Wie is deze Melchizedek?
Door William Marrion BranhamLaat ons onze hoofden buigen voor gebed.
1 Dierbare hemelse Vader, we hoorden dat er gezongen werd, 'Geloven alleen'. Het laat ons beseffen, dat dat alles is wat wij hebben te doen om elk van Gods beloften te beërven: ze gewoon geloven, want er staat geschreven: "Alle dingen zijn mogelijk voor wie gelooft." Zoals we uitroepen, zoals de man die het kind met de vallende ziekte had: "Here, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp."
2 Wij danken U voor Uw grote kracht, voor de grote openbaring van Uzelf aan ons in deze laatste dagen. Het maakt ons hart overgelukkig en vol vreugde, te weten dat we in contact zijn gekomen met de levende God, en dat U het regelrecht betuigt in lichamelijke, stoffelijke bewijzen, zoals U deed in de voorbijgegane dagen en zoals U het voor deze dag hebt beloofd. Wij zijn U zo dankbaar, onze God. In deze donkere dag waarin niemand schijnt te weten welke kant op te gaan, zijn we zo blij dat we de veiligheidszone hebben gevonden, de schuilplaats.
3 Zegen ons nu vanavond, Here, als wij over Uw Woord spreken. En mogen wij de beloften die ons gegeven zijn, voeden in onze harten, ze eerbiedig koesteren en er gehoorzaam aan zijn met werkelijk goddelijke discipline. We vragen het in Jezus' Naam. Amen.
4 [Iemand spreekt tot broeder Branham – Vert] Een liefdeoffer? Dat hadden ze niet moeten doen. Wie deed het? Bent u de schuldige? Ik verdacht de manager ervan. Hij zei dat hij een liefdegave voor mij heeft opgehaald. Hij had dat niet moeten doen. Ik waardeer het, God weet dat, maar daar ben ik helemaal niet voor gekomen. Dank u; moge de Here u zegenen. Ik zal alles doen wat ik kan. Ik zal het regelrecht besteden voor de zending in het buitenland, zodat ik weet dat het zal worden besteed voor het Koninkrijk van God. Zo de Here wil, zal ik het zelf meenemen naar het land waar ik dit zelfde Evangelie zal brengen, waarnaar u deze week hebt zitten luisteren. Dan weet ik dat het zal worden gedaan op de wijze waarop u het gelooft. De Here helpe mij om het te doen.
5 Ik ben erg dankbaar voor de grote opkomst deze week, en voor al u mensen die vanavond weer zijn aangesloten per telefoon. En wij zijn ieder van u dankbaar.
6 Billy zei deze morgen tegen mij: "Pa, als u vanmorgen vroeg met mij zou zijn meegekomen, vlak na zonsopgang, en hier eens wat had rondgekeken, dan had u gezien dat moeders hun baby's zaten te voeden in de auto, en dat die arme mensen daar in die regen zaten te wachten tot de deuren zouden opgaan." Ziet u wat een huichelaar ik zou zijn als ik u iets anders vertelde dan de waarheid? Dan zou ik werkelijk een afschuwelijk iemand zijn. Soms moet ik kwetsen, maar dat is niet omdat ik dat wil, het is omdat... Ik ben het niet die kwetst, het is de waarheid die hard aankomt. En ik... Maar ik geloof, dat de reden dat u komt, is omdat ik dodelijk oprecht met u ben en alles doe wat ik kan om u te helpen. Moge de Here een ieder van u helpen.
7 En nu zou ik graag iedereen willen bedanken voor de fijne samenwerking, ook de mensen hier van de stad, die ons dit schoolgebouw verhuurden; deze gehoorzaal en de gymnastiekzaal. Ik zou de betreffende ambtenaren willen bedanken, als u hier bent, en ook Houston Colvin, die hier conciërge is, voor zijn fijne medewerking en hulp om dit hier te krijgen en dat hij hier ook elke avond bij ons aanwezig wil zijn.
8 We danken de politie van Jeffersonville dat ze hier komen en voor zo'n lage prijs toezicht houden. Ik geloof dat het voor twee dollar per uur is, dat de politie hier staat met de speciale opdracht om de auto's goed te laten parkeren en erop toe te zien dat er niets gebeurt en alles in goede orde verloopt. Wij zijn deze mensen daar dankbaar voor. Ook de technicus hier aan het schakelbord; ik heb hem opgemerkt. En allen die in verband hiermee werk verrichten: we zijn u er zeker dankbaar voor.
9 Ik dank ieder van u voor uw gaven. Billy gaf me net deze middag een pakje, meerdere, en dozen suikergoed, enzovoort. En één ervan stelde de zaligsprekingen voor, met een plaat van Christus erin verwerkt. Het was de Bergrede. Het was beslist prachtig. Ik dank u zeer. Er waren nog zoveel dingen meer; ik weet niet hoe ik u ervoor moet bedanken. En dan ook voor uw ondersteuning, het financieren van de samenkomst. We waarderen dat zeer, met ons hele hart. De Here zegene een iedere van u rijkelijk.
10 Billy zei dat er vele mensen waren, die gedurende de tijd, om privé gesprekken hadden gevraagd. Ook waren er velen die vroegen of hun kleine baby's konden worden opgedragen. O, hoe graag wil ik dat doen!
Maar ziet u, deze keer dat ik ben gekomen, is het zo dringend. Ik moet heel de tijd alleen dit Woord blijven bestuderen en blijven bidden, om deze dringende boodschappen te brengen. Ziet u, ze zijn niet... Ze zijn buitengewoon voor ons, omdat het erom gaat Gods wil te vinden en daarna de dingen uit te spreken. En dat alles moet samen passen en daarom vragen we God waarmee te beginnen.
11 Nu, zo de Here wil, zullen we spoedig terug zijn, zo gauw we een dag kunnen vinden. Ik deed een voorstel, of zei iets over Pasen. Ik kan dat echter beter nagaan, omdat ik vermoed dat ik omstreeks die tijd een reisschema voor Californië heb. Dus dat is misschien fout. Maar in elk geval, wanneer we weer terugkeren naar de Tabernakel, zullen we u en de gemeente een kaart sturen en u de datum en de tijd geven. Dan zal ik rond die tijd misschien weer...
12 Ik heb geen tijd gesteld om te bidden voor de zieken. We hebben niet één dienst gehad waarin we de mensen naar voren lieten komen om voor hen te bidden. We hebben ze doorgestuurd. En onze broeders hier hebben gepredikt, broeder Lee Vayle en broeder... Deze andere broeders hebben gepredikt en voor de zieken gebeden en de waterdoop gedaan, gedoopt, liever gezegd, om mij alleen bij het Woord te laten blijven. We danken deze mannen; ze hebben een dapper werk verricht.
13 Er zijn hier zovele vrienden die ik graag zou ontmoeten. Ik kijk en zie daar John en Earl. En daar zit doctor Lee Vayle, één van de organisatoren van de campagne; broeder Roy Borders. Die mannen; ik ben er zelfs niet toe gekomen... ik heb ze niet meer dan een hand gegeven. Ik had er geen kans voor. En dan denk ik aan mijn vrienden uit Kentucky en hier uit de omtrek en prediker-vrienden. Wat zou ik ze graag de hand willen schudden! Broeder Blair ontdekte ik hier onlangs ook en velen van die mannen die ik liefheb. Ze zijn al in verschillende samenkomsten geweest, maar ik heb ze zelfs nog geen hand gegeven. Ik... ik probeer... Het is niet omdat ik dat niet wil, maar omdat ik er de tijd niet voor heb, en ik haast me gewoon.
14 Wat het opdragen van de baby's betreft, zeker. Mijn eigen zoon, mijn kleinzoontje, werd verondersteld te worden opgedragen in deze samenkomst. Ik heb de tijd niet gehad om het te doen; kleine David. Ik ben nu tweemaal grootvader. Dus, als meneer May hier vanavond is, die me die wandelstok gaf; het ziet er naar uit, dat ik hem heel spoedig zal moeten gaan gebruiken.
15 En ik zei dus tegen Billy: "De Bijbel zegt wel: 'Weest vruchtbaar en vervult de aarde', maar die hele last rust niet alleen op jouw schouders." Deze kleinzonen verschijnen snel.
En herinner u, dat mijn schoondochter eerst onvruchtbaar was; zij kon geen kinderen krijgen. Maar op een dag, toen ik een samenkomst verliet, sprak de Here tot mij en ik zei: "Loyce, je zult een zoon baren; de Here heeft je gezegend. Je vrouwenziekte is over." Negen maanden later werd de kleine Paul geboren.
16 Twee maanden voordat deze baby op het toneel verscheen, terwijl ik op een morgen aan de tafel zat te ontbijten, en Loyce en Billy zaten aan de andere kant van de tafel, zag ik Loyce een kleine baby voeden in een roze... of, een blauw dekentje gewikkeld. En Billy zat in de hoek kleine Paul eten te geven. Ik zei: "Billy, ik zag net een visioen. Loyce was een baby, gewikkeld in een blauw dekentje, aan het voeden."
Hij zei: "Daar gaat mijn jachttocht; dat zou precies over negen maanden zijn."
Elf maanden later werd kleine David geboren. Ik heb hem nog niet kunnen opdragen aan de Here en dat zal pas kunnen als we weer terug zijn. Dus u ziet wat het is.
17 Ik houd zo van de mensen en hun gemeenschap! Maar nu hebben onze broeders voor de zieken gebeden en ik weet dat het een succes is. Elke avond baden we voor de zieken, elkaar de handen opleggend, wij allen, zodat we op die manier het hele doel bereikten. Maar misschien, zo God wil... Ik zal het op de kaart aangeven, als we die sturen. Wanneer we terugkomen, zou ik graag weer twee of drie dagen helemaal willen wijden aan het bidden voor de zieken om zo te doen wat we kunnen. Nu, en ik dank nogmaals de mensen voor hun hulp.
18 Ik wil nu eerst even wat opmerkingen maken over de samenkomst van deze morgen. Ongetwijfeld ben ik er niet volledig mee klaar gekomen, maar ik denk dat u het begrijpt. En ik ben er zeker van dat u nooit zult begrijpen wat het voor mij betekende om dat te doen.
19 Het schijnt u heel eenvoudig toe, maar ziet u wat je doet? Je neemt de plaats van God in als je zoiets verklaart. En voor ik dat ooit zou doen, moest er een antwoord van God komen. En Hij moest neerkomen, en Hij toonde Zichzelf zichtbaar, en gaf de openbaring. Daarom, zie, is dit voor de gemeente. En onthoud, dat ik zei: "Dit wat ik gezegd heb, was alleen voor de gemeente."
20 Opdat u er dus vertrouwen in zou mogen hebben en weten, dat dat dezelfde God was Die tot mij zei (daarboven waar geen eekhoorns waren): "Spreek en zeg waar ze zullen zijn." En drie achtereenvolgende keren gebeurde het. Als Hij nu door datzelfde Woord iets kan scheppen wat er niet is, hoeveel temeer zal dit dan standhouden op de dag van het oordeel! Zie? Er waren daar mensen aanwezig die deze dingen zagen en het weten. Zoals Paulus zei in vroegere dagen. Er waren mensen bij hem die de aarde voelden schudden; en ze hoorden de stem niet, maar zagen wel de Vuurkolom.
21 Het deed me echter goed om te zien, nadat alles voorbij was, hoe mannen en vrouwen, waarvan ik weet dat het ware Christenen zijn, elkaar omhelsden en huilden.
22 En luister, vrienden, God bevestigt Zijn Woord met tekenen en betuigingen om te bewijzen dat het waar is. Het is het gesproken Woord. Nu, onthoud, dat Licht dat in die wolk was, dat gaf de openbaring. Ik was...
Mijn kleine meisje, Sara, vertelde mij dat toen zij... Die school daar in Arizona keek daar omhoog naar een wolkenloze hemel, en ze zagen deze wolk op geheimzinnig wijze opstijgen en neerdalen op die berg, terwijl er een amberkleurig vuur in brandde. De onderwijzer liet de klassen en de school uitgaan en bracht hen naar de voorkant en zei: "Hebben jullie ooit zoiets dergelijks gezien? Kijk daar eens naar."
Bedenk, dat is datzelfde amberkleurige Licht dat op de rots was. Dus is het dezelfde God; dezelfde openbaring, zei: "Zeg hen om dit te doen." En dat is wat ik u deze morgen vertelde; dus dat is het.
23 Als mogelijk mijn goede vriend, broeder Roy Roberson, meeluistert in Tucson: "Roy, herinner jij je het visioen dat je onlangs zag, dat wij buiten op de berg stonden? Je kwam naar me toe, terwijl die wolk boven de top hing. Je kwam naar beneden lopen; je weet wat Hij je vertelde, wat ik je onlangs bij dat huis vertelde? Dat is het, Roy; maak je geen zorgen meer, zoon. Het is voorbij."
24 U beseft gewoon niet wat dat betekent! Het is genade. Hij houdt van u. En u hebt Hem lief. Dien Hem in nederigheid en aanbid Hem de rest van uw dagen. Wees gelukkig, ga voorwaarts en leef verder zoals u bent. Als u gelukkig bent, ga dan zo voort. Maar doe nooit meer zoiets verkeerds als dat. Ga gewoon voorwaarts. Het is Gods genade.
25 Ik wil nogmaals bidden, voordat we op het Woord ingaan. Hoe velen willen er voor mij bidden? Ik ga gewoon van samenkomst naar samenkomst. Wilt u bidden?
