ik wil dat u zich deze avond bedenkt – ik heb dit alles gezegd om dit tot u te laten doordringen – dat ik slechts voor God verantwoordelijk ben. En tevens ben ik voor u verantwoordelijk om de waarheid te vertellen. En ik ga u niets vertellen dan de waarheid zolang God mij laat weten wat de waarheid is. Totdat ik de waarheid weet, zal ik er niets over zeggen. En ik zal er niets over zeggen, maar ik geloof dat God mij de waarheid toont over 'Huwelijk en echtscheiding'. En ik vertrouw dat Hij het mij laat uitbrengen.
135 En andere boodschappen waarop ik mij deze week zal richten zijn: Wie is deze Melchizédek? Waarin verkoos God Zijn Naam te leggen? en een paar van dergelijke dingen, wat boodschappen zijn die ter sprake komen. En Geboorteweeën en een paar dingen die aan de orde zijn. En wat aanvulling over een man die zijn vrouw kiest en een paar dingen van die boodschappen wil ik deze week naar voren brengen. Maar ik wil gewoon de samenkomst laten weten... want als er hier een prediker is... Ik ben hier niet, mijn broeders,... Ik wil niet dat u...
136 Sommigen van u, leden, gaan terug naar uw gemeente en zeggen: "Broeder Branham zei dit en dat." Ik ben verplicht aan een Boodschap die mij van de Almachtige God werd gegeven. En zoals ik hier vanavond sta – en God weet dat het de waarheid is – dat daarginds bij deze rivier... Er zitten hier misschien mensen, toen die Engel des Heren daar naar beneden kwam en mij vertelde wat Hij daarginds deed in 1933, daar precies aan deze Spring Street hier. Als u hier een vreemde bent, rij dan rechtdoor... daar op de hoek van Spring Street waar u bij de rivier komt; daar gebeurde het. Dat is geweest in 1933. Het is dan waarschijnlijk ongeveer 32 jaar geleden. O, het was 32 jaar geleden. En hoe Hij alles precies voortbracht, alles. En we zijn uitgegaan, en brachten de Boodschap, en zagen de zieken genezen, de blinden, en de kreupelen, en lammen, en manken, en alles, en dan zien we zelfs de doden opstaan uit de dood waarvan we weten dat ze geverifieerd zijn. Daar zijn mensen gestorven en regelrecht weer tot leven verwekt, en al deze dingen.
137 Als een Boodschap uitgaat, zijn er tekenen en wonderen, en u ziet nog steeds dezelfde oude gedachtelijn bij u opkomen, die niet van God kwam. God heeft niet eens van node... En God probeert uw aandacht op iets te richten!
138 Destijds, toen Jezus daarheen ging, begon Hij de zieken te genezen en grote werken en dingen te doen. Hij altijd... Jezus deed het! En Mozes en Jezus deden het, en de overigen. En toen Hij hier was deed Hij het, en Hij doet hetzelfde vandaag. Wanneer Hij een samenkomst voortbrengt, zoals die opwekkingen, en een samenkomst op de aarde begint, en een beweging begint met deze grote tekenen en wonderen, en dan ziet u weer dezelfde oude leerschool terugkomen – daar is ergens iets fout. Daar is iets nieuws wat opkomt!
139 Toen Jezus daarna verscheen toen... "Hij is een fijne Rabbi." Hij kon naar iedere preekstoel gaan om te prediken, toen Hij de zieken genas. Toen... O, ze wilden Hem daarginds graag hebben. Maar op een dag toen Hij ging zitten en zei: "Ik en Mijn Vader zijn Eén!", broeder, toen was Hij niet meer zo populair. Toen Hij zei: "Tenzij gij Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in u; maar hij die Mijn vlees eet en Mijn bloed drinkt heeft eeuwig leven; en Ik zal hem opwekken ten laatste dage!" Van toen af aan was Hij niet meer zo populair.
140 Ze zeiden: "Deze man is een vampier. Deze man is een Beëlzebub. Dat is de wijze waarop Hij deze dingen gedaan heeft. Hij kon waarzeggen. Hij doorzag hun gedachten en kon hun denken waarnemen. Hij is een waarzegger." Maar wat was Hij? Hij was het gemanifesteerde Woord van God voor dat uur. En Hij was plichtsgetrouw. Hij zei: "Ik doe altijd dat wat Mijn Vader behaagt." God helpe ons om hetzelfde te doen, om dat te doen wat de Vader behaagt .
