Werken is geloof dat tot uiting komt
Door William Marrion Branham1 Dank u. Het is goed om hier weer te zijn, vanavond. Ik weet niet hoe ze ooit ontdekten, dat ik voor de zieken zou bidden. Iedereen kwam naar binnen om voor zich te laten bidden. Weet u, ik geloof, dat wanneer je de leiding van de Geest volgt, het in orde is. Dat is het beste, dat is een boodschap die nooit faalt.
2 Nu, ik zat in de kamer vandaag, nadat... een bepaalde prediker die me na aan het hart ligt (drie van hen), drie van mijn beste vrienden hadden me gezegd, dat ze zouden komen om met me te gaan lunchen. En ik dacht: "Wel, dat zou fijn zijn", weet u.
3 Dus at ik slechts een klein beetje van het ontbijt, omdat ik er zeker van was, dat zij het zouden betalen, ziet u, en dat ik een goed volledig middagmaal zou gebruiken. Dus het werd 12 uur en 1 uur en het werd 2 uur, er was nog steeds niemand... De politie maakte jacht op een misdadiger, daar beneden op het erf en ik ging naar beneden om dat tafereel te zien. Ik kon broeder Jack helemaal niet vinden. Toen kwam ik er achter, dat de man van het hotel hem het verkeerde nummer had gegeven; en hij belde heel de tijd aan de verkeerde deur, waar ik niet was. Ik zal hem echter een andere keer voor mij laten betalen. Vanavond was ik echt blij ze te zien, hij en broeder Tracy en broeder Brown. Het lijkt net, alsof we weer terug naar Arizona behoorden te gaan.
4 Ik kan me herinneren, toen we onlangs terugkeerden door de woestijn, dat ik mijn vrouw, daar achterin, vertelde: "Hier is het waar broeder Jack achter in zijn kleine Chevrolet zat." Broeder Brown en hij debatteerden over de oorspronkelijke schepping, of het in zes dagen was gedaan of dat het zes miljoen jaar had geduurd. Dat was een goede vraag.
5 De woordenstrijd liep zo hoog op, dat ze uitstapten en een handvol stenen namen en de een ging achter een paal staan en de ander achter een andere en ze gooiden stenen naar elkaar, zo hard als ze konden. Ze konden er op deze manier niet uitkomen, tot één zei: "Ik krijg je wel." Daar gingen ze de weg af: broeder Jack, een kleine, korte kerel, zo hard hij maar kon en broeder Young met die lange benen, weet u. Ik heb nog nooit in mijn leven zo gelachen!
6 Toen kwam broeder Jack terug in de auto en trok zijn schoenen uit. Broeder Sharritt had ons een grote zak sinaasappels meegegeven en hij had ze half weggewerkt voor we in Shreveport kwamen.
7 Weet u, maar dat waren gouden dagen. Jazeker, dat waren gouden dagen. Ik weet dat het vreemd klinkt, grappig, maar het is de waarheid. Maar wij... er is iets mee, wanneer je ouder wordt en je trager begint te worden in je gedachten. Dan denk je terug aan die dagen en je wenste dat je ze opnieuw zou kunnen beleven; dat is zo, onze vroegere dagen. En als we oud worden, worden het allemaal beelden. Ik ben zo blij dat het zuiver was en heilig en in broederlijke gemeenschap, in liefde. Wetende dat we op weg zijn naar een land waar we nooit oud zullen worden, dat grote land, ginds, waar we nóóit, nóóit oud worden en nooit sterven.
8 Een van onze dierbare broeders, zo dierbaar voor ons allen, is pas overgestoken naar dat land. En elke keer als ik naar dit podium kom, geloof ik dat ik aan broeder Lyle zal moeten denken. Ik keek gisteravond rond en zag de kleine Judy daar zitten en mijn hart bonsde gewoon, ik dacht eraan hoe zij zich moest voelen. Ik weet, toen vader stierf, hoe... Maar we moeten slechts door deze leerschool van lijden gaan om te weten hoe de ander zich voelt.
9 Ik geloof dat ik naar een oude prediker-vriend kijk, die hier zit. Ik kan alleen niet op z'n naam komen. Is dat zo? U bad hier altijd voor de zieken, jaren geleden? Gerholtzer, die Duitse naam, ik heb het nooit helemaal goed kunnen opnemen. Broeder Tracy had hem buiten ontmoet. Ik kende hem al ongeveer tien jaar en ik zei: "U bent geen zes maanden ouder geworden in die tien jaar." We leven in een wereld die op de een of andere dag moet verdwijnen.
10 Nu, vanavond was ik... Ik maakte het erg laat voor u gisteravond, ik zal proberen dat vanavond niet te doen. Ik zal mijn verhaal afmaken. Ik dacht erover vanavond te prediken over het onderwerp 'de opname', voor de gemeente. Hoe de toestand, zoals ik het in de Schrift zie, in welke toestand de gemeente zal moeten zijn vóór de opname en wat er zal plaatsvinden juist voordat de opname plaatsvindt, en hóe het zal plaatsvinden. En wij geloven allen in de opname, is het niet? We geloven erin. En toen, plotseling, zei iets tegen me: "Bid voor de zieken, vanavond." Ik was net bezig mijn middageten te eten met een kleine Mexicaanse broeder daar, die ik op straat was tegengekomen. Ik vermoed dat hij hier is vanavond, hij en zijn vrouw.
11 Daarna kwam er iemand die me een getuigenis gaf. "Op het terrein van de gemeente", zei ze, "is er een man die, geloof ik, ongeveer een jaar geleden in de onderscheidingsrij was gekomen." En ik dacht eraan, vanavond, om gewoon een ouderwetse gebedsrij te hebben, zoals broeder Jack en broeder...
12 Broeder Young Brown was gewoon de gebedskaarten voor mij uit te geven. Ik bevond hem erg oprecht en betrapte hem er nooit op dat hij een kaart verkocht of iets verkeerds deed; hij is werkelijk eerlijk. We hebben ze gepakt die probeerden dat te doen, weet u. Broeder Young deed zijn werk steeds goed en getrouw. Ik herinner mij hoe hij opstond, de kaarten oppakte en ze uitdeelde aan de rij. Ik zou voor ze bidden en zo gingen we door. Het was het onvervalste geloof van die mensen, die al genezen zouden worden, indien ze slechts bij je konden komen. En ik denk, dat er, vergeleken met nu, destijds twintig maal meer werden genezen.
13 Welnu, deze geschiedenis over een man werd vanmiddag verteld; hij is hier nu waarschijnlijk. Hij was ergens in de gebedsrij, een jaar geleden, en in de onderscheiding werd gezegd dat hij de bof had. En de dokters vertelden hem, nadat de bof was verminderd, dat hij nooit een dochtertje zou kunnen krijgen en had er altijd een gewild. Ik geloof dat hij een jongen had. Maar in het visioen van de Heer, werd hem verteld: "Maar u zult dat dochtertje krijgen."
14 En zij zei dat hij het kleine meisje hier vanavond bij zich heeft. Ik ken de man niet; zou hij ergens in de zaal zijn, de persoon over wie ik spreek? Ik weet het niet, iemand vertelde me er zojuist over, buiten. O, hier is de baby, precies hier voor me wordt ze omhoog gehouden. Dat is fijn. Dat is heel fijn. Wat een lieve kleine meid. Als het niet zo ver weg was geweest om door de mensen heen te lopen (het is een heel leuke kleine baby), had ik haar wel naar voren willen laten komen voor een getuigenis. Misschien is ze er morgen nog, of een of andere keer wanneer we onze diensten houden.
15 Nu, morgenochtend is het ontbijt van de Zakenlieden. Hebt u het al aangekondigd? Dat is fijn.
16 En laten we nu een kleine les hebben over Goddelijke genezing. Hoevelen geloven erin? O, het zal een geweldige avond worden, als u op die manier geloof hebt. Mensen die het geloven; dàt is wat ervoor nodig is. Het is voor de gelovige.
17 Nu dan, ik nam een potlood en begon een of andere tekst op te schrijven enzovoort en toen klopte Billy op de deur en zei: "Pa?"
18 Ik zei: "Wacht even een ogenblikje, ik ben er nog niet mee klaar."
19 Hij zei: "Maar broeder Jack staat op u te wachten." Ik moest dus komen. Ik stak... had geen paperclip en nam een van Meda's spelden ["Johnny-pin"] of een of andere soort speld die zij "bobby-pin" noemen. Dat was het: een "bobby pin", gewoon een of andere soort speld. Ik weet niet veel over die dingen, weet u, en ik zag hem daar net liggen. Dus, nu gebruik ik hem hier als paperclip, om aantekeningen voor deze morgen apart te houden.
20 En als je ouder wordt... het was vroeger zo, dat ik gewoon die Schriftplaatsen en die dingen gemakkelijk kon onthouden. Maar, weet u, het wordt nu een beetje moeilijker. Ondervindt u die moeilijkheid ook niet, broeder Jack? Dat is juist, ja. Ik vertelde broeder Jack hier niet lang geleden: "Weet je broeder Jack, ik word vergeetachtig. Ik begin iets te zeggen en dan moet ik wachten."
Hij zei: "Is dat alles wat er aan de hand is?"
En ik zei: "Wel, is dat niet erg genoeg?"
21 Hij zei: "Nee, ik belde iemand op en vroeg: 'Wat wilt u?'" Ik dacht dat je toen een grapje maakte, broeder Jack, maar ik ontdekte dat het nog waar is ook.
22 Jazeker. O, wat word je vergeetachtig. Maar laten we in al onze daden juist gehandeld hebben, omdat ze in een boek staan, op een grammofoonplaat, die zal worden afgespeeld op de dag van het oordeel.
23 Nu, we zijn net één groot gezin. Ik veronderstel, dat we niet telefonisch zijn aangesloten door het land, zoals gisteravond, toen ik mijn boodschap predikte. Ik geloof dat we hier slechts met onze plaatselijke gemeente aanwezig zijn. En wat gisteravond betreft, ik waardeer zeker uw vriendelijkheid om te willen staan... Ik heb niet geprobeerd misbruik te maken van broeder Jack. Maar hij heeft mij altijd verteld: "Zeg wat u wilt." Dus kwam ik gewoon hier het podium op en predikte een kleine leerstelling. Maar... dus gewoon een... het zijn gewoon geloof ik een paar van mijn denominatie-broeders.
24 Ik had een droom, onlangs 's morgens. Ik droom niet erg vaak, ik ben geen dromer. Maar ik droomde dat ik een màn zag, een jonge man met handboeien aan. Hij was aan het proberen zich los te maken, en iemand vertelde me: "Dat zijn verschrikkelijke mensen, bemoei je niet met hen."
25 En ik zag hoe deze jonge kerel uit zijn handboeien loskwam en ik liet hem begaan. Ik dacht: "Ik zal eens kijken wat hij doet." Dus hij kwam los en hij was een fijne man. En ik zag anderen die probeerden los te komen.
26 Nu dit is maar een droom. En ik liep naar deze kant en ik zag een broeder, Roy Borders, een hele goede vriend van mij, hij woont in Californië. Hij zag eruit alsof er iets fout was met hem, zijn ogen half gesloten en met een groot zwaar... misschien kankergezwel of zoiets over zijn ogen. En iemand probeerde me van hem weg te trekken. Ik schreeuwde: "Broeder Borders! In de Naam van de Here Jezus, maak dat je daar weg komt!"
27 En hij kon gewoon nauwelijks spreken en zei: "Broeder Branham, er zal iets meer dan dit voor nodig zijn. Ik kan het gewoon niet grijpen, broeder Branham. Ik kan het gewoon niet vastgrijpen."
28 Ik zei: "O, broeder Borders." Ik heb hem lief.
29 En iemand trok mij weg en ik keek en daar stond een dame. Toen ik een kleine jongen was, was ik gewoon kruidenierswaren van de kruidenierswinkel naar de mensen te brengen. En haar naam was mevrouw Fenton, ze woont nu in Jeffersonville en is een persoonlijke vriendin van mijn vrouw en mij.
30 En ze zei: "Broeder Branham, bevrijd ons hiervan. Dit is een huis der hel. U bent verkeerd begrepen. En u begrijpt deze mensen eveneens verkeerd. Dit zijn fijne mensen, maar..." En ik keek daarheen en het leek een grote kelder, of dikke muren en onderin een hele grote grot; en grote ijzeren spijlen, twintig of vijfentwintig centimeter dik. En mensen, buiten hun zinnen, wrongen hun armen en benen erdoor en sloegen met hun hoofd, op die manier. En ze huilde en zei: "Bevrijd de mensen, broeder Branham. Help ons, we zijn in nood." Zij zelf, ik ken haar, zij behoort tot de Kerk van Christus [Church of Christ], of de Christian Church, de Kerk der Broeders genaamd, geloof ik.
31 Ik keek rond en ik zei: "Ik wenste dat ik het kon." En ik liep verder, rondkijkend; en ik... mijn klein, zwak lichaam en die grote ijzeren tralies; en die arme mensen daarbinnen. En je kon niet bij ze komen, die ijzeren staven zaten te dicht bij elkaar. En ik keek en ze sloegen men hun hoofd alsof ze hun verstand kwijt waren.
32 En ik zag een paar lichten in het rond flikkeren. En ik keek omhoog en daar stond de Here Jezus, met het licht van de regenboog rond Hem. Hij keek precies recht naar mij en zei: "Bevrijd deze mensen." En Hij ging weg.
33 Ik dacht: "Wel, hoe zou ik hen kunnen bevrijden? Ik heb geen kracht genoeg in mijn armen om die staven te breken."
34 Dus zei ik: "Huis der hel, geef je over aan de Naam van Jezus Christus."
35 En daar volgde een kraken en barsten en stenen rolden, en tralies vielen; en de mensen renden, schreeuwend naar buiten: "Bevrijd!" en ze schreeuwden zo hard ze maar konden en waren allen bevrijd.
36 En ik schreeuwde toen: "Broeder Roy Borders, waar ben je? Waar ben je? God is bezig Zijn volk te bevrijden! Waar ben je, broeder Borders?" Ik heb me afgevraagd wat dat was.
37 U weet, dat broeder Borders erg bevreesd is. U kent de profetie over de Westkust, velen van u, die de banden enzovoort nemen.
38 Er zit hier een man vanavond, die daar was toen dat gebeurde (toen we daar stonden, op een jachttocht), een prediker die meeluisterde gisteravond. Hij had een blind oog. Hij voegde zich daar bij ons en stelde zichzelf voor. Hij had een donkere bril op, boven in de bergen. Hij zei: "Broeder Branham, ik ben broeder McHughes. Ik hielp eens mee een van uw samenkomsten te organiseren in Californië."
39 Ik zei: "Ik ben blij met u kennis te maken, broeder McHughes."
40 Er waren ongeveer twintig mannen die daar stonden. We waren erop uit om op javelina-zwijnen te jagen. En ik zei de dag voordat we de berg opgingen tegen broeder Banks Wood – ieder van u kent hem, hij is een persoonlijke vriend – ik zei: "Broeder Wood..." Ik pakte een steen op en wierp hem omhoog in de lucht en hij kwam neer. En ik zei: "ZO SPREEKT DE HERE: Iets staat op het punt te gebeuren."
41 Dus hij zei: "Wat is dat, broeder Branham?"
42 Ik zei: "Ik weet het niet, maar binnen vierentwintig uur zult u het zien. Iets staat op het punt te gebeuren. Het is een groot teken."
43 En de volgende dag... dat was op een late namiddag. De volgende dag, ongeveer tien uur, stonden we op het punt te vertrekken. Iedereen had zijn javelina-zwijnen en we stonden daar. Broeder Mac Knelly, weet u, en zij allemaal, zij waren ze aan het villen en broeder Borders en ik en broeder Roy Roberson stonden daar, een kreupele veteraan, een erg dierbare, kostbare vriend van mij. En ik keek omhoog en broeder McHughes zei: "Broeder Branham, verschijnt de Engel des Heren u altijd wanneer u op deze jachttochten bent?"
44 Ik zei: "Broeder McHughes, ja. Dat is juist. Maar ik kom hierheen om een beetje te rusten."
45 Hij zei: "Goed, broeder Branham, het was niet mijn bedoeling u te storen."
46 Ik zei: "U stoorde me niet."
47 En ik keek gewoon rond en zag een dokter naar zijn oog kijken. Nu, ik kende hem niet, hij had een donkere bril op, omdat het verschrikkelijk helder en zonnig is in Arizona. En ik keek ernaar en ik zag een dokter met hem praten, zeggend: "Mijnheer, ik heb dat oog ongeveer twee jaar behandeld", iets dergelijks. "De allergie die u in uw oog hebt, zal maken dat u uw oog zult verliezen. Het tast het gezichtsvermogen aan en er is geen manier waarop ik het kan stoppen."
48 En ik zei: "U vroeg me dat vanwege uw oog. U gebruikt die zonnebril alleen omdat u een slecht oog hebt."
49 Hij zei: "Dat is waar."
50 Ik zei: "Uw dokter", ik beschreef hem, "vertelde u, een paar dagen geleden, dat u dat oog zult verliezen omdat de allergie het gezichtsvermogen van het oog aantast. Hij heeft het een paar jaar behandeld en hij kan het niet tegenhouden."
51 Hij zei: "Broeder Branham, dat is de waarheid."
52 Ik draaide me om en keek en ik zag een vrouw, veel ouder dan hij, een donker type. Ze komen oorspronkelijk ergens uit Arkansas vandaan. En ze deed haar rok omhoog en toonde haar been aan haar zoon en ze zei: "Zoon, als je broeder Branham ziet, vraag hem te bidden voor mijn voet." Er hingen lange tumoren of zoiets tussen haar tenen.
