Hoofdstuk 8

Het tijdperk van de gemeente van Filadelfia - Openbaring 3:7-13

Openbaring 3:7-13:

7 En schrijf aan de engel der gemeente, die in Filadelfia is: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel Davids heeft; Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent:

8 Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend.

9 Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des Satans, van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen dat Ik u liefheb.

10 Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.

11 Zie, Ik kom haastig; houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.

12 Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de Naam van de stad Mijns Gods, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwe Naam.

13 Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Filadelfia

Filadelfia lag vijf en zeventig mijl ten zuidwesten van Sardis. Het was op een na de grootste stad in Lydië. De stad was gebouwd op verscheidene heuvelen en de omgeving was een bekende wijnstreek. Op de in omloop zijnde munten waren het hoofd van Bacchus en de beeltenis van Baccante (de priesteres van Bacchus) afgebeeld. De bevolking bestond uit Joden, Christen-Joden en bekeerlingen uit de heidenen. Herhaaldelijk werd de stad geteisterd door aardbevingen, maar zij heeft desalniettemin langer bestaan dan de zeven andere steden die in de Openbaring genoemd worden. In feite bestaat de stad nog steeds onder de Turkse naam Alasehir of Stad Gods.

De beeltenis op de muntstukken wijst erop, dat de god van de stad Bacchus voorstelde. Bacchus nu, is dezelfde god als Ninus of Nimrod. Hij is 'de betreurde', ofschoon de meesten onzer hem zien als een, die met dronkenschap en brasserijen te maken heeft.

Wat werpt dit veel licht op de zaken! Hier is een munt, waarop aan de ene zijde de god en op de andere zijde de priesteres of profetes staat afgebeeld. Werp nu eens een muntstuk omhoog. Doet het er iets toe hoe het neervalt? Neen, het is en blijft hetzelfde muntstuk. Ziedaar de Roomse godsdienst van Jezus en Maria.

Maar dit doet ons niet alleen aan Rome denken. Neen, hier is niet alleen de grote hoer in te zien. In geen geval, want zij werd vanwege haar hoererijen moeder. Haar dochters zijn munten met dezelfde beeldenaar. Aan de ene zijde van de munt hebben zij een verering van Jezus afgebeeld en aan de andere zijde hun priesteres of profetes en zij schrijft haar geloofsbelijdenissen en dogma's en leerstellingen voor, die ze aan de mensen verkoopt als redmiddel, terwijl zij nadrukkelijk beweert dat zij en zij alleen het ware licht heeft.

Hoe opmerkelijk is het feit, dat dit tijdperk gekarakteriseerd wordt door een munt! Want zowel de moeder als de dochters zijn bezig zich een weg naar de hemel te kopen. Geld en niet het bloed is de kostprijs geworden. Zij worden voortgedreven door geld en niet door de Geest. De god van deze wereld (mammon) heeft hun ogen verblind.

Maar met hun handeldrijven met de dood zal het spoedig gedaan zijn, want dit is het tijdperk waarin de Geest het uitroept: "Zie, Ik kom haastig." Amen. Ja, Here Jezus, kom haastig!

Het tijdperk

Het tijdperk van de gemeente van Filadelfia duurde van 1750 tot ongeveer 1906. Dit tijdperk is, overeenkomstig de naam der stad, het tijdperk van de "broederlijke liefde" genoemd; immers het woord "Filadelfia" betekent "broederliefde."

De boodschapper

De boodschapper (engel) aan dit tijdperk was ongetwijfeld John Wesley. John Wesley werd geboren in Epworth op 17 juni 1703. Hij was een der negentien kinderen, die geboren werden uit het huwelijk van Samuel en Susanna Wesley. Zijn vader was predikant in de Engelse Staatskerk. Maar het staat vrijwel vast dat de godsdienstige ommekeer in het leven van John Wesley meer het gevolg was van het voorbeeldige leven zijner moeder, dan van de theologie van zijn vader. John was een uitstekend leerling. Toen hij in Oxford verbleef sloten hij en zijn broer Charles zich aan bij een groepje studenten, die zich geestelijk oefende in de aanbidding, die meer gericht was op het beleven van de waarheid dan op leerstellingen, die als standaard konden dienen. Zij schreven een geestelijke gids van werken, zoals het geven aan de armen, het bezoek aan zieken en gevangenen. Hierdoor kregen zij al gauw de naam "Methodisten" en andere spotnamen. John nu, was voldoende vervuld van zijn visie de godsdienst aan de volkeren van de wereld te verkondigen, dat hij naar Amerika ging (Georgia) met het doel als zendeling onder de Indianen te gaan werken. Toen hij op weg was daar naar toe, bemerkte hij dat vele passagiers op het schip Moraviërs (Hernhutters) waren. Hij kwam diep onder de indruk van hun zachtmoedigheid, vrede en moed die zij onder alle omstandigheden toonden. Zijn arbeid in Georgia werd ondanks zijn zelfverloochening en harde zwoegen een mislukking. Hij ging terug naar Engeland en riep er uit: "Ik ben naar Amerika gegaan met het doel de Indianen te bekeren, maar oh! wie zal mij bekeren?"

Na zijn terugkeer in Londen ontmoette hij opnieuw de Hernhutters. Het was Peter Boehler, die hem de weg des heils toonde. Hij werd wedergeboren tot veel misnoegen en duidelijke toorn van zijn broer Charles, die maar niet kon begrijpen dat zo'n geestelijk mens als John kon zeggen dat hij niet recht voor God gestaan had. Het duurde echter niet lang of ook Charles werd uit genade gered.

Toen begon Wesley het Evangelie te verkondigen in die kerken in Londen waar hij vroeger vrij toegang had; spoedig werd hij er echter uit gezet. Het was ook in deze tijd dat zijn oude vriend George Whitefield hem te hulp kwam, want deze nodigde John uit om hem te komen helpen prediken in de velden waar duizenden aan het luisteren waren naar het Woord. Wesley had in het begin niet veel vertrouwen in het prediken op het open veld, maar toen hij de menigten zag en de werking van het Evangelie in de kracht des Geestes, wijdde hij zich met heel zijn hart aan dit soort prediking.

Het werk kreeg spoedig zulk een omvang, dat hij talrijke leken begon uit te zenden, die het Woord moesten verkondigen. Dit leek wel zeer op Pinksteren, toen de Geest mensen opwekte het Woord met kracht te prediken en te leren, vrijwel direct na die opwekking.

Er ontstond een heftige tegenstand tegen zijn werk maar God was met hem. De werkingen van de Heilige Geest werden op machtige wijze openbaar en dikwijls werden de mensen door de Heilige Geest zo machtig overtuigd, dat hun krachten het begaven en zij op de grond vielen en in grote nood het uitschreeuwden vanwege hun zonden.

Wesley was een bijzonder sterke persoonlijkheid. Hij zegt van zichzelf dat hij zich sinds zijn geboorte niet kon herinneren dat hij zich ooit neerslachtig had gevoeld, al was het ook maar voor een kwartier. Hij sliep niet langer dan zes uur per dag; stond vroeg op en begon vrijwel iedere morgen om vijf uur te prediken, praktisch elke dag in zijn bediening. Hij predikte ongeveer viermaal per dag, zodat hij per jaar een gemiddelde van achthonderd preken bereikte. Hij reisde vele duizenden kilometers evenals zijn rondreizende predikers, die het Evangelie tot in verre streken verspreidden. Wesley reisde zo'n 6.000 kilometer te paard in een jaar.

Hij was een gelovige, die in de kracht van God stond en hij bad voor de zieken met groot geloof en wonderbare resultaten.

Vele van zijn samenkomsten zagen de openbaring van de Geestesgaven.

Wesley was geen voorstander van organisatie. Zijn medewerkers hadden echter een "Verenigde Sociëteit" die uit "een groepje mensen bestond, die de vorm en de kracht der godsvrucht zochten, die verenigd waren met het doel samen te kunnen bidden, het Woord der vermaning in acht te nemen en op elkaar te letten in de liefde, opdat zij elkander zouden helpen hun verlossing te bewerken." De enige voorwaarde voor het toetreden was, dat men behoorde tot diegenen, die een verlangen hadden de komende toorn te ontvlieden en van hun zonden verlost te worden. Naarmate de tijd voortschreed schreven zij een aantal regels voor, die gebruikt werden als zelfdiscipline ten behoeve van hun eigen zielen. Wesley onderkende, dat na zijn dood de beweging tot een organisatie zou kunnen uitgroeien en dat de Geest Gods hen zou achterlaten in dode vormen. Hij merkte eens op, dat hij er niet bang voor was dat de naam "Methodist" de aarde zou verlaten, maar dat hij vreesde dat de Geest Zijn vlucht zou nemen.

Gedurende zijn gehele leven heeft hij geweldige rijkdommen kunnen bemachtigen; maar hij deed het niet. Zijn favoriete spreuk over het onderwerp geld was altijd: "Verkrijg zoveel je kunt, spaar zoveel je kunt en geef zoveel je kunt." Wat vreemd zou het voor Wesley zijn, als hij terug zou keren en de denominatie zou zien, die tegenwoordig de naam Methodist draagt. Zij is rijk, geweldig rijk. Maar het leven en de kracht, die John Wesley bezat vindt men er niet meer.

Tevens dient vermeld te worden dat Wesley nimmer het verlangen heeft gekend, een werk op te bouwen op kerkelijke of sektarische grondslag. Ofschoon hij een Arminiaan was in zijn geloofsovertuiging wilde hij zich niet afscheiden van de broeders op grond van leerstellingen. Hij was een goed kandidaat voor Jakobus: hij baseerde zijn eeuwig leven op geloof en werken, of op "het naleven van het leven", liever dan louter op het aannemen van een belijdenis of een leerstellige bewering.

John Wesley stierf op achtentachtigjarige leeftijd en had God gediend zoals maar weinigen het in hun leven zouden kunnen denken te verwezenlijken.

De aanhef

Openbaring 3:7:

En schrijf aan de engel der gemeente, die in Filadelfia is: Dit zegt de Heilige, de Waarachtige, Die de sleutel Davids heeft; Die opent en niemand sluit, en Hij sluit en niemand opent.

O, wat schitterend zijn deze woorden! Zelfs de klank is majestueus. Wat is het aangrijpend als we bedenken, dat al deze eigenschappen aan één Persoon kunnen worden toegeschreven. Wie toch zou zulke dingen van Zichzelf kunnen zeggen dan Jezus alleen? Hij, Die de Here der Heerlijkheid is. Ik geloof, dat de sleutel tot de uitleg van elk van deze wonderbare beschrijvende zinnen te vinden is in vers 9. "Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des Satans, van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen dat Ik u liefheb." Ik zeg dat dit de sleutel is, omdat het gaat over de Joden, die zich altijd de kinderen Gods genoemd hebben en daarbij alle anderen buitensloten. Zij kruisigden en doodden onze Here Jezus Christus. Hun vreselijke daad bracht eeuwenlang hun eigen bloed op hun eigen hoofd. Dit alles omdat zij Jezus als hun Messias weigerden te aanvaarden, terwijl Hij dit toch was. Voor hen was Hij echter niet de Beloofde, of de Zoon van David. Zij meenden dat Hij Beëlzebub was, een of andere onrechtvaardige, alleen maar geschikt voor de verdelging. Maar dit was Hij niet. Hij was inderdaad Immanuël, God geopenbaard in het vlees. Hij was waarlijk de Messias. Voorwaar, Hij was inderdaad Diegene zoals Hij nu van Zichzelve getuigt; DEZELFDE JEZUS – Jezus Christus, Dezelfde, gisteren en heden en tot in alle eeuwigheid. Die Heilige, temidden van de kandelaren, is Dezelfde Jezus als Die wandelde aan de oever van het meer van Galilea, Die de zieken genas, en doden opwekte, en Die ondanks onweerlegbaar bewijs gekruisigd en gedood werd. Maar Hij stond weder op en is gezeten aan de rechterhand van de Majesteit in de hoge.

