Zijn Woord bewijzend
Door William Marrion Branham1 Laten we onze hoofden buigen voor een ogenblik. Dierbare Hemelse Vader, wij zijn dankbaar dat wij vanavond hier zijn. Wij zijn dankbaar dat wij weten dat Uw tegenwoordigheid hier bij ons is. Wij bidden nu dat U aan ieder van ons wilt toedienen wat we nodig hebben. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen. (U mag gaan zitten.)
2 Het doet me goed dat deze microfoons werken. Het speet mij zo dat de boodschap die ik zo graag tot u wilde brengen, gisteren zo verstoord werd.
3 En ik wilde er zeker van zijn dat u het zou zien. Het is het anker dat we hebben. Wij zijn niet verankerd door een kerk. Wij zijn in Christus verankerd, ziet u. Hij is die ene Weg. Hij is de enige veiligheidsplaats, de enige plaats waar God ooit Zijn Naam in plaatste. En God zei dat Hij de mensen zou ontmoeten in de plaats waarin Hij verkoos Zijn Naam te plaatsen; niet in iedere poort, maar in de poort die Hij verkoos. En in die plaats zou Hij de mensen ontmoeten en daar alleen. En wij ontdekken dat God Zijn Naam nergens anders in plaatste dan in Zijn Zoon Jezus Christus, omdat de zoon altijd de naam van de vader draagt.
4 Nu zegt u: "Wel, hoe pas je dat vandaag toe? Iedereen zegt: 'Ik ben in Jezus.'"
5 Hij is het Woord. Want: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Het Woord werd vlees gemaakt en woonde onder ons." Ook staat er geschreven in Openbaring het negentiende hoofdstuk, als wij Hem zien komen, de bruid en Bruidegom, Zijn kleed gedrenkt in bloed: "Zijn Naam werd genoemd, 'Het Woord van God'." Hij is het Woord van God.
6 Dat betekent dat Hij de levendmakende kracht is. Hij is dat, de Heilige Geest, de dynamiek die in de mechaniek komt, de woorden, die het levend maakt. En alles moet samenwerken, anders werkt het niet. Het heeft de hele Bijbel nodig, de hele Christus, het volle Evangelie.
7 Ik zou dit willen zeggen tot dit panel dat ik gisteravond op de televisie heb gezien – ik wist dat het zou worden uitgezonden en ik keek ernaar. Ik wil deze broeders, degenen die in het panel zaten, een compliment geven voor de meesterlijke wijze waarop zij vragen beantwoordden! En ik ben behoorlijk kritisch, dat weet u wel, maar daar viel niets te bekritiseren. Het was absoluut zuiver en ik kon er voor honderd procent mee instemmen. [De samenkomst applaudisseert – Vert] Dank u. Amen. Die antwoorden waren raak. Ik waardeerde dat beslist. Ik wilde alleen dat ik een film had om het thuis in mijn gemeente te laten zien. Het was echt fijn.
8 Ik ben zo dankbaar om te weten dat God, behalve in onze eigen Pinkstergroep, gehandeld heeft met anderen die daar buiten zijn en deze mannen oppakt, deze zaden van God, die daar al die jaren buiten hebben gelegen, wachtend op het Licht dat op hen moest schijnen.
9 Het is tevens een waarschuwing voor ons, vrienden, om te bedenken dat Jezus zei: "Toen deze slapende maagd begon binnen te komen om olie te kopen, toen was dat het moment dat de Bruidegom kwam." Dus we kunnen daaraan zien, als we de Episcopalen, Presbyterianen, Methodisten, Baptisten en Lutheranen zien binnenkomen om de olie te krijgen, dat dat het uur was waarop de Bruidegom kwam. Laten we dat in gedachten houden.
10 Het kwam nog nooit voor dat Billy, mijn zoon, iets dergelijks tegen mij heeft gezegd als een paar ogenblikken geleden. Hij zei: "Pappa, ik zeg u niet wat u moet doen. Ik wil op geen enkele manier druk op u uitoefenen, maar pappa, wat u ook doet, besteed al uw tijd aan die zieke mensen." Hij zei: "Ik heb nog nooit zoveel zieke mensen gezien!"
Hij zei: "Ik deelde in een paar ogenblikken tweehonderd kaarten uit." Hij zei: "Er zijn zoveel zieke mensen!" Het gebeurt maar zelden dat hij dat tegen mij zegt.
11 Dan kom ik vanavond hierheen met een paar kleine notities opgeschreven en enkele opmerkingen betreffende het komende oordeel, in de wetenschap dat wij hier vanavond zitten met de wraak van God die vlak onder ons schokt en spoedig de aarde omhoog zal drukken. Wetende dat de wraak van God afwacht; op hetzelfde moment dat het wordt gezegd, zal het voor miljoenen voorbij zijn. Ik weet het in mijn hart en weet dat het zo zal zijn! Dan zien wij zoveel zieken die zich verdringen en trekken.
12 Ik dacht: "Vanavond zijn de meesten van hen Christenen." En laat mij hierover dit tot u zeggen, kinderen van God. Wat u ook doet, laat al het andere varen. Dient u God, dag en nacht, met geheel uw hart. Je kunt voelen dat er iets verkeerd is. Je kunt het zeggen als je door de straten loopt, je kunt het, waar je ook gaat. Je weet het als je geestelijk bent; en ik weet dat u het bent.
13 Ik sprak met een man, broeder Stromei. Ik weet niet of Tony hier is of niet. Hij was... [Een broeder zegt een naam – Vert] Tony Salameh, Salameh? Nee. Ik heb de verkeerde Tony. [Een broeder zegt iets – Vert] Nee, dat is de verkeerde Tony. Deze is de Tony van Tucson. Wat is zijn naam? [Iemand anders zegt: "Stromei."] Stromei! Ik weet dat het Salameh, Stromei of iets dergelijks is. Ik wist het.
14 Onlangs kwam er een man zijn winkel binnen, heel treffend, hij zei iets wat een herinnering bij mij omhoog bracht aan toen ik laatst in India was.
15 Waar de Here ons, geloof ik, de grootste menigte heeft gegeven die we ooit in één keer hebben gehad, in Bombay. We konden nergens meer plaatsen vinden om ze te bergen, tienduizenden en duizenden mensen.
16 Vlak voordat wij daar aankwamen was er een vertaalde krant. Wel, India is een tweetalig land en het was een Engelse krant. Er stond: "Wel, de aardbevingen moeten voorbij zijn, de vogels vliegen weer terug naar hun eigen nest."
17 Enkele dagen voordat de aardbeving kwam, die de muren en dergelijke zou laten instorten – de vogeltjes zoeken een schuilplaats tussen de stenen en bouwen er hun nest, en in de namiddag, of op het midden van de dag als de zon erg heet is, staan alle dieren vlak bij deze stenen muren voor schaduw. En gedurende twee dagen verbleven de vogels in de bomen, ze wilden niet naar hun nest komen; en twee dagen lang wilden de dieren, de schapen en het vee 's middags niet dichterbij komen, of bij deze muren rondhangen. Ze bleven buiten op het veld en leunden tegen elkaar voor schaduw.
18 Toen kwam er plotseling een aardbeving, die de muren schudde en de gebouwen deed instorten. Kijk, als deze vogeltjes daarin waren geweest, zouden ze zijn omgekomen. Als het vee daaronder had gestaan en de schapen, zouden ze zijn omgekomen. God waarschuwt de natuur!
19 Een paar dagen geleden stond ik in de winkel van broeder Tony naar een man te luisteren, die zei... Toen deze aardbeving in Alaska plaats vond, was hij aan het vissen bij wat wij noemen Stony Point, in Mexico. Hij zei: "De vogels zochten niet naar voedsel en de vissen zochten niet naar voedsel. Er was iets verkeerd. En plotseling brak de aardbeving los."
20 En onlangs toen die andere in India, of waar het ook was, plaats vond, was hij weer aan het vissen, zei hij. En hij dacht: "Wel, wat vreemd. Deze vissen zoeken naar voedsel rond deze tijd. Nergens is ook maar een beweging in het water. Het water is net zo kalm, de volmaakte tijd voor de vissen om te eten, maar ze aten niet. En al de vogels die daar gewoonlijk zijn, de meeuwen, die daar vissen en zo oppikken, liepen over de oever heen en weet, kropen bij elkaar. Binnen een paar ogenblikken begon het zeemos op die manier van de bodem omhoog te komen; aan de andere kant van de aarde had een aardbeving plaatsgevonden." Ziet u, die vissen wisten dat er iets fout was, iets stond op het punt te gebeuren. Deze vogels wisten hetzelfde.
21 Zeker, als God aan een vis en een vogel onderscheiding geeft, hoeveel temeer zal Hij het aan Zijn kinderen geven! Wij weten dat wij in de eindtijd zijn en het oordeel is wachtende, laten we daarom echt eerbiedig zijn. Vlucht naar God met geheel uw hart! "O, Kapernaüm, gij die tot in de hemelen zijt verhoogd, tot in de hel zult gij worden nedergeworpen", en vandaag ligt zij onder de waterspiegel. Denk daaraan en bid.
22 Nu, vanavond wil ik hier in de Schrift een gedeelte lezen, slechts voor een paar ogenblikken. We zullen voor de zieken gaan bidden. Billy zei dat hij een flink aantal gebedskaarten had uitgedeeld. En hij deelde er gisteren een paar uit en ik kwam gisteravond aan geen enkele toe. En ik vroeg mij af, toen de Heilige Geest kwam... Je kunt het niet laten werken. Het is net als een kleine hefboom, je trekt jezelf in een bepaalde versnelling. U bent degene die de Heilige Geest in werking zet, ik ben het niet. U doet dat zelf. Dus ik merkte gisteravond op, zelfs tijdens de onderscheiding, dat het niet echt bij de mensen aansloeg. Zij schenen er niet op in te gaan. Ik ontdekte hier uiteindelijk dat het er min of meer op lijkt, zoals ik al zei, dat het opleggen van handen bij de zieken meer bekend is.
23 We zouden moeten beseffen wat in ons werd gegeven, die kracht die in u is, wij die in Jezus Christus geloven en zijn geboren uit Zijn Geest en vervuld zijn met die levendmakende kracht. Door handen op de anderen te leggen zoals de discipelen deden, en gedurende de tijd heeft het absoluut de zieken genezen, de doden opgewekt. Het toonde visioenen, profetieën. En precies dezelfde Geest die onder de vroegere apostelen leefde, leeft in de huidige gemeente, precies dezelfde dingen doende. Als wij dat maar snel konden herkennen! Ziet u, het doet er niet toe hoeveel het werkzaam is, u moet dat herkennen en dat geloven. Het zal totaal geen goed doen totdat u het gelooft. Maar op het moment dat u het gelooft, zijn uw problemen beëindigd! Dat is waar.
24 Laten we nu in de Schrift opslaan. Ik zat daar een paar ogenblikken geleden en noteerde nog een paar Schriftgedeelten, om mijn tekst voor vanavond te veranderen. En ik wil iets uit het Woord van God lezen, uit het boek Lucas, het achtste hoofdstuk, te beginnen met het veertigste vers. Luister nu, ik ga een heel stuk voorlezen.
Toen Jezus terugkeerde, wachtte de schare Hem op, want zij zagen allen naar Hem uit.
25 Zou dat geen fijne houding zijn voor het gezelschap vanavond?
En zie, er kwam een man, genaamd Jaïrus, en deze was een overste der synagoge. En hij viel neder aan de voeten van Jezus en smeekte Hem naar zijn huis te komen,
omdat zijn enige dochter, die ongeveer twaalf jaar oud was, op sterven lag. Terwijl Hij erheen ging, drongen de scharen op Hem aan.
En een vrouw, die sinds twaalf jaren aan bloedvloeiing leed, welke al haar leeftocht aan medicijnmeesters had ten koste gelegd en door niemand kon genezen worden,
kwam van achteren tot Hem en raakte de kwast van Zijn kleed aan, en terstond hield haar vloeiing op.
En Jezus zeide: Wie is het, die Mij heeft aangeraakt? En terwijl allen het ontkenden, zeide Petrus: Meester, de scharen drukken en verdringen U, en zegt Gij: Wie is het, die Mij aangeraakt heeft?
Maar Jezus zeide: Iemand heeft Mij aangeraakt, want Ik heb kracht van Mij voelen uitgaan.
Toen de vrouw zag, dat zij niet onopgemerkt bleef, kwam zij bevende nader, viel voor Hem neer en verhaalde Hem, voor al het volk, om welke reden zij Hem aangeraakt had en dat zij terstond beter was geworden.
En Hij zeide tot haar: Dochter, wees welgemoed, uw geloof heeft u behouden; ga heen in vrede.
Terwijl Hij nog sprak, kwam er iemand van de overste der synagoge met de boodschap: Uw dochter is gestorven, val de Meester niet meer lastig!
Maar Jezus hoorde het en antwoordde hem: Wees niet bevreesd, geloof alleen, en zij zal behouden worden.
Toen Hij aan het huis gekomen was, stond Hij niemand toe met Hem naar binnen te gaan dan Petrus, Johannes en Jacobus en de vader van het kind en de moeder.
Allen nu weenden en weeklaagden over haar. Doch Hij sprak: Weent niet; zij is niet gestorven, maar zij slaapt.
En zij lachten Hem uit, omdat zij wisten, dat zij gestorven was.
Maar als Hij ze allen uitgedreven had, greep Hij haar hand en riep, zeggende: Kind, sta op!
En haar geest keerde terug en zij stond dadelijk op en Hij beval, dat men haar te eten zou geven.
En haar ouders stonden versteld, maar Hij verbood hun tot iemand te spreken over hetgeen geschied was.
26 Laten we bidden. Dierbare Hemelse Vader, als we dit Woord lezen, weten we dat dit waar is. Dit is gebeurd. Dit is niet het een of ander mythisch verhaal dat we misschien in een of andere krant lezen of in een roman, maar dit komt uit het Boek waarvan wij weten dat het het Woord van God is. Wij geloven dat het gebeurde. Wij geloven dat deze Jezus die deze opmerkelijke zaak deed – twee voorbeelden hier, van de vrouw met de bloedvloeiing en het dode kind – wij geloven dat Hij Gods Zoon is, dat God Hem van de dood opwekte en Hem vanavond aan ons heeft voorgesteld in de persoon van de Heilige Geest.
27 Wij geloven dat Hij hier vanavond bij ons is. En als wij geloven dat Hij dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer, dan zullen Zijn ontfermingen zich naar de mensen uitstrekken. Als de mensen zich uitstrekken naar Hem, zullen dezelfde resultaten die het in die dag bracht, in deze dag worden voortgebracht. Sta het opnieuw toe, Vader, opdat wij een frisse zalving mogen ontvangen. Zoals broeder Shakarian pas geleden zo oprecht vroeg, en het gehoor vroeg om te geloven, zo vragen wij het opnieuw in de Naam van Jezus Christus. Amen.
28 Ik wil slechts gedurende een paar ogenblikken spreken en dat zullen inderdaad slechts een paar ogenblikken zijn, omdat ik deze mensen met de gebedskaarten hier naar boven wil laten komen om voor ze te bidden. We zullen al het andere overslaan en alleen voor de zieken bidden. Maar voordat we voor de zieken bidden, moeten we er voor zorgen dat de mensen met die instelling komen. Het is altijd de houding die de resultaten brengt. Het is de houding die u aanneemt tegenover God.
29 Hier is een vrouw die Zijn kleed aanraakte, zij werd genezen van een bloedvloeiing. Een soldaat spoog in Zijn gezicht en zette een doornenkroon op Zijn hoofd en voelde geen kracht.
30 Het is uw benadering. De houding is het wat het bepaalt. En dat is het vanavond, dierbare vrienden, het is de houding die het bepaalt. Wij zijn, en geloven dat we het zijn, in de tegenwoordigheid van Jezus Christus; maar het is uw houding die de resultaten brengt. De mechaniek is hier evenals de dynamiek. Als u maar kunt starten zal God de rest doen.
31 Nu, het onderwerp waar ik gedurende een paar ogenblikken over wil spreken is: Zijn Woord bewijzend. Nu, dat is een geweldige zaak, om daar aan te denken: Zijn Woord bewijzend.
32 God is vanavond net zo goed in staat om Zijn Woord te bewijzen als Hij ooit is geweest om het te bewijzen. De Bijbel zei ook: "Onderzoek alle dingen. Houd vast aan wat goed is."
33 U hebt ongetwijfeld het oude spreekwoord gehoord: "Bewijs het, dan geloof ik het." Maar dat gaat niet op. Vele malen heb ik vele dingen bewezen gezien, die zelfs wetenschappelijk waren bewezen en toch geloofden de mensen het helemaal niet.
34 Ik sprak hier niet zo lang geleden met een man. We spraken over goddelijke genezing. Hij zei: "Ik zou het niet geloven. Het maakt me niet uit wat er zou gebeuren, hoeveel bewijs u ervan kunt leveren, ik geloof het toch niet." Wel, zeker, ongeacht wat u ook voor die man zou doen, hij is verloren. Hij kan niet geloven. Er is niets in hem om te geloven.