53 Ik zei: "Uw moeder is een vrouw met grijs haar en ze deed haar rok omhoog, deed haar kous uit en toonde u haar voet en vroeg u, als u mij zag, mij te vragen voor haar te bidden."
54 En hij zei: "O, genade."
55 Ik keek de andere kant op en zag hem daar staan zonder bril op, in een visioen en ik zei: "ZO SPREEKT DE HERE: God genas uw oog en geneest uw moeder eveneens."
56 Omstreeks dat moment, keerde ik mij om... Nu, er zit hier een man, die daar bij stond. Ik zei tegen broeder Roy Roberson, ik legde mijn hand op zijn schouder, want hij is een veteraan en ik zei: "Broeder Roy, ga heel snel ergens onder staan, er staat iets op het punt te gebeuren."
57 Hij zei: "Wat bedoelt u broeder Branham?"
58 Ik zei: "Praat niet! Ga ergens onder, snel!" En ik draaide mij om en nam een schop, daar aan de zijkant van die plek en liep bij hen vandaan, omdat ik wist dat het zou komen waar ik stond.
59 Vlak naast een groot ravijn, acht of tien keer hoger dan dit gebouw, het is een 'doos'-ravijn, kwam iets als een vuur uit de hemel vallen, als een wervelwind, net enige tientallen centimeters boven mij, op de plaats waar ik stond. En het scheurde de stenen regelrecht los uit de berg, ging er doorheen en sneed de toppen van de mesquite-bomen af, over een kleine honderd meter. Iedereen rende weg en probeerde onder de wagens te komen en zo. Het ging weer terug omhoog en knalde als een zware donderslag. Ging weer terug in de lucht en kwam weer naar beneden. Dat herhaalde zich drie keer. En toen alles voorbij was, kwamen ze naar me toe en vroegen: "Wat betekende dit?"
60 Ik zei: "Ik wil u dit vertellen, het was een teken van oordeel. Binnen een paar dagen, zal een grote aardbeving het Westen treffen. En het zal niet stoppen. Californië, Los Angeles zal verzinken. Het zal naar beneden gaan. Het zal regelrecht de oceaan in glijden." Twee dagen daarna schudde de Alaska-aardbeving, Alaska.
61 Toen ik sprak in mijn laatste samenkomst die ik hield in Californië, wist ik niets van wat er gebeurd was, tot ik buiten op straat stond. Er werd van Californië gezegd: "Kapernaüm, Kapernaüm, de stad die wordt genoemd met de naam van engelen," dat is Los Angeles, "gij hebt uzelf tot in de hemel verheven, maar gij zult nedergeworpen worden in de hel. Want indien de machtige werken die in u zijn gedaan in Sodom waren gedaan, het zou tot op deze dag zijn blijven bestaan."
62 Nu, wat heeft het de laatste paar dagen niet gerommeld en gebarsten. Toen kwam hier een wetenschappelijk tijdschrift uit, dat zei: "Het is helemaal ondermijnd, het moet ten onder gaan." Ze weten het gewoon.
63 En let u op, het water zal regelrecht terugkomen in de Salton Sea. Los Angeles is ten oordeel gedoemd. Ik zeg het u voordat het is gebeurd, opdat u het weet, wanneer het werkelijk gebeurt. Ik heb dat nooit uit mijzelf gesproken. En er is nooit één ding geweest, dat Hij mij vertelde, of het gebeurde. En u kunt daarvan getuigen. Dat is waar. Wanneer gebeurt het? Ik weet het niet.
64 Ik ging naar buiten en zij vertelden me wat ik had gezegd. En ik luisterde, ging terug en onderzocht de Schrift. U weet dat Jezus bijna dezelfde woorden over Kapernaüm sprak; en ik veronderstel dat Sodom en Gomorra toen reeds op de bodem van de Dode Zee waren. En later, ongeveer honderd jaar daarna, gleed Kapernaüm de zee in, en het ligt nog steeds in de zee. Dezelfde God die Sodom in de zee wierp voor haar zonden, dezelfde God die Kapernaüm in de zee wierp voor haar zonden, dezelfde God zal Los Angeles in de zee werpen voor haar zonden, deze stad van verderf.
65 Broeder Roy Borders is dodelijk bevreesd. Ik weet niet precies wat het allemaal betekent. Ik weet het niet.
Laten we bidden:
66 Here, het is zo goed te getuigen tot mensen die werkelijk luisteren. Wij geloven U, Here, help ons ongeloof. We beseffen dat we regelrecht de weg afgaan naar het einde van de wereld. Alleen weten we niet wanneer. Maar die verborgen wegneming van de bruid; een dezer dagen, Here, zullen we worden opgenomen, omhoog met Hem. We wachten op die dag. Bereid onze harten, Here.
67 Er zijn hier velen, die op deze draagbaren en veldbedden liggen, mannen en vrouwen, die gebonden zijn door de vijand. Er zijn mensen die daar zitten, die misschien, als U ze niet aanraakt, zullen sterven aan een hartaanval. Misschien zijn sommigen van hen weggeteerd door kanker.
68 Vader, Gij kent het hart van ieder mens. Gij weet of het waar is of niet waar. Wij zeggen deze dingen, omdat we weten wat U hebt gedaan, Uw grote kracht heeft zovelen bevrijd. Wij zijn er getuigen van, hoewel ze ons proberen te vertellen dat die dingen niet gebeuren. Maar het gebeurt wel, Here. Wij zijn getuigen.
69 Ik bid vanavond, Here, dat op een of andere wijze u het geloof zult opbouwen in de harten van deze mensen, dat elk van hen zal worden bevrijd, al deze zieke en aangevochten mensen. Moge het zo eenvoudig zijn, Here, laat ons slechts geloven, wanneer we proberen het Woord te onderwijzen. Laat de Heilige Geest mijn fouten nemen, Here, en ze verbeteren in de harten van de mensen. Laat het een echte, echte avond zijn, zodat Hij Zichzelf kan inplanten in het hart van elke gelovige hier. Wij richten deze avond op dat doel, Here. Mogen in de eerste plaats diegenen die niet gered zijn, gereed zijn; nú gereed komen, terwijl de deuren der genade nog open staan. We vragen het in Jezus' Naam. Amen.
70 Laten we de Schrift opslaan en beginnen met...
71 Iemand legde hier een briefje op de lessenaar, waarop stond: "Hebben een offerande opgehaald", voor mij, vanavond. Dat was niet nodig, doe dat niet. Ik kan het niet teruggeven. Ik herinner me, dat ze op een keer in Calgary, Canada, een offerande hadden ingezameld; broeder Jack probeerde me te vertellen... Mijn vrouw, die daar achteraan zit; zij en de kinderen, we hadden twee oude kamers om in te wonen. Ze moest een deken voor de deur hangen om de deur gesloten te houden, zodat de kinderen geen longontsteking zouden krijgen. En broeder Jack zei tegen me: "Broeder Branham, dat is niet betamelijk om haar op die wijze te behandelen." U herinnert zich het geval. Ze haalden geld op, ik ben vergeten hoeveel duizend dollar.
72 En ik zei: "O, neem het terug, broeder Jack."
73 Hij zei: "Hoe zullen we dat verantwoorden?" Daarom kocht ik deze woning, die daar staat. Tot glorie en eer van God. We hielden het een aantal jaren, mijn vrouw en ik, als een gave van de gemeente, de mensen.
74 Toen dacht ik: "Dat klinkt niet goed. Ik bracht niets in deze wereld mee en het is zeker dat ik er niets uit zal meenemen." Daarna veranderde ik van mening en wees het door middel van een akte toe aan de Tabernakel. Zodat, wanneer mijn dienst beëindigd is, een andere dienstknecht van God het kan gebruiken, als er nog tijd in de toekomst overblijft. Begrijpt u? Dank u heel hartelijk, vrienden. God zegene u ervoor.
75 We willen lezen in de brief van Jakobus, het tweede hoofdstuk, te beginnen bij het eenentwintigste vers.
76 Ik zal een korte tijd nemen om te onderwijzen en dan zullen we gaan bidden voor de zieken, zo vlug als we kunnen en zoveel mensen door deze gebedsrij laten komen als we maar mogelijkerwijs kunnen. Daarbij wil ik niet zuster Anna-Jean en broeder Don, en hen vergeten. Ik denk dat ze ergens in Thailand zijn. Is het niet? Maar waar? In Bangkok en op de zendingsvelden. Er zijn zoveel dingen waar je overdag aan denkt, die je de mensen wilt vertellen. Maar wanneer je hier komt, kun je er niet op komen en verdiep je je regelrecht in de les.
77 Nu, Jakobus, hoofdstuk 2. We zullen gaan beginnen bij het eenentwintigste vers en een gedeelte lezen. Het tweede hoofdstuk, vers 21.
Abraham, onze vader, is hij niet uit de werken gerechtvaardigd, toen hij Izak, zijn zoon, geofferd heeft op het altaar?
Ziet gij wel, dat het geloof mede gewerkt heeft met zijn werken, en het geloof volmaakt is geweest uit de werken?
En de Schrift is vervuld geworden, die daar zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot rechtvaardigheid gerekend, en hij is een vriend van God genaamd geweest.
78 Nu, mijn onderwerp vanavond... En houd uw Bijbel er nu bij, omdat ik hier verschillende Schriftgedeelten heb opgeschreven. Als we het niet te lang maken, zal ik er veel van aanhalen. Mijn onderwerp is: Werken is geloof dat tot uitdrukking komt. Nu bedenk: Werken is geloof dat tot uitdrukking komt. Werken tonen, dat geloof al een houvast heeft gevonden, ziet u? Ik heb dit gekozen omdat ik geloof, dat het ons kan helpen het te begrijpen. Luister nu heel aandachtig, we zullen erop ingaan als een zondagsschool-onderwijzing.
79 Jakobus brengt hier in zijn onderwijzing (over Genesis 22:1–9) tot uitdrukking wat de mens zag in Abraham.
80 Laten we even teruggaan, ik heb de Schriftgedeelten hier zo'n beetje aangetekend. Genesis, het tweeëntwintigste hoofdstuk, vers 1–9:
En het geschiedde na deze dingen, dat God Abraham beproefde; en Hij zeide tot hem: Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!
En Hij zeide: Neem nu uw zoon, uw enige, die gij liefhebt, Izak, en ga heen naar het land Moría, en offer hem aldaar tot een brandoffer, op een van de bergen, die Ik u zeggen zal. (Ziet u, Hij vertelde hem zelfs niet welke het was. U gaat gewoon voorwaarts wanneer God spreekt. U gaat door.)
Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en zadelde zijn ezel, en nam twee van zijn jongens met zich, en Izak zijn zoon; en hij kloofde hout voor het brandoffer, en maakte zich op, en ging naar de plaats, die God hem gezegd had.
Op de derde dag, toen hief Abraham zijn ogen op, en zag die plaats van verre.
En Abraham zeide tot zijn jongens: Blijft gij hier met de ezel, en ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u weerkeren.
81 Nu, hij had in zijn gedachten om naar boven te gaan om zijn zoon te doden, omdat God het hem zo had gezegd. Maar kijk naar de Schrift hier:
... ik en de jongen zullen heengaan tot daar; als wij aangebeden zullen hebben, dan zullen wij tot u weerkeren. (Hij en de jongen.)
En Abraham nam het hout van het brandoffer, en legde het op Izak, zijn zoon; en hij nam het vuur en het mes in zijn hand, en zij beiden gingen te zamen.
Toen sprak Izak tot Abraham, zijn vader, en zeide: Mijn vader! En hij zeide: Zie, hier ben ik, mijn zoon! En hij zeide: Zie het vuur en het hout; maar waar is het lam tot het brandoffer?
En Abraham zeide: God zal Zichzelf een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon! Zo gingen zij beiden te zamen.
En zij kwamen op de plaats, die God hem gezegd had; en Abraham bouwde aldaar een altaar, en hij schikte het hout, en bond zijn zoon Izak, en legde hem op het altaar boven op het hout.
En Abraham strekte zijn hand uit, en nam het mes om zijn zoon te slachten.
Maar de Engel des HEEREN riep tot hem van de hemel, en zeide: Abraham, Abraham! En hij zeide: Zie, hier ben ik!
Toen zeide Hij: Strek uw hand niet uit aan de jongen, en doe hem niets! want nu weet Ik, dat gij Godvrezende zijt, en uw zoon, uw enige, Mij niet hebt onthouden. (Wat een werk!)
82 We ontdekken hier, dat Jakobus Abraham rechtvaardigt om zijn werken.
83 Maar wat zegt Paulus in de brief aan de Romeinen, hoofdstuk 4:1–8. Ik wil het niet helemaal lezen, maar een gedeelte ervan:
Wat zullen wij dan zeggen, dat Abraham, onze vader, verkregen heeft naar het vlees?
Want indien Abraham uit de werken gerechtvaardigd is... (U herinnert het u, we namen dat woord gisteravond: "gerechtvaardigd".) zo heeft hij roem, maar niet bij God.
Want wat zegt de Schrift? En Abraham geloofde God, en het is hem gerekend tot rechtvaardigheid.
Nu, hem, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld.
84 Hier verwijst Paulus naar wat God zag in Abraham.
85 Als we niet teveel opslaan, zouden we weer terug kunnen gaan naar Genesis, het vijftiende hoofdstuk, en het zesde vers; 15:6, als ik het goed heb. We zullen beginnen bij het vijfde vers:
Toen leidde Hij hem uit naar buiten, en zeide: Zie nu op naar de hemel, en tel de sterren, indien gij ze tellen kunt; en Hij zeide tot hem: Zo zal uw zaad zijn!
En hij geloofde in de HEERE; en Hij rekende het hem tot gerechtigheid.
86 Hier zijn twee mannen die over geloof spraken: Paulus rechtvaardigde Abraham door wat God in Abraham zag, maar Jakobus rechtvaardigde Abraham door wat de mens in Abraham zag.
87 Jakobus zei: "Hij is gerechtvaardigd door zijn werken."
88 Paulus zei: "Hij is gerechtvaardigd door geloof."
89 Abraham geloofde God, dat is wat God in hem zag; hij geloofde het. Maar toen hij ging handelen alsof het reeds was gedaan, was dat wat de mens in hem zag.
90 Hetzelfde geldt voor ons, omdat onze werken uitdrukken welk geloof we hebben. Maar als we bang zijn om te handelen naar hetgeen we geloven, dan geloven we het niet. Ziet u, u moet het geloven.
91 Abrahams werken brachten zijn geloof, dat hij had in Gods belofte, tot uitdrukking. Bedenk dat Abraham honderd jaar oud was en Sara negentig jaar. Ze waren behoorlijk op leeftijd, vele, vele jaren voorbij het krijgen van kinderen. Ze hadden samen geleefd als man en vrouw sinds ze jong waren en er waren geen kinderen. Maar toch vertelde God hem toen hij vijfenzeventig jaar oud was en Sara vijfenzestig: "U zult een baby krijgen." En hij geloofde Gods belofte. Hij geloofde het. Hij maakte alles gereed voor deze baby. Dat zag God toen hij God geloofde; en de mens zag wat hij deed om tot uitdrukking te brengen wat hij geloofde. Hetzelfde geldt voor vanavond, op dezelfde wijze geldt het voor ons. Het werd aan hem geopenbaard. Het was aan hem geopenbaard, daarom geloofde hij het zo en handelde hij alsof het al had plaatsgevonden.
92 Laten we hier even een ogenblik stoppen. Soms begrijpen we het verkeerd. De mensen krijgen een emotie en ze proberen een emotie op te werken. Dat zal niet werken.
93 Wel, ik ben net als broeder Gerholtzer hier, een oude man, en we hebben gedurende een lange tijd de voors en tegens gezien, enzovoorts. Biddend voor de zieken gingen we de wereld rond en zagen de teleurstelling van mensen en de halleluja's van alle kanten. We leerden van dit alles. We begonnen dit te prediken toen we nog jongens waren, net zoals je begint met leren zwemmen. Het eerste, weet u, het was zo dat wanneer ik uit de samenkomst kwam, dan waren daar broeder Jack en broeder Brown die avond aan avond met mij op straat gingen wandelen, zodat ik weer kon proberen tot mezelf te komen. Ik stond, als het ware, als een kleine jongen, ploeterend in het water, visioenen ziende, weet u. En ik was gewoon daar te blijven staan tot broeder Brown...
94 Ik herinner me een avond, die ik nooit zal vergeten, boven in San José of zo. Hij kwam me wakker maken, ik had verscheidene dagen niet geslapen en ik wist niet dat ik tot de man sprak, maar hij vertelde het me later. Ik begon te huilen en zei: "Ik ga naar huis." Ziet u?
95 "Waarom," zei hij, "u kunt niet naar huis gaan. Er is daar een samenkomst aan de gang."
96 Ik zei: "Wel, ik zal binnen een paar ogenblikken klaar zijn om naar huis te gaan." Ziet u, ik was gewoonweg bijna buiten mezelf, ik was nog maar een jongen.
97 Zoals u leert zwemmen, weet u wel, u ploetert in het water en gaat het bad dwars over en "uhh, uhh, uhh, ik heb het gehaald!" Nadat je hebt leren zwemmen, is de slag eleganter en het put je niet zo uit. Dat is het, je leert hoe je het moet doen; je schaaft alles bij en doet het beter. Dat is meer ontspannen. Ziet u?
98 Een kleine jongen die nooit had gelopen en zou proberen dit pad hier af te lopen, zou een dozijn keren vallen en zou uitgeput zijn voor hij hier aankwam. Maar iemand die kan lopen, een atleet, zou regelrecht dat pad aflopen en zelfs niet eens merken dat hij het doet. Maar hij moest ook zo beginnen en kijk wat hij nu is.
