Verandert God Zijn gedachten?
Door William Marrion Branham1 Laten we een ogenblik blijven staan met onze hoofden gebogen. Hemelse Vader, wij danken U voor iedere genadevolle zaak die U aan ons hebt toebedeeld. Wij zijn elk van Uw zegeningen onwaardig. Dit zijn beslist onverdiende zegeningen die wij ontvangen. En wij bidden, God, dat u wilt doorgaan met bij ons te blijven. Toen ik zojuist binnenkwam voelde ik reeds deze wonderbare geest in de samenkomst; ik weet dat het van U komt. Dus ik bid, Vader, dat U vanavond zult doorgaan de samenkomst te eren met Uw tegenwoordigheid en al de zieken en aangevochtenen zult genezen. Sta het toe. Moge dit een geweldige avond zijn die we niet snel zullen vergeten vanwege Uw tegenwoordigheid. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
2 Ik wil mij verontschuldigen dat ik het gisteravond zo laat heb gemaakt. Ik zal vanavond proberen sneller te zijn, zodat we kunnen voortmaken om voor de zieken te bidden. Ik voel me beslist goed over de samenkomst van gisteravond. Het leek erop dat er veel mensen werden genezen. En ik had veel bijstand, iedereen was aan het meebidden. Dat is de manier waarop we moeten staan. Dus de Here zegene u. Nu, ik geloof dat we morgenavond zullen zijn in... Ik vermoed dat ze het al hebben aangekondigd. Het is een andere plaats. In orde.
3 Laten we nu snel het tweeëntwintigste hoofdstuk opslaan in het boek Numeri voor een kleine tekst om enige notities door te nemen en daarna zullen we het meeste van de tijd besteden aan de gebedsrij.
4 Billy zei dat hij een enorm aantal kaarten had uitgedeeld, twee- of driehonderd. En het zal tamelijk lang duren om ze door de gebedsrij te krijgen, dus ik zal slechts een paar minuten spreken, zo mogelijk niet meer dan dertig minuten en dan beginnen we de gebedsrij om te bidden voor de zieken. In Deuteronomium, in... Neem me niet kwalijk.
5 Ik wil dit lezen in Numeri, hoofdstuk 22, vers 31:
Toen opende de HERE de ogen van Bileam; hij zag de Engel des HEREN met getrokken zwaard in de hand op de weg staan en hij knielde neer en wierp zich op zijn aangezicht.
6 Nu, dit mag klinken als een wat kleine ruwe tekst om een standpunt naar voren te brengen en onze genezingsdienst op te bouwen. Ik zal proberen de gebedsrij om negen uur te laten beginnen, als dat mogelijk is. Ik wil vanavond als onderwerp nemen: Verandert God van gedachten?
7 Weet u, wij kunnen van gedachten veranderen omdat we er wat bij kunnen leren; we weten dat we het verkeerd hadden.
8 Maar ik geloof niet dat God van gedachten kan veranderen. Want als Hij dat doet, dan kan Hij beslist niet oneindig zijn en als Hij ze zou veranderen, zou Hij een beter besluit kunnen nemen. Dus Hij... Het geloof dat ik in Hem heb, berust in het feit dat Hij Zijn gedachten niet verandert. Want als God ooit een besluit neemt, moet Hij bij die beslissing blijven. En iedere keer als er een gelijksoortig probleem oprijst, moet Hij op dezelfde manier handelen als Hij de eerste keer deed, anders handelde Hij de allereerste keer verkeerd. Ziet u? Dat geeft ons dus op een bepaalde manier een fundamenteel geloof. Nu, we kunnen niet...
9 Ja, geloof is niet slechts een los blaadje, iets dat je hier of ergens anders naartoe kunt laten vliegen. Het is iets dat zeker moet zijn. Het moet stabiel zijn. Nu, ik kan mijn geloof niet baseren op de een of andere theorie. Het moet een bewezen feit zijn, voordat ik geloof kan hebben.
10 Precies zoals een man die een vrouw kiest om mee te trouwen. Wel, hij, hij moet geloof in die vrouw hebben met wie hij trouwt, anders komt hij voor een heleboel problemen te staan. Zie? Dus hij moet, u moet geloof hebben, enige vaststaande feiten, een soort geloof om het op te baseren; op haar woord, op iets wat een ander heeft gezegd, of iets dergelijks. Hij moet iets hebben om zijn geloof op te bouwen.
11 Dus ik voel het zo, dat als ik God wil ontmoeten, er slechts één ding is waarop ik mijn geloof kan baseren en dat is Zijn Woord.
12 Want bijna ieder van ons heeft verschillende ideeën. Als we zouden gaan zitten en alleen maar over iets te eten zouden praten, wel, we zouden van mening verschillen over iets om te eten; we zijn verschillend gemaakt, onze smaak is verschillend. En daarom zijn onze kerken ook zo, we zien dat ze verschillen in hun ideeën van wat goed en kwaad is. Dat stelt ons, iedereen, in de gelegenheid om een keuze te maken.
13 Maar wat mij betreft, ik geloof dat het Woord van God juist is. En ik geloof niet dat het enige eigenmachtige uitleg toelaat. Ik geloof dat alleen hetgeen wat het Woord zegt de waarheid is. Dat is de manier waarop ik het neem, eenvoudig op de basis dat dit het Woord van God is. Nu, misschien heb ik niet genoeg geloof om het allemaal in werking te stellen, maar ik zou beslist niemand in de weg willen staan die genoeg geloof heeft om het te laten werken.
14 Zoals bijvoorbeeld Henoch, die genoeg geloof had dat hij niet behoefde te sterven. Hij maakte eenvoudig een middagwandelingetje en werd het zat hier op aarde en wandelde omhoog de hemel in. Ik zou beslist graag een dergelijk geloof hebben. Maar ik hoop dat we op een dag dat geloof krijgen als we opgroeien in Hem. Nu onze...
15 De reden waarom ik deze plaats koos is omdat het er hier, wat mij betreft, op lijkt dat dit een van de plaatsen in de Bijbel is, die op gespannen voet schijnen te staan met de tekst voor vanavond, want het lijkt erop dat God Zijn gedachten veranderde en Bileam eerst het ene vertelde te doen en daarna iets anders vertelde om te doen. Dus ik dacht dat we misschien gedurende een korte tijd zullen proberen dit een beetje recht te zetten om te zien wat Hij eigenlijk tegen hem heeft gezegd.
16 Nu, om dit op een rij te zetten. We weten dat Bileam een profeet was. En toentertijd was Balak de koning van Moab. En daarginds in Moab waren ze geen ongelovigen, ze dienden dezelfde God die Israël diende. Want Moab als natie werd gevestigd door de zoon van Lot, via zijn dochter, en op die manier dienden zij dezelfde God. Als u opmerkt, hun offers en alles was precies hetzelfde, stieren en ook de rammen, sprekend over de tweede komst. Nu, als fundamentalisme alles is wat God vereist, dan was Moab net zo fundamenteel in zijn wijze van offeren als Israël. Maar we vinden nu uit dat Israël in de lijn ligt om het Woord van God te volgen naar een land dat hun was beloofd. En ze kwamen...
17 Het zou hier een type kunnen zijn van het natuurlijke en het geestelijke, die elkaar ontmoeten. Wanneer het natuurlijke en geestelijke elkaar ontmoeten is er altijd een botsing, want ze vliegen elkaar altijd in de haren. En hier zou ik Israël willen vergelijken met de geestelijke kerk en Moab als de natuurlijke kerk; gewoon de kerk, wat wij de natuurlijke kerk noemen.
18 En we zijn er allemaal van overtuigd dat er een kerk is en dat er een Bruid is die uit die kerk komt. We weten dat, dat dit waar is.
19 En hier botsen zij. We merken hier op, toen zij hier met elkaar in botsing kwamen, dat het kwam door iets waarover ik een ogenblik zou willen spreken. Zodra zij botsten, en de een zag wat de ander deed, was daar een geweldige nabootsing van elkaar.
20 En op die wijze vinden we het vandaag, dat we teveel nabootsing krijgen. En als u dat doet, komt u altijd in moeilijkheden. U kunt het leven van een ander niet leven. We kunnen niet iets nabootsen. We moeten precies zijn wat we zijn. U moet dat nooit proberen te doen. Als deze knaap iets doet, denkt u dat u dat ook moet doen omdat hij het doet. Doet u dat niet. U bent een individu ten opzichte van God. We moeten niet proberen elkaar na te doen.
21 Nu is Israël hier in lijn met zijn plicht, marcherend volgens een bevel, door een bevel van God, op weg naar een beloofd land en zij botsen op Moab, een andere groep gelovigen.
22 Ik hoop dat dit niet al te slecht klinkt. Maar ik wil hier een kleine illustratie geven wat Moab betreft die zich in een land gevestigd had en in een meer georganiseerde toestand was. Het had zijn geestelijkheid en zijn hoogwaardigheidsbekleders van zijn koninkrijk.
23 Maar Israël was slechts een zwerveling. Ze hadden geen bestemde plaats waar zij heengingen. Zij trokken rond zoals de Here hen leidde. Ik geloof dat Bileam later ook in zijn profetie zei: "Het volk zou niet onder de naties worden gerekend. Het zou als het ware verstrooid zijn." Dat is het ook altijd geweest. En we ontdekken dat de botsing komt.
24 Precies zoals bij Kaïn en Abel, zij kwamen ook met elkaar in botsing. Ze waren broeders en beiden hadden dezelfde moeder, Eva. We ontdekken dat zij beseften dat zij sterfelijke wezens waren en zij waren buiten het leven geplaatst, buiten de hof van het leven. En zij beiden probeerden een weg te vinden om daarin terug te komen. Als u opmerkt, beide jongens waren erg religieus. Kaïn was net zo godsdienstig als Abel. Zij bouwden beiden altaren, anders gezegd, een kerk. Zij brachten beiden een offer. Zij baden allebei. Zij dienden God allebei, maar een van hen diende Hem verkeerd.
25 Nu, u ziet dat u nog zo oprecht kunt zijn en toch fout zijn. U kunt fout zijn. "Er is een weg die recht schijnt, maar het einde daarvan is de dood."
26 We zien dat dit zo waar was bij Kaïn en Abel. En toen zij zagen... Kaïn zag dat Abels offer werd aangenomen. En misschien mag ik hier stoppen en zeggen: waarom nam God zijn offer aan? Het kwam doordat hij was... Door een openbaring begreep hij dat het geen appels waren; of ik geloof dat zij er granaatappelen of zoiets van hebben gemaakt, die zij in de hof van Eden aten, wat de zonde veroorzaakte. En hij ontdekte dat Adam.., of ik bedoel Abel geloofde dat het bloed was. Hetgeen inderdaad zo was. En Abel offerde door openbaring, geloof, aan God een meer uitnemend offer dan dat van Kaïn; waardoor God getuigde dat hij rechtvaardig was. Ziet u? En de gehele kerk is gebouwd op een goddelijke openbaring van het Woord van God. De gehele...
27 Jezus zei dat. Op een dag toen Hij van de berg afkwam, zei Hij tegen Zijn discipelen: "Wie zegt gij dat Ik, de Zoon des mensen, ben? Of wie zeggen de mensen dat Ik ben?"
28 En sommigen van hen zeiden, wel: "U bent Mozes; U bent Elia of een van de profeten."
Hij zei: "Maar wie zegt gij dat Ik ben?"
29 En Petrus deed deze geweldige uitspraak: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!"
30 Hij zei: "Zalig zijt gij, Simon Barjona." En hier komt het grote meningsverschil onder gelovigen.
31 De Katholieke kerk zegt: "Daar bouwde Hij Zijn kerk op Petrus, want Hij zei: 'Gij zijt Petrus;' – kleine steen – 'op deze steen, kleine steen, zal Ik Mijn kerk bouwen.'"
32 Welnu, de Protestanten geloven bijna allemaal dat Hij haar op Zichzelf bouwde, op Hem, de Hoeksteen. Maar, ziet u, Hij was de Hoeksteen van het gebouw. Ik geloof dat Hij de gemeente bouwde op...
33 Niet om anders te willen zijn, maar ziet u, de vraag was: "Wie zeggen de mensen dat Ik ben?"
34 En Petrus zei: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God!"
35 Hij zei: "Gezegend zijt gij, Simon Barjona, vlees en bloed heeft dit nooit aan u geopenbaard. Je hebt dit nooit geleerd door naar een bijbelschool te gaan. Je hebt dit nooit geleerd door het een of ander menselijk systeem. Maar Mijn Vader die in de hemel is heeft dit aan jou geopenbaard. Zie je? Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen en de poorten der hel kunnen haar niet overweldigen", op de geestelijke openbaring van Jezus Christus, die het Woord is. Dan moet het beslist de geestelijke geopenbaarde waarheid van het Woord zijn waarop de gemeente rust.