35 Ik had ongeveer een week geleden een kleine ervaring hier – zoals u allen weet, jaag ik. Toen ik terugkwam van mijn samenkomst ging ik op leeuwenjacht [De poema wordt in Amerika ook leeuw genoemd, bergleeuw – Vert], nadat ik naar Arizona ben verhuisd en dat is goed; ik houd ervan om op groot wild te jagen en ik houd ervan om de natuur in te trekken en er naar te kijken.
36 Nu, ik ben geen doder. Ik jaag slechts. Dus ik houd er niet van om wild te verdelgen, ik geloof niet dat dat goed is. Ik geloof dat het net zo zondig is om wild te schieten dat je niet gaat gebruiken en voor een doel gaat gebruiken, als dat het zou zijn als je wat anders ook zou doodschieten. Ik geloof dat het verkeerd is. We behoorden dat niet te doen. God heeft het ons tot voedsel gegeven en voor doeleinden en we behoorden het niet uit te roeien. Natuurlijk is het in orde om te nemen wat de wet zegt dat u kunt nemen. Verspil het echter niet.
37 En ik was daar, het seizoen is voor al het andere gesloten. Leeuwen doden een heleboel vee. En ik ken heel wat boeren in het land. Iedere keer als zij een dood dier hebben, wel, dan bellen ze mij op; als een leeuw tussen de schapen komt. Een zekere vriend van mij verloor onlangs in één nacht ongeveer vijfendertighonderd dollar, doordat één leeuw de lammeren afslachtte. Hij drong binnen en natuurlijk moet de rest van de leeuwen voor zijn zonden gaan betalen. Zodoende kreeg ik de leeuw te pakken en het was een grote, sterke leeuw, twee meter zeventig lang, en hij woog om en nabij tweehonderd kilo, dus het was een behoorlijk grote leeuw.
38 Toen ging ik van het land Arizona naar Utah om te jagen. En mij werd verteld dat daar mensen woonden, dat daar een man was met wie ik zou gaan jagen, een trapper [pelsjager – Vert] van de regering: "En, alstublieft, zeg helemaal niets over godsdienst in zijn buurt." Hij zei: "Hij was echt een ruwe kerel."
39 En ik zei, wel, ik vertelde tegen de man met wie ik meeging: "Ik zal er niet over praten."
40 Hij zei: "Zeg niet het woord, 'prediker'. Als u dat doet, zult u nooit aan jagen toekomen. Hij zou u niet meenemen." Hij zei: "Ik heb drie dagen met hem gejaagd en sliep elke nacht bij hem, at elke dag met hem en hij zei zelfs nooit: 'Goeie morgen, hoe gaat het? Wil je iets eten? Was de borden.' Niets!" Hij zei: "Zegt u er dus liever niets over."
41 Ik zei: "Ik zal geen woord zeggen." Maar ik vertelde hem niet dat ik niet zou bidden, maar ik bleef hem maar vertellen dat ik... en ik zou bidden.
42 Dus toen we daar aankwamen – de man had een erg hard karakter en ik dacht niet dat hij iets geloofde. Hij had pas een paar avonden daarvoor een baby verloren, een doodgeboren baby. Dus we gingen jagen. En de tweede dag had de man waarmee ik jaagde hem gezegd, dat ik overal in het land mocht jagen. Dus toen de andere jager, die bij mij was, was weggegaan, waren we ver weg bovenin de pieken; waar we juist een leeuw hadden opgejaagd totdat we hem in de rotsen hadden gedreven en hij was er vandoor gegaan. Dus we zaten daar op de hond te wachten tot die terugkwam. En deze man zei tegen mij: "De andere jager, uw vriend, zei tegen mij dat u overal mag jagen. Hebt u zoveel geld?" Hij zei: "Ik vermoed dat dat mijn zaken niet zijn."
43 Ik zei: "Nee, het is niet vanwege zoveel geld." Ik zei: "Ik word gesponsord."
44 Hij zei: "O, ik begrijp het." Hij zei: "Wel, ik vermoed dat dit ook mijn zaken niet zijn, maar hoort u bij een firma die u sponsort?"
45 Hij zat het regelrecht uit mij te trekken. Ik beloofde dat ik het niet zou doen, zie. Dus ik zei, ja, ik zei: "Zeker niet. Ik ben een prediker, een zendeling."
Hij zei: "Een wàt?"
46 Ik zei: "Zendeling." En hij stond daar gedurende enige ogenblikken naar mij te kijken.
47 Ik zei: "Hebt u enige hoop voor leven in het hiernamaals? Wat is uw hoop?"
Hij zei: "Ik ben een Jack Mormoon."
En ik zei: "Een wàt?"
Hij zei: "Een Jack Mormoon."
Ik zei: "Welke soort is dat?"
48 Hij zei: "Het soort dat vloekt en koffie drinkt en sigaretten rookt."
Ik zei: "Wel, een eerlijke belijdenis is goed voor de ziel."
49 Toen zei hij: "Ik wil u iets vragen." Hij zei: "Mij werd verteld dat de Mormonenkerk de enige waarachtige kerk is die er bestaat." Hij zei: "Gelooft u dat?"
50 Ik zei: "Als het op een kerk aankomt, denk ik dat die evengoed is als elke andere. Ik weet slechts één Waarheid en dat is Jezus Christus." Ik zei: "Ik weet dat Hij waarachtig is."
51 "Wel," zei hij, "ik heb onlangs 's avonds een baby gekregen; doodgeboren." Hij zei: "Mij werd verteld dat bij deze baby, omdat hij dood geboren was, God de adem des levens er nooit in had geblazen en dat ik hem nooit terug zal zien." Hij zei: "Hoe denkt u daarover?"
52 "Wel," zei ik, "als een Jack Mormoon zult u dat niet; dat zult u zeker niet. Eén ding is zeker, u zult hem niet zien zolang u Jack Mormoon blijft." En hij zei... Wel, hij had mij uitgedaagd, dus ik daagde hem ook een beetje uit, ziet u. We hadden tijd om uit te dagen. Dus hij zei... ik zei: "Wat is er aan de hand?"
Hij zei: "O, ik weet het niet." En hij zei: "Wel, hoe denkt u erover?"
Ik zei: "Ik ken veel fijne..."
53 Ik wist niet dat hij een Mormoon was. Ik was erg... Ik weet dat het daar in Utah zo zou kunnen zijn, want daar rondom Salt Lake City zijn de meeste mensen Mormonen. Dit was echter Salt Lake City niet. Dus ik dacht: "Wel, ik heb enkele fijne Mormonen vrienden gehad, ze zijn in de gebedsrijen geweest, fijne mensen."
54 Ik zei: "Ik heb enkele bijzonder fijne mensen ontmoet die Mormonen zijn. Ik ken hun leer daarover niet en ik wil niets zeggen in tegenspraak met hun leer, want dat is wat u bent en dat respecteer ik zeer." Ik zei: "Wel, en gelooft u dat?"
Hij zei: "Jazeker, dat doe ik. Maar ik leef er niet naar."
55 Ik zei: "Wel, ik geloof dat de Bijbel leert dat God die baby miljoenen jaren geleden kende, voor de grondlegging der wereld."
Ik zei: "God zei tegen Jeremia: 'Voordat u ontvangen was in de schoot van uw moeder, voordat u was voortgekomen uit haar binnenste, kende Ik u, heiligde Ik u en stelde Ik u aan tot een profeet aan de naties.'" Ik zei: "Dat is hoeveel Hij erover weet, zie."
Hij zei: "Wel, ik dank u."
56 Hij begon de heuvel af te lopen. En toen hij deze andere man ontmoette zei hij: "Waarom hebt u me niet verteld dat deze kerel een prediker was?" Dus we... Hij sprak een poosje met hem en begon hem over de samenkomsten te vertellen.
57 Nu, Mormonen geloven in profetie. Ik weet niet of er enige hier zijn, maar zij geloven in profetie. Misschien praat ik nu mijn mond voorbij, maar ik... Ja. Ja. Maar toch, zij geloven dat.
58 Toen hij bij me terugkwam zei hij: "Ik heb begrepen dat u een profeet bent."
59 Ik zei: "Nee meneer." Ik zei: "Ik... De Here heeft mij enige dingen laten zien die zullen gebeuren."
60 Meteen daarna ging hij weg, zei: "Laten we instappen." En hij stapte in z'n auto en ging naar de... Daar was een stadje waarin hij woonde. Binnen een paar ogenblikken was hij er vandoor. We waren bezig de honden in gereedheid te brengen om direct na de lunch weer op jacht te gaan. En terwijl we dat deden, reed hij in een auto weg.
61 Na een paar ogenblikken kwam er een fijn uitziende jongeman terug, ongeveer zeventien jaar, een echt heilig uitziende christelijke jongeman. Hij zei: "Dit is mijn broer. Hij is geen Jack Mormoon. Hij is een echte Mormoon."
Ik zei: "Hoe maak je het, zoon?"
62 En hij zei: "Ik heb begrepen dat mijn broer mij vertelde dat u een profeet bent."
63 Ik zei: "Helemaal niet. Het is niet zo dat ik een profeet ben." Ik zei: "De Here heeft me dingen laten zien die zullen gebeuren."
64 Hij zei: "Ik heb op dit moment een injectie in mijn arm, ik behoorde op de operatietafel te liggen." Hij zei: "Maar mijn broer vertelde mij dit. En toen zei ik: 'Als dat zo is, heb ik geen operatie nodig.'" Hij keek me recht in mijn ogen, een eerlijke, waarachtige, oprechte blik en zei: "Legt u mij de handen op. Als deze dingen zo zijn, zal ik geen operatie nodig hebben." Hij ging gezond naar huis.
65 Deze broeder, een Christen vriend van mij, die met mij jaagde, kwam uit Phoenix. Hij zei tegen mij... Sommigen van deze jongens zitten nu hier. Ik weet van een dat hij hier aanwezig is. We gingen naar huis. Hij zei: "Broeder Branham, als de Here u een visioen zou laten zien en u aan deze Mormonen zou laten vertellen wat er zal gaan gebeuren, dan zal dat het doen, want zij zien ernaar uit."
66 Dus ik bad en ik bad. En ik kwam de volgende maandag aan van mijn terugreis. 's Zondags, ongeveer tien uur, stond ik in de kamer na de dienst die morgen en ik keek naar buiten.
67 En ik zag zaklantaarns opflitsen, of een bepaald licht flitsen. En ik zag een leeuw die in een boom zat en hij was te klein voor mij om hem te schieten. Ik wilde het niet. En er was iemand anders die hem schoot; toen ze dat deden, schoten ze met een te groot geweer. Het blies de leeuw uit elkaar. Ik hield niet van de manier waarop het werd gedaan.
68 Toen ik naar Phoenix reed, vertelde ik dat aan broeder Dawson en broeder Mosley. Ik weet dat hij hier is. Ik zag hem gisteren hier ergens. Hij ging met mij mee; hij en z'n vrouw. Ik zei: "Let u op en kijk, dat is ZO SPREEKT DE HERE. Het zal op die manier gebeuren."
69 We wachtten er vier of vijf avonden of dagen op, terwijl we jaagden. Het gebeurt maar zelden dat je 's nachts een leeuw in een boom jaagt. Toen liet toevallig deze jager, deze Mormonen jongen, toen we thuiskwamen, de honden los. Toen kwam de leeuw op het spoor, of liever gezegd, de hond kwam de leeuw op het spoor en joeg hem in een boom. En om tien uur 's avonds kwamen ze ons uit bed halen. We gingen naar buiten en daar zat diezelfde leeuw in de boom. De zaklantaarns flitsten, broeder Mosley schoot hem met een ongeveer vierenveertig kaliber; het leek erop of de leeuw doormidden werd geblazen. En daar was het, precies op de manier waarop het was gezegd.
70 De volgende dag ontmoette ik de hoofdjachtopziener van de staat, nog een Mormoon. Nam deze jongens bij elkaar en leidde hen terug naar huis, naar Christus.
71 Ik vertel u, Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. God bewijst dat Zijn Woord dat is.
72 U hebt mensen horen zeggen: "Zien is geloven." Dat klopt niet helemaal. Veel mensen zien en ze geloven nog steeds niet.
73 Waarom herkenden de mensen in de dagen dat Jezus op aarde was niet dat Hij dat Woord van God was dat werd gemanifesteerd? Waarom beseften de mensen niet dat Mozes had gezegd: "De Here uw God zal een profeet verwekken zoals ik?" En Hij vervulde ieder Woord dat in de Bijbel gesproken is aangaande wat Hij zou doen, maar zij geloofden het niet.
74 Maar God heeft in ieder tijdperk bewezen dat Zijn Woord waar is. Hij bewijst Zijn Woord altijd. Dan zeggen ze soms: "Zien is geloven." Dat is niet zo. Maar wij weten dat God in ieder tijdperk gewoon doorgaat met Zijn Woord te bewijzen.
75 We weten dat Hij het aan Adam en Eva bewees, toen Hij zei: "De dag dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven." We moeten dat toegeven, dat dat waar is. We geloven dat, want Hij heeft het aan ons bewezen en we weten dat het de waarheid is.
76 We zullen nu enige plaatsen nemen waar God Zijn Woord bewees. Laten we bijvoorbeeld de tijd van Noach nemen. God sprak een boodschap tot Noach die beslist onwetenschappelijk en ongelooflijk was. Niemand zou dat hebben kunnen geloven. Het had nog nooit op aarde geregend. Onwetenschappelijk!
77 Misschien waren zij wel een groter wetenschappelijk tijdperk dan wat wij nu zijn, want in die dagen bouwden zij piramiden en sfinxen, enzovoort, die wij nu niet kunnen bouwen. Zij waren bekend met een kracht, een soort mechanische kracht, misschien atoomkracht of zoiets, waardoor zij deze grote rotsblokken konden optillen; wat wij vandaag niet kunnen. Maar zij deden geweldige wetenschappelijke dingen. Ze hadden iets waarmee ze een lichaam konden balsemen zodat het er honderden jaren natuurlijk uitzag. Die kundigheid hebben wij verloren.
78 Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn bij de komst van de Zoon des mensen." En wij weten dat we op het punt staan een ander geweldig wetenschappelijk tijdperk binnen te gaan.
79 Nu, de boodschap die Noach had, was heel erg in tegenspraak met wat men in die dag in de kerk geloofde, en het was ook heel erg in tegenspraak met het wetenschappelijk onderzoek. Maar God bewees dat Zijn Woord de waarheid was. God bewees dat wat die profeet zei de waarheid was.
80 We zullen er nog een nemen, voor slechts een ogenblik. Abraham was nog een profeet des Heren tot wie het Woord kwam. Hij vertelde hem, toen hij vijfenzeventig jaar en Sara vijfenzestig jaar oud was, dat hij een kind zou krijgen bij Sara. Nu dat was nogal een schok voor een ongelovige. Kunt u zich vandaag zoiets voorstellen, zelfs tegenwoordig, dat zoiets zou gebeuren, met al onze wetenschappelijke prestaties en al deze reageerbuis-baby's waar ze over spreken, enzovoort? Deze oude vrouw, nu vijfenzestig jaar en een oude man van vijfenzeventig jaar, toch kwam het Woord des Heren tot Abraham en vertelde hem dat dit zou plaats vinden. En Abraham geloofde God. En ongeacht hoeveel God sprak en hoezeer dit waar was, Abraham moest geloven wat God zei om het te doen plaats vinden. Kijk nu eens hoe deze man werd getest op zijn getuigenis dat hij geloofde.
81 Diezelfde man die die belijdenis deed dat hij God geloofde, hij is een persoon zoals u bent die hier vanavond zit. Wij geloven nog steeds in God. We moeten geloven dat Zijn Woord de waarheid is. En Hij zal het bewijzen, dat het de waarheid is, als wij het slechts geloven.
82 Kijk nu naar de belemmering die Abraham had. Ten eerste zijn leeftijd, vijfenzeventig jaar en Sara was vijfenzestig. Zij was ver voorbij de verandering des levens, de menopauze. Ongetwijfeld was het vele jaren daarvoor reeds opgehouden. Hij had met haar geleefd als zijn vrouw. Zij was zijn halfzuster, waarschijnlijk had hij haar genomen toen ze nog slechts een tienermeisje was en was met haar getrouwd. En hij had geen kinderen. Ze was absoluut onvruchtbaar. Nu ontdekken we dat hij zich om deze reden moest afscheiden van alle mensen die het niet geloofden, om het te doen plaats vinden.
83 Ik bedoel niet te zeggen dat u zich van mensen moet afscheiden. Maar u moet uzelf afscheiden van al het ongelovig geklets en daarbij vandaan blijven. Als mensen zeggen: "Ach, die dingen gebeuren niet! Dat zijn een stel krankzinnigen! Het bestaat niet dat zoiets gebeurt", sluit dan gewoon uw oren en loop weg. Besteed er totaal geen aandacht aan.