De Joden noemden Hem toen niet heilig. Ook thans noemen zij Hem niet de Heilige. Maar nochtans is Hij de HEILIGE. Psalm 16:10: "Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat UW HEILIGE de verderving ziet."

Zij (de Joden) zochten hun gerechtigheid in de wet en schoten dan ook volkomen tekort, want door de wet kan geen vlees gerechtvaardigd worden. Door de wet kan niemand geheiligd worden. Heiliging is van de Here. I Korinthe 1:30: "Uit HEM zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing." II Korinthe 5:21b: "Opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem." Het was Christus of omkomen, en zij kwamen om, want zij wezen Hem af.

En de mensen uit dat tijdperk maakten dezelfde fout als die van thans. Zoals de Joden toevlucht zochten in de aanbiddingsvorm van de synagoge, zo zochten zij hier in het tijdperk van Filadelfia hun toevlucht in hun kerk. Niet het toetreden tot een kerk is van belang. Het leven in Christus is van belang. "En dit is het getuigenis, namelijk dat God ons het eeuwige leven heeft gegeven en dit leven is in Zijn Zoon. Wie de Zoon heeft, heeft het leven; wie de Zoon Gods niet heeft, die heeft het leven niet." De mens wordt geheiligd door de Geest. Het is de Geest van heiliging, Die Jezus uit de doden heeft doen opstaan, Die in ons woont en ons heiligt door Zijn heiligheid.

Daar staat Hij, de HEILIGE. En wij zullen met Hem staan, gekleed in Zijn gerechtigheid, heilig met Zijn heiligheid.

Wel, dit tijdperk is het zesde tijdperk. In de ogen van God nadert de tijd zijn einde. Hij zal spoedig wederkomen. Spoedig zal de roep dat Hij wederkomt uitgaan en het zal klinken: "Die onrecht doet, dat hij nog onrecht doe; en die vuil is, dat hij nog vuil worde; en die rechtvaardig is, dat hij nog gerechtvaardigd worde; en die heilig is, dat hij nog geheiligd worde." Openbaring 22:11.

O, ik ben zo blij dat mijn heiliging niet is uit mijzelf; ik ben blij dat ik in Christus ben, met al Zijn wonderbare eigenschappen van gerechtigheid, die mij deelachtig geworden zijn, ja, die mij zijn toebedeeld. Geprezen zij God voor eeuwig!

"Dit zegt de Heilige, de Waarachtige." Dit woord "waarachtig" is een wonderbaar woord. Het betekent niet waarachtig in de zin van het tegenovergestelde van vals. Het spreekt volkomen werkelijkheid uit van een gedachte in tegenstelling tot gedeeltelijke werkelijkheid. Wij herinneren u bijvoorbeeld aan wat Jezus zeide in Johannes 6:32: "Mozes heeft u niet gegeven het brood uit de hemel; maar Mijn Vader geeft u dat ware Brood uit de hemel." Johannes 15:1: "Ik ben de ware Wijnstok." Hebreeën 9:24: "Want Christus is niet ingegaan in het heiligdom, dat met handen gemaakt is, wat is een tegenbeeld van het ware, maar in de hemel zelf om nu te verschijnen voor het aangezicht van God voor ons." I Johannes 2:8: "Want de duisternis gaat voorbij, en het waarachtige licht schijnt nu."

Daar dit woord werkelijk volkomen werkelijkheid uitdrukt als tegenbeeld van gedeeltelijke werkelijkheid, zoals in deze verzen naar voren komt, kunnen we nu beter dan ooit zien wat antitype versus type inhoudt en realiteit versus afschaduwing. Neem als voorbeeld het manna dat uit de hemel kwam. God zond "brood der engelen" uit de hemel voor Israël. Maar dat brood voldeed niet. Het was slechts goed voor een dag. Zij, die er van aten, kregen de volgende dag weer honger. Indien het bleef liggen, bedierf het. Maar Jezus is het WARE Brood dat uit de hemel is nedergedaald, waarvan het manna slechts een type (afbeelding) was. En als iemand van dat BROOD (Jezus), dat uit de hemel is nedergedaald, eet, dan zal hij nimmermeer hongeren. Hij hoeft niet opnieuw te komen eten. Op het moment dat hij ervan at, had hij het eeuwige leven. Hier is inderdaad WERKELIJKHEID. Er is niet langer behoefte aan een schaduwbeeld. Geen behoefte aan gedeeltelijke verlossing. Hier heeft u de VOLHEID. Evenals Jezus niet een deel van God is. HIJ IS GOD.

Niemand kan ontkennen dat Israël licht had. Zij waren het enige volk, dat als natie licht bezat. Toen het in Egypte zo donker was, dat de duisternis bijna tastbaar was, was het in de huizen der Israëlieten licht. Maar nu is het ware licht gekomen. Jezus is het Licht der wereld. Mozes en de profeten brachten het licht door het Woord, dat op de Messias betrekking had, te verkondigen. Israël had dus licht. Maar nu is de Vervulling van het licht gekomen, en het Woord dat eertijds nog slechts gloeide, is thans doorgebroken in de schittering van God, die onder Zijn volk wordt gemanifesteerd. Zoals de vuurkolom des nachts licht gaf – en dat was wonderbaar – werd nu het leven en het licht in de volheid van de Godheid lichamelijk geopenbaard.

Het was in Israël gewoonte een jonge stier te slachten op het altaar voor de verzoening der zonden. Een jaar lang waren de zonden van de schuldige bedekt. Maar die bedekking kon het verlangen tot zondigen niet wegnemen. Het was geen volmaakt offer. Het was een voorafschaduwing, totdat het ware offer zou komen. Ieder jaar offerde men weer opnieuw en ieder jaar kwam men weer terug, omdat hij nog steeds hetzelfde verlangen tot zondigen had. Het leven van het dier bracht een verzoening voor zijn zonden teweeg, maar aangezien het bloed van een dier was, dat vergoten werd en leven van een dier dat gegeven werd kon dit niet terugkomen op de mens. Als het teruggekomen was, dan zou het toch niet gebaat hebben. Maar toen Christus, de volmaakte Plaatsvervanger gegeven werd en Zijn bloed vergoten werd, toen kwam het leven dat in Christus was terug op de zich bekerende zondaar; en dat leven was het volmaakte leven van Christus, zonder zonde en rechtvaardig. Toen kon de schuldige vrijuit gaan, want hij had geen verlangen tot zondigen. Het leven van Jezus was op hem gekomen. Dat wordt bedoeld in Romeinen 8:2: "De wet van de Geest des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods."

Maar de Joden, die in de tijd van Jezus' rondwandeling leefden, wilden dat offer niet aannemen. Het bloed van bokken en stieren bracht niets volmaakts tot stand. Het was eens de door God ingestelde richtlijn. Maar nu Christus in het vlees verschenen is en door Zijn eigen bloed de zonde heeft weggedaan heeft Hij door Zijn offer ons vervolmaakt. De Joden wilden dat niet aannemen. Maar hoe staat het met het tijdperk van Filadelfia en de andere tijdperken? Hebben zij werkelijk deze waarheid in Christus aanvaard? Neen, zelfs toen Luther de waarheid van de rechtvaardiging door het geloof naar voren bracht, bleven de Roomse kerk en haar oosterse tegenhanger, de Grieks-Orthodoxe kerk, aan werken vasthouden. Werken zijn op zichzelf goed, maar zij zullen u niet redden. Zij maken u niet volmaakt. Het is of Christus, of verloren gaan. Het is zelfs niet Christus EN werken. Het is Christus alleen. Met dit tijdperk begint de tijd waarin de mensen niet meer geloven in Christus als WERKELIJKHEID; de tijd van het Arminianisme. Het zingt niet "NIETS DAN HET BLOED," maar: "Niets dan het bloed EN mijn eigen gedrag." Ik heb niets tegen een goed gedrag. Als u gered bent zult u de rechtvaardigheid doen. Wij hebben het daarover reeds gehad. Maar laat ik u dit zeggen: redding is NIET Jezus PLUS IETS; het is Jezus ALLEEN. DE VERLOSSING IS DES HEREN. Van begin tot het eind, het is alles God. Laat Zijn leven in mij zijn. Laat het Zijn bloed zijn, dat mij reinigt. Laat het Zijn Geest zijn, Die mij vervult. Laat het Zijn Woord zijn, dat in mijn hart leeft en op mijn lippen ligt. Laten het Zijn striemen zijn, Die mij genezen. Laat het Jezus zijn en niemand anders dan Jezus alleen. Niet uit werken der gerechtigheid, die ik gedaan heb; o neen, Christus is mijn leven. Amen.

Ik gevoel dat ik zo door zou kunnen gaan met deze waarheden, maar ik wil u nog een gedachte doorgeven. Ik bedoel dat prachtige vers dat door A.B. Simpson werd geschreven.

Vroeger was 't de zegen, nu is het de Heer;

Vroeger zien en voelen, nu geloof niets meer.

Vroeger was 't de gave, nu de Gever 't meest;

Vroeger de genezing; nu Hij, Die geneest.

Christus AL in alles,

Hij alleen, daar wil ik heen

Enig alles: Jezus;

Jezus, Hij alleen.

Niets in dit leven schenkt voldoening, ook al schijnt het zo, hoe goed en fijn het misschien ook lijkt, maar u zult het eindresultaat van de volmaking in Christus vinden. Alles zinkt in het niet in vergelijking met Hem.