141 En ik hoop dat u het allen zult begrijpen. Als u het oneens met mij bent over deze boodschappen en dergelijke, dat u zult bedenken, dat u tenminste dit respect zult hebben, dat ik een verantwoording heb, en ik ga niet naar Tarsis. Ik ben op weg naar Ninevé. Ik moet het uitroepen. De Here zegene u allen.
142 Laat ons nu een moment onze hoofden buigen. Het is bijna 21.30 uur, ik wil u niet langer houden, maar ik wil zo mogelijk vanavond dit opmerken: Zijn er enigen hier, die niet helemaal precies zijn waar u behoort te zijn in Christus, maar u wilt er zijn, en u verlangt er te zijn. Zou u enkel uw hand op willen steken en zeggen: "Broeder Branham, bid voor mij." God zegene u, kijk eens wat een handen. "Ik ben hier, broeder Branham om dichter bij God te komen." Als uw hoofd opgeheven was, mijn hand is ook opgestoken. Daarvoor ben ik hier. Ik ben hongerend zoals u.
143 Maar, onlangs gebeurde er een van de grootste dingen, en ik weet nu wat ik moet doen. En ik bid dat God u dat duidelijke begrip zal geven. Het is daar, zij... Indien er een vraag in uw gedachten is, moet daar ergens een antwoord zijn om die vraag te beantwoorden. Mijn gebed is, dat God u die vraag beantwoord laat zien gedurende deze tijd.
144 Als u ziek bent, moge God u genezen. We zullen praktisch iedere avond genezingsdiensten houden, veronderstel ik, en we zullen bidden voor de zieken. We zullen alles doen wat we kunnen om u te helpen. En u doet alles wat u kunt om ons te helpen. En we zullen tezamen werken, God vertrouwend dat Hij ons een grote samenkomst zal geven.
145 Nu, Vader God, deze paar, kleine gebroken woorden... maar ze zijn nu in Uw handen, Here – ze zijn gesproken. Ik zal het onder ogen moeten zien. Precies zoals die woorden nooit kunnen sterven; ze gaan de aarde rond via een bandopname; op een dag zal ik ze weer onder ogen moeten zien. Ik realiseer me dit, Here, en ik zeg het met diepe oprechtheid.
146 Ik bid, dierbare God, vanavond voor elk van hen, Uw kinderen. En o God, ik vertrouw dat zij, voor de week voorbij is, de vraag die vanavond zo geweldig in hun gedachten is, zullen begrijpen en dat hij beantwoord zal zijn. Geef het, Here.
147 Er zijn enigen hier die U tot op heden niet kennen, Vader, als Redder, of misschien nog nooit zijn vervuld met de Heilige Geest. Moge dit die avond zijn.
148 Here, ik kan niemand vervullen met de Heilige Geest; evenmin kan ik iemand redden. Ik kan hun alleen vertellen wat U zei: "Gezegend zijn zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid, want zij zullen gevuld worden." En ik bid, God, dat Gij zo'n honger in hun hart zult scheppen. Velen, Here, moeten hongerig zijn. Hoe zouden ze anders deze honderden mijlen door ijs en alles heen rijden, over regenachtige bergen, en dwars door woestijnen om naar een klein, oud gebouw te komen dat hier op de hoek staat. Dan denk ik opnieuw aan wat U zei: "Waar het karkas is daar zullen de adelaars verzameld worden." Voed ons, Here, met Uw Goddelijk manna. Geef aan onze zielen wat we werkelijk nodig hebben. Want we dorsten naar U, Vader. We zijn nu in Uw handen.
149 En laat de grote Heilige Geest, die onlangs daarboven op de berg neerkwam, ieder hart hierbinnen, bid ik, verzadigen met Zijn goedheid en genade, met begrip. We beseffen Vader, dat we dat nodig hebben: om het te begrijpen. Want als we niet weten wat we doen, hoe weten we dan hoe we het moeten doen? Maar we moeten begrip hebben. Zoals Daniël zei dat hij begrip had door de Schriften van de profeet Jeremia, en Vader, wij hebben het begrip door de Schriften van de Heilige Geest, zoals Hij het zal openbaren aan ons in dit uur. Geef ons, Here, de verlangens die wij hebben naar U. Teder vragen we dit, Vader, voor Uw heerlijkheid, in de Naam van Jezus Christus.