84 De Bijbel zei: "Abraham twijfelde niet aan de belofte van God door ongeloof; maar was sterk, God dankzeggende." Zijn naam werd veranderd van Abram in Abraham; de naamsverandering maakte zijn naam "vader van volkeren". Kunt u zich een man voorstellen die met zijn vrouw leeft als zijn lieveling, met wie hij nu gedurende al die jaren had geleefd, en nu was hij ongeveer op tachtigjarige en zijn vrouw op zeventigjarige leeftijd, en die toch geen enkel kind of enige hoop op een kind had; toch claimde hij dat hij een "vader van volkeren" was. Kunt u zich de kritiek voorstellen van zijn bekenden die langs kwamen, die zouden zeggen: "Vader van volkeren, hoeveel kinderen heb je nu op dit moment?" En al de kritiek die hij moest doorstaan!
85 Maar Abraham twijfelde in het geheel niet aan iets door ongeloof. Hij geloofde dat God in staat was om datgene te volvoeren wat Hij had beloofd; dat God Zijn Woord zou bewijzen, ongeacht hoe lang het duurde. Maar in plaats van iedere keer zwakker te worden, zoals wij geneigd zijn te doen, werd hij de hele tijd sterker. "Als het vandaag niet gebeurt, zal het morgen een groter wonder zijn, want ze is een dag ouder." Dat was God, dat was God in Abraham, want hij wist dat God door Zijn hele Woord bewees dat het zo is.
86 Als Zijn kinderen slechts Zijn Woord willen nemen, zodat Hij het door u kan bewijzen! Dat is de enige manier waarop Hij Zijn Woord kan bewijzen.
87 Hij bewijst het niet aan ongelovigen. Zij kunnen niets bewezen worden. Zij zijn ongelovigen. Maar het is niet voor ongelovigen. Het is niet voor ongelovigen.
88 Het is voor hem die gelooft. En als Hij iemand kan vinden die zijn Woord zal geloven, dan zal Hij Zijn Woord door u bewijzen. Soms overkomen ziekte en dergelijke ons op die manier, zodat God Zichzelf kan bewijzen.
89 Herinnert u zich de blinde die Jezus vond? Zij zeiden: "Wie zondigde er, hij of zijn vader, zijn moeder?"
90 Hij zei: "In dit geval niemand, maar opdat de werken van God geopenbaard mogen worden." Ziet u, het overkwam de jongen zodat Jezus kon worden verheerlijkt. Soms is ziekte geen vloek, het is een zegen, zodat wij ons geloof daar kunnen uitslaan en deze zaken die er niet zijn kunnen noemen alsof ze er wel zijn. God heeft het zo gezegd en Hij zal het bewijzen als u slechts niet zwak wordt onder de test.
91 Op een keer kon Hij Job beproeven, of hij Hem niet in Zijn gezicht zou vervloeken. Kijk naar de beproeving waar Job doorheen ging. Maar daar in de greep van de dood zei hij toch: "De Here heeft gegeven, de Here heeft genomen; gezegend zij de Naam des Heren!" Hij geloofde het beslist. God bewees Zijn Woord aan Job. Hij bewees het aan Abraham. Hij bewees het.
92 Hij bewees het ook door Mozes. Toen Mozes, toen de omstandigheden zo tegen hem gekeerd waren... Mozes had misschien in zijn gedachten dat hij, om een bevrijder te zijn... waarschijnlijk had zijn moeder hem verteld dat hij een mooi kind was. Zij was zijn opvoedster die hem in Farao's paleis had grootgebracht. Ongetwijfeld had ze hem verteld: "Zoon, we hebben gebeden dat we bevrijd zouden worden en we geloven dat jij dat kind bent dat God wil gebruiken om te bevrijden." En toen hij...
93 Ziet u, toen hij groter werd, zou hij de zoon van Farao's dochter zijn en we ontdekken dat hij de troon zou beërven. Welnu, ongetwijfeld kwam er toen in hun gedachten op dat hij de volgende Farao zou zijn: "En op die manier zou hij de mensen bevrijden, door de volgende Farao te zijn." Maar God had een... Als dat zo was geweest, dan zou hij het door iets materieels hebben gedaan, door een politieke daad. Maar God werkt niet altijd op die manier.
94 God heeft Zijn eigen wegen om te werken en Hij had gezegd dat Hij hen zou uitleiden. Hij had tegen Abraham gezegd dat Hij hen na vierhonderd jaar met een machtige hand zou uitleiden. Hij zou tekenen en wonderwerken tonen. Hij kon het dus niet op die manier doen, daarom... We ontdekken dat Abraham God geloofde en nu is hier Mozes die God gelooft.
95 En Mozes keek uit hetzelfde raam als waar Farao door keek; hij zag dezelfde mensen. Deze Farao keek naar buiten op hen als "een vervloekt volk", een volk dat niets meer kon voortbrengen dan een heleboel fanatisme voor een God, de een of andere God van de woestijn waar zij niets over wisten; de een of andere ongeziene plaats waarheen zij baden en dat dat niets voorstelde. Ze waren een troep fanatici en ze waren een troep slaven. En omdat hun God ze slaven liet blijven, bewees dat dat Hij geen God was.
96 En precies temidden van die hele zaak wekte Hij die ene man op. God doet dingen op zulke eigenaardige manieren; vlak onder hen. Niet een theoloog, niet een onderwijzer, niet een priester, niet een van de heilige mannen, maar slechts een gewone man, geboren voor de taak. God riep hem om Zijn profeet te zijn en stuurde hem erheen. En niets in zijn hand dan een kromme stok om een leger mee tegemoet te treden, gemechaniseerde eenheden die de hele wereld hadden veroverd. Maar door middel van deze stok in zijn hand zou hij Israël verlossen, zoals God hem vertelde hoe hij die stok in zijn hand moest houden; en hij ging erheen en deed het, omdat God het had beloofd. Hoe zal hij het gaan doen? "Ik zal met u zijn."
97 Hij zei: "Laat mij Uw heerlijkheid zien, Here. Ik ben traag in het spreken. Ik kan niet goed praten. En ik..." Hij had een miljoen excuses.
98 Maar Hij zei: "Ik zal met u zijn." Dat was alles wat nodig was. Hij ging, nam Gods Woord. Ongeacht hoe gevaarlijk de taak eruit zag, Mozes bleef doorgaan met God te geloven. En God bewees door Mozes dat Zijn Woord de waarheid was. Omdat, ongeacht wat er plaats vond, Mozes precies bij het Woord bleef. Tijdens de reis...
99 God had hun ook in Egypte verteld dat Hij hen zou uitleiden naar een beloofd land, een goed land, vol van melk en honing. En het was daar beslist. Ze wisten niet dat het er was, maar Hij zei: "Het is daar en Ik heb het aan u gegeven. Het is al van u, ga het slechts opeisen!"
100 In de woestijn waren er velen die waren uitgetrokken, die in de Geest dansten toen Mirjam op de tamboerijn sloeg; die het manna aten uit de hemel; die naar Mozes luisterden toen hij zong in de Geest; die keken naar de wonderen en tekenen, enzovoort. Maar toen het er op aan kwam om het hele Woord van God te geloven, de hele belofte, toen faalden zij.
101 Slechts twee van hen geloofden het, dat waren Jozua en Kaleb. Zij brachten het bewijs mee terug dat het land goed was.
102 Maar de omstandigheden waren het die hen hinderden, want zij zeiden: "Wij zijn niet in staat dat land in te nemen, want hun steden zijn ommuurd, hun afgevaardigden daar... niet hun afgevaardigden, maar hun mensen zijn grote reuzen. Wel, wij zien eruit als sprinkhanen naast hen."
103 Jozua en Kaleb zeiden: "Wij zijn meer dan in staat het in te nemen." Waarom? God had het hun gegeven, ongeacht hoe groot de reuzen waren. Die hindernis betekende niets voor hen. God had het toch gezegd! En God bewees het door middel van hen. En zij staken over en namen het land in, zoals God had gezegd dat ze zouden doen. Hij bewees het aan ze.
104 Nu, toen zij daar aankwamen was het in de maand april, als het water van de bergen afstroomt vanaf de sneeuwhellingen, enzovoort; en het leek erop alsof God een armzalige generaal was, die Zijn leger rechtstreeks naar een plaats leidde waar Hij hen had afgesloten van het beloofde land. En juist op de tijd dat Hij hen naar de overkant bracht, hen naar de overkant zou brengen, was het de slechtste maand van het jaar. In de maand dat de Jordaan overstroomde, liep het water tot in de velden over de oevers. Wel, als zij hen naar de overkant moesten brengen, had het in de zomertijd moeten zijn, als ze er doorheen hadden kunnen waden. Maar Hij wachtte totdat de wateren diep waren geworden. Hij houdt ervan om te laten zien dat Hij God is. Hij houdt ervan om Zijn Woord te bewijzen – hoe dan ook.
105 Maak u geen zorgen, al zei de dokter: "U bent stervende aan kanker." Dat is alles wat de man weet. Misschien zijn de wateren diep voor enigen van u vanavond. Maar onthoud dat God de belofte deed. God houdt Zijn Woord en God bewijst Zijn Woord. Het is de waarheid.
106 Hij wachtte totdat de wateren modderig werden, totdat zij diep werden en boven hun hoofden uitkwamen, enzovoort, en toen opende Hij de weg. Hij ging voor hen uit en baande de weg.
107 Hoe moesten ze Jericho binnenkomen terwijl het totaal was afgegrendeld? Jozua vroeg het zich af. Hij wist dat God hem tot zover had geleid en de volgende stap moest God nemen.
108 Op een dag toen hij er omheen liep en de muren bekeek, zag hij een Man met Zijn zwaard uitgetrokken staan. En hij trok zijn zwaard en liep de Man tegemoet; hij zei: "Voor wie bent U? Bent U voor ons of bent U voor onze vijand?"
109 Hij zei: "Ik ben de Kapitein van de legerscharen des Heren." En Hij vertelde hem wat hij moest doen. Waarom zou hij op een bazuin moeten blazen en zou er dan een muur omvallen, waar ze een wedstrijd op konden houden voor paard en wagens? Wat had dat te maken met een bazuin?
110 God gebruikt zulke eenvoudige methoden. Het is zo dat de eenvoud ervan God zo groot maakt voor mij. Wij proberen altijd iets heel bijzonders te vinden om iets te doen, en God... de een of andere grote organisatie zal de hele zaak oppakken en het allemaal oplossen. Terwijl God een eenvoudige man neemt, slechts een man die Hij in Zijn handen kan houden en Hij zal daardoor ieder Woord bewijzen dat Hij heeft gezegd. Gebruikt zulke, kleine, eenvoudige methoden!
111 "Blaas de bazuin." Niet graaf de muur uit, maar: "Blaas slechts op een bazuin en de muren zullen omvallen. De stoot van de bazuin zal de muren omstoten." Hoe dwaas voor het vleselijk verstand! Maar God bewees dat Zijn Woord waar was, want de muren vielen om, de een bovenop de ander. Ze klommen er direct op en namen de stad in.
112 O, God houdt ervan om te bewijzen dat Hij God is! Jozua wist dat. Op een dag toen hij daar stond – een van de grootste paradoxen die er ooit zijn gebeurd, behalve de dood, begrafenis en opstanding van Jezus Christus. Toen de vijand... hij had ze op de vlucht gejaagd en de verschillende legers zaten in de bergen. Hij had ze op de vlucht gejaagd en de zon ging onder. O my, wat was dat een tijd voor generaal Jozua!
113 Bedenk dat hij zich door dat land heen vocht zonder een ziekenhuis, een verpleegster, een eerste-hulp-post of een gewonde man te hebben. Vertel me iets dat dat kan verslaan. Jazeker. Hij had nooit ziekenhuizen of verpleegsters en hij verloor nooit één man, zolang zij in de wil en het Woord van God wandelden. God bewees dat Hij met hen was. Dat klopt. Merk nu op.
114 We ontdekken dat Jozua wist dat als het avond zou worden, zij rond zouden sluipen en bij elkaar zouden komen en zich verzamelen en opnieuw een groot leger vormen, en hij zou de volgende dag een moeilijke tijd met ze krijgen. Hij wist niet wat te doen, daarom keek hij op naar God. Hij had hulp nodig en hij had het nodig dat de zon stilstond. Dus hij commandeerde die zon om stil te staan en de... zei tegen de maan "blijf hangen boven Ajalon", om niet te bewegen totdat hij het beval. En de maan en zon stonden gedurende vierentwintig uur stil, toen Jozua de strijd streed en de vijand overwon, want hij bevond zich precies op het pad van zijn plicht. Hij had een recht om het te doen omdat hij Gods bevel gehoorzaamde.
115 En zolang u zich bevindt op het pad van uw plicht, Gods Woord houdende, precies dat doende wat Hij u vertelde te doen, marcherend op de bevelen van God, dan hebt u een recht om tot die berg te zeggen: "Word opgeheven!"
116 God houdt Zijn Woord. "Als gij zegt tot deze berg: 'Word opgeheven', twijfel niet in uw hart, maar geloof dat wat u zei zal komen te gescheiden, dan kunt u krijgen wat u hebt gezegd." Jezus zei dat in Marcus 11:22. Dat is de waarheid. Ik weet dat dat de waarheid is. Het is Gods Woord en dat bewijst dat het de waarheid is. Soms zijn we te bevreesd. We komen tot een plaats dat we bevreesd zijn dat Hij dat Woord niet zal houden. Hij zal dat Woord houden. Hij zei dat Hij het zou doen. Nu, we ontdekken dat dat waar is. Hij bewees het.
117 Denk eens aan Jesaja's profetie betreffende iets wat nog nooit had plaats gevonden, daarvoor nog nooit en sindsdien nooit meer. Hij zei: "Een maagd zal zwanger worden." Kunt u zich een vrouw voorstellen die zonder een man te bekennen een kind zou krijgen? Jesaja zei: "Een maagd zal zwanger worden."
118 En God veroorzaakte dat een maagd zwanger werd, om te bewijzen dat Zijn Woord waar is. Hij bewees Zijn Woord, want een maagd werd zwanger en zij bracht de Zoon voort.
119 Nu kijk wat dat Woord deed toen het vleesgemaakt werd. Toen die Zoon voortkwam, was Hij het Woord Zelf. "In den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. En het Woord werd vleesgemaakt en woonde onder ons."
120 Hij was dat levende Woord. Hij bewees dat Hij dat levende Woord was. Hij zei tegen die leraars van die dag: "Wie kan Mij beschuldigen van zonde?" Zonde is ongeloof. "Wie kan Mij vertellen dat Ik een ongelovige ben? Ieder Woord dat over Mij geschreven is, is vervuld." De laatste zeven voorzeggingen van Zijn leven werden in de laatste zeven uren op het kruis vervuld. Elk ding dat over Hem geschreven was werd vervuld, want Hij was het Woord. Hij bewees het te zijn. Hij genas de zieken. Hij wekte de doden op. Hij overwon de dood, de hel en het graf. Hij bewees dat Hij het Woord was.
121 Let op dit geval hier in Jaïrus' huis. Hij was... Hij had hun de waarheid verteld. We kunnen Hem zien terwijl Hij de zee oversteekt. Hij komt eraan.
122 Daar was een kleine vrouw bovenop de heuvel die al haar geld aan de doktoren had gespendeerd. Ongetwijfeld hadden de doktoren alles gedaan wat ze maar wisten om de vrouw gezond te maken; waarschijnlijk Hebreeuwse dokters en dit was een Hebreeuwse vrouw, dus ze hadden alles gedaan wat ze maar konden voor hun zuster. Nochtans hadden ze niets om deze bloedvloeiing te stoppen, hetgeen misschien werd veroorzaakt door de menopauze, en haar bloed had gevloeid totdat ze... het kleine ding was zo zwak dat ze nog nauwelijks op de been kon blijven. En ze had over Jezus gehoord. En toen ze zag dat de kleine boot tussen de wilgen werd geduwd, ging ze erheen om uit te vinden.
123 Daar stonden heel wat van Zijn critici. En Hij is vandaag niet vrij van critici. Als zij hadden geweten Wie Hij was, zouden zij Zijn critici niet zijn geweest. Maar zij waren Zijn critici omdat zij niet wisten Wie Hij was.
124 Zo is het vandaag ook met de Boodschap; er zijn zoveel goede mannen en vrouwen die dit bekritiseren, omdat ze niet weten wat het betekent.
125 Jezus zei: "Als u Mozes had gekend, had u Mij gekend. Mozes sprak over Mij. Vele grote mannen hebben verlangd deze dag te zien. Indien Ik de werken van Mijn Vader niet doe, geloof Mij dan niet. Ik heb een groter getuigenis", zei Hij, "dan dat van Johannes, want de werken die Ik doe, bewijzen dat de Vader met Mij is." Hij had grotere werken omdat Hij de Betuigde was. Johannes was ook betuigd, als de stem van een die roept in de woestijn. Maar toen Hij kwam, was Hij de profeet waarvan Mozes had gesproken dat Hij zou worden verwekt.