99 Het is hetzelfde met het prediken van Goddelijke genezing, of wat anders ook. Naarmate je verdergaat begin je te leren. Als je niet leert, is er iets fout. U moet leren, u moet leren hoe je God moet aanvaarden en wat het werkelijk betekent.
100 We erkennen het en zeggen soms: "Wel, deze man had niet genoeg geloof, deze man heeft dit en dat niet gedaan." Daar moet een reden voor zijn; er is een reden voor. Soms is het onbeleden zonde. U zou viereneenhalve liter olie op een persoon kunnen gieten en schreeuwen tot u schor bent, maar dat zal die duivel nooit van z'n plaats brengen. Neen! U moet dat belijden. Dat is wat onderscheiding doet, het zegt: "Ga heen, maak dat in orde, ruim dat op!"
101 Maar dat kost veel tijd, ziet u. De rest van hen wordt dan ongeduldig en ze zeggen: "Ah, het komt nooit zover dat er voor mij wordt gebeden." Maar we willen nu ontdekken wat er plaatsvindt: de werkelijke basis van Goddelijke genezing.
102 Nu, een gave, zoals ik gisteravond zei: "Een gave is wonderbaar, maar u kunt uw eeuwige bestemming niet baseren op gaven." U kunt niet het grotere baseren op een kleiner iets en een gave is een kleiner iets. En Satan kan elke gave die God heeft nabootsen. Hij kan iets helemaal precies namaken, precies eender. Daarom moeten we opletten.
103 Zoals ik me soms uitdruk over jubelen; ik heb demonen zien jubelen. In tongen spreken; ik heb demonen in tongen zien spreken. Zeker, hij bootst het na. Het is niet het onvervalste, maar hij bootst het na, ziet u, het maakt dat het er uitziet alsof het echt is. Soms verklaren mensen, die het verschil niet kennen, dit als zijnde 'echt', terwijl het niet echt is.
104 Hetzelfde doen ze met Goddelijke genezing. Ze denken: "Wel, het is hocus-pocus, of zoiets." Dat is het niet. Het is echt, zuiver geloof in wat God zegt dat de Waarheid is. En dat verankert! En wanneer het verankerd is, is er niets dat het in beweging krijgt. Het blijft op z'n plaats. Daarom schaven we dit bij...
105 Nu geloof is een openbaring van God. Geloof is een 'openbaring'. Daar wil ik even een ogenblik bij stilstaan. Het is een openbaring. Hij heeft het aan u geopenbaard door Zijn genade. Het is niet iets wat ú deed. U werkte het geloof niet zelf op. U hebt nooit geloof, het wordt u gegeven door de genade van God. God openbaart het aan u, daarom is geloof een openbaring. En de gehele gemeente van God is gebouwd op openbaring!
106 Een Baptisten-prediker vertelde me, niet lang geleden: "Ik kan openbaring gewoon niet aanvaarden."
107 Ik zei: "Dan kunt u de Bijbel niet aanvaarden. U kunt Christus niet aanvaarden, omdat Hij de openbaring van God is. Hij is God geopenbaard in het vlees." Daarom, de gehele gemeente is gebouwd op Goddelijke openbaring.
108 Jezus zei tegen, ik geloof dat het Petrus was: "Wie zeggen de mensen dat Ik, de Zoon des mensen, ben?"
109 Hij sprak tot Zijn discipelen. "Sommigen zeggen, dat U Elia bent, of Mozes of een van de profeten, of Jeremia."
110 Hij zei: "Maar wie zegt gij dat Ik ben?"
111 Hij antwoordde: "Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God."
112 De Rooms-katholieke kerk zegt, dat Hij tot Petrus sprak: "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen."
113 De Protestanten zeggen: "Hij bouwde haar op Zichzelf."
114 Nu, ze zouden het goed kunnen hebben. Maar wat mij betreft, zijn ze allebei fout. Het was op de geestelijke openbaring van wie Hij was. "Vlees en bloed heeft u dit niet geopenbaard, Petrus. Maar Mijn Vader, die in de hemel is, heeft dit aan u geopenbaard. En op deze rots", de openbaring van wie Hij is; op de openbaring: Hij is het gehele Woord... "Op deze rots zal Ik Mijn gemeente bouwen en de poorten der hel kunnen het niet overweldigen." Dat toonde dat de poorten der hel er tegen zouden zijn.
115 Abel, door geloof, openbaring (er was geen Bijbel geschreven in die dagen)... Abel offerde door geloof God een uitnemender offer dan Kaïn. God betuigde dat hij rechtvaardig was. Hoe? Door geloof! Hoe? Door openbaring! Door openbaring offerde Abel God een uitnemende offer. Omdat het aan hem werd geopenbaard, dat het geen vruchten van het veld waren, maar het bloed.
116 Dat is de reden waarom sommige mensen het kunnen geloven en sommigen het niet kunnen geloven. Sommigen proberen te doen voorkomen dat ze geloven.
117 In een gehoor van mensen, waar een gebedsrij gehouden wordt, zult u sommigen vinden... het waren allemaal goede mensen, zouden we zeggen. Er zijn er een paar die hard proberen het te geloven. Ze proberen zichzelf er in te werken. Sommigen kunnen het helemaal niet. En aan anderen, het is slechts door genade, wordt het gewoon gegeven. Daar is het verschil. Ziet u? Dat doet het. Dat is de werkelijke openbaring, omdat geloof een openbaring is van God. Het moet eerst worden geopenbaard.
118 Jezus drukte dit duidelijk uit toen Hij zei: "Geen mens kan tot Mij komen, tenzij Mijn Vader hem eerst trekt, of Mij eerst aan hem openbaart." U behoorde dat te lezen. Het staat in Johannes 6:44 tot 46. Zij wisten niet wie Hij was. Ze dachten dat Hij slechts een gewone man was. Ze dachten, zoals de mensen vandaag doen, dat Hij alleen maar een of andere profeet was. Hij was dé Profeet, Hij was een gewone man, maar er was meer dan dat alleen.
119 Zoals we gisteravond spraken over... Wanneer u het boek krijgt, zult u misschien eerst wat verward zijn over wat ik zei van "de twee boeken des levens". Het is hetzelfde boek, maar één ervan was uw natuurlijke geboorte, het andere is uw geestelijke geboorte. Het ene loopt door in het andere, net zoals een tarwestengel. Wanneer u tegen mij praat, praat u tegen mij als een levend persoon. Maar er is een deel van mij hier, van deze persoon, dat moet vergaan. Dat is het boek waar de naam uit vandaan gaat. Maar de naam van de eeuwige, de voorbestemde, de uitverkorene, kàn er nooit uitgaan, omdat ze er altijd al in stond. Ze kan er nooit worden uitgehaald. U zult het opmerken in het boek, op die manier besparen we u verwarring. U zult het op die wijze vinden. Want broeder Vayle, die het boek het juiste taalgebruik meegaf, herinnerde mij er vandaag aan.
Ik zei: "Dat is juist."
120 De Baptisten geloven dat er twee afzonderlijke boeken zijn. In één opzicht zijn het twee gescheiden boeken; in een ander opzicht zijn het geen twee gescheiden boeken. Ik ben twee afzonderlijke personen, ik ben lichaam en ziel en geest, drie afzonderlijke personen, maar ik ben... slechts één vormt mij tot een wezen.
121 Er is slechts één echt boek des levens. Zoals er één kiem was van de tarwe die omhoog kwam door de stengel en door de aar ging en naar buiten door het kaf de tarwe inging; deze hele weg door. U zegt: "Daar ligt tarwe." Het is de tarwe niet, het is de stengel, maar samen is het de tarwe. Het is de tarwe, omdat het alles één stengel is, maar het is de tarwe waar u het over heeft, het graan aan het eind ervan. Het andere was een drager, het moet vergaan, Op de ene plaats klinkt het alsof uw naam kan worden weggenomen uit het levensboek van het Lam, op een andere plaats kunt u het niet. Zo is het. Het zit alles in die grote openbaring, die werd bekendgemaakt gedurende de tijd van de zeven zegels. Waarom is het zo? Het was moeilijk voor hen. De mensen kunnen het niet geloven.
122 Jezus zei: "Geen mens kan tot Mij komen tenzij Mijn Vader hem eerst trekt. En allen die de Vader Mij heeft gegeven, zullen tot Mij komen." Geen mens kan begrijpen wie Hij is, of hoe het is, tenzij het aan u wordt geopenbaard door de openbaring van God. En u handelt overeenkomstig dat geloof. Hier zien we duidelijk dat God is geopenbaard in Jezus en alleen diegenen, die voorbestemd waren om het te zien, zullen het zien. U moet beslist dit Schriftgedeelte lezen, ik liet het daarnet weg, dat is Johannes 6:44–46. Ik liet het weg, omdat ik dacht dat we misschien niet genoeg tijd zouden hebben om er doorheen te komen, omdat die klok daarboven gewoon blijft doorgaan.
123 U bemerkt: "Geen mens, geen mens kan komen, tenzij Mijn Vader hem eerst trekt. En allen, die de Vader Mij gegeven heeft, zullen komen." Zij zullen het herkennen. Geen ander mens kan het doen, geen enkel ander persoon, het geeft niet hoe goed u bent of wie u bent. Het moet aan u worden geopenbaard. Dan ziet u wie Jezus Christus is.
124 Hier ziet u het voorbestemde plan duidelijk. Precies zoals ander zaad, is het Woord van God een zaad en moet het vallen op grond die van tevoren toebereid is. Als u zaad zaait en u werpt het gewoon daar op de grond, zal het geen nut hebben: de vogels zullen het oppikken. Werpt u het tussen de distels en dorens, dan zal het al heel gauw verstikken. Jezus' gelijkenis zei het zo. Dus eerst moet de grond worden toebereid. God bewerkt, in soevereine genade, eerst het hart. Hij bereidde u voor, voor de grondlegging van de wereld, om Hem in dit tijdperk te ontvangen. Hij kende u door Zijn voorkennis en verordineerde u tot eeuwig leven. Hij kende u, daarom bereidde Hij u voor.
125 Dat is de reden waarom u uit deze dingen strompelde en binnenstrompelde in wat u nu heeft. Het was God Die u leidde naar de plaats, die Hij voor u had bestemd om daar te zijn. Wanneer deze grond niet van tevoren is toebereid, kan het zaad van geloof niet groeien. Wanneer je geloof predikt, de onderscheiding van de Here ziet en ziet wat er plaats vindt en alle gaven van de Bijbel zijn in werking; dan werken de mensen zich erin en zeggen: "O, halleluja, ik geloof het." Ze komen naar voren en ontdekken dat ze teleurgesteld worden. Ziet u, de grond moet voorbestemd zijn. U weet wanneer het contact maakt.
126 Zoals mijn kleine arend, gisteravond. Toen hij de roep van die moederarend hoorde, wist hij: "Er is een heleboel verschil tussen dàt en het klokken van de hen." Ziet u, omdat hij een arend was van het ei af aan. Hij werd niet op datzelfde moment een arend, hij was altijd al een arend. En een Christen was het altijd al! Dat is de reden van de scheiding, als u gescheiden bent, omdat u erin gevangen werd door uw eerste ouders, Adam en Eva. Ziet u? U bent een zondaar van nature. U wilde het niet zijn. Maar toen hoorde u het Evangelie en "geloof komt door het horen", openbaring komt door horen. Daar zit een klein iets binnenin u.
127 Iemand anders, die vlak naast u zit, zegt: "Ach, ik geloof die onzin niet. Nonsens! Ik geloof dat niet. Ik wil er niets mee te maken hebben!"
128 Zoals ze op de Pinksterdag deden, ze lachten en zeiden: "Deze mannen zijn vol nieuwe wijn." Maar het was een geweldig iets voor degenen, die het meemaakten. Waarom? Het was God, die Zichzelf openbaarde aan de enkeling. Terwijl anderen lachten, verheugden zij zich. Het was een individuele openbaring, wat geloof is; geloof dat wordt geopenbaard. Als het geen geloof was, dan zou dat niet kunnen plaatsvinden. Het was geloof!
129 Echt zaad heeft van node dat de grond eerst is toebereid. "Daarom, allen die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook geroepen. Allen die Hij riep... Allen die Hij tevoren kende, bestemde Hij voor." Als u dat wilt lezen: Romeinen 8:28–34 en ook Efeze 1:1–5. Ziet u, allen, die Hij tevoren gekend heeft, heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij reeds verheerlijkt. Er is niets uit de orde. We denken dat het zo is, maar kijk in de Schrift. Het gebeurt precies zoals Gods Woord zei dat het zou zijn. We zien vandaag dat de Boodschap wordt verworpen. Is dat niet precies wat de Schrift zei dat ze zouden doen? Zeker, al deze dingen worden door God beschikt.
130 O, het behoorde u zo gelukkig te maken. Dat is de moeilijkheid met ons vandaag, er is zo veel verschil met de Christenen van ouds. Toen de werkelijke, ware openbaring van Jezus Christus, dat Hij de Immanuël is, woonde in de harten van deze mensen, waren ze stoere mannen. Maar vandaag worden we op de schouder geklopt door denominaties, met: "O, ik zeg u, zij hebben de openbaring niet ontvangen. Kom hier naar toe." U bent afhankelijk van hun openbaring. Als hun openbaring niet in overeenstemming is met het Woord van God, dan is het fout; de mijne of van wie anders ook. Daar blijkt wat de waarheid is. Het Woord van God zegt welke goed of fout is!
131 Natuurlijk moet elk zaad zijn grond hebben. "Daarom, allen die Hij tevoren kende..." Ziet u, Hij wist al wat er zou plaatsvinden. Merk op wat Jezus voorts zei over het zaad: "Een deel viel op de rots, een ander deel op vermengde grond." Ziet u, waar dorens en distels zijn en al het andere; daar kan het niet groeien. Een ander deel viel op goede grond, goede grond, goede bodem, die al bewerkt was.
132 Iemand die hierbuiten is, is als een kip, hij kijkt steeds maar rond, proberend wat te vinden. Hij stuit op dit en hij stuit op dat, maar na een poosje komt er plotseling een schreeuw van de hemel. Hij herkent het heel snel: "Dat is het Woord van God!" Kijk, hij weet het, omdat er iets in zijn hart is, wat hem werd verteld, wat hem erover werd geopenbaard.
133 Merk op, de profeet Jesaja zei: "Een maagd zal zwanger worden." Wat een vreemd gezegde. Hoe kon een man bij zijn gezonde verstand dat zeggen? Er was nooit een maagd zwanger geworden. "Een maagd zal zwanger worden!" Nu, hij maakte zich er geen zorgen over, om het te zeggen, hij zei het gewoon. Hoe zal zij het kunnen worden? Dat waren zijn zaken niet! Hij had alleen te zeggen wat God zei dat Hij zou gaan doen. God openbaarde het aan hem, toonde hem het visioen; openbaarde het en het was juist.
134 Het is precies dezelfde God, die mij vertelde dat die kleine baby zou worden geboren, door die man die het kind niet kon krijgen... hij heeft nu een meisje. En andere gevallen, hoe vreemd het ook klinkt, hoewel de dokter zegt: "Het kan niet gebeuren!"
135 Maar wanneer God zegt: "Het zal gebeuren"; het hangt ervan af wat voor soort woord erin valt. Herinner u, de profeet stond daar en Zijn Woord ging uit.
136 Zoals God in Genesis 1 sprak: "Er zij licht. Er zij dit. Er zij dat." Hij schiep de mens naar Zijn eigen beeld, naar het beeld van God schiep Hij hen, mannelijk en vrouwelijk, en er was nog niets op de aarde. In Genesis 2 ontdekken we dat Hij de mens naar Zijn eigen beeld maakte. Er was geen mens om de grond te bewerken, nadat alles geschapen was. Wat was het? Zijn eigen Woord. Hij sprak het. En toen Hij sprak, zei Hij: "Er zij licht..." Al zou er achthonderd jaar daarna nog geen licht zijn geweest, geen enkel licht, Hij sprak het! En zolang Hij het sprak: "Er zij een palmboom. Er zij een eikeboom. Er zij dit", vormden die zaden zich beneden onder dat water. Dat is juist. En op de bestemde tijd, in de tijd, op zijn eigen bestemde tijd, bracht het voort! Het kan niet falen, het is Gods Woord. Het kan gewoon niet falen, het was uitgesproken.
137 Eens sprak God tot de mens van aangezicht tot aangezicht. Maar in de tijd van Mozes, toen vuur uit de hemel daalde, zeiden ze: "Laat God niet spreken, maar laat Mozes spreken, opdat wij niet sterven."
138 Daarom zei Hij: "Ik zal niet meer op die manier tot hen spreken. Ik zal voor hen een profeet doen opstaan." Gods systeem is altijd op die wijze geweest.
139 Nu, hier staat een profeet; hij is onder inspiratie; hij gaat niet te rade bij zijn verstand: "Wacht even, als ik dat zou zeggen, zouden de mensen denken dat ik krankzinnig ben." Dat is zijn verstand, daar luistert hij naar Satan, precies zoals Eva deed.
140 Zolang de dokter zegt: "U kunt niet leven. U kunt niet beter worden. U kunt dit of dat niet doen." Zolang u daarnaar luistert, zal dat zaad nooit in dat soort grond vallen en enig goed doen. Het kan het niet. Maar wanneer iets dat allemaal uitwiedt en het valt in die bewerkte grond, dan is er niets, wat het eruit kan trekken.