36 Ik denk dat Abel dit in het begin had, een geestelijke openbaring dat het niet de vruchten van het land waren of de werken onzer handen of zoiets. Het was bloed. En hij offerde God een uitnemender offer dan Kaïn.
37 We zien dat bij Abraham en Lot, dezelfde zaak, bij een keuze, omdat Lot wegging toen de tijd kwam dat de geestelijke en natuurlijke kerk in botsing kwamen vanwege de herders. Ze moesten van elkaar scheiden. En altijd als dit gebeurt, ontstaat er jaloezie.
38 We zien dit bij Abel, omdat God hem had aanvaard en Hij had Kaïns prachtige, grote offer niet aanvaard, waar hij zo hard voor had gezwoegd. Hij was godsdienstig en boog zich neer en aanbad, enzovoort, deed alles wat Abel deed, alleen hij had niet de openbaring van wat de waarheid was. We ontdekken dus, toen God Abels openbaring en zijn offer aanvaardde, dat het veroorzaakte dat Kaïn jaloers werd op Abel. En daar voltrok zich de eerste moord.
39 We ontdekken dat er jaloezie ontstond tussen de herders van Abraham en Lot en zij moesten uit elkaar gaan.
We ontdekken dat ook Mozes en Korach met elkaar in botsing kwamen.
Jezus en Judas hadden een confrontatie.
40 Het is zoals altijd dezelfde zaak geweest en zo is het vandaag, de natuurlijke kerk en de geestelijke kerk komen in botsing als zij tezamen komen. Nu, de natuurlijke probeert altijd met een vleselijke nabootsing de geestelijke te evenaren. Maar het zal, evenals bij Ezau en Jakob, niet werken.
41 God heeft Zijn gemeente geroepen, genoemd, apart gezegd. En in het tijdperk waarin zij leeft, zal Hij Zichzelf aan haar openbaren, elke keer opnieuw, zoals Hij in Romeinen het achtste hoofdstuk zei, opdat de voorkennis of uitverkiezing van God moge vaststaan. Kaïn, of ik bedoel...
42 Ezau en Jakob; nog voordat een van de jongens was geboren, voordat zij zelfs een kans hadden om een keuze te maken, zei God: "Ik haat Ezau en Jakob heb ik lief." Want Hij wist vanaf het begin wat in hen was. En wij weten...
43 Houd dat in gedachten, Hij weet wat in uw hart is. Hij weet wat u bedoelt. Ongeacht wat wij zeggen, weet Hij wat u bedoelt.
44 Het heeft altijd moeite veroorzaakt. Altijd probeert de natuurlijke het; sinds Kaïn Abel ombracht, heeft de natuurlijke altijd geprobeerd de resultaten van de geestelijke teniet te doen. We vinden het vandaag precies zo, precies dezelfde zaak vandaag. Het bewijst dat het van Satan afkomt, want het is jaloezie en nabootsing van de waarheid.
45 Dus wij geloven echt dat God Zijn gedachten over wat Hij zei nooit verandert; Hij blijft ze altijd getrouw.
46 Maar Hij heeft een toegestane wil. Nu, daar ligt het probleem. Wij proberen te werken op Gods toegestane wil en Hij zal het toestaan. Maar ook al nemen wij Zijn toegestane wil, ofschoon het niet juist is, dan zal Hij maken dat Zijn toegestane wil meewerkt om Zijn volmaakte wil te verheerlijken.
47 Bij God zal niets verkeerd gaan. Wij zijn... Hij weet vanavond precies hoe laat het is. Er is niets uit de orde. Iedere tik tikt precies zoals het behoort, alles. Wij denken dat het verkeerd is, maar Hij weet dat het goed is. Het behoort op die manier te zijn.
48 Zoals in den beginne, God stond toe dat de zonde kwam. Hij deed niet... Dat was niet Zijn volmaakte wil.
49 Maar ziet u, in God, de grote Geest, de Vader, in Hem waren attributen en deze dingen die u nu ziet worden gemanifesteerd, zijn slechts Zijn attributen die worden gemanifesteerd. Hij woonde alleen, Hij was zelfs niet God; God is een voorwerp van aanbidding. Hij was de grote Eeuwige. En in Hem waren attributen, zoals om Vader te zijn, om Redder te zijn, om Geneesheer te zijn. En hoe kon Hij eerst... Hij moest wel een Vader zijn, omdat er bewezen werd dat Hij een Vader was, maar Hij woonde alleen. Hij alleen is onsterfelijk. Maar nu moeten zijn attributen naar voren worden gebracht.
50 Nu, om een Redder te zijn moet er iets verloren zijn. En God kan niet iets opzettelijk verliezen en het dan verlossen. Dat zou niet passen bij Zijn heiligheid en Zijn grote rechtspraak. Maar Hij plaatste de mens op basis van vrije morele keuze, wetende dat de mens zou vallen. Vervolgens werd Hij in die zaak zelf een mens om de mens die gevallen was terug te verlossen. Dat is de reden dat Jezus Immanuël was. Als God iemand anders dan Hemzelf zou zenden, zou dat niet rechtvaardig zijn. God moest Zelf komen en de plaats innemen. God kon niet in Geestvorm naar beneden komen en plaats nemen, Hij moest worden vleesgemaakt, in het vlees van Zijn eigen geschapen Zoon.
51 En hier, in den beginne, toonde Hij dat het Zijn volmaakte wil was om mensen te scheppen uit het stof der aarde. Maar, ziet u, Hij stond toe dat sex werd binnen gebracht. Het is nooit Zijn bedoeling geweest kinderen geboren te laten worden door sex, maar het werd toegestaan, hetgeen spoedig zal ophouden.
52 We zien hier dat Moab buitenechtelijk was om mee te beginnen, want het was Lots zoon bij zijn eigen dochter. Merk nu op dat Moab de natuurlijke kerk vertegenwoordigt. Moab, de natuurlijke kerk. En Israël, de geestelijke kerk, Israël, de bruid, vertegenwoordigt de eruit geroepenen.
53 De kerk zelf, het woord kerk betekent "degene die eruit geroepen is, eruit gekomen", degenen die eruit gekomen zijn. "Kom uit van haar, Mijn volk! Scheidt u af, spreekt de Here, en Ik zal u tot Mij nemen. Raak hun onreine dingen niet aan." De gemeente van God is uit de wereld geroepen, uit de chaos van de wereld. U bent niet meer van de wereld.
54 Zoals ik gisteravond tegen u probeerde te zeggen, dat is wanneer u weet dat u het onderpand van uw eeuwige verlossing op dit moment in u hebt, door de doop van de Heilige Geest, het heeft u al levend gemaakt. U bent nu met Hem opgestaan en we zitten tezamen in hemelse plaatsen in Christus Jezus. Ziet u, u bent niet meer van de wereld. Als u de wereld liefhebt en uw verlangens nog steeds naar de dingen van de wereld uitgaan, dan is de liefde Gods zelfs niet in u. Zie? Wij zijn vrij van de wereld. Er is geen verlangen meer naar.
55 In Hebreeën, ik geloof het tiende hoofdstuk, staat: "Door de offeranden van dieren werden ieder jaar de zonden in gedachtenis gebracht. Maar in dit geval heeft de aanbidder die eenmaal gereinigd is geen besef van zonden meer, geen verlangen meer om te zondigen." De hele zaak is van u weggegaan, omdat u bent levend gemaakt tot een nieuw leven.
56 Dan, de natuurlijke kerk is niet meer dan een groep mensen die zich verenigen in denominaties. Het is niet meer dan... Ik noem het zelfs geen "kerk" meer. Ik houd er niet van om daarnaar te verwijzen. Ik zou er liever naar verwijzen als een "vereniging", Methodistenvereniging, Baptistenvereniging, Pinkstervereniging.
57 Maar de gemeente zijn degenen die wederom geboren zijn, die in Christus Jezus zijn, die nieuwe schepselen zijn. En zo zien wij dat God nog steeds Zijn Woord houdt.
58 Nu keek Moab, Moab keek neer op het veld en zag God onder dit volk bewegen, dat zelfs geen georganiseerde natie was. Ze zwierven rond van plaats tot plaats. Maar het vreemde was dat, als zij op deze naties stuitten, zij ze innamen. Toen Moab er naar keek ontdekten zij dat. Balak keek neer op het volk Israël en hij zei: "De mensen bedekken het hele oppervlak van de aarde." Hij zei: "En ze scheren de volkeren af zoals een rund het gras afscheert."
59 En ze kwamen erachter, een van de belangrijkste dingen was, hoe ze deze grote openbaring kregen, dat er een profeet onder hen was. Ze hadden een profeet, iemand die hen leidde. Het was geen mensengemaakt systeem, zoals hij en zijn delegaties die bij hem waren gewend waren, enzovoort, en zijn hoogwaardigheidsbekleders. Maar zij hadden een leider, een van God geroepen leider.
60 En o, wat was het een droeve dag, toen de kerkwereld het Goddelijke leiderschap van de Heilige Geest losliet en een bisschop of iets anders Zijn plaats liet innemen. Het was een droeve dag. De Heilige Geest behoort de Leider te zijn van de gemeente. Hij is gezonden om de woorden van Jezus Christus te bevestigen, om er voor te zorgen dat de gemeente leeft zoals zij in het begin deed.
61 Niet lang geleden was er hier in deze stad een zeer beroemde school, een bijbelschool. Ze hebben er ook een in Phoenix. En een van de mannen, of een aantal studenten kwam naar me toe en zei: "We mogen u graag, broeder Branham. We hebben helemaal niets tegen u, maar we zouden u graag recht willen trekken."
62 Ik zei: "Wel, ik wil beslist worden rechtgetrokken." Dus ik zei: "Als ik fout ben, dan wil ik beslist niet fout zijn; ik spreek tot teveel mensen."
63 En hij zei: "Wel, hier is uw probleem. U probeert een apostolische godsdienst naar voren te brengen, of opnieuw tot leven te brengen. Terwijl de apostolische godsdienst is opgehouden met de apostelen."
Ik zei: "Ja meneer. Welnu, als..."
Hij zei: "Nu, ik wil er niet met u over redetwisten."
64 Ik zei: "Dat wil ik ook niet. Dat doen we niet. Er wordt niet van ons verwacht dat we dat doen. We zijn broeders."
En hij zei: "Wel, ik zou u gewoon willen helpen."
Ik zei: "Ik ben zeker bereid om hulp te krijgen."
En hij zei: "Nu, ziet u, dat is waar."
65 Ik zei: "Als we gaan praten moesten we geen tekstboeken nemen. Ik zal de mijne niet gebruiken", en ik had er geen behalve deze. Dus ik zei: "Ik zal geen tekstboek nemen, alleen de Bijbel. En u gebruikt ook alleen maar de Bijbel."
Hij zei: "In orde."
66 Ik zei: "Wij geloven dat de apostolische kerk begonnen is op de Pinksterdag. Bent u het daarmee eens?"
Hij zei: "Dat ben ik."
67 Ik zei: "Wij beseffen dat God daar aan de gemeente kracht heeft gegeven voor deze apostolische bewegingen."
68 Hij zei: "Ja, dat was het steigerwerk van de gemeente. Nu is de gemeente op orde gezet en hebben we al onze voorgangers en onze grote organisaties en dergelijke. Om de mensen te trekken hebben we deze dingen niet meer nodig."
69 Ik zei: "Waar zei de Bijbel dat? Vertelt u mij eens waar de Bijbel dat zegt." Zie?
En hij zei: "Wel, het staat er niet precies op die manier."
70 Ik zei: "Wel, dan kan ik het niet aannemen, behalve als het er precies op die manier staat. Ziet u?" Ik zei: "Op die manier moet het zijn. Gelooft u dat God nog steeds mensen roept?"
Hij zei: "Jazeker."
71 Ik zei: "Wilt u geloven dat de Bijbel correct is, ieder antwoord?"
"Ja."
72 Ik zei: "Nu, de woordvoerder op de Pinksterdag was Petrus, die de sleutels voor het Koninkrijk had."
"Dat klopt."
73 En ik zei: "Nu, wat zijn beslissing ook was, Jezus had gezegd: 'Wat gij op aarde bindt zal Ik binden in de hemel; wat gij op aarde ontbindt, zal Ik ontbinden in de hemel.'"
Hij zei: "Dat geloof ik."