"Hij, Die de sleutel Davids heeft." Dit prachtige vers volgt op en komt uit het voorgaande vers, "De Waarachtige". Christus, de volmaakte werkelijkheid, in tegenstelling tot gedeeltelijke werkelijkheid. Hier hebt u het. Mozes was een profeet Gods, maar Jezus (gelijk aan Mozes) was DE profeet Gods. David (een man naar Gods hart) was koning over Israël, maar Jezus is de grotere David, Koning der Koningen en Here der Heren, God, waarlijk God. David was geboren uit de stam Juda, waaruit geen priesters kwamen; nochtans at hij de toonbroden, die uitsluitend voor de priesters bestemd waren. Hij was een groot strijder, en overwon de vijand, hij richtte zijn volk en zat als koning op de troon. Hij was een profeet. Hij was een prachtig type van Christus. Jesaja 22:22 zegt: "En Ik zal de sleutel van het huis van David op Zijn schouder leggen; en Hij zal opendoen, en niemand zal sluiten, en Hij zal sluiten, en niemand zal opendoen." De Geest gebruikt deze verwijzing in het Oude Testament naar de Here Jezus Christus en Zijn bediening in de gemeente. De sleutel Davids was toen slechts een vage betekenis van wat in Jezus Christus – staande temidden van kandelaren – vervuld is. Het heeft betrekking op onze Here NA Zijn opstanding en niet op Zijn rondwandeling op aarde. Maar wat is de betekenis van de sleutel? Het antwoord ligt verborgen in de POSITIE van de sleutel. Hij is NIET in Zijn hand. Hij draagt hem niet om zijn nek. Hij is niet in de handen van anderen gelegd, anders zou het vers niet gezegd hebben dat ALLEEN HIJ DE SLEUTEL KAN GEBRUIKEN – WANT ALLEEN HIJ OPENT EN SLUIT, EN NIEMAND heeft het recht dan Jezus alleen, nietwaar? Maar waar is dan de sleutel? Hij is OP ZIJN SCHOUDER. Maar wat heeft de SCHOUDER er dan mee te maken? Lees Jesaja 9:5: "...en de heerschappij is op Zijn schouder." Wat betekent dat? Dit is het antwoord. De zinsnede "heerschappij op Zijn schouder", vindt zijn oorsprong in de huwelijksceremonie van het Oosten. Wanneer de bruid aan de bruidegom wordt toevertrouwd, neemt zij haar sluier af en legt deze over de schouder van de bruidegom, hetgeen wil zeggen, dat zij niet alleen onder zijn heerschappij is – dat zij haar rechten aan hem heeft overgedragen – dat hij het hoofd is – maar ook dat hij de verantwoordelijkheid en de zorg heeft en dat ALLEEN HIJ – EN NIEMAND ANDERS – GEEN ANDERE MAN – GEEN ANDERE KRACHT – ENIG RECHT OF VERANTWOORDELIJKHEID HEEFT. En dat nu, geliefden, is de sleutel Davids. God, Die soeverein is, wist, door Goddelijke beschikking, wie in de bruid zouden zijn. Hij koos haar uit. Zij koos Hem niet uit. Hij riep haar. Zij kwam niet uit haarzelf. Hij stierf voor haar. Hij waste haar in Zijn eigen bloed. Hij betaalde de prijs voor haar. Zij behoort Hem en Hem alleen toe. Zij is Hem gans toegewijd en Hij aanvaardt de verplichting. Hij is haar hoofd, want Christus is het hoofd van de gemeente. Zoals Sara Abraham haar heer noemde, zo is de bruid gelukkig, dat Hij haar Here is. Hij spreekt en zij gehoorzaamt, want daarin schept zij behagen.

Maar hebben de mensen eigenlijk wel acht geslagen op deze waarheid? Hebben zij Zijn Persoon waardig geacht, Die alleen de volledige soevereiniteit heeft over Zijn gemeente? NEEN, zeg ik u! Want in ieder tijdperk is de gemeente overheerst door een priesterschap – een apostolische successie – die de genade-deur toesloot voor wie zij wilden, en in plaats van de liefde en verantwoordelijkheid van de gemeente op zich te nemen hebben zij, vervuld van begeerte, haar beroofd en haar vernietigd. De geestelijkheid leefde in overvloed, terwijl de arme gemeente met de overblijfselen genoegen moest nemen. Niet één tijdperk heeft anders gehandeld. Elk bond zich samen tot een organisatie en legde heerschappij op mensen en bond de gemeente aan die heerschappij. Als het volk het waagde hier tegen in te gaan, werd het wreed onderdrukt of uitgestoten. Iedere denominatie heeft dezelfde geest. Iedere denominatie zweert, dat zij de sleutel heeft om de kerk te besturen. Iedere denominatie beweert, dat zij de deur opent. Maar dat is niet juist. Het is Jezus en Jezus alleen. Hij plaatst de leden in het lichaam. Hij bekrachtigt haar met bedieningen. Hij geeft haar gaven om mee te werken. Hij zorgt voor haar en leidt haar. Zij is Zijn enig bezit en Hij bezit niemand anders dan haar alleen.

Wat staat dit gemeente tijdperk – waarin we nu leven – ver af van de werkelijkheid. En op zekere dag zullen deze lieden, die nu voorgeven, dat zij voor de gemeente spreken, opgaan in de oecumenische beweging, teneinde een levende antichrist te plaatsen aan het hoofd van hun organisatie, die de Here afzet en wij zullen Hem (Christus) buiten de gemeente aantreffen en Hem horen zeggen: "Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij." Openbaring 3:20.

Maar laat ik hier dit zeggen. Onze Heer is niet verslagen. De mensen zijn het, die beweren dat zij de deur naar God openen en sluiten, maar zij zijn leugenaars. "Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen." En Hij zal NIEMAND verliezen die tot Hem komt. Johannes 6:37–39. En als dat laatste uitverkoren lid van het lichaam van Christus binnenkomt, zal onze God verschijnen.

De sleutel Davids. Was David niet de koning over Israël – geheel Israël? En is Jezus niet de Zoon Davids, zittende op de troon van David in het Duizendjarig Rijk en zal Hij niet regeren en heersen over Zijn erfdeel? Zeker, dat zal Hij. De sleutel Davids stelt dus voor, dat Jezus het Duizendjarig Rijk inluidt. Hij, Die de sleutel van hel en dodenrijk heeft zal de Zijnen oprichten om met Hem te heersen in gerechtigheid op aarde.

Wat wonderbaar dat onze Heer alle antwoorden heeft. Waarlijk, door in Hem te zijn zijn wij erfgenamen van hetgeen Hij voor ons gekocht heeft.

Ja, daar staat Hij, de Here der Heerlijkheid. Eens als de Vader, was Hij omringd door de engelen, de aartsengelen, de cherubijnen en serafijnen en al de hemelse legerscharen, die uitriepen: "Heilig, heilig, heilig, is de Here der Heerscharen." Zijn heiligheid was zo geweldig dat niemand tot Hem kon naderen. Maar thans zien wij Hem in de gemeente, terwijl Hij Zijn gerechtigheid met ons deelt, totdat wij in Hem niets minder dan gerechtigheid Gods geworden zijn. Daar staat Hij: "Jezus, de Volmaakte Alles", – de Lelie der Valleien, de Blinkende Morgenster, de Liefste onder Tienduizend, de Alfa en de Oméga, de Wortel Davids, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, de Alles in Allen. Jesaja 9:5: "Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der Eeuwigheid, Vredevorst." In Hem wordt alles volkomen vervuld. Ofschoon wij Hem niet eens geacht hebben, nu hebben wij Hem lief met onuitsprekelijke vreugde en blijdschap. Hij staat in het midden van Zijn gemeente en wij zullen Zijn lof zingen, want Hij, de Grote Overwinnaar, is het hoofd van de gemeente, de bruid. Hij heeft die bruid gekocht. Hij heeft haar in bezit. Zij is van Hem en behoort Hem toe en Hij zorgt voor haar. Hij is onze koning en wij zijn Zijn koninkrijk. Zijn eeuwig eigendom.

U zult zich herinneren, dat ik in het begin van vers 7 zei, dat vers 9 ons zou helpen vers 7 te verstaan. Ik hoop, dat u begrepen hebt wat ik bedoelde. Jezus toont Zich hier als de Heilige, de Waarachtige (of de werkelijkheid), Die de sleutel Davids heeft, Die opent en sluit. En dat is volkomen juist. Deze verzen geven een volmaakte beschrijving van Hem. Maar de Joden verwierpen Hem eenmaal met alles wat Hij was. Zij verwierpen hun Redder en alles wat Hij voor hen betekende. En de naamchristenen hebben precies hetzelfde gedaan. Zij hebben precies hetzelfde gedaan als de Joden. De Joden kruisigden Hem en keerden zich toen tegen de ware gelovigen. De naamchristenen hebben Hem opnieuw gekruisigd en zij hebben zich gewend tot de ware gemeente om haar te verdelgen. Maar God is waarachtig, en Hij, Die boven allen is, zal nochtans terugkeren. En dan zal Hij laten zien wie de enige Heerser is. En als Hij Zich voor de wereld vertoont, en de gehele wereld aan Zijn voeten buigt, zal de gehele wereld op die tijd aan de voeten der heiligen buigen en daarmee aantonen dat zij het bij het rechte eind hadden, toen zij stand hielden als de Zijnen. Geprezen zij God voor eeuwig.

Het tijdperk van de open deur

Openbaring 3:8:

Ik weet uw werken; zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten; want gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend.

Het eerste gedeelte van dit vers: "Ik weet uw werken", wordt geanalyseerd in het verdere deel van dit vers, want hun werken hadden te maken met "de open deur", "kleine kracht", "het Woord en de Naam".

Om de rijkdom van de betekenis te begrijpen, die verscholen is in de zin: "Zie, Ik heb een geopende deur voor u gegeven, en niemand kan die sluiten", moeten wij nu in onze herinnering naar voren roepen, wat over ieder opeenvolgend tijdperk gezegd wordt. Er is eerder sprake van overlapping, of een geleidelijke overgang, dan van een abrupt einde en een nieuw begin. Dit tijdperk vloeit in het bijzonder over in het laatste. En niet alleen vloeit dit tijdperk over in het laatste, maar het laatste is ook in vele opzichten een voortzetting van het zesde tijdperk. Het zevende tijdperk (een bijzonder kort tijdperk) vergadert in zichzelf voor één groot werk al het kwade uit elk tijdperk en tegelijkertijd toch ook al de werkelijkheid van Pinksteren. Als het tijdperk van Filadelfia eenmaal ten einde is gekomen, vangt daarna snel het Laodicéa tijdperk aan, dat zowel de tarwe als het onkruid rijp maakt voor de oogst: "Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in bossen, om het te verbranden; maar brengt de tarwe samen in Mijn schuur." Matthéüs 13:30b. Maar denk er alstublieft aan dat met het tijdperk van Sardis de reformatie begon, die nog steeds door moet gaan totdat het graan, dat geplant was op Pinksteren, het hele proces van het planten, begieten, voeden enzovoort, doormaakt; totdat het regelrecht terugkomt tot het oorspronkelijke zaad. Terwijl dit doorgaat zal het onkruid dat gezaaid was deze cyclus doormaken en geoogst worden. Dit is nu precies, wat wij zien gebeuren. Denkt u maar eens aan de jaargetijden. U kunt hier een zeer goede afschaduwing zien. De plant, die in de zomer in volle bloei te zien is, gaat plotseling zaad geven. U kunt niet precies zeggen wanneer de zomer herfst werd; hij ging er in over. Zo is het ook met de tijdperken, en wel in het bijzonder met de laatste twee.

Jezus zegt juist in dit tijdperk: "Zie, Ik kom HAASTIG." (vers 11). Het laatste tijdperk moet dus van zeer korte duur zijn. Laodicéa is de eeuw van het "vlugge werk". Het wordt verkort.

Nu zullen wij het in het bijzonder hebben over de OPEN DEUR, die niemand sluit. Allereerst wil ik wat uitweiden over de open deur zoals deze het beeld is van de geweldige zendingsijver van dat tijdperk. Paulus noemde een nieuwe zendings inspanning "een open deur" voor de Here. II Korinthe 2:12: "Voorts, toen ik te Troas kwam, om het Evangelie van Christus te prediken, en toen mij een deur geopend was in de Here..." Door de Schriftplaatsen met elkaar te vergelijken kunnen wij dus zien dat deze open deur de grootste verspreiding van het Evangelie betekent, die de wereld ooit heeft aanschouwd.