141 Ongeacht hoeveel tijd ervoor nodig is, het zal gebeuren. Hij zei: "Een maagd zal zwanger worden." Weet u dat het achthonderd jaar duurde voor het gebeurde? God kende tevoren de vrouw, wie zij zou zijn, wat haar naam was, waar dat zaad in zou vallen. Gelooft u dat? Zeker, Hij wist het! Uit een letterlijke schoot zou dit grote wonder voortkomen. God wist ervan. Hij openbaarde het slechts aan Zijn profeet, die getrouw was en het Woord sprak. Deze zei het gewoon zonder er zelfs aan te denken wat het betekende. Hij probeerde het nooit te beredeneren.
142 Wanneer u probeert het te beredeneren... Wat als deze man, deze vrouw, of deze man die hier zit, wat als iemand probeert te redeneren: "Ik ben al deze jaren kreupel geweest. De dokter zegt: 'Er is geen kans meer mogelijk'"? Wel, er is er misschien geen, voor zover hij weet, en dat is waar.
143 Maar als iets dat onkruid kan uittrekken: als God door Zijn genade – niet de prediker, noch iemand anders, maar God – in uw hart een openbaring kan leggen: "Ik zal gezond worden!" dan is er niets wat u daar zal laten blijven zitten. Er is niets wat u daar kan houden, u zult gezond worden! Maar totdat dàt gebeurt, zult u precies blijven op de plaats waar de dokter zegt dat u zult zijn. Totdat dat gebeurt. Het moet worden geopenbaard. Het is de genade van God die het openbaart.
144 Nu, let op, God kende de vrouw tot wie het zou komen. Let op Jesaja, er was geen vraag. Jesaja zei niet: "Wacht even, Here! Wacht even een ogenblik! Wat zei U tegen mij? Een maagd zal zwanger worden? O! Wat? Wacht, Vader, zoiets is nog nooit gebeurd."
145 Hij aarzelde niet! Hij zei gewoon: "Een maagd zal zwanger worden!" Juist.
146 Let op Maria: "Here, wacht een ogenblik. U weet dat ik nooit omgang met een man heb gehad. Dit is onmogelijk! Er is nooit zoiets gebeurd! O, nee, zoiets is nog nooit gebeurd. Hoe zal ik deze baby krijgen? Ik ken geen enkele man, dus het kan niet gebeuren! U, engel, u bent gewoon fout. Ik lijd aan gezichtsbedrog. U weet, mijn kerk zegt: 'Deze dagen zijn voorbij.'" Nee, het zou nooit op zo'n plaats zijn gevallen. Maria betwijfelde het nooit.
147 Ze zei: "Hoe kan dat zijn? Ik ken geen man."
148 Hij zei: "De Heilige Geest zal u overschaduwen. Op die manier zal het plaatsvinden."
149 Ze zei: "Zie, de dienstmaagd des Heren!" Geen vragen!
150 Let op Jesaja. Toen God door gedachten (openbaring) in het hart van Jesaja het Woord voortbracht, viel het in de juiste grond, het was een profeet. Die profeet maakte zich geen zorgen om de wijsheid van welke mens dan ook. Hij maakte zich geen zorgen om het verstand van welke mens ook. Hij gaf niet om de persoon of wie dan ook. Hij was een aan God toegewijd kanaal; toen God sprak, sprak hij. Dat is alles. Of het nu kwetste, of dat het dat niet deed; of het krankzinnig klonk, of dat het niet krankzinnig klonk; het maakte voor hem geen enkel verschil. Het was God, niet de mens.
151 En toen dat Woord voortging – nu wordt het een zaad – moest het ergens in vallen. Als God het sprak, moest er ergens een schoot zijn, waar het in kon vallen. Precies zoals Hij zei: "Alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven. Als gij tot deze berg zegt: 'Wordt opgenomen', en niet twijfelt in uw hart, dan kunt u krijgen wat u zei."
Ziet u, daar moet ergens iets zijn wat waar is!
152 Let op! We ontdekken hier dat Jesaja het sprak.
153 De maagd Maria, zo gauw als... De grond was al losgemaakt. Ze was een maagd. Ze was niet met iedereen op stap geweest. De grond was al toebereid, of voorbestemd, door de voorkennis van God.
154 Er werd zelfs gezegd dat ze "een maagd" was. Op dat zelfde moment wist God wat haar naam zou zijn. Haar naam stond in het boek des levens in de hemel.
155 Toen werd het betuigd. Toen zag de mens het tot uitdrukking komen ervan door de werken, toen het al gebeurd was. Nu kijken wij terug en zeggen: "Zeker, het werd gedaan", omdat we de werken zien die werden gedaan.
156 Noachs werken drukten aan de mensen uit, welk geloof hij in Gods belofte had. God ontmoette Noach en Hij zei: "Noach, het zal gaan regenen. Ik zal de hele aarde vernietigen met water." Nu, het had nooit geregend, dat is de onmogelijkheid. Welnu, Noach... Hij zei: "Maak een ark gereed, met de afmetingen waarover Ik u zal vertellen." Hij was timmerman en hij ging aan het werk en nam zijn duimstok en alles om de planken te zagen om het daar gereed te maken met het sittim-hout en hij deed het pek erin, precies zoals Hij had gezegd. Kunt u zich voorstellen, wat de mensen over die man dachten?
157 Ze zeiden: "Die man is werkelijk krankzinnig, omdat hij zegt: 'Er zal water uit de hemel komen', en er is daarboven geen water." Maar, ziet u, Noach dacht daar niet aan. Zijn werken brachten voor de mensen tot uitdrukking wat zijn geloof was en wat God zei dat er zou plaatsvinden.
158 Dat is de reden, dat de echte Christen zich afscheidt van alles, behalve van het Woord van God; ongeacht wat de mensen denken, wat iemand anders ook zegt. Hij is afgescheiden, omdat... Hij zègt dat niet slechts; als hij dat dóet, zal het niet lang duren tot zijn werken bekend gemaakt zullen worden. Hij zal terugvallen en deze kant heen glijden en zich bij deze voegen, bij die beginnen... hij zal tonen wat hij is. Maar als hij een echte is, als het Woord van God in hem ingebed is, dan zal het naar Zijn aard gaan voortbrengen. U zult die man zich zien toebereiden voor dat grote uur. Dat is de wijze waarop Noach het deed.
159 Mozes kwam met een stok in zijn hand, om het volk bij Farao weg te halen. Zou u zich dat kunnen voorstellen... De Bijbel zei, dat Mozes werd onderwezen in al de wijsheid van de Egyptenaren. Hij was knap, hij kon hun intellectuele zaken onderwijzen. Al hun wijsheid werd hem onderwezen. Hij had het niet nodig om zijn ontwikkeling wat bij te spijkeren. Nu, denk aan een man daarbuiten in de woestijn, met al die ontwikkeling en dat dan God aan hem verschijnt en zegt: "Mozes, neem deze stok in je hand en ga daar heen, naar Egypte en breng mijn kinderen eruit met deze tak die je in je hand hebt. Geef de hele zaak er gewoon van langs met deze tak."
160 Wat als Mozes zou hebben gezegd: "Even een ogenblikje, ik dacht dat ik met een verstandig wezen sprak, deze grote 'IK BEN', die U zegt dat U bent. Hoe ter wereld zal ik ooit met deze kleine, oude, kromme stok die ik hier in mijn hand heb een leger overnemen van een miljoen man, gewapend met speren, vechters? Ik ben geen vechter, ik ben een schaapherder. Hoe kan ik dat ooit doen?"
161 Er was geen vraag! Waarom? Waarom? De grond in zijn hart! Hij was een voorbestemd iemand. "Gaven en roepingen zijn onberouwelijk." God had Abraham gezegd dat Hij dat zou doen en daar was de grond toebereid.
162 Mozes nam deze stok en ging daarheen en nam die natie uit een natie. Toen hij kwam met een stok in zijn hand en tegen Farao zei: "Laat hen gaan!" zag Farao bij Mozes aan de werken, dat hij geloof had in wat hij deed, of probeerde te doen. Hij had geloof in de belofte van de God Die de belofte deed, hij ging er heen om het over te nemen. Geen ander mens zou dat hebben gedaan en geen ander mens zou dat hebben kunnen doen, hij was bestemd om het te doen. God had Abraham van te voren verteld, dat dit precies was wat er zou gebeuren. En toen de tijd der belofte nader kwam, werd er een kleine jongen geboren, een mooi kind. En de ouders, Amram en Jochebed, waren niet bang voor het bevel van de koning. Er was iets, de grond was al toebereid.
163 O God, ik hoop dat ik tot toebereide grond spreek, vanavond! Als het zaad maar op de juiste plaats kan vallen. Als het zo niet is, zal er niets gebeuren.
164 Dat is hetzelfde. Ze zeggen: "Broeder Branham, dat haalt het zo'n beetje bij ons weg." Als het dat doet, neemt het het evenzeer weg van de Christenheid. Ziet u, u kunt alles nabootsen. Maar als het Woord van God werkelijk in de juiste soort grond valt, zal het voortbrengen naar zijn aard. Het moet het, omdat het een zaad is.
165 Mozes' werken brachten het geloof tot uitdrukking in de belofte van God, die hij geloofde. Farao, de mens, kon zien wat het was. Hij kon niet zien hoe Mozes het zou gaan doen, maar hij wist dat Mozes geloofde waar hij over sprak, of hij zou daar niet in het paleis staan met een stok in zijn hand. Hij zei: "Door deze stok zal ik hen bij u vandaan halen." Een oude man, tachtig jaar oud, geen atleet, een oude man met gebogen schouders en bakkebaarden, hangend... waarschijnlijk tot op z'n middel; met grijs haar, als hij het tenminste had. Hij stond daar met die stok in zijn hand, zeggend: "Ik zal ze meenemen, laat het volk gaan, 'ZO SPREEKT DE HERE'. En als u het niet doet, zal God u oordelen." Amen! Waarom?... Was hij bang? Slechts een pijl, een speer, of iets anders zou het hebben beëindigd. Hij was onbevreesd! Hij wist precies waar hij stond en zei: "God zal u slaan, Farao." Jazeker.
166 Want God had hem gezegd: "U zult weer terugkomen bij deze berg" en hij wist dat hij daarheen zou gaan.
167 Halleluja! Wij weten ook waar we heengaan aan het eind van deze reis. God heeft het beloofd! Er is een land aan de overzijde van de rivier. Wees onbevreesd in uw getuigenis. Amen. Als het aan u is geopenbaard, bent u onbevreesd. Het maakt u niet uit, indien de hele wereld tegen u is, of wat ze maar zeggen; u bent onbevreesd. Wanneer het aan u is geopenbaard: "Dit is de waarheid die van God komt", dan kunt u onbevreesd zijn. Indien niet, dan kunt u het niet zijn.
168 David bracht met een herdersslinger aan het hele Israëlische leger zijn geloof tot uitdrukking dat hij had in hun God. Daar stond Goliath aan de overzijde en kraamde zijn grootspraak uit. Hij was vele malen groter dan David; hij had vingers van 35 centimeter lang. Hij was een reusachtig grote kerel, die Filistijnse reus. En let u op David, de kleinste, hij was zelfs te klein om in het leger te zijn; hij was een veel te klein kereltje, ze konden hem niet gebruiken. Zijn broers waren daar in het leger. Toen kraamde Goliath zijn grootspraak uit.
169 Maar David dacht, nu bedenk, dat het aan David werd geopenbaard – hij dacht: "Hier zijn de legers van de levende God, staande in hun eigen land, en daarginds staat een bluffende onbesneden Filistijn." We zullen hem 'kanker' noemen vanavond, we zullen hem 'verlamming' noemen.
170 David was geenszins een partij voor hem; hij had geen enkel soort wapen; hij was geen partij. De schouders van die man waren waarschijnlijk drie, drieëneenhalve meter breed, hij was waarschijnlijk vier, vier-en-een-halve meter lang. Een speer als een weversboom, waarschijnlijk zes meter lang, het lemmet erop misschien een meter twintig in doorsnee.
171 En daar stond een kleine David met een klein stukje leer, van geiten- of schapenhuid, met twee stukjes riem eraan vast gebonden. Maar het was aan hem geopenbaard! Openbaring trof hem! Amen! Hij zei: "De God Die mij uit de klauwen van de beer haalde, Die me uit de klauwen van de leeuw haalde, hoeveel te meer zal Hij die onbesneden Filistijn aan mij uitleveren!"
172 Zijn broers waren veel beter in staat om het te doen. Saul stak met hoofd en schouders boven zijn leger uit. Maar u ziet dat het aan hen niet was geopenbaard. Amen. Daar gaat het om! Ze geloofden dat het gedaan kon worden, geloofden dat God het kon doen, maar het was niet aan hen geopenbaard; het was geopenbaard aan David. Daar ligt dus het verschil, precies daar. Als het absoluut aan u is geopenbaard, dat God u zal genezen, zult u het ontvangen. [Leeg gedeelte op de bandopname – Vert] U zult het ontvangen. Het kan mij niet schelen wat er fout is met u, hoe groot de overmacht, het mag slechter zijn dan bij David en Goliath. Maar als het aan u is geopenbaard...
173 En let op, toen het was geopenbaard, werd David onbevreesd. Hij zei: "Vandaag zal ik uw hoofd afslaan!" Amen. Snel! Onze God toonde genade in dat kritieke ogenblik, toen de beslissing moest worden genomen. Diezelfde God die in die dag genade toonde en dat zaad van geloof zaaide in die kleine jongen, die er gebocheld uitzag, maar in zijn hart ziende; diezelfde God kan in dit kritieke moment die vrouw, met al haar moeilijkheden, uit haar rolstoel doen komen; die man daar, als u het kunt geloven. Wanneer die kleine korrel van geloof in u wordt geopenbaard. Het maakt mij niet uit hoe lang het duurt...
174 Nu, let op, de reus aan de overkant geloofde het niet; evenmin zal de kanker het doen. Hij lachte en hij zei: "Ben ik een hond? Zenden jullie een kind hierheen om tegen mij te vechten? Ik zal je opprikken aan het eind van mijn speer en de vogels je vlees laten eten." Hij had alles, alles aan zijn kant.
175 Maar dat bracht David helemaal niet van zijn stuk. Waarom? Het was aan hem geopenbaard. Hij had geloof in wat hij aan het doen was. Hij wist dat hij het zou volbrengen. En dat hij het deed, kwam doordat het aan hem was geopenbaard en hij wist waar hij stond.
176 Als God alleen maar dit éne zou spreken vanavond, regelrecht in uw hart, zeggend: "U zult niet op dat bed blijven liggen. U zult niet in die stoel blijven zitten. U zult gezond worden", dan zou er niets kunnen zijn, dat uw gedachten erover verandert.
177 Maar totdat dat is gebeurd, zou iedere prediker in de wereld kunnen bidden... Ik zeg niet dat het u niet zou helpen; dat wel, het zou u bemoedigen. Maar totdat dat geloof... Kijk, de genezingskracht is in u. Het komt niet van de prediker. Het komt tot u door openbaring, door geloof. "Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest", spreekt de Here. "Mijn Geest, door genade, openbaart dit aan u." Er is niets wat het weg kan nemen. Door geloof, openbaring!
178 Toen David het wilde bewijzen met zijn werken, zeiden sommigen van hen: "Ik weet dat je ondeugend bent." Zijn broer zei: "Je bent hierheen gekomen om de strijd te zien. Scheer je weg naar die schapen van je."
179 Hij zei: "Laat me met Saul spreken, de generaal." Ziet u?
180 Saul zei: "Nu, zoon, ik bewonder je moed, maar zie je, je bent niet meer dan een jongeling. Hij is een krijger van zijn jeugd af aan, je bent geen partij voor hem."
181 Hij antwoordde: "Ik hoedde mijn vaders schapen." Hij kon het ergens op baseren! Amen. O, broeder! En de God Die uw ziel redde, kan Hij uw lichaam niet genezen? Het is precies hetzelfde, u te openbaren, dat Hij uw Genezer is, als dat Hij uw Redder is. Ziet u? Maar het moet eerst worden geopenbaard, dat is het verschil. Hij had iets om zijn geloof op te baseren.
182 Saul zei: "Dit is nooit eerder gebeurd."
183 Maar David antwoordde: "Dezelfde God Die mij uit de klauwen van de leeuw bevrijdde, zal mij van die onbesneden Filistijn verlossen."
"Hoe weet je dat, David?"
"Ik geloof het."
"Waarom?"
"Het is aan mij geopenbaard."
184 Hij wist waarover hij sprak. Want toen de reus zei: "Ik zal je aan de vogels opvoeren", zei hij: "Ik zal je hoofd afslaan." Daar is het verschil, ziet u. En hij deed het!
185 Simson werd op een dag betrapt in het veld (hij was niet op z'n hoede), en daar kwam een duizendtal Filistijnen op hem af. Hij keek naar beneden op de grond waar een muildier was gestorven. Hij pakte de oude kaak op, de kinnebak, zo droog als het maar kon en hij achtervolgde die Filistijnen, terwijl hij hen boven op hun hoofd sloeg met deze oude droge kinnebak van een muildier en zover als ik weet, viel er zelfs nooit een tand uit. Die Filistijnse helmen waren waarschijnlijk twee-en-een-halve centimeter dik (omdat ze elkaar in die dagen met strijdknotsen sloegen), om een man er van af te houden hen op het hoofd te slaan. Maar hij nam de kinnebak van dat muildier en sloeg een duizendtal Filistijnen neer en het kaakbeen is nooit gebroken. Hij bleef ze gewoon slaan, op die manier, terwijl ze aankwamen. Dus ging de rest van hen ervan door naar de rotsen, ze gingen bij hem vandaan. Waarom? Hij geloofde het!