74 Ik zei: "In Handelingen, het tweede hoofdstuk, vers 38, zegt Petrus dit tegen deze mensen die zich stonden te verbazen. Deze mensen spraken in onbekende talen. En zij vroegen hem wat ze moesten doen om gered te worden, en hij zei: 'Bekeert u, ieder van u, en wordt gedoopt in de Naam van Jezus Christus voor de vergeving van zonde; u zult de gave van de Heilige Geest ontvangen; want de belofte is voor u en voor uw kinderen en voor hen die veraf zijn, zovelen als de Here, uw God daartoe roepen zal.' Als God nu nog steeds aan het roepen is, is diezelfde belofte voor hen."
75 Wel, hij kwam deze kant uit en verkeerde met een van Billy Grahams groepen die hier baden voor een samenkomst. En een groep daarvan was een paar weken geleden hier ergens in Californië aan het bidden, in echt diep oprecht gebed, toegewijd aan God, vastende, en de Heilige Geest viel op de hele groep en begon in andere talen te spreken. Ja.
76 Hij is nu lid van de Friendly kerk, de Assemblies of God in Tucson, Arizona. Hij zei: "O, broeder Branham, ik ga daarheen en voel me zo goed! Steek gewoon mijn handen omhoog en de glorie van God! Ik zing het uit!" Zei: "Ik kon dat nooit doen in een Nieuwtestamentische Baptistenkerk."
Ik zei: "Ik begrijp dat u dat niet kunt. Daarom bent u eruit!" Ja.
77 Dus daar bent u er; God houdt Zijn Woord. Wat Hij zegt zal Hij doen. God moet Zijn Woord houden.
78 We ontdekken hier deze vleselijke nabootsing die Moab had. Hij zag deze profeet onder Israël die in staat was te zegenen, te vervloeken, te leiden, enzovoort, daarom probeerde hij het te evenaren door politiek.
79 Dat is precies wat er heden in de kerken plaats vindt. Ze hebben geprobeerd het te evenaren met een bepaald systeem. Dat kunt u niet doen.
80 De Heilige Geest moet altijd levend zijn in de gemeente, de gemeente leidend voor dat tijdperk waarin ze leeft, om het Woord dat voor dat tijdperk werd beloofd te bewijzen. Vanaf den beginne sprak God het Woord, zoveel voor dit tijdperk en zoveel voor dat tijdperk en zoveel voor dat bepaalde tijdperk. Het gebeurt altijd precies op die manier. En kijk, de Heilige Geest moet in de gemeente leven om deze gemeente haar dag te laten leven. Het moet hier vandaag zijn om deze bediening van de laatste dag te bewijzen, de laatste dag tekenen, de laatste dag uitstorting van de Heilige Geest. Het moet hier gewoon zijn om dat te doen en u kunt het niet krijgen door de werking van systemen. God heeft een systeem. Hij is Degene die ons de Heilige Geest heeft gegeven.
81 We zien hier dat Mozes een Koning had en die Koning was God, die hem zalfde. Bileam stond ook onder een koning, Balak. Balak had meer een politiek systeem. Bileam, een profeet van God, ging naar Balak toe voor informatie. Mozes ging naar God toe voor informatie. Daar lag het verschil.
82 Toch waren ze allebei profeten, omdat zij beiden door God waren geroepen; beiden ontmoetten God, beiden spraken tot God en beiden waren met de Geest vervuld. Nu begin ik thuis te komen, zie. Nu, zij waren beiden mannen, met de Geest vervuld. Nu, dat is waar. De Bijbel zei dat: "God kwam tot Bileam en sprak met hem." Ziet u?
83 Dus we zien dat elk van deze profeten – beiden waren profeten, mannen van God, dat zij contact zochten met hun leiding. Mozes benaderde God. En Bileam hier, benaderde Balak.
84 Merk hier op hoe volmaakt het geestelijke en het natuurlijke werd getypeerd. Mozes die door God gezonden werd, in het pad van zijn plicht, wordt geconfronteerd en uitgedaagd door een andere man van God. Kunt u zich zoiets voorstellen?
85 Maar kijk welk soort systeem zij daar hadden. Het was een georganiseerde natie.
86 Mozes leidde de kinderen Israëls, precies zoals God hun zou vertellen waar ze heen moesten gaan, geleid door een Vuurkolom en een bovennatuurlijk Wezen dat hun de weg wees. Mozes kreeg zijn informatie natuurlijk door de Logos die van God uitging, die Vuurkolom; hetgeen de Engel des Verbonds was, die Christus was, de Gezalfde. En op weg naar een beloofd land kreeg hij zijn boodschap daar vandaan en gaf het door aan de kinderen Israëls.
87 Maar deze man was helemaal gesetteld; hij had zijn koninkrijk; hij had zijn kerken. Hij had daar elke zaak helemaal op orde. Dus hij stuurde mannen om deze man te gaan halen, om te komen en dit volk te vervloeken. En merk op, kunt u zich voorstellen dat een profeet, een man van God die de werken Gods bij een andere man ziet, dat deze probeert die werken van God uit te dagen, terwijl hij het wist, het beter had moeten weten? Nu, Bileam, toen Balak de eerste keer mannen naar hem toe stuurde, die zeiden: "Kom mee en vervloek dit volk", deed Balak precies de zaak, of...
88 Bileam liever gezegd, deed de zaak die juist was, hij zocht God. Hij zocht eerst God. Nu, dat is wat hij behoorde te doen.
89 En God gaf hem toen Zijn volmaakte, scherp omlijnde antwoord: "Ga niet met hem mee! Laat ze gaan. Vervloek deze mensen niet. Zij zijn gezegend." Dat zou voldoende geweest moeten zijn. Als God iets zegt, kan Hij het niet veranderen. Merk op. Zijn volmaakte wil was: "Ga niet! Val die mensen niet aan. Zij zijn Mijn volk." Dat was Zijn volmaakte wil.
90 Maar Bileam hield om mee te beginnen al niet van deze mensen. Ziet u, daar bent u er. Hoeveel Bileams hebben wij vandaag? Dezelfde zaak! Zij weten beter.
91 Men had ze ten tijde van onze Here Jezus. Nicodemus kwam en zei: "Rabbi, wij weten dat U een man bent van God gezonden, of een leraar door God gezonden. Niemand kan de dingen doen die U doet tenzij God met hem is." Ziet u, zij keken. Daar was opnieuw een Bileam, zie.
92 Nu, Bileam hield niet van deze mensen. Let op zijn hoofdkwartier. Nadat zij enige fijne mannen daarheen hadden gestuurd om hem te vertellen: "Nu, er zijn hier mensen gekomen. En ik begrijp dat u een profeet bent, u bent een groot man, dus komt u hierheen en vervloek deze mensen."
93 Bileam zei: "Wacht u even totdat ik ben gaan bidden en blijf hier vannacht, misschien zal de Here tot mij komen en zal Hij het mij vertellen." In orde, de volgende morgen kwam de Here tot hem en zei: "Ga niet! Vervloek deze mensen niet. Zij zijn gezegend."
94 Goed, Bileam ging naar buiten en zei: "Wel, ik kan niet gaan, want de Here zei me om niet te gaan."
95 Let nu op wat er gebeurde toen ze teruggingen naar hun hoofdkwartier, wat ze deden om hem daarheen te laten gaan om deze samenkomst die ze hadden, te stoppen. Wel, toen, we ontdekken dat het hoofdkwartier een beter stel mensen stuurde, hogere notabelen, misschien een bisschop, iemand anders, of het mag een staatsopziener zijn geweest; iemand werd erheen gestuurd: "Vertel hem te komen en dat hoe dan ook te stoppen!" Ziet u?
96 Let op, zijn meer invloedrijke groep, betere gaven, meer geld, zei: "Ik kan u een betere positie bezorgen. Ik zou van u, in plaats van een gewone man, iemand kunnen maken die een beetje hoger is. Ik heb het recht om dat te doen, omdat ik in deze grote beweging de koning ben. En ik kan iets beters voor u bewerkstelligen als u het slechts wilt doen."
97 Bemerk dat het nieuwe aanbod hem verblindde. Hij behoorde te hebben geweten dat God zal doen wat Hij heeft gezegd. Maar het verblindde hem. Daar hij een profeet van God was, had hij zich niet door zo'n groep hebben mogen laten beïnvloeden. Hij had om te beginnen al uit die groep weggegaan moeten zijn.
98 En als ik spreek tot enige mannen van God hier: als zij u in de hoofdkwartieren proberen te vertellen dat de dagen van wonderen voorbij zijn, en dit wat wij hier doen en de Here Jezus die ons zegent, "dat is een hoeveelheid fanatisme, opgewerkte emoties, zoiets als goddelijke genezing bestaat niet", kom dan onmiddellijk uit die groep vandaan. [Broeder Branham knipt met zijn vingers – Vert] Kom eruit, want het is het Woord van God dat wordt gemanifesteerd. Ze zeggen: "Zoiets als apostolische tijden bestaan niet. Er is geen doop van de Heilige Geest. Dat spreken in tongen, het stelt niets voor."
99 O maar broeder, luister daar niet naar! Er zijn er heel wat vandaag zoals Bileam, die in hun kantoor zitten en deze boeken van de Bijbel lezen en weten dat het de waarheid is. Maar toch willen ze terwille van hun positie hun standpunt niet innemen. Helemaal precies juist. Merk op, God... Hij wist dat hij niet in deze groep moest zijn, of Bileam had het moeten weten. Zij, zij gaan uit de wil van God. Deze kerels zullen u regelrecht uit de wil van God praten. Als u de wil van God vindt, laat dan nooit iemand het uit u weg praten.
100 Ik heb goede mensen gekend, ze kwamen naar de samenkomsten, werden genezen en gingen terug. Ze zouden zeggen: "O, wel, het stelt niets voor. Jullie zijn alleen maar opgewerkt. Het stelt niets voor." En de mensen beginnen te twijfelen. Ik heb mensen zien komen en Christus ontvangen in hun hart, ze gaan terug; misschien hebben ze in tongen gesproken, en gaan terug. De kerk zal zeggen: "Wel, jullie zijn een aanstoot voor het Christendom", enzovoort. En, o my, doe dat niet, zie. Kom uit die groep! Blijf erbij vandaan.
101 Merk op dat Bileam hier een bedenkelijke tekst gebruikt terwille van zijn geweten. Hij zei: "Misschien. Blijf nog een nacht en het is mogelijk dat ik het God vraag, ziet u. Misschien is Hij van gedachten veranderd."
102 Maar God verandert Zijn gedachten niet. Als God ons de bekendmaking deed van de doop van de Heilige Geest, op de Pinksterdag, dan is dat de wijze waarop Hij het moet houden. Hij heeft het gedurende het hele Bijbelse tijdperk gedaan en Hij zal het bij elke gelegenheid doen als mensen zullen komen op deze basis die Hij daar aanbood. Als u zult komen, gelovig, u bekerend, wordt gedoopt in de Naam van de Here Jezus Christus voor de vergeving van uw zonden en u gelooft in God, dan is God verplicht om dat recept uit te voeren, juist, want Hij is de dokter. En Hij zal het uitvoeren als u het zult gehoorzamen.
103 Maar u kunt zich niet veroorloven om te proberen dit recept mee te nemen naar de een of andere kwakzalver, die er iets anders in zou kunnen doen. Het zou de patiënt kunnen doden. Dat is de reden dat we vandaag zoveel dode kerkleden hebben, ze proberen het verkeerde recept te geven. God heeft het recept precies hier in de Bijbel staan. Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. U moet het medicijn innemen op de wijze waarop de Dokter heeft gezegd dat het moest worden gegeven.
104 De Bijbel zei: "Is er geen balsem in Gilead; is er geen heelmeester?" Natuurlijk is het er. Er staat: "Waarom is de dochter van Mijn volk dan in deze toestand?"
105 Kijk, we hebben de Bijbel. We hebben de Heelmeester. Alleen de apotheker vult het Schriftuurlijke recept verkeerd in. Dat is er aan de hand. U probeert te zeggen: "De dagen van wonderen zijn voorbij. Zoiets als de doop van de Heilige Geest en al deze dingen bestaan niet. Het is onzin." De Bijbel is helemaal juist. God neemt niets terug van wat Hij heeft gezegd. En ze proberen er op een slimme manier onderuit te komen: "Wel, wij geloven dat", zoiets dergelijks. Wel, het doet er niet toe wat u gelooft!