150 En nu met onze hoofden gebogen, terwijl onze zuster de toon aangeeft, 'Hij zal mij genade en heerlijkheid geven, en met mij gaan de gehele weg', wil ik dat u nu zacht bidt en de hemelse Vader vraagt of Hij u vanavond wil geven wat u nodig heeft...
151 Dierbare broeder, dierbare zuster, Hij is gewoon zo dichtbij als dat uw arm bij u is. U gelooft mij in andere zaken, geloof me hierin. Hij is hier om u te geven wat u ook maar nodig hebt.
152 O, gedurende de afgelopen weken ben ik zo hongerig geweest, zo dorstig, heb zo'n heimwee gehad om u te zien. Dat is de reden dat ik zei: "Billy, laten we naar huis gaan."
Meda zei: "Waarvoor wil je weer teruggaan naar dat koude land, Bill? Je krijgt altijd zo'n pijnlijke keel en alles. Je vat altijd kou wanneer je buiten komt, je wordt hees en je kunt bijna niet spreken."
153 Ik zei: "Wel, ik weet het niet." Ik zei tot haar... Ik zie mijn vriend Charlie Cox daarginds zitten, ik zei: "Ik ben zo verlangend om Charlie weer te horen zeggen: 'Dat kleine eekhoorntje klom daar in die boom daarginds.' Ik krijg gewoon zo'n honger om dat te horen." Ik wil enkel maar bij u zijn.
154 Ik weet dat mijn broeder Banks erg ziek werd. Ik zag hier niet lang geleden een visioen van hem, en hij lag op zijn rug, en ik weet dat hij kortgeleden op het kantje af bijna van ons was heengegaan. Ik kijk naar verschillenden van u...
155 En ik kwam onlangs op een avond naar de samenkomst van de Christen Zakenlieden, internationaal; oude 'Pop' Shakarian, de vader van Demos zat daar gewoonlijk en bleef gewoon kijken totdat ik binnenkwam; dan glimlachte hij, en dat kleine wuivende gebaar; hij wuifde naar mij. Hij was daar niet meer; hij is heengegaan. Toen moest ik naar dat gezin gaan met het 'ZO SPREEKT DE HERE', hun dochter Florence zal ook gaan sterven. Ik zag haar in een visioen, zag haar heengaan, en ik weet dat ze heengaat. En ik zei: "Bid, bid slechts. Weet u, daar was eens een profeet die werd gezegd naar een koning te gaan om te zeggen dat hij zijn huis in orde moest maken. En hij bad, en Hij spaarde zijn leven vijftien jaar langer." Ik zei: "Bid, maar..."
156 Nu kijk... En ik kwam terug... Ik stond daarginds onlangs in een restaurant te eten. Een man liep naar mij toe en zei: "Bent u niet Billy Branham?"
157 Ik zei: "Ja!" Hij kende mij waarschijnlijk niet, omdat ik op deze kale plek op mijn hoofd dit kleine haarstukje droeg om me te behoeden dat ik gedurende deze samenkomsten een pijnlijke keel zou krijgen, en hij liep naar me toe en hij zei: "Ik dacht dat ik je kende, Billy."
Ik zei: "Ja." Ik zei: "Wie bent u?"
Hij zei: "Ik ben John Warman."
Ik zei: "Hoe is het met Dip?"
Hij zei: "Billy, hij is gestorven."
158 Ik ging naar het gerechtsgebouw, ging erheen om mijn belasting te betalen. Toen ik door het gerechtsgebouw liep riep een dame naar mij, en ze zei: "Weet u dat John is heengegaan?" of een of andere naam. Het was misschien niet John – Ed of zoiets. En ik zei... Ik kende de vrouw niet; ik voelde me ermee verlegen. En ze kwam tot de ontdekking dat ik niet wist wie ze was. Ze zei: "Herinnert u zich die donkere avond, toen de rivier hier buiten zijn oevers was getreden en de huizen weggespoeld waren daar in de Chestnut straat, en u uw leven riskeerde om in een woning te komen om een vrouw en enige kinderen eruit te halen?" Ik zei: "Bent u haar?"