Weet u, ik zou graag een kort lied voor u willen zingen, allen samen, voordat wij tot het Woord gaan. Juist om... Zodat we God laten weten... Gewoon als een kleine toewijding. Heeft u dat lied ooit gehoord, 'Hij zorgt voor u'? Door zon'schijn of schaduw, Hij zorgt voor u.
26 De kleine dame komt naar de piano. Zeg, ik wil deze kleine dame ook bedanken; ik wist zelfs niet wie ze was. Het is de dochter van een van de diakenen hier; het is broeder Wheelers dochter. Zij is nu opgegroeid. Niet lang geleden was ze zo'n heel klein ding dat op m'n knie zat; nu is ze een jonge vrouw. Ik dank haar echt dat zij haar talenten in de muziek heeft gebruikt en nu speelt ze heel lieflijk. Zou u ons een akkoord willen geven, zuster? Laten we het nu allen samen zingen.
Hij zorgt voor u;
Hij zorgt voor u,
In zon'schijn of schaduw,
Hij zorgt voor u.
Vindt u dat fijn? Laten we het nog eens samen zingen.
Hij zorgt voor u;
Hij zorgt voor u,
In zon'schijn of schaduw,
Hij zorgt voor u.
Broeder Dauch, Hij zorgt ook voor u, broeder. Hebt u Hem niet lief? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
Laten we nu onze hoofden buigen.
27 Dierbare, genadige God, met deze kleine notities hier om een paar dingen tot de mensen te zeggen en ook weer terug te verwijzen naar deze morgen, want daarvoor kwamen de mensen. Ik bid, God, dat U de mensen zult laten zien dat God lief heeft en zorgt, en dat ik het niet was die dat gaf, Here, het werd betuigd dat het de waarheid was. Dus ik bid, dierbare God, dat Uw liefde altijd onder de mensen zal blijven. Als wij vanavond, na de samenkomst, uit elkaar moeten gaan en naar onze verschillende huizen gaan, dan doet dat ons pijn van binnen, Here. Ik bid dat u deze mensen zult zegenen.
28 Als we nu het Woord in gebed naderen, en tot het geschreven Woord naderen, vragen wij of U dit geschreven Woord wilt nemen en het vanavond voor ons levend wilt maken. En wanneer we dit gebouw vanavond verlaten om uiteen te gaan naar onze verschillende huizen, mogen we dan zeggen, zoals diegenen die van Emmaüs kwamen, die, hoewel ze de hele dag met Hem hadden gewandeld, Hem toch niet kenden. Maar toen Hij bij hen in de kamer was gekomen die avond en de deuren allemaal gesloten waren, deed Hij iets wat Hij precies zo voor Zijn kruisiging had gedaan. Daardoor wisten ze dat Hij weer was opgestaan.
Doe het vanavond opnieuw, Here. Sta het toe, terwijl de deuren gesloten zijn en Uw kleine groep hier zit te wachten. En Vader, wanneer we naar onze huizen gaan, dat we zullen zeggen zoals zij: "Was ons hart niet brandende in ons, toen Hij tot ons sprak op de weg?" Wij leggen onszelf en alles in Uw handen, Here. Doe met ons zoals het U goeddunkt. In Jezus' Naam. Amen.
29 Nu, laten we regelrecht tot de dienst overgaan. Misschien wilt u nu met mij opslaan, het boek der Hebreeën. We zullen vanavond een paar ogenblikken spreken over nog een openbaring van de Boodschap, zo de Here wil. We zullen de eerste drie verzen lezen: Hebreeën 7:1–3 en er dan uitleg over geven. En we weten niet wat de Here zal doen, we weten het niet. Het enige wat wij doen, is gewoon geloven, opletten en bidden. Is dat waar? En geloven dat Hij alles zal laten meewerken ten goede voor hen die Hem liefhebben, omdat Hij het beloofde.
Want deze Melchizedek was koning van Salem, een priester van de Allerhoogste God, die Abraham tegemoet ging, toen hij weerkeerde van het slaan der koningen, en hem zegende;
Aan wie ook Abraham van alles de tienden deelde; die vooreerst overgezet wordt, koning der gerechtigheid, en daarna ook was een koning van Salem, hetwelk is een koning des vredes;
Laten we nog wat verder lezen.
Zonder vader, zonder moeder, zonder geslachtsrekening, noch begin der dagen, noch einde des levens hebbende; maar de Zoon van God gelijk geworden zijnde, blijft hij een priester in eeuwigheid.
30 Denk u zich deze grote Persoon eens in, wat een geweldige Man dit moet zijn geweest! De vraag rijst dan: "Wie is deze Man?" Theologen hebben verschillende ideeën gehad. Maar sinds de opening van de zeven zegels, het geheimenisvolle Boek, dat zo mysterieus voor ons is geweest... Overeenkomstig Openbaring 10:1–7 worden al de geheimenissen die in dit Boek staan geschreven, die verborgen zijn geweest in het tijdperk van de hervormers, verondersteld aan het licht te worden gebracht door de engel van het laatste gemeentetijdperk. Hoe velen weten dat dit juist is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Zo is het, verondersteld te worden uitgebracht. Al de geheimenissen van het geheimenisvolle Boek zullen worden geopenbaard aan de boodschapper van het Laodicéa tijdperk.
31 Ziende dat er veel verschil van mening is over deze Persoon en dit onderwerp, denk ik, dat het ons betaamt erop in te gaan, om uit te vinden Wie dit is. Nu, er zijn verschillende denkrichtingen over Hem.
Eén van deze richtingen beweert dat "Hij slechts een mythe is. In werkelijkheid was Hij geen persoon."
Anderen zeggen dat "het een priesterschap was, het Melchizedekse priesterschap." Dat is dan de meest waarschijnlijke; het is een betere visie dan de eerste, als zij zeggen dat het een priesterschap was.
Maar dat kan het niet zijn, want in vers 4 wordt gezegd dat Hij een Persoon was, een "Man". Dus om een persoon te zijn, moet Hij een persoonlijkheid zijn, een Man. Niet een orde, maar een Persoon! Dus was Hij niet slechts een priesterorde en evenmin een mythe; Hij was een Persoon.
32 En deze Persoon is eeuwig, want als u oplet: "Hij had geen vader, geen moeder, geen tijd dat Hij ooit begon, en geen tijd dat Hij ooit eindigde." Dus wie het ook was, Hij leeft vanavond nog steeds, omdat de Bijbel hier zei, dat "Hij noch vader, noch moeder had, begin van dagen of einde des levens." Hij zou dus een eeuwig Persoon moeten zijn. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Een eeuwig Persoon! Dan kon het slechts één Persoon zijn, dat is God, want Hij is de Enige Die eeuwig is. God!
33 Nu, in 1 Timotheüs 6:15 en 16, als u dat eens zou willen lezen. Ik zou graag willen dat u dit leest.
Nu, de zaak die ik beweer, is, dat Hij God was, omdat Hij de enige Persoon is Die onsterfelijk kan zijn. En nu is het God Die Zichzelf verandert in een Persoon; dat is wat Hij was: "Geen vader, geen moeder, geen begin van leven, noch einde van dagen."
34 We ontdekken dat vele mensen uit de Schrift onderwijzen, dat er "drie persoonlijkheden in de Godheid zijn". U kunt echter geen persoonlijkheid hebben zonder een persoon te zijn. Er is een persoon voor nodig om een persoonlijkheid te zijn.
Er kwam een paar weken geleden een Baptistenprediker naar mijn huis die zei: "Ik zou u graag recht zetten over de Godheid, als u eens een keer tijd hebt." Hij belde mij eerst op, liever gezegd.
35 Ik zei: "Dan heb ik nu de tijd, op dit moment, want ik wil in orde zijn, en we zetten al het andere daarvoor opzij."
Hij kwam, en hij zei: "Broeder Branham, u leert dat er maar één God is."
Ik antwoordde: "Jazeker."
Hij zei: "Wel, ik geloof dat er één God is, maar dan één God in drie Personen."
Ik zei: "Meneer, herhaal dat nog eens."
Hij zei: "Eén God in drie Personen."
36 Ik vroeg: "Waar bent u op school geweest?" Zie? En hij noemde een Bijbelinstituut. Ik zei: "Dat zou ik kunnen geloven. Je kunt geen persoon zijn zonder een persoonlijkheid te zijn, en als je een persoonlijkheid bent, dan ben je één persoonlijkheid op jezelf. Je bent één afzonderlijk individueel wezen."
En hij zei: "Wel, de theologen kunnen dat zelfs niet uitleggen."
Ik zei: "Het komt door openbaring."
En hij zei: "Ik kan openbaring niet aanvaarden."
37 Ik zei: "Dan is er geen manier dat God ooit tot u kan komen, omdat het verborgen is voor de ogen van de wijzen en verstandigen, maar geopenbaard wordt aan kinderen – geopenbaard, openbaring – geopenbaard aan kinderen die het willen aannemen, die willen leren." En ik zei: "Er zou geen manier zijn voor God om tot u te komen; u sluit u van Hem af."
De hele Bijbel is de openbaring van God. De hele gemeente is gebouwd op de openbaring van God. Er is geen andere manier om God te kennen, dan alleen door openbaring. "Aan wie de Zoon het wil openbaren." Openbaring; alles is openbaring. Dus om het te accepteren... Als u de openbaring niet ontvangt, bent u alleen maar een koude theoloog, en is er geen hoop voor u.
38 Nu, nu, we ontdekken dat deze Persoon geen vader had, geen moeder, geen begin van dagen of einde des levens. Het was God en morphe.
Nu, (de wereld,) het woord komt... het Griekse woord dat daar gebruikt werd, betekent 'verandering'. Zichzelf veranderend, en morphe, van de ene persoon naar... Eén persoon; het Griekse woord daar, en morphe betekent... Het werd aan het toneelspel ontleend, dat één persoon van masker verandert om hem een ander karakter te laten spelen.
39 Zoals op school. Onlangs moest Rebekah, geloof ik, vlak voor ze haar eindexamen deed, meedoen aan een toneelstuk van Shakespeare. En één jongeman moest zijn kleding verschillende keren verwisselen, omdat hij twee of drie verschillende rollen speelde; maar het was dezelfde persoon. Hij trad een keer op als de verrader, maar toen hij de volgende keer opkwam, was hij een ander karakter. En het Griekse woord en morphe betekent, dat hij zijn masker had verwisseld.
40 En dat is wat God deed. Het is dezelfde God heel de tijd. God in de vorm van de Vader, de Geest, de Vuurkolom. Dezelfde God Die vlees werd gemaakt en onder ons woonde, en morphe, werd naar voren gebracht zodat Hij gezien kon worden. En nu is diezelfde God de Heilige Geest. Vader, Zoon, Heilige... niet drie goden; drie bedieningen, drie handelingen van de ene God.
41 De Bijbel zegt dat er "één God is", niet drie. Maar daardoor konden zij niet... U kunt dat niet op orde krijgen en drie goden hebben. U zou dat nooit aan een Jood kunnen verkopen; dat vertel ik u. Iemand die beter weet, weet dat er maar één God is.
42 Let op, het is zoals een beeldhouwer het verbergt, met een kleed eroverheen. Dat is wat God heeft gedaan in dit tijdperk. Het is verborgen gebleven. Al deze dingen zijn verborgen geweest, en ze worden verondersteld geopenbaard te worden in dit tijdperk. Nu, de Bijbel zei, dat ze in de laatste tijd zouden worden geopenbaard. Het is zoals de beeldhouwer zijn werkstuk helemaal bedekt houdt tot de tijd van de onthulling, en dan is het daar.
En zo is het ook met de Bijbel geweest. Het is Gods werk, dat verborgen is geweest. En het is verborgen sinds de grondlegging der wereld, en haar zevenvoudige geheimenis. En God beloofde dat Hij in deze dag, in het gemeentetijdperk van Laodicéa, de bedekking van de hele zaak zou afnemen, zodat we het zouden kunnen zien. Wat een heerlijke zaak!
43 God, en morphe, verhuld in een Vuurkolom. God, en morphe in een Man, genaamd Jezus. God, en morphe in Zijn gemeente. God boven ons, God met ons, God in ons; het afdalen van God.
Daarboven, heilig, niemand kon Hem aanraken, Hij zetelde op de berg; zelfs als een dier de berg aanraakte, moest het sterven.
Toen daalde God af en veranderde Zijn tent, en kwam neer en woonde onder ons, werd één van ons. "En wij aanschouwden Hem", zei de Bijbel in 1 Timotheüs 3:16. "En buiten alle twijfel, de verborgenheid der godzaligheid is groot: God is geopenbaard in het vlees, hetgeen onze handen hebben getast." God at vlees. God dronk water. God sliep. God huilde. Hij was één van ons. Hoe prachtig wordt Hij getypeerd in de Bijbel!
Dat was God boven ons; God met ons; en nu is het God in ons, de Heilige Geest. Niet de derde persoon, dezelfde Persoon!
44 God kwam neer en werd vlees, en stierf de dood in Christus, zodat Hij de gemeente kon reinigen om in haar te komen en gemeenschap met haar te hebben. God houdt van gemeenschap. Om die reden maakte Hij de mens in het begin, om gemeenschap met hem te hebben. God woont alleen, met cherubs.
45 En merk nu op: Hij maakte de mens, en de mens viel. Daarom kwam Hij neer en verloste de mens, want God houdt ervan om te worden aanbeden. Het woord god betekent 'voorwerp van aanbidding'.
En dit, wat onder ons komt als een Vuurkolom, als iets dat onze harten verandert, dat is dezelfde God Die zei: "Er zij licht", en er was licht. Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer.