106 Het is wat God zei! Hij zei: "Ik zal Mijn Geest uitstorten op alle vlees." Hij beloofde dit in de laatste dagen.
107 Men probeert van de samenkomsten te zeggen, die u hier ziet... Men noemt mij een waarzegger, een opgewerkte waarzegger of een Beëlzebub, of de een of andere duivel. Wel, ze moeten dat wel zeggen omdat ze uit hun vader zijn. Dat zei hij in het begin over Jezus. En wij zijn het niet die het doen in de eerste plaats, het is dezelfde Jezus, want Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. Het is Zijn Geest.
108 O, iets wat er aan voorbij kan gaan, voorbij lopen en... Zijn opdracht negeren. Zoveel mensen proberen daar aan voorbij te gaan. "O, kom naar de kerk en het zal in orde zijn. Wij zijn een oude kerk. Wij zijn hier al jaren. Wij zijn al begonnen...." Ja, dat is waar. Als dat zo is, dan heeft de Rooms-katholieke kerk het van allemaal gewonnen; zij zijn de eerste van de organisaties. Zij waren het eerst. Maar onthoud, niet de eerste gemeente. Zij waren de eerste organisatie en de moeder van hen allen. Terwijl elk daarvan tegengesteld is aan God. Openbaring 17 zegt hetzelfde, ziet u. Ja, we zijn in de laatste dagen. Nu, onthoud, toch zal God u uw gang laten gaan.
Toen dacht Bileam: "Wel?"
109 Toen zei God tegen hem: "Ga maar." Waarom? God wist wat er in zijn hart was. God wist dat het, om mee te beginnen, in zijn hart was, dus zei Hij tegen hem: "Ga maar." Hij zal het toestaan. Hij zal u toestaan het te doen. Hij zal u menigmaal zegenen terwijl u het doet.
110 Hij zegende zelfs Israël nadat ze... Genade had hun reeds een profeet gegeven, een Vuurkolom, bevrijding, tekenen en wonderen, had hen uit Egypte gebracht en alles, en toch wilden ze een wet. God stond het hun toe, maar Hij bestrafte ze de hele tijd.
111 Hij stond Bileam toe erheen te gaan zoals van hem werd verwacht, maar wat deed hij? Hij ging erheen, maar in plaats van de mensen te vervloeken moest hij de mensen zegenen. Hij kon niet vervloeken wat God had gezegend.
112 Ik had u verteld dat ik om negen uur zou stoppen. En ik keek op en het is nu tijd, en ik heb hier nog een boekje vol met aantekeningen.
113 Maar ik wil dit bij het eindigen zeggen, dat God Zijn gedachten nooit veranderde. Zijn directe wil voor Bileam was om niet te gaan. En als God een uitspraak doet, moet het altijd op die manier waar blijven.
114 Nu zei de Bijbel: "Jezus Christus is dezelfde, gisteren, vandaag en voor immer." Dat betekent niet "tot op zekere hoogte". Dat betekent dat Hij dezelfde is, gisteren, vandaag en voor immer! Jezus zei in Johannes 14:12: "Hij die in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen." Is dat juist? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hij beloofde in Marcus 16: "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven."
Ze zeggen: "Wel, dat was slechts voor de apostelen."
115 Hij zei: "Gaat heen in de gehele wereld en verkondigt het Evangelie aan de ganse schepping. Deze tekenen zullen hen volgen in de gehele wereld en de ganse schepping. In Mijn Naam zullen zij boze geesten uitdrijven. In nieuwe tongen zullen zij spreken. Als zij slangen opnemen of iets dodelijks drinken zal het hun geen schade doen. Als zij handen op de zieken leggen zullen zij genezen worden." Nu, dat is Zijn kwalificatie.
116 Wij proberen iets te kwalificeren. Wij proberen de kerk iets te maken, te plaatsen tot iets wat wij denken dat Gods Woord is. Wij kunnen de kerk niet in aanmerking laten komen. Wij moeten God in aanmerking laten komen.
117 Ik heb altijd gezegd dat het een geweldige tijd van wedijver is. Als u uw traptreden rood verft, let op, dan verft uw buurman de zijne ook rood. Sommigen van u, vrouwen, dragen een bepaalde hoed in de kerk en let op, de rest van de vrouwen gaat er ook zo een halen.
118 Mevrouw Jacqueline Kennedy droeg dit soort waterhoofdkapsel en kijk naar al de vrouwen. Ze droeg die kleine, oude zakkleurige schortjes, of zoiets dergelijks, het is een schande voor de vrouw om er mee op straat te lopen, met die strakke dingen zo aan. Zie naar al de vrouwen die hetzelfde doen. Het is nabootsing, maar dat is in de wereld. De kerkmensen pakten het op en het is een schande dat ze het doen. Het is verkeerd dat ze het doen en het is een schande. En wanneer we het Pinksteren zien binnen kruipen is het een nog grotere schande. Dat is juist. Maar ziet u, de kerk gaat er in mee en laat het gaan.
119 Nu, wij maken ons niet druk. Ik maak mij er nooit druk om of mijn jasje bij mijn broek past, of dat mijn stropdas past bij m'n jas. Ik wil dat mijn ervaring past bij Gods Bijbel en Zijn vereiste. En dat is wat wij als Pinkstermensen behoren te doen, laat onze ervaring precies dezelfde zijn als de hunne, want Hij is dezelfde Jezus, dezelfde Heilige Geest, dezelfde kracht. Hij is in leven vandaag en Hij leeft onder ons.
120 Het doet me denken aan de dag dat Zijn moeder na de eredienst uit Jeruzalem was vertrokken met Zijn pleegvader Jozef. En ze waren al drie dagen op reis en veronderstelden dat Hij onder hen was tot ze ontdekten dat Hij er niet was.
121 En weet u, ik vergelijk dat vaak met vandaag. Weet u, de gemeente heeft een reis in drie fasen gehad. Luther, Wesley, Pinksteren; een reis in drie fasen. God zou ze een boodschap geven van rechtvaardiging, Luther, hij hield er aan vast. Toen kwam heiliging door Wesley; toen de doop van de Heilige Geest met Pinksteren. Ik vraag me af of we niet allemaal ergens in een grote rage zijn terecht gekomen, om grote dingen te bouwen en grote dingen te doen zoals Bileam in zijn gedachten had; grote organisaties om elkaar de loef af te steken en om dit meer te hebben; ze geven gouden medailles en sterren voor de zondagsschool en aan degene die de meeste leden heeft binnen gebracht en brengen gewoon alles de gemeente binnen.
122 Ik zal u vertellen dat er één gemeente is waar geen huichelaar in is, dat is de gemeente van de Here Jezus Christus, die is gedoopt door de Heilige Geest. U wordt niet overgehaald om daarin te komen. U wordt daarin geboren. U wordt daarin gezonden door de Heilige Geest.
123 Ze ontdekten iets. De ouders ontdekten dat Hij Zich niet onder hen bevond.
124 Nu in dit uur is deze grote crisis gaande, want we weten dat deze natie staat te schudden. Niet alleen deze natie, maar de wereld is aan het schudden. Het is in de eindtijd. Er staat niets anders meer te gebeuren, voor zover ik weet, dan de opname, de komst van de Here Jezus Christus. Alles is gereed.
125 En we zien deze samenkomsten. O, benut alles uit deze aanstaande conventie wat u kunt, krijg alles eruit wat u kunt, wat van God is. Als u de Heilige Geest nog niet hebt, neem u voor dat u hier niet zult weggaan totdat u het ontvangen hebt. Dat is de manier om het te doen. Blijf daar, want dit zou uw laatste gelegenheid kunnen zijn. Het zou kunnen dat er nooit meer een conventie komt aan deze Westkust. Voordat er nog een komt, zou het tegen die tijd onder de zee kunnen liggen. We weten dus niet wat er zou kunnen gebeuren, dus we... We zien uit naar de oordelen van God die over de naties zullen komen.
126 Mag ik nu dit zeggen. Zij dachten dat Hij onder hen was. Maar tijdens de crisis ontdekten ze dat Hij er niet was. Ziet u, Hij was niet bij hen.
127 We ontdekken nu dat ten tijde, dat deze geweldige zaak op gang was gebracht... we ontdekken dat we iets missen in onze kerken, en dat is de kracht van Christus.
128 Nu kijk, ik wil niet bekritiseren. Ik heb u lief, en echte, waarachtige liefde is altijd corrigerend. We missen Christus in onze kerk. We missen Christus onder onze Pinkstermensen, onze broeders en zusters. Er is iets verkeerd. Die ouderwetse gebedssamenkomsten die ze vroeger hadden, de hele dag en avond, die hebben ze niet meer. Onze vrouwen droegen vroeger lang haar; dat doen ze niet meer. Vroeger zou het een schande zijn geweest voor een vrouw om zich te verven en verf te gebruiken en te handelen zoals deze vrouwen doen. Er is iets fout gegaan. Niets verkeerd met Christus, maar er is iets verkeerd gegaan. Iets is weg. De preekstoel zou vroeger zo'n zaak niet hebben toegestaan, maar nu doet ze het wel. De crisis is gaande en we missen iets.
129 We missen de kracht die we behoorden te hebben, de grote machinerie zou moeten lopen met grote tekenen en wonderen. Wel, dit gebouw behoorde nu zo vol te zitten met de kracht van God, dat een zondaar het hier niet zou kunnen uithouden; de Heilige Geest zou het ogenblikkelijk veroordelen, zoals bij Ananias en Saffira. En we missen iets.
130 Wat is er gebeurd? Ze gingen Hem zoeken onder hun familieleden, en ze vonden Hem niet onder hun familie. Dus waar vonden ze Hem? Precies daar waar ze Hem hadden achtergelaten.
131 Ik geloof dat wanneer onze kerk terecht komt in deze geweldige georganiseerde fuif die we hadden, waarbij de een de ander moest overtreffen en grotere kerken moest hebben en een betere klasse van mensen en beter geklede mensen en betere zangers die opstaan en...
132 Ik houd van goed zingen. Ik houd van echt, goed, ouderwets Pinksterzingen. Maar dat opgesmukte spul kan ik niet uitstaan, het wil er bij mij niet in; om je adem in te houden tot je blauw aanloopt in je gezicht, alleen om gehoord te worden. Ik geloof in zingen vanuit je hart, in de Geest van God, zoals ik hier zojuist heb gehoord. Ziet u?
133 Ik houd van goed, ouderwets jubelen, maar ik geloof dat het jubelen gewoon kan doorgaan of de muziek nu doorgaat of niet. De Geest van God op de mensen, dat brengt de zegeningen en de kracht naar beneden. Ik geloof dat mensen kunnen getuigen en zingen en God prijzen op hun werk en waar ze ook zijn. Zeker.
134 En nu missen we iets. Waar zullen we Hem vinden? Precies daar waar we Hem achterlieten, in het Woord.
Laten we bidden.
135 Dierbare Hemelse Vader, een dezer avonden zullen we deze Bijbel voor de laatste keer dicht doen, het laatste lied zal worden gezongen, de laatste prediking gepredikt, de laatste gebedsrij zal worden opgeroepen, de laatste zondaar zal binnen komen. En wat dan? O dierbare God, wij willen niet Uw toegestane wil, Vader. Laat ons in Uw volmaakte wil wandelen. Laten we toch niet slechts een woord hier en daar nemen om het te laten passen bij een dogma of een geloofsbelijdenis of zoiets. Laat ons het Woord nemen zoals het is, het volle Evangelie gelovend, alles wat Jezus ons heeft onderwezen om te doen. Wij geloven niet dat de handelingen der apostelen slechts het steigerwerk zijn. Wij geloven dat het het Woord van God is, het zijn de handelingen van Uw Heilige Geest in de apostelen. En Here, we geloven dat dezelfde Heilige Geest die op hen kwam en de manier waarop zij handelden, dat het die zelfde zaak in ons zal doen als het op ons komt; als het dezelfde Geest is.
136 Dus ik bid, dierbare God, voor deze conventie waarvan we aan de vooravond staan, juist voordat ze morgenavond begint. Ik bid, Hemelse Vader, dat het de geweldigste conventie zal zijn die deze stad ooit heeft gehad, vanwege Uw tegenwoordigheid. Zegen iedere spreker, o God, moge het zo'n schudding zijn, moge de wraak van God vanuit de preekstoel vandaan donderen. Mogen zondaren beven, trillen. Moge de tegenwoordigheid van Jezus Christus zo echt naar de mensen toekomen, dat zij eenvoudig hun ogen kunnen sluiten en Hem temidden van hen zien wandelen. Sta het toe, Here.
137 Nu vanavond, vlak voordat dit plaats vindt, dat wij gaan bidden voor... Dierbare God, sommigen van Uw kinderen zijn ziek. Ze werden verwond en zij zijn bezeerd. Ik ben gekomen om voor ze te bidden. Wilt u vanavond, Here, eren wat ik U vraag voor hun ziekte? Ik vertrouw U, dat er geen zwak persoon meer in dit gebouw zal zijn als de diensten voorbij zijn.