159 Ze zei: "Ik ben de dame." Ze begon te gillen om haar baby; u kent mijn verhaal. Ze zei: "Degene die ik mijn baby noemde, is getrouwd en heeft een gezin." Ziet u? En hier is zij, oud en grijs, en hier ben ik het ook. Eén voor één worden onze kaarten als het ware uit het rek gehaald.
160 En we hebben samenkomsten; en ik mis deze, mis die. We zullen allen een dezer dagen gemist worden, maar broeder, zuster, er is een verzamelplaats. Laten we nu zeker zijn dat we in orde zijn. Wilt u dat? Laat niet al ons begrip van God enzovoort, tevergeefs zijn. Laten we geloven.
161 Vader, ze zijn in Uw handen. Ik ben in Uw handen, Here. We zijn hier nu alleen in toewijding, voorafgaand aan de komende samenkomst die morgen begint. Wilt Gij ons helpen, Here? Mogen onze gesprekken voortdurend op U gericht zijn; mogen onze harten en gedachten bij U blijven. En U zei, dat Gij ons in volkomen vrede zou bewaren. Er staat ook geschreven in de Bijbel: "Vertrouw niet op uw eigen inzicht." O God, we willen ons eigen inzicht niet; we willen Uw inzicht. Geef het ons, o God, en moge de opwekking binnen in onze zielen komen, totdat deze groep mensen gewoon één van hart en eensgezind zullen zijn. Sta het toe, Vader. Sta deze dingen toe terwijl we bidden in Jezus Christus' Naam.
Totdat mijn opgenomen ziel rust zal vinden
Aan de overkant van de rivier.
In het kruis, in het kruis;
Zij mijn roem voor (Laten we onze handen opheffen!) eeuwig;
Totdat mijn opgenomen ziel rust zal vinden
Aan de overkant van de rivier.
Jezus bewaar mij dicht bij het kruis,
Daar is een kostbare fontein,
Een vrije (Ja Here, vrij!) heilstroom;
Die stroomt van Calvarie's berg.
In het kruis, in het kruis,
Is mijn roem voor eeuwig;
Totdat mijn opgenomen ziel rust zal vinden,
Aan de overkant van de rivier.
162 [Broeder Branham begint het koor te neuriën – Vert] O God! Indien er enigen van u voelen dat u graag naar voren zoudt willen komen en neer zoudt willen knielen rondom het altaar; als u gewoon graag wilt komen, zeggende: "Want ik ben niet daar waar ik zou moeten zijn, Here, ik wil mij opnieuw toewijden. Ik wil het vanavond doen, Here." U bent welkom als u wilt komen. We zullen hier zijn om met u te bidden.
In het kruis, in het kruis,
O, is mijn roem voor eeuwig;
Totdat mijn opgenomen ziel rust zal vinden,
Aan de overkant van de rivier.
Jezus bewaar mij dicht bij het kruis,
Daar is een kostbare fontein.
Vrij voor allen, een genezende stroom,
Die stroomt van Calvarie's berg.
In het kruis, in het kruis,
Is mijn roem voor eeuwig;
Totdat mijn opgenomen ziel rust zal vinden,
Aan de overkant van de rivier.
163 Laten we nu bidden, ieder nu op zijn eigen wijze. Vergeet gewoon de tijd. Laten we gewoon onze hoofden buigen in Zijn tegenwoordigheid. Deze kleine dame die het hier uitroept: "Ik heb U lief, Jezus." U herinnert zich nog toen u vele jaren geleden gered werd. Herinnert u zich nog hoe lieflijk dat voor u was? Hij is net zo lieflijk vanavond. Laten we bidden. Iedereen nu op uw eigen wijze, laten we gewoon onszelf allen wijden aan God, gewoon onszelf opdragen aan de Here.