46 Nu, in den beginne woonde God alleen met Zijn attributen; zoals ik vanmorgen zei. Dat zijn Zijn gedachten. Er bestond niets, slechts God alleen, maar Hij had gedachten.
Net zoals een groot architect zich kan neerzetten om in gedachten uit te tekenen wat hij denkt te gaan bouwen. Scheppen, nu, hij kan niet scheppen. Hij kan alleen iets nemen wat al geschapen was en het dan een andere vorm geven; want God is de enige manier... de Enige Die kan scheppen. Maar hij krijgt in zijn gedachten wat hij gaat doen, en dat zijn zijn gedachten, dat zijn zijn verlangens. Nu is het een gedachte, en dan spreekt hij het, en dan is het een woord. En een woord is...
47 Als een gedachte wordt uitgesproken, is het een woord. Een uitgedrukte gedachte is een woord. Maar eerst moet het een gedachte zijn. Zo is het ook met Gods eigenschappen: eerst wordt het een gedachte, dan een woord.
48 Merk op. Degenen die vanavond eeuwig leven hebben, waren bij Hem en in Hem, in Zijn denken, voor er ooit een engel, ster, cherub, of wat anders ook was. Dat is eeuwig. En als u eeuwig leven hebt, was u er altijd al. Niet uw wezen hier, maar de gestalte en vorm, die de oneindige God...
49 Als Hij niet oneindig is, is Hij geen God. God moet oneindig zijn. Wij zijn eindig; Hij is oneindig. En Hij was alomtegenwoordig, alwetend en almachtig. Als Hij dat niet is, dan kan Hij God niet zijn. Hij weet alle dingen, alle plaatsen, vanwege Zijn alomtegenwoordigheid. Zijn alwetendheid maakt Hem alomtegenwoordig. Hij is een Wezen; Hij is niet zoals de wind. Hij is een Wezen; Hij woont in een huis. Maar omdat Hij alwetend is – alles weet – maakt Hem dat alomtegenwoordig, omdat Hij alles weet wat er gebeurt.
Er kan geen vlieg met haar ogen knipperen zonder dat Hij het weet. En Hij wist al voordat er ooit een wereld was, hoeveel keren ze met haar ogen zou knipperen en hoeveel talk zij in zich had; voordat er ooit een wereld was. Dat is oneindig. Wij kunnen het niet bevatten met ons verstand, maar dat is God. De oneindige God!
50 En onthoud, dat u, uw ogen, uw gestalte, wat u ook was, al in den beginne in Zijn denken was. En het enige wat u eigenlijk bent, is het uitgedrukte woord. Nadat Hij het dacht, sprak Hij het, en hier bent u er. Als het niet zo was, als u niet in Zijn gedachten was, dan is er voor u geen enkele mogelijkheid om daar ooit te komen, want Hij is Degene Die eeuwig leven geeft.
51 Herinnert u zich hoe we in de Schriften lazen? "Niet hij die wil, of hij die loopt, maar God!" Opdat Zijn verkiezend voornemen waarachtig zou blijven, kon Hij voor er een tijd was, kiezen wie het zou zijn. God is soeverein in Zijn keuze. Wist u dat? God is soeverein.
Wie was toen daar om Hem te vertellen dat er een betere manier was om de aarde te maken? Wie zou het wagen Hem te vertellen dat Hij Zijn zaken verkeerd behartigde?
Zelfs dat Woord zelf is volkomen soeverein. Zelfs de openbaring is soeverein. "Hij openbaart aan wie Hij wil openbaren." De openbaring is soeverein aan God voorbehouden. Daardoor komt het dat mensen tegen dingen aan slaan, en tegen dingen opspringen, en dingen aanvallen, niet wetend wat ze doen. God is soeverein in Zijn werken.
52 Nu zien we Hem in den beginne, Zijn attributen. En u was toen bij Hem. Dan krijgen we ook kijk op het boek des levens.
We lezen erover in Openbaring 13:8, dat "het beest dat op de aarde komt, in deze laatste dagen, al die mensen op de aarde zal misleiden wier namen niet zijn geschreven in het boek des levens, des Lams, [geslacht] voor de grondlegging der wereld."
53 Denk het u in! Voordat Jezus ooit werd geboren, vier duizend jaar voor Hij op aarde kwam, en verscheidene duizenden jaren voordat u op aarde kwam, stierf Jezus in Gods gedachten voor de zonden van de wereld, en het boek des levens werd gemaakt en uw naam werd in dat boek des levens geschreven voor de grondlegging der wereld! Dat is de Bijbelse waarheid. Zie, uw naam werd door God voorbestemd en reeds voor de grondlegging der wereld in het boek des levens gezet.
54 U was daar in Zijn attributen. U herinnert zich dat niet, nee, omdat u slechts een deeltje van Zijn leven bent. U bent een deel van God wanneer u een zoon of een dochter van God wordt.
Net zoals u een deel van uw aardse vader bent! Dat is juist. Dat bent u. De man is de drager van de hemoglobine, het bloed. En wanneer dat in het eitje is gegaan, wordt u een deel van uw vader; en uw moeder is ook een deel van uw vader; dus bent u allemaal een deel van uw vader.
Glorie! Dat laat de denominatie er helemaal buiten. Uh-huh. Zeker doet het dat! God, in alles, de enige plaats!
55 Let nu op Zijn attribuut. Dan was er ten eerste het attribuut, God; de gedachte, het attribuut zelf, alles in Eén, zonder te zijn uitgedrukt. Toen Hij het ten tweede tot uitdrukking bracht, werd Hij daarna het Woord. "En toen werd het Woord vlees gemaakt en woonde onder ons."
56 Merk op in Johannes, het eerste hoofdstuk en het eerste vers, dat dit "in den beginne was". Maar daarvoor was het de Eeuwige! Let op: "In den beginne was het Woord." Toen de tijd begon, was het Woord. Maar voordat het Woord was, was het attribuut, een gedachte. Daarna werd het tot uitdrukking gebracht. "In den beginne was" – de uitdrukking – "het Woord."
Nu komen we waar Melchizedek is. Dat is deze geheimzinnige Persoon. "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God." "En toen werd het Woord vlees en woonde onder ons." Let op, houd dat nu vast.
57 Zijn eerste Wezen was Geest, God, bovennatuurlijk, juist, de grote Eeuwige. Ten tweede begint Hij Zichzelf te vormen tot een vleselijke vorm, in een theofanie, die 'het Woord; een lichaam', wordt genoemd. Dit is dan de toestand waarin Hij was toen Hij Abraham ontmoette, Melchizedek genaamd. Hij was in de vorm van een theofanie. Zo de Here wil, zullen we daar nog op terugkomen en dat over een paar ogenblikken bewijzen. Hij was het Woord.
58 Een theofanie is iets wat u niet kunt zien. Het zou hier op dit moment kunnen zijn en toch zou u het niet kunnen zien.
Het is precies zoals, wel, zoals televisie. Het is in een andere dimensie. Televisie; er gaan nu mensen door deze ruimte, zingend; er zijn ook kleuren. Maar het oog is alleen onderworpen aan de vijf zintuigen... Uw hele wezen is slechts aan vijf zintuigen onderworpen, liever gezegd. En u bent slechts in staat te zien waartoe uw gezichtsvermogen u in staat stelt. Maar er is een andere dimensie, die na een omvorming door televisie kan worden gezien.
59 Nu, televisie fabriceert geen beeld. Een televisie brengt het alleen in een kanaal, en dan pikt het televisiescherm het op. Maar het beeld was er al om mee te beginnen. Televisie was hier toen Adam hier was. Televisie was hier toen Elia op de berg Karmel stond. Televisie was hier toen Jezus van Nazareth langs de oevers van Galilea liep. Maar u bent het nu pas aan het ontdekken. Zij zouden dat vroeger nooit geloofd hebben. Ze zouden u voor een krankzinnige hebben gehouden als u zoiets had gezegd. Maar nu is het werkelijkheid geworden.
En even werkelijk is het dat Christus hier is, dat Gods engelen hier zijn. En op een dag, in het komende duizendjarige rijk, zal het gewoon werkelijker zijn dan televisie of wat anders ook, want ze zijn hier.
60 Hij openbaart Zich in Zijn geweldige openbaringsvorm waarop Hij aanspraak maakte, als Hij Zich versluiert [Broeder Branham zegt: "Als Hij Zich en morphet." – Vert] in Zijn dienstknechten, en Zich bewijst.
61 Nu, Hij is hier in de gedaante van de Geest. Maar dan komt Hij in de vorm van een... van en morphe. Zo verscheen Hij aan Abraham, en morphe. Toen Abraham terugkeerde van de slag met de koningen, kwam Melchizedek daar, en hij sprak met Hem.
62 Onlangs las ik in het Tucsons Nieuwsblad een artikel over een vrouw die op de weg reed met een snelheid van ongeveer 70 à 80 kilometer per uur, en toen een oude man aanreed met een overjas aan. Zij gilde en stopte haar auto. Hij werd de lucht in geslingerd, buiten in de vlakke woestijn! En ze rende terug om hem te vinden, en hij was er niet. Dus wat deed ze? Een paar mensen achter haar hadden het zien gebeuren; ze zagen de oude man door de lucht vliegen, zijn overjas flapperend. Ze renden dus terug om hem te zoeken. Ze konden de man nergens vinden. Ze belden de politie. De politie kwam om de plaats te onderzoeken; er was daar niemand.
63 Wel, iedereen getuigde dat de auto schokte en de man raakte. Hij werd de lucht in geslingerd en iedereen had het gezien. Er waren twee of drie auto's met getuigen die het hadden zien gebeuren. Later kwamen ze tot de ontdekking dat vijf jaar tevoren, op diezelfde plek, een oude man met een overjas was aangereden en gedood.
Als u hier weggaat, bent u niet dood. U zult moeten terugkomen, zelfs als u een zondaar bent, om te worden geoordeeld voor de daden in dit lichaam hebt verricht. "Als deze aardse tabernakel wordt afgebroken, hebben wij er al een wachtende." En morphe, dat is het woord.
64 Nu, God in dit stadium van... Het is dit stadium van Zijn schepping, later gevormd in vlees, Jezus. Waaruit? Vanuit die grote Geest van den beginne, Die toen neerdaalde om het Woord te zijn, Zichzelf tot uitdrukking brengend. Het Woord maakt Zichzelf nog niet, het is slechts uitgesproken, en morphe. Later wordt Hij vlees, Jezus, sterfelijk, om de dood te smaken voor al ons zondaars.
65 Toen Abraham Hem ontmoette, was Hij Melchizedek. Hij ontvouwt hier wat al de attributen in het beslissende einde zullen doen, iedere zoon van Abraham. Iedere zoon van het geloof zal absoluut hetzelfde doen. Maar ik wil dat u oplet hoe we moeten komen.
66 Ook zien we Hem hier geopenbaard in Ruth en Boaz, als een bloedverwant Verlosser, hoe Hij in het vlees moest komen.
67 We zien nu dat de attributen, de zonen van Zijn Geest, nog niet zijn ingegaan in het Woordvorm lichaam. Maar een theofanie... Dit lichaam is onderworpen aan het Woord en onderpand... wachtende op het onderpand, de verandering van het lichaam.
68 Nu, het verschil tussen Hem en u als een zoon. Kijk, Hij was in den beginne het Woord, een en morphe lichaam. Hij kwam en leefde erin in de persoon van Melchizedek. Dan, later, horen we nooit meer over Melchizedek, omdat Hij Jezus Christus werd. Melchizedek was de Priester, maar Hij werd Jezus Christus. Nu, u hebt dat overgeslagen. Want in die vorm wist Hij alle dingen, en u bent tot nu toe nog nooit in staat geweest dat alles te weten.
U kwam zoals Adam, zoals ik. U kwam van het attribuut tot het vlees om te worden verzocht. Maar als dit leven hier geëindigd is, "als deze aardse tent wordt afgebroken, hebben we er al een wachtende." Daar gaan we heen; dat is het Woord. Dan kunnen we terugkijken en zien wat we hebben gedaan. Nu begrijpen we het nog niet. We zijn nog nooit het Woord geworden; we zijn slechts vleselijk geworden, niet het Woord.
69 Maar kijk, het maakt het heel duidelijk dat u nooit het Woord zult zijn, tenzij u in den beginne een gedachte was. Dat bewijst Gods voorbestemming. Zie? U kunt het Woord niet zijn, tenzij u een gedachte bent. U moest eerst in Zijn gedachten zijn.
Maar, ziet u, omdat u verzoeking moest doorstaan, moest u de theofanie overslaan. U moest hier in het vlees komen om te worden verzocht door de zonde. En dan, als u het doorstaat: "Al wat de Vader Mij gegeven heeft, zal tot Mij komen, en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage." Kijk, u moest er eerst zijn.
70 En toen, ziet u, toen kwam Hij rechtstreeks, in de normale lijn, van attribuut tot... Vóór de grondlegging der wereld werd Zijn Naam in het boek des levens van het Lam gezet. Toen, van daaruit, werd Hij het Woord, de theofanie, die kon verschijnen en verdwijnen. En toen werd Hij vlees en keerde weer terug, deed datzelfde lichaam in een verheerlijkte toestand opstaan.
Maar u sloeg de theofanie over en werd een mens van vlees, om te worden verzocht door zonde. En dan: "Als deze aardse tabernakel wordt afgebroken, hebben wij er al één wachtende." Wij hebben dat lichaam nog niet.
71 Maar kijk! Wanneer dit lichaam de Geest van God ontvangt, het onsterfelijke leven binnenin u, dan brengt het dit lichaam tot onderwerping aan God. Halleluja! "Een ieder die uit God geboren is, die doet geen zonde; hij kan niet zondigen." Romeinen 8:1: "Zo is er dan nu geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest." Daar hebt u het! Kijk, dat brengt uw lichaam in onderwerping.