138 Hier overal zitten Uw dienstknechten, ze zitten daar jubelend, werpen hun handen omhoog, hier achter mij op het podium en ze zeggen "amen" op het Woord. Vader, wij zijn een eensgezinde groep mensen. Wij zijn uit de wereld vandaan gekomen, uit deze koude, formele toestanden en wij zijn geboren uit de Geest. Wij zijn levend vanavond. En U zei dat omdat U leeft, wij ook leven. En wij vertrouwen Here, en geloven met ons hele hart dat wij, overeenkomstig het Woord, in U vertegenwoordigd zijn.
139 Maak nu vanavond Uw Woord echt, door de zieken te genezen als ik voor ze bid en deze anderen bidden. Sta het toe, Here, dat het zo zal zijn. En wij zullen U daarvoor prijzen. Wij vragen het in Jezus' Naam. Amen.
140 Nu... [Iemand begint in een andere taal te spreken. Leeg gedeelte op de band – Vert] Dank U, Vader God.
141 Wij voelen dat het precies is zoals een keer in de Bijbel, toen ze in een crisis verkeerden en de Geest des Heren viel op een man en Hij vertelde hem waar hij de vijand moest verslaan; waar ze heen moesten gaan. Luister daarnaar. Corrigeer uzelf. De Geest des levens in u corrigeert u naar het Woord. Ziet u, als het Woord in u leeft, leeft het juist volgens het Woord.
142 Gisteravond was ik laat. Nu, u bent zulke fijne mensen dat ik... Het lijkt wel naarmate ik ouder word dat ik het liefst zou willen dat... ik wil met u voor altijd in een ander land zijn.
143 We gaan nu dus voor de zieken bidden en ik wil nu proberen er niet te veel tegelijk te laten brengen zoals ik gisteravond deed. Billy Paul deelde een groot aantal gebedskaarten uit, ik geloof dat het er honderd waren. Deelde je er honderd uit, of tweehonderd? Tweehonderd. Welke waren het? C.
144 Wie heeft C, nummer een? Steek uw hand op, laat zien of dat juist is. Gebedskaart, kijk op uw gebedskaart, er staat een nummer op en een letter. C nummer een, steek uw hand op. Daarboven. In orde, kom hierheen. Nummer twee, drie, vier, vijf. Laat nu iemand van u hier hen opvangen. We willen iedereen van de gebedskaarten, maar we willen ze aan deze kant in een rij. Een, twee, drie, vier, vijf. Ik zie er drie. En uw gebedskaart, meneer? Vier. Is er nog een ander? Vijf, is dat de persoon die daar aankomt? Een, twee, drie, vier, vijf. C nummer een, twee, drie, vier, vijf. In orde, kom als uw nummer wordt opgeroepen.
145 Gisteravond zag ik de mensen daar beneden elkaar duwen. Dat wil ik niet. Dit is een kerk, ziet u, geen arena. Dus we moeten orde bewaren.
146 Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht, negen, tien. Nu, laat ze in een rij achteraan gaan staan. Gebedskaart zes, zeven, acht, negen, tien. Laat iemand z'n hand opsteken als ze daar in de rij zijn gezet. Dan zullen we voor ze gaan bidden.
147 Hoevelen zullen nu met mij gaan geloven dat de Here Jezus een groot werk zal gaan doen? Ik zal alles doen wat ik kan. Nu, zes, zeven; zes, zeven, acht, negen, tien, elf, twaalf, dertien, veertien, vijftien.
148 Kom hier langs, zodat het niet ineens overvol wordt, weet u, en er omheen. Daartoe worden de nummers aan u uitgedeeld, om u op orde te houden, weet u. Blijf zo, zodat het niet zal... Als uw nummer wordt opgeroepen, wel, komt u dan. In orde, en nu zullen we...
149 Nu wil ik dat allen, iedereen, nu echt eerbiedig is. En we zullen nu achter elkaar door bidden totdat we al deze mensen hebben gehad waarvoor gebeden moet worden. We weten niet wat de Here zou willen doen. We weten niet wat Hij zal doen. Maar we verwachten dat Hij grote dingen zal doen.
150 Nu, ik geloof vijftien, heb ik er daar al zoveel? Billy Paul, hoe ver ben je? In orde. Vijftien, zestien, zeventien, achttien, negentien, twintig.
151 Nu kijk, ze beginnen al naar voren te dringen. Dus misschien zou er een broeder zo gewillig willen zijn om de volgende nummers op te roepen als ze aan het einde van de rij zijn gekomen, ziet u, dan hoeven we niet allemaal zo lang te staan, daar zo lang te staan als we voor de zieke mensen bidden. In orde. Nu zullen, we zullen... Ik wil dat u...
152 Ik wil tot u spreken terwijl zij de mensen zo plaatsen dat ze elkaar niet zullen verdringen.
153 Laat niemand komen tenzij uw nummer is afgeroepen. We riepen op tot vijftien, geloof ik dat het was, of twintig, iets in die buurt, laat ik zeggen tot twintig en laten we dan wachten. Dat zal daar genoeg zijn, ongeacht hoeveel daar nog zijn.
154 Hoeveel kaarten zijn daar? Steekt uw handen op. En hoevelen hebben geen kaart? Steekt uw handen op.
155 Nu onthoud, u hoeft geen gebedskaart te hebben. We zijn hier twee avonden geweest en iedere avond is de Heilige Geest uitgegaan over het gehoor en genas de zieken ongeacht gebedskaarten. Is dat juist? De gebedskaart doet slechts één ding voor u, helpt u in de rij te komen. Dat klopt. Maar hebt u geloof en let dan op de Heilige Geest die direct hier het podium zal verlaten en zich meteen daar onder het gehoor zal begeven. Hoevelen weten dat dat waar is? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert]
156 Nu ik geloof, geloof stellig, dat als er naast de Pinksterkerk nog een andere kerk was waar ik heen zou kunnen gaan en geloven, dat ik er heen zou gaan; als ik dacht dat er nog iets beters was. En als u mij iets over de organisaties hoort zeggen en dergelijke, dan ben ik niet tegen de mensen. Het komt omdat...
157 Wat als u iemand zou zien die u liefhad, die ginds in een boot regelrecht naar de watervallen toeging en u wist dat die boot met hem zou ondergaan en u zou zeggen: "Wel, ik houd van hem, maar hij zoekt het zelf maar uit"? Nee, dat zou ik niet kunnen. Dat is niet in me. Ik zou schreeuwen, naar voren rennen en hem vastgrijpen, hem schudden, hem meesleuren of iets anders om hem daaruit te krijgen, zie.
158 En ik weet dat dit niet op de waterval zal drijven. Dat klopt. Het moet tot Christus terugkeren, zo zeker als er maar iets is. Het moet terugkeren tot God. Nu, ik...
159 Klopt het dat iedereen die hier binnen is eerder in mijn samenkomsten is geweest? Steek uw hand op, als u in de samenkomsten bent geweest. In orde. Er is geen enkele...
160 Zijn er enkele nieuwkomers die hiervoor nog nooit in een van mijn samenkomsten zijn geweest? Steekt uw handen op. Wel, wat zegt u... Is dit de eerste keer dat u in een van mijn samenkomsten bent geweest? Steekt nog eens uw handen op. Wel, ik vertel u, ik...
161 Misschien is het beter dat ik dit verander. [Een broeder zegt: "Leg iets uit over uw bediening." – Vert] Wel, dat kan ik maar beter doen.
162 U, tot u mensen die pas zijn binnen gekomen, ik zal... Het zal me een paar minuten meer kosten. Laat het me uitleggen, anders zou u met de verkeerde indruk weggaan.
163 Ik geloof in iedere handeling van God. Maar ik geloof dat de Bijbel ons belooft dat de gemeente in de laatste dagen moet zijn... opnieuw moet komen... op dezelfde wijze moet worden als het was toen Jezus haar verliet en toen ze wegdreef. Ziet u, het is de bruid, die moet terugkeren tot die plaats. We zijn nu door de grote werken van God gekomen, door rechtvaardiging, heiliging, de doop van de Heilige Geest, herstel van de gaven. Maar om de lijn van Abraham te volgen...
164 Nu, ik heb geen opleiding genoten, dus ik moet iets gebruiken zoals Johannes de Doper. Hij had ook geen opleiding gehad. Op ongeveer negenjarige leeftijd trok hij de woestijn in en hij volgde nooit een opleiding. Dus zijn predikingen waren bijvoorbeeld meer gebaseerd op dingen uit de natuur: "O, jullie generatie van slangen." Ziet u, dat was het slechtste van wat hij had gezien en zo slijmerig en hij noemde die priesters "slangen". Hij zei: "Jullie generatie van slangen, wie heeft jullie gewaarschuwd om de komende toorn te ontgaan? Begin niet te zeggen: 'Wij hebben dit en wij behoren tot dat'. God is bij machte om van deze stenen", dat was wat hij op de rivieroever zag, "kinderen voor Abraham te verwekken. En ook de bijl", dat is wat hij in de woestijn gebruikte, "ligt aan de wortel van de boom. En iedere boom die geen goede vruchten draagt, wordt omgehouwen." Dat soort verbrandde hij en maakte er kachelhout van, ziet u. Maar de goede bomen... Hij maakte eenvoudig zijn predikingen op die manier.
165 Dus ik wil het hierbij op deze manier zeggen. Wij zijn in de avondtijd, de oogsttijd.
166 Nu, tijdens Abrahams reis ontmoette hij God in allerlei verschillende vormen, enzovoort, die we zouden kunnen doornemen en laten zien. Wij zijn Abrahams zaad als wij in Christus zijn. En Izaäk was eigenlijk zijn mindere zoon; sexueel gezien was hij zijn zoon. Maar geestelijk was Christus Abrahams Zaad, zijn koninklijk Zaad, zijn geloof.
167 We zien nu wat zijn koninklijke Zaad is, het maakt dezelfde reis, dat wil zeggen, de bruid van Christus maakt dezelfde reis als Abraham. En het laatste teken dat Abraham heeft gezien voordat de beloofde zoon kwam was toen God werd gemanifesteerd in een menselijk lichaam en er twee engelen naar beneden kwamen.
168 Jezus zei in Lucas, het zeventiende hoofdstuk en het dertigste vers: "Zoals het was in de dagen van Noach." Hij vertelde over Noachs tijd. En zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom," Zijn komst, ziet u, "zo zal het zijn in de dagen wanneer de Zoon des mensen zal worden geopenbaard." Hij heeft nooit gezegd "de Zoon van God" zal worden geopenbaard. "De Zoon des mensen"!
169 Jezus kwam in drie namen. 'Zoon des mensen', hetwelk een profeet is; 'Zoon van God', die door de gemeentetijdperken ging; dan 'Zoon van David'. Maar tussen de Zoon van God en Zoon van David in, overeenkomstig Zijn eigen Woord en overeenkomstig Maleachi 4 en vele Schriftplaatsen, zal Hij in lichamelijke vorm in Zijn gemeente terugkeren, in de mensen, in een... in menselijke wezens, op de wijze van een profeet. Zie?
170 En merk op wat deze Man deed toen Hij naar beneden kwam om Abraham te ontmoeten. Het eerste was dat Hij Abraham vertelde dat zijn naam was veranderd, want Hij noemde Hem geen Abram, Hij noemde hem Abraham. En toen Hij dat deed ontdekken we dat Hij zei: "Waar is uw vrouw Sara?" S-a-r-a; niet S-a-r-a-i.
171 "Wel", zei hij, "zij is in de tent achter U."
172 Nu, zei Hij – zij was negentig en Abraham was honderd – Hij zei: "Nu ga Ik u bezoeken overeenkomstig de belofte, de tijd des levens."
173 En Sara die binnen was, hoorde Hem, luisterend door het tentdoek en ze lachte in zichzelf. En de Engel, Man, die daar zat, onderscheidde daar achter haar geest, achter Hem en zei: "Waarom lachte Sara, sprekend over deze dingen?"
174 Wel, ze riepen Sara tevoorschijn en ze ontkende het. Hij zei: "Maar u deed het wel." Ze was bang.
175 Jezus zei dat vlak voor de komst van de Zoon van God, of de Zoon van... de tweede komst, dat dit tijdperk waarin wij leven...