186 Soms, om u te tonen... Ik wil u nu iets vertellen. Reageer op die impuls, die plotselinge opwelling, zoals Jozua deed. Zoals Maria Magdalena deed, zoals al diegenen deden. Precies op dat moment wanneer er iets aan u wordt geopenbaard, grijp het. Houd vast aan die plotselinge opwelling.
187 Ja, het werd aan hem geopenbaard. Hij liep deze duizend Filistijnen tegemoet. Wat denkt u dat er gebeurde toen die Filistijnen zeiden: "Kijk daar die kleine dwerg aankomen; slechts ongeveer één meter vijfendertig groot om mee te beginnen; met zeven krulletjes die op z'n rug hangen, zoals mamma's kleine kereltje; komt daar aan met een kaakbeen van een muildier. Kijk naar ons, wat een groot leger wij zijn! Is dat niet belachelijk?" Maar wat was hij aan het doen? Hij drukte aan die Filistijnen uit wat door God aan hem was geopenbaard. Hij greep het kaakbeen en achtervolgde ze, omdat dat het was, wat Hij in zijn hand legde; Hij legde dat in zijn hand, dat is wat hij geloofde: hij kon het doen! En door zo te handelen, drukte hij aan die Filistijnen uit, wat God in zijn hart had gelegd om te doen.
188 Johannes de Doper bracht zijn geloof door zijn werken tot uitdrukking toen hij zei: "Midden onder u staat Hij nu." Denk u dat eens in. Ik heb het Schriftgedeelte, Johannes 1:26.
189 Ze zeiden: "Zegt u: 'De Messias komt'? Waarom man, wat is er met je aan de hand? We hebben vierduizend jaar naar Hem uitgezien."
190 Hij zei: "Hij staat nu precies midden onder u." Halleluja! Zo staat Hij er vanavond!
191 Hij drukte zijn geloof uit door zijn openbaring, omdat het aan hem was geopenbaard. Hij wist dat hij de Messias zou dopen. Hij was een man van dertig jaar oud. Hij wist dat Hij daar ergens moest zijn; hij had nooit geweten wie Hij was en daar stond Hij midden tussen hen in. Hij zei: "Midden onder u staat Hij, van wie gij niet weet en ik ben niet waardig de veters van Zijn schoenen los te maken, maar Hij zal u dopen met de Heilige Geest. Hij staat nu tussen u in." Hij bracht zijn geloof tot uitdrukking, omdat hij wist in zijn dag, dat hij Gods Messias zou zien en dopen. De mensen konden de uiting ervan aan hem zien: aan de wijze waarop hij predikte en aan de wijze waarop hij handelde; zo drukte hij uit dat hij een ware openbaring van God had.
192 En om te bewijzen dat het waar was, kwam de Messias tussen de menigte vandaan; gewoon een normale jonge man, gekleed als de andere mannen. Johannes zei: "Zie, het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt."
193 "Hoe kent u Hem?"
194 Hij zei: "Hij Die tot mij sprak, in de woestijn: 'Op wie gij de Geest zult zien nederdalen, dat is Degene Die zal dopen met de Heilige Geest.'"
195 Ziet u, hij kende Hem, omdat er werd verondersteld dat er omstreeks die tijd een teken zou zijn. (Begrijpt u het?) Johannes wist dat uur precies, omdat hij een profeet was. Het was aan hem geopenbaard, dat hij een teken zou zien omstreeks die tijd, opdat hij het weten zou. En toen hij dat teken zag, zei hij: "Hij staat midden onder u." Hij wist dat het daar was.
196 O, ik zie het teken dat de eindtijd hier is. Ik zie de dingen die zijn beloofd voor deze eindtijd-Boodschap, zich afspelen (zich ontvouwend), helemaal precies zoals de Schrift zei. Ik weet dat de tijd op handen is! Ik zeg dat zonder aarzeling. Ik geloof dat het nu op handen is, want ik zie de tekenen waarvan Hij zei dat ze zouden gebeuren, juist vóór die tijd. Het staat op het punt om nu te gebeuren.
197 Johannes bracht zijn geloof tot uitdrukking in wat God aan hem had geopenbaard. Daarom zijn werken het getuigenis van het geloof. Wanneer ze u zien handelen alsof u bent genezen, dan zullen ze weten dat u geloof hebt dàt u bent genezen.
198 Wat zegt uw getuigenis? Het zegt dit: "Ik heb het nu, omdat ik Gods belofte heb ontvangen. Het werkt nu in mij. Ik maak me ervoor gereed dat het gebeurt." Ziet u, dat is wat uw werken doen. Heel zeker!
199 Enige tijd geleden, de keer vóór mijn laatste reis naar Afrika was – ik ben daar net dit voorjaar geweest maar op de reis daarvoor – was daar een klein kind dat horrelvoetjes had en één voet... been was korter dan het andere. Het had nooit in z'n leven schoenen gedragen. O, het was allerverschrikkelijkst misvormd. En ik bad voor dat kind die avond, ze hadden gekeken en deze dingen zien doen en ze baden voor het kind. De volgende morgen ging ik naar buiten en liep voorbij een schoenenwinkel. Ik ging daar naarbinnen en daar stond de man die voor het kind een paar schoenen kocht om te dragen. Hij geloofde het!
200 Zoals deze man hier, die geloofde dat God hem de baby zou geven. Zeker, hij geloofde dat het zou gebeuren en maakte alles ervoor gereed. "Ik ben het aan 't klaarmaken." Alhoewel er nog geen lichamelijke gevolgen werden gezien, maakte dat geen enkel verschil. Hij geloofde het, zoals Abraham, "noemde alles in tegenspraak, alsof het niet zo was"!
201 Daarom, als uw verstandelijke vermogens u vertellen... O, hier zit de gevoelige plek. Als uw verstandelijke vermogens u zeggen: "Dit is de waarheid, God is de Genezer van ziekte", uw verstand kan betuigen dat dat de waarheid is, maar als er niet de toebereide grond in uw hart is (geloof om in te vallen) om het tot uitdrukking te brengen, zal het niet gebeuren. Het maakt niet uit hoe goed deze uiterlijke mens het kan beredeneren met de Schriften en zeggen: "Het is juist", dat maakt het nog steeds niet juist.
202 Hoevelen nemen de banden? Hebt u niet lang geleden mijn preek gehad: "De gezalfden in de laatste dagen"? Geloofde u dat? Er stond: "Er zullen antichristen zijn. Antichristen zouden bijna de uitverkorenen zelf verleiden, ware het mogelijk." Het kan niet, omdat het onmogelijk is, ze zijn uitverkoren. Ziet u? In orde.
203 Maar Hij zei: "De gezalfden." Christus betekent 'gezalfde', maar deze waren anti. Ze waren gezalfd, maar anti, tegen Christus in hun lering. Ze konden alles doen wat de rest van hen kon doen.
204 Nu, bedenk, u bent in een cyclus van drie, maar u bent één persoon. Zoals Vader, Zoon en Heilige Geest, een cyclus van drie, maar één Persoon. Drie attributen van dezelfde God: vaderschap... Drie bedieningen had Hij: vaderschap, zoonschap en Heilige Geest. En u bent: lichaam, geest en ziel.
205 De buitenkant van het lichaam heeft vijf zintuigen om met uw aardse huis in contact te komen: zien, proeven, voelen, ruiken en horen. Het innerlijk, wat een geest is, heeft vijf zintuigen: bewustzijn, liefde, enzovoort. Maar de binnenzijde daarvan, de ziel, heeft één ding. Dat is waar u woont.
206 De Geest kan hier uit gaan en u zalven om een bepaald ding te doen en u doet het, maar dat betekent niet dat u gered bent. Denk daaraan! Kajafas profeteerde. Judas wierp duivelen uit. De Geest zalfde hem. Er is regen die valt op de rechtvaardige en de onrechtvaardige. Het onkruid kan zich verblijden met de tarwe. Maar het gaat er om wat in het hart is. Daar kunt u, verstandelijke mensen, het aanvaarden en zeggen: "O, zeker, dat ziet er goed uit. Ik geloof dat." Dat is nog steeds niet genoeg. Nee, nee. En de Geest kan er werkelijk getuigenis van afleggen en toch is het niet zo. Want als die ziel niet van God is gekomen, kan het wel hierbuiten al de nabootsingen doen, maar het kan niet echt zijn. U kunt genezing voorwenden, u kunt handelen alsof u het hebt. U kunt voordoen alsof u het ontvangt. Christenen kunnen handelen alsof zij Christenen zijn en zich nog zo goed voordoen, maar dat betekent niet dat ze gered zijn. Dat is beslist waar. De Geest kan er zijn, de werkelijke, echte Geest. De Heilige Geest kan u zalven, maar dat betekent nog steeds niet dat u gered bent. Het is die ziel van binnen, die nooit sterft, ze heeft eeuwig leven gekregen. Het was altijd al eeuwig leven. Ziet u? Het komt van God, het keert terug tot God, het is de ziel.
207 Nu, let daarop, zo moet het zijn. Vijf, f-a-i-t-h [geloof – Vert], buitenzijde; geest: J-e-z-u-s; aan de binnenzijde: u. Ziet u? Daarom, al sta ik hier en kijk ik naar u: ik ken niemand van u. De Geest kan mij zalven, toch ken ik geen van u. Maar wanneer dat binnenste van het binnenste ontdekt wordt, dat is God.
208 Dat is waar de buitenkant kan redeneren. Een man zegt bijvoorbeeld: "Wel, ik weet dat ik niet verondersteld word overspel te plegen." Maar, weet je, dan zegt de geest me dat ik geen overspel behoorde te plegen. Maar, zie je, diep binnenin is die zaak daar nog steeds. Ziet u, het zal wat invloed uitoefenen en u kunt het beter in de gaten houden.
209 Maar wanneer het wordt geleid van de binnenkant uit, wordt die hele zaak in orde gebracht. Dat is de handwijzer. Dat is de controletoren, het binnenste van de binnenkant. De ziel controleert de geest, de geest controleert het lichaam.
210 Dus het witkalken van de buitenkant maakt geen enkel verschil. Die religieuze mensen vroeger, die Paulus 'gewitte wanden' noemde enzovoort, zij waren (aan de buitenkant) gewoon op elke wijze een gelovige. Ze hadden profetieën onder hen en al het andere, behalve het binnenste van het binnenste ("de ziel die niet gelooft").
211 Dat is de reden dat ik zeg, dat de mensen op en neer kunnen springen en in tongen spreken, dat de mensen kunnen jubelen, de zieken de handen opleggen en de zieken genezen enzovoort, door geloof; al deze grote dingen gebeuren door de Geest, nochtans kunnen ze verloren zijn. Gezalfden.
212 Merk op, Jezus heeft gezegd: "Geloof alleen, want alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven." Geloof en werken zijn man en vrouw, ze werken samen. De man werkt met de vrouw, de vrouw met de man; zij maken elkaar bekend.
213 Als een man zegt dat hij getrouwd is en het toch niet kan waarmaken en tonen dat hij een vrouw heeft, dan twijfelt u aan zijn bewering. Ziet u? Een man zegt: "Ik ben getrouwd."
"Waar is uw vrouw?"
"O, dat weet ik niet." Ziet u? Ziet u? Dan wordt het nog al een moeilijke zaak voor mij om hem te geloven.
Ik vraag: "Waar is uw vrouw?"
"Ik weet het niet." Ik hoef het niet te geloven.
214 Dus als u beweert dat u hebt wat u zegt, "Ik heb geloof", hoe zult u mij dan tonen dat u geloof hebt? Door uw werken. Ziet u?
"Ik ben getrouwd."
"Hoe weet ik dat u getrouwd bent?"
"Dit is mijn vrouw." Ziet u? Daar heb je het.
"Ik ben getrouwd, dit is mijn man."
"Ik ben genezen."
"Hoe weet u dat?"
215 "Mijn werken tonen mijn geloof." Ziet u? Ziet u? U bedoelt dit: uw geloof is wat God in u ziet, uw werken zijn de dingen die de andere mensen in u zien.
216 Dat is het verschil tussen Jakobus en Paulus, die het hier uitleggen over Abraham. Ze spraken elkaar helemaal niet tegen, beide zaken waren hetzelfde; getrouwd.
217 Dus als geloof geen werken voortbrengt, heeft iedereen het recht uw getuigenis te betwijfelen. Hoort u het nu, voor we de gebedsrij beginnen? Als uw geloof niet de werken erbij voortbrengt, kunt u niemand laten geloven dat u genezen bent. Zegt u: "Ik weet het niet." "Welnu, ik heb al het geloof ter wereld." U hebt het niet. Want als u geloof hebt, dan zijn werken getrouwd met geloof. Ze zijn man en vrouw, de een maakt de ander bekend.
218 Laten we even een paar ogenblikken bij Abraham stilstaan. Abraham kreeg die heilige eenheid compleet, hij kreeg de hele zaak tezamen. Hij noemde dingen die in tegenspraak waren met zijn geloof, alsof ze er niet waren; en handelde volgens hetzelfde principe. Ik kan me voorstellen, dat na ongeveer twintig jaar, iemand voorbij kwam en zei: "Vader van volkeren? Abram, je zei dat je naam 'Abraham' was, wat 'Vader van volkeren' betekent. Hoeveel kinderen heb je nu precies op dit moment, Abraham?"
219 Dat bracht hem geen moment aan het wankelen. De Bijbel zei: "Hij twijfelde niet aan het Woord van God door ongeloof." Hij ging regelrecht door met alles in orde te maken, hield al de baby-sokjes gereed en de baby-uitzet en alles, hij zou die baby krijgen. Dat is alles.
220 Zelfs Sara zei: "Weet je wat er zal gebeuren? Je zult die baby krijgen, maar ik vertel je de manier waarop we het zullen doen. Hagar is mijn dienstmaagd, ik zal haar aan jou geven." (Omdat polygamie toen wettig was.) "Zij zal een kind krijgen en ik zal het kind zelf nemen." Maar Abraham geloofde dat niet. Nee, hij wilde het niet doen. Maar Sara werd geïnspireerd om het te doen.
221 Toen zei God tot Abraham: "Ga heen en luister naar haar." Maar Hij zei: "Toch is dit niet wat Ik u beloofde. Dit is niet de manier waarop Ik het beloofde."
222 Nu let op, hij noemde alles 'in tegenspraak', want zijn lichaam was toen dood en Sara's schoot hetzelfde. Hij was een oud man, ongeveer honderd jaar oud. Sara was negentig jaar oud. Nu let op! De verstorvenheid van Sara's schoot of de verstorvenheid van zijn lichaam werd zelfs niet in ogenschouw genomen.
223 Luister hiernaar: [Romeinen 4:13–15]
Want de belofte is niet door de wet aan Abraham of zijn zaad geschied, namelijk, dat hij een erfgenaam der wereld zou zijn, maar door de rechtvaardigheid des geloofs.
Want indien zij, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan.
Want de wet werkt toorn; want waar geen wet is, daar is ook geen overtreding.
224 Luister hier nu naar: "En hij heeft tegen hoop..." (Tegen hoop, alle hoop was vervlogen! O, elke keer als ik me een beetje neerslachtig voel, sla ik dit hoofdstuk op: Romeinen 4.)
(Gelijk geschreven staat: Ik heb u tot een vader van vele volken gesteld) voor Hem, aan Wie hij geloofd heeft, namelijk God, Die de doden levend maakt, en roept de dingen, die niet zijn, alsof zij waren; ("God sprak het zo!" Ziet u?)
Die tegen hoop op hoop geloofd heeft, dat hij zou worden een vader van vele volken; volgens hetgeen gezegd was: Alzo zal uw zaad wezen.
225 Nu, luister, het negentiende vers:
En niet verzwakt zijnde in het geloof, heeft hij zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat reeds verstorven was, daar hij omtrent honderd jaren oud was, noch ook dat de moeder in Sara verstorven was.
En hij heeft aan de beloftenis Gods niet getwijfeld door ongeloof; maar is gesterkt geweest in het geloof, gevende God de eer;
226 Op honderdjarige leeftijd? Kijk, zijn lichaam is nu dood (zijn mannelijkheid) en Sara's schoot is dood. Het werd zelfs niet in aanmerking genomen. Als het aan hem is geopenbaard, wordt die dood niet in aanmerking genomen. U bent een verlamde, of wat u ook bent, dat wordt niet in aanmerking genomen. De rolstoel wordt niet in aanmerking genomen. Of die kleine jongen misschien verlamd is, wat het ook is (ik weet het niet) er wordt niet aan gedacht. Beschouw het zelfs niet.
227 Maar de dokter zei: "Hij zal hier nooit uitkomen." De dokter zei: "Ze zal nooit beter worden." Dat wordt zelfs niet in aanmerking genomen.
228 "Kijk eens, ik ben een oud iemand, ik kom al op middelbare leeftijd." Ik bedenk het zelfs niet.
229 Wij zijn de kinderen van Abraham (Halleluja!), niet zoals Izak was, maar zijn koninklijk zaad (door Jezus Christus) door het geloof dat hij had. Abrahams zaad wordt openbaar in de laatste dagen om te schitteren als de sterren. Abrahams kinderen! "Heeft zijn eigen lichaam niet aangemerkt, dat alrede verstorven was." Heeft het zelfs niet in aanmerking genomen! De vraag werd zelfs niet opgeworpen of God het zou doen of niet; God zei dat Hij het zou doen! Waarom? Het werd hem geopenbaard. Is dat juist?
230 Wanneer het werkelijk aan u wordt geopenbaard... U kunt het niet laten gebeuren, het moet aan u geopenbaard worden. Dan neemt u zelfs niets anders in aanmerking, hoe onmogelijk het ook is, u ziet niet op wat de dokter zei, u ziet niet op wat mamma zei, wat pappa zei, wat de prediker zei, wat wie anders ook zei. U ziet alleen op wat God zei!