U hoeft niet meer te zeggen: "O, als ik maar kon stoppen met drinken, als ik alleen maar kon..." Kom slechts in Christus, dan is dat alles voorbij, zie, zie, omdat uw lichaam onderworpen is aan de Geest. Het is niet meer onderworpen aan de dingen van de wereld; die zijn dood. Zij zijn dood; uw zonden zijn begraven in de doop, en u bent een nieuwe schepping in Christus. En uw lichaam wordt onderworpen aan de Geest, en u probeert een juist soort leven te leiden.
72 Hoe kunt u, vrouwen, die beweert dat u de Heilige Geest hebt, daarbuiten lopen in korte broeken en dergelijke; hoe kunt u dat doen? Hoe zou de Geest van God in u, u ooit zoiets laten doen? Dat kan gewoon niet. Zeker kan dat niet. Hij is geen vuile geest; Hij is een heilige Geest.
73 En als u onderworpen wordt aan die Geest, brengt dat uw hele wezen tot onderwerping aan die Geest. En die Geest is niets anders ter wereld dan dit Zaad-Woord dat wordt gemanifesteerd, of levend wordt gemaakt, halleluja, tot leven komt. En als de Bijbel zegt: "Doe dit niet", dan richt dat lichaam zich daar onmiddellijk naar. Er is geen vraag.
En wat is dit? Het is het onderpand van de opstanding. Dit lichaam zal weer worden opgewekt, omdat het er reeds mee begonnen is. Eens was het onderworpen aan zonde, slijk en bederf, maar nu het dat onderpand heeft ontvangen, is het hemels geworden. Nu, dat is het onderpand dat u in de opname zult gaan. Het is het onderpand.
74 Als een zieke op sterven ligt, is er niets overgebleven dan de dood; dat is alles wat nog kan gebeuren. Maar ik heb schimmen van mensen gezien, helemaal opgegeten door kanker en tuberculose, en heb die mensen een korte tijd later terug gezien, volkomen normaal en sterk. Als er geen Goddelijke genezing is, dan is er ook geen opstanding, omdat Goddelijke genezing het onderpand is van de opstanding. Amen!
75 U weet hoe een onderpand wordt genoemd als het geld betreft, nietwaar? Het is de aanbetaling. "Hij werd om onze overtredingen verwond; en door Zijn striemen is ons genezing geworden." Zie hoe wonderbaar. We hebben Hem lief.
76 Nu, dit lichaam is onderworpen aan de Geest. We zijn nog niet in de Woordvorm overgegaan, maar we zijn nog in de vleesvorm, maar onderworpen aan het Woord. Dood in het vlees zal ons daar brengen.
77 Precies eender als u denkt aan een kleine baby. Neem een vrouw – het maakt niet uit hoe slecht ze is – wanneer ze in verwachting is en op het punt staat moeder te worden. Let op, vlak voordat de baby geboren wordt, ongeacht hoe wreed de vrouw is, wordt ze heel lieflijk. Er is iets om haar... het lijkt goddelijk, om een kleine moeder te zien die op het punt staat een baby te krijgen. Waarom is dat zo? Nu, dat kleine lichaampje leeft nu nog niet, zie, het enige wat het is, is gewoon vlees en spieren. Dat beetje trappelen zijn gewoon spiertrekkingen. Maar wanneer het uit de schoot komt, ademt God de levensadem in hem, en dan schreeuwt hij het uit. Kijk, net zo zeker als er een natuurlijk lichaam werd geformeerd, is er ook een geestelijk lichaam om het te ontvangen zodra het hier komt.
78 Zo wordt ook een mens, wanneer hij wederom geboren is van de hemel, een geestelijke baby in Christus.
Als dan deze mantel van vlees wordt afgelegd, is er een natuurlijk lichaam, theofanie, een lichaam niet met handen gemaakt, noch geboren uit een vrouw, waar we heengaan.
Dan zal dat lichaam terugkeren en het verheerlijkte lichaam opnemen.
Dat is de reden waarom Jezus naar de hel ging toen Hij stierf, en predikte tot de zielen die in de gevangenis waren; Hij keerde terug in die theofanie. O, wonderbaar! God zij gedankt!
79 In 2 Korinthe 5:1 staat: "Als dit aardse lichaam gebroken wordt, deze aardse tabernakel, dan hebben wij een andere." Kijk, wij hebben dat overgeslagen, om regelrecht vanuit God, het attribuut, te komen; vlees te worden, om verzocht en getest te worden door zonde, evenals Adam. Maar wanneer het testen van Zijn Woord voorbij is, dan worden we opgenomen naar dit lichaam dat voor ons bereid was vóór de grondlegging der wereld. Het is dat Woord daar, wat we oversloegen, om regelrecht hier naar beneden te komen om verzocht en getest te worden. Als we daardoor zouden zijn gekomen, zou er geen verzoeking zijn geweest; we zouden alle dingen hebben geweten. Dat is de reden dat Jezus alles wist, omdat Hij Woord was voordat Hij vlees werd. Dan worden wij het Woord.
80 Hier worden we gevormd als een afspiegeling van het Woord, om een deelhebber aan het Woord te zijn, ons te voeden met het Woord, doordat we voorbestemd zijn sinds de beginne. Ziet u, die kleine levensvonk die u in u had vanaf het begin, toen u uw reis aanving. Velen van u zullen zich dat herinneren. U trad toe tot deze kerk, werd lid van die gemeente, u probeerde dit en dat, en niets bevredigde. Dat is waar. Maar op een dag herkende u het. Juist.
81 Onlangs 's avonds onderwees ik ergens – ik geloof dat het ergens in Californië of Arizona was – over... Ik geloof dat ik het hier al eens verteld heb, over de man die een hen een arendsei had laten uitbroeden. En toen die arend was uitgebroed, was hij de vreemdst uitziende vogel die de kippen ooit hadden gezien. Maar hij liep daar rond. Hij was daar de vreemde eend in de bijt, omdat hij niet kon begrijpen hoe die hen kon klokken, en in die mesthoop krabben en daarvan eten. Hij kon de bedoeling ervan niet vatten. Dan riep ze: "Kom hierheen en doe je te goed, lieveling!" Maar hij was een arend; hij at gewoon niet op die manier. Het was zijn voedsel niet.
82 Zij ging er dan op uit om sprinkhanen te vangen, en dergelijke, weet u, en ze riep dan die kleine kuikens. En al die kleine kuikens gingen dan mee, almaar tokkend, en etend. Maar de kleine arend kon het gewoon niet. Het leek hem niet goed.
Dus, op een dag, ging zijn mamma hem zoeken.
83 En hij hoorde die hen klokken, weet u. Hij deed z'n best om te klokken, maar hij kon het niet. Hij probeerde te piepen als een kuiken, maar dat kon hij niet. Kijk, hij was een arend. Hij was om mee te beginnen een arend. Hij was alleen maar uitgebroed onder een hen.
Zo is het met sommige kerkleden ook. Iedere... Dat is ongeveer zoals het gaat: ongeveer één uit een broedsel is goed.
84 Maar op een dag vloog zijn mammie over en ze schreeuwde. Dat herkende hij. Dat klonk goed. Waarom? Hij was af vanaf het begin een arend.
Zo gaat het ook met het Evangelie, of het Woord, of de kracht van Jezus Christus. Wanneer een mens voorbestemd is tot eeuwig leven, en hij die juiste klank hoort, die roep van God, dan kan niets hem er meer bij vandaan houden.
De kerk zou mogen zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij; klok, klok, klok. Ga hier staan en eet dit, en ga daar staan en eet dat."
85 Maar dat boerenerfspul betekent niets meer voor hem. Hij is weg! "Alles is mogelijk!" Hij komt los van de grond.
Dat is wat er aan de hand is met zovele Christenen vandaag; ze kunnen hun voeten niet van de grond krijgen.
Z'n oude moeder riep: "Zoon, spring! Je bent een arend. Kom hier naar boven, waar ik ben."
Hij zei: "Mam, ik heb nog nooit in mijn leven gesprongen."
86 Zij zei: "Wel, spring gewoon! Je bent altijd al een arend geweest. Jij bent geen kuiken." Dus maakte hij zijn eerste sprong en klapperde met zijn vleugels; het ging niet al te best, maar hij kwam toch los van de grond.
Dat is de wijze waarop wij het doen. Wij aanvaarden God door geloof, door het geschreven Woord. Daar binnenin zit iets; het is dat eeuwige leven, waartoe u werd voorbestemd.
87 Zijn grootvader en grootmoeder waren arenden. Hij was al vanaf het begin een arend. Een arend vermengt zich niet met andere dingen. Hij is geen bastaard; nee. Hij is een arend.
88 Toen, nadat u herkend had dat het Woord van God zelf het arendsvoedsel was, verliet u het andere. Toen werd u gevormd tot het levende beeld van de levende God. U hoorde van uw theofanie. "Als dit aardse lichaam wordt gebroken, hebben we een ander wachtende."
U zult vragen: "Is dat juist, broeder Branham?"
Goed, laten we eens een paar arenden nemen en enkele ogenblikken naar ze kijken. Er was een man, genaamd Mozes. Iedereen weet dat een profeet in de Bijbel een arend wordt genoemd.
89 Er was een profeet die Mozes heette. En op een dag riep God hem, en Hij wilde hem niet laten oversteken naar het beloofde land, en hij stierf op een rots. De engelen namen hem weg en begroeven hem.
Er was een andere man, een arend, die zelfs niet hoefde te sterven. Hij liep gewoon dwars door de Jordaan en God zond een wagen naar beneden; en zijn vleselijk kleed wierp hij af, steeg omhoog, en ontving zijn eeuwig loon.
Achthonderd jaar later, achthonderd jaar later, stonden deze twee mannen op de Berg der Verheerlijking. Mozes' lichaam was al honderden jaren weggerot, maar hier verscheen hij in zo'n vorm dat zelfs Petrus, Jakobus en Johannes hem herkenden. Amen! "Als deze aardse tabernakel wordt gebroken," als u een attribuut van God bent, uitdrukt hier op aarde, "dan hebt u een lichaam dat op u wacht als u deze wereld verlaat." Daar stonden ze op de Berg der Verheerlijking in hun theofanie, want ze waren profeten tot wie het Woord kwam.
90 Laten we nog eens op een profeet letten, Samuël genaamd. Hij was een groot man. Hij had Israël onderwezen en hun gezegd dat ze geen koning behoorden te hebben. Hij zei: "Heb ik u ooit één ding gezegd in de Naam des Heren, dan dat het kwam te geschieden?"
Ze zeiden: "Nee, alles wat u ooit gezegd hebt in de Naam des Heren kwam te geschieden."
Hij was een profeet, en hij stierf.
91 Ongeveer drie of vier jaar later kwam de koning in moeilijkheden; dat was voordat het bloed van Jezus Christus was gestort. Hij was in het paradijs. En een heks uit Endor riep iemand op om Saul te troosten. En toen de heks hem zag opstaan, zei ze: "Ik zie goden uit de aarde opkomen."
92 En nadat die man was gestorven, begraven, en verrot in het graf, stond hij hier in die grot met zijn profetenmantel aan; en hij was nog steeds een profeet, amen, want hij zei: "Waarom hebt gij mij onrustig gemaakt, ziende dat gij een vijand van God geworden zijt?" Let op hoe hij profeteert: "Morgenavond om deze tijd zult gij bij mij zijn." Hij was nog steeds een profeet, hoewel hij niet meer in dit lichaam was.
Kijk, hij kwam hier als een deel van dat Woord, en hij was van dit leven in het vlees teruggegaan in het lichaam dat voor hem was bereid voor de grondlegging der wereld. Hij ging binnen in de theofanie, die het Woord was. Begrijpt u het? Dat is waar alle gelovigen heengaan wanneer we hier vandaan gaan.
93 Dan, in die vorm, is de sluier weggenomen. Ziet u, u bent ook het Woord, wanneer u daar binnengaat. Zoals een kleine baby, zoals ik een poosje geleden zei.
94 Nu, merk op. Dank God voor het openen van deze zegels, is mijn gebed, om deze dingen te weten!
95 Nu komt de ware openbaring van Melchizedek in zicht. Wat? Hij was God, het Woord, voordat Hij vlees werd; God, het Woord. Hij moest dat wel zijn, want niemand anders kon onsterfelijk zijn zoals Hij. Kijk, ik had een vader en een moeder; u had dat ook. Jezus had een vader en moeder. Maar deze Man had noch vader, noch moeder. Jezus had een moment dat Hij begon; deze Man had dat niet. Jezus gaf Zijn leven; deze Man kon dat niet, want Hij was Leven. Het is dezelfde Persoon heel de tijd. Ik hoop dat God u dat openbaart. Het is steeds dezelfde Persoon.
96 Let eens op zijn titel: Koning der gerechtigheid. Nu, Hebreeën 7:2: "Koning der gerechtigheid en Koning des vredes." Hij is twee Koningen. Let op! Hebreeën 7:2: "Koning der gerechtigheid en ook Koning des vredes." Hij is hier twee Koningen. Nadat Hij in het vlees was gekomen en Zijn lichaam daarboven had ontvangen, wordt Hij in Openbaring 21:16 [Openbaring 19:16 – Vert] de Koning der koningen genoemd. Hij is deze alle drie tezamen. Ziet u. Koning God, Koning Theofanie, en Koning Jezus. "Hij is de Koning der koningen."