164 Dierbare Here Jezus [Leeg stuk op de band – Vert] "Gij de Stroom van al mijn troost, meer dan leven voor mij, wie heb ik op aarde nevens U? Of wie in de hemel dan U?" Dierbare God, we bidden nu dat Uw vergeving en genade over een ieder van ons gezonden zal worden, Here. We zijn hier rondom het altaar. Velen konden niet naar voren komen; U zult hen op hun stoel ontmoeten. Wat we ook offeren, Here, U bent bereid aan te nemen. Als we enkel onze tijd offeren, U wilt het aannemen; ons talent, U wilt het aannemen. Maar, Here God, vanavond gaan we verder dan dat; alles wat we zijn offeren we. Alles wat ik ben, alles wat ik ooit verwacht te zijn, alles is in U, Here. We bidden dat U onze gebeden zult nemen in Uw hart, Here, en geef ons van de grote diepte van de Heilige Geest, dat onze levens veranderd zullen worden; want we zien, dat we nu dichtbij het einde zijn. Het kan niet al teveel langer meer duren. En als we onze geliefden dag aan dag zien wegvallen, jong en oud, weten we dat het spoedig aan onze deur moet kloppen. En vanavond, Here, terwijl we met ons gezond verstand hier zitten, of zijn geknield, hier staan, in welke houding we ook zijn; neem ons aan, Here God.
165 Neem mij, Here. Ik ben niets, maar wat ik ook ben, Here, indien U enig gebruik van mij kunt maken, ik wijd mijzelf aan U.
166 Ik bid, dierbare God, voor elk van deze dierbare mensen waarvoor ik ginds stond Here, in de bergen van Arizona, en erover weende. En hier zijn ze geknield rondom het altaar vanavond met ons, biddend, ons leven toewijdend. We hebben U lief, Vader, meer dan onze eigen levens. We hebben u meer lief dan onze gezinnen. We hebben U meer lief dan vrouw, kinderen, vader, moeder, zuster, broeder, man, vrouw. We hebben U lief, Here Jezus. Maak dat zo werkelijk in onze harten, Here. Giet de olie van vreugde deze week in onze zielen uit, Here. Schenk ons een bad, een wassen van het Woord, door het water van het Woord, deel ons de waarheid toe.
167 Velen hier vanavond, Here, en die hier zullen komen, zijn verward over deze onderwerpen die zo essentieel zijn. O God, open die bron in het huis van God die er is voor onze reiniging. Ik bid God, dat U ons wilt wassen en reinigen in Uw Bloed en ons tot nieuwe schepselen maakt, en geef ons genade en kracht om het Woord der Waarheid uit te brengen in de Goddelijke openbaring van het wezen van Jezus Christus. Moge Hij voor ons verschijnen, Here. Moge Hij komen en onze ziekten genezen, onze zonden vergeven, onze hongerige harten vullen met goede berichten van grote vreugde, het Evangelie gemanifesteerd maken in ons leven. Zegen iedere voorganger, iedere zangdienstleider, iedere zondagsschoolonderwijzer. Zegen ons allen tezamen Here, want wij hebben U waarlijk lief. En nu zijn we de Uwe, Here, in deze toewijding. In de Naam van Jezus Christus, gebruik ons nu overeenkomstig Uw eigen wil.
Mijn geloof ziet op naar U,
U, Lam van Calvarie; U, Goddelijke Redder!
Nu, hoor naar mij terwijl ik bid,
Neem al mijn zonden weg.
O laat mij vanaf deze dag,
Volledig de Uwe zijn!
Houdt u daarvan? Laten we het nog eens zingen.
Terwijl ik de donkere doolhof des levens betreed,
En verdriet zich om mij heen verspreidt,
O, wees Gij mijn Gids;
Gebied de duisternis om over te gaan in de dag,
Wis alle tranen van droefheid weg,
Laat mij nooit afdwalen,
Van Uw zijde.
Doet dat u niet goed? Hoevelen houden ervan om die oude liederen te zingen? Ik houd er zo van; u niet?
Wij trekken naar Sion,
Heerlijke, heerlijke Sion.
Wij trekken opwaarts naar Sion,
Die prachtige stad van God.
O, wij trekken naar Sion;
O, dat heerlijke, heerlijke Sion.
Wij trekken opwaarts naar Sion,
Die prachtige stad van God.
Kom, wij die de Here liefhebben,
En laat onze vreugde bekend zijn.
Doe mee in het lied met een zoet akkoord;
Doe mee in het lied met een zoet akkoord.
En zo rondom de troon,
En zo rondom de troon.
Nu, laten we opstaan terwijl we het zingen, schud elkaar de hand!
Wij trekken naar Sion,
Heerlijke, heerlijke Sion,
Wij trekken opwaarts naar Sion,
Die prachtige stad van God.
Laten we onze handen nu opheffen tot God!