126 Zoals ik gisteravond zei, Hij komt in drie namen; de naam van de Zoon van God, Zoon des mensen en Zoon van David.
127 Toen Hij de eerste keer hier op aarde was, was Hij de Zoon des mensen. Hij kon toen niet de Zoon van God zijn; Hij beweerde nooit dat te zijn. Hij zei dat Hij "de Zoon des mensen" was. Als iemand Hem een vraag stelde, zei Hij: "U ziet de Zoon des mensen; de Zoon des mensen." Nu, "Zoon des mensen" betekent een profeet. Hij moest op die manier komen, overeenkomstig de Schrift, Hij kan niet komen in tegenspraak met de Schrift.
128 Daarom kan tegenwoordig onze Boodschap van dit uur niet komen door theologen en theologie, het moet terugkomen tot precies datgene wat het beloofde te doen. Het moet op die manier komen.
129 We ontdekken dit dus in deze Man, dat Hij een profeet moest zijn. Niet Zoon van God daar, Hij moest Zoon des mensen zijn. Jehova Zelf noemde Zijn profeten – Jeremia en anderen – "zoon des mensen", "Als u de Zoon des mensen ziet..." "Wie is de Zoon des mensen?" bleven ze vragen.
130 Toen bekleedde Hij Zijn ambt als Zoon des mensen. Daarna bekleedde Hij Zijn ambt als Zoon van God, nu. God is een Geest en tot nu toe dient Hij gedurende de gemeente-tijdperken als Zoon van God. Nu, in het duizendjarige rijk zal Hij de Zoon van David zijn, als Hij op de troon van David zit. Hij zal erfgenaam zijn van de troon; Zoon van David. Zoon des mensen, Zoon van God, Zoon van David; en het is steeds dezelfde Man.
131 Precies zoals Vader, Zoon en Heilige Geest; de bediening van God. Hij was God de Vader, toen werd Hij Zoon van God, nu is Hij God de Heilige Geest. Niet drie goden; één God, drie manifestaties, drie eigenschappen van dezelfde God.
132 We ontdekken nu in dit uur waarin we nu leven, dat God Zijn Woord op dezelfde manier houdt als Hij toen deed.
133 We zien dat Hij de zee oversteekt. Deze vrouw geloofde Hem, iets in haar begon te kloppen. Ze had er geen Schriftplaats voor, netzomin als Jozua een Schriftplaats had om de zon te stoppen, maar in haar hart geloofde zij dat Hij de Zoon van God was. Dus zei ze: "Als ik slechts Zijn kleed kan aanraken, zal ik genezen zijn." Dus ze wrong zich tussen de menigte door totdat zij Zijn kleed aanraakte, en de bloedvloeiing stopte.
134 Hij keek over het gehoor om te ontdekken wie Hem aanraakte. Ongetwijfeld was daar iemand. Hij stopte. Al de mensen drongen tegen Hem op; en sommigen maakten lol over Hem, sommigen lachten om Hem; de priesters stonden op een afstand en betwijfelden Hem, en de geestelijken, enzovoort. Maar er waren enigen die Hem geloofden. En na een poosje stopte Hij plotseling, keerde Zich om en zei: "Wie raakte Mij aan?"
135 Sommigen van hen zeiden: "Wel, Meester!" Ik geloof dat het Petrus was die zei: "Hoezo, de hele menigte dringt tegen U op. Hoezo, 'wie raakte U aan'? Wel, iedereen raakt U aan!"
136 Hij zei: "Maar Ik bemerk dat er kracht van Mij is uitgegaan." Hij werd zwak. Het was een ander soort aanraking.
137 Als we dat slechts konden zien, broeder, zuster! Als u Hem met die bepaalde aanraking kunt aanraken! O, zieke mensen, ik sta op het punt om over een paar ogenblikken voor u te bidden. Ik geloof dat ik de Heilige Geest heb, niet meer Heilige Geest dan wat u daar hebt, of deze mannen hier hebben. Dezelfde Heilige Geest, maar het is een bevel van God; en als u zult geloven dat dit een bevel van God is, het bidden voor de zieken en het leggen van handen op hen, en het uitwerpen van boze geesten, en de beloften die Hij heeft gemaakt, dan zal hetzelfde met u gebeuren. U zult ontvangen waar u om vraagt, als u het kunt geloven.
"Kunt gij geloven dat Ik in staat ben om dit te doen?" zei Jezus.
138 "Ja, Here, ik geloof", zei de man met het kind met epilepsie, "ik geloof dat Gij de Zoon van God zijt die in de wereld komen zou." Nu, wij weten dat slechts die houding de resultaten kan brengen.
139 Nu snel, laten we een ogenblik aan Hem denken, hier is Hij op weg. Er kwam een kleine priester aan, er is geen twijfel mogelijk dat deze kleine knaap een grensgelovige was.
140 Er zijn er zoveel van in de wereld vandaag, kleine grensgelovigen. Zij willen dat geloven. Zij willen geloven dat de Heilige Geest echt is. Zij willen geloven dat dit de apostolische opwekking is, zoals God beloofde dat Hij in de laatste dagen Zijn Geest zou uitstorten. Wij... hij wil in Maleachi 4 geloven, waar Hij beloofde dat in de laatste dagen het oorspronkelijk pinkstergeloof opnieuw aan de gemeente zou worden hersteld.
141 Maleachi 4 bevestigt dit. "Zie, Ik zal Elia tot u zenden in de laatste dag", dat klopt, "en hij zal het geloof der kinderen terugvoeren tot de vaderen", ziet u, "en ook het geloof van de vaderen tot de kinderen." Ziet u, dat moet het zijn.
U zegt: "Wel, dat was Johannes de Doper." Nee, nee.
142 Johannes de Doper was Maleachi 3. Dat klopt. Mattheüs 11 zegt het zo: "Indien u het kunt ontvangen, dit is degene waarvan gesproken is: 'Zie, Ik zend Mijn boodschapper voor Mijn aangezicht.'" Het was Elia, inderdaad. Jezus zei dat het zo was. Maar niet de Elia van Maleachi 4; helemaal niet.
143 Want: "Ogenblikkelijk na die Boodschap zal de aarde met vuur worden verbrand en de rechtvaardigen zullen wandelen op de as van de goddelozen." Dat gebeurde dus nooit in de tijd van Johannes. We hebben een Boodschap nodig die de mensen zal meeslepen en uit al deze denominationele toestanden brengen, terug naar het originele, oorspronkelijke pinkstergeloof. En we zien dat het wordt gedaan, het is de vervulling van een Schriftgedeelte dat in vervulling moet gaan. Alle Schriftplaatsen moeten worden vervuld. Hoeveel meer zouden we daarop van toepassing kunnen brengen, maar het zou mij meer tijd kosten dan tot nu toe, om het aan te tonen. Maar u begrijpt deze dingen, dat het met Abrahams kinderen op precies dezelfde manier zal gebeuren, geheel zoals Hij beloofde.
144 We zien Jezus nu op weg gaan om dit kleine meisje te genezen. Want de vader, de kleine grensgelovige, was tot een punt gekomen waar hij Jezus moest erkennen; dus de dokter had haar opgegeven. Hij zette z'n kleine zwarte hoed op en hij vertrok om te ontdekken of hij Jezus kon vinden. Ziet u, Hij is altijd precies daar als u Hem nodig hebt. Hij vond Hem terwijl Hij op de oever aankwam.
145 En hij zei "Kom naar mijn kleine meisje toe, leg Uw handen op haar en zij zal gezond worden." Hij zei: "Ze ligt op sterven. Zij is mijn enige kind. Ze is twaalf jaar. Wij hebben geen andere kinderen meer. Mijn vrouw en ik" – misschien – "worden oud. En dit is het enige kind dat wij hebben, en zij ligt op sterven. Here, ik geloof U. Als U slechts wilt komen en Uw handen op haar leggen, dan zal zij gezond worden."
146 Ziet u wat hij herkende? Hij herkende dat dat beloofde Woord van God in deze Man werd gemanifesteerd.
147 Precies zoals Nicodemus zei: "Rabbi, leraar, wij weten dat Gij een leraar zijt van God gezonden. Wij weten het. De Farizeeërs weten het." Waarom beleden zij het niet? "Niemand kan de dingen doen die U doet, tenzij God met Hem was. Wij weten dat U van God komt."
148 Hier ontdekken we dat Jaïrus hetzelfde geloofde. Hij zei: "Kom, leg Uw hand op." Hij wist dat God in Hem was. "Leg Uw handen op mijn kind. Hoewel zij op sterven ligt, zal zij leven."
149 Hij wandelde eenvoudig met hem mee. En terwijl hij op weg was, kwam er een boodschapper aanrennen, die zei: "Val Hem niet lastig, val de Meester niet langer lastig. Het meisje is dood, zij is nu ontslapen. Zij is er niet meer."
150 Jezus wendde Zich tot Jaïrus en zei: "Zei Ik niet tegen u 'als u slechts zoudt geloven, zult u de heerlijkheid van God zien'? Als u het slechts zult geloven!"
151 Hij ging de kamer binnen en daar zaten ze allemaal te klagen en te huilen en te jammeren, precies zoals ieder ander zou doen. Een fijn klein meisje, een voorgangersdochter was gestorven en ze was van deze wereld weggenomen. Waarschijnlijk lag ze al gedurende uren dood en hadden zij haar ergens op een bank neergelegd, en zij stonden misschien gereed om haar lichaam te balsemen en haar weg te brengen om haar te begraven.
152 Dan zien we dat Jezus het huis binnenging. Ze waren allemaal aan het jammeren. Hij zei: "Wordt rustig." Hij zei: "Ze is niet dood, maar ze slaapt."
153 Kunt u zich voorstellen wat ze dachten? "Wel, nu kennen we deze man. We beseffen dat Hij een onwettig kind is. En we horen van al Zijn idiote voorspellingen die Hij doet. Nu weten wij dat de priester gelijk heeft; de man is gek, want wij weten dat zij dood is. De dokter verklaarde haar 'dood' en daar ligt zij. Ze is heengegaan en wij weten dat ze dood is." Er staat dat zij Hem bespotten, met andere woorden, maakten dat Hij zich vernederd voelde, doordat zij Hem bekritiseerden.
154 Maar Hij had gezegd dat ze niet dood was. Dat is alles wat nodig is. "Zij slaapt." Het doet er niet toe hoeveel kritiek, Hij zal Zijn Woord gaan bewijzen! Hij dreef ze allemaal het huis uit, deed al de ongelovigen weggaan. Nam Petrus, Jakobus en Johannes, de gelovigen, drie getuigen, en de vader en moeder, ging naar binnen en nam de dochter bij de hand en sprak in een taal die haar ziel terug riep van ergens uit de eeuwigheid vandaan. En het meisje leefde.
155 Wat deed Hij? Hij bewees Zijn Woord. Hij bewees datgene wat Hij zei. Ze was niet dood. Ze sliep. Nu, we beseffen en ontdekken dat Hij daar, door dit te doen, iets anders bewees. Hij bewees nu dat Hij God was. Hij bewees dat Hij voorkennis had. Let op wat zijn Woord hier zegt. "Zij is niet dood, maar zij slaapt." Ziet u, zij was niet dood om mee te beginnen. Zij sliep. Bewees Zijn voorkennis. Nu, mogelijk waren er tal van jonge meisjes diezelfde morgen gestorven, maar deze was niet dood. Zij sliep zoals Lazarus deed. En Hij riep haar uit die slaap, omdat zij niet dood was.
156 "En hij die in Mij gelooft, ofschoon hij gestorven ware, toch zal hij leven; en een iegelijk die leeft en in Mij gelooft, zal nimmer sterven." Slechts degenen die staan in het Levensboek van het Lam, die Hij verloste toen Hij stierf, die zal Hij uit die slaap oproepen op die dag; degenen die zijn levend gemaakt door Zijn kracht, die die levendmakende kracht in zich hebben liggen. Precies zoals ik gisteravond zei, zelfs nadat Eliza dood was en zijn beenderen in het graf lagen, was die levendmakende kracht nog steeds op zijn beenderen.
157 Zeker bewees Hij Wie Hij was. Eveneens ontdekken we op dezelfde manier, dat Hij ook bewees wat in Hebreeën, het vierde hoofdstuk, het twaalfde vers staat; Hij bewees dat Hij het Woord van God was. Dat deed Hij beslist. Merk op wat Hij deed. Hebreeën 12, Hebreeën 4:12 zegt: "Het Woord van God is krachtiger scherper dan een tweesnijdend zwaard en het is ook een onderscheider van de gedachten en de overleggingen van het hart." Let nu een ogenblik op.
158 Toen Hij pas aan Zijn bediening begon, nadat Hij verscheen om te bewijzen dat Hij het Woord was – toen Hij na Zijn verzoeking uit de woestijn kwam – toen was daar een man genaamd Petrus; zijn naam was toen Simon. En hij kwam met zijn broeder Andreas naar Jezus toe. En zodra hij in de tegenwoordigheid van Jezus Christus kwam aangelopen, zei Jezus: "Uw naam is Simon. En uw vaders naam was Jonas. Van nu af aan zult u Petrus worden genoemd." Dat bewees dat Hij het Woord was, want het Woord is een onderscheider van de gedachten en overleggingen van het hart. Hij was het Woord.
159 Filippus zag dit gebeuren. Hij vertrok meteen naar de andere kant van de berg, bleef een dag weg en kwam terug. En hij bracht een vriend mee, genaamd Nathanaël. En hij zei: "Deze dingen gebeuren echt. Mozes heeft gezegd dat de Here, onze God, een Profeet zal verwekken zoals hij en daar is de Man. Wel, Hij vertelde Simon wie hij was, zelfs wie zijn vader was en wij weten dat wat Hij zei de waarheid is, want God zei het in het Woord, en hier wordt het bewezen, dat Hij dat zou doen, en dat bewijst dat het de Messias is."
160 Toen hij in Zijn tegenwoordigheid kwam aanlopen, zei Jezus tegen hem: "Zie, waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is."
161 Hij zei: "Rabbi, waar kent U mij van?"
162 Hij zei: "Voordat Filippus u riep, toen u onder de boom zat, zag Ik u." Hij bewees Zijn Woord. Hij bewees Gods Woord. Hij deed het.
163 Toen de vrouw bij de bron... Wel, Hij vroeg haar om Hem wat water te laten drinken uit de emmer waarmee ze water uit de put omhoog haalde, en ze zei: "Het is niet de gewoonte dat de Joden een Samaritaanse vrouw zoiets dergelijks vragen, want wij hebben geen omgang met elkaar."
164 Hij zei: "Maar als u wist met Wie u sprak, zou u Mij om drinken vragen."
Ze zei: "De put is diep."
165 En terwijl de conversatie verder ging, ontdekte Hij tenslotte wat haar moeite was en Hij zei: "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb helemaal geen man."
166 Hij zei: "Gij hebt de waarheid gesproken, want u hebt er vijf gehad en degene met wie u nu leeft is uw man niet."
167 "Wel", zei ze, "meneer, ik zie dat U een profeet bent." Zij... "We hebben gedurende vierhonderd jaar er geen gehad, weet U." Ze zei: "Ik zie dat U een profeet bent. Nu, we weten dat wanneer de Messias komt, die de Christus genaamd wordt, dat wanneer Hij komt, Hij ons dit soort dingen zal vertellen. Dat zal Zijn teken zijn."
168 Toen Hij zei: "Ik ben het, Die met u spreekt", bewees Hij Zijn Woord. Hij... wij bewijzen wat Hij beweerde te zijn. Hij was de Messias, de Zoon van God.
169 We ontdekken ook bij deze kleine vrouw die deze bloedvloeiing had, die Zijn kleed aanraakte, dat dit ook aan haar bewees dat Hij het Woord van God was.
170 Onthoud nu vanavond, dat Jezus zei... Ook in Hebreeën, het eerste vers, Hebreeën, het derde hoofdstuk, geloof ik dat het is... Hij zei dat "Hij nu een Hogepriester is", in dit tijdperk waarin wij nu leven. "Een Hogepriester in de Majesteit van God, in de hemelen, Die kan worden aangeraakt door de gevoelens van onze zwakheden."
171 In Hebreeën 13:8 staat: "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Hij is dezelfde God die Hij toen was. Hij is dezelfde vanavond.
172 Johannes 14:12. Hij zei: "Wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen. Zelfs meer dan deze zal hij doen, want Ik ga naar Mijn vader. (Zie?) Hij die in Mij gelooft, zal deze werken die Ik doe ook doen."
173 In Mattheüs 28 zei Hij: "Een korte tijd en de wereld ziet Mij niet meer, toch zult gij Mij zien, want Ik zal met u zijn, zelfs tot de voleinding der wereld."
174 Jezus Christus is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Hij staat hier vanavond om Zijn Woord te bewijzen. (Mijn tijd is voorbij.) Maar Hij bewees dat Hij het kon. Toen bewees Hij Zijn Woord, wat Hij voor die dag had beloofd. Hij bewees Jesaja's woorden. Hij bewees Noachs woorden. Hij bewees Mozes' woorden. Hij bewees de woorden van al de profeten.