Alles werkt samen, net als bij ziel, lichaam en geest. Alles komt samen om één te zijn.
97 Hij is ook de Vader, wat het eerste was; Zoon; en Heilige Geest, de Geest. "Koning der gerechtigheid", het Geest-attribuut. Als theofanie was Hij de "Koning des vredes", theofanie. En in het vlees was Hij de "Koning der koningen", dezelfde Persoon.
98 Toen de theofanie... toen Mozes Hem zag, in Exodus 33:2 [Exodus 33:23 – Vert], was Hij een theofanie. Mozes wilde God zien. Hij had Zijn stem gehoord, hoorde hoe Hij tot hem sprak, zag Hem daar in een struik als een grote Vuurkolom. En hij zei: "Wie zijt Gij? Ik wil weten wie Gij zijt." Mozes zei: "Ik doe..." "Laat mij U toch zien, ik zou zo graag Uw aangezicht willen zien."
99 Hij zei: "Geen mens kan Mijn aangezicht zien." Hij zei: "Ik zal Mijn hand over uw ogen leggen en Ik zal voorbij gaan. En u zult Mijn rug kunnen zien, maar niet Mijn aangezicht." Ziet u? En toen Hij voorbij ging, was het de achterzijde van een man, het was een theofanie. Het Woord dat tot Mozes kwam, was de IK BEN; dat was het Woord. Het Woord kwam tot Mozes in de vorm van een Vuurkolom, in een brandende braamstruik, de IK BEN.
100 Zoals het woord van de theologie... van de theofanie, liever. Excuseert u mij. Hij kwam tot Abraham als een Man, onder de eikenboom. Nu, laten we daarnaar kijken. Er kwam een Man naar Abraham, drie van hen, en ze gingen onder een eikenboom zitten, drie van hen. En let op, nadat Hij tot Abraham gesproken had...
101 Waarom kwam Hij? Abraham was degene met de belofte, met de boodschap van de komende zoon, en ook was hij Gods Woord-profeet die Gods Woord vertrouwde. Alles wat ermee in tegenspraak was, beschouwde hij alsof het er niet was. Ziet u hoe perfect het Woord is? Het Woord kwam tot de profeet. Kijk, daar was God in een theofanie. En de Bijbel zegt dat het Woord tot de profeet komt. En hier was het Woord in de vorm van een theofanie.
Nu zegt u: "Was dat God?"
102 Abraham zei dat Hij het was. Hij noemde Hem "Elohim". In Genesis 1 staat: "In den beginne schiep Elohim de hemel en de aarde." In Genesis 18 ontdekken we dat Abraham deze Persoon noemde... Die daar zat en tot hem sprak en hem de geheimen van zijn hart kon vertellen, en wat Sara dacht achter Hem. Abraham zei: "Het is Elohim." Hij was in een theofanie vorm. Begrijpt u het? Bemerk, nadat...
103 Nu ontdekken we, dat Hij toen in de theofanie vorm was. Hij noemde Hem: "Here God, Elohim." Nu, in Genesis 18 vinden we uit dat dit waar is.
104 Let nu op, Abraham... Ze waren met z'n drieën, maar toen Abraham de drie ontmoette, zei hij: "Mijn Here!"
Maar toen Lot, daar in Sodom... Twee van hen gingen daarheen, en Lot zag twee van hen komen, en hij zei: "Mijne heren!" Ziet u wat er aan de hand was? In de eerste plaats was Lot geen profeet, dat is juist, en evenmin was hij de boodschapper van het uur. Hij had helemaal geen openbaring over Hem. Dat is precies juist. Lot kon hen "heren" noemen, al waren ze met z'n twaalven geweest, dan kon hij nog steeds "heren" hebben gezegd.
Maar ongeacht hoeveel Abraham er ook zag, het was nog steeds één Here. Daar is God. Dit was de Melchizedek.
105 Merk op, dat nadat de veldslag voorbij was, deze Melchizedek Zijn overwinnend kind het avondmaal bediende; denk daaraan, een deel van Hemzelf! Nu, we willen hiernaar kijken. In een type komt hier het avondmaal in beeld. Na de strijd gaf Hij hem van Zichzelf, omdat het avondmaal een deel van Christus is. En nadat de strijd voorbij is, nadat u uzelf hebt overwonnen, dan neemt u deel aan Christus en wordt u een deel van Zijn Wezen. Begrijpt u het?
106 Jakob worstelde de hele nacht, en wilde Hem niet loslaten totdat Hij hem gezegend had. Zo is het. Vechten om te leven! En nadat de strijd voorbij is, dan geeft God u van Zichzelf. Dat is Zijn ware avondmaal. Het stukje brood of een ouwel vertegenwoordigen het alleen. U behoorde het niet te nemen tenzij u het hebt uitgevochten en deel van God bent geworden.
107 Bedenk dat in die tijd het avondmaal nog nooit was ingesteld; dat gebeurde pas nadat Jezus Christus was gestorven, honderden en honderden en honderden jaren later.
108 Maar nadat Zijn kind Abraham de overwinning had behaald, ontmoette Melchizedek hem, en gaf hem wijn en brood. Het toonde, dat wij Hem, nadat deze aardse strijd voorbij is, zullen ontmoeten in de hemel en daar het avondmaal opnieuw zullen gebruiken; het zal het bruiloftsmaal zijn. "Ik zal niet meer drinken van de wijnstok, of eten van de vrucht, totdat Ik deze nieuw met u zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders." Is dat juist?
109 Let ook op dit: Melchizedek ging heen om Abraham te ontmoeten voordat hij weer thuis was gekomen. Wat hebben we hier een prachtig type! Melchizedek ontmoet Abraham voordat hij thuiskomt na de strijd.
Wij zullen Jezus ontmoeten in de lucht voordat wij thuiskomen. Zo is het! II Thessalonicensen [1 Thessalonicensen – Vert] vertelt ons dat "wij Hem in de lucht ontmoeten." Een prachtig type hiervan is Rebekka die Izaäk in het veld ontmoet, in de koelte van de dag. "Wij ontmoeten Hem in de lucht." II Thessalonicensen [1 Thessalonicensen – Vert] zegt het: "Want wij die levend overblijven zullen, zullen niet voorkomen hen, die ontslapen zijn. Want de bazuin Gods zal klinken; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan; wij, die levend overgebleven zijn, zullen tezamen met hen opgenomen worden, de Here tegemoet, in de lucht." Volmaakt, al deze typen.
110 Daarom, de theofanie, als u bent gestorven en die theofanie bent ingegaan, wat gebeurt er dan? Dan komt die theofanie naar de aarde om het verloste lichaam op te nemen. En als u Hem van hier tegemoet gaat in de lucht, dan gaat u in dit lichaam de theofanie ontmoeten, dat is het, en wordt opgenomen en gaat de Here tegemoet in de lucht.
111 Wie is deze Melchizedek anders dan God Zelf?
112 Nu, we zien hierin duidelijk het volledige geheim van onze levensreis, en dood, en waar we heengaan nadat we gestorven zijn. Ook is voorbestemming hier nu duidelijk in beeld. Luister nu aandachtig als we dit onderwijzen.
113 De stadia van het eeuwige doel, dat Hij in Zichzelf verborgen had, zijn nu geopenbaard. Let op, er zijn nog steeds drie stadia tot vervolmaking. Op dezelfde wijze als Hij de wereld verlost, verlost Hij Zijn gemeente. Hij verlost de mens in drie fasen. Nu kijk. De eerste is rechtvaardiging, zoals Luther het predikte; de tweede is heiliging, zoals Wesley predikte; en de derde is de doop van de Heilige Geest. Zo is het. Dan komt de opname!
114 Nu, hoe verloste Hij de wereld? Het eerste wat Hij deed toen zij zondigde, was, dat Hij haar afwaste in de waterdoop. Dat is juist. Daarna stortte Hij Zijn bloed op haar, van het kruis, en heiligde Hij haar en noemde haar Zijn eigendom. En wat doet Hij daarna? Zoals Hij heel de wereld uit u los scheurde, en alles vernieuwde door de vurige doop van de Heilige Geest, zo zal Hij ook de wereld vernieuwen. Zij zal worden afgebrand met vuur en elke kiem tot op miljoenen mijlen hoogte zuiveren; alles zal uitgezuiverd worden. Dan zal er een nieuwe hemel en een nieuwe aarde zijn, precies zoals u een nieuw schepsel wordt in Christus Jezus, wanneer de Heilige Geest houvast op u krijgt. Kijk, daar hebt u het. De hele zaak is gewoon zo duidelijk als het maar kan zijn. Alles is in drieën.
115 De natuurlijke geboorte geschiedt in drieën. Wat gebeurt er als eerste met een vrouw die een baby krijgt? Wat breekt er het eerst door? Water. Wat breekt er vervolgens door? Bloed. En wat is dan het volgende in dit proces? Leven. Water, bloed en geest.
Wat gebeurt er bij de plant? Hij verrot. Wat komt er als eerste? De stengel. Wat volgt daarna? De aar. Wat volgt daarna? Het kaf. Daar komt dan de korrel uit. Dat zijn de drie stadia voor het tot de graankorrel komt. Zo is het precies.
116 God betuigt dat. Dat is altijd juist geweest. God bewijst dat het waar is. Het toont duidelijk aan dat wat voorbestemd is, het enige is wat in aanmerking komt voor verlossing. Hebt u het begrepen? Laat mij het opnieuw zeggen. Degene die voorbestemd is, is de enige die in aanmerking komt voor verlossing. Mensen zouden mogen doen alsof, denken dat ze het zijn, maar de werkelijke verlossing is voor diegenen die voorbestemd zijn. Omdat het woord verlossen 'terugbrengen' betekent. Is dat zo? De verlosten zijn zoiets... Iets verlossen is iets 'terugbrengen naar zijn oorspronkelijke plaats'. Halleluja! Dus zijn het alleen de voorbestemden die teruggebracht zullen worden, omdat de anderen daar niet vandaan kwamen. Zie, terugbrengen!
117 Door eeuwig te zijn met Hem vanaf het begin... Het eeuwige leven dat u had, Zijn gedachte van wat u was, Hij wilde slechts dat u... Hij wilde dat ik in de kansel zou staan, zeg maar. Hij wilde dat u vanavond op die stoel zou zitten. Dan dienen wij Zijn eeuwig doel. En degene die zijn huis verliet, komt alleen naar de aarde om Zijn doel te dienen. Is dat waar? Goed. Dan, als dat volbracht is, wordt het in een verheerlijkte toestand teruggebracht; het is gerijpt en wordt weer teruggebracht.
118 Geen wonder dat Paulus kon zeggen, toen ze een hakblok aan het bouwen waren om z'n hoofd af te hakken; hij zei: "Dood, waar is uw prikkel? Hel, waar is uw overwinning? Maar Gode zij dank, Die ons de overwinning geeft!" Hij zei: "Dood, zeg me hoe je mij kunt laten schreeuwen! Graf, zeg me hoe je mij gaat vasthouden! Want ik ben een bezitter van eeuwig leven." Amen! Hij had het herkend. Dood, hel of graf, niets kon hem vasthouden. En niets kan ons deren; wij hebben eeuwig leven! Hij was zich ervan bewust dat hij gezegend was met eeuwig leven.
119 Het is net als met een kleine dauwdruppel. Als ik het goed begrijp, is het... Ik weet niet al te veel over scheikunde, maar het moet iets zijn als het condenseren van vocht en damp. Wanneer de nacht koud en donker wordt, valt hij van de hemel en komt neer op de grond. Hij is ergens vandaan komen vallen. Maar de volgende morgen, voor de zon opkomt, ligt hij daar, die kleine makker. Hij huivert. Maar laat slechts de zon opkomen, kijk dan hoe hij gaat glinsteren. Hij is gelukkig. Waarom? De zon zal hem regelrecht terugroepen naar waar hij vandaan gekomen is.
Zo is het ook met een Christen. Halleluja! Wij weten wanneer wij binnengaan in de tegenwoordigheid van God, iets in ons vertelt ons dat we ergens vandaan gekomen zijn; en we zullen weer teruggaan door die kracht die ons trekt.
120 De kleine dauwdruppel glinstert en glanst en jubelt, omdat hij weet dat hij van boven is gekomen, en die zon zal hem weer terug naar omhoog trekken.
Zo weet ook een mens die een attribuut van God is, die uit God geboren is, halleluja, dat wanneer hij in contact komt met de Zoon van God, hij op een dag zal worden opgetrokken van hier. "En Ik, zo wanneer Ik van de aarde verhoogd zal zijn, zal hen allen tot Mij trekken." Amen!
121 Let nu op, we zien Melchizedek en waarom Maria niet Zijn moeder was. Dat is de reden dat Hij haar vrouw noemde, niet moeder. "Hij had geen vader", want Hij was de Vader, de eeuwige Vader, de drie in de Ene. "Hij had geen moeder", zeker niet. Hij had geen vader, want Hij was de Vader. Zoals de dichter het eens uitdrukte, op grootse wijze Jezus verheerlijkend:
IK BEN het, Die tot Mozes sprak in een brandende braambos,
IK BEN de God van Abraham, de heldere Morgenster.
IK BEN Alfa en Omega, het begin en het einde.
IK BEN de ganse schepping, en Jezus is de Naam. (Dat is juist.)
O, wie zegt gij dat Ik ben? En waar zeggen zij dat Ik vandaan kwam?
Kent gij Mijn Vader, of kent gij Zijn Naam? (Halleluja!)
122 Dat is de Naam van de Vader! Ja. "Ik ben gekomen in de Naam Mijns Vaders, en gij neemt Mij niet aan." Zie? Zeker, Hij is Dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig.