Ik wil, dat u hier iets gaat zien. God werkt met het getal drie, nietwaar? In het derde tijdperk, dat van Pergamus, heeft de kerk zich verbonden met de staat. De werken der Nikolaïeten werden tot de "leer der Nikolaïeten". Dat tijdperk was de OPEN DEUR voor de valse wijnstok. Toen zij eenmaal geruggesteund werd door de staat, groeide zij uit tot een waar wereldsysteem, alhoewel zij nog wel de naam Christen droeg. De leer verspreidde zich als vuur. Maar thans, drie tijdperken verder, komt na een harde, lange strijd om het geloof, de OPEN DEUR voor de waarheid. Nu zal Gods Woord ingang vinden: natuurlijk heeft het vijfde tijdperk de stoot tot deze machtige beweging gegeven, aangezien dat tijdperk ons ontdekkingen, koloniën en gedrukte boeken gaf.

Het zou geweldig mooi geweest zijn als deze "open deur" de Goddelijke richtlijn van Pinksteren had gevolgd als vermeld in Hebreeën 2:1–4: "Daarom moeten wij ons te meer houden aan hetgeen van ons gehoord is, opdat wij niet te eniger tijd doorvloeien. Want indien het Woord, door de engelen gesproken, vast is geweest, en alle overtreding en ongehoorzaamheid rechtvaardige vergelding ontvangen heeft; hoe zullen wij ontvlieden, indien wij op zo grote zaligheid geen acht nemen? Welke begonnen zijnde verkondigd te worden door de Here, aan ons bevestigd is geworden door degenen, die Hem gehoord hebben; God bovendien medegetuigende door tekenen, en wonderen, en menigerlei krachten, en bedelingen van de Heilige Geest, naar Zijn wil." U weet dat dit de te volgen richtlijn is, want dat heeft Jezus Zelf gezegd. Markus 16:15–20: "En Hij zeide tot hen: Gaat heen in de gehele wereld, predikt het Evangelie aan alle creaturen. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden. En hen, die geloofd zullen hebben, zullen deze tekenen volgen: in Mijn Naam zullen zij duivelen uitwerpen; met nieuwe tongen zullen zij spreken. Slangen zullen zij opnemen; en al is het, dat zij iets dodelijks zullen drinken, dat zal hun niet schaden; op kranken zullen zij de handen leggen, en zij zullen gezond worden. De Here dan, nadat Hij tot hen gesproken had, is opgenomen in de hemel, en is gezeten aan de rechterhand Gods. En zij uitgegaan zijnde, predikten overal, en de Here werkte mee, en bevestigde het Woord door tekenen, die daarop volgden. Amen."

Hij heeft hun nooit gezegd heen te gaan in de ganse wereld en Bijbelscholen te stichten; ook zei Hij niet tegen hen traktaten uit te delen. Wel zijn deze dingen goed, maar Jezus zei hun: "GIJ ZULT HET EVANGELIE PREDIKEN." Houdt u aan het WOORD, en dan zullen de tekenen volgen. De wijze waarop het Koninkrijk Gods gepredikt moet worden, wordt het eerst geïntroduceerd toen de twaalf werden uitgezonden. In Matthéüs 10:1–8 zond Hij hen met de volgende boodschap uit: "En Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de onreine geesten, om deze uit te werpen, en om alle ziekte en alle kwaal te genezen. De namen nu van de twaalf apostelen zijn deze: de eerste, Simon, genaamd Petrus, en Andreas, zijn broeder; Jakobus, de zoon van Zebedéüs, en Johannes, zijn broeder; Filippus en Bartholoméüs; Thomas en Matthéüs, de tollenaar; Jakobus, de zoon van Alféüs, en Lebbéüs, toegenaamd Thaddéüs; Simon Kananites, en Judas Iskariot, die Hem ook verraden heeft. Deze twaalf heeft Jezus uitgezonden en hun bevel gegeven, zeggende: Gij zult niet heengaan op de weg der heidenen, en gij zult niet ingaan in enige stad der Samaritanen. Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls. En heengaande predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Geneest de kranken; reinigt de melaatsen; wekt de doden op; werpt de duivelen uit. Gij hebt het om niet ontvangen, geeft het om niet." Deze bediening, die Hij hun gaf, was in feite het aan hen mededelen van Zijn eigen bediening, want in Matthéüs 9:35–38 staat: "En Jezus ging al de steden en vlekken rond, lerende in hun synagogen, en predikende het Evangelie van het Koninkrijk, en genezende alle ziekte en alle kwaal onder het volk. En Hij, de scharen ziende, werd innerlijk met ontferming bewogen over hen, omdat zij vermoeid en verstrooid waren, gelijk schapen, die geen herder hebben. Toen zeide Hij tot Zijn discipelen: De oogst is wel groot; maar de arbeiders zijn weinige. Bidt dan de Here van de oogst dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzende."

Velen hebben nu het idee, dat alleen de apostelen deze bediening, die hun door Jezus verleend is, hadden, en dat deze dus eindigde toen ZIJ stierven. Dat is niet waar. In Lukas 10:1–9 kunnen wij vinden dat Hij reeds tijdens Zijn rondwandeling op aarde begonnen was bedieningen te geven aan de Zijnen. "En na dezen stelde de Here nog andere zeventig, en zond hen heen voor Zijn aangezicht, twee en twee, in iedere stad en plaats, waar Hij komen zou. Hij zeide dan tot hen: De oogst is wel groot, maar de arbeiders zijn weinige; daarom, bidt de Here des oogstes, dat Hij arbeiders in Zijn oogst uitzende. Gaat heen; ziet, Ik zend u als lammeren in het midden der wolven. Draagt geen buidel, noch reiszak, noch schoenen; en groet niemand op de weg. En in wat huis gij zult ingaan, zegt eerst: Vrede zij dezen huize! En indien aldaar een zoon des vredes is, zo zal uw vrede op hem rusten; maar indien niet, zo zal uw vrede tot u wederkeren. En blijft in dat huis, etende en drinkende, wat door hen voorgezet wordt; want de arbeider is zijn loon waardig; gaat niet over van het ene huis in het andere huis. En in wat stad gij zult ingaan, en zij u ontvangen, eet wat u voorgezet wordt. En geneest de kranken, die daarin zijn, en zegt tot hen: Het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen." Wie zou de machtige bediening van Filippus durven ontkennen? En wie zou de machtige bedieningen van Irenaeüs, Martinus, Columbia, Patricius en ontelbare anderen, op wie de zalving van God rustte, durven loochenen?

Ja, de Bijbelse weg is de ware weg van de open deur. En ik wil hier mijn eigen getuigenis aan toevoegen. De reden dat ik dat moet doen, is dat ik slechts met zekerheid kan spreken over wat God in mijn leven gedaan heeft. Indien u mij hier dus een persoonlijke aantekening wilt veroorloven zal ik u vertellen, waarom ik met zekerheid weet, dat Jezus Dezelfde is gisteren, heden en tot in alle eeuwigheid en dat de kracht Gods nog steeds te verkrijgen is voor een ieder, die gelooft en haar wil ontvangen.

Tijdens mijn zendingsreis naar Zuid Afrika zegende God zo geweldig, dat toen ik naar Durban kwam, de enige plaats die groot genoeg was om de menigte te herbergen, het grote terrein voor de paardenrennen was, dat op een na het grootste ter wereld is. Er waren meer dan 100.000 mensen. Om de orde te handhaven moest men hekken opzetten om de onderscheidene stammen gescheiden te houden. Honderden politie-agenten waren op de been om de menigte rustig te houden. Deze hongerige zielen hadden mijlen ver gereisd. Een koningin van Rhodesië was gekomen met een trein van 27 wagons, waarin Afrikanen zaten. Zij kwamen van over de velden en de heuvelen en velen droegen op hun rug een geliefde met zich, die hulpbehoevend was. Het gehele land werd in beweging gebracht door de machtige werken, die door de Heilige Geest werden verricht.

Toen ik op een avond met de bediening begon, kwam een van de duizenden Mohammedanen op het podium. Toen zij daar voor mij stond begon een zendeling die onder de Mohammedanen werkte, zachtjes tot de Here te bidden: "O, voor deze kostbare ziel, o, voor deze kostbare ziel." Hij was reeds jaren daar geweest en volgens zijn eigen getuigenis, had hij slechts één Mohammedaan Jezus Christus zien aanvaarden als Zijn Zaligmaker. Van oorsprong zijn zij afkomstig uit Medo-Perzië, alwaar de wetten niet veranderen. Het is zo moeilijk hen te winnen. Het lijkt wel alsof "eens een Mohammedaan, altijd een Mohammedaan" een wet onder hen is. Toen ik tot haar begon te spreken en via de vertolkers tot al deze duizenden, zei ik: "Hebben de zendelingen u niet verteld over JEZUS, Die gekomen is om u te redden?" U had de mensen elkaar moeten zien aanstaren toen ik dat zei. Toen zij bevestigend antwoordden, ging ik verder en zei: "Hebben deze zendelingen ook uit dit boek gelezen (ik hield mijn Bijbel omhoog zodat men hem kon zien), dat Jezus een wonderbare Heelmeester is en dat Hij in Zijn kinderen door de eeuwen heen zou leven totdat Hij zou wederkomen om hen tot Zich te nemen? Hebben zij u verteld dat zij door dezelfde Geest in hen, die ook in Jezus was in staat zijn dezelfde machtige tekenen te doen, die Jezus deed? Hebben zij u verteld, dat u, behalve dat u gered kunt worden ook genezing kunt ontvangen? Hoevelen van u zouden deze zelfde Jezus willen zien nederdalen en onder ons komen en dezelfde dingen doen als toen Hij lang geleden hier op aarde rondwandelde?" Allen wilden het. Allen waren het daarover eens.

Toen ging ik verder: "Indien Jezus door Zijn Geest dat wil doen wat Hij hier op aarde deed, wilt u dan Zijn Woord aannemen?" En hier stond die Mohammedaanse vrouw voor mij. De Geest begon in mij te werken.

Ik zei tegen haar: "U weet, dat ik u niet ken. Zelfs kan ik uw taal niet spreken." Zij knikte. Ik zei: "U weet dat wat uw genezing betreft, ik dat niet kan. Maar u hebt vanmiddag de boodschap gehoord en mij begrepen." Haar Indische vertaler antwoordde voor haar dat zij het begrepen had, want zij had het Nieuwe Testament gelezen.

De Mohammedanen zijn afstammelingen van Abraham. Zij geloven in één God. Maar zij verwerpen Jezus als de Zoon van God. Zij nemen Mohammed in de plaats van Jezus en beschouwen hem als Zijn profeet. Zij zeggen, dat Jezus nooit gestorven en opgewekt is. Dat wordt hun door hun priesters geleerd en zij geloven het.