175 Hij beloofde dat in deze dag – de dag waarin wij leven – dat de wereld in een Sodom-conditie zou zijn: homosexuelen. Kijk ernaar in de wereld vandaag, overal waar ik reis rondom de wereld; niet alleen hier, overal. Het is ernstig. In Zweden gaan jongemannen en jonge vrouwen spiernaakt skiën. En zij doen het in Duitsland en in Frankrijk en overal elders; het is net zo'n soort uitschot als wat we hier in de Verenigde Staten hebben. Het is een tijdperk. Ik, als ik nog eens een gelegenheid krijg om terug te komen, dan zou ik tot u over enige profetische dingen willen spreken en u het tijdperk waarin wij leven, laten zien. De Bijbel zei dat: "Kinderen zouden over hun ouders heersen."
176 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... Woord.
177 Maar onthoud dat Abraham een zaad had, hetgeen het zaad Izaäk was. Na Sara's dood had hij nog andere zaden. Hij was honderdvijfenveertig jaar toen hij met een andere vrouw trouwde en kreeg zeven zonen, en daarnaast nog dochters, omdat God hem in een jonge man had veranderd toen hij honderd jaar oud was. Hij werd toen opnieuw vijfenveertig, dus hij... We weten dat. Ik heb dat jaren geleden tot u gepredikt hier in Californië.
178 Nu begrijpen we dat Abrahams zaad niet het letterlijke sexuele zaad door Sara was, hetgeen Izaäk was die een natie stichtte, maar het koninklijke zaad kwam door de belofte, hetgeen Jezus Christus was. En door dat zaad verwekte Hij een koninklijk Zaad. O my! Nu zijn wij een koninklijk priesterschap, een koninklijk volk, een heilig volk, dat lofoffers brengt aan God, de offerande van onze lippen die Zijn Naam hulde brengen. God bewees Zijn Woord; Hij stortte de Heilige Geest op ons uit.
179 Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn ten dage dat de Zoon des mensen zal worden geopenbaard." Hebt u het opgemerkt? Van Zoon van God, vlak voordat Hij Zoon van David wordt, openbaart Hij Zichzelf opnieuw als Zoon des mensen. Hebt u de Schrift opgemerkt?
180 Want dat doet Hij altijd; Hij zal nooit iets doen tenzij Hij het bekend maakt aan Zijn dienstknechten de profeten. Zo is het precies. Dat is wat Zijn belofte was. Ziet u? Hij doet nooit iets... God kan niet liegen. Hij openbaart het altijd eerst, voordat Hij het doet.
181 Kijk naar de situatie waarin we ons heden bevinden. Kijk waar we aan toe zijn. Ieder van u zal toegeven dat we in een modern Sodom zijn. U weet dat dit land ervoor openstaat. Zij zijn voorbij hoop. Er is geen redding overgebleven voor deze natie, noch voor enig ander land. Wij zijn daar nu aan voorbij. De profetieën die hierover zijn geprofeteerd zijn vervuld. God is aan het nalezen, om dat kleine schaap, waar het ook is, te pakken te krijgen. Ze zullen er op een dag allemaal in zijn. We zijn in de eindtijd. Kijk, positioneel...
182 Ik vraag u slechts voor een ogenblik, als een broeder of zuster, om wat meer geloof op te bouwen voordat wij voor deze mensen bidden. Ik weet dat we niet op een bepaalde tijd hoeven te vertrekken. Maar ik wil de gebedsrij beginnen zodat u, die moet vertrekken, kunt gaan. Zie? U die in de gebedsrij wilt staan mag blijven. Maar laat mij u, gewoon als een broeder, voor een ogenblik iets duidelijk maken.
183 Let op Jezus in Lucas 17:30, waar Hij sprak over de eindtijd, dat ze zouden zijn als in de dagen van Noach. Voorts zei Hij: "En zo, zoals het was in de dagen van Sodom, als de Zoon des mensen wordt geopenbaard." Opnieuw de Zoon des mensen, niet Zoon van God. "Zoon des mensen", ziet u, hetgeen Maleachi 4 er weer in betrekt, rechtstreeks terug. Al deze andere profetieën worden er regelrecht in betrokken; hoe het wordt verondersteld te gebeuren. Hij bewijst dat Zijn Woord waar is. Dat is juist.
184 En merk op, door zo te doen, hoe Hij Zijn Geest op alle vlees zal uitstorten en wat er zal plaats vinden, hoe het herstel zal terugkeren. "En uw zonen en dochters zullen profeteren. Ik zal op Mijn dienstmaagden en dienstknechten van Mijn Geest uitstorten. En Ik zal tekenen tonen in de hemel boven."
185 Ik heb hier een foto van broeder Lee Vayle. Ik zou u graag willen laten zien wat onlangs boven op de berg gebeurde, toen alle schoolkinderen naar buiten gingen, vlak voor dit belangrijke onderwerp van het openen van die zeven zegels. Toen lieten ze de kinderen naar buiten gaan, terwijl ik daar boven aan het bidden was. Hier kwam vuur als in een trechter naar beneden, daarna ging het omhoog en waaierde uit, keerde om en kwam weer naar omlaag. Dat was wat Hij zei dat aan de mensen moest worden verteld. Wij... Daar is het, terwijl de scholen van Tucson... en waar het omhoog ging in de lucht.
186 De wetenschap nam de foto's, enzovoort, en stelde er vragen over. Ze zeiden: "Waar is het nu? Wat gebeurde er?" Ze kunnen er niet uitkomen, zie. O, het werd niet in een uithoek gedaan, alleen verduisterd voor het begrip. Ze zullen het nooit weten. Toen Jezus hier was, waren er miljoenen mensen die nooit hebben geweten dat Hij op aarde was. Ja. Vandaag zullen er miljoenen zijn die het niet zullen begrijpen; tientallen miljoenen.
187 Maar er zullen er zijn, degenen tot wie het gezonden is, zij zullen het verstaan. "De verstandigen zullen hun God kennen in die dag, en zij zullen heldendaden doen." Wij beseffen dat, het uur waarin wij nu leven.
188 Kijk naar Sodom, kijk wat er gebeurde. Hij zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom." Er was een groep van mensen die uitkeken naar een beloofde zoon. Wij geloven dat. Dat was Abraham en zijn groep. Daar was een lauwwarm stel, Lot, half teruggevallen, toch een gelovige; daarginds in Sodom. Drie klassen mensen.
189 Er zijn altijd deze drie klassen. Cham, Sem en Jafeths mensen. Ook: gelovigen, schijngelovigen en ongelovigen. Ze zitten overal en we vinden ze in elke groep. Overal vindt u ze. En die groepen zijn hier nog steeds. U moet dat uit elkaar houden. U kunt het door de hele Schrift nemen en het zal overal precies in passen.
190 Luister hiernaar. Kijk waar we vanavond staan, in welke positie, en profetisch gezien. Nu, ieder van ons weet dat de wereld in een Sodom conditie is.
191 We kennen al de profetieën aangaande Israël. Ze is in haar thuisland. Als u wilt weten waar we ons als natie bevinden, kijk dan naar Israël, waar zij zich bevindt.
192 Als u wilt weten in welke toestand de kerk zich bevindt, kijk dan naar de manier waarop vrouwen zich gedragen. Zij is de kerk. Kijk naar haar: immoreel, onfatsoenlijk; let op, kijk waar de kerk aan toe is. Let er op, ziet u, let gewoon op de vrouwen. U ziet hoe uw vrouwen zich verlagen en zo bedorven worden, en dat is hoe uw kerk er aan toe is; ziet u, het type.
193 Kijk waar Israël is, u ziet aan het tijdsein waar we aan toe zijn. Let gewoon op deze tekenen en wonderen. Als u – als u, of als uw ogen open zijn, kijk dan waar we ons bevinden.
194 Let op waar wij ons nu positioneel bevinden: de wereld in een Sodom conditie. Merk op: "Zoals het was." Merk op, in die tijd was er iemand die uitzag naar een beloofde zoon. Abraham en Sara; in Abrahams groep zagen zij uit naar een beloofde zoon. Zij waren niet in Sodom. Maar precies op dat moment, het laatste hoofdstuk van het verhaal, vlak voordat de beloofde zoon kwam, waren er drie mannen die uit de hemel naar beneden kwamen, een engel... twee engelen en God. En zij kwamen naar beneden en spraken met Abraham onder de eik. Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen!" – Vert] En twee van hen daalden af naar Sodom en riepen het uit tegen de zonden van de stad. Het was vlak voor de verbranding van de heidenwereld in die tijd. Geheel Sodom kwam toen om. Er werden er slechts een paar uitgerukt: Lot en zijn twee dochters. Zijn vrouw heeft het zelfs helemaal niet gered; ze keerde om. Wat zou ik graag tijd hebben om u te laten zien waar op dit moment de kerk staat in die positie. Ik wil dat u nu oplet.
195 Er bleef één man achter die tot Abraham sprak en hij verrichtte een teken aan Abraham. En bemerk dat Abraham God in vele grote tekenen had gezien. Dat geloven wij, is het niet? ["Amen."] Vlak voor de komende zoon. Maar voordat de zoon werd gemanifesteerd, was daar een teken dat aan hem werd gegeven.
196 Want de Zoon, de ware Zoon, zou de Zoon van God zijn, door Abrahams geloof, zie, en dat was Jezus. "Wij die Abrahams zaad zijn, dood in Christus, wij zijn het zaad van Abraham."
197 Merk nu op, juist voordat dat plaats vond, dat deze zoon kwam... Nu, deze Persoon die bleef en met Abraham sprak, had Zijn rug naar de tent gekeerd en Hij zei: "Abraham." Nog een dag daarvoor was hij Abram. Nu zei Hij: "Abraham, waar is uw vrouw Sara?" Niet Saraï, S-a-r-a-ï. S-a-r-a, prinses. "Waar is uw vrouw Sara?"
Hij zei: "Zij is in de tent achter U."
198 Hij zei: "Ik zal u gaan bezoeken overeenkomstig Mijn belofte die Ik aan u gegeven heb." Met andere woorden: "De tijd des levens, Sara zal opnieuw beginnen met haar normale tijd des levens."
199 En Sara, die oud was, honderd jaar oud nu, lachte in de tent in haar vuistje. Ziet u, ze lachte in zichzelf, zei: "Hoe kan die Man gelijk hebben? Kijk mij eens, een oude vrouw, en mijn heer Abraham daar buiten, ook oud; een liefdesaffaire hebben we al sinds jaren niet meer gehad." Zei: "Hoe zou ik ooit weer wellust kunnen hebben met mijn heer? Hij is oud en ik ben oud, voorbij de tijd van baren, de melkklieren zijn weg, alles... ze zijn opgedroogd. Hoe zouden we ooit opnieuw wellust kunnen hebben?"
200 En die Man, met Zijn rug naar de tent gekeerd, zei: "Waarom lachte Sara, zeggende: 'Hoe kunnen deze dingen gebeuren?'" Wat was dat? Onderscheiding, profetie! Zie? Ziet u? Dàt zag hij.
201 Nu, Hij zei dat dat zal terugkeren, en de Zoon des mensen, hetgeen Hij was... Dat was de Zoon des mensen, precies daar. Wel, hij noemde Hem Elohim, "Here God". Elohim, iedereen weet dat dat juist is, Elohim is de Here God. "In den beginne schiep Elohim de hemel en de aarde", de Algenoegzame. De Zoon des mensen vleesgemaakt, daar stond Hij op dat moment in vlees, zoals een theofanie, stond daar en onderscheidde wat Sara zei in de tent achter Hem. Hij beloofde, let op, het koninklijke zaad van Abraham is beloofd om diezelfde zaak te zien.
202 Maar bemerk Lot, hij had daarginds ook een boodschapper, twee van hen gingen daarheen. Een van hen daalde af en nog een daalde met hem af en zij predikten en riepen de mensen op om de komende toorn te ontvlieden.
203 Positioneel heeft de wereld zich nog nooit in die toestand bevonden vanaf de dag dat Jezus de belofte deed tot op dit moment. Ik zou het aan iedere historicus die in het gebouw zou kunnen zitten willen vragen, of zelfs als u het op de band hoort, of als het u ter ore komt, alstublieft schrijf mij. Ik heb nu gedurende ongeveer dertig jaar de geschiedenis bestudeerd, de Bijbelse geschiedenis, en er is nog nooit een persoon geweest, zover ik kon zien, gedurende de gehele kerkgeschiedenis, gedurende de zeven gemeentetijdperken. Wij zijn nu in Laodicéa en wij weten dat.
204 Er is tot nu toe nog nooit een boodschapper geweest die ooit naar de gehele kerk toeging wiens naam eindigde op h-a-m; G-r-a-h-a-m, Billy Graham. Er zijn Moody's geweest, Finney, Sankey, Knox, Luther, enzovoort, maar nog nooit een h-a-m, "vader voor volkeren". Nu onthoud, hij is G-r-a-h-a-m, zes letters. Maar A-b-r-a-h-a-m is zeven letters. Bemerk dat zij daar beneden zijn, Billy Graham die naar alle delen van de wereld gaat en uit Sodom roept: "Kom er uit, ontvlied de toorn die zal komen." Voor zover ik weet is er geen man op het veld die ik ken, die zo'n houvast heeft op God, op dat woord van rechtvaardiging, dan Billy Graham. Hij kan het naar voren brengen. Hij is niet zozeer een theoloog... ik neem aan dat hij een theoloog is, maar hij is niet zo'n krachtige leraar. Maar God is met hem. Die man zal daar staan met zoiets als een zondagsschoolonderwijzing en laat deze mensen ademloos luisteren. Hij is Gods dienstknecht van het uur. Tot wie? De natuurlijke kerk, die in Sodom is.
205 Maar bedenk, er was één geestelijke gemeente, die bevond zich echter niet in dat denominationele gezelschap. Een uitgeroepen groep; en zij ontvingen ook een boodschap en een boodschapper. Wat was het? Onderscheidende de gedachten die in het hart waren. God bewijst altijd Zijn Woord.
206 Laten we bidden. Dierbare Hemelse Vader, dit is een belangrijk moment, waarin beslissingen moeten worden genomen, de tijd tikt door, we weten niet in welk uur onze Heer zou kunnen komen. En zoals wij zien worden deze profetieën die door Hem zijn gedaan, door Uw profeten gedurende de eeuwen, nu ontvouwd. O God, hoe dank ik U hiervoor, dat zelfs capabele mannen, bekwame mannen in theologie, kunnen standhouden tegen de listen van de wereld en de ongelovigen, en in deze panels; die daar zonder schaduw van twijfel vastberaden en getrouw staan, wetende waar ze staan en door de Schriften bewijzen dat dat Woord waar is. Dan wij, die op Uw komst wachten, Here, wij geloven deze andere dingen die zijn geprofeteerd over wat zou plaats vinden. Wij staan en verheugen ons om U onder ons te zien wandelen en elk ding te zien volbrengen waar U over sprak dat zou gebeuren, bewijzend dat Uw Woord waar is. Eeuwige God, Uw zieke kinderen zitten hier.
207 Ik weet niet hoeveel tijd wij nog meer hebben om te werken. De avondzon is aan het zakken. Maar U beloofde aan de profeet: "Het zal licht zijn rond de avondtijd." En wij zien dat het dezelfde zon is die in het oosten opgaat, die in het westen ondergaat. De beschaving is met de zon meegereisd en nu zijn we aan de Westkust en het Evangelie reisde met de beschaving mee. Nu, Vader, wij weten dat dit het einde is van het Evangelie, het einde van de tijd, het einde van het tijdperk. Het loopt uit in de eeuwigheid. Maar U beloofde dat de Zoon naar voren zou treden, de Zoon des mensen zou worden geopenbaard. In de laatste dag zou dit plaats vinden. De avondlichten zijn gekomen, Vader. Wij danken U daarvoor. En zo nederig als het is, toch doet U het menigmaal zo eenvoudig dat het ver over de hoofden heengaat van de grote, zogenaamde diepe denkers, en het aan kinderkens geopenbaard wordt, dezulken die willen leren.
208 Ik bid, God, dat U het vanavond zo wilt maken, dat Uw arme zieke kinderen hier de belofte van God zullen zien en ieder van hen zal worden genezen en hier morgen zal weggaan met een nieuw, sterk lichaam, opnieuw gezond. Sta het toe, Here, zodat zij de Boodschap aan elkaar kunnen doorgeven, totdat die laatste in de kudde is en dan zullen de deuren worden gesloten. Help ons, dierbare God. Ik vraag U vanavond, in het aangezicht van dit alles, of U het slechts nog één keer zou willen doen, Vader, voor mij.
209 Het scheen dat gisteravond de mensen het niet zozeer opmerkten, maar ik bid, laat het vanavond opnieuw gebeuren, Here. Want ik ben over mijn toegestane tijd gegaan met spreken, maar ik weet niet hoeveel langer wij de gelegenheid zullen hebben om dit te doen. Dus ik bid, Vader, wilt U mij verhoren? En verhoor het gebed van deze goddelijke mannen en vrouwen die hier vanavond zitten, die vervuld zijn met Uw Geest. Zij zijn gelovigen, Here; U kunt eenvoudig werken onder hen. En we zijn... Ik bid dat U Uw Woord zult bewijzen waar U zei: "Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen." Laat het weer zo zijn, Jezus, dat bewezen wordt dat U dezelfde bent gisteren, vandaag en voor immer. Ik vraag het voor de glorie van God, in de Naam van Zijn Zoon, Jezus Christus. Amen.