123 En deze Melchizedek werd vlees. Hij openbaarde Zich als Zoon des mensen toen Hij kwam, als een Profeet. Hij kwam in drie Zoons-namen: als Zoon des mensen, de Zoon van God, en de Zoon van David.
124 Toen Hij hier op aarde was, was Hij een Man, om de Schrift te vervullen. Mozes zei:
"Een profeet uit uw midden, gelijk mij, zal de Here uw God u verwekken." Dus moest Hij komen als een Profeet. Hij zei ook nooit: "Ik ben de Zoon van God." Hij zei: "Ik ben de Zoon des mensen. Gelooft gij in de Zoon des mensen?" Omdat Hij daarvan getuigenis moest afleggen, omdat Hij dat was.
Nu is Hij gekomen in een andere Zoons-naam: Zoon van God, de Ongeziene, de Geest.
En als Hij straks weer komt, is Hij de Zoon van David, om op Zijn troon te zitten.
125 Nu, toen Hij hier op aarde vlees werd gemaakt, werd Hij de Zoon des mensen genoemd. Nu, hoe maakte Hij Zich bekend aan de wereld als Zoon des mensen, de Profeet?
126 Eens vertelde ik u een geschiedenis over Petrus en Andreas, zijn broer. Zij waren vissers en hun vader, Jonas, was een echte, getrouwe gelovige. Er wordt verteld, dat hij op een dag op de kant van de boot ging zitten. Hij zei: "Zonen, jullie weten hoe wij altijd gebeden hebben als we vis nodig hadden." Zij waren beroepsvissers. Hij zei: "We vertrouwden God, Jehova, voor ons levensonderhoud. En ik word nu oud, ik kan niet zoveel langer meer bij jullie, jongens, blijven. En ik heb altijd, zoals al de ware gelovigen, uitgezien naar de tijd dat die Messias zou komen. We hebben allerlei valse messiassen gehad, maar op een dag komt er een Werkelijke." En hij zei: "Wanneer deze Messias komt, dan wil ik niet dat jullie, jongens, worden misleid. Deze Messias zal niet gewoon een theoloog zijn. Hij zal een Profeet zijn, want onze profeet Mozes, die wij volgen, heeft het gezegd."
Nu, elke Jood zal zijn profeet geloven. Het is hem geleerd om dat te weten. En als de profeet iets zegt wat geschiedt, dan is dat de waarheid. Maar God had gezegd: "Indien er onder u een geestelijke, of een profeet is, zal Ik, de Here, Mij aan hem bekend maken. En als hetgeen hij zegt, gebeurt, luister naar hem en vrees hem; maar als het niet gebeurt, vrees hem dan geenszins." Zie? Dus dat was de betuiging van de profeet.
127 "Dus Mozes was waarlijk een betuigd profeet, en hij zei: 'De Here uw God zal onder u, uit uw broeders, een Profeet doen opstaan, een Profeet gelijk mij. En al degenen die naar Hem niet horen, zullen uit het volk worden uitgeroeid.'" Hij zei: "Nu, kinderen, bedenk dat wij, als Hebreeën, Gods betuigde profeten geloven."
Nu, luister aandachtig, mis het niet. En hij zei: "Wanneer de Messias komt, zullen jullie Hem herkennen, want Hij zal een Profeet-Messias zijn. Ze zeggen dat het al vierhonderd jaar geleden is; we hebben al sinds Maleáchi geen profeet meer gehad, maar toch zal Hij komen!"
128 Een paar jaar na zijn dood slenterde zijn zoon Andreas op een dag langs de oever, en hij hoorde een wildeman uit de woestijn zeggen: "Deze Messias staat nú onder u!" Het was die grote arend die was opgestegen boven de woestijn en daar overheen vloog en zei: "De Messias staat op dit moment onder u. Wij kennen Hem nog niet, maar Hij staat reeds onder u. Ik zal Hem kennen, omdat ik een teken zal zien komen uit de hemel."
Op een dag zei hij: "Zie daar is het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt!"
Weg ging de... ging deze man om z'n broer te vinden. Hij zei: "Simon, ik wil dat je meekomt; we hebben de Messias gevonden!"
"O, kom nou, Andreas, je weet wel beter dan dat!"
"O, ik weet het, maar deze Man is anders."
"Waar is Hij? Waar komt hij vandaan?"
"Jezus van Nazareth."
"Die kleine, boze stad? Wel, Hij zal toch niet uit zo'n boze, vuile stad zoals dat kunnen komen?"
"Kom gewoon mee en zie."
129 Tenslotte overtuigde hij hem om op een dag mee te komen. Daar kwam hij dus voor het aangezicht van deze Messias, bij Jezus, Die daar stond te spreken tot het volk. Toen hij vlak bij Hem was, zei Jezus: "Uw naam is Simon en u bent de zoon van Jonas." Dat deed het! Hij kreeg de sleutels tot het Koninkrijk. Waarom? Hij wist dat die Man hem niet kende. En hoe kende Hij hem, en die godvrezende, oude vader, die hem geleerd had hoe de Messias te geloven?
130 Er stond daar een man die Filippus heette. O, hij werd werkelijk opgewonden. Hij kende nog iemand met wie hij samen de Bijbel had bestudeerd. Daar ging hij al om de heuvel heen, en hij vond hem daar in zijn olijvenhof. Hij lag op z'n knieën te bidden. Ze hadden samen al heel wat Bijbelstudies gedaan; daarom ging hij naar hem toe. En hij zei, nadat hij gebeden had: "Kom, zie Wie wij hebben gevonden, Jezus van Nazareth, de Zoon van Jozef. Hij is de Messias naar Wie we uitzien."
Nu kan ik Nathanaël horen zeggen: "Nou, Filippus, ben je niet een beetje over je toeren?"
131 "O nee. Nee. Ik zal je eens wat zeggen. Weet je, we hebben samen de Bijbel bestudeerd, en wat zei de profeet dat de Messias zou zijn?"
"Hij zou een Profeet zijn."
"Herinner jij je die oude visser waar je vis van kocht en die niet genoeg onderwijs had gehad om zijn naam te schrijven, Simon genaamd?"
"Jawel. Uh-huh."
132 "Die kwam bij Hem, en weet je wat er gebeurde? Deze Jezus van Nazareth vertelde hem dat zijn naam Simon was en veranderde zijn naam in Petrus, wat 'kleine steen' betekent, en zei hem wie zijn vader was."
"Wel," zei hij, "ik weet het niet; zou er iets goeds uit Nazareth kunnen komen?"
133 Hij zei: "Laten we er niet over praten; kom gewoon mee en zie." Dat is een goed idee: "Kom en zie."
Dus daar komt Filippus aan met Nathanaël. En toen zij kwamen aanlopen, stond Jezus vermoedelijk te spreken; waarschijnlijk bad Hij voor de zieken in de gebedsrij. En toen hij vlakbij was gekomen waar Jezus was, wendde Jezus Zich om, keek hem aan en zei: "Zie, waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is."
134 Nu zegt u: "Wel, het was de wijze waarop hij gekleed was." O nee! Alle oosterlingen kleden zich hetzelfde. Hij had best een Syriër kunnen zijn, of wat anders ook; baard, gewaad.
135 Hij zei: "Zie, een Israëliet in wie geen bedrog is." Met andere woorden: een eerlijk, oprecht man.
Nu, dat deed Nathanaël een toontje lager zingen. En hij zei: "Rabbi," wat leraar betekent, "Rabbi, vanwaar kent Gij mij? Hoe wist Gij dat ik een Jood was? Hoe wist u dat ik eerlijk was, zonder bedrog?"
136 Hij zei: "Eer Filippus u riep, zag Ik u onder de boom." Uh! Twintig kilometer verder; de dag daarvoor nog aan de andere kant van het land.
Wat zei hij? "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God! Gij zijt de Koning van Israël!"
137 Maar daar stonden die priesters, zichzelf zo noemend, onbuigzame karakters, die zeiden: "Deze Man is Beëlzebul, een waarzegger."
Jezus zei: "Ik zal u dat vergeven."
138 Nu, bedenk, dat ze dat niet hardop zeiden, maar het alleen dachten in hun hart. "En Hij bemerkte hun gedachten." Dat is waar. Dat is wat de Bijbel zegt. Noem het telepathie als u wilt, maar Hij bemerkte hun gedachten.
139 En Hij zei: "Ik vergeef u dat. Maar op een dag zal de Heilige Geest komen en ditzelfde doen", nadat Hij is weggegaan. "Lastert u daartegen, het zal u nooit vergeven worden, noch in deze wereld, noch in de toekomende." Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, dat waren Joden.
Toen moest Hij op een dag naar Samaria gaan. Maar voor we dat doen, vonden we de vrouw, of de...
140 De man, nadat Hij door de poort genaamd "De Schone" was gegaan, waar hij werd genezen. En Jezus kende zijn toestand en zei: "Neem uw bed op en ga naar huis." En hij deed het en werd gezond.
Dan zien we dat sommige Joden Hem ontvingen. Sommigen geloofden het, anderen niet. Waarom geloofden ze het niet? Zij waren niet bestemd ten leven. Zij waren geen deel van dat attribuut.
141 Nu, herinner u, dat ze priesters en grote mannen waren. En Jezus... Denk aan die theologen en priesters, mannen op wier leven je niets kon aanmerken. Jezus zei: "Gij zijt uit uw vader de duivel, en zijn werken doet gij." Hij zei: "Als u uit God zou zijn, zou u Mij geloven. Als u niet in Mij kunt geloven, geloof dan de werken die Ik doe; zij getuigen van Mij Wie Ik ben."
142 Nu, de Bijbel zei dat "Jezus Dezelfde is, gisteren, heden en in eeuwigheid." Jezus zei: "De werken die Ik doe, zal degene die in Mij gelooft ook doen." Is dat zo? Merk op dat dit nu de werkelijke Melchizedek was.
143 Nu, let op het volgende. Er waren slechts drie mensenrassen.
U hebt mij horen zeggen dat ik voor afscheiding ben. Dat is zo. Alle Christenen zijn voor afscheiding; niet voor afscheiding van huidskleur, maar afscheiding van de geest. De huidskleur van een mens heeft niets met hem te maken. Door wedergeboorte is hij een kind van God. Maar een Christen... God zei: "Zondert Mij af!" "Gaat weg uit hun midden", enzovoort. Hij is een afscheider van vuilheid; tussen goed en kwaad.
144 Maar bemerk dat zij toen ook een afscheiding hadden, een rassenscheiding, namelijk met de Samaritanen.
En er zijn – als we de Bijbel geloven – slechts drie mensenrassen op de aarde; dat zijn de afstammelingen van Sem, Cham en Jafeth. Dat zijn de drie zonen van Noach. Daar stammen wij allen van af. Dat is zo. Dat maakt ons allen, als we teruggaan tot Adam, broeders. De Bijbel zei: "Hij heeft uit één bloede het ganse geslacht der mensen gemaakt." Wij zijn allemaal broeders door de bloedstroom. Het bloed van een kleurling kan een blanke als bloedtransfusie worden gegeven, of omgekeerd. Een blanke kan een Japanner, de gele mens, of de Indiaan, de rode mens, of een Jafethiet, of wie dan ook, een bloedtransfusie geven, omdat we allen van hetzelfde bloed zijn. Onze huidskleur, of waar we wonen, heeft er niets mee te maken.
Maar we hebben ons afgescheiden als we uit de wereld zijn gekomen, zoals Hij Israël uit Egypte leidde. Dat is het geval als we ons afscheiden van de dingen van de wereld.
145 Nu, zij waren de afstammelingen van Cham, Sem en Jafeth. En als we tijd hadden om de afstamming na te gaan, zou u kunnen zien waar de Angelsaksen vandaan komen. Nu, dat waren de Joden... De Samaritanen, die half Jood en half heiden waren, hadden zich met de heidenen vermengd onder invloed van Bileam, en Moab. Zij waren Samaritanen. En er waren Joden en heidenen.
Nu, wij Angelsaksen hadden daar niets mee te maken; wij geloofden in geen enkele Messias of wat dan ook. We zagen daar niet naar uit. Wij werden nadien binnengebracht.
Jezus kwam tot de Zijnen, en de Zijnen ontvingen Hem niet. En Hij zei tot Zijn discipelen: "Wijkt niet af op een weg naar de heidenen, begeeft u liever tot de verloren schapen van het huis Israëls." En Hij ging alleen naar de verloren schapen van Israël. En let op, Hij manifesteerde Zich voor de Joden als de Zoon des mensen, maar ze wezen het af.
Nu, de Samaritanen, die half Jood en half heiden waren, zij geloofden ook, en zagen uit naar een Messias.
Wij niet, wij waren heidenen met een knots op onze rug, aanbaden afgoden; de heidenen.
146 Maar op een dag – Johannes 4 – werd Hij gedrongen langs Samaria te gaan, op weg naar Jericho. Hij was in de buurt van Samaria gekomen. En toen Hij daarheen ging, zette Hij Zich neer bij de bron buiten de stad, die Sichar heette. En de bron, als u daar ooit bent geweest, het is een klein panorama dat wel wat lijkt op dit hier. En er is daar een openbare bron waar ze allemaal water komen halen. De vrouwen komen er 's morgen hun kruiken water halen, zetten er één op hun hoofd en één op iedere heup en lopen ermee, zo rechtop als het maar kan, zonder één druppel te morsen, al pratend met elkaar. Zo deden ze het; de mensen kwamen daar naartoe.