Ik zei: "Jezus stierf en stond op uit de doden. Hij zond Zijn Geest terug op de gemeente. Die Geest, Die op Hem rustte is dezelfde Geest in de gemeente nu en zij kan en zal voortbrengen wat Jezus heeft voortgebracht. Hij zei in Johannes 5:19: 'De Zoon kan niets van Zichzelf doen, tenzij Hij de Vader dat ziet doen; want zo wat Die doet, dat doet ook de Zoon desgelijks.' Welnu, indien Jezus zal komen en mij openbaart wat uw moeilijkheden zijn of de reden waarvoor u hier bent – indien Hij mij kan zeggen wat uw verleden is, dan kunt u voor de toekomst zeker geloven?"

Via haar vertaler zei zij: "Jawel."

Ik zei: "Goed, dat Hij het moge doen."

Deze Mohammedanen letten scherp op. Allen strekten zich uit om te zien wat er zou gaan gebeuren.

Toen sprak de Heilige Geest: "Uw echtgenoot is een kort gezet iemand met een zwart snorretje. U hebt twee kinderen. Drie dagen geleden bent u bij een dokter geweest om u te laten onderzoeken. U hebt een cyste aan de baarmoeder."

Zij boog haar hoofd en zei: "Dat klopt."

Toen vroeg ik haar: "Waarom bent u naar mij toe gegaan, die een Christen ben? Waarom ging u niet naar uw Mohammedaanse profeet?"

Zij antwoordde: "Ik denk dat u mij kunt helpen."

Daarop zei ik: "Ik kan u niet helpen, maar indien u Jezus als uw Verlosser aanneemt, zal Hij, Die hier nu is en alles over u weet, u helpen."

Zij zei: "Ik aanvaard Jezus als mijn Redder." Dat was voldoende. Zij werd genezen en ongeveer tienduizend Mohammedanen kwamen op die dag tot Christus, daar het Evangelie gepredikt werd in Woord en kracht. God heeft nooit iemand opgedragen om dertig jaar te arbeiden en niets te oogsten. Hij gaf ons een open deur van Woord en kracht en daarvan moeten wij gebruik maken. Dat gaf Paulus zijn grote effectieve bediening. I Korinthe 2:4: "En mijn rede, en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning van geest en van kracht."

Luister nu naar mij. Op dezelfde reis ging ik een vliegtuig in op weg naar New Salisbury, in Rhodesië, toen ik een groep van vier zag met Amerikaanse passen. Ik ging naar hen toe en zei: "Goedendag, ik zie dat u Amerikaanse passen hebt. Gaat u ergens heen op reis?"

De jongeman antwoordde: "Neen, wij zijn hier allen zendelingen."

"Wat prachtig", antwoordde ik, "werkt u op eigen initiatief of bent u uitgezonden door een of andere organisatie?"

"Wij zijn Methodisten. Wij komen uit Wilmore in Kentucky."

"Kijk eens aan, dat is zowat in mijn achtertuin," gaf ik ten antwoord.

"U bent toch zeker niet die broeder Branham, die van die kant komt, wel?"

Ik zei: "Jazeker, dat ben ik." Dat genas hem. Hij wilde geen woord meer zeggen – en hij en de drie meisjes keken elkaar maar aan. Daarop zei ik: "Een ogenblikje, zoon, ik wil een moment met jullie spreken over enige principes aangezien wij hier allen zijn als Christenen, met één groot doel. Nu zeg je, dat jullie hier alle vier reeds twee jaar werkzaam bent. Kun je in de Naam van Jezus zeggen dat je je vinger op een ziel kunt leggen waarvan je weet, dat je hem voor de Here hebt gewonnen?" Zij konden het niet.

"Ik wil jullie gevoelens niet kwetsen, dames," zei ik, "maar jullie hadden beter thuis je moeder kunnen helpen met de vaat. Jullie hebben op het zendingsveld niets te maken, zolang je niet vervuld bent met de Heilige Geest en het zuivere Evangelie predikt in de geest en de kracht van de Heilige Geest. Indien je niet de resultaten ziet, waarvan Jezus zei, dat je ze zou zien, dan komt dit alleen omdat je niet het zuivere Evangelie predikt."

Laat ik nog een stapje verder gaan en u laten zien hoe het op het zendingsveld kan toegaan. Ik zeg niet dat het altijd zo is maar ik vrees, dat het maar al te vaak zo gebeurt. Terwijl ik met de burgemeester door Durban reed – op diezelfde reis – zag ik een inboorling die een koordje om zijn hals had met een afgodsbeeldje eraan. Ik vroeg mijn vriend waar dat koordje voor diende en hij zei mij dat, wanneer een inboorling tot het Christendom overging men hem een koordje omdeed. Dat verbaasde mij, want hier stond een man, die zich Christen noemde, terwijl hij een afgodsbeeldje droeg; ik vroeg dan ook hoe dit mogelijk was.

Hij zei: "Laten we eens zien, want ik ken zijn taal."

Wij gingen er heen en de burgemeester diende als tolk. Ik vroeg de inboorling of hij Christen was. Hij bevestigde dat hij inderdaad een Christen was. Daarna vroeg ik hem waarom hij dat afgodsbeeldje toch droeg. Hij antwoordde dat het een afgodsbeeldje was geweest van zijn vader en dat deze het hem had nagelaten. Toen ik hem vertelde dat een Christen géén afgodsbeeldjes bij zich behoort te hebben, antwoordde hij dat dit afgodsbeeldje zijn vader tot groot nut was geweest. Ik was nieuwsgierig en wilde er meer van weten en hij zei, dat op zekere dag zijn vader beslopen werd door een leeuw; hij legde toen een vuur aan en sprak tot het afgodsbeeldje zoals het hem geleerd was door de toverdokter. De leeuw ging weg. Ik zei hem dat het vuur de leeuw had weggejaagd, aangezien wilde dieren bevreesd zijn voor vuur. Ik zal nooit zijn antwoord vergeten. Hij zei: "Wel, het zit zo, indien Amoya (de geest) faalt dan zal dit afgodsbeeldje niet falen."

(Een gedetailleerd verslag van de Afrikaanse campagne kunt u vinden in het boek "Een profeet bezoekt Zuid-Afrika.")

Zo is het met de kracht die het merendeel der Christenen hebben, daar het Woord hen niet gepredikt werd via de oorspronkelijke open deur van Pinksteren.

Laten wij terugkeren tot ons onderwerp over de open deur zending van het Filadelfia tijdperk. Het bezat niet de open deur van kracht, zoals het had moeten hebben. Merk op dat Hij in hetzelfde vers waarin Hij deze open deur noemt, zegt: "Maar gij hebt kleine kracht." Dat is juist. De KRACHT des Geestes ontbrak in dat tijdperk. Het Woord werd goed gepredikt. Het was in staat om zielen te winnen. Maar de grote kracht van God, die uit Zijn machtige daden bleek, die Zijn arm ten behoeve van Zijn volk ontblootte, ontbrak nog, behalve onder de verspreide groepjes. Nochtans – geprezen zij de Here! – groeide zij en nam zij toe, en was er meer kracht dan men in de Reformatie bezat.

In dit tijdperk ging de man uit, die wij vaak "de vader van de zending" noemen, William Carey, een dorpsschoenmaker, die voorging in de Bijzondere Baptisten gemeente in Moulton, Engeland, en die het volk danig in opschudding bracht doordat hij predikte dat het bevel – aan de apostelen gegeven om alle volkeren te onderwijzen – alle predikers, die na hen kwamen, gold, en dat de begeleidende beloften van dezelfde kracht waren. Hij werd hard aangevallen door de Calvinisten, die tot het uiterste waren gegaan in de leer van de uitverkiezing, door te geloven dat allen die gered zouden worden, gered zouden worden en dat het zendingswerk tegen de Geest van God was. Maar Andrew Fuller hielp broeder Carey bij het prediken en het verzamelen van gelden. Hun invloed was zo geweldig groot dat in 1792 een instelling werd opgericht om het Evangelie te verspreiden naar alle landen. Deze instelling zond Carey uit, die zichtbaar gezegend werd door God in het winnen van zielen in India. In 1795 werd de London Missionary Society gesticht door een groep godvrezende Christenen, waarvan wij weten, dat zij miljoenen ponden sterling bijeenbracht en door de jaren heen duizenden zendelingen uitzond om de wens van God te volvoeren. De Geest Gods was in beweging en "Andere Schapen" zal de roep geweest zijn van de harten van deze ernstige gelovigen.

"Ik heb een geopende deur voor u gegeven." Nogmaals wil ik naar deze woorden kijken. Ditmaal echter wil ik ze niet toepassen op de zending. Ik wil u een gedachte doorgeven van iets dat diep doordringt tot in het laatste tijdperk. Zoals ik reeds heb gezegd, gaat dit tijdperk over in het laatste. In dit tijdperk zegt Jezus: "Zie, Ik kom haastig." (vers 11). Van het laatste zegt Hij, dat Hij het werk ging voleindigen en het in gerechtigheid plotseling zou afsluiten, omdat de Here een kort werk zal doen op aarde. Romeinen 9:28. Let er op hoe dit vers uit Openbaring 3:8 luidt – "geopende deur, kleine kracht, Woord, Naam." Met al deze drie dingen heeft die open deur te maken. Waar duidt nu die deur eigenlijk op? In Johannes 10:7 staat: "Jezus dan zeide weer tot hen: Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: IK BEN DE DEUR DER SCHAPEN." Dat is juist. "IK BEN" IS de deur der schapen. Dit is niet zomaar een of andere vreemde uitdrukking. Dit is werkelijk zo. Zie hoe Jezus in Johannes 10, als Hij deze gelijkenis uitspreekt, Zich de Herder noemt. Dan noemt Hij Zichzelf de deur. En dat is een herder voor de schapen. Hij is werkelijk hun deur.

Toen ik in het Oosten was zag ik dat 's nachts de herder al zijn schapen bijeenbracht. Hij bracht ze in de schaapskooi. Vervolgens ging hij ze tellen. Toen hij er zeker van was dat ze allemaal binnen waren, placht hij neder te gaan liggen in de open deur der schaapskooi en werd aldus in letterlijke zin de deur naar de schaapskooi. Niemand kon naar binnen of naar buiten gaan dan via hem. Hij was de deur. Toen ik de volgende dag met een vriend in een jeep reed merkte ik op dat een herder zijn kudde in de stad begon te leiden. Het verkeer stopte zodat de schapen langs konden gaan. Nu zijn de steden in het Oosten anders dan de steden hier. Wij houden al onze koopwaar binnen; maar daar lijkt het op een grote markt waarbij alle produkten op het trottoir liggen uitgestald zodat de voorbijgangers ze kunnen zien en kopen. Ik dacht bij mijzelf: "Lieve help, nu begint de ellende pas goed! Als al die schapen dat voedsel zien dat daar ligt uitgestald!..." Maar terwijl de herder voor de kudde uitliep volgden die schapen vlak achter hem met gelijke tred. Zij keken naar al die goederen, maar geen enkel schaap kwam aan iets. Oh, had ik maar hun taal gekend, dan zou ik het verkeer stilgelegd hebben en hun een prediking gebracht hebben over wat ik zojuist gezien had.

Als u tot de schapen van de Grote Herder behoort, dan volgt u precies in iedere voetstap van Hem, zoals die schapen deden. U zult niet in de verleiding komen, af te wijken vanwege een of andere grote kerkbloem, of vanwege de stem van een of andere doctor in de Godgeleerdheid, filosofie of letterkunde, maar u zult trouw de Herder navolgen. De Bijbel zegt dat de schapen Zijn stem kennen en dat ze HEM volgen; de stem van een vreemde echter zal ze slechts doen wegvluchten om achter hun ware Herder aan te gaan. Geprezen zij God!