210 Nu, slechts voor een ogenblik, ik wil weten hoeveel mensen hier binnen zijn die gebedskaarten hebben. Ik wil dat u uw handen opsteekt, ieder van u die gebedskaarten heeft. Wel, het is de grote meerderheid, vermoed ik, bijna overal.
211 Ik vraag me af hoeveel mensen hier zijn die geen gebedskaarten hebben en toch ziek zijn, zoudt u uw handen willen opsteken en zeggen: "Ik heb geen gebedskaart en toch ben ik ziek. Ik ben behoeftig."
212 Ik zou u willen vragen om voor een ogenblik eerbiedig te zijn. Nu, ik houd ervan om tot u te spreken. Dat is altijd mijn probleem, ik praat te lang. Maar voordat u komt – ik hoop en vertrouw dat God dit zal bewijzen, dat wat ik heb gezegd de waarheid is, laten we het eenvoudig aan God overlaten.
213 Nu, hoevelen zitten daar die ziek zijn, die weten dat ik niets over u weet, steekt uw handen op. Kijk daar eens naar. In orde.
214 Ik wil nu u, degenen zonder de gebedskaarten. De gebedskaarten zullen worden opgeroepen. Ik wil dat u bidt.
215 De Bijbel zei dat Jezus Christus dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer. Hij zegt: "Hij is een Hogepriester die daar zit om voorspraak te doen op onze belijdenis." Wij moeten het eerst belijden voordat Hij een Hogepriester kan zijn, want Hij pleit alleen op onze belijdenis. Is dat waar, broeder predikers? [De predikers zeggen: "Amen." – Vert] Ziet u, Hij bemiddelt alleen op onze belijdenis, wat wij belijden dat Hij is, wat Hij voor ons heeft gedaan. Niet wat Hij zal doen. Hij heeft het reeds gedaan. Wij moeten belijden dat Hij het gedaan heeft. "Hij werd verwond om onze overtredingen; door Zijn striemen werden wij genezen."
216 Nu, de Hemelse Vader weet het. En terwijl ik naar u kijk, zie en herken ik een goede vriend van mij uit Ohio; hij en zijn vrouw zitten hier: meneer Dauch en zijn vrouw. En ik geloof dat twee of drie plaatsen verderop opnieuw die eerwaarde zit, meneer Blair, die ik gisteravond heb ontmoet. Voor mij is het donker boven het gehoor, vanwege deze lichten hier is het een beetje schemerig voor mij en ik zie u niet al te goed.
217 Maar ik wil dat u bidt. Plaats de zaak waar u behoefte aan hebt op uw hart en vraag onze Hogepriester, die kan worden aangeraakt door het gevoelen van onze zwakheden.
218 Nu, ik ken u niet en u zou mij overal kunnen aanraken, zoals u uw broeder aanraakt, uw man, uw herder, iemand; dat zou niet helpen. Maar als u Hem aanraakt en als wij echt in lijn zijn met Zijn Geest, dan kan Hij uw geloof gebruiken om Hem aan te raken en door een gave terug te spreken.
219 Ziet u, ik ben net zo stom als dit ding hier is, zolang er geen stem doorheen spreekt. Die moet er zijn. Dit is een stom ding als er niet iemand doorheen spreekt. En zo is ieder persoon stom als het op deze dingen aankomt, tenzij God door hen heen spreekt.
220 Bidt u nu, en laten we zien of deze dingen die ik heb gesproken de waarheid zijn. God, helpe ons dat het zo is. Ik zeg niet dat Hij het zal doen. Ik hoop dat Hij het zal doen. Ik vertrouw erop dat Hij het zal doen. Hij heeft me in al die jaren nog nooit in de steek gelaten, over het rond der aarde, bij allerlei soorten volkeren en miljoenen mensen. Hij heeft me nog nooit in de steek gelaten. En ik ben er zeker van, net zo zeker als ik geloof dat ik hier sta, dat Hij mij nu niet in de steek laat.
221 Ik ga u vragen om heel eerbiedig te zijn en te blijven zitten; slechts voor een ogenblik. We zullen het normale gehoor ontbinden en voor de zieken gaan bidden, slechts nog een ogenblik.
222 Maar ik wil dat u, u gelovigen, niet slechts naar mij kijkt, maar gelooft en zegt: "Ik geloof dat wat de man heeft gezegd de Schrift is. Ik weet niet of we al zo ver in de tijd zijn als hij heeft beweerd dat we zijn. Maar als het zo is, dan moet het gebeuren. Als zijn woorden Gods woorden zijn, dan zouden zijn woorden kunnen falen, maar Gods woorden niet."
223 God is verplicht om Zijn Woord gestand te doen. Hij zal het bewijzen. Hij zal het bewijzen. "Hij die in Mij gelooft." Hij bewees dat dit de laatste dag is. Hij bewees datgene wat zou gebeuren. Hij bewees dat er werd verondersteld dat dit zou gebeuren.
224 En onthoud dat Abraham en zijn groep daarna nooit meer een teken van God hebben ontvangen totdat de beloofde zoon arriveerde. Hoevelen weten dat dat waar is? ["Amen."] Dat teken van onderscheiding! En het koninklijke zaad van Abraham, laat mij u horen, laat mij u vertellen. ZO SPREEKT DE HERE: "U ontvangt uw laatste teken." Dat is overeenkomstig de Schriften en de openbaring van God die in mijn hart is, die ervan spreekt dat dit de waarheid is. En ik vertrouw erop dat u zult geloven, dat het de waarheid is.
225 Geloof nu. Laat iedereen nu geloven en zeg: "Here Jezus, laat mij U aanraken. Ik heb een nood in mijn hart en ik weet dat broeder Branham niets over mij weet. Ik ken de man zelfs niet, hij kent mij niet, maar U wel. En als hij mij de waarheid heeft verteld, zal dit gebeuren." Ik vraag u nu om voor een kort poosje niet te bewegen. Wees echt...
226 U bent een geest, zie. En ik neem iedere geest hier binnen onder mijn controle, in de Naam van Jezus Christus, opdat Zijn Woord mag worden vervuld.
227 Wees slechts eerbiedig. Bid. Zie op naar Hem en zeg: "Here, ik geloof het. Helpt Gij mijn ongeloof."
228 Laten we beginnen. Ik moet mij hier op een bepaald gedeelte van het gebouw concentreren, want er zijn er zoveel van u, en ieder van u is een geest.
229 Ik kan het niet. U zegt: "Hoe zit het met mij?" Ik zou het u niet kunnen vertellen. Het is soeverein. Alle werken van God zijn soeverein. Er zullen veel mensen worden genezen die vanavond over het podium komen, waarschijnlijk ook velen niet. Het is geheel aan de soevereiniteit van God. Wie kan Hem vertellen wat Hij moet doen? Niemand. Hij werkt overeenkomstig Zijn eigen wil, Zijn eigen plan.
230 Maar u, geloof slechts. Wees nederig. Wees niet nerveus. Strek u eenvoudig uit naar God en zeg: "Here God, ik geloof het." Ziet u? "Laat mij Uw kleed aanraken. Ik heb behoefte aan zo-en-zo. Ik weet dat de broeder mij niet kent, of mijn nood, maar hij vertelde ons over deze dingen die U deed en zei dat U hier vandaag Dezelfde bent."
231 Dat sluit u broeders hier op het podium er niet buiten, niemand van u. Ik vraag u slechts, mijn broeders, als mede-arbeiders van het Evangelie van Christus. Ik spreek tot u zo oprecht als ik maar kan, als een stervende man gelijk u, ziet u, die deze wereld moet verlaten. We moeten gaan. En ik moet rekenschap afleggen op de dag van het oordeel voor wat ik heb gezegd. Daar ben ik mij van bewust, heel erg bewust. En ik waardeer u mannen, wat u bent, die hier bij mij staat en mij helpt. Ik probeer u gewoon te helpen, om alles te doen wat ik kan voor de zaak van Gods Koninkrijk. Dat bid ik en vraag ik.
232 Hier, hoevelen hebben dat Licht op de foto wel eens gezien? Hebt u de foto ervan gezien? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Daar hangt het, precies daar. Kunt u het zien?
233 Het bevindt zich boven die dame die daar zit met haar zakdoek. Ze bidt voor een geliefde. Dat is waar, dame. [De dame zegt: "Dat is waar, broeder Branham."] Die geliefde... Gelooft u dat ik Zijn profeet ben, of neemt u mij niet kwalijk, Zijn dienstknecht? ["Absoluut."] Gelooft u dat? In orde. Nu, als God aan mij kan openbaren wat er verkeerd is, zoudt u dan willen aanvaarden dat het van God komt, precies zoals de vrouw die Zijn kleed aanraakte? Nu, u weet dat u zes of negen meter bij mij vandaan bent, of meer, u hebt mij helemaal niet aangeraakt. Maar u hebt iets aangeraakt, waardoor u weet dat u met iets in contact bent. Iemand. Wat het is, het is voor een vrouw, die uw dochter is. Dat klopt. Gelooft u dat zij gezond zal worden? Ze is een drugverslaafde. ["Dat klopt!"] Ik zie haar zweverig, dronken. Ziet u? Nu, plaats de zakdoek die u in uw hand hebt op haar, en twijfel niet. Ik geloof dat God haar zal bevrijden. Zult u het samen met mij geloven? Amen. ["O! Dank U, Jezus!"]
234 Ik ken de vrouw niet, maar God kent haar. Gelooft u nu met heel uw hart?
235 De man die daarginds zit met het gestreepte overhemd aan, met een hernia, gelooft u dat God u zou willen genezen en u in orde maken? Gelooft u dat Hij het zal doen? Ik heb de man nog nooit in mijn leven gezien. Hebt u een gebedskaart meneer? [De man zegt: "Nee, ik heb er geen."] Hebt u er geen? U hebt er geen nodig.
"Indien gij kunt geloven!"
236 Hier zit een vrouw die over het hoofd probeert te kijken van deze vrouw die hier zit. Zij is een vreemde voor mij. Maar ze is erg nerveus. Ik ken haar niet. Ik heb haar nog nooit in mijn leven gezien. Maar God kent haar en zij is zich er precies nu van bewust dat zij met Iets in contact is. U hebt daar zitten bidden wegens een bepaalde oorzaak. De oorzaak waarom u zo bent is omdat u niet langer kunt blijven dan vanavond. U moet de samenkomst verlaten. U bent van plan om morgen weer naar huis te gaan. U komt niet hier vandaan, ook komt u niet uit Californië. U gaat van hier uit oostwaarts. U gaat met het vliegtuig. U bent van plan te gaan vliegen. U komt van Oklahoma. Ja. Dat is juist.
237 U bent ook in een stervende toestand. U bent hierheen gekomen om voor u te laten bidden. U hebt geen gebedskaart. Maar u geloofde dat u zou worden genezen als u slechts hier zou kunnen komen. Dat klopt. Overigens, uw toestand is kanker. De kanker zit in het bot. Gelooft u dat u nu zult worden genezen? Gelooft u dat u met Hem in contact bent, mijn zuster? Misschien wil God mij vertellen wie u bent, zou u dat helpen? Als dat zo is, steek dan uw hand op als u dat gelooft, dat God... het u zou helpen. In orde, mevrouw Steel, u kunt teruggaan naar Oklahoma en worden... Ik ken de dame niet. Ik heb haar nog nooit gezien.
238 Hier precies zit een dame vlak achter haar. Zij lijdt aan spataderen. En zij heeft ook een zoon die een alcoholicus is en zij bidt voor hem. Als ze zal geloven, kan ze genezen worden. Mevrouw Mason, zult u met uw hele hart geloven en geloven dat Jezus Christus de genezing aan u zal toestaan? Doet u dat?
239 In orde, leg dan uw hand op die dame die daar naast u zit, zij is aan het bidden voor haar man die ongered is. God zal de genezing toestaan.
Laten we bidden.
240 Dierbare God, ik bid dat u die zegen aan haar wilt toestaan. Geef die vrouw het verlangen van haar hart, Here. Haar geloof is zo dicht bij U, dat het U heeft aangeraakt. En ik bid, Vader, dat U wilt helpen, in Jezus' Naam. Amen.
241 Geloof nu met geheel uw hart dat u het zult ontvangen. Wilt u dat doen? In orde. God zegene u.
242 Gelooft u dat uw man zal worden gered, dame? Gelooft u het met geheel uw hart? Steek uw hand op dat u het doet.
243 Het lijkt erop alsof er een vrouw voor mij staat die erg gezet is. Daar zit ze. Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? Gelooft u dat ik Gods dienstknecht ben? Doet u dat? In orde. Ik ken u niet. Het zijn klieren die uw probleem zijn. U hebt overgewicht. U bent naar een dokter geweest die zei dat hij er niets aan kon doen, maar dat was een aardse dokter. Ziet u? Uw... U had recent heel wat verdriet. U hebt uw man verloren. U komt niet hier vandaan. U komt eigenlijk van Arkansas. U bent ook op zoek naar werk en u kunt geen werk vinden. U was op de een of andere manier bang dat u niet zou worden opgeroepen. Maar uw geloof heeft God nu aangeraakt. Mijn zuster, ga, geloof. God geve u een baan, geve u het verlangen van uw hart.
244 God bewijst dat Zijn Woord waar is. Gelooft u dat dat zo is? ["Amen."] Nu wil ik dat u opnieuw met mij bidt.
245 Vader God, U bent dezelfde God die bewees toen U zei: "Het meisje is niet dood, zij slaapt", toen moest U het bewijzen. Nu, U beloofde dat vlak voor de komst van de eindtijd, de Zoon des mensen Zichzelf op dezelfde manier zou openbaren als Hij bij Sodom deed. U beloofde het, Here. Nu bent U naar de aarde gekomen in de vorm van de Heilige Geest en bent vanavond onder ons gekomen, bij ons gelovige mensen, en hebt het bewezen. U hebt Uw Woord bewezen zoals U het toentertijd deed. Here, we hebben niet meer bewijs nodig. U bent onder ons. Wij hebben U lief. En wij beseffen dat dit het laatste teken is vlak voor Uw komst, overeenkomstig de Schriften. En al de schaduwen en typen falen nooit. Ze moeten positief zijn.
246 Dus we bidden, Vader, als Uw kinderen nu komen om voor zich te laten bidden, dat ieder genezen zal worden. Moge er geen enkel ziek persoon meer onder ons overgebleven zijn aan het einde van deze genezingsdienst. O, dierbare God, wilt U Uw zalving nu zo genadevol op Uw volk laten neerdalen, dat ieder van hen genezen mag worden.
247 En mochten hier enigen zijn die Uw kinderen nog niet zijn, en op basis van deze dingen, terwijl zij het Woord hebben gehoord en die zaak hebben zien doen, tot op de letter waar gemaakt en Wie U bent en wat U bent, dat U hier bent...
248 En Here, zoudt U een leugen zegenen? Wel zeker niet, Here. Maar U beloofde om Uw Woord te zegenen en het zou niet ledig wederkeren. Het zou datgene volvoeren waartoe het gezonden was. En nu hebt U dat vanavond zonder enige schaduw van twijfel voor ons gedaan.
249 Met onze hoofden gebogen, zijn hier mensen die nog niet eerder hebben geloofd, die hun hand zouden willen opsteken? Met uw hoofden gebogen, steek uw hand op. En sta op en zeg: "Nu geloof ik met mijn hele hart. En ik wil Jezus Christus nu op dit moment aannemen." Zoudt u dat willen doen, enig persoon, iemand die hier is, die Christus nog niet heeft aangenomen en die het op dit moment zou willen doen? Ik zal u niet zeggen... U gaat naar de kerk van uw keuze. Maar ik vraag u om Jezus Christus aan te nemen terwijl u... U zult waarschijnlijk nooit meer dichter bij Hem kunnen komen totdat u Hem in persoon ziet als Hij in Zijn zichtbaar lichaam uit de hemel komt. Wilt u Hem nu aannemen als u het nog niet hebt gedaan?
250 Aangezien ik hier niemand zie staan, geloof ik dat u allen normale mensen bent, goed bij uw verstand en beseft wat u doet. Als u hier onder blijft zitten, bedenk: "Indien gij beschaamd zijt voor Mij voor de mensen, dan zal Ik Mij schamen voor u voor Mijn Vader." Mogelijk was daar iemand die opstond in het gehoor, ja, achteraan.
251 Dierbare God, misschien zie ik degenen niet die staan, zij willen U aannemen. Zij beseffen, Here, dat dit tot aan deze tijd niet werd gedaan en nu bevestigt U het en bewijst dat het zo is. Ik bid, Vader, dat in hun harten, die op dit ogenblik op vreemde wijze bewogen worden... Hoe zouden we kunnen weten of dit wel eens de laatste persoon zou kunnen zijn die binnen moet komen? Dit zou het einde kunnen betekenen voor Los Angeles. Dit zou de laatste ziel kunnen zijn die in het Koninkrijk geboren zal worden. Wij weten niet wanneer die tijd komt. En als die komt, zal de deur worden gesloten, het lichaam zal compleet zijn. Het zal geen misvormd lichaam zijn of een misvormde bruid. Het zal slechts zoveel leden hebben als dat er namen staan opgetekend in het levensboek van het Lam, van voor de grondlegging der wereld, voor wie Jezus kwam om ze te nemen, zoals Adam, die er direct aankwam om zijn vrouw te redden. Ik bid, God, dat U ze nu in Uw Koninkrijk zult ontvangen. Zij zijn in Uw handen. Handel met hen, Here; ik bid het in Jezus' Naam. Amen.