147 Het was ongeveer elf uur 's morgens. Hij stuurde Zijn discipelen de stad in om wat levensmiddelen, wat voedsel, te kopen. En terwijl zij weg waren...
148 Er was een vrouw van slechte zeden. Wij zouden haar vandaag een vrouw uit de rosse buurt noemen, een prostituee; ze had teveel mannen. Dus terwijl Jezus daar zat, kwam deze vrouw daar om ongeveer 11 uur. Kijk, zij kon niet komen met de maagden, als zij 's morgens hun waswater kwamen halen; zij moest wachten tot ze allen... Zij vermengden zich niet zoals ze tegenwoordig doen. Zij was gebrandmerkt. Dus toen kwam zij om wat water te halen. Ze nam de oude zwengel, deed de haken aan de kruik en begon hem neer te laten.
Ze hoorde Iemand zeggen: "Vrouw, geef Mij te drinken." Nu, bedenk, dit is Melchizedek. Dit is Jezus, gisteren, de Zoon des mensen.
149 En ze keek om en zag een Jood. Daarom antwoordde ze: "Meneer, het is niet betamelijk voor een Jood om een Samaritaanse iets te vragen. Ik ben een vrouw van Samaria, dus wat U hebt gezegd, is misplaatst. U behoorde mij zoiets niet te hebben gevraagd; we hebben niets met elkaar te maken."
150 Hij antwoordde: "Maar als u wist Wie tot u sprak, zou u Mij om drinken vragen."
Ze zei: "Hoe gaat U het putten? De put is diep, en U hebt niets om mee te putten."
151 Hij zei: "Het water dat Ik geef, is water des levens, springende tot in het eeuwige leven."
Hij sprak tot haar totdat Hij ontdekte wat haar toestand was. En dan is... Let op wat Hij nu tot haar zegt: "Ga heen, roep uw man en kom hier."
En ze zei: "Ik heb geen man."
152 Hij zei: "U hebt de waarheid gezegd, want u hebt er vijf gehad, en degene met wie u nu leeft, is de uwe niet; hierin hebt u de waarheid gesproken."
Let op het verschil tussen die vrouw en dat stel priesters. Zij wist meer over God dan dat hele stel priesters bij elkaar.
153 Ze zei: "Here, ik zie, dat Gij een Profeet zijt! We hebben er vierhonderd jaar geen gehad. Nu, we weten dat de Messias komt. En wanneer de Messias komt, is dat wat Hij zal doen!" Dat was het teken van de Messias, want Hij was de Zoon des mensen. Ze zei: "Dat is wat Hij zal doen wanneer Hij komt; U moet Zijn Profeet zijn."
154 Hij zei: "Ik ben het." Niemand anders kon dat zeggen.
155 Ze liet die waterkruik vallen en rende de stad in, roepend: "Kom, zie een Man, Die mij gezegd heeft alles wat ik gedaan heb. Is Deze niet de Messias?"
Vergeet nu niet dat Hij beloofde datzelfde te doen aan het einde van het heidense ras.
De Joden hadden vierduizend jaar gehad om uit te zien naar die Messias: vierduizend jaar van onderwijzing dat Hij komende was, en wat Hij zou doen wanneer Hij daar kwam, en ze misten het om Hem te zien, of, ze faalden om het te herkennen. En toen Hij Zich op dezelfde Bijbelse wijze bekendmaakte als Hij had gezegd dat Hij zou doen, toen Hij, na een theofanie te zijn geweest, vlees werd en onder hen woonde, toen faalden zij om het te zien en noemden Zijn werken de werken van de duivel.
156 Nu, wij hebben tweeduizend jaar van onderwijzing gehad na de apostelen, komend via de Rooms-katholieke kerk. Wij zijn gekomen via de Rooms-katholieke, de Griekse, enzovoort, dan via het tijdperk van Luther en dat van Wesley en wat nog meer: negenhonderd verschillende organisaties. Ze werden al deze eeuwen onderwezen.
Nu beloofde Hij, dat juist voordat de eindtijd er zou zijn, het beeld van Sodom en Gomorra er opnieuw zou zijn: "Gelijk het geschiedde in de dagen van Sodom, alzo zal het ook zijn wanneer de eindtijd komt, wanneer de Zoon des mensen Zich opnieuw zal openbaren." [Leeg gedeelte op de band – Vert]
"Nog een kleine tijd en de wereld zal Mij niet meer zien; maar gij zult Mij zien; want Ik," dat is een persoonlijk voornaamwoord, "Ik zal met u zijn, zelfs in u, tot de voleinding, het einde der wereld. Ik zal met u zijn." Hij is Dezelfde gisteren, heden en in eeuwigheid. Ziet u?
157 U hebt uit mijn prediking van gisteravond gezien dat de Samaritaan in werkelijkheid Hagar was, zie, een type van afvalligheid. De Jood was Sara, of van de lijn van Sara. Maar de heiden is het type van Maria, het koninklijke zaad, Abrahams koninklijke zaad.
158 Nu wordt ons beloofd dat in deze laatste dagen deze zelfde God, deze zelfde Christus, terug zou komen om Zichzelf hier te openbaren als Zoon des mensen.
Waarom? Omdat Hij Dezelfde is, gisteren, heden en voor immer. En als Hij die Joden dat voorhield en hun dat Messiaanse teken gaf, en dan aan het einde van de onderwijzing van de heidenen komt en hen gewoon op theologie laat binnengaan, dan zou Hij onrechtvaardig zijn. Hij moet hetzelfde doen, omdat de Bijbel in Hebreeën 13:8 zei, dat "Hij Dezelfde is."
En Hij beloofde in Maleáchi 4, en in al de verschillende Schriftgedeelten, dat de gemeente in de laatste dagen in de toestand zou zijn zoals zij vandaag is, en hoe de wereld zou zijn.
159 Kijk naar de wereld vandaag. Kijk naar de Sodomitische toestand. Kijk naar de aardbevingen op diverse plaatsen en de dingen die plaatsvinden. Kijk naar de Babylonische verwarring waarin de gemeente zich bevindt. Kijk naar de boodschapper die tot haar werd gezonden, een Oral Roberts en een Billy Graham.
G-r-a-h-a-m, de eerste keer dat we ooit een boodschapper hadden voor alle kerken, wiens naam ooit eindigde op h-a-m, zoals die van Abraham. A-b-r-a-h-a-m is zeven letters, en G-r-a-h-a-m is zes letters. Waar gaat hij heen? Naar de wereld. Zes is het getal van de mens. De mens werd op de zesde dag geschapen. Maar zeven is Gods getal.
160 Nu, kijk naar hen daar in Sodom. Daar zijn hun boodschappers die tot hen spreken.
Maar waar is dan dat koninklijke Zaad van Abraham? Waar is hun teken waarvan Hij sprak? "Zoals het geschiedde in de dagen van Sodom", toen God neerkwam en werd gemanifesteerd in menselijk vlees en vertelde wat Sara, in de tent achter Hem, diep in haar hart dacht. Dat was het laatste teken voordat die heidenwereld werd vernietigd door vuur. En de gemeente heeft haar laatste teken ontvangen voordat de hele wereld vernietigd zal worden en dit heidense koninkrijk door het vuur en de wraak van God vernietigd zal worden. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
161 Die Melchizedek was vlees, stelde Zich voor in een menselijk lichaam; en later werd Hij vlees gemaakt. En nu vanavond is Hij Dezelfde, gisteren, heden en in eeuwigheid. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
162 Wie is dan deze Melchizedek, Die Dezelfde is, gisteren, vandaag... "Die nooit een vader had, nooit een moeder had; Hij had nooit een begin van dagen, Hij had nooit een einde des levens." En wat voor soort teken toonde Hij toen Hij Abraham ontmoette? Toen Hij later vlees werd gemaakt, zei Hij dat het zich vlak voor de eindtijd zou herhalen. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Ik geloof het. ["Amen."]
Laten we bidden.
163 Dierbare God, ik geloof de Schriften, waarin U hebt gezegd dat U Dezelfde bent, gisteren, heden en in eeuwigheid. En oprecht zijnde in mijn hart, Here, weet ik dat er iets op het punt staat te gebeuren. Ik kan het niet nauwkeurig vaststellen; ik ben bang om iets te zeggen, Here. Gij kent het hart van Uw dienstknecht.
164 En hoe vaak hebben mensen door de tijden heen, als U dingen zond, gefaald het te begrijpen. De mens prijst God voortdurend voor wat Hij deed; en zegt welke grote dingen Hij nog zal gaan doen, maar ontkent wat Hij nu doet. Zo is het door de tijden heen geweest. Waarom bleef de Rooms-katholieke kerk in gebreke Patricius te zien als Gods profeet? Waarom doodden zij Jeanne d'Arc terwijl ze een profetes was, en verbrandden ze haar als een heks? Vader, zo is het altijd gegaan. U verbergt het voor de ogen van de wijzen en verstandigen. Geen wonder dat U tot die priesters zei: "U versiert de graven der profeten, en u bent het die ze er in hebben gedaan." Nadat ze zijn heengegaan, zien ze hun fout. Ze vervolgen U altijd, Here, in welke vorm U ook komt.
165 Ik bid vanavond, God, doe het nog eenmaal. Morgen moeten we volgens het reisschema naar Tucson gaan, en dan naar andere delen van de wereld, naar andere steden waar we moeten prediken. Maar, dierbare God, misschien zijn hier vanavond vreemdelingen, die nooit hebben... Zij hebben woorden horen prediken, maar het nog nooit gemanifesteerd gezien.
Zoals ik U in het begin al vroeg; toen die discipelen, Kleopas en zijn vriend, van Emmaüs kwamen en over de weg liepen, en U kwam uit het struikgewas en begon met hen te spreken, na de opstanding, en predikte tot hen. Wel, Hij zei: "O, onverstandigen en tragen van hart, wist u niet dat de Christus dit moest lijden om in Zijn heerlijkheid in te gaan?" Maar nog steeds herkenden zij het niet. De hele dag lang wandelden zij met U en nog herkenden zij U niet. Maar op een avond...
Maar toen het avond werd, drongen ze er op aan dat U zou binnenkomen. Toen ze de kleine herberg binnen waren gegaan en de deuren hadden gesloten, toen deed U iets op precies dezelfde wijze als dat U het vóór Uw kruisiging deed, en toen herkenden zij dat het de verrezen Christus was. Een paar ogenblikken later was U achter de sluier en verdwenen. Snel renden ze naar de discipelen en vertelden: "De Here is waarlijk opgestaan!"
166 Vader God, ik geloof dat U nog steeds leeft. Ik weet het. U hebt het ons reeds zovele keren bewezen. Zou U het gewoon nog eens voor ons willen doen, Here? Als wij genade hebben gevonden in Uw ogen, laat het dan nog een keer gebeuren. Ik ben Uw dienstknecht; dezen hier zijn Uw dienstknechten. Here, alles wat ik heb gezegd zou niet opwegen tegen... Slechts één woord van U zou meer betekenen dan ik in al deze vijf avonden, of vijf boodschappen, heb gezegd. Het zou meer zijn, gewoon één woord van U. Wilt U niet spreken, Here, opdat de mensen zouden mogen weten dat ik hen de waarheid heb verteld? Sta het toe, God. Ik vraag het in Jezus' Naam, om dit nog deze ene keer te doen. Amen.
167 Nu, ik ken u niet. Ik ken sommige mensen. Ik ken deze jongen die hier zit. Ik ken Bill Dauch die daar zit. Ik wil tot... Hier is broeder Blair, Rodney Cox. Het is daar moeilijk te zien.
Aan deze kant kan ik op dit moment eigenlijk niemand ontdekken die ik ken.
168 Nu, hoe velen hier binnen weten dat ik een vreemde voor u ben? Steek uw hand op, allen die weten dat ik niets over u weet, steek uw hand op, aan weerszijden.
Met hoe velen hier binnen is iets niet in orde, of iets waarvan u weet dat ik er niets van afweet? Zou u uw hand willen opsteken?
Nu, het zou volkomen, absoluut totaal onmogelijk voor mij zijn om iets over u te weten, tenzij dat het tot mij kwam door de een of andere openbaring van de Geest.
En ik heb u al deze avonden en ook vanavond verteld, dat Hij niet dood is; Hij is hier, en beloofde hetzelfde te doen. En beloofde dat er in de laatste dagen een tijd zou komen, overeenkomstig Maleáchi 4 en overeenkomstig Lukas, dat Hij opnieuw in menselijke vorm zou verschijnen onder Zijn volk, en dezelfde dingen zou doen en dezelfde dingen zou openbaren, hetzelfde Messiaanse teken. Hoe velen weten dat? U, Bijbellezers, die weten dat dit waar is, zeg: "Amen." [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] U moet allemaal Bijbellezers zijn...
169 Nu, ik weet dat het vreemd lijkt voor de mensen van vandaag, maar toch is het de waarheid. Dat is de reden waarom zij Jezus van Nazareth niet herkenden. Zij kenden de geloofsbelijdenissen van hun kerk, maar Hém kenden ze niet. Toch kwam Hij precies op de wijze dat de Bijbel het zei; niet als theoloog, niet als priester; Hij kwam als een Profeet, en de Zijnen ontvingen Hem niet.
170 Nu, als God Zijn Woord houdt en het gebeurt dat het op iemand neerkomt die ik ken, dan zal ik iemand anders nemen. Zie, ik wil iemand die ik niet ken. En ik wil dat u bidt.
171 Nu, kijk, er was eens een kleine vrouw die een zwakte had. Ze had haar geld besteed aan de doktoren, maar die konden haar niet helpen. En ze zei in haar hart: "Als ik het kleed van die Man kan aanraken, zal ik gezond worden." Herinnert u zich die geschiedenis? Alhoewel ze allemaal probeerden om haar uit de buurt te houden, drong ze zich er doorheen tot ze Zijn kleed aanraakte; ging terug en ging zitten.