231 "Hij heeft niet zijn eigen lichaam aangemerkt, dat alrede verstorven was, noch ook dat Sara's moederschoot verstorven was." Het werd zelfs niet in aanmerking genomen. O, dat ontroert me gewoon. Noch een dood lichaam, noch de verstorvenheid van Sara's schoot werden in aanmerking genomen.
232 Geen omstandigheden zullen in aanmerking genomen worden, wanneer geloof zijn toebereide grond vindt! Wanneer een gen-kiem van een man het eitje in de vrouw vindt en ze zijn beiden vruchtbaar, moet er iets gebeuren. Halleluja! De dokter kan zeggen: "U zult geen kind krijgen. Ik kan bewijzen dat de genen dood zijn in uw lichaam en haar eitjes zullen nooit vruchtbaar zijn." Maar laat dat vruchtbare eitje, laat die kiem zich eens naar dat eitje toe bewegen, kijk wat er gebeurt, die kleine jongen of dat kleine meisje komt op het toneel. Waarom? Geloof heeft haar toebereide grond gevonden. Werken gaan aan het werk, cel bovenop cel en hier komt de kleine kerel. Amen. God, heb genade met ons. O God, om stoere Christenen te zijn, zoals we behoorden te zijn! Als wij mannen en vrouwen waren, die God op Zijn Woord konden nemen. U kunt het niet, totdat het aan u wordt geopenbaard. (Ik moet voortmaken.)
233 Let op, het heilig geloof van God werd verenigd met de heilige werken van Zijn profeet. Herinner u, Gods heilig geloof werd geopenbaard aan Abraham. Hij ontving het en daardoor begon hij met zijn heilige werken, door te geloven. Het zaad der belofte had een plek om te groeien. Wat indien Abraham had gezegd: "Wel, weet je Sara, per slot van rekening is het vijf-en-twintig jaar geleden sinds God die belofte deed?" "Als er iets zou zijn gebeurd", ziet u? Maar het zou niet gebeuren. God wist dat het niet zou gebeuren.
234 Wat als de maagd Maria had gezegd: "Wel, nu, wacht even! Een maagd wordt zwanger? Wel, ze zullen me uit mijn kerk gooien als ik naar binnen ga en iets dergelijks zeg." Nu, ze zou die gedachten hebben gehad, als het niet die voorbereide zaaigrond was geweest.
235 Toen die profeet zei: "Een maagd zal zwanger worden", stond het vast. Ziet u?
236 "Deze tekenen zullen hen volgen die geloven." Als daar een toebereide grond ligt wanneer dat Woord daar valt, zet het zich vast. Er is niets dat het kan stoppen.
237 Nu, snel, terwijl we gaan eindigen. Het zaad had een plaats om zich te verbergen. God wist het, anders zou Hij nooit de belofte aan Abraham hebben gegeven. Luister nu heel aandachtig. God wist waar die belofte heenging; Hij riep Abraham zelfs nooit, totdat hij vijfenzeventig jaar oud was, maar hij was Zijn voorbestemde dienstknecht van de beginne en evenzo Sara.
238 Herinner u, hij had geen Bijbel om in te lezen. Hij had het niet zo gemakkelijk als wij het vandaag hebben, om Zijn Woord te lezen en anderen te zien die het hebben genomen. Bedenk, hij had het alleen door openbaring; en dat is de werkelijke zaak. Hetzelfde geldt voor Jozef, in Genesis, er was geen Bijbel. Bedenk, Mozes schreef Genesis, Exodus, Leviticus en Deuteronomium. Geen van deze personen toen, had welke Bijbel dan ook te lezen tot na Mozes. Is dat juist? Zij hadden geen Bijbel die wij hebben, om ons voort te helpen in onze kreupele toestand. Zij waren stoere mannen, aan wie het werd geopenbaard door God en zij stonden daar standvastig. Niets bracht hen van hun stuk. Denkt u dat we nog steeds dat stoere geloof kunnen hebben? Als het u wordt geopenbaard!
239 Vergeeft u mij deze keer de uitdrukking, of het getuigenis, juist voor we sluiten. Ik herinner me die keer in "Twin City", ik geloof dat broeder Brown enzovoort bij mij waren, dat ik het leven van Jozef nam, in de Bijbel. Ik las die Bijbel: dat was een man waar niets tegen in te brengen was! Abraham, Izak, Jakob en zij allemaal hadden iets tegen zich, maar Jozef niet. Wat een man, een volmaakt mens, een volmaakt type van Christus!
240 Toen ik dat eens las, op mijn hotelkamertje, begon ik gewoon te huilen. En ik ging het kamertje in, waar ik mijn kleren had hangen, trok de deur dicht en ik zei: "God, ik wil U danken, voor een man als Jozef, een man die eens op de aarde leefde, een mens in het vlees zoals ik ben, een man die U kon geloven en Uw Woord kon nemen." Hij werd gehaat door zijn broeders. Hij kon het niet helpen dat hij geestelijk was. Hij zag een visioen. Hij kon een droom uitleggen. Zij allen haatten hem er om. Hij kon dat niet helpen, hij was gewoon zoals hij was.
241 Het wàs gewoon niet voor de anderen. Ze hadden hem moeten liefhebben, maar in plaats daarvan... Soms zei hij iets over hetgeen zij verkeerd deden. "O," zeiden ze, "daar komt die dromer aan." Ziet u? Ze haatten hem zonder reden.
242 Ik zei: "Waarom deden zij dat?" En toch werd die man niet van zijn stuk gebracht, hij bleef standvastig. Ziet u? Ik zei: "Dank U, Here. O God, dank U voor zo'n man."
243 En op datzelfde moment openbaarde de Heilige Geest aan mij, Hij zei: "Gij zult een zoon hebben en ge zult zijn naam 'Jozef' noemen." Ik stond op en dankte de Here.
244 Becky, die daar achterin zit, was net geboren, ze was ongeveer één jaar oud. Ze werd met de keizersnede ter wereld gebracht. Het zit in de familie van mijn vrouw om met de keizersnede verlost te worden; omdat het bekken niet uitzet zoals het bij een vrouw zou moeten. De beenderen zijn stevig als van een man, zij moest uit haar moeder weg worden gesneden. De dokter zei tegen me: "Broeder Branham, krijg nooit meer een kind bij deze vrouw. Haar baarmoeder is zo dun als een ballon. U kunt me beter die eileiders laten afbinden."
245 Ik zei: "Nee, ik denk daar niet over, dokter."
246 Hij zei: "Zij zou geen kind meer mogen krijgen. U zult haar te gronde richten, ze zal sterven. We hebben een afschuwelijke tijd doorgemaakt, ze is er maar net doorheen gekomen."
247 En toen vertelde de Here mij dat ik "een zoon zou krijgen" en zijn naam zou "Jozef" zijn. Ik was er nooit bezorgd over. Velen van u herinneren het zich.
248 Ik kondigde overal aan: "Ik zal een baby krijgen en zijn naam zal Jozef zijn." Hoevelen herinneren het zich? Zeker! Overal waar ik kwam, door het hele land, zei ik tegen de mensen: "Ik zal een baby krijgen, zijn naam zal Jozef zijn."
249 Precies zoals met die kleine jongen in Finland die werd opgewekt uit de doden. Broeder Jack was precies op die plaats toen het gebeurde. Ik vertelde het u, twee of drie jaar voordat het gebeurde: "Dat er een jongetje zou zijn", hoe hij gekleed zou zijn, waar hij zou liggen. "God sprak het zo!"
250 "Hoe zal het gebeuren?"
251 "Ik weet het niet! Maar het werd mij geopenbaard dat het zou gebeuren!"
252 Het werd aan mij geopenbaard: "Ik zou naar Arizona gaan en daar zou ik zeven engelen ontmoeten. En zij zouden mij dan zeggen welke Boodschap ik moest prediken." En dat waren de zeven zegels. Het gebeurde! Hoevelen herinneren zich dat ik dat zei? De banden en zo zullen dat uitwijzen. En het gebeurde! Tijdschriften en al het andere, namen er de foto's van. Dat licht daar in de lucht, ze kunnen het zelfs nu nog niet begrijpen. Daar was het.
253 Ik herinner me dat ik broeder Jack opbelde en hem daarover vroeg, omdat Christus daar stond en broeder Jack zei: "Dat is in Zijn verheerlijkte toestand." Ziet u? Ik houd van broeder Jack. Hij is een van de beste theologen die ik ken, maar ik kon dit niet helemaal goed thuisbrengen.
254 Ik stond daar, ik zei: "Here, wat betekent dit? Deze jongeman, met haar als wol."
255 En Hij zei: "Hij draagt een pruik." Kijk in het boek; voor het ooit gebeurde, zei ik dat. En die dag, toen dat gebeurde, ging het omhoog. Draait u die foto op z'n kant, als u het tijdschrift "Look" of het tijdschrift "Life" hebt. Draai het op z'n kant. Daar is Hij, gewoonweg volmaakt, Hofmann's 'Hoofd van Christus', recht naar beneden kijkend waar ik stond. Daar is het in het tijdschrift! Hoevelen hebben het ooit gezien? Natuurlijk, u hebt het allemaal gezien. Daar, regelrecht terugkijkend, zuiver bewijzend dat de openbaring correct was.
256 Waarom droeg Hij een pruik? Wel, de oude Engelse rechters, de Joodse rechters, plachten een pruik te dragen, ze doen het in Engeland nog; hij draagt een pruik omdat hij de allerhoogste autoriteit is. Dat toonde dat Hij het was die daar stond, met een pruik op van engelenvleugels, Hij is de Alpha en Omega. Hij is de allerhoogste Rechter en geen ander dan Hij. Hij moet worden beschouwd als Alpha en Omega. En daar was Hij een jonge man, niet meer dan dertig jaar oud, die een witte pruik droeg. Tonende, dat Hij de Oppermachtige was, God: "De Vader heeft het gehele oordeel in handen van de Zoon gelegd." Halleluja! De openbaring is nooit fout! Spreek het hoe dan ook, het maakt niet uit hoe het klinkt, blijf bij het Woord.
257 Nu bedenk, vier jaar later wisten mijn vrouw en ik dat we een baby zouden krijgen. Iedereen zei: "Is dit de Jozef die komt?"
258 Ik zei: "Ik vermoed dat hij het is, ik weet het niet, maar ik zal Jozef krijgen."
259 Toen het werd geboren, was het Sarah. Toen belde een man me op en lachte me in mijn gezicht uit, hij zei: "Zeg, weet u wat? U bedoelde Jozefine!" (De man is gestorven. De man stierf.)
260 Ik zei: "Mijnheer, God zei me dat ik een zoon zou krijgen en ik zou zijn naam 'Jozef' noemen!"
261 Er waren drie mensen die een bepaalde denominatie-kerk verlieten en naar onze kerk kwamen en me dat hoorden zeggen. Toen Sarah werd geboren, zeiden ze: "Wel, hij is een valse profeet."
262 Ik zei: "Wacht een ogenblikje, dame, ik heb nooit gezegd wanneer, noch zei God wanneer. Hij zei me; ik zou krijgen... Hij vertelde Abraham, dat ze 'een Izak' zouden krijgen, maar Ismaël werd in die tussentijd geboren, maar het nam dat niet weg." Ik zei: "God zei dat ik deze jongen zal hebben en we zullen zijn naam 'Jozef' noemen."
263 De dokter zei, toen hij kwam: "Eerwaarde, ik zal nu die eileiders afbinden."
264 Ik zei: "Doet u dat niet!"
265 Hij zei: "Wel, u zou weer getrouwd kunnen raken en die jongen toch krijgen."
266 Ik zei: "Ik zal hem bij háár hebben! God zei het zo!" Ik kon het niet uit de Bijbel lezen, maar het was in mijn hart gegrift door openbaring, door geloof, God sprak het! Ik wilde niet aan de belofte van God twijfelen door ongeloof.
Sommigen van hen zeiden: "U bedoelde 'Jozefine'."
Ik antwoordde: "Ik bedoelde 'Jozef'."
De dokter zei: "Ze kan niet nog een baby krijgen."
Ik zei: "Ze zal nog een baby krijgen."
267 Vier jaren gingen voorbij, tenslotte zou ze weer moeder worden.
268 Toen werd een valse profetie door het land gezonden en een vrouw schreef: "Nu zal Meda sterven, gedurende deze tijd, omdat ik werd gezonden om Bill te leiden." En er werd gezegd: "Hij wilde niet naar mij luisteren, omdat ik een vrouw ben, en God zal hem er nu voor laten boeten door zijn vrouw te doden."
269 Ik zei: "God zond Jezus Christus om mij te leiden." Ziet u? En ik zei: "Ik word geleid door de Geest."
270 Arme, kleine Meda. We hadden een verpleegster die daar in een samenkomst was genezen, u weet het allen, mevrouw Morgan (1 van de verpleegsters van de Mayokliniek, een van de ergste gevallen). Wel, ze stond op de dodenlijst, ongeveer twintig jaar geleden, met kanker. "Bezweken aan kanker", in Louisville, daar op de lijst van het Baptisten-ziekenhuis. Ze is nu verpleegster in Jeffersonville, in het ziekenhuis. Ze is daar al deze jaren geweest, omdat God zei: "Ze zal leven."
271 Meda hield van haar en ze zei: "Ik wil dat Margie bij me komt Bill, ik voel dat ik niet naar het ziekenhuis moet gaan."
272 Ik zei: "We houden van Margie, maar Margie is niet onze God, Margie is onze zuster." En ik ging weg naar boven naar Green's Mill. Ze maakte dat ik innerlijk verscheurd werd, omdat ik haar liefheb en ik ging naar boven naar Green's Mill. Ze zei:
273 "Bill, denk je dat ik zal sterven?"
274 En ik zei: "Ik weet het niet, maar de baby zal hoe dan ook geboren worden. Je zult een Jozef krijgen."
275 Ze zei: "Is dit hem?"
276 Ik zei: "Ik weet het niet, lieveling. Ik kan het niet zeggen, maar God zei dat we Jozef zullen krijgen en we zullen Jozef krijgen. Het kan me niets schelen wat wie dan ook zegt, wij zullen Jozef krijgen. Want dezelfde God Die mij al deze openbaringen vertelde, vertelde me dàt. Hij faalde nooit met andere en Hij zal daar ook niet in falen."
277 Ik ging naar boven naar de molen om te bidden. Toen ik daar begon te bidden, zag ik dat Licht tussen twee bomen hangen en Hij zei: "Ga terug naar je werk en naar je boek." Ik ging er naar terug...
278 De Bijbel lag in mijn auto. En toen ik hem had neergelegd, had de wind de bladzijden omgewaaid, naar een gedeelte dat gaat over Nathan en David, waar staat: "Ga, zeg Mijn dienstknecht David: Ik nam hem van de schaapskooi, van het hoeden van die paar schapen van zijn vader en Ik maakte hem tot een grote naam, zoals de grote mannen." (Niet de grootste naam, maar net zoals grote mannen; maakte hem nooit een Billy Graham, maar gaf hem een naam, weet u.) Zei: "Wel, Ik deed dat, maar, Ik kan hem de tempel niet laten bouwen, maar zijn zoon..." En zo gauw als er stond: "Zijn zoon", o, daar was het.
279 Ik zei: "Jozef?" Zo is het.
280 Ik ging regelrecht naar huis. En daar zag ik m'n kleine kameraad, zo dik als ze was, ze kon nauwelijks lopen, naar buiten gaand door het veld. Ik rende, sloeg mijn armen om haar heen en ik zei: "Lieveling! Jozef is op komst. Jozef is onderweg."
281 Iedereen weet dat met de keizersnede de baby niet kan indalen. Die nacht deed de baby dat wel. De vliezen braken, al het andere.
282 De volgende morgen, om zeven uur, gingen we naar het ziekenhuis, de dokter zei: "O, genade, goeie help."
283 Ik kuste haar vaarwel, zei: "Lieveling, het zal niet lang duren, Jozef zal er zijn." Ze ging de treden op en ging meteen op de operatietafel.
284 Een paar minuten later kwam de zuster terug en zei: "Eerwaarde heer Branham?"
285 Ik zei: "Ja, mevrouw."
286 Ze zei: "U hebt een fijne jongen van zeven pond en drie ons."
287 Ik zei: "Jozef, zoon, welkom." Ja, meneer! Waarom? Waarom? Wat is het? Het was niet geschreven in de Bijbel dat dit zou gebeuren, maar het was dezelfde God van de Bijbel die het aan Abraham openbaarde. Wij sloegen geen acht op de verstorvenheid van haar schoot, de onmogelijkheid van de situatie. U twijfelt niet aan de belofte van God door ongeloof, maar u prijst God, wetend dat het moet gaan gebeuren! Het maakt mij niet uit wat de dokter zegt; al het andere zal komen op alle soorten manieren, maar geloof het niet, het is een leugen van de duivel. Jazeker. Geloof gaat heen, samen met de werken, om de belofte te scheppen. (Laten we opschieten.)
288 Precies zoals er stond: "Rachab de hoer" – Jakobus zei het – "werd door werken gerechtvaardigd." Maar waarom? Haar geloof!
289 Ze zei: "Ik hoor dat God met u is." Ze wilde niet zien hoe Jozua zijn haar droeg, of hoe hij zijn kleren droeg. Ze zei: "Ik begrijp dat God met u is." Dat was alles wat nodig was en ze maakte zich gereed.