Maar dat was nog niet alles wat ik daar zag en leerde. Op zekere dag moest ik aan die lieden denken, die buiten op het veld verschillende soorten dieren hoedden. Een kerel was gewoon wat varkens te hoeden, een ander wat geiten, weer een ander wat kamelen en weer een ander wat muilezels, enzovoort. Daarom vroeg ik aan een vriend die daar woonde, hoe deze mensen genoemd werden. "O", antwoordde hij, "het zijn herders."

Ik kon dat niet vatten. Ik zei: "Je wilt toch niet zeggen dat het ALLEN herders zijn? Herders hoeden toch alleen schapen?"

"Neen", zei hij, "een herder is iemand die hoedt; iedereen dus, die dieren weidt is een herder."

Wel dat verbaasde mij. Maar ik merkte een verschil op tussen die herders en degenen, die waakten over de schapen. Als de nacht inviel liet iedereen – behalve de schaapherder – zijn dieren achter en ging naar huis. De schaapherder nam zijn schapen met zich mee, bracht ze in de schaapskooi en ging vervolgens neerliggen en werd aldus de deur der schapen. O, prijst God! Onze Herder verlaat ons nooit; Hij laat ons nooit in de steek! Wanneer de nacht invalt, wil ik in Zijn schaapskooi zijn. Ik wil in Zijn hoede zijn!

We kunnen nu begrijpen dat JEZUS DE DEUR IS. Hij is de deur der schapen. En let er nu op hoe er gesproken wordt over de GEOPENDE DEUR. Wat kan dat anders zijn dan een openbaring van Hem? En die openbaring maakt het ons mogelijk Kracht te ontvangen, het Woord te verlichten en Zijn Naam te verheerlijken. Het was in het midden der twee laatste tijdperken dat de openbaring van de Godheid van Jezus Christus tot volle bloei kwam voor onze ogen. Ja, wij weten dat Hij God is. Hoe zou Hij anders onze Verlosser kunnen zijn? Doch te weten, dat Hij ENIG GOD, OF GOD ALLEEN, was, dat Hij was de Alfa en Oméga, dat deze Jezus was ZOWEL HERE ALS CHRISTUS – DUS DE HERE JEZUS CHRISTUS, DE VADER, DE ZOON EN DE HEILIGE GEEST, ALLEN ÉÉN PERSOON – dat is verloren gegaan tijdens de eerste tijdperken der gemeente, maar thans kunnen we het weer zien. De openbaring WIE HIJ WAS was teruggekeerd! Inderdaad, de Godheid bestaat niet uit drie personen, met één persoonlijkheid, want een persoonlijkheid doet een persoon ontstaan. En als er ÉÉN persoonlijkheid is, dan is er ook maar één persoon. Maar zij, die geloven in een God die uit drie personen bestaat hebben een Godheid, die uit drie goden bestaat en zijn schuldig bevonden omdat ze het eerste gebod overtreden hebben.

Maar de openbaring van de Godheid is er weer. Nu kan de ware gemeente opnieuw in kracht bouwen. Na al deze jaren weet zij tenslotte Wie haar Heer is. Opnieuw wordt er weer GEDOOPT IN DE NAAM VAN DE HEER JEZUS CHRISTUS net als er op de Pinksterdag gedoopt werd.

Laat ik u eens een droom vertellen, die God mij gaf en die over de drieënige doop ging. Het was geen visioen, maar een droom. Weet u, ik ben er zeker van dat een der zegeningen van de gemeente-tijdperken deze was, dat men dromen kreeg door de Heilige Geest, op precies dezelfde wijze als we visioenen kunnen krijgen. Het was op een zondagmorgen, ongeveer 3 uur. Ik was juist opgestaan om Joseph (mijn jongste zoon) wat water te geven. Toen ik neerlag viel ik onmiddellijk in slaap en kreeg deze droom. Ik zag een man, die – naar ik veronderstelde – mijn vader was. Hij was een grote, stoere kerel. Ik zag ook een vrouw, die mijn moeder moest voorstellen, maar ze leek niet op haar, evenals de man niet op mijn vader leek. Deze man was erg gemeen voor zijn vrouw. Hij had een grote knots met drie hoeken eraan. U weet dat als u een blok hout neemt en het op één einde overeind zet en er een bijl in slaat er een driehoekig, wigvormig blok brandhout ontstaat. Daar geleek het op. Telkens nam hij zijn knots en sloeg haar ermee, zodat ze neerviel. En als ze daar dan lag te huilen liep hij heen en weer met zijn borst naar voren en op zijn gezicht was zo'n trotse, hovaardige uitdrukking, dat het er op leek, dat hij er een groot genoegen in scheen te scheppen, een kleine arme vrouw af te ranselen. Elke keer als zij probeerde op te staan, sloeg hij haar. Ik hield niet van wat hij deed maar toen ik hem wilde tegen houden, dacht ik: Ik kan die man niet overwinnen – hij is te groot. Dan heet hij nog mijn vader te zijn. Maar diep in mijn hart wist ik dat hij niet mijn vader was en ik wist dat niemand het recht had een vrouw zo te behandelen. Ik ging op hem af en pakte hem bij zijn kraag en zwaaide hem in het rond en zei: "Jij hebt niet het recht haar te slaan!" En toen ik dat zei werden mijn spieren groter en ik zag eruit als een reus. De man zag het en hij werd bang voor mij. Ik zei: "Als je haar nog eens slaat, zul je met mij aan de stok krijgen!" Hij aarzelde om haar opnieuw te slaan en toen ging de droom weg.

Na de droom werd ik onmiddellijk wakker. Ik dacht eraan hoe zonderling dat was. Ik vroeg mij af waarom ik over de vrouw had gedroomd, toen Hij plotseling kwam, en ik werd de tegenwoordigheid van God gewaar en ik kreeg van Hem de uitleg van de droom. (Nu weten de meesten van u, dat ik niet alleen uw dromen precies heb uitgelegd, maar dat ik u ook vele, vele keren verteld heb, wat u gedroomd hebt, zodat u het mij nooit behoefde te vertellen.) De vrouw stelt de kerk van de tegenwoordige wereld voor. Ik was precies midden in deze warboel geboren – de warboel waar zij zich in bevindt. Zij heette een soort moeder te zijn (zij is de moeder der hoeren). De denominaties, die over haar heersen is haar echtgenoot. Het driehoekige blok hout is de valse drieënige doop tot een drieëenheid. Iedere keer als ze begon op te staan (dat betekent dat de samenkomsten de waarheid begonnen te aanvaarden) sloeg hij haar weer geheel tegen de vlakte met die valse lering. Hij was zo groot dat ik aanvankelijk bang voor hem was, maar toen ik tegen hem in het geweer begon te komen, bemerkte ik, dat ik grote krachtige spieren bezat. Het waren GELOOFSSPIEREN. Het resultaat van de droom was dit dat "aangezien God met mij is en mij zo'n kracht kan verlenen, ik voor haar moet opkomen tegen de macht der denominaties van de wereld zodat hij ophoudt haar te slaan."

Nu probeer ik niet een leer op te bouwen op de grond van een droom. Evenmin als ik probeer elke lering die ik voorsta te rechtvaardigen door middel van een droom. De Eenheid van de Godheid is in de gehele Bijbel te vinden, van Genesis 1:1 tot Openbaring 22:21. Maar de mensen zijn verblind geraakt door een onschriftuurlijk dogma van een drieënigheid en dat dogma wordt zo algemeen geaccepteerd dat het praktisch onmogelijk is de "Ene Gods Persoon" te zien. Als de mensen de WAARHEID van de Godheid niet kunnen zien maar deze bestrijden, zullen ze nooit de overige waarheid zien, OMDAT DE OPENBARING IS JEZUS CHRISTUS IN ZIJN GEMEENTE EN ZIJN WERKEN IN HET MIDDEN DER GEMEENTE VOOR DE ZEVEN GEMEENTE-TIJDPERKEN. Hebt u dat begrepen? Wel, ik weet zeker dat u het begrijpt.

"Gij hebt kleine kracht, en gij hebt Mijn Woord bewaard, en hebt Mijn Naam niet verloochend." Wel, we hebben reeds vermeld hoe de kracht terugkeerde. De macht van de inquisitie was afgenomen. Mensen hadden hun vaderland verlaten en eisten godsdienstvrijheid. Het juk der hiërarchie werd verbroken. De regeringen achtten het raadzaam niet het ene deel te verdedigen tegen het andere. In werkelijkheid waren goedwillende maar armzalig geleide mensen bereid oorlog te voeren om hun godsdienstige rechten te beschermen. Misschien was wel het grootste toonbeeld van de kracht der godsdienst in dit tijdperk het feit dat, terwijl Frankrijk ten prooi viel aan de revolutie, de opwekking onder Wesley de revolutie buiten Groot-Brittannië hield en het redde, opdat het vele heerlijke jaren, een instrument in de hand van God zou zijn.

De prediking van het Woord was nog nooit zo groot geweest. Terwijl Satan zijn horden vrijdenkers deed opstaan, terwijl de vaderen van het communisme opstonden, terwijl de vrijzinnige theologen hun vuile waar aan de man brachten, verwekte God krachtige geloofshelden; de grootste en beroemdste werken uit de Christelijke literatuur en prediking zijn afkomstig uit dit tijdperk. Nooit zijn de predikers en leraars uit die tijd geëvenaard en nooit zullen ze geëvenaard worden. De "Spurgeons", de "Parkers", de "McClarens", de "Edwards", "Bunyans", "Mullers", "Brainards", "Barnes", "Bishops", enzovoort, allen waren zij afkomstig uit dit tijdperk. Zij predikten, onderwezen en schreven het Woord. Zij verheerlijkten Zijn Naam.

Het oordeel over de valse jood

Openbaring 3:9:

Zie, Ik geef u enigen uit de synagoge des Satans, van hen, die zeggen, dat zij Joden zijn, en zijn het niet, maar liegen; zie, Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen dat Ik u liefheb.