176 Hij komt als Zoon des mensen, een profeet, omdat dat de Schrift vervult. Mozes zei: "De Here uw God zal een profeet verwekken zoals ik." Wij weten allen dat dit Jezus was. Is het niet? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Dus Hij moest overeenkomstig de Schrift komen: een profeet. Hij heeft Zichzelf nooit de Zoon van God genoemd; Hij noemde Zichzelf de Zoon des mensen.
177 Maar nu is Hij, gedurende het gemeentetijdperk, de Zoon van God geweest. In het Duizendjarige Rijk zal Hij de Zoon van David zijn, zittend op Davids troon. Maar tussentijds, ontdekken we in de Schrift, zal Hij Zichzelf opnieuw openbaren als de Zoon des mensen, een profeet.
178 Want het Woord des Heren komt slechts tot profeten, nooit tot theologen. Het komt tot profeten. En de Here zei dat Hij niets deed – in Zijn onveranderlijke Woord waar wij zojuist over spraken – tenzij Hij het eerst aan Zijn profeten toont. En de eindtijd, deze zeven zegels die deze Bijbel hebben verzegeld gehouden, de zeven geheimenissen betreffende alles van Christus, moeten eerst worden geopenbaard en het kan alleen tot een profeet worden gebracht. We hebben daar gedurende jaren naar uitgekeken en we geloven dat Zijn Geest nu onder ons is zodat we het vinden.
179 Let op Jezus toen Hij kwam, let op wat Hij deed om van Zichzelf te bewijzen dat Hij die Messias was, die Gezalfde. Op een dag nadat Hij ontvangen had... De Vader was neergekomen en woonde in Hem, was in de vorm van een duif uit de hemel neergekomen, zeggende: "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie Ik behaag te wonen."
180 Dat is de reden dat Hij zei: "Ik en Mijn Vader zijn één. Mijn Vader woont in Mij. Ik ben het niet die de werken doet; het is Mijn Vader die in Mij woont."
181 Johannes legde er getuigenis van af, zag die Geest van God nederdalen als een duif. Een Stem sprak eruit, zeggende: "Dit is Mijn geliefde Zoon in Wie het Mij behaagt te wonen." Zie, en Hij woonde in Hem.
182 Merk op dat Hij, toen Zijn bediening begon, moest handelen als Zoon des mensen. Merk op wat Hij deed. Daar kwam een man aan die Simon Petrus heette. Zijn naam was toen Simon, later werd hij Petrus genoemd. Andreas had de samenkomst van Johannes bezocht en toen Jezus kwam en Johannes Hem had voorgesteld, zag hij Hem. En Andreas vroeg aan zijn broer Simon om met hem mee te komen naar de samenkomst.
183 Hun vader had hun verteld, zoals er staat: "Er zou een tijd komen, voordat de echte Messias zou komen, dat er vele valse Messiassen zouden opstaan." Het is altijd op die manier. Hij zei: "Maar zonen, onthoudt, de echte Messias zal je herkennen, omdat Hij zal komen overeenkomstig de Schrift. Hij zal een profeet zijn. Nu, we hebben gedurende honderden en honderden en honderden jaren geen profeet gehad sinds Maleachi. Maar er zullen vele mensen beweren het te zijn, zoals we weten dat er een zekere Jezus opstond en een groep meenam, enzovoort. Maar deze echte Messias zal een profeet zijn." En alle Hebreeën worden onderwezen om te geloven dat wat de profeten zeggen de waarheid is.
184 [Leeg gedeelte op de band – Vert] Ogenblikkelijk herkende toen die ongeletterde visser, waarvan ons werd verteld dat hij niet genoeg opleiding had gehad om z'n naam te kunnen schrijven, de Bijbel zei dat hij zowel "onwetend als ongeletterd was", dat dit de Zoon van God was. Hij herkende dat dit de Messias was, want daar was een profeet. Daar was Degene die hem vertelde hoe zijn naam was en hem vertelde wat de naam van zijn vader was. Toen wist hij dat dit een profeet moest zijn, omdat de Man hem niet kende. En hem werden de sleutels tot het Koninkrijk gegeven.
185 We zien dat er daar sommigen naar stonden te luisteren en een ervan was genaamd Filippus, die Bijbelstudie deed met een vriend genaamd Nathanaël, terwijl ze uitkeken naar de Messias. Hij haastte zich om de berg heen, ongeveer een dagreis, en kwam terug. En hij vond deze Nathanaël daar biddende onder een vijgeboom. Hij zei: "Kom, zie wie we gevonden hebben, Jezus van Nazareth, de zoon van Jozef." Dus Nathanaël die... of Filippus, of...
186 Nathanaël liever, die een goede man was, zei: "Nu, kan er iets goeds uit Nazareth komen?"
Hij zei: "Wel, kom maar en zie."
187 Nu, dat is een goed advies. Kom, zie voor jezelf. Blijf niet thuis bekritiseren. Kom, ontdek het. "Onderzoekt de Schriften, want gij meent daarin eeuwig leven te hebben." Jezus zei: "Zij zijn het die van Mij getuigen."
188 Dus op de terugweg hadden zij ongetwijfeld een kleine gedachtenwisseling. Hij vertelde hem: "Ken je die visser nog die die rekening niet kon ondertekenen van de vis die je op die dag kocht?" Hij zei dat tegen hem. "Weet je nog dat zijn vader daar in de kerk zat, zijn naam was Jonas. Herinner je je dat?" Hij vertelde hem wie hij was.
"O, dat moet ik eerst zien."
189 Dus wandelde hij er naartoe, misschien stond hij in de gebedsrij waar Jezus was. Ik weet het niet. Hij was gekomen in de tegenwoordigheid van Jezus. Jezus keek naar hem en zei: "Waarlijk een Israëliet in wie geen bedrog is!"
190 In de eerste plaats zou je kunnen zeggen: "Hoe wist Hij dat hij een Israëliet was? Wel, door de wijze waarop hij was gekleed?" Nee, nee.
191 Alle oosterse mensen dragen deze tulbanden. Zij kleden zich eender. En Hij zei: "Een Israëliet."
192 En Hij zei: "Er is geen bedrog!" Hij had een oplichter kunnen zijn of wat meer, dan zou hij ontmaskerd zijn geweest. Hij zei: "In wie geen bedrog is!"
193 Dus dat ontdooide Nathanaël min of meer, dus hij zei: "Rabbi, vanwaar kent Gij mij? Wel, ik begrijp dit niet. Vanwaar kent Gij mij? Ik heb U nog nooit ontmoet. Ik ben zojuist hierheen gebracht door Filippus. Vanwaar kent Gij mij?"
194 Hij zei: "Voordat u onder de vijgeboom zat, waar u zat te bidden, zag Ik u." Ja. Ziet u?
195 Hij zei: "Rabbi, Gij zijt de Zoon van God. Gij zijt de Koning van Israël."
196 Jezus zei: "Omdat Ik u dit vertelde gelooft u? Dan zult u nog grotere dingen zien dan dit."
197 Nu, daar stonden deze mensen. Laat mij u een kleine waarschuwing geven. Daar stonden deze mensen, rabbi's en priesters, die zeiden: "Deze Man doet dit door Beëlzebub."
198 En Jezus draaide Zich om en zei: "Ik zal u daarvoor vergeven," want de verzoening was nog niet volbracht, "maar op een dag zal de Heilige Geest komen en hetzelfde doen", zei Hij, "en één woord daar tegen te spreken zal u nooit vergeven worden in deze wereld, noch in de wereld die komt."
Laten we overgaan naar de vrouw bij de bron, de Samaritanen.
199 Er waren drie mensenrassen op aarde. Wij mogen zwart zijn, bruin, geel of wat we ook zijn, maar we komen van één bloed. En er zijn drie rassen, die komen van Cham, Sem en het volk van Jafeth; en dat zijn de Joden, heidenen en Samaritanen, half Jood en heiden.
200 Nu, wij heidenen, Angelsaksen, wij waren heidenen en aanbaden afgoden. Wij keken niet uit naar een Messias.
201 Dus toen Jezus Zichzelf bekend maakte als Zoon des mensen... Luister aandachtig, dan zal ik sluiten. Toen Jezus kwam was Hij verplicht om datgene te vertegenwoordigen wat de profeet had gezegd dat Hij zou zijn, dus daar voor Israël, voor Petrus en Nathanaël en diegenen daar, stelde Hij Zichzelf voor als Zoon des mensen.
202 Nu voelt Hij Zich gedrongen om naar Samaria te gaan. En Hij gaat naar Samaria en daar vond Hij een vrouw die bij de bron zat. We kennen de geschiedenis en zij praatten met elkaar. Ze is gekomen om water te halen. Hij zei: "Breng Me iets te drinken."
203 En ze zei: "Nu, er is hier rassenscheiding, dit kunnen we niet doen. Ik ben een vrouw van Samaria en U bent een Jood. We hebben geen..."
204 Hij zei: "Maar als u wist tot Wie u sprak, zoudt u Mij om drinken hebben gevraagd."
205 Ze zei: "Wel, de bron is diep, waarmee gaat U putten?"
206 En de conversatie ging verder totdat Hij in contact kwam met haar geest. En toen Hij in contact kwam met haar geest, ontdekte Hij wat haar probleem was. Hoevelen weten dat? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Hoevelen van u nieuwkomers weten dat dit de waarheid is? ["Amen."] Dat klopt, dat was waar.
En wat zei Hij? "Ga uw man halen en kom hier."
Ze zei: "Ik heb geen man."
207 Hij zei: "Gij hebt juist geantwoord. Want u hebt vijf mannen gehad en degene met wie u nu leeft is uw man niet." Ze keerde zich om.
208 Zij was niet zoals deze priesters die zeiden: "Hij is bezeten. Hij is een waarzegger of zoiets."
209 Ze keerde zich om en ze zei: "Meneer, ik bemerk dat U een profeet bent. Nu, we hebben er gedurende vierhonderd jaar geen één gehad. De kerk is niet gewend aan zoiets dergelijks. Maar wij bemerken, ik bemerk dat U een profeet bent. Nu, ik weet dat wij naar de Messias uitzien. En als de Messias komt zal dat het zijn wat Hij zal doen."
210 De Bijbel zegt: "Hij is dezelfde gisteren, vandaag en voor immer." Als dat het gezalfde teken van de Messias toen was, voor de Samaritanen en voor de Joden nu, voor de heidenen was het nog nooit gedaan. Nergens zien we in de Bijbel dat Jezus het ooit voor de heidenen deed. Zij hadden vierduizend jaar van training gehad om naar een Messias uit te zien; wij hebben tweeduizend jaar gehad om naar een Messias uit te zien.
211 Welnu, als dat Zijn identificatie was vlak voordat hun dag eindigde, dan moet het ook onze identificatie zijn, omdat Hij beloofde dat de Zoon des mensen Zichzelf opnieuw zou openbaren ten tijde dat de wereld opnieuw aan Sodom gelijk zou worden. En iedereen weet dat we daarin zijn. Zie?
212 Ik geloof dat Jezus Christus ieder Woord houdt. De gehele Schrift is geïnspireerd. Ik geloof niet dat we enig recht hebben en we zullen er voor worden veroordeeld als we er één woord aan toevoegen of er één Woord vanaf nemen. Openbaring 22 zegt dat zo. Ik geloof dat Hij Dezelfde is gisteren, vandaag en voor immer.
213 Ik respecteer beslist het standpunt van de Lutheranen in hun dag, de Methodisten voor heiligmaking in hun dag en de Pinkstermensen voor hun standpunt in hun dag, maar wij leven in een andere dag. Wij leven nadat er een stengel is geweest, pluim, kaf dat er bijna uitziet als het graan, maar het graan is binnenin het kaf. Het kaf heeft het graan slechts beschermd, heeft het behoed zodat de hete zon het niet kon verbranden. En nu trekt de denominatie zich ervan terug, zodat het in de tegenwoordigheid van de Zoon kan liggen om rijp te worden. Dus we zijn in... Er zullen geen organisaties meer opstaan. Dit is het einde ervan. We hebben altijd gehad, ongeveer drie jaar nadat er een boodschap uitgaat, dat zij het organiseren.
214 Dit gaat ongeveer al twintig jaar zo door en er is geen organisatie. Dat kan niet. We zijn in de graantijd, een oogsttijd. Ik kan de grote dorsmachine horen aankomen. Op een dag zullen we naar huis gaan. "Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer."
215 Nu, ik ben Hem niet, maar ik ben Zijn dienstknecht. Ik geloof er niet in dat als u handen op de mensen legt dat u hun gaven geeft. "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." Zij zijn door God verordineerd, om het hoofd te bieden aan het tijdperk en de tijd van dat tijdperk. Iedereen die de Bijbel bestudeert weet dat dat de waarheid is. Mozes werd precies op tijd geboren. Jeremia op tijd, alle overigen van hen. Johannes de Doper op tijd. Jezus was op tijd. En wij zijn op tijd. Dit is wat er wordt verondersteld dat moet gebeuren.