290 Precies zoals een waar visioen vandaag (ik sluit over een ogenblik); betrouwbare visioenen van God vandaag, zijn een beloofd Woord voor deze dag. Men zegt: "Deze visioenen, broeder Branham, waar haalt u dat vandaan?" De mensen stoten zich daaraan. Zei niet Handelingen 2:17: "Het zal komen te geschieden in de laatste dagen dat uw jonge mannen visioenen zullen zien, uw ouden dromen zullen dromen"? Is dat niet waar? Dat is wat de Bijbel zei.
291 Goed, als dat zo is, kijk evenzo naar Maleachi, het vierde hoofdstuk, en ontdek of dit niet is beloofd voor vandaag. Hoe kunt u er geloof in hebben? De Bijbel zei het zo!
292 Neemt u nu Lukas 17:30 en lees het. Jezus zei: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen." Precies zoals het in Sodom was. Nu, kijk naar de toestand van de wereld vandaag, Sodomieten. Kijk naar die Billy Graham en Oral Roberts, die twee getuigen, daarginds getuigend tot de denominatie-kerken. De één tot de Methodisten, Baptisten en Presbyterianen, de andere tot de Pinkstermensen. Deze, die, en die andere.
293 Maar bedenk, Abraham was niet in Sodom, hij was er reeds uitgeroepen. En er was er Eén die bij hem bleef en tot hem sprak! En Degene die bleef en tot hem sprak, toonde hem een teken. Met zijn rug naar haar toegekeerd, zei Hij dat Sara de baby zou krijgen, waarop hij had gewacht. Amen. Met Zijn rug toegekeerd. En hij noemde 'Het': "God, Elohim."
294 Nu, dat gebeurt vandaag ook, omdat we geloof hebben. En ik weet dat dit van God is, omdat dit en andere Schriftgedeelten naar dit uur wijzen. Openbaring 10 zei, dat "in het uur van de Boodschap van de zevende engel, wanneer hij zijn Boodschap begint te bazuinen"... Niet in een genezingsdienst, maar de Boodschap die op de genezingsdienst volgt.
295 Jezus ging heen en predikte. Iemand zei: "Hij genas de zieken en alles. O, die jonge rabbi, die profeet, Hij is een geweldige kerel. We willen Hem in onze kerk hebben."
296 Maar op een dag stond Hij op en zei: "Ik en Mijn Vader zijn Eén." O. Toen wilden ze Hem niet meer. O!
297 "Tenzij dat gij het vlees van de Zoon des mensen eet, en Zijn bloed drinkt!" Hij legde het niet uit. Hij zei: "Tenzij gij het vlees van de Zoon des mensen eet, en Zijn bloed drinkt, hebt gij geen leven in u."
298 Wel, ik stel mij voor, dat die dokters en verpleegsters zeiden: "Deze kerel is een vampier, die probeert ons zijn bloed te laten drinken." Ziet u, zij begrepen het niet. Hij wist het.
299 Maar deze discipelen, zij mochten niet in staat zijn geweest het uit te leggen, maar ze zaten daar en geloofden het hoe dan ook, amen, want het werd hen geopenbaard. Jazeker. Zij begrepen het, de Schriften hadden het verklaard.
300 Er zou dan dit aan mij gevraagd kunnen worden, u zou kunnen zeggen: "Waarom hebt u toch geloof om in deze visioenen te geloven, terwijl er zoveel valse nabootsingen plaatsvinden?"
301 Ik zal een kleinigheid gaan zeggen, sterk, nu een ogenblik. Wanneer er zoveel valse nabootsingen om ons heen zijn, bedenk dan, mijn broeder, dat er ook over gesproken wordt, dat ze hier zouden zijn, in deze zelfde tijd. Dat is het precies. Juist zoals het was in de tijd van Mozes. Mozes ging heen om de werken Gods voor de mensen te volvoeren en daar stonden Jannes en Jambres. Maar wie deed het eerst? Dan waren deze anderen nabootsers, omdat er voor hen eerst een origineel moest zijn, om na te doen. Als dat het originele was geweest... Nu, wij zijn niet op een dwaalspoor, we weten waar we aan toe zijn. Ziet u? Kijk, door de Schrift en door de openbaring van God houdt u nog steeds stand.
302 "Wel, deze man ziet visioenen enzovoort. Hij doet dit en hij gaat er met de vrouw van deze man vandoor. Hij gelooft in drie goden en al deze dingen." Dat brengt het helemaal niet aan het wankelen. En hier is één ding dat ze niet kunnen nabootsen: het Woord! Nee. Ze kunnen al deze dingen hebben, ze kunnen in tongen spreken, ze kunnen jubelen, dansen in de Geest en toch duivels zijn. Dat is juist. Dat is juist. Maar dit Woord is de maatstaf voor hen. Ziet u? Dat is precies juist. Dit is het waarop het aankomt. Zoals Mozes en Jambres... Herinner u, Hij zei: "Zoals Jambres en Jannes Mozes weerstonden, zo zouden in de laatste dagen deze nabootsers weer opstaan op de aarde." Zei Hij dat? [De gemeente antwoordt: "Amen." – Vert] Dus hebben we ze gekregen.
303 Maar dat bracht Mozes niet van de wijs. Toen Mozes zich omkeerde en een wonder deed in de Naam van de Here, stonden hier die nabootsers en deden hetzelfde, maar dat stopte hem niet. Hij zei niet: "Wel, ik vermoed dat ik er maar beter mee kan ophouden en van het veld gaan." Hij bleef daar op diezelfde plek. Door wat? Het was aan hem geopenbaard. Halleluja! Hij wist het door het Woord van God. Hij wist dat het Woord hen tenslotte zou achterhalen. Hij wist dat er een tijd zou komen dat het Woord Zich zou manifesteren en zij niet verder zouden kunnen gaan.
304 Dat heb ik ook geweten, al deze jaren. Ziet u? Het is waar, dat die tijd zou aanbreken. Wanneer God welk wonder dan ook zendt, een werkelijk wonder, dan komt er altijd een verandering in het hele systeem. Als God iets in de gemeente zendt en het oude systeem verandert niet, dan zond Hij het tevergeefs. Wanneer een boodschap uitgaat met tekenen en wonderen, dan is er een Boodschap die daarop volgt. Toen Jezus voortging de zieken te genezen, kwam Zijn Boodschap: "Ik en Mijn Vader zijn Eén. Ik ben Hem." Ziet u, ze geloofden dat niet. Ze geloofden Zijn wonderen. Hij zei: "Indien gij Mij niet kunt geloven, geloof deze wonderen. Zij betuigen u, wie Ik ben." O, glorie! Wie was er het eerste? Mozes! Daarna deden ze hem na. Maar de grote waarheden blijven nog steeds hetzelfde tussen de goeden en verkeerden, ze kunnen de Boodschap niet aanvaarden! Zij kunnen de onvervalste Boodschap niet aanvaarden uit het Woord van God.
305 Het kan mij niet schelen of Judas allerlei tekenen en wonderen zou hebben gedaan; toen hij echter op het punt kwam om de Heilige Geest te ontvangen op de dag van Pinksteren, bekende hij kleur. Die duivel kan regelrecht opkomen en de zaak rechtstreeks nabootsen, tot het komt tot dit Woord, maar hij kan niet heel dat Woord nemen. Hij kan alles tevoorschijn brengen, misschien tot op één woord, zoals Eva deed (zoals de duivel met Eva deed), maar hij kan het niet helemaal doorkruisen. Omdat geheel het Woord, het lichaam van Christus is. Evenmin als dat zij de Boodschap nu kunnen nemen, net zo min konden Jambres en Jannes Mozes' Boodschap nemen. Ze konden het niet. Het kwam uit, dat hun werken nabootsingen waren, omdat ze niet in staat bleken Gods Woord, betuigd door Zijn gezalfde profeet, te volgen. Ziet u?
306 Zij konden niet met Israël optrekken. Waarom? Zij waren denominationele Egyptische baby's! Zij konden dat Woord niet volgen. Als ze het deden, moesten ze Egypte verlaten. De Nijl... alles was zo goed voor hen, ze konden het niet. Alhoewel zij het Woord konden nabootsen en doen wat Mozes deed. Maar hun dwaasheid werd gemanifesteerd, toen het tijd werd om weg te trekken. Toen God het werkelijk uitstortte op hen.
307 Hetzelfde nu! Al zouden ze alle soorten van valse nabootsingen en zo kunnen doen, dat doet niets anders dan de ware zaak vergroten. En elk gelovend kind weet dat dit de waarheid is. Hier ziet u dan overduidelijk het resultaat van de dwaasheid van hun nabootsing. Als uw werk het ware Woord is en erdoor wordt betuigd, door uw geloof, dan zal het zich manifesteren (de belofte van God) in Zijn oorspronkelijke geschreven Woord.
308 Jezus zei: "Indien Ik niet de werken doe..." (Luister aandachtig!) "Indien Ik niet de werken doe..." (Laat mij dit eraan toevoegen.) Dat betekent: "Indien Ik niet de werken doe, die de Schriften u zeggen dat Ik zou doen, geloof Mij dan niet. Wanneer niet in Mijn tijdperk, waarin Ik ben gekomen, gebeurt, wat de Messias zou doen; indien de dingen die Ik doe, indien God niet dat Woord betuigt, wat Hij voorzegde dat zou geschieden; indien Mijn leven dat Woord niet levend maakt helemaal precies zoals er staat dat het zou doen..." (Mis dit niet! Jezus zegt: "Gij wéét wat de Messias wordt verondersteld te doen.") "Indien dan dat Woord dat is geschreven Zichzelf niet manifesteert door Mij, dan ben Ik Hem niet." Amen! "Dan heb ik het fout met wat Ik van deze tijd gezegd heb en is wat Johannes over Mij gezegd heeft, onwaarheid. Wanneer het niet de werken van de Messias zijn, die gebeuren, dan ben Ik niet de Messias. Zoals van Hem geschreven staat: 'De Here, uw God, zal u een profeet doen opstaan, zoals ik.' En u hebt honderden jaren geen profeet gehad. En als deze werken die Ik doe, die God beloofde, wanneer ze niet werden gemanifesteerd in Mijn tegenwoordig leven, dan ben Ik Hem niet. Maar wanneer het beloofde Woord van dit tijdperk in Mij wordt bewezen, dan ben Ik Hem en is de belofte tot u gekomen." O, u ziet, het zou niet eenvoudiger kunnen zijn! Als de belofte niet wordt... (O!)
309 "Dan, als de belofte van die dag wordt gemanifesteerd in Mijn bediening," zei Jezus, "dan ben Ik Hem. Dus als u nauwelijks kunt geloven wie Ik ben, kijk dan naar de werken die zijn beloofd voor deze dag." (Amen!) "Kijk naar de werken die werden beloofd. Als die werken – elk ervan – niet in Mij worden vervuld, geloof Mij dan niet, omdat Ik het u verkeerd heb verteld. Als u Mij niet kunt geloven, kijk dan slechts wat de Bijbel zei dat er zal gebeuren in deze dag. Als het niet plaatsvindt, is het niet in orde. Wanneer deze valse dingen hier niet zijn en al deze andere dingen en zaken die worden verondersteld dat ze plaatsvinden en het gebeurt hier niet, dan ben Ik fout. Maar als het wel zo is," zei Jezus, "dan ben Ik Hem." (Amen!) "Ik ben Hem Die werd beloofd te komen." O, dezelfde werken die werden beloofd in Zijn dag, betuigden Hem als de Messias. Gelooft u dat niet?
310 Welnu, broeder, indien het werk van Lukas, het zeventiende hoofdstuk, het dertigste vers, de belofte van Jezus Christus, dat juist voor Zijn komst de wereld zou terugkeren tot Sodom en de boodschappers zouden uitgaan en de dingen precies zo gedaan zouden worden; indien dat niet aan het plaatsvinden is, geloof dan niet dat ik de waarheid gesproken heb. Maar als het plaatsvindt, geloof dan dat Hij het is: "Te dien dage zal de Zoon des mensen worden geopenbaard." Amen! De Zoon des mensen zal worden geopenbaard in een vleselijk lichaam, u mensen van de gemeente, precies zoals het was voor de dagen van Sodom, een eruit geroepen groep, weg van hen allen, buiten blijvend, de belofte van God gelovend. Glorie!
311 Dan, de werken die de Heilige Geest vandaag doet, door deze visioenen die nooit falen, beloften die nooit falen, al de apostolische tekenen die beloofd zijn in de Bijbel, in Maleachi 4 en Openbaring 10:7; dat alles is bezig in vervulling te gaan en is bewezen door de wetenschap, op elke andere manier. En als ik u niet de waarheid heb verteld, zouden deze dingen niet gebeuren. Maar als ik u de waarheid heb verteld, leggen zij er getuigenis van af dat ik u de waarheid heb verteld. Hij is nog steeds Dezelfde, gisteren, heden en voor eeuwig, en de manifestatie van Zijn Geest neemt een bruid weg. Laat dat geloof, openbaring, in uw hart vallen dat dit het uur is.
Nu, laten we bidden:
312 Dierbare God, Die werd gemanifesteerd in het vlees in de Persoon van Jezus Christus, Die opstond uit de dood, ten derden dage, overeenkomstig de Schriften, en opvoer naar de Hoge en de discipelen uitzond om heel de wereld tot discipelen te maken, en Die zei: "Deze tekenen zullen de gelovigen volgen."
313 God, tot de Pinksterkerk van deze dag, met het herstel van de gaven; moge het zijn, Here, dat deze mannen – misschien zijn er enigen van hen hier aanwezig, horen enigen van hen de band rond de wereld – mogen zij beseffen dat dit het eruit roepen van de bruid is, geen Pinksterboodschap. De Pinksterboodschap was om de gaven terug te herstellen in de gemeente. Maar dit is het eruit roepen van de bruid, een andere Boodschap die zou komen juist voordat Sodom zou worden verbrand. Laat ze het begrijpen, dierbare God. Geloof; ik geloof dit, omdat het wordt geopenbaard door Uw Geest door het Woord van God heen en het is betuigd en gemanifesteerd aan de hele wereld. Zeker, Heer, in de minderheid; Uw groepen zijn altijd op die wijze. Maar U zei: "Vrees niet, kleine kudde, het is uw Vaders welbehagen u het Koninkrijk te geven."
314 Dus, ik bid, God, dat mensen zullen afzien van hun intellect, afzien van wat zij zouden mogen denken dat juist is en in de Schrift kijken. Er werd gisteravond gezegd: laat de mensen hier denken zoals de koningin in de dagen van de grote verwoesting van Babel, ze zei: "Er is een man onder u, genaamd Daniël, die in uw vaders koninkrijk was (de pinkstervader was in zijn koninkrijk) en hij is een oplosser van alle twijfel."
315 En nu, Heer, laat de Heilige Geest die er was in het Pinkster-koninkrijk, in het koninkrijk van Maarten Luther, in dat van John Wesley en verder door tot John Smith en Alexander Campbell en zo verder door de tijdperken, zo werkzaam zijn. Hij is een onderscheider, Hij onderscheidde de gedachten. De mensen in de dagen van Luther werd bekendgemaakt: "De rechtvaardige zal door geloof leven." Bij de Methodist onderscheidde Hij al de twijfels, dat zij geheiligd behoorden te zijn. En in de dagen van Pinksteren, spraken ze in tongen en uitten de manifestaties van de Geest door Goddelijke genezing enzovoort. Het loste elke twijfel op in het hart van de pinkstermens. Maar, o God, zij vormden denominaties. Zij gingen regelrecht terug, en ze namen ideeën van mensen aan. Daarom, wanneer nu de bruid wordt geroepen, zoals U het hier in de Schrift beloofde, terwijl wij het avond aan avond aan de wereld voorlezen en we ernaar kijken met onze ogen, God, moge het al de twijfels in de harten van de mensen oplossen. Mogen ze snel vluchten naar de volle zon om gerijpt te worden, om naar binnen te worden gehaald in de schuur en niet achtergelaten te worden in de stengel om te worden verbrand, maar mogen ze naar de schuur gaan vanavond.
In Jezus Christus' Naam. Amen.
Dank u voor uw aandacht. Laat God Zich met uw hart bezighouden.
316 Nu hebt u... We hebben gebedskaarten uitgegeven. We zullen nu ongeveer twintig minuten nemen voor een gebedsrij. We willen ons heel vlug opstellen en naar het podium komen om te bidden. Ik weet niet hoeveel kaarten er werden uitgegeven. Ik heb Billy zelfs helemaal niets gevraagd. Ik heb gewoon gezegd: "Heb je ze uitgegeven... Ga daar heen en geef wat gebedskaarten uit." En hij kwam terug en haalde zojuist zijn moeder en mij en de anderen op.
317 Nu, wat heb je... Begon je bij 100, of 1, of 1 tot 100 of wat? 1–50? 1–100? [Broeder Branham spreekt even met Billy Paul over de gebedskaarten – Vert]
318 Goed, laten we gebedskaart nummer 1 nemen. Als u die hebt, steek dan uw hand op, zodat ik het kan zien. Als u het niet kunt... Als u niet op kunt staan zullen we u oppakken. Gebedskaart nummer 1, heel snel. Wie heeft die? Wat zegt u? A, nummer 1, (neemt u me niet kwalijk) A, nummer... Deze dame hier, hebt u die kaart? Kom regelrecht hierheen, wilt u, dame? A, nummer 2. Hebt u hem, iemand? Steek vlug uw hand op. Hier precies, dame, kom. Nummer 3. Een kaart gekregen? Hebt u een kaart? U allen... Hebt helemaal geen kaarten? Goed, u hoeft ze niet te hebben. 3, 4, 5. A1, 2, 3, 4, 5. Laat eens zien, daar zijn 1, 2, 3, 4, 5. 5. A... Goed, hier zijn... 5, 6, 7, 8, 9, 10. Goed, stel u gewoon op in een rij, begin gewoon een rij te vormen.