252 God zegene ieder van u die opstond. Ik wist niet dat enigen van u stonden. Sommigen stonden achterin, sommigen boven op het balkon. Nu wil ik dat u één ding voor mij doet. Begrijp mij alstublieft goed. Ga naar een prediker hier en praat er met hem over nadat de dienst voorbij is. Wilt u dat doen? Mis het niet. Als u nog nooit in een Christelijke doop bent gedoopt, doe dat dan vervolgens en blijf dan met uw handen omhoog staan totdat u de Heilige Geest ontvangt.
253 Nu, veel mensen hier hebben gebedskaarten. We zullen ze gaan vragen om op te staan en hierheen te komen en naar ik aanneem hier langs te lopen. Of moet ik komen... [Een man zegt: "Nee."] Daar zal ik niet toe in staat zijn. ["Ze komen van deze kant vandaan."] Van deze kant vandaan, de mensen die gebedskaarten hebben kunnen langs deze kant komen en naar die kant gaan.
254 Als er enigen van u zijn die weg moeten gaan, het is... ik ben laat. Het spijt me. Ik zal het morgenavond een beetje beter proberen te doen. Het is tien over tien op de klok aan de muur. Dank u zeer voor uw aanwezigheid vanavond en moge de God des Hemels u zegenen. Als u wilt blijven en naar de gebedsrij kijken, bent u van harte welkom. Maar we beginnen nu voor de zieken te bidden en ik wil u niet vasthouden tenzij u wilt blijven. U kunt weggaan in de Naam van de Here Jezus. Moge Gods vrede met u meegaan en u zegenen en u rust schenken in uw lichaam gedurende de nacht en u een goede gezondheid toestaan, zodat u morgenavond terug kunt komen. God zij met u.
255 Laten degenen die gebedskaarten hebben nu opstaan voor gebed, terwijl wij gezamenlijk voor de mensen bidden. Nu willen wij u die staan met een gebedskaart iets onder de aandacht brengen; is er enige twijfel in uw leven? Is er enige, neem me niet kwalijk, enige zonde in uw leven die u niet hebt beleden? Als dat er is, laat mij u dit vragen. Kom niet in de gebedsrij met onbeleden zonden in uw hart. Want u moet... Dit is het brood der kinderen, ziet u. Als u geen Christen bent, geef uw leven over aan Christus en kom dan in de gebedsrij. Het is voor de gelovige. Wilt u dat doen? Aanvaard Hem eerst als uw Redder en kom dan langs het podium om voor u te laten bidden.
256 Ik zal voor ieder individueel gaan bidden; ze niet zomaar voorbij laten gaan als een soort routinehandeling. We zijn nu in een kerk. Ik geloof dat zuster Wyatt ons heeft toegezegd dat we kunnen blijven en bidden. [Een man zegt: "Ja, de hele avond, zolang als u wilt."] We kunnen zo lang blijven als we willen. En ik dank zuster Wyatt en de staf hier dat ze ons dat laten doen. God zegene haar. Haar dappere man stond op dit podium, bad voor de zieken totdat hij stierf, zover als ik weet, een echte soldaat van het kruis. En nu probeer ik door te gaan met hetzelfde te doen; zegen deze mensen.
257 Nu bid ik, dat ieder van u die hier langs komt... U hoeft niet alles te belijden wat u zou willen. U hoeft niets te zeggen wat er verkeerd met u is. Kom gewoon en laat mij voor u bidden en geloof.
258 Gelooft u dat God mij gezonden heeft om dit te doen? Steek uw hand op. Herinnert u zich wat de Engel des Heren heeft gezegd? "Als u de mensen ertoe kunt krijgen u te geloven, wees oprecht wanneer u bidt, dan zal niets voor het gebed standhouden." En u weet dat dit waar is. Het is bewezen, opnieuw en opnieuw.
259 Nu ga ik onze zuster Rose vragen of zij, als ze wil, dat 'Geloven alleen' wil spelen, of 'De grote Heelmeester is nu nabij', of zoiets.
260 Ik wil nu dat ieder van u met mij samenstemt. Wilt ook u, mensen die niet in de gebedsrij zijn, wilt u voor deze mensen bidden? Wel, beloof ze dat door uw hand op te steken: "Ik zal bidden. We zullen allemaal bidden." In orde. Ja.
261 Ik zou willen, dat wanneer u moet weggaan, u het heel rustig zult doen, zodat zij niet worden gestoord terwijl wij bidden.
262 Gelooft u dat het nu voorbij zal zijn, zuster? [De zuster zegt: "Met heel mijn hart."]
263 Dierbare God, ik leg mijn handen op deze zuster, daag de aanvechtingen in haar lichaam uit. In de Naam van Jezus Christus, moge het haar verlaten. Amen.
De Here zegene u, zuster.
264 Gelooft u met geheel uw hart? Zijn al uw zonden beleden? Bent u, zover u weet, bent u gereed om uw genezing te ontvangen?
265 Dierbare God, ik leg mijn handen op mijn zuster, in de Naam van Uw Zoon Jezus Christus, en vraag dat de aandoening van haar lichaam zal zijn weggegaan, in Jezus' Naam. Amen.
266 Zijn alle zonden beleden en bent u gereed voor genezing? Gelooft u, broeder? [De broeder zegt: "Ik geloof met heel mijn hart."]
267 Dierbare God, ik leg mijn handen op mijn broeder, daar wij weten dat U hier tegenwoordig bent, Here. Ik bid dat U hem zult genezen, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
268 Alle zonden beleden? Nee, u hoort niet. [Broeder Branham spreekt langzaam en duidelijk vanwege de doofheid van de zuster.] Gelooft u dat u zult horen? [De zuster zegt: "Ik geloof. Maar ik ben doof."] U gelooft.
De vrouw is doof. We zullen bidden.
269 Dierbare God, ik bid dat U onze zuster wilt genezen en deze doofheid van haar wilt wegnemen. Ze zit in een afgesloten wereld waarin zij niet kan horen. Ik bid dat U haar genezing wilt toestaan, door Jezus' Naam.
270 Ik ga de mensen vragen om hun hoofd een ogenblik gebogen te houden. Ik wil zien wat er met haar is gebeurd. Nu, alstublieft, in Jezus Christus' Naam, laat niemand z'n hoofd of ogen opheffen. U moet dat niet doen tenzij ik het u vertel.
271 Kunt u mij nu horen? [Ze zegt: "Het is nog niet weg." Broeder Branham klapt één keer in zijn handen. "Ik kan horen."] Hoort u mij? [Broeder Branham klapt nog eens, en dan nog eens. "Ik kan horen."] Hoort u mij? ["Ja."] Kunt u horen? Zij kan nu horen. [Broeder Branham klapt nog eens.] Hoort u iets?
272 Nu, geloof met uw hele hart. Zult u dat? U gelooft en God zal u volkomen in orde maken. Ze zei, als ik maar zou bidden en mijn handen op haar oren leggen! En ze zei dat ze iets kon horen. In orde, ga nu door met te geloven dat u weer volmaakt zult kunnen horen. U kunt horen.
273 Zijn alle zonden beleden, zuster? [De zuster zegt: "Ja."] Bent u gereed voor uw genezing? ["Ja."]
274 Dierbare God, ik leg mijn handen op mijn zuster, wetende dat in ons, in onszelf geen goeds is, maar wij weten dat wij Christenen zijn, geboren uit de Geest van God. En we leggen handen op onze zuster en vragen om haar genezing, in Jezus Christus' Naam. Amen.
275 Gelooft u nu dat u zult worden genezen? ["Fijn!"] In orde, nu, u bent genezen. ["Ja!"] Dat is de manier om het te doen. Dat klopt. In orde.
276 Alle zonden beleden? [De zuster zegt: "Jazeker."] En bent u gereed voor uw genezing? ["Ja."] Gelooft u dat de God die de harten der mensen kent u door het opleggen der handen gezond zal maken? ["Dat doe ik."]
277 Onze Hemelse Vader, ik bid dat U onze zuster zult genezen, terwijl wij onze handen op haar leggen en vragen in de Naam van Jezus Christus dat U haar beter zult maken. Amen.
278 Hoe maakt u het? Natuurlijk weet u dat ik weet wat er verkeerd met u is. [De zuster zegt: "Ja."] Maar ik zeg het expres niet, omdat het door dit te doen, steeds maar verder zal gaan. ["In orde."] Maar als u zult... Zijn alle zonden beleden? ["Jazeker."] En gelooft u dat God u beter zal maken? ["Jazeker."] Gelooft u dat de gewrichtsontsteking... Ik heb het gezegd.
279 Dierbare God, ik bid dat u haar wilt helpen en haar gezond wilt maken. Sta het toe, in Jezus' Naam.
U zult niet kreupel worden. Ga, geloof met heel uw hart.
280 Gelooft u dat God u gezond zal maken? [De zuster zegt: "Amen."] Zijn alle zonden beleden en bent u klaar voor uw genezing? Gelooft u dat uw rug in orde zal zijn?
281 Dierbare Hemelse Vader, ik bid dat U haar zult genezen en haar gezond zult maken. In de Naam van Jezus Christus, moge het zo zijn. Amen.
God zegene u, zuster. Ga nu met geloof.
282 Zijn alle zonden beleden, zuster, bent u gereed voor genezing?
283 Dierbare God, haar zonden, zegt zij, zijn beleden. Ik leg mijn handen in de Naam van Jezus Christus op deze vrouw en vraag om haar genezing. Amen.
284 Zijn alle zonden beleden? U moet in orde zijn, u bent erg ziek, u weet dat. U weet dat ik weet wat er verkeerd met u is. En gelooft u dat God u gezond zal maken, uw hart genezen en u volkomen gezond zal maken?
285 Dierbare God, ik bid in de Naam van Jezus Christus, dat U haar zult genezen en haar gezond zult maken. Moge dit haar verlaten, Vader, in Jezus' Naam. Amen.
God zegene u nu. Twijfel niet. Ga, gelovend.
286 Alle zonden beleden? Bent u gereed voor genezing?
287 Dierbare Hemelse Vader, ik leg mijn handen op onze zuster. In de Naam van Jezus Christus, moge zij genezen zijn. Amen.
Twijfel niet. Ga, gelovend.
288 Alle zonden beleden, bent u gereed voor genezing?
289 Dierbare Hemelse Vader, ik bid dat U onze broeder zult genezen, hem gezond zult maken. Sta het toe, Vader. Ik leg mijn handen op hem voor dit doel, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
God zegene u. Ik geloof het met mijn hele hart.
290 Gelooft u nu, zuster? Zijn alle zonden beleden en bent u gereed voor genezing?
291 Dierbare God, ik leg mijn handen op de zuster in de Naam van Jezus Christus, moge zij gezond zijn voor Uw heerlijkheid. Amen.
292 Het is heel vaak op die manier, slechts een aanraking, zoals Jezus zei: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Indien zij hun handen op de zieken leggen." Ik begon op te merken dat het in de samenkomsten vijftig procent meer effect heeft dan wanneer je de mensen in een rij oproept en onderscheiding hebt, want dan bereik je er maar een paar. En op deze manier worden er veel meer genezen.
293 Hebt u al uw zonden beleden van ongeloof en alles? Gelooft u nu dat u zult worden genezen? [De zuster zegt: "Ja, en bevrijd."]
294 Dierbare God, ik bid dat U onze zuster zult genezen terwijl ik haar hand vasthoud en vraag om haar genezing in de Naam van Jezus Christus. Amen.
God zegene u, zuster.
295 Gelooft u nu? [De zuster zegt: "Ja."] Alle zonden beleden? ["Ja."]
296 Dierbare God, ik leg mijn handen op onze zuster voor haar genezing, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
God zegene u, zuster.
Het lijkt alsof het iets heel kleins is, maar het is God die het beloofde.
297 Zijn de zonden beleden?
298 Dierbare God, ik bid dat U deze, onze zuster, geneest. Terwijl ik haar de handen opleg in de Naam van Jezus Christus, moge zij gaan en gezond zijn. Amen.
299 Zijn de zonden beleden?
300 Dierbare God, ik bid dat U onze zuster geneest terwijl ik haar de handen opleg, in Jezus Christus' Naam. Amen.
301 Als u nu komt met de mechaniek, moge het dan contact maken met de Dynamiek, dan zal het in werking treden.
302 Zijn de zonden beleden? [De zuster antwoordt dan – Vert] U bent gereed.
303 Dierbare God, ik bid dat U haar zult genezen en haar gezond zult maken, in Jezus Christus' Naam. Amen.
God zegene u, zuster.
304 Alle zonden beleden? [De zuster zegt: "Alles."]
305 Dierbare God, zoals deze vrouw mij in de ogen kijkt, geloof ik dat. Ik bid dat U haar zult genezen, in Jezus' Naam.
306 U brengt haar slechts, is het niet, zuster? U brengt haar alleen maar? In orde. [De zuster zegt: "Ze is ook blind."] Gelooft u zuster, dat God u gezond zal maken? [De blinde zuster zegt: "Ik geloof dat God mij mijn gezicht kan teruggeven."] God zegene u.
307 Hemelse Vader, U bent altijd genadevol ten opzichte van de blinden en ten opzichte van de behoeftigen. Zij hebben gezien wat U vanavond hebt gedaan. Dus geloven wij, Here, dit grote laatste teken dat zich nu onder ons beweegt. Ik vraag of het gezicht van deze blinde vrouw tot haar mag komen, in Jezus Christus' Naam. Amen.
308 [Degene die blind was, zegt: "Dank U, Jezus!"] Nu, ga hier melding van maken. Vermeld het. ["Dank U!"]
309 [Zij, die de blinde zuster bracht, vraagt om gebed – Vert] O ja, gelooft u dat God u zal genezen? ["Halleluja!"]
310 Dierbare Hemelse Vader, ik leg mijn handen op onze zuster en vraag dat U haar geneest, in Jezus Christus' Naam. Amen.
311 God zegene u, zusters. Laat ons van u horen hoe het met u is, hoe het verder met u gaat.
312 Gelooft u, zuster? [De zuster zegt: "Ja, dat doe ik."]
313 O dierbare Hemelse Vader, ik bid voor onze zuster, erop vertrouwend dat U haar nu zult genezen. Ik leg mijn handen op haar in de Naam van Jezus Christus.
Geloof nu. Dat is juist. Ga nu, gelovend.
314 Gelooft u, broeder? [De broeder zegt: "Ja."] Alle zonden beleden?
315 Dierbare God, ik bid dat U onze broeder zult genezen en gezond maken, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
316 Gelooft u, zuster?
317 O God, ik bid in Jezus Christus' Naam, nederig, in de lieflijkheid en tederheid van dit uur, dat de Heilige Geest deze vrouw gezond moge maken. [De zuster zegt: "En ik vraag u, bid voor mijn zoon. Ik heb hem al twintig jaar niet meer gezien."] Ik bid dat God uw zoon tot u zal zenden, dierbare zuster. God zegene u.
318 Dierbare Vader, ik bid voor onze zuster hier. In de lieflijkheid van de Heilige Geest, moge Hij nu komen en onze zuster genezen, in Jezus' Naam. Amen.
Gods zegen, zuster.
319 Dierbare God, ik bid voor mijn broeder, terwijl hij hier staat en ik hem de handen opleg en om zijn genezing vraag in Jezus' Naam.
320 Gods zegen, mijn broeder. [De broeder zegt: "God zegene u."] In orde.
De kleine jongen?
321 Dierbare God, bij het opleggen der handen op deze kleine, zegen ik hem in de Naam van Jezus Christus voor zijn genezing.
322 Gelooft u nu, zuster? [De zuster zegt: "Ja."] Wilt u dat er ook voor u gebeden wordt?
323 Dierbare God, ik bid voor haar, terwijl ik haar de handen opleg. Nu, dit is Uw opdracht, dat is wat U zei dat moest worden gedaan: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij gezond worden." U hebt gezegd dat het zou gebeuren.
Nu, Hij heeft dat gezegd, of niet? Dan moet het op die manier gebeuren, zuster.
324 Dierbare God, ik bid dat U onze zuster geneest en haar gezond maakt, in Jezus Christus' Naam. Amen. God zegene u, zuster.
325 Bent u gelovend gekomen, zuster?
326 Dierbare Hemelse Vader, ik vraag om Uw zegeningen op onze zuster, in gehoorzaamheid aan wat U zei dat we moesten doen. U zei: "Deze tekenen zullen degenen volgen die geloven. Als zij hun handen op de zieken leggen", zei U, "zullen zij gezond worden."