216 Ik beweer dat Hij en Zijn Geest vandaag levend zijn. Na de gemeentetijdperken volgt de laatste roep; wij zijn in het Laodicéa-tijdperk, het slechtste van allemaal, want Hij werd buiten de gemeente geplaatst. Onthoud, Zoon des mensen, en Hij werd uit de gemeente gezet; geen organisatie uit een organisatie, maar een Persoon uit een organisatie. Ziet u? Geen van de andere gemeentetijdperken had dat, alleen Laodicéa. Als u geestelijk bent zult u het verstaan.
217 Onze Hemelse Vader, nu heb ik waarachtig van U getuigd. Als dit nu waar is, en ik weet dat het dat is, Here, ik geloof dat het waar is, betuigt U dan dat ik de waarheid heb gesproken. In Jezus Christus' Naam. Amen.
218 Ik ga u iets vragen, slechts een ogenblik. Ik was niet van plan om iets van onderscheiding te doen in de rij, omdat ik dacht dat u allemaal onder mijn bediening was geweest. Maar voor deze mensen die hier zijn, laten enige mensen van u daar gaan bidden en laat er iemand in de rij of zoiets, dat doen. Nu, als Jezus Christus dit menselijke wezen wil nemen. Het zal zonder u niet werken. U bent degene die het doet.
219 Luister; op een dag raakte een vrouw Zijn kleed aan en Hij keerde Zich om en zei: "Wie raakte Mij aan?"
220 Ze zeiden allemaal: "Wel, U schijnt..." Of Petrus zei: "Wel, de hele menigte raakt U aan."
221 Hij zei: "Maar Ik bemerk dat Ik zwak werd, of er is kracht van Mij uitgegaan." Kracht is "sterkte". Hij zei: "Ik bemerk dat Ik zwak werd."
222 Dus keek Hij in het rond, op de vrouw, totdat Hij haar vond, en vertelde haar over haar bloedvloeiing. En dat zij... Hij zei: "Uw geloof heeft u behouden." In orde.
223 Nu, Hij is Dezelfde gisteren, vandaag en voor immer. En het Nieuwe Testament, het boek der Hebreeën zegt: "Op ditzelfde moment is Hij de Hogepriester die voor u voorspraak doet, die kan worden aangeraakt met de gevoelens van uw zwakheid."
Nu, is dat hier een van de patiënten? Kom.
224 Wat het gehoor betreft: ik doe dit niet voor de show, vrienden. Stop ermee om dat te denken. Onthoud, ik vat uw gedachten. Hoevelen weten dat dit waar is en zien het? ["Amen."]
225 Hier is een vrouw die ik nog nooit heb gezien. Ik weet geen enkel ding over de vrouw. Waarschijnlijk zijn we kilometers ver van elkaar vandaan geboren en jaren uit elkaar en hier staan wij dan vanavond. Wij zijn vreemden voor elkaar. Ik ken u niet. Ik heb geen idee. Hier is Johannes 4 opnieuw, een man ontmoet een vrouw. Nu, ik ben Jezus niet en zij is die vrouw niet. Maar het is hier precies evenzo. En Hij zei: "De werken die Ik doe zult gij ook doen." Nu, ik weet het niet. Het geloof van de vrouw is nodig om het te doen. Ik weet niets over haar. Als ik echter datgene heb verteld wat waar is, dan is God verplicht ervoor te zorgen dat... te zeggen dat dit juist is. Ik ken u niet, maar als de God des Hemels...
226 Ik heb u de waarheid verteld. Gelooft u dat wat ik daarover zei de waarheid is? Aanvaardt u het als waar? [De zuster zegt: "Ik geloof het." – Vert] U gelooft dat? Ik zou hier niet voor deze heilige Bijbel willen staan om te proberen iemand te misleiden, een man van mijn leeftijd die weet dat hij daarginds God moet ontmoeten bij de oordeelstroon. Op zekere dag zullen we daar moeten staan. Dat weten wij.
227 Als God iets aan mij kan openbaren, iets uit uw leven, waarvan u weet dat ik er niets over weet, want ik ken u niet. Als het iets is, het zou iets moeten zijn uit uw leven. Ik zou er niets over weten. Het zou van een bovennatuurlijke kracht moeten komen. Dan is het aan u wat u zou denken welke kracht het was.
228 En nu tot u nieuwkomers. Ik steek mijn hand op. Alstublieft, loop nu niet rond, want ziet u, ieder van u is een geest. Als ik mij omkeer, voel ik gewoon van iedere kant een trek. Ziet u, u bent menselijke wezens en hebt geesten. En u bent een geest. Als u dat niet bent, bent u dood. Heb dus respect, slechts voor een ogenblik.
229 En u mannen hier, bidt. Ik had dit niet verwacht, ben hiervoor vanavond in het geheel niet gekomen. Ik kwam slechts om voor de zieken te bidden. Maar dit zijn de nieuwkomers.
230 Gelooft u dat? Als de Heer mij kan vertellen wat uw moeite is, of waarvoor u hier bent, iets wat u hebt gedaan of had moeten doen, of iets anders, zult u dan geloven? In orde, ik probeer contact te krijgen met uw geest, ziet u. Dat is wat ik probeer te doen. Zoals Hij deed bij de vrouw bij de bron, Hij sprak een beetje met haar, zie, Hij vroeg om iets te drinken. En dat is wat ik probeer te doen, om uw geest te vatten, niet om uw gedachten te lezen, maar proberen te doen zoals Hij deed, uw gedachten opvangen.
231 U bent hier vanwege uw maag. U hebt een maagkwaal. Dat klopt. Steek uw hand op als dat waar is. Gelooft u nu? Niet alleen dat, maar u hongert naar iets anders. U wilt de doop met de Heilige Geest. Wuif met uw hand als dat waar is. Zie? Ik zag dat Licht op haar neerdalen en dan terug bewegen. Ga en ontvang de Heilige Geest, in de Naam van Jezus Christus. Amen.
232 Gelooft u nu, nieuwkomer? [De samenkomst zegt: "Amen." – Vert] Nu, u zegt...
233 Nu kijk, zodra die zalving begint, daar gaat het verder. Ziet u, zodra de vrouw daar kwam staan, daar is zij, zij is juist nu... Zij bemerkt dat er Iets om haar heen is.
234 Hoevelen hebben wel eens de foto gezien van die Vuurkolom, dat Licht daar? In Washington D.C. Ik zou wensen... Het is zoiets als een andere dimensie. Ik kijk er recht naar. Het hangt hier bij de vrouw. Ik kijk er regelrecht naar.
235 Nu, ik ben een volkomen vreemde voor deze vrouw. Ik ken haar niet. En ik betwijfel zeer of zij mij kent, behalve dan van in de samenkomst te zijn. Dat is alles. Maar als God mij iets over u kan vertellen, of iets zoals daarstraks, zoudt u willen geloven dat ik Zijn profeet ben, Zijn dienstknecht? Zoudt u dat met heel uw hart geloven? Wel, moge Hij het toestaan. U bent, u wacht op een oproep voor een operatie en die operatie betreft uw hand. Er zitten geen plekken op, maar het is een zenuwkwaal in uw hand. Dat werd veroorzaakt door een ongeval en de verwachting is dat u er aan wordt geopereerd. Als u gelooft zult u er niet aan hoeven te worden geopereerd; als u slechts met heel uw hart zult geloven. Amen. Geloof en u zult beter worden.
236 Heb slechts geloof. Twijfel alleen niet. Geloof slechts. Nu hier, laat deze ene vrouw nog, want deze vrouw is in een kritieke toestand. Ziet u die zwarte schaduw? Hoevelen hebben wel eens de foto gezien die werd genomen van de zwarte schaduw des doods? Het hangt nu precies over de vrouw. Als God haar niet helpt, kan ze niet leven. Ze heeft een tumor. [De zuster zegt: "Ja." – Vert] En de tumor is in de hersenen. ["Ja!"]
237 Dierbare God, als U nu zo dichtbij bent, al deze dingen weet, dan bid ik, dierbare God, dat U onze zuster geneest. Laat haar leven, Vader, voor Uw glorie. Ik vraag het in Jezus Christus' Naam. Amen.
238 Hoe maakt u het? U bent een geweldig fijn persoon. Als moeder had geleefd, zou ze ongeveer uw leeftijd hebben gehad, vermoed ik. Ze is in de heerlijkheid vanavond. Ze zou altijd voor mij bidden als ik naar de samenkomst ging. Ik heb tegen de Here gezegd... [De zuster zegt: "Ik ben vijfentachtig." – Vert] Mevrouw? ["Ik ben vijfentachtig."] Vijfentachtig jaar oud. God zegene uw hart, zuster.
239 Nu, ik ben een volslagen vreemde voor u, vermoed ik. Wij schelen jaren in leeftijd. En ik ken u niet. Ik heb u nog nooit gezien. Wij zijn gewoon twee mensen die elkaar hier op aarde ontmoeten, maar u bent een Christin. U bent een gelovige. Want de reden dat ik dit weet is het gevoelen van uw geest. U bent het, u hebt mij verwelkomd, zie. En ik geloof dat het de Heilige Geest is, omdat het de werking en acties van de Heilige Geest geeft. Zie? Ik weet dat Hij het is. Ik weet dat deze zaak waarover wij spreken waar is. Ik weet dat het de waarheid is.
240 Nu, ik weet niet wat er verkeerd zou zijn. Maar als de Here Jezus aan mij zou openbaren wat er verkeerd met u zou zijn, zou... dan zou u weten of het juist was of niet; of mij iets vertellen wat u hebt gedaan of niet had behoren te doen. Zoudt u geloven dat het dezelfde Here Jezus was, dezelfde God die Filippus kon vertellen waar hij was, Simon kon vertellen wat zijn naam was? Gelooft u dat Hij Dezelfde is?
241 Uw moeite is een darmkwaal. [De zuster zegt: "Exact."] Dat is het precies. Is dat niet juist? ["Jazeker."] Gelooft u nu dat ik Zijn profeet ben? Uw naam is mevrouw Bayer, mevrouw Bayer; Bayer zoals Bayer aspirine. Dat klopt. U bent genezen. Ga door, Jezus Christus maakt u gezond. God zegene u.
242 Gelooft u met geheel uw hart? Als u slechts geloof hebt, niet twijfelt!
243 Nu, u bent hier in feite niet voor uzelf. U bent hier voor iemand anders. Het is een man en hij is niet hier, een broeder. Die broeder is in een psychiatrische inrichting. Neem die zakdoek die u in uw hand houdt terwijl de Geest op u is, stuur deze naar hem toe. Leg het op hem, twijfel niet, hij zal uit de inrichting komen en gezond zijn. Gelooft u het? God zegene u.
244 U zegt: "U zei dat die Engel, daar in de laatste dag, Zijn rug had toegekeerd." Wel, kijkt u maar.
245 Ik zal niet naar deze vrouw kijken. Ik keer mij om. Nu dame, degene met de patiënt, als u mij kunt horen, zeg dan "ja". [De zuster zegt: "Ja."] Als de Here Jezus aan mij zal openbaren wat uw moeite is, terwijl ik deze kant op kijk, zult u weten of het de waarheid is of niet. Is dat juist? Gelooft u dan dat dit is om te vervullen wat Jezus heeft gezegd: "In de laatste dagen zou hetzelfde worden gedaan als in de dagen van Sodom"? Zult u het geloven? U hebt een onregelmatige cyclus, een vrouwenkwaal. Als u nu met heel uw hart zult geloven, zal het u verlaten en kunt u naar huis gaan en gezond zijn. God zegene u.
"Indien gij kunt geloven!"
246 Gelooft u dat God dat hartprobleem zal genezen? Wel, blijf gewoon doorgaan en zeg: "Dank U, Here!" Geloof!
247 Als u 's morgens opstaat kunt u zich nauwelijks bewegen. Artritis is een slechte zaak, maar Jezus Christus is de Genezer van artritis. Gelooft u dat? U stapt zijdelings van een stoeprand af bij het afstappen. Ik zie u dat doen. U zult dat niet meer hoeven te doen als u zult geloven. Gelooft u dat ik voor dit doel werd gezonden? [De zuster zegt: "Dat doe ik."] Dan, in de Naam van Jezus Christus, moge het haar verlaten. Amen.
248 U hebt maagproblemen. Gelooft u dat God u naar huis zal laten gaan, u uw eten zal laten eten en u daarbij goed doen voelen? Ga naar huis, eet uw maaltijd, geloof en u zult zich fijn voelen.