319 Nu, als u niet kunt komen, wuif zo met uw hand, zodat ze u kunnen halen. Ik heb deze mensen hier gevraagd, die geen kaarten hebben... U hoeft ze niet te hebben, ik vraag het u slechts. Nu kijk, u kreupele mensen hier, ik veronderstel dat u vroeg moest komen, omdat u gewoon... ik zei hem "vroeg". Nu, u hoeft geen kaart te hebben, indien u dat geloof hebt gekregen zoals ik onderwees. Kijk, als het aan u is geopenbaard, is het in orde. Als het niet is geopenbaard, dan maakt het niet uit of u in een dozijn gebedsrijen bent, het zou helemaal niets helpen. Weet u dat? Gelooft u dat? Ik zou mogen bidden, al deed ik alles wat ik zou kunnen, op mijn knieën gaan en u de handen opleggen, u met olie zalven, op elke wijze die u wilde, en bidden... Totdat God, door genade, in uw hart openbaart, dat het voorbij is, dan is het gebeurd. U hoeft zelfs niet in de rij te zijn of nergens, het is gebeurd, hoe dan ook.
320 Goed, 4... 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15. Goed, 16, 17, 18, 19, 20. Is er iemand die ik heb genoemd die een kaart heeft en niet kan opstaan? Steek uw hand op, een kaart hebben en niet kunnen opstaan. Goed.
... geloven alleen,
Ik kan die arme, kleine, goede Anne Jean zien zitten, die dat soms bijna elke avond speelde. Ik wil dat iedereen hier binnen heel rustig en eerbiedig is.
... geloven alleen;
Nu, gebedskaarten 1–15, geloof ik dat het was.
... geloven alleen,
Ze beginnen hier een beetje op elkaar gepakt te staan, dus laten we gewoon beginnen. (Wat zegt u?)
... mogelijk ...
1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10.
321 Nu, u komt nu met teveel, dat is meer dan we opriepen. Dat is in orde. Sta stil, precies waar u bent. Heeft iemand... Er zal voor u gebeden worden. Wacht even tot ze uw nummer afroepen, dan hoeft u hier niet met al te veel te staan. Indien de Here iets zou doen, zou u het zicht belemmeren voor de mensen en kunnen ze het niet zien, ziet u? God zegene u.
Nu, laten we bidden voor deze zakdoeken, terwijl ze zich gereed maken.
322 Dierbare God, hier liggen zakdoeken die komen van de zieken en aangevochtenen. Dit geloof waarover we net gesproken hebben, Heer; ik herinner me dat U zegt in de Bijbel, in het boek Judas: "Strijd tot het uiterste voor het geloof, dat eenmaal aan de heiligen is overgeleverd." En van het lichaam van de heiligen namen ze doeken, niet omdat zij speciale mensen waren, maar omdat ze gelovige mensen waren. Ze waren mensen van gelijke beweging als wij. Ze zeiden dat Elia net eender was en hij "bad vurig dat het niet zou regenen". En God, hij bad dat, zodat de mensen zich zouden bekeren. U openbaarde het aan hem om daarvoor te bidden, om op die manier te bidden, om Uw Woord te vervullen. Ongetwijfeld toonde U de profeet een visioen. En, Heer, vanavond bid ik dat deze mensen zullen genezen. Ik ben Elia niet, hij werd opgenomen in de hemel, maar zijn leven en geest leven nog voort. Dus bidden wij, dierbare God, dat U de gebeden van Uw volk zult eren. En eer ons allen nu, terwijl wij voor deze zakdoekjes bidden, opdat, wanneer ze op de zieken zullen worden gelegd, ze zullen genezen.
323 We beseffen, Vader, dat we een stervende generatie mensen zijn. We zijn op weg om oog in oog te staan met de eeuwigheid. De wereld is krankzinnig geworden. Moordenaars; kleine meisjes die in stukken worden gesneden en onteerd. De mensen, mannen dragen hun haar als vrouwen, vrouwen als de man, ze bederven gewoon. Het ras is stervende. De wereld is stervende. Alles is stervende. De kerk is stervende.
324 O God, breng leven. Breng leven, o God, geloofsleven. Openbaar het aan deze mensen, Heer. Ik kan alleen bidden en mijn handen op hen leggen. Maar Gij zijt degene die hen kan genezen en Gij alleen kunt hen genezen. Ik bid dat U het zult doen, Vader, aan elk en iedereen. Sta het toe, met mijn handen op hen en het vragend met mijn hele hart; in de Naam van Jezus Christus, genees deze mensen. Amen.
325 Nu, werkt deze microfoon, broeder? Kunt u dat goed horen? Kan iedereen dat horen? Steek uw hand op. Nu, op een of andere wijze, mijn hart... een van deze mensen hier, die hier zit in deze stoel, draagbaren en veldbedden... zij hebben zelfs geen gebedskaart. Ziet u? Maar luister, broeder, déze mensen hebben gebedskaarten, maar dat betekent niet dat ze genezen zullen worden. Er zitten daar mensen in het gehoor, misschien... Dat betekent niet dat ze genezen zullen worden. Dat hangt allemaal af van hun geloof in God. Hoevelen weten dat dat waar is? Dat is alles, alleen uw geloof in God. Hoevelen weten dat dat waar is? Het geeft niet hoe religieus u bent, hoe goed of hoe slecht u bent, tenzij de genade van God dat in uw hart laat vallen, zult u nooit gezond worden. Nu, hoevelen weten dat God het heeft gedaan, het aldoor heeft gedaan, grote wonderwerken, tekenen en wonderen? En nu bent u vanavond in deze rij komen staan, niet omdat u door God werd gekozen om in deze rij te staan, dat is het niet; u hebt gewoon een gebedskaart gekregen, u was bij geval net op uw... [Dan is er een leeg gedeelte op de band – Vert]
326 Precies zoals hier mijn geachte broeder Gerholtzer, die zijn bediening begon vele jaren geleden... [Leeg gedeelte op de band – Vert] ... met geloof in God, God gelovend, gelovend dat God de zieken genas door geloof. En het is nooit veranderd, maar God heeft in deze laatste dagen erbij gevoegd: gaven die Hij beloofde. God deed het niet omdat Hij het moest, maar omdat Hij het beloofde. En als Hij het beloofde, dan moet Hij het doen; omdat Hij Zijn Woord moet houden.
327 En Hij beloofde u hetzelfde, dat is: "Indien gij zou kunnen geloven, dat het zou gebeuren..." Als u het niet kunt geloven, zal het gewoon niet gebeuren. Nu, ik kan u niet laten geloven, evenmin kunt uzelf maken dat u gelooft. God moet het aan u geven. Het is een gave van God, om te geloven. Niet úw geloof, Góds geloof. Uw intellectuele geloof zou het fijn mogen geloven, maar tenzij het geloof van God diep in uw hart is... Kijk, uw intellectueel geloof kan aanvaarden, om dat te doen. En blijf het slechts geloven met heel uw hart, totdat God het werkelijk aan u openbaart. Ziet u? Blijf het gewoon geloven totdat God het openbaart. Maar totdat Hij het openbaart...
328 U zegt: "Broeder Branham, wat zei u daar?"
329 "Ja meneer!" God zond een profeet naar Hizkia en zei hem: "Gij zult niet van dat bed afkomen, ZO SPREEKT DE HERE; gij zult daar op dat bed sterven." Is dat juist?
330 Maar die koning draaide zijn gezicht naar de muur en riep het uit in bittere tranen en zei: "Here, ik heb nog vijftien jaar meer nodig. Ik smeek U, Heer, mij te horen." Nu, de koning was de grootste man in de wereld, wat politiek betreft; maar de profeet was het in Gods ogen. Dat was Gods koning; maar het was Gods profeet. Dus, God openbaarde aan de profeet om enige... te nemen... te koken... [2 Koningen 20:7. Leeg gedeelte op de band – Vert] Begrijpt u? Begrepen?
331 Dit, opdat u het nu zou mogen begrijpen, omdat ik hier uit de Schrift predikte: "Zoals het was in de dagen van Sodom, zo zal het zijn in het komen van de Zoon des mensen." In de dagen dat de gemeente zal worden geopenbaard? Nee! "In de dagen dat de Zoon des mensen zal worden geopenbaard." Wat betekent geopenbaard? Bekend gemaakt! Is dat juist? Openbaar! De dagen dat de Zoon des mensen zal worden geopenbaard, zal een tijd zijn zoals die van Sodom en Gomorra. Is dat juist?
332 Nu, kijk wat er gebeurde. Ze hadden twee hoofd-boodschappers daarginds in Sodom en Gomorra, omdat er daarginds een stel lauwe Christenen waren. Is dat juist? En ze hadden twee hoofd-boodschappers (nu luister aandachtig), predikend ginds in Sodom en Gomorra. Maar een van hen stond daarbuiten bij Abrahams groep. Is dat juist?
333 Nu kijk! We hebben nooit in heel de geschiedenis van de kerk een algemene boodschapper aan de gemeente gehad wiens naam eindigde op h-a-m, tot nu: G-r-a-h-a-m, wat zes letters zijn: G-r-a-h-a-m. Maar Abrahams naam werd gespeld: A-b-r-a-h-a-m, zeven letters. Ziet u? Dus de algemene kerk, naar het getal van de mens (zes, mensengemaakte organisatie) heeft haar boodschapper al ontvangen. Ze hebben een Sankey, Moody, Finney, Knox, Calvijn, enzovoorts gehad, maar nooit een 'h-a-m'. Is dat juist? Maar ze hebben het gekregen en hij is de boodschapper, gezonden van God en hij beukt die muren zo hard als hij kan: "Ga hieruit! Bekeert u of kom om!"
334 Maar denk aan het uitverkoren, voorbestemde, voorbeschikte verbond. Abraham en zijn groep kregen evenzo een Boodschapper. Kijk wat Hij deed. Hij gaf hun een teken dat de tijd nabij was dat het vuur zou vallen. Wat we nu verwachten is vuur, atoomvuur, de toorn van God.
335 Nu, die Boodschapper deed iets. Hij sprak over een vrouw waar Hij met de rug naar toe stond en vertelde haar dat ze betwijfelde wat Hij zei, vertelde haar haar toestand en wat er zou gebeuren. Is dat juist? Zei Hij, dat de Zoon des mensen zich op dezelfde wijze zou openbaren op die dag? Wel, gelooft u dat het de waarheid is?
Wel, hier staat een vrouw...
336 En in de onzichtbare eenheid van de gemeente, de bruid voor Christus, is die Boodschapper nu hier, welke is Jezus Christus, Dezelfde gisteren, heden en voor immer.
337 Nu, Hij spreekt alleen door Zijn profeten. De Bijbel zegt het zo! "Hij doet nooit iets, of Hij maakt het eerst bekend aan Zijn profeten", Amos 3:7. Hij heeft het altijd gedaan. Hij verandert nooit Zijn patroon. Ziet u? En de profeet kan alleen spreken wat God hem zegt, als hij waarachtig is. Is dat juist? Dat is waar.
338 Gelooft u dat Hij mij zou kunnen vertellen wat er met deze vrouw aan de hand is, voor ik zelfs naar haar kijk? Gelooft u het? Wel, ze lijdt aan kanker. Dat is juist. Het is aan haar borst. Ze heeft een jongen in haar gedachten, hij lijdt aan een soort geestelijke kwaal, zenuwziekte met complicaties. Dat is juist. Gelooft u dat? En dat is waar, is het niet? Gelooft u nu, dat uw geloof dat zei en verankerd heeft, dat u het hebt gekregen, dat u het zult krijgen? Ga dan heen en de Here Jezus zal u gezond maken. Ziet u? Ziet u? Gelooft u? Met heel uw hart?
339 Nu, gelooft u, zonder naar deze vrouw te kijken, dat de Here Jezus mij kan vertellen wat haar kwaal is? Hoevelen geloven dat? Nu, u weet... ik heb zelfs nooit... het enige wat ik zag was alleen een rok. Ik weet het niet, kon niet zeggen of het man of vrouw was; er stond daar eenvoudig iemand. Ik wil dat ze gelooft. Gelooft u, dame? Hier is de patiënt, gelooft u? Steek uw hand op als u gelooft. Indien u gelooft met geheel uw hart, kunt u die baby krijgen waar u God om vraagt. Ziet u? Gelooft u? Hebt u geloof in God? Nu, dat geneest niet, dat maakt alleen bekend. Dat zijn de werken, die het geloof van de tegenwoordigheid van God bekend maken. Zijn Woord dat gemanifesteerd wordt.
340 Deze vrouw wenst ook een groot iets. Het is niet een baby, maar zij wil de doop van de Heilige Geest. Ik zeg u wat u moet doen. Indien u van die sigaretten afkomt, zal God u de doop van de Heilige Geest geven. Ga heen, geloof het. Gelooft u? Hebt u geloof in God?
341 Deze man die hier staat is een man die ik nooit in mijn leven heb gezien. Ik ken hem niet, maar hij lijdt aan iets wat verkeerd is in zijn borst. Hij maakte niet lang geleden een val, waardoor dat werd veroorzaakt. Hij komt hier niet vandaan, hij komt uit Arkansas. Hij is prediker. Ga naar huis en predik het Evangelie. Ziet u? Ziet u? Ziet u? Ik heb de man zijn gezicht nooit gezien.
342 Er staat hier een vrouw, ik ken de vrouw niet, heb haar nooit in mijn leven gezien. God kent haar.
343 Als Hij kan openbaren wat haar probleem is, of iets erover, zou u geloven? U allen? Dit is alleen een werk dat het geloof bekend maakt dat ik heb, om te prediken waarover ik u vanavond heb verteld. Dat is wat God openbaarde en dit zijn de werken die het bewijzen. Nu, u moet geloof hebben om gezond te worden.
344 Deze vrouw hier, ik geloof niet dat ik haar ken. Ja, ik ken haar niet, maar ik ken iemand die zij kent, omdat ik hem hier voor me zie staan. Ze lijdt aan hoofdpijn. Is dat niet juist, dame? Gelooft u dat God u zal genezen? Het is een zuster van Pearry Green. Dat is zo en ik heb haar nooit in mijn leven gezien. Dat is waar. Ik zag Pearry Green hier staan, naar mij kijkend, 't ging zó. Dat is waar. Ik weet niet waar Pearry Green zich bevindt. Gelooft u? Hoeveel gelooft u? Indien gij kunt geloven, zijn alle dingen mogelijk. Indien u niet kunt geloven, kan er niets gebeuren.
345 Die kleine dame met grijs haar die daar zit en hier precies naar me kijkt, gelooft u God? Gelooft u dat God mij kan openbaren wat u daar aan het denken bent? U kreeg een tumor op de borst. Gelooft u dat God het van u af kan nemen? Dat is juist. Heb geloof en geloof. Nu, wat raakte zij aan?
346 De vrouw die de zoom van Zijn kleed aanraakte, de Bijbel zei... U die de Bijbel wilt nemen, Hij zei: "Hij is een Hogepriester Die kan worden aangeraakt door het voelen van onze zwakheden." Is dat niet juist? Hij is die Hogepriester en Hij staat hier precies en nu raken mensen Hem aan.
347 Daar is een kleine, tengere vrouw, ze stak haar hand op, hier zit ze. Ik heb haar nooit in mijn leven gezien, maar ze raakte daarstraks iets aan. Hier is wat het was. Zij is tot God aan het bidden. Ze heeft moeilijkheden in haar borst, ze heeft ook een maagkwaal. God genas u, indien gij het zult geloven. U moet geloven. "Alle dingen zijn mogelijk voor hen die geloven."
348 Daar is een man die helemaal achteraan zit, die deze kant opkijkt (ongeveer de tweede rij, deze kant op gerekend), lijdend aan astma. Gelooft u dat God u zal genezen, meneer? Indien u het gelooft, zal God u gezond maken. U kunt hebben waarom u vraagt, indien u het gelooft.
349 Daar is een vrouw met grijs haar, die hier precies tegenover zit, naar mij kijkend. Als u gelooft, met heel uw hart... Gelooft u het? Goed, die galblaasziekte zal u dan verlaten, als u het gelooft.
350 Wat denkt u erover, ú, die hier ligt op de brancard? Gelooft u dat God u kan genezen? Indien God mij uw kwaal zal vertellen, zult u Hem dan geloven? Indien u zult geloven, zal die kanker u verlaten en u zult naar huis gaan. Waarom staat u niet op en neemt uw bed op en gaat naar huis? Gelooft u? Wilt u allen geloven? Wel, nu, waarom nu niet in ditzelfde ogenblik gedaan? Heeft God dat geloof in uw hart laten vallen? Iedereen hier binnen, steek uw hand op. Als God dat geloof in uw hart heeft laten vallen, leg dan uw handen op elkaar hier, regelrecht de rij langs. Leg uw handen op... Op ditzelfde moment, snel, terwijl de Heilige Geest vaardig is, leg elkaar de handen op. De man is opgestaan, loopt de rij langs, biddend voor anderen.
351 Laat ons op onze voeten gaan staan en God prijzen, iedereen. Het is niet nodig om nog iets verder te gaan. Stel vast wie Jezus Christus is, Dezelfde, gisteren, vandaag en voor eeuwig; u, wat uw aanvechtingen zijn, wat het ook is. Als u Hem gelooft, sta op uw voeten, op ditzelfde moment, en geloof.
352 Almachtige God, de God van Abraham, de God van Izak, de God van Jakob, zend Uw kracht uit en genees deze groep mensen, nu op dit ogenblik, in Jezus Christus' Naam. Amen.
God alleen de eer! God zegene u.