172 Nu, luister aandachtig. En toen Hij dat had gedaan... Toen zij dat had gedaan, keerde Jezus Zich om en zei: "Wie raakte Mij aan?"
173 Wel, Petrus, de apostel, berispte Hem. Hij heeft misschien zoiets gezegd als: "Here, zeg zoiets toch niet. De mensen zullen geloven dat er iets fout met U is. Want sinds U hun vroeg om Uw vlees te eten en Uw bloed te drinken, denken ze al dat er iets fout is. En U zegt: 'Wie raakte Mij aan?' Wel, de hele menigte raakt U aan."
174 Hij zei: "Ja, maar Ik merk dat er kracht van Mij is uitgegaan." Dat was een ander soort aanraking. Nu, iedereen weet dat kracht 'sterkte' betekent. "Ik werd zwak en er ging kracht van Mij uit."
En Hij keek rond onder de toehoorders, totdat Hij de kleine vrouw ontdekte en haar vertelde over haar bloedvloeiing. En zij voelde in haar lichaam dat die bloedvloeiing was gestopt. Is dat waar? En Hij zei: "Uw geloof heeft u behouden."
Nu, het Griekse woord daar is sozo, wat absoluut 'gered' betekent, lichamelijk of geestelijk; net eender. Hij redde. Hij is uw Redder.
175 Nu, als Hij dat gisteren was, en de wijze waarop Hij handelde – om te bewijzen dat Hij onder de mensen was – de beloofde Messias, en als dat de wijze is waarop Hij Zich toen identificeerde, en het beloofd is in de Bijbel dat Hij nu hetzelfde zou doen; zou Hij dan niet... zou Hij dan vandaag niet hetzelfde moeten doen?
176 U zegt: "Sprak Hij dan over het genezen van de zieken?" Ja!
In Hebreeën, het Bijbelgedeelte waaruit ik zojuist voorlas, staat dat "Jezus Christus nu onze Hogepriester is, Die kan mee voelen met onze zwakheden." Hoe velen weten dat dit waar is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] De Bijbel zegt dat "Hij nu de Hogepriester is, Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden." Dan, als Hij dezelfde Hogepriester is als Die Hij toen was, hoe zou Hij dan nu handelen? Hij zou op dezelfde wijze moeten handelen als toen, als Hij dezelfde Hogepriester is. Nu, u mag...
Ik ben uw hogepriester niet. U zou mij mogen aanraken, maar dat zou hetzelfde zijn als dat u uw man, uw broeder, of wat anders aanraakte, een mens.
177 Maar laat uw geloof Hém eens aanraken, en zie dan wat er gebeurt. Nu, als ik Gods dienstknecht ben, en u de waarheid heb verteld, dan zal God betuigen dat het de waarheid is. En dat zou bewijzen dat Jezus Christus vanavond leeft en hier staat. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
Nu, heb geloof. Eén kant van de zaal tegelijk; één kant. En u daar, heb geloof. Ik blijf hier maar liever bij de microfoon, omdat ze me anders niet kunnen horen.
178 Laat iemand gewoon opzien naar God en zeggen: "God, die man kent mij niet. Hij weet niets over mij. Ik ben een volkomen vreemde voor hem. Maar laat mijn geloof U aanraken, Here. U weet wat er met mij aan de hand is, Here. U weet alles over mij. U weet wie ik ben, net zoals U wist wie Petrus was, net zoals U Nathanaël kende, zoals U wist wat er fout was bij de vrouw met de bloedvloeiing. En deze man vertelt mij dat U Dezelfde bent gisteren, heden en in eeuwigheid. Here, laat mijn geloof U dan aanraken." En als Hij dat zal doen en onfeilbaar zal bewijzen dat Hij hier is, hoe velen van u zullen Hem dan geloven met hun gehele hart; als Hij het aan tenminste één, twee, of drie mensen zal doen, als een getuigenis? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] God zegene u.
179 Nu, Vader God, dit ligt totaal buiten het bereik van welk mens dan ook; het moet een bovennatuurlijk fenomeen zijn. Dus bid ik dat U mij nu zult helpen, Here; ik ben in Uw handen. Doe met mij zoals het U goeddunkt. In Jezus' Naam. Amen.
180 Nu, wees niet nerveus. Zeg gewoon nederig, eerbiedig: "Here, ik zal U dienen. En als dat de waarheid is, als ik Uw kleed zou kunnen aanraken, antwoord dan door die man. Dat zal aan mij bewijzen dat wat hij heeft gezegd de waarheid is." Is dat goed?
181 Hoe velen hebben ooit de foto van dat Licht gezien? Hij is over het hele land, overal. De wetenschap heeft hem genomen en overal onderzocht. Hij is hier nu; Dezelfde Die sprak over Huwelijk en echtscheiding. Dezelfde Die ginds op de berg was en de heuvels daar deed schudden, Dezelfde Die hier beneden bij de rivier was in 1933, Dezelfde, gisteren, heden en in eeuwigheid. Hij is Dezelfde.
182 Nu, daar zit een vrouw, en zij bemerkt op dit moment dat er iets is gebeurd. Dat Licht hangt precies boven haar. Zij zit hier, met een groene sweater aan of zoiets. Ik ken de vrouw niet. Ik veronderstel dat we vreemden voor elkaar zijn? Dat is zo. Gelooft u dat God... U hebt iets van node, en gelooft u dat God mij kan openbaren wat uw probleem is? Als Hij het doet, dan weet u dat het door een bovennatuurlijke kracht zal moeten zijn, want ik ken u niet. Het zal moeten komen door het bovennatuurlijke.
Nu hang het er van af wat u denkt dat het is. U kunt de kant van de priesters kiezen en het de duivel noemen, of u kunt de kant van de gelovige kiezen en het God noemen. Van welke zijde u gelooft dat het komt, van die kant zal ook uw beloning komen.
183 Als God mij uw moeite zal openbaren, wilt u Hem dan aanvaarden als de verzoening voor uw probleem? Ik weet niet wat het probleem is, maar ik weet, en u weet, dat er iets gaande is.
184 Nu, laat me u vertellen hoe u zich voelt, dan weet u het; u ervaart een heel warm, lieflijk en aangenaam gevoel. Ik kijk er regelrecht naar. Het is dat Licht, dat amberkleurige Licht hangt bij de vrouw.
En de dame lijdt aan een kwaal in haar maag. Het is een soort gezwel of zoiets, in haar maag. Ze komt hier niet vandaan. [De zuster zegt: "Juist." – Vert] Nee. U woont hier ver vandaan, is het niet? Dat is zo. U komt uit Wisconsin. Is dat zo? Zeker. Nu, u bent genezen. Uw geloof heeft u gezond gemaakt.
185 Nu, zeg mij Wie de vrouw heeft aangeraakt? Ik sta zo'n twintig meter bij haar vandaan. Zij raakte Jezus Christus aan, de Hogepriester. Gelooft u dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
186 Ik kijk nu naar een vrouw met wie ik heb gesproken. Deze vrouw, ik kijk nu recht naar haar, omdat zij zo hart bidt voor een man. Ze zei mij dat zij een man had... Ze heeft me er niets over verteld.
Maar haar naam is mevrouw Waldrop. Ze komt uit Phoenix. Zij werd opgewekt uit de dood en haar dokter kwam met de röntgenfoto's, en die toonden aan dat ze kanker had in het hart. Zij stierf in de gebedsrij. Hoe lang is dat geleden, mevrouw Waldrop? Achttien jaar geleden, en daar zit ze vanavond als een levend getuigenis. Haar dokter kwam naar de samenkomst, bracht de... Zei: "Hoe kan die vrouw leven?" Maar daar zit ze en er is geen spoor meer van te bekennen.
187 Ze heeft iemand meegebracht en ze bidt voor hem. Wel, hij is stervende aan suikerziekte. Nu, dat wist ik. Maar omdat u bidt... u weet dat ik niet weet wie hij is, mevrouw Waldrop.
188 Hij komt uit Missouri en zijn naam is meneer Cooper. Dat klopt. Nu, geloof, u kunt genezen naar huis gaan en gezond zijn, meneer. Het is aan u, als u het zult geloven.
189 Er zit hier een vrouw en ze lijdt aan een astmatische aandoening met complicaties. Ze komt niet hier vandaan. Ze zit daarginds tussen de mensen, precies daar. Ik hoop toch dat ze krijgt... Ze komt hier niet vandaan, ze komt uit Georgia. Mevrouw McKenny, gelooft u met heel uw hart en gelooft u dat God u zal genezen? Ga staan, als u een vreemde voor mij bent, en als dit de waarheid is. Jezus Christus geneest u. Gelooft u?
[Broeder Branham keert zijn rug naar de samenkomst – Vert]
190 Nu achter mij; er zit een man achter mij. Hij raakt God aan. En wat hij verlangt is dit: hij heeft een baby die een hartkwaal heeft. En die baby heeft een ruis in zijn hartje, zei de dokter. En de naam van die man is meneer Cox. Ga staan meneer Cox! "En Hij vertelde Sara wat zij dacht, achter Hem."
[Broeder Branham blijft met z'n rug naar het gehoor staan – Vert]
191 Precies aan de andere kant van het pad, alleen een beetje meer naar achteren, zit een man die niet van hier komt, maar uit Nieuw Mexico. Ik heb hem nooit in mijn leven gezien. Ik kijk nu recht naar hem, en hij zit achter mij. Hij komt uit Nieuw Mexico. En de man heeft een dochtertje waarin hij geïnteresseerd is, er is iets verkeerd met de mond van het meisje. Het is een... Het verhemelte in haar mond is niet in orde. De naam van de man is meneer West. Zou u willen gaan staan, meneer? Ik ben een volkomen vreemde voor hem, maar de Here God zal zijn kind genezen.
192 Gelooft u nu met uw gehele hart? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoe velen van u geloven nu met heel uw hart? ["Amen."] Nu, is Jezus Christus niet Dezelfde, gisteren, heden en in eeuwigheid? ["Amen."] Aanvaardt u Hem nu als Uw Redder? Steek uw hand op. ["Amen."] Gelooft u in Hem als uw Geneesheer? ["Amen."]
193 Hier ligt iemand op een veldbed die gebrekkig is of zoiets. Kunt u mij horen door deze microfoon? [Broeder Branham loopt met de microfoon naar de kant van het podium en spreekt tot de vrouw op het veldbed – Vert] Ik ken u niet; u bent gewoon een vrouw die daar ligt. Als ik u zou kunnen genezen, dan zou ik het doen. Ik kan u niet genezen. [Een man begint te huilen – Vert] Goed. Het is een man die zich alleen maar verheugt. Zijn kind werd genezen.
Ik ken u niet. U bent een vrouw, ik ben een man. Dit is de eerste keer in ons leven dat we elkaar ontmoeten, veronderstel ik. Deze mensen...?... die u hierheen brachten. Eerlijk gezegd is dit de eerste keer dat u hier bent; ze hebben u gewoon naar binnen gebracht. U komt van ver. U bent ten dode overschaduwd. U hebt kanker, u bent niet kreupel, het is kanker. De artsen kunnen niets meer voor u doen. Het is waar. En u zult zeker sterven; die dokteren kunnen niets meer voor u doen.
194 Er zaten eens drie melaatsen bij de poort van Samaria. En die melaatsen zeiden: "Waarom blijven wij hier totdat wij sterven?" Vanwege al de ziekten, mensen verhongerden, en ze aten elkaars kinderen. Ze zeiden: "Als we nu naar het kamp van de vijand gaan, de Syriërs... al doden ze ons, we zullen hoe dan ook toch moeten sterven. En als ze ons sparen, zullen we leven." En zij waagden die kans. En, door dat geloof, redden ze niet alleen zichzelf, maar de hele groep.
195 Nu, u zult gaan sterven als u daar blijft liggen. Maar u wordt niet gevraagd om naar het kamp te gaan zoals zij, maar u wordt uitgenodigd naar het huis des Vaders...?...
196 U bent stervend aan kanker en u kunt niet leven buiten God. U komt niet uit deze stad. U komt niet uit deze omgeving; u komt van ver. U komt uit Milwaukee. Dat is waar. Juist. Ik zag de stad. Ik weet het. Dat is juist.
Gelooft u? Wilt u God nu aanvaarden als uw Heelmeester? Als u het wilt, ongeacht hoe zwak u bent, hoe u ook aan bed gekluisterd bent, ik geloof, in uw geval, dat ik zou opstaan in de Naam van Jezus Christus en dat veldbed nemen en naar huis gaan en leven tot eer van God. Wilt u mij gehoorzamen als Gods profeet? Sta dan op en ga, en wees genezen. Wees gezond! Wees niet bevreesd, sta op van het veldbed; God zal u gezond maken. Zie?
197 Laat iemand haar vasthouden, zodat ze kan opstaan en kracht ontvangen. Gelooft u God? Laat haar een beetje kracht krijgen; ze zal in orde zijn. Dat is het, zuster. Daar is ze, in de Naam van de Here Jezus! [De samenkomst verheugt zich, terwijl de zuster nu staat – Vert]
Laten we allen gaan staan en God prijzen. Hij is Dezelfde, gisteren, heden en in eeuwigheid! [De samenkomst verheugt zich enorm en is God aan het prijzen – Vert]
Ga, en de Here Jezus Christus zegene u. [De samenkomst gaat door met zich enorm te verheugen en God te prijzen – Vert]