249 U hebt last van zwakheid die u overvalt, dat klopt, omdat uw hart slecht is. Dat is juist. U hebt het nu niet meer. Ga, geloof het.
250 Wat als ik geen enkel woord tot u zou zeggen en alleen mijn handen op u leggen, zoudt u mij ook geloven dat u beter zult worden? Kom hier.
251 Dierbare Hemelse Vader, ik bid dat U de vrouw geneest en haar gezond maakt, door Jezus Christus' Naam. Amen.
252 Hoeveel mensen hier geloven er, hoeveel van u nieuwkomers, al u mensen?
253 Bedenk, ik kan de mensen die komen bijna niet meer zien. Onthoud, één visioen veroorzaakte dat de Here Jezus zwak werd. Hoevelen weten dat? Eén vrouw raakte Hem aan. Daniël zag een visioen en zijn gedachten ontstelden hem in zijn hoofd gedurende verscheidene dagen. Hoevelen weten dat? ["Amen."] In orde.
254 Hoevelen van u mensen geloven dat, dat dit de Heilige Geest is? Gelooft u het met geheel uw... Niet ik. De Heilige Geest! Hier zitten mensen die dat ook geloven.
255 Nu, nog enigen van u mensen die deze gebedskaarten hebben, ik wil dat iedereen die in deze gebedsrij zal komen, even voor een ogenblik opstaat.
256 Kijk, ik wil u een ernstige vraag stellen. Hebt u al uw zonden die er zijn beleden? Gelooft u? Hebt u ze beleden en gelooft u dat u genezen zult worden? Hebt u al uw zonden beleden en alle fouten in orde gemaakt? Steekt uw handen op voor God als u dat hebt gedaan en u dat gelooft.
257 En nu met uw handen omhoog, gelooft u ook dat de Heilige Geest daarvoor nodig is en dat dit de Heilige Geest is die Zichzelf onder u betuigt? Gelooft u dat met heel uw hart? ["Amen."] Doet u dat? Dan kan ieder van u genezen worden.
258 Hebt u geloof en vertrouwen in deze voorgangers die hier zitten? Gelooft u deze mannen ook? Hoe denkt u erover dat zij voor u bidden en u voorbij laten komen en u de handen opleggen?
259 Dit maakt mij zo zwak. Als dit op deze manier zo doorgaat put het me uit.
260 Ik ga hierna naar Zuid-Afrika. Want, o my, u weet hoe het daar is, waar je zelfs niet tot de mensen kunt spreken. En er zullen... We verwachten tenminste driehonderdduizend mensen in één enkele samenkomst.
261 Dus geloof slechts! U bent hier in Amerika, u hebt het talloze keren gezien.
262 Dierbare God, deze mensen zijn behoeftig. En ik weet niets anders meer wat U zou kunnen doen, Vader, om door Uw woord aan hen te bewijzen dat U de onveranderlijke God bent. Ik geloof dat wij zoveel geweldige dingen hebben gezien, Here, en van Uw tafel hebben gegeten, met zulk heerlijk wonderbaar eeuwig Voedsel des Levens, totdat wij er te gewoon aan zijn geraakt. Het wordt een normale zaak. Wij zijn niet, wij benaderen het niet juist, Here, als we het zien. Zelfs ik denk van mijzelf die hier sta, dat ik op mijn knieën behoorde te zijn, wetende dat deze Geest die Hem uit de dood deed opstaan, hier op dit moment staat. De Geest die op Hem was toen Hij hier op aarde leefde is op dit moment precies hier. En Hij kocht onze levens, van ons arme, onwaardige zondaren, door Zijn genade en barmhartigheid. En hier zijn wij vandaag om Zijn werk voort te zetten, zoals Hij ons opdroeg Zijn werk voort te zetten. "De werken die Ik doe, zult gij ook doen." Beloofde deze dingen en bewees ze hier in deze wereld! Here, ik ben U zo dankbaar, dat ik gerekend mag worden tot een deel van Uw volk in deze laatste dag.
263 Dierbare God, deze mensen staan. Zij zijn ziek, Vader. Ik kan ze op geen enkele manier genezen. Evenmin kunt U het nu, U hebt ze reeds genezen. U werd verwond voor onze overtredingen, door Uw striemen werden wij genezen. Dus ik bid, Vader, dat ieder van hen, als zij hier voorbij komen, als wij voor hen gaan bidden, dat zij als het ware nu onder het kruis doorlopen. Want zij weten zonder schaduw van twijfel dat de betuigde Heilige Geest hier op het podium is. De Christus van God is midden in de samenkomst. Vergeef iedere zonde. Neem elk ongeloof weg. En moge ieder van hen genezen zijn als ze door deze rij komen. In de Naam van Jezus Christus vraag ik het. Amen.
264 [Een broeder zegt: "Broeder Branham, als we iedereen laten gaan zitten en een afdeling tegelijk nemen, zullen ze elkaar op die manier niet in de weg lopen." – Vert] Ja. In orde.
265 Ik wil u iets vragen. Mijn broeders, wilt u hier bij mij staan?
266 Ziet u, hier is een reden voor. Vele evangelisten gaan een stad in en zij doen al het bidden voor de zieken en al het overige. En als de samenkomst is afgelopen, stellen de mensen alleen hun vertrouwen op de evangelist, zie. Dat is niet zo, mensen. Deze mannen, ik betwijfel of er iemand is in dit tijdperk... Ik weet het, er bestaat veel nabootsing, maar ik wil niet zeggen wat ik bedoelde. Maar deze mannen zouden dat niet moeten doen, dat is waar, en ik betwijfel het ten zeerste.
267 Maar zij zijn net zo goed verordineerd door God om handen op de zieken te leggen als ik of iemand anders. God moet net zo goed hun gebeden beantwoorden als enig gebed dat wordt opgezonden. Jezus heeft gezegd: "Deze tekenen", heeft niet gezegd "zullen William Branham, Oral Roberts, enzovoort, volgen", maar "zullen diegenen volgen die geloven". En deze mannen zijn gevuld met Gods Geest. Zij zijn gedoopte mensen met dezelfde Heilige Geest. Die Geest was hier enige ogenblikken geleden bezig dat werk te doen; Hij is nog steeds hier. Hij is op ieder van deze mannen en zij zijn er allen mee vervuld. Dus ik ga ze vragen om hierlangs een dubbele rij te vormen, langs deze rij hier, als zij willen, zodat zij ook hun handen op de zieken kunnen leggen als zij voorbij komen.
268 Zij willen dat degenen die gebedskaarten hebben, opstaan, alleen met gebedskaarten, en in het gangpad gaan staan. En de rest van u, bidt gedurende enkele minuten. Sta op in iedere sectie, ga staan aan de linkerkant van uw afdeling. Ga aan de zijkant staan van uw afdeling en dan zullen zij u oproepen. Als u ziet dat deze rij hier ophoudt, laat deze rij er naartoe lopen. Als deze rij eindigt, laat die er naartoe lopen.
269 En als u voorbij komt, onthoud, kom slechts hierheen lopen indien u gelooft. Hoevelen van u weten dat, u voelt in uw hart dat u hierover doorgebeden hebt en dat u, zodra u door deze rij bent gekomen, genezen zult worden? Steek uw hand op en zeg: "Ik aanvaard het op dit moment, Christus, omdat U deze dingen hebt opgedragen."
270 Ik zal voor ieder van u bidden. Wij gaan bidden. Ik ga zuster Rose of wie hier achter het orgel zit, vragen, zuster Rose, wilt u alstublieft "De grote Heelmeester is nu nabij" voor ons spelen? En laten de mensen, al de andere mensen in gebed zijn. Ik geloof dat iedereen zal worden genezen die door deze gebedsrij komt. God zegene u. De rest van u, houdt uw hoofden gebogen en bidt voor anderen.
271 Wees echt oprecht. Ziet u, op die manier ontving die kleine Baptistenprediker onlangs 's avonds de Heilige Geest. Hij zat eraan te denken, zat daar gewoon, heel oprecht, en het viel op iedereen van die groep. U moet oprecht zijn voor God.
272 Hij heeft bewezen dat Hij hier bij u is. Hij is hier. Als iemand u nu zou vertellen dat dit slechts een hoop opwinding is, dan weet u nu beter, nietwaar, nieuwkomers? Hij bewees Zichzelf, Hij is het. En niemand anders zou dat kunnen doen. Dit is sinds de tijd der apostelen niet meer gedaan. Het is nu pas tot de gemeente teruggekomen, zoals werd beloofd. De Here zegene u nu.
273 U mensen, kom biddende als u door deze rij heen komt. Iedereen nu: "De grote Heelmeester is nu nabij, de medegevoelende Jezus." Kom met uw hoofden in eerbied gebogen als u komt. Kom voorbij en deze mannen zullen handen op u leggen en u zult worden genezen. "... lieflijkste noot in serafs'..." Dat is goed. Kom verder.
274 [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... deze dingen, maar eenvoudig een zaak van gehoorzaamheid om te doen wat God heeft gezegd. Ik heb het zo vaak zien gebeuren. Kijk, de Schrift heeft ons zelfs niet opgedragen om te bidden voor de mensen, er staat slechts: "Leg handen op de zieken, zij zullen herstellen."
275 Pas geleden, o, het is... Ik zeg niet onlangs. Het geval kwam in mijn gedachten. Het is ongeveer drie of vier jaar geleden, of meer. Wij waren precies hier in Californië. Er kwamen twee vrouwen voorbij, een van hen had een gezwel op haar gezicht en de andere had een maagkwaal. En zij geloofden het precies zo. Ik legde ze de handen op en zei: "Nu, ik doe dit in de Naam van de Here Jezus."
276 Het was ongeveer een maand later. De dame met die maagkwaal probeerde te eten, maar het lukte haar niet. Op een morgen "kwam er een echt koel gevoel over haar heen", zei ze en ze begon te eten. En ze rende om het haar te vertellen en haar buurvrouw was bezig de lakens zo uit te schudden, proberend het gezwel te vinden dat 's nachts van haar gezicht was afgegaan.
277 Geloof slechts, vrienden. Als Hij dat voor één doet, zal Hij het voor allen doen. En het is gewoon een simpel iets van handen opleggen. Dat is wat Hij zei om te doen. Wij weten niet hoe het werkt. Ik weet niet hoe het werkt. Het is gewoon Zijn belofte. Hij zei dat dat het zou doen. En ik heb bevonden dat er tienduizenden rondom de wereld gezond zijn geworden. God beloofde het te doen en het is Zijn belofte. Ziet u, wij geloven dat eenvoudig.
278 Nu, wij komen allemaal hierheen. En u die niet naar boven kunt komen, kom dichterbij en wij zullen naar u toekomen om voor u te bidden. Ik wil dat ieder van u mannen hierlangs komt staan en uw handen oplegt, als u wilt, precies hier langs. En ik wil hier staan en bidden en dan komen om mijn handen ook op hen te leggen. In orde, kom hier bij staan. U allen, kom zo naderbij dat iedereen erbij kan.
279 Dierbare God, in Jezus Christus' Naam, bidden wij voor deze mensen, sommigen zijn gebrekkig, kreupel. Daar gaan de handen van deze predikers, Here, heen en weer van de een naar de ander. Ik bid dat U elk van hen zult genezen, Here. Laat de Heilige Geest op deze mensen komen, op ieder van hen, Vader. En moge de grote kracht van God hen op dit moment overschaduwen en mogen zij naar huis gaan en gezond zijn. Dit wetende dat Jezus zei: "Als zij hun handen op de zieken leggen, zullen zij herstellen." U beloofde het, dierbare God. Wij geloven het. Wij geloven het, omdat U het zo hebt gezegd en wij weten dat het zo is, dus zullen deze mensen gezond worden. In de Naam van de Here Jezus Christus zegen ik hen allen. Amen.
280 God zegene u. [Broeder Branham en de predikers leggen handen op de zieken en bidden voor de mensen. Leeg gedeelte op de band – Vert]
281 Mijn hart aanvaardt genezing voor ieder van u. Ik geloof dat. Zult u, ieder van u, het met mij geloven? Dat is alles. Ik heb u, zover als ik weet, de waarheid verteld. Ik heb u lief en God zegene u. Ik geloof met heel mijn hart dat u gezond zult worden. Moge mijn zegeningen nu met een ieder van u zijn. Moge God over u waken en u beschermen. U bent in mijn gebeden. Wilt u zo voor mij bidden terwijl ik in Afrika ben? Ik heb u lief. En ik zal u morgenavond weerzien.