O, wij trekken naar Sion,
Heerlijke, heerlijke Sion;
Wij trekken opwaarts naar Sion,
Die prachtige stad van God.
O, wij trekken naar Sion,
Heerlijke, heerlijke Sion;
Wij trekken opwaarts naar Sion,
Die prachtige stad van God.
Doet dat u zich niet wonderbaar voelen? Oh! O, laten we gewoon onze handen opheffen en Hem op onze eigen manier prijzen.
168 Here Jezus, Gij Roos van Saron; Lelie der Vallei; de Heldere Morgenster, Schoonste onder tienduizenden voor mijn ziel; Gij de Stroom van al mijn vertroosting; meer dan leven voor mij, hoe lief hebben wij U. [Broeder Branham gaat door met God te prijzen en te aanbidden – Vert]
... dichtbij het Kruis,
Is mijn glorie voor eeuwig;
Totdat mijn opgenomen ziel rust zal vinden,
aan de overkant van de rivier.
169 Op de een of andere wijze voel ik dat daar iets is wat recht voor ons ligt. Nu, bedenk slechts... Ik geloof dat ik profeteer. Grote vreugde wacht hen die in Hem geloven. Vele bedroefden van hart zullen... Grote geheimenissen zullen duidelijk gemaakt worden, en mensen die bedroefd zijn zullen verblijd worden.
Dichtbij het kruis, in het kruis,
Is mijn glorie voor eeuwig;
Totdat mijn opgenomen ziel rust zal vinden,
Aan de overkant van de rivier.
170 Zoals Johannes destijds, toen hij te oud werd om te prediken; hij ging dan zitten en riep, naar men mij vertelde, uit alle macht: "Kinderkens, hebt elkander lief!" Hebt elkander lief. Laat niets onder u komen. Ziet u? Houdt allen, alles weg van... doe niet... Het doet er niet toe wat het is; zie het onder ogen. We zijn op onze weg naar Ninevé. Ziet u? Ga niet op dat oude schip van Tarsis, dat u uit het gezelschap brengt. Laten we ons regelrecht bewegen op de stroom van Gods zegeningen. Ik geloof dat we het zullen hebben; ik geloof onze Vader.
171 Voelt u zich nu beter, zuster? Dat is fijn; dat is de wijze waarop ik graag zie dat kinderen geboren worden; dat is... Ik kan gewoon denken aan de voorbije jaren hier op deze gronden, hoevele duizenden hier zijn geboren op deze grond in het Koninkrijk van God. Hoe weinig wisten wij toen we daar stonden met tachtig cent in onze zak om de gemeentezaal te bouwen... O, Hij zei: "Ik, de Here, heb het geplant; ik zal het bewateren dag en nacht." En Hij heeft het gedaan; Hij heeft het gedaan. God zegene u!
172 Nu, terwijl we onze hoofden buigen... Nu, morgenavond, bedenk, de diensten zullen worden gehouden daar in de schoolgehoorzaal, en als... We willen hier iemand op post zetten om de mensen te wijzen hoe ze daar moeten komen; omdat nieuwe mensen binnen zullen komen.
173 Hebt u Hem lief? Zeg dan: "Amen!" [Samenkomst zegt: "Amen." – Vert] O, is Hij niet wonderbaar?
174 Ik stond hier aan de oever en zong dat oude lied:
Aan de stormachtige oever van de Jordaan sta ik
(Bedenk dat is dertig jaar geleden geweest; dertig – drieëndertig jaar geleden.)
En sla een verlangende blik,
Naar Kanaäns mooie en gelukkig land,
Waar mijn bezittingen liggen.
En velen die ik doopte die avond zijn nu daarginds. Toen zij daar stonden en getuigen waren dat die Morgenster uit de hemel neerkwam, in het rond cirkelde zo naar beneden zoals dit, en zei: "Zoals Johannes de Doper gezonden was om te brengen de – om de eerste komst van Christus vooraf te gaan; zo zal uw Boodschap de tweede komst voorafgaan!" Hoe kon het worden bedacht? Maar al Gods Woorden zijn waar. Al Gods woorden. We leven in de tegenwoordigheid van de grote Koning. God zegene u!
175 Terwijl we onze hoofden buigen, ga ik broeder Neville vragen, onze dierbare herder, om hierheen te komen, en met ons in gebed te eindigen. God zegene u, broeder Neville.