Wij kunnen nu onmiddellijk opmerken, dat het probleem van de valse Jood reeds in het tweede tijdperk bestond. Deze mensen, die zich valselijk Joden noemden, verschenen direct na de eerste uitstorting van het eerste tijdperk en nu verschijnen ze opnieuw in de tweede eeuw na de reformatie. Dit kan nauwelijks een toeval zijn. En inderdaad, het is ook geen toeval. Het is het principe van de Satan. Dat principe houdt in, dat men zich organiseert en beweert de oorspronkelijke waarheid te bezitten en derhalve ook aanspraak maakt op speciale rechten en privileges. Laat ik u dit tonen. Eens in dat tijdperk van Smyrna, logen deze lieden en zeiden, dat zij werkelijk Joden (ofwel gelovigen) waren, terwijl ze dat beslist niet waren. Zij waren uit de synagoge des Satans. Zij waren de georganiseerde massa van Satan, want in dat tijdperk zagen we, dat mensen in de bediening begonnen te komen, die een onverantwoorde (onwettige) leiding over hun broederen in de bediening gingen uitoefenen (bisschoppen, die in de districten over de oudsten gesteld werden). Vervolgens zagen we, dat er in het derde tijdperk een plaats was die "troon des Satans" heette. In dat tijdperk ontstond het huwelijk tussen kerk en staat. Met staatkundige macht achter zich was de kerk als lichaam letterlijk onoverwinnelijk. Maar God doorbrak die macht en de reformatie bracht een groot licht teweeg. Maar wat gebeurde er? De Luthersen organiseerden zich en gingen samen met de staat en opnieuw zien we, dat de synagoge des Satans openbaar wordt in dit zesde tijdperk. Nu zal deze groep uit die synagoge natuurlijk niet zeggen, dat ze van Satan is. Denk dat maar niet! Ze zeggen juist dat ze uit God zijn. Maar ze liegen. Want wie een Jood is (en dat beweerden ze immers), is een Jood in zijn wezen – in de Geest. Daarom, indien het dus valse Joden zijn, dan betekent dat, dat zij behoren tot degenen waarvan Judas vers 19 spreekt: "De Geest niet hebbende." Kinderen Gods zijn uit de Geest geboren. Deze lieden echter hebben NIET de Geest en derhalve zijn het OOK GEEN kinderen Gods, hoezeer ze daar ook tegenin mogen gaan en hoever ze ook gaan om te bewijzen dat ze het wel zijn. Ze zijn DOOD. Het zijn kinderen geboren uit de organisatie en de ware vruchten zijn er niet te vinden. Ze zijn gegrond op hun eigen dogma's en leringen en de waarheid is in hen niet, want ze hebben hun eigen overleggingen verkozen boven het Woord van God.

Laat ik u nu tonen wat ik al de hele tijd heb proberen te leren over die twee wijnstokken, die afkomstig zijn van twee verschillende geesten. Neem eens als voorbeeld Jezus en Judas. Jezus was de Zoon Gods. Judas was de zoon des verderfs. God voer in Jezus. De Satan voer in Judas. Jezus had de volledige bediening van de Heilige Geest, want "hoe God Hem gezalfd heeft met de Heilige Geest en met kracht; Die het land doorgegaan is, goeddoende, en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; want God was met Hem." Handelingen 10:38. Er staat: "Want hij (Judas) was met ons gerekend, en had het lot van deze bediening verkregen." Handelingen 1:17. Matthéüs 10:1: "En Zijn twaalf discipelen tot Zich geroepen hebbende, heeft Hij hun macht gegeven over de onreine geesten om deze uit te werpen, en om alle ziekte en kwaal te genezen."

De geest die in Judas was, ging geheel mee met de bediening van Jezus. Beiden kwamen zij tot aan het kruis. Jezus werd aan een kruis gehangen, in vreugde Zijn Leven gevend voor zondaren en beval Zijn Geest in Gods handen. Zijn Geest ging tot God en deze werd later in de gemeente weder uitgestort op de Pinksterdag. Maar Judas verhing zich en zijn geest keerde terug tot Satan, maar na Pinksteren keerde diezelfde geest, die in Judas was, terug op de valse wijnstok die geheel naast de ware wijnstok groeide. Maar let op, dat de geest van Judas nooit tot Pinksteren kwam. Hij ontving nimmer de Heilige Geest. Dat kon hij ook niet. Maar wat was de achtergrond van deze Judas-geest? Het was de geldbuidel. Hoe lief had deze het geld! En nog steeds heeft hij het geld lief. Als hij rondgaat en in de Naam van Jezus machtige werken doet en grote samenkomsten houdt, hecht hij toch meer aan geld, gebouwen en opleiding en aardse zaken. Let slechts op die geest, die op hen rust en pas op, dat u niet om de tuin geleid wordt! Judas trok rond als één uit de twaalven en deed ook wonderen. Maar hij had de Heilige Geest NIET in zich. Hij kende wel een bediening. Maar hij kwam nooit tot Pinksteren aangezien hij niet waar zaad was. Hij was geen echt kind van God. Beslist niet. En zo is het nu gesteld in de synagoge des Satans. Word niet misleid! U zult niet verleid worden als u behoort tot de uitverkorenen. Jezus heeft gezegd dat u niet verleid zou worden.

Ja, deze lieden beweren wel dat ze Christenen zijn, maar ze zijn het niet.

"Ik zal maken, dat zij zullen komen, en aanbidden voor uw voeten, en bekennen, dat Ik u liefheb." I Korinthe 6:2: "Weet gij niet, dat de heiligen de wereld oordelen zullen?" Daar zullen niet alleen de twaalf apostelen zijn, die op twaalf tronen de twaalf stammen Israëls richten, doch ook de heiligen, die de wereld zullen oordelen. Dan zullen degenen, die voorgeven, dat zij Gods eigendom zijn en dat God hen liefheeft, tot de ontdekking komen, wie het kind van God is en wie door de Zoon geliefd wordt. Ja, die dag komt en dan zal het openbaar gemaakt worden. Degenen, die nu in zekere mate de wereld regeren en die in het laatste tijdperk een beeld zullen oprichten voor het beest waardoor ze feitelijk de wereld zullen regeren, zullen op één dag vernederd worden, als Jezus komt met Zijn heiligen om de wereld te oordelen in rechtmatigheid. Dat zagen we ook in Matthéüs 25 waar staat, dat "AL" degenen, die geen deel hadden aan de eerste opstanding zullen staan voor de Rechter en Zijn bruid.

De lof en de belofte

Openbaring 3:10:

Omdat gij het woord Mijner lijdzaamheid bewaard hebt, zo zal Ik ook u bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen.

Wat bedoelt Hij met "het woord Mijner lijdzaamheid"? Hebreeën 6:13–15: "Want toen God aan Abraham de belofte deed, daar Hij bij niemand, die meer was, had te zweren, zo zwoer Hij bij Zichzelf, zeggende: Waarlijk, zegenende zal Ik u zegenen, en vermenigvuldigende zal Ik u vermenigvuldigen. En alzo, lankmoedig verwacht hebbende, heeft hij de belofte verkregen." U ziet, dat de Geest spreekt over het Woord van God, dat ons gegeven is. Om op de vervulling van de belofte van dat Woord te wachten was geduld nodig evenals bij Abraham het geval was. Hij verdroeg het als ziende de Onzienlijke. Hij was geduldig en het Woord ging tenslotte in vervulling. Dit is de wijze waarop God Zijn volk leert lijdzaamheid te betrachten. Wel, indien Hij Zijn Woord zou vervullen, op hetzelfde moment dat u bad, zou u nooit leren wat geduld oefenen inhoudt, maar u zou zelfs nog ongeduldiger worden met het leven. Laat ik u deze waarheid nog duidelijker tonen. Hebreeën 11:17: "Door het geloof heeft Abraham, toen hij beproefd werd, Izaäk geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd." Daar is het weer: Abraham werd op de proef gesteld, NADAT hij het Woord der Belofte ontvangen had. De meeste mensen denken, dat, zodra wij in Jezus' Naam bidden aangaande de goede beloften Gods, er geen beproeving kan komen. Maar hier staat dat Abraham beproefd werd, nadat hij de belofte ontvangen had. Dit is ook geheel in overeenstemming met de psalmist, die naar Jozef verwijst: "Tot de tijd toe dat Zijn woord kwam, heeft het Woord des HEREN hem op de proef gesteld." (Psalm 105:19, King James Version.) God geeft ons buitengewoon grote en kostbare beloften. Hij heeft beloofd deze te vervullen. Hij zàl ze ook vervullen. Maar vanaf het moment, dat wij bidden tot de tijd, dat we antwoord krijgen moeten we leren geduld te oefenen, want alleen door geduld bezitten we het leven. Moge God ons helpen deze les te leren evenals we weten, dat de mensen van het zesde tijdperk geduld leerden. Wij lezen de geschiedenis van de levens van deze beroemde Christenen; wat een tegenstelling zien we tussen hun leven en het onze; want zij waren zo geduldig en rustig, terwijl wij tegenwoordig vrijwel geheel beheerst worden door een enorm ongeduld en gehaastheid.

Vervolgens zegt Hij tot hen: "Omdat gij Mijn Woord aangenomen hebt en er uit geleefd hebt en daardoor geduldig zijt geworden, zal Ik u bewaren voor de ure der verzoeking, die zal komen over de wereld, om te verzoeken die op de aarde wonen." Hier zien wij weer hoe twee tijdperken langzaam maar zeker in elkaar overgaan; want deze belofte houdt verband met het einde van de heidenbedeling, die haar hoogtepunt bereikt in de Grote Verdrukking.

"Ik zal u ook bewaren uit de ure der verzoeking, die over de gehele wereld komen zal, om te verzoeken, die op de aarde wonen." Dit vers verklaart niet dat de ware gemeente in en door de verdrukking zal gaan. Als dat bedoeld werd, dan zou het er gestaan hebben. Maar er staat: "Ik zal u bewaren uit de ure der verzoeking." Deze verzoeking is precies zoals die in de Hof van Eden. Het zal een zeer aantrekkelijk voorstel zijn, dat zich op directe wijze verzet tegen het Woord, dat God bevolen heeft, maar dat toch vanuit het oogpunt van menselijke redenering bezien zo volkomen juist zal zijn, zo verlichtend, dat het de wereld zal misleiden. Alleen de waarlijk uitverkorenen zullen niet misleid worden. Deze verzoeking zal zich als volgt aandienen. De oecumenische beweging, die begonnen is op grond van zo'n prachtig en gezegend principe (de vervulling van Christus' gebed, dat wij allen één zouden zijn), krijgt zo'n sterke politieke macht, dat ze druk uitoefent op de regering, zodat ze allen tot haar doet toetreden, of op directe wijze of doordat men de beginselen aanhangt, die in de wet zijn vastgelegd, zodat geen groepering feitelijk als kerk wordt erkend, tenzij dan dat deze onder de directe of indirecte heerschappij van deze raad zal staan. Kleine groeperingen zullen hun privileges en voorrechten en dergelijke verliezen en tenslotte zullen ze en de mensen, die tot haar behoren, alle bezit en geestelijke rechten kwijtraken. Om een voorbeeld te geven: Nu reeds kan men in vele, zo niet de meeste steden, geen gebouw huren voor godsdienstoefeningen, tenzij dat de plaatselijke vereniging van voorgangers er zijn toestemming voor geeft. Om een geestelijke in het leger te worden, in ziekenhuizen en dergelijke, is het nu bijna een eis, dat men erkend wordt door de trinitarische oecumenische godsdienstige groeperingen. Naarmate deze druk toeneemt, en ze zal groter worden, zal het moeilijker zijn zich er tegen te verzetten, want verzet komt neer op het verlies van voorrechten. En zovelen zullen verleid worden om mee te gaan, want zij zullen menen, dat het beter is God in het openbaar te dienen, binnen het raam van deze organisatie, dan God in het geheel niet in het openbaar te dienen. Maar zij dwalen. De leugen van de duivel te geloven betekent de Satan te dienen, ook al zou u hem misschien Jehova noemen. Doch de uitverkorenen zullen niet verleid worden.