327 Mag ik hier een ogenblik stoppen om iets te zeggen, slechts om de mensen een ogenblik te laten uitrusten, slechts voor een ogenblik. Een criticus zei eens tegen mij dat het zo niet is. Maar ziet u, Hij zei: "Deze tekenen zullen volgen."
328 U hebt mijn boodschap gehoord over Het Proces, waar we Jezus voor het gerecht dagen. Ziet u, Hij zei tegen Noach: "Het zou gaan regenen." Het regende nog honderdtwintig jaar niet, maar het regende hoe dan ook. Hij zei tegen Abraham dat hij een zoon zou krijgen bij Sara. Het was vijfentwintig jaar later. Hij had nooit gezegd wanneer. Hij zei dat ze een zoon zouden krijgen. Vijfentwintig jaar later gebeurde het. Ziet u, Hij zei niet wanneer.
329 Hij zei: "Het gebed des geloofs zal de zieke behouden. God zal hem oprichten. Als zij de handen leggen op de zieken, zullen zij herstellen." Is dat wat Hij zei? [De samenkomst zegt: "Amen."] Hij zei niet dat ze zouden opspringen en meteen hersteld zouden zijn. Hij zei: "Zij zullen herstellen." Kijk, dat is Zijn belofte. Dat is wat wij geloven.
330 Kom, zuster. Gelooft u dat dit waar is? Dan kan niets uw genezing in de weg staan.
331 Ik leg mijn handen op mijn zuster, in de Naam van Jezus Christus, voor haar genezing. Amen.
332 Gelooft u, zuster? [De zuster zegt: "Ja, dat doe ik."] Alle zonden beleden en gereed?
333 Dierbare God, ik leg mijn handen op de zuster in gehoorzaamheid aan Uw opdracht, en vraag om haar genezing in Jezus' Naam. Amen.
334 Ik wil dat u, voor wie gebeden is, ik wil dat u mij een gunst bewijst. Ik wil dat u vermeldt, voordat deze diensten ten einde zijn, wat er gebeurt; laat het gehoor, de andere mensen slechts zien wat er echt plaats vindt. Het kan morgen zijn, de volgende dag of wanneer ook, let u slechts op wat er plaats vindt.
335 Mijn post heeft aangetoond dat het zo'n verschil is met het hen te laten proberen, hun eigen geloof te testen, want Jezus zei: "Zij leggen handen op hen. Leggen zij handen op hen, dan zullen zij herstellen." Vat nu wat Hij zei. Hij zei niet dat zij zouden opspringen en door de zaal heen en weer zouden rennen. Ze zouden dat kunnen doen. Maar Hij zei: "Zij zullen herstellen." Is dat wat Hij zei? Dat is wat Hij zei. Dat is wat ik geloof. En Hij is hier nu, Degene die het Woord sprak is hier om het zo te laten gebeuren.
336 Gelooft u, meneer? [De broeder zegt: "Amen."]
337 Dierbare Hemelse Vader, op de belijdenis van zijn geloof en in geloof, leg ik mijn handen op hem in Jezus Christus' Naam voor zijn genezing.
338 Dierbare God, ik leg mijn handen op deze vrouw voor haar genezing, in de Naam van Jezus Christus. In orde.
339 Dierbare Vader, ik leg mijn handen op deze vrouw, in de Naam van Jezus Christus, voor haar genezing. U zei: "Zij zal herstellen."
340 Gereed voor genezing, zuster?
341 Dierbare God, ik leg mijn handen op haar in de Naam van Jezus Christus, opdat U haar zult genezen.
342 In orde dierbare zuster, alles klaar voor genezing? Uw geloof heeft contact gemaakt, gelooft u dat u in orde zal komen?
343 En God, ik leg mijn handen op haar in gehoorzaamheid aan Uw opdracht: "Tot de gehele wereld, elk schepsel." Ik leg handen op haar voor haar genezing, in Jezus' Naam.
344 Dierbare God, ik leg mijn handen op mijn broeder voor zijn genezing, in de Naam van Jezus Christus.
345 Dierbare God, ik leg mijn handen op mijn zuster voor haar genezing, in de Naam van Jezus Christus.
346 [Leeg gedeelte op de band] ... om door het gangpad te lopen. Ik wilde u geen hinder bezorgen. U zult in orde zijn als u dat nu gelooft.
347 Dierbare God, ik bid dat U mijn zuster geneest, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
348 [Leeg gedeelte op de band] ... te helpen om voor deze mensen te bidden.
349 Nu, wij hebben hier enige zakdoeken in zitten om over te bidden. En ik wil dat u nu doorgaat met mij mee te bidden over deze doekjes. Ik weet dat het heel vreemd klinkt voor mensen om over dergelijke kleine dingen te bidden. Maar als u slechts eens in mijn kantoor zou kunnen komen en opletten. Als we gedurende de jaren de getuigenissen hadden bewaard, dan zouden ze, naar ik vermoed, niet hier op het podium kunnen worden opgestapeld, van degenen die werden genezen, door alleen maar dit soort gebedsdoekjes toe te sturen. Miljoenen van hen, rond en rondom de wereld. Nu, weet u wat het is?
350 Iemand legt die zakdoek daar voor die jonge... U herkent uw zakdoek, is het niet, broeder? In orde.
351 Ik heb kleine, kreupele kinderen genezen zien worden. En u ziet wat het betekent, het is slechts een punt van contact, zoals Oral Roberts placht te zeggen. Het is slechts een punt van contact. Wij bidden. Nu, wij doen dit niet uit onszelf, we doen dit omdat de Bijbel ons opdraagt dit te doen. We weten allen dat dat waar is.
352 Er zijn vele mensen die zakdoeken zalven, enzovoort. Welnu, we geloven dat dat in orde is, beslist, maar als wij alleen... De Bijbel zei niet dat zij zakdoeken "zalfden".
353 "Maar zij namen van het lichaam van Paulus zakdoeken." Ziet u nu waarover ik sprak? Wat zij zagen was die levendmakende kracht die in Paulus was, daardoor wisten zij dat hij Gods dienstknecht was. Zij wisten dat God in hem was. Zij wisten dat alles wat hij aanraakte gezegend was. Iedereen die dat begrijpt, zeg: "Amen." ["Amen."]
354 Weet u, ik geloof dat Paulus behoorlijk Schriftuurlijk was in wat hij deed. Denkt u ook niet? Wilt u dat ik vertel waar ik denk dat hij zijn idee vandaan kreeg om dit te doen? [Iemand zegt: "Van Eliza." – Vert] Van Eliza, dat is juist. Kijk, Eliza zei: "Neem deze staf en ga die op het kind leggen." De profeet zond de staf, omdat hij wist dat alles wat hij aanraakte, gezegend was. Hij kende zijn positie. Hij... als hij de vrouw maar zover kon krijgen dat zij hetzelfde zou geloven.
355 Nu kijk, de Bijbel heeft zelfs nooit gezegd: "Zij zullen voor de zieken bidden." Er staat: "Zij zullen handen op de zieken leggen."
356 Denk u nu eens in, de mensen hadden in de apostel Petrus, in deze man, de tegenwoordigheid van God zodanig gemanifesteerd gezien, dat zij de mensen zelfs in zijn schaduw neerlegden en zij werden genezen. Hoevelen weten dat dit Schriftuurlijk is? [De samenkomst zegt: "Amen."] Dat is net zo goed de Schrift als Johannes 3:16. Ziet u, het is alles Gods Woord. Nu, wat betreft de mensen, u weet dat de schaduw van die man de mensen niet genas.
357 Maar kijk hoe de kracht van God op die profeet was, want jaren en jaren nadat hij stierf werd een dode man op zijn lichaam gegooid, op zijn beenderen. Het lichaam was daar zelfs niet meer; de beenderen lagen daar. En de tegenwoordigheid van God was zodanig op deze beenderen, dat deze dode man tot leven kwam.
358 Weet u niet dat diezelfde God die al deze dingen deed hier vanavond onder ons is? Wat mij betreft, ik denk dat we de gelukkigste mensen zouden moeten zijn in de hele wereld. Denk daar slechts aan.
359 Ik hoop dat ik mijn gehoor niet de indruk heb gegeven om te geloven dat het iets is wat ik uit mezelf doe. U weet wel beter dan dat. Ik ben uw broeder, zie, en ik ben alleen maar uw broeder.
360 Maar ik weet, ik weet dit wel, dat God hier is. En ik weet dat Hij iets aan ons heeft gegeven wat wij niet kunnen verklaren, slechts door het Woord van God dat beweert dat het hier in deze tijd zou zijn. Het geeft ons dus ook het herkenningsteken om te weten dat we in de laatste dagen leven. Het geeft ons het herkenningsteken om te weten dat deze mensen, deze gekozen, uitverkoren, eruit geroepen, voorbestemde...
361 Nu, dat is een groot woord, voorbestemde, maar we weten allemaal dat het de waarheid is. We weten absoluut zeker dat de oneindige God alle dingen voorbestemde door voorkennis, voor de grondlegging der wereld, zelfs het Lam was geslacht; en elke naam die eenmaal in het Boek zou staan, werd in het Boek geplaatst voordat het Boek zelfs was geschreven. Hoevelen weten dat dat de waarheid is? [De samenkomst zegt: "Amen."]
362 En Jezus kwam om diegenen te verlossen die in het Boek waren. In de Bijbel kwam het Lam achter de voorhang vandaan en nam het Boek en opende de zegels waarmee het was verzegeld, want Hij kwam om allen op te eisen die Hij had verlost. Hij is nu de Bemiddelaar, een Bemiddelaar die voorspraak doet voor degenen die Hij heeft verlost. Allen wier namen werden geschreven in het Levensboek van het Lam, zijn verlost.
363 Zoals ik gisteravond een kleine gewaagde uitspraak deed... Ik sta op u te wachten totdat u allemaal uw zakdoek hier hebt gebracht. Ik probeer niet om opnieuw te gaan prediken, maar ik zei dat er een verhaaltje was... Ik hoop dat het niet heiligschennend klinkt, ziet u. Maar zoals de boer die de hen liet broeden en niet genoeg eieren had. Dus hij nam een arendsei en legde het onder de hen en zij broedde een arend uit. Hij was een erg vreemde kerel onder al de kuikens, want zij waren aan dergelijke dingen niet gewend. Maar alles wat hij ooit te zien kreeg was de hen. Hij hoorde slechts één stem, het klonk niet zoals zijn stem. Ook kon hij niet het geluid van de hen of de kuikens nadoen. Hij waardeerde hun voedsel niet als zij van het boerenerf aten. Iets aan hem was verschillend, toch wist hij niet wat het verschil was.
364 Toen was er op een dag de moederarend die wist hoeveel eieren zij had gelegd. En een van deze eieren, die haar zoon moest zijn, werd vermist. Dus ging ze naar hem zoeken en ze vond hem op het boerenerf. En zij schreeuwde. En toen zij schreeuwde, herkende de kleine arend de stem van de moeder. Zoals Jezus zei: "Mijn schapen kennen Mijn stem."
365 Ik denk dat dat panel dat ik gisteravond zag, van Baptisten, Presbyterianen en wat nog meer, dat zij misschien onder een hen zijn uitgebroed. Excuseert u mij, broeder. Maar Moeder wist dat zij haar lievelingen daar buiten ergens had. Dus deze mannen die daar stonden – zij argumenteerden niet over het voedsel dat ze hadden gekregen van de moederhen, enzovoort – maar zij zijn nu arenden, ziet u, zij vliegen zelf voor hun voedsel.
366 En ik denk dat de kerk op een tafereel lijkt dat ik niet lang geleden zag, toen ik van Tucson afkwam, of van Phoenix op weg naar Tucson. Ik zag een geheimzinnig schouwspel. En het brak zowat mijn hart om te zien wat er had plaats gevonden, hoe een havik, die gewoon was in de lucht te vliegen – een broeder van de arend, die een type is van de gemeente...
367 Jehova is de Arend. Hij noemde Zijn profeten "arenden". Hij noemde Zichzelf, Jehova, "Arend".
368 Maar deze havik heeft reeds lang geleden zijn identificatie verloren, want hij zweeft niet meer door de lucht om zijn vlees te jagen zoals hij dat verondersteld wordt te doen. Maar hij zit op de telefoondraden en gedraagt zich als een aaseter. Hij jaagt op dode konijnen die de auto's hebben gedood en hij en de gieren gaan er op af en eten tezamen. Hij hupt als een gier in plaats van te lopen zoals hij behoorde te lopen. Hij heeft zijn identificatie verloren.
369 En ik zeg dit met alle goddelijke liefde en respect: de gemeente heeft reeds lang geleden haar identificatie als zijnde een zusterarend, verloren. Ze hangt rond. In plaats van het Woord in te gaan en te onderzoeken of deze dingen waar zijn, zit ze te wachten op een partij zondagsschoolliteratuur dat ergens is opgemaakt door een stel intellectuelen, het een of andere konijn dat ergens werd gedood. Hupt als een gier! God, help ons om daarbij vandaan te vliegen.
370 Deze beloften zijn waar. Niet wat iemand erover zei, maar wat God erover zei! Zij zijn waar. Ik ben zo blij om verbonden te zijn met arenden.
Laten we gezamenlijk bidden voor onze zieken.
371 Dierbare Hemelse Vader, in de Bijbel werd onderwezen dat zij van het lichaam van Paulus zakdoeken en gordeldoeken namen en demonen gingen uit de mensen en onreine geesten verlieten hen. Nu Vader, ik sta hier boven deze zakdoeken die elk persoon die hier aanwezig is, vertegenwoordigen. Het is het lichaam van Christus, wij samen. Wij beweren, door genade en liefde, dat wij hier zijn om Zijn bruid te vertegenwoordigen en geloven dat wij met Hem zijn verenigd in Zijn koninkrijk. We weten dat wij de heilige Paulus niet zijn, maar wij weten dat U nog steeds Jezus bent.
372 En we bidden dat U het geloof van deze mensen wilt eren. Als zij eertijds hadden geleefd in de dagen van Paulus, zouden zij ditzelfde Evangelie hebben gehoord, deze zelfde dingen hebben gezien. Daarom zijn zij hetzelfde soort mensen. U bent dezelfde God. Dus ik bid, dierbare God, dat U hun geloof zult eren zoals U het bij hen deed in de Bijbelse tijden. En moge iedere demonische kracht, iedere ziekte, iedere aandoening, die deze mensen heeft gebonden, die door deze zakdoeken en pakjes hier worden vertegenwoordigd, moge die boze kracht van ziekte hen verlaten.
373 Eens werd er gezegd dat Israël op weg naar een beloofd land wandelde in het pad van haar plicht. En juist in het pad van hun plicht kwam de vijand eraan en dreef ze in een hoek, en de Rode Zee sneed hen af van het pad van hun plicht en van hun mars. En God keek neer uit de hemel, door de Vuurkolom, en de zee werd bang. Ze rolde haar golven terug, want Gods golven lagen op de bodem van de zee. En ze maakten een weg voor Zijn kinderen, die wandelden in de weg van gehoorzaamheid.
374 Nu God, als de Rode Zee bang kon worden en haar golven deed terugrollen, haar wateren wegrolde en plaats maakte voor een groep reizende kinderen die in gehoorzaamheid marcheerden; dierbare God, kijk dan vanavond naar beneden door het Bloed van Uw Zoon Jezus, die de belofte deed. En mogen de ogen van God kijken wanneer deze zakdoeken worden geplaatst op de zieke lichamen van de mensen. En moge die ziekte, die duivel, bang worden en weggaan. En mogen de mensen op weg blijven naar het beloofde land, met goede gezondheid en kracht. Toen Israël door de woestijn trok, was er geen enkel zwak persoon onder hen toen ze aankwamen. Moge het worden toegestaan aan deze mensen, Vader, want we zenden deze zakdoeken in Jezus Christus' Naam. Amen.
375 God zegene u, iedereen. Als u nu uw zakdoek ophaalt, gelooft u dan met heel uw hart. Gelooft u dat God dit hoort? [De samenkomst zegt: "Amen."] Ziet u? Ik wil dit zeggen. Twijfel niet, in het geheel niet. Kijk, het mag er heel vreemd uitzien. (Excuseer mij, slechts een ogenblik.) Twijfel niet, in het geheel niet. Maar geloof nu dat God geeft wat wij hebben gevraagd.
376 Gelooft u dat God hier is en het geheim van uw hart kent? Weet u en gelooft u dat dat God is? [De samenkomst zegt: "Amen."] Nu, houdt dat vast in uw gedachten; het kan niets anders zijn. Zie?
377 Nu, wat als er een verre toekomst zou zijn en dit zou sinds vele jaren geschiedenis zijn, dan zouden er mensen komen in de toekomst – als dat zo zou zijn – die zouden zeggen: "Wel, als ik toen had geleefd, als ik dat gedaan had zien worden, jongen, dat zou alles zijn wat ik hoefde te weten. Ik zou het meteen hebben geloofd!" Ziet u, dezelfde zaak die u gelooft, als u er toen bij was geweest toen het werd gedaan! Onthoud, het is nog steeds Hem. Het is Zijn leven in u. God zegene u.