Verder zullen de uitverkorenen niet alleen bewaard worden, maar zodra deze beweging "HET BEELD OPGERICHT VOOR HET BEEST" wordt, zullen de heiligen heengegaan zijn in de Opname. En deze kleine aantrekkelijke en bekoorlijke beweging, die in Efeze begon en alles gemeenschappelijk had zal spoedig uitlopen op het monster van Satan, dat de ganse wereld zal bevuilen en verleiden. Want het kerkelijk stelsel der Rooms-katholieke kerk en der Protestantse kerk zal, doordat het tot elkaar komt, al de schatten van het wereldstelsel beheersen en de gehele aarde dwingen in haar religieuze val te lopen; zij, die niet willen, zullen gedood worden en hun zal het voorrecht ontzegd worden om te kopen en te verkopen, zodat ze hun brood niet kunnen verdienen. Dit zal op eenvoudige wijze tot stand komen, want de dochters der hoer zijn bijna alle tot haar weergekeerd. Intussen heeft Rome bijna alle goudvoorraden in bezit gekregen. De Joden bezitten de obligaties en al de papieren. Zodra de tijd er rijp voor is, zal de hoer het geldsysteem, zoals we dat tegenwoordig kennen, teniet doen, doordat het al de papieren opneemt en daarna het goud eist. De Joden zullen in de val lopen en tot een verbond komen en dan zullen de hoer en de kerk de macht in de gehele wereld overnemen.

De belofte aan de Zijnen

Openbaring 3:11–12:

Zie, Ik kom haastig; houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme.

Die overwint, Ik zal hem maken tot een pilaar in de tempel Mijns Gods, en hij zal niet meer daaruit gaan; en Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de Naam van de stad Mijns Gods, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van Mijn God afdaalt, en ook Mijn nieuwe Naam.

Het is onnodig commentaar te leveren op de gedachte dat Hij spoedig gaat komen. Wij weten dat, omdat wij ons immers bevinden in het einde der laatste dagen. Vervolgens gaat Hij verder en zegt: "Houd wat gij hebt, opdat niemand uw kroon neme."

Midden in deze moeitevolle tijd zal Jezus komen. En met Zijn komst is er een opstanding. Velen moeten te voorschijn komen uit het stof en opstaan met hen die levend zijn, maar wachten op Zijn terugkeer. En aan hen zullen kronen gegeven worden. Waarom? Omdat het zonen Gods zijn. Zij zijn koningen met Hem. Zij regeren met Hem. Daar duidt de kroon op – regeren en heersen met de grote Koning Zelf. Dat is de grote belofte aan allen, die met Hem hier op aarde lijden – en allen, die in geduld volhard hebben, wetende dat God, de Rechtvaardige Rechter hen zou vergelden. Zij, die alles voor Hem opgegeven hebben en alles aan Hem hebben overgegeven zullen in Zijn troon zitten en deel hebben aan Zijn heerlijk koninkrijk.

O, we hebben een woord voor allen op dit ogenblik. Het is: Houd vast – blijf volharden. Geef de moed niet op. Doe de gehele wapenrusting Gods aan – gebruik ieder wapen, dat Hij ons heeft gegeven – gebruik iedere gave, die tot onze beschikking staat en zie vooruit met vreugde, omdat wij door Hem gekroond zullen worden. Door Hem, Die de Koning der Koningen is en de Here der Heren.

Nu geeft Hij niet alleen kronen, maar Hij zegt, dat zij die in de bruid zijn tot zuilen (pilaren) in de tempel Gods gemaakt zullen worden. Maar wat is de tempel Gods? Jezus noemde Zijn lichaam de tempel. En dat was het ook. Het was de tempel Gods. Maar nu dat wij Zijn lichaam zijn, is de ware gemeente de tempel Gods door de Heilige Geest in ons. Nu gaat Hij de overwinnaar een pilaar maken in die tempel. Maar wat is een pilaar? Een pilaar is in feite een gedeelte van het fundament, want hij steunt de bovenbouw. Geprezen zij God, Die de overwinnaar precies daar plaatst waar de apostelen en profeten ook zijn, want er staat in Efeze 2:19–22: "Zo zijt gij dan niet meer vreemdelingen en bijwoners, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament der apostelen en profeten, waarvan Jezus Christus is de uiterste hoeksteen, op welke het gehele gebouw, bekwamelijk samengevoegd zijnde, opwast tot een heilige tempel in de Here, op welke ook gij medegebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest." Ja, in dat tweeëntwintigste vers staat dat wij medegebouwd worden tezamen met hen. Alles ging door de DEUR (Jezus) en is een deel van dat lichaam of die tempel. Wanneer nu God iemand in de tempel plaatst als een pilaar en hem een deel maakt van die "fundament groepering", wat doet Hij dan? Hij geeft hem de openbaring van het Woord en van Zichzelf, omdat de apostelen en profeten die ook hadden. Matthéüs 16:17. Daar is hij in dat Woord. Daar staat hij. Niemand kan hem daar weg krijgen.

Neem dat woord "overwint" eens in overweging. Johannes stelt de vraag: "Wie is het, die overwint?" Het antwoord volgt er direct op: "Die gelooft, dat Jezus is de Christus." Hij zegt niet, dat de overwinnaar iemand is, die gelooft in "een" Jezus en in "een" Christus, maar iemand, die gelooft, dat JEZUS IS DE CHRISTUS – ÉÉN PERSOON – niet twee personen. Het is degene, die gedoopt is in de Naam van de Here Jezus Christus. God spreekt hier over de bruid. Wilt u nog een beeld van haar zien? U kunt het vinden in Openbaring 7:4–17: "En ik hoorde het getal van hen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten van de kinderen Israëls. Uit het geslacht Juda waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Ruben waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Gad waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Manasse waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Levi waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Issaschar waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Jozef waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht Benjamin waren twaalf duizend verzegeld. Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor de troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palmtakken waren in hun handen. En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onze God, Die op de troon zit, en het Lam. En al de engelen stonden rondom de troon, en rondom de ouderlingen en de vier dieren; en vielen voor de troon neer op hun aangezichten, en aanbaden God, zeggende: Amen. De lof, en de heerlijkheid, en de wijsheid, en de dankzegging, en de eer, en de kracht, en de sterkte zij onze God in alle eeuwigheid. Amen. En een uit de ouderlingen antwoordde, zeggende tot mij: Dezen, die bekleed zijn met de lange witte klederen, wie zijn zij, en van waar zijn zij gekomen? En ik sprak tot hem: Heer, gij weet het. En hij zeide tot mij: Dezen zijn het, die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange klederen gewassen, en hebben hun lange klederen wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij voor de troon van God, en dienen Hem dag en nacht in Zijn tempel; en Die op de troon zit, zal hen overschaduwen. Zij zullen niet meer hongeren, en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. Want het Lam, Dat in het midden van de troon is, zal hen weiden, en zal hun een Leidsman zijn tot levende fonteinen der wateren; en God zal alle tranen van hun ogen afwissen." Jezus is gekomen. Hij heeft de 144.000 vergezeld. Hij nam 12.000 uit iedere stam. Maar er is nog een andere groepering, die niet behoort tot die 144.000 en die te vinden is in de verzen 9–18. Wie zijn het? Dezen zijn in de bruid genomen uit de heidenen. Zij zijn dag en nacht voor Zijn troon. Zij dienen Hem in de tempel. Zij zijn de speciale zorg van de Heer. Zij zijn Zijn bruid.

De bruid gaat waar de Bruidegom ook heengaat. Zij zal nooit door Hem verlaten worden. Zij zal nooit van Zijn zijde wijken. Zij zal de troon met Hem delen. Zij zal gekroond zijn met Zijn heerlijkheid en eer.

"En Ik zal op hem schrijven de Naam Mijns Gods, en de naam van de stad Mijns Gods." En wat is die Naam van God? Wel, Hij was God met ons, of Immanuël, maar dat was niet de Naam, die Hem gegeven werd. "Gij zult Zijn Naam noemen Jezus." Jezus zeide: "Ik ben gekomen in de Naam Mijns Vaders, en gij hebt Mij niet aangenomen." Daarom is de Naam van God JEZUS, want in die Naam is Hij gekomen. Hij is de HERE JEZUS CHRISTUS. En welke naam neemt de vrouw aan als ze een man trouwt? Zij neemt zijn naam aan. Zijn Naam zal aan de bruid gegeven worden, wanneer Hij haar tot Zich neemt.

Openbaring 21:1–4: "En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is. En ik hoorde een grote stem uit de hemel, zeggende: Ziet, de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God zelf zal bij hen en hun God zijn. En God zal alle tranen van hun ogen afwissen; en de dood zal niet meer zijn; noch rouw, noch gekrijt, noch moeite zal meer zijn; want de eerste dingen zijn weggegaan." Wat heerlijk! Al Gods heerlijke beloften zijn vervuld! Het zal alles voorbij zijn. De verandering zal een voldongen feit zijn. Het Lam en Zijn bruid voor altoos gevestigd in alle volmaaktheden Gods. Hoe is dit te beschrijven? Wie is in staat dat te doen? Geen mens. Er over te denken? Er van te dromen? Lezen wat het Woord er over zegt? Ja, dat kunnen we allemaal doen, toch kunnen we slechts een zeer klein gedeelte ervan kennen totdat het werkelijkheid wordt in de eerste opstanding.

"En Ik zal op hem schrijven Mijn NIEUWE Naam." Mijn Nieuwe Naam. Als alles nieuw wordt, dan zal Hij een nieuwe Naam aannemen en die Naam zal ook de Naam der bruid zijn. Wat die Naam is, kan niemand gissen. Het zou een openbaring van de Geest moeten zijn, die zo afdoende is, dat niemand het zou durven ontkennen. Maar ongetwijfeld zal Hij die openbaring bewaren voor de dag dat Hij verlangt die Naam openbaar te maken. Het is voldoende te weten dat het heerlijker zal zijn dan we ons ooit zouden kunnen indenken.

De laatste vermaning aan het tijdperk

Openbaring 3:13:

Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt.

Elk tijdperk eindigt met deze zelfde waarschuwing. Het is een voortdurend pleidooi dat de gemeenten luisteren naar de stem des Heren. In dit tijdperk is de komst des Heren waarlijk nabij. Misschien rijst er de vraag: "Als er na dit tijdperk nog een ander tijdperk is, waarom dan deze aandrang?" Het antwoord ligt hierin, dat het laatste tijdperk er een van korte duur zal zijn – een snel werk van voleindiging. En niet alleen is dit zo, maar men moet er steeds aan denken dat de tijd in de ogen van God zo snel voorbijgaat, dat duizend jaar voor Hem zijn als een dag. En als Hij binnen enkele uren komt op de wijze zoals Hij de tijd beziet, dan moet Hij ons zeker waarschuwen met alle klem en aandrang en Zijn stem moet voortdurend in onze harten klinken opdat wij gereed zijn voor die komst.

O, er zijn zovele stemmen in de wereld – zoveel problemen en noden schreeuwen om aandacht; maar er zal nooit een stem zijn, die zo belangrijk en zo het aanhoren waard is als de stem van de Geest.

Daarom: "Die een oor heeft, die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt."

Deze site maakt gebruik van functionele cookies.

Download
E-Book
E-BookE-Book
ePub Download ePubePub is de meest gangbare formaat voor E-Book readers. Het heeft geen absolute paginaindeling. meer info...
English